183

21 Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Voegt uw brandoffers bij uw slachtoffers en eet vlees; 22 want Ik heb tot uw vaderen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde, niet gesproken noch hun een gebod gegeven ter zake van brandoffer en slachtoffer, 23 maar dit gebod heb Ik hun gegeven: Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga. 24 Doch zij hoorden niet, noch neigden hun oor, maar zij wandelden naar de verstokte overleggingen van hun boos hart en keerden zich achterwaarts en niet voorwaarts, 25 van de dag af dat uw vaderen uit het land Egypte gingen tot op deze dag. Het volk verafgoodde Mozes, maar ook Mozes kon niets bij God gedaan krijgen wat betreft het volk, sprak Jeremia (15:1). Jeremia 3 14 Keert weder, afkerige kinderen, luidt het woord des Heren, want Ik ben heer over u; Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en u brengen te Sion, 15 en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand. Het werk was dus na Mozes nog niet afgelopen. Ook Mozes had het volk bedrogen. Ook Mozes liep vast in de wildernis, en richtte een afgodendienst op. Daarom moest Jeremia komen. Jeremia was nog veel meer een eenling dan Mozes. Mozes liet zich nog veel te veel misleiden door kakia, door gemakszucht, en volhardde niet op het pad. Hij wilde alles te snel, en te veel. Hij stopte ergens in het minderen, zette zijn eigen grens, en kon zo ook niet het beloofde land binnen gaan. Halverwege gaf hij op en ging tot de tabernakel van kakia. Hij liep God vooruit. 3:16 Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die dagen, luidt het woord des Heren, dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des Heren; zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. Dit is een heel belangrijke tekst, want het liet zien dat Jeremia tegen de ark predikte. De ark was een afgod. Mozes had al die dingen in Egypte geleerd, maar zijn probleem was dat hij het tegen de natuurwetten in ging verletterlijken. Hij hanteerde niet de hogere wetten van de Egyptologische filosofie. Hij was ook nog niet diep genoeg ingewijd. Het was de stem van Kakia, de verleidster, die hem al deze dingen opdroeg, zoals Jeremia ook stelde. Ook in de pentateuch zelf werd al gesteld dat Mozes zichzelf had bedrogen en daardoor het beloofde land niet in kon gaan. Ergens in de wildernis ging het mis. Mozes sloeg een zijpad van Kakia in, nam de hand van de verleidster aan, die hevig was opgemaakt, en hem tot een valse, materialistische tabernakel leidde in religieuze gewaden. Valse religie kan heel erg materialistisch zijn, en alleen de demonoloog ontkomt aan haar. De mens moet kakia kennen, anders zal de mens niet tegen haar bestand zijn. Jeremia was in dat opzicht dus al verder dan Mozes en kon er doorheen prikken. 3:21, 23 Hoor, op de kale heuvels klinkt wenend smeken van de kinderen Israëls, omdat zij hun weg verkeerd gekozen hebben, de Here, hun God, hebben vergeten. Voorzeker, bedrog brachten de heuvelen, het gedruis op de bergen.

184 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication