88

Hoofdstuk 35. Commentaar op Hegel - de Filosofische Vader van Marx Het analytische communisme stelt dat de analyse zo diep moet gaan totdat de context zichtbaar is geworden. Het is dus geen politieke term, maar een metaforisch-creatieve term. Daar waar men stopt analyseren ontstaat kapitalisme. De analyse is dus altijd progressief en niet conservatief. Conservatisme zoals de christelijke kerken is dodelijk. Er moet een beroep gedaan worden op het geheugen en er moet creatief mee aan de gang worden gegaan. Ook het trauma is ergens goed voor geweest. Het analytische communisme geeft weer hoop. Alles past ergens in, zolang er maar diep genoeg wordt gegaan. Oppervlakkigheid is de heraut van de dichtgroei. Dat is een moeras. Dat gebeurt in de heersende klasse. Ze dutten in. Ze zijn aan de drugs. De lagere klasse, de arbeiders klasse, blijft bezig, blijft productief, blijft analyseren, zodat er rust komt vanuit de context. Arbeid leidt dus ook weer tot rust, en vanuit de rust komt er weer arbeid. Dit is de ketting reactie van de analyse in het analytische communisme. Door volharding en geduld hierin ontstaat er een mechanisme, een automatisme, de dynamiek van het robotisch machinale, wat voor nog meer arbeid en rust zorgt als in een opwaartse spiraal. Dit is de bedoeling van het kruis, dat het leidt tot de analyse, en zo tot de context. De context geeft rust en overzicht, maar laat nieuwe taken zien, en laat de hogere oorlogen zien. Dit is dus het kruis van het analytische communisme, maar het is de enige weg door het mijnenveld van deze kapitalistische, stalinistische aarde. Hierdoor onstaat een nieuw volk, niet in kwantiteit maar in kwaliteit, niet in winst maar in waarde. Het analytische communisme schept zo een nieuwe wereld. Hegel stelt, waar Marx ook over verder gaat, dat kwantiteit (de voedingsbodem van het kapitalisme) bij toename en afname op bepaalde knooppunten (vriespunt, kookpunt, etc.) sprongen van kwaliteit maakt. Hier verandert kwantiteit dus in kwaliteit, zodat het kapitalisme wordt teruggedrongen. Marx was min of meer een Hegeliaanse filosoof, die de filosofie van Hegel zowel uitwerkte als bekritiseerde. De Duitse filosoof Hegel (1770-1831) was dus als de geestelijke of filosofische vader van Marx, en dus een belangrijke bron van Marx die de grotere context zou kunnen laten zien van het werk van Marx. Hegel stelde dat het universum zich ontwikkelde en bewustzijn vormde door de zogeheten dialectiek, door de driehoeksverhouding van stelling, tegenstelling en samenstelling. Er zou dus geen bewustzijn mogelijk zijn als iedereen op dezelfde manier zou denken. Hegel stelde ook dat elke leugen en verkeerde, bloederige beweging in de geschiedenis zijn eigen al dan niet abstracte kern van waarheid had waarnaar gezocht moest worden, onder het mom van leer op een intellectuele manier van de vijand. Hegel stelde ook dat in de context van het kapitalisme van meester-slaaf die verhouding een illusie is. De slaaf, of arbeider, is afhankelijk van zijn meester of werkgever, maar ook het omgekeerde is waar. In die zin is dus de verhouding meester-slaaf een illusie omdat de meester ook weer een slaaf is van de slaaf, omdat hij er afhankelijk aan is. Verlaagt hij het loon van de slaaf of arbeider, dan kan de slaaf of arbeider ook minder van hem kopen, wat weer verlies oplevert voor hem. Zo moeten we dus goed kijken naar de ketenen waar we aan vastzitten. Zijn het wel daadwerkelijk ketenen ? Degene die de keten vasthoudt is er zelf ook door geketend. Het is dus wederzijds, en daarom is de slavernij of het gevangenschap niet absoluut. Dit is ook de zwakke zijde van de kapitalist. Het kapitalistische systeem zal dus vroeg of laat instorten. In Hegel's meesterwerk van 1807 'De Fenomenologie van de geest' stelt hij in vers 90 dat het fenomeen van de onmiddelijkheid eigenlijk de receptieve gevoeligheid is. Wanneer dit object, dit

89 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication