88

Niemand steekt dieper dan Krikwistik, daar waar geen tovenaar kan komen. Over hun hoofden voert hij macht. Zij die ongehoorzaam zijn doet hij lijden, diep in zijn martelkelders. Zij lijden daar zonder enige vorm van verlichting, omdat zij het hadden gewaagd de meester te dwarsbomen. Nu zijn zij dan vol spijt en wroeging. Krikwistik is een dun skelet met een klein hoofdje en een reusachtige cape. Hiermee rijdt hij vaak op hoge paarden, of op zijn wagens, gevolgd door duizenden, zo niet miljoenen skeletten die hem dienen en volgen. Over de dood heerst hij. Op een dag onthoofde hij een meisje, en stopte haar hoofd in een vissenkom. Dit soort lugubere dingen deed hij veel, om zijn koninkrijk van assecoires uit te breiden. Hij was een verzamelaar van vreemde objecten, en alles leek aan kettingen vast te zitten. Zijn lievertjes hadden extra voorrechten. Meestal hield dat in dat zij mochten jagen op de voor anderen verboden terreinen. Zij waren de verzamelaars van doodskoppen en zielen, waarmee ze hun eigen hutten bouwden. Ze waren dikwijls rumoerig en luid schreeuwend, en waren de schrik onder de dodenstammen. Krikwistik was erg trots op hen, want zij hielpen hem de angst staande te houden. Deze skeletten waren wild, en brachten chaos waar ze kwamen. Eens bracht hij de vissenkom met het meisjeshoofd naar een dodensmid, die er een lichtgevende punt van maakte op zijn dodenstaf. Hiermee kon hij de doodskoppen doorboren. De dodenrijder is het voorwerp van zijn trots. Ook de dodenrijder heeft vele voorrechten, en hen die hij voorrechten heeft gegeven. De dodenrijder woont aan de stranden van de dood, en zij die van hem voorrechten hebben gekregen wonen vaak aan strandjes van bosmeren en andere doodsmeren en doodsrivieren. Op een dag gaf Krikwistik hem een speerpunt waarmee hij zielen kon spietsen als door een schietende naaimachine. De hut van de dodenrijder is gemaakt van botten, doodskoppen, en hopeloos bungelende zielen. Zij gillen wanneer iemand dichtbij komt. De hut van Krikwistik is gemaakt van lugubere voorwerpen, en van de dood zelf. Hopeloos bungelende zielen gillen wanneer hij langskomt, en zij ijlen. Door een bepaalde vloeistof kan hij de doodskoppen en de botten laten krimpen en laten verkleuren. Hier sterft de dood nooit. Ook slapen zij niet. Er komt nooit een einde aan hun lijden. Alles doet hen gillen en verkleuren.

89 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication