247

niet het bestaan en de wereld op zich. Zijn nihilisme is dus actief en selectief, als een oorlogsstrategie. Het is een levend nihilisme, een eeuwig nihilisme, als een tussenlaag van bescherming, als de filter van de hemel. Dit is dus een heel groot verschil. Nietzsche stelt dat er extreem en onfilosofisch nihilisme is wat zo ver gaat door te stellen dat alles nutteloos is, en dan wegzinkt in totale verwoesting en wanhoop, geheel gekeerd tegen de subtiele gevoeligheden en nuances van de filosoof, en is volgens Nietzsche een doodlopende weg. Nietzsche is een creatieve nihilist, geen doodlopende. In de middeleeuwen ontstond de scholastiek, de filosofische theologie van de logica, die dialectisch was : stelling, anti-stelling, samenstelling, oftewel door dualisme en perspectivisme komen tot de hogere waarheid. Waarden moesten volgens Nietzsche eerst geisoleerd worden en niet zomaar op hoge paarden gezet worden om te regeren. In hun isolatie, in hun lage profiel, moesten zij idealistisch gemaakt worden. Ze moesten beschermd worden, en niet zomaar aangevallen. De waarden kunnen zo hun richting vinden en zich vereeuwigen. Dat is de scholastiek van de waarden. Nietzsche stelt dat als er geen laag profiel wordt gehouden en men stelt haastig allerlei instituties op, dan is dat de weg tot veel mislukkingen en misvormingen, want het instituut remt de leeftijd, de ziekte en de criminaliteit niet. Hij stelde dat de huidige beschaving met al zijn overmoedige instituties het probleem is en een natuurlijke vijand. Daarom was hij nihilist, gericht tegen het instituut. Naar het potentieel van de filosofie was hij niet nihilistisch, maar progressief en idealistisch. De mensheid doet teveel, rent rond als een hysterische Martha, zonder fundament. Daarom spoort Nietzsche aan tot vertraging : Kom tot je zinnen. In dat opzicht is hij als een westerse filosofische boeddha, want hij zegt dat niets doen beter is dan iets doen, en dat heeft in de Nietzschische filosofie natuurlijk een veel diepere betekenis, want hij is allesbehalve passief. Hij bedoelt dat er teveel gevaren in de lucht hangen om zomaar in het eerste het beste schuitje te springen wat langs komt. De mens moet weer waakzamer worden, en dan is het heilige nihilisme als het ideaal van de hoogste geestelijke kracht de noodzakelijke afremmer. Zo niet, dan zal de samenleving het ravijn instorten. De mensheid is gebonden in allerlei krankzinnige onmiddelijkheid, waar Nietzsche tegen strijdt. De wil van de mens is zwak. De mens heeft de gnosis nodig, de hogere filosofie. Een mens is het meest nuttig en bruikbaar voor zichzelf wanneer hij zijn eigen acties zoveel mogelijk inperkt. Minimalisme dus, alleen doen wat nodig is. Hij wijst hierbij op het archetype van de asceet en de hermiet, van de fakir, de persoonlijke, besloten, heimelijke filosoof. Hij stelt dat de mens geen ziekte erft, maar een gebrek aan weerstand tegen de sociale ziekte. Hij zag zichzelf als de goddelijke boodschapper om het medicijn te brengen, de antistof. Hij wilde het volk weer weerbaar maken, maar dan in filosofische zin. Hij moest het daarbij opnemen tegen de goden die over de samenleving heersten. Nietzsche stelt dat de waarde van de krankzinnigheid van de beschaving ligt in het feit dat het het bepaalde normale verschijnselen vermeerdert die moeilijk te onderscheiden zijn onder normale condities, dus eigenlijk maskert de krankzinnigheid zichzelf zo, door 'normaal' over te komen. De eveneens 'normalen' kunnen dit vervolgens niet ontmaskeren. Het is de subtiele terreur van het normale. De mens weet vandaag de dag niet meer wat normaal is. Volgens Nietsche moest de mens eerst weer terugkeren naar binnen door het heilige nihilisme, om zo het gezicht van de hogere filosofie, de hogere rede te zien. Door onnihilistisch, oftewel hyper optimistisch de samenleving te gaan helpen, zonder plan of strategie zou de strop zijn. Er moest een

248 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication