92

Er was eens een jongen die de moeders van andere jongens roofde. Hij had een luchtschip geheel gebouwd van botten, waarmee hij op de winden van de dood dreef. Ook had hij een heleboel muziekinstrumenten van de dood gemaakt. Hiermee betoverde hij de moeders altijd, en maakte hen zo deel van zijn harem. Maar vrij waren die moeders niet. Ze waren nu voor altijd aan zijn schip geketend. Het was een groot schip, dat wel, en de moeders hadden ook wel veel beweegruimte, maar ontsnappen konden ze niet. De jongen was een schurk, een bandiet, een moederdief, maar hij was bovenal een moordenaar, een huurmoordenaar. Voor geld deed hij alles, omdat hij zo zijn schip kon uitbouwen, en zijn verzameling instrumenten. De jongen was de schrik van de dood, en maakte mooie muziek om te ontvoeren en te moorden. Maar de moeders hield hij veelal in leven. Zij werden de slaven op zijn schip. Tijd om te rouwen was er niet. Er moest gewerkt worden. Vroeger was de jongen lid van een straatbende, een motorbende, maar nu was zeilen op zijn doodsschip zijn grote liefde. Het was een lieve jongen, die maar hoefde te glimlachen om iemand te betoveren. Hij had van die diepe ogen waar je van weg kon smelten. Vroeger moordde hij altijd door messen, maar nu verdronk hij zijn slachtoffers. Hij lokte ze eerst naar het water en dan sloeg hij zijn slag. Hij hield zich daarom veel op bij de meren van de dood. Ook was de jongen een strateeg. Je kon bij hem legers inhuren. Hij was een zakenman van de dood geworden. Zelf was hij al jaren dood, en daarom gaf hij niks meer om het leven. De dood leverde hem alleen maar geld op. Zo op het eerste gezicht hingen zijn haren altijd voor zijn ogen, maar als je dan dichterbij kwam, dan zag je zijn prachtige donkere ogen er doorheen. Velen smeekten hem altijd hen mee te nemen op zijn boot over de rivieren en de meren van de dood, en om hen de geheimen van de dood te leren kennen. Iedereen die zijn prachtige muziek hoorde scheen niets meer om het leven te geven, alleen maar om de dood. Het was een zachte jongen, maar wel één die de nachtmerrie bracht. Hij kon je de stuipen op het lijf jagen. Hij dronk al vele jaren van de geheime wateren van de dood, waar alleen zijn schip kon komen. Daar liet hij de vrouwen baden. Dat deed hij altijd als het dodenrood aan de hemel stond. Maar op een dag viel een wilde indianenstam zijn schip aan. Het waren skeletten, zombies, geesten en lagere doodsvormen. Ze trokken zijn schip de

93 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication