201

Er is dus een groot onderscheid tussen de vleselijke, tuchteloze Mozes en de geestelijke Mozes. De exegese is ervoor om dat uit te ziften. Dan is er het Bileam mysterie in de wildernis (Numeri 22-24). Bileam betekent : 'niet van de mensen', en 'vreemde' in het Hebreeuws. Hier veranderde God in de tegenstander (satan in het Hebreeuws) en veranderde de vloek van Bileam tot een zegen. Geb, de aardgod(in), de aarde, in de Egyptologie, is de nomadische dynamiek, wat later in het Aramees werd tot de kebu, de ark, wat ook oorspronkelijk Egyptologisch is. Vergelijk ook de kaaba, het heiligdom van de islam in Mekka. Dit is ook de wortel van Geb-riël, Gabriël, de boodschappende engel tussen hemel en aarde in het judeo-christendom en de islam. In de islam is hij ook de heilige geest. De mens kan alleen nomadisch zijn door het dualisme. Zonder het dualisme is de exegese slechts beperkt. Ook satan is een nomadische dynamiek in de Egyptologie, verbonden aan seth, de wildernis godin. De tegenstander is de basis van de nomadische dynamiek, niet de vertrouwer. De daadwerkelijke vijand is het overmoedig vertrouwen, maar in de stad is alles omgedraaid. In de stad is vertrouwen een deugd. Het nomadische aspect komt ook weer terug in de malak, de engelen in het Hebreeuws, wat ook weer verbonden is aan de grote voeten van Amalek, mlk, en Maleachi, Malak in het Hebreeuws, mlk. In hoofdstuk 1 wordt al gesteld dat het offer volkomen moet zijn. De mens mag niet met een half offer komen. Maleachi bestraft ook de mens die niet voldoende mindert. Verder bespreekt hij de huwelijks-ethiek. Als de kerk dan psalm 150 zingt over het loven van God, dan moeten we beseffen dat het ware offeren en ware loven het minderen betekent, en geen lippendienst is. Daarom vraagt God om stilte en gehoorzaamheid als het om het offeren gaat. Het is dus iets symbolisch. Uiteindelijk leidt het minderen door het geduld tot het vreemde, wat een heilige driehoek is in het amazonisme, in de aretaitische filosofie. Hierin wordt de mens waarlijk wedergeboren en wederopgevoed. Het vreemde kan ons dan bewaken tegen het vertrouwde. Bij de Egyptenaren draaide alles om de ba, de ziel, en de ka, het geestelijke. De ba is de vermindering, de voet, de diepte, die dan overgaat in de ka, de verandering, het contact maken met de onderwereld, het vreemde. Daar was alles op gebaseerd. Zonder de ba en de ka was er geen contact mogelijk met god(in). Ka-ba oftewel Geb, de aarde, was dan de schakel, en iedere dode of nachtnomade keerde hier tot terug. Alles draaide in Egypte om de Kebu, om Geb, de ark. Dit hield het geestelijke namelijk in leven, door het nomadische, waarvan de ark, ook als boot, een beeld was. Het directe was gevaarlijk. De natuur ging haar eigen weg. Geb werd ook Seb genoemd, als sa-ba, de kennis van de diepte. Sa was altijd met Re in de onderwereld om hem te onderwijzen en om de wachters aan te spreken. Seb is dus ook de kennis van het minderen. Een vorm van Seb is sebek, de oerkrokodil van de exegese, een demonologisch principe, want hij stond ook voor de militaire macht van de farao. Ook is sebek een beeld van de ark of de wachter van de ark. Hij beschermde de doden en waakte over hun wedergeboorte. Toen aser in stukken was gescheurd hielp sebek mee in

202 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication