195

Hoofdstuk 11. Calvijn – de Mohammed van het bevindelijke christendom – het Ravijn van Calvijn De mensheid spreekt al in tongen. Het zijn de tongen van de stad, het oude vertrouwde. Deze tongen beheersen de mensheid. Vurig beroeren zij het menselijke verstand. Deze tongen zijn hysterisch. Ze willen de mens leiden, besturen, controleren. Het zijn de tongen van de heks van het conformisme en comfortisme, Kakia. Het heeft zich diep in de hoofden van de mensheid genesteld, zodat de mens het vreemde niet kent. Nee, de mens heeft de vreemde tongen nog niet ontvangen. De stadse tongen verwennen de mens, geven de mens eigengerechtigheid, maar de vreemde tongen gaan dwars in tegen het vertrouwde. Daarom zijn de vreemde tongen twistziek. Je krijgt geen suikersinterklaas die altijd maar ja naar je knikt en je altijd gelijk geeft. Neen, de vreemde vrouw strijdt met al je conditioneringen op Pniël. Ze gaat er recht tegenin. Het vreemde houdt zich niet aan de wetten van de stad, maar heeft haar eigen wetten. Ze zal tegen de wetten van de stad ingaan. Het vreemde heeft haar eigen uitverkiezing, dwars tegen de uitverkiezingen van de stad in. Het vreemde rekent niet met de wensen van de stad. Er is verschil tussen de jeremiaitische islam en de hananjaitische islam. De jeremiaitische islam draagt het juk van het vreemde, terwijl de hananjaitische islam het juk van het vreemde niet wil aanvaarden, wat zich kan uiten in vleselijkheid, hedonisme en geweld. De jeremiaitische islam leidt terug naar ismael die in vijandschap leefde tegen iedere man, die geen compromissen sloot en een eenling was die zich onderworp aan het vreemde in de wildernis, aan bakkah, oftewel rebekkah (de oorspronkelijke naam van mekkah). Dat is waar de bedevaart tot mekkah om draait. De islam is voortgekomen vanuit de assyrische ballingschap, de babylonische, en het rijk van de meden en de perzen. De bilha beschrijft ook nog de amalekitische ballingschap. Zij stammen af van Ezau, de harige wildernisman. Omdat de islam ismael noemt als haar fundament is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de jeremiaitische ismael en de hananjaitische ismael. De mens dient zich ernstig uit te strekken naar het heilige vreemde, om zo in heilige tongen te spreken. Ik kom tot u, oh heilige vreemde, Ik ontvang u. Ik kom hongerend tot u, minderend, en geduldig. Ik ontvang u en aanvaard uw juk. Wees welkom in mijn leven. Kom, oh heilige vreemde, En was mij schoon. De mens moet terugkeren tot de oerrivier van het vreemde.

196 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication