verleden, dus van doxa en pathos. Doxa werd in de Griekse bijbel gebruikt om de glorie van God aan te geven, waardoor dus ook God werd verlaagd tot het niveau van de mening en het geloof van de massa. De stoïcijnen waren hier deels woest over, maar waren tegelijkertijd ook op zoek naar betekenis hierin. Het christendom zou namelijk gebruikt kunnen worden om iets diepers in het stoïcisme omhoog te halen, een missing link. De stoïcijnen waren hierin gebaseerd op logos en gnosis. Voor hen was dit een discipline, de ascese. Waar de hedonisten waren gericht op het ontwikkelen van spieren waren de stoïcijnen gericht op het zoeken naar diepere filosofische structuren, naar soberheid en eenvoud. Waar de hedonisten meer wilden, wilden de stoïcijnen minder. Waar de hedonisten smachtten naar de goedkeuring van de massa's, daar waren de stoïcijnen op zoek naar de eenzame diepte van het eenling principe om zo terug te keren naar de natuur en de demonologie. Het sofisme was een gevaarlijke stroming in de Griekse filosofie die voorafging aan het christendom. Het sofisme ging uit van 'het recht van de sterkste', en 'het recht van de meesten', en dat het niet gaat om gelijk hebben, maar gelijk krijgen, door drogredenaties. Sofisten leerden de kunst van misleiden door bepaalde woorden te gebruiken die ervoor zorgden dat mensen onder de indruk kwamen en geamuseerd werden. Het ging de sofisten niet om 'recht en waarheid', maar om macht. Zij lieten zich hiervoor betalen, als een handel in macht, en waren daardoor buitengesloten van de objectieve kennis. Studenten van het sofisme werden geleerd hoe te misleiden, en geen wapen werd hierin ongeroerd gelaten. Zo ging het om het principe dat onrecht doen beter is dan onrecht lijden, en het zogenaamde pragmatisme, wat als volgt redeneert : 'Als het werkt, dan is het goed.' Dit zijn dus stromingen binnen het hedonisme : 'Zolang het fijn is, is het goed.' Het sofisme was een groot voorstander van de gemakslust. Alle tegenstrijdigheden en bezwaren werden weggepraat, en sofisten waren meesters in het overtuigen. Al snel werden zij ontmaskerd door Socrates en Plato, twee beroemde Griekse filosofen. Socrates werd ter dood veroordeeld vanwege zijn ontmaskerings-werk. Hij moest de gifbeker drinken. Ook Plato werd ter dood veroordeeld, maar hij werd door vrienden gered die hem loskochten. Plato benoemde het sofisme als een mensenjacht, als een psychologische handels-kunst, om met name elitaire en rijke jeugd te bereiken met veel potentieel. De handel is dan in 'kennis', die de sofist koopt en doorverkoopt, en ook zelf maakt. Hiertoe vestigt de sofist zich in de stad. Het is een ruilhandel en een fabriek van tweedehandse schijnkennis, aldus Plato. De sofist is een nabootser, en ook een soort tovenaar, en een zeer geliefd middel van politiek en religie. Meer en meer werd het sofisme een gevaarlijke handel in educatie. Het was allemaal gericht op de mens zelf, terwijl Socrates en Plato beweerden dat er een hogere kennis boven de relatieve kennis was. Beiden hebben zij zich dus tegen het sofistische systeem gericht, de gevestigde opvoeders van de jeugd, en betaalden hiervoor een hoge prijs. Je zou de sofisten ook filosofische charlatans kunnen noemen die de weg voor het christendom hebben bereid. Plato streed tegen doxa, tegen het gebruik van de mening en het geloof van de massa als argument. Dit was een wezenlijke strijd, want hieruit voort zou het christendom komen. Het woord doxa is verbonden aan populariteit, glorie, zoals het ook werd verbonden aan de glorie van God in de Griekse bijbel. Veel mensen zijn hier gevoelig voor. Ze kiezen populariteit boven de waarheid. Voor de stoïcijn is dit dus een test. Een stoïcijn is niet geinteresseerd in macht, want hij weet waar het toe leidt. Hij verkoopt de waarheid niet voor autoriteit. Plato zette rede en geloof tegen elkaar. Het westerse christendom koos duidelijk voor het geloof. Plato werd ondergesneeuwd. Plato stelt dat er voor elke doxa een logos moest zijn waaraan het getest zou moeten worden, want anders was het waardeloos. De christen laat zich echter leiden door blind geloof, tegen alle kennis in. Voor Plato was doxa de zonde van de filosoof. De filosoof moest eerst terugkeren tot de logos. Doxa is alles wat de mens zomaar klakkeloos aanneemt. Doxa wil schitteren in de tempel als een god, door mensen aanbeden. Doxa wil niet lijden in het verborgene voor diepte. Doxa heeft zware roemzucht en machtszucht en haalt daarvoor elk wapen uit de kast om het te krijgen. Doxa gaat niets of
35 Online Touch Home