huiler, wat dus zijn oorsprong heeft in de egyptologie als de gids van re. Uiteindelijk opent de traan de poorten van de onderwereld, telkens weer. Hiertoe was sa, sw, uitgezonden. Isa zou je kunnen zeggen, die ook zal terugkeren in de islamitische eschatologie (eindtijdleer), samen met de mahdi. Ezau zal dus wederkomen om het volk terug te leiden tot de tranen en de initiatie in de leer der tranen. Het is een belangrijke gids in de onderwereld van Egyptische oorsprong, de sa, sw. Dan zal de rajab maand dus daadwerkelijk aanbreken in het mensenleven. Ra werd dus tot Sw, tot Ezau, de huiler, anders zou hij de poorten niet doorkunnen. Alleen de tranen zijn het toegangsbewijs tot het paradijs. Zij met droge gezichten zullen niet kunnen binnenkomen. Het mysterie van Ezau zal begrepen moeten worden. In de droogte en de bevrorenheid van de jumada maanden wordt de mens al afgeremd, loopt de mens vast, omdat de mens niet snel tot het vreemde kan komen. De mens moet eerst ontwapend worden, en dat gaat door de tranen die ontstaan door het vastzitten, door de verstoting, wat zijn hoogtepunt heeft in de shaban maand vlak voor de ramadan. De mens huilt, en nog steeds is het er niet. De mens is nog steeds verstoten. Ezau zocht het onder tranen maar vond het niet. Er was geen plaats voor berouw, geen plaats voor genade. Ezau moest de diepte in, en zou zo tot ramadan komen. Ezau was een Ismaeliet. Zo werd Ezau uitgehongerd, om hem klaar te maken voor de initiatie in de ware logistiek, de logistiek van de wildernis. De stad is valse logistiek, altijd maar weer op de verkeerde plaats zijn, op het verkeerde tijdstip tegen de verkeerde prijs. Daarom was Ezau een balling geworden om hem daar tegen te beschermen. Hij werd gevoerd tot de donkere, vreemde tent in de wildernis. Jezus weende bittere tranen van angst in de hof van Getsemane, biddende of de drinkbeker van het lijden van hem weg genomen mocht worden, maar hij beleed ook dat god's wil zou geschieden. Hij moest de beker tot de laatste druppel leegdrinken. Hoofdstuk 26. de kus van ezau Genesis 27:38 En Ezau sprak : 'Zegen mij, zegen ook mij.' En hij smeekte en barstte in tranen uit. De zegen was al weg. Ezau was bedrogen, in de val gelokt. Hij smeekte en huilde, en dat werd nog erger toen hij zag dat hij niet meer terug kon. Hij was verstoten van het eerstgeboorterecht. Dit kreeg Ezau te horen : 'Zie, ik heb hem (Jakob) tot een heerser over u gesteld, en al zijn broederen heb ik hem tot knechten gegeven, en van koren en most heb ik hem voorzien; wat kan ik dan voor u doen, mijn zoon?'
238 Online Touch Home