grote massa aanvaard. Calvijn noemde het kinderachtig. De mens leefde niet op tot waar de mens voor bestemd was. De mens rotzooide maar raak, als een klein kind. De mens had alles van God gekregen, en er was slechts één vrucht verboden, die van de zonde van gulzigheid, en toch nam de mens hiervan. Je kunt het vergelijken met vlees eten. Er is zoveel voedsel op de aarde voor de mens, in zoveel soorten, en toch kunnen ze het niet laten om dieren te vermoorden en te eten. Het is de gulzigheid van de mens. Het is de verboden vrucht. In de grondtekst van het Hebreeuws kan de verboden vrucht ook vlees betekenen, wat in het calvinisme ook weer een benaming is voor de zonde. Calvijn stelde dat de mens niet meer kon groeien toen hij van de vrucht van de zonde van gulzigheid had genomen. De mens kon zich niet meer verder verheffen tot geestelijke adel. De mens verloederde, en verloor de kostbare geschonken kennis. Eerzucht en hoogmoed zijn in de ogen van Calvijn ook vormen van gulzigheid, en dit werd allemaal aan elkaar doorgegeven, van geslacht tot geslacht. Het hele menselijke geslacht was verrot. Ook noemt Calvijn nog ondankbaarheid als een vorm van gulzigheid die daaruit voortkwam. Aan gulzigheid werden handen en voeten gegeven. De mens kwam zo in de gevangenis van de duivel terecht, voortgetrokken door de gulzigheid. Oh, wat was de mens armelijk geworden geestelijk gezien, en oh wat was die Calvijn er woedend over, over wat ze God hadden aangedaan en haar schepping. God had de mens een juk gegeven om de mens te beschermen tegen de zonde, maar de mens was in de ogen van Calvijn een brutale vlegel die het ouderlijk juk had afgeworpen. In zijn gulzigheid wist de mens het altijd beter, zelfs beter dan God, de oorsprong van alle kennis. De mens had de waarheid verworpen, en had de leugen aangenomen, allemaal vanwege gulzigheid, stelt Calvijn, wat in zoveel vormen tot de mensen kwam, in zoveel bedriegelijkheden. Vandaar dat Calvijn stelde dat de mens een schandelijke en vervloekte misdaad had gepleegd. Dit kon niet onbeantwoord blijven in de ogen van Calvijn. De mens verloor zijn hemelse sieraden van wijsheid en waarheid en viel ten prooi aan blindheid, ijdelheid, onreinheid en ongerechtigheid, de erfelijke verdorvenheid die van geslacht tot geslacht werd overgeleverd, bij de kinderen werd ingeprent. Zij werden in deze ellendigheden verwikkeld en gedompeld. Calvijn noemde de zonde en het gevolg van de zonde ook wel de misvorming van de natuur. De zonde werd tot iets gemeenschappelijks. De zonde werd een tweede natuur van de mens. De moederschoot was voor de mens niet meer veilig, want reeds daar kreeg de mens al deel aan de zondige natuur. Daarom stelde Calvijn dat de mens wedergeboren diende te worden, opdat de mens weer deel zou hebben aan de hogere natuur. Calvijn stelde dat het gehele menselijke geslacht bezet gebied was geworden, bezeten door de zonde van de gulzigheid. Zo worden kinderen geboren, en het houdt hen niet werkeloos. Zij zijn slaven van de zonde van de gulzigheid. Daarvoor werken zij. Vandaar dat dit calvinisme standaard aan elk kind onderwezen zou moeten worden, opdat ze bevrijd zouden worden van de zonde van de gulzigheid. Allereerst moet deze zonde namelijk ontmaskerd worden. Calvijn stelde als kerkvader en kerkdokter een zeer goede diagnose, alhoewel het medicijn wat hij aanbood in sommige opzichten ietwat extreem was, maar in de homeopathie is het de regel dat al het kwaad juist wordt opgelost door verdunningen, want dan wordt het kwaad zo verzwakt dat andere belangrijke werkingen geactiveerd kunnen worden, zoals het aanmaken van antistoffen. Daarom mag theologie ook nooit te steriel zijn. In dit opzicht spreken we van het belang van homeopathisch calvinisme als de oplossing van zowel het zonde probleem als het orthodoxe, extremistische calvinisme zelf, dus eigenlijk twee vliegen in één klap. De homeopathie stelt dat de vijand alleen verslagen kan worden door verdunningen van zijn eigen wapens, oftewel de gelijksoortigheidstheorie. Dit is dus het tegenovergestelde van smetvrees en het
310 Online Touch Home