vlaktes sprong er opeens een vrouw in zijn wagen, die hij er ook snel weer uitduwde. Hij had geen tijd voor die onzin. Die vrouwen moesten zelf maar aan een wagen zien te komen. Maar steeds meer schenen ze zich tussen de skeletten van de wagen te verstoppen. Op een dag was zijn wagen gestolen, en hij wist wel bijna zeker dat vrouwen dat hadden gedaan. Een skelet van een gorilla trooste hem, en gaf hem een nieuwe wagen, nog groter en langer dan de vorige. De gorilla leerde hem gillen zoals niemand anders kon, zodat hij zijn nieuwe wagen kon starten, en zo niemand anders de wagen kon starten. Het skelet van de gorilla zou voortaan met hem meerijden, in ieder geval voorlopig, om de verstekelingen uit de wagen te smijten. Maar steeds meer vrouwen probeerden op allerlei manieren een plaatsje in de wagen te krijgen. De skelettenrijder begon eraan te wennen, spietste gewoon hun botten en maakte hen deel van de wagen. De botten van de vrouwen schenen snel weer te verteren. De skelettenrijder had er niet veel interesse in om van vrouwenskeletten wagens te maken, omdat er van de skeletten van de afgazide-varkens veel betere en snellere wagens gemaakt konden worden. Ook liet hij veel mannenskeletten die hij vroeger voor de wagens gebruikte vrij. Hij ging van dodenstad naar dodenstad voor nieuwe onderdelen voor zijn wagen. Hij wilde van zijn wagenfokkerij af, om zo met zijn nieuwe wagen, die een fokkerij op zich was, de Afgazide-woestijn over te gaan. Zo verkocht hij zijn wagenfokkerijen voor nieuwe onderdelen voor zijn nieuwe wagen. De nieuwe wagen zou zo krachtig en snel genoeg zijn om goed door die woestijn heen te komen, zonder ten prooi te vallen aan allerlei ongemakken. Alles was in handen van de Afgazide-geleerden, de doodsgeleerden, en als hij over die woestijn zou heenkomen, dan zou hij vrij zijn van al hun invloeden. Het project slaagde, en hij kuste zijn wagen. Nu was hij vrij. Er waren een heleboel geleerden die het hem niet gunden. Ze hadden het niet zo op skelettenrijders. Maar dat kon de skelettenrijder niets schelen. Voor hem was het uur van de vrijheid nu aangebroken, en hij zocht een beste heuvel op om daar zijn wagen neer te zetten. Achter de heuvel was een dorp van reuzenskeletten. De skelettenrijder zelf was gelukkig ook niet één van de kleinsten. Maar deze reuzen waren echt groot, en ze fokten varkensskeletten. De skelettenrijder kwam er achter dat ze helemaal geen wagens hadden, alleen hutten. De skelettenrijder moest daar wel een beetje om lachen, want wie geen wagen had was volgens hem ook niet vrij. In de nacht stal hij wat onderdelen van de reuzen die hij voor zijn wagen kon gebruiken, en racete toen snel weer door. Ook verderop kwam hij langs vele dorpen en steden van reuzenskeletten, maar nergens kwam hij wagens tegen. Met grote ogen keken
97 Online Touch Home