360

offerhoogten gebouwd in al hun steden, van de wachttoren af tot de versterkte stad toe; 10 en zij hadden zich gewijde stenen opgericht en gewijde palen op elke hoge heuvel en onder elke groene boom. 11 Daar, op alle hoogten, hadden zij offers gebracht, evenals de volken die de Here voor hun aangezicht had weggevoerd; zij hadden slechte dingen gedaan en daardoor de Here gekrenkt; 12 zij hadden afgodendienst bedreven, waarvan de Here tot hen gezegd had: Zo iets zult gij niet doen. 13 De Here had Israël en Juda gewaarschuwd door alle profeten, alle zieners: Bekeert u van uw boze wegen en onderhoudt mijn geboden en inzettingen, volgens de gehele wet die Ik uw vaderen heb geboden, en door mijn knechten, de profeten, u heb doen overbrengen. 14 Maar zij hadden niet geluisterd doch zich even hardnekkig betoond als hun vaderen, die niet vertrouwd hadden op de Here, hun God. 15 Zij hadden zijn inzettingen veracht en zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gesloten had, alsook zijn vermaningen, die Hij tot hen gericht had; zij hadden achter de ijdelheden aan gelopen, zodat zij tot ijdelheid werden, en achter de volken aan, die rondom hen woonden, ofschoon de Here hun geboden had niet te doen zoals deze. Newton was unitarisch en ariaans, dus die zocht naar bruggen en geheime boodschappen in de bijbel, dus beschouwde het niet orthodox. We zien in bovenstaande tekst dat de exodus ergens halverwege vastgroeide en dat de Israelieten materialistisch bezig waren in hun steden en dieren offerden, wat wel zo barbaars en primitief was dat ze daarmee in wezen afgoden, demonen vereerden, en niet de rede. Newton zegt dan dat er verschillende lagen in de tekst zijn, trouwens net als in de grondtekst, en hij stelt dat de ware God werd aanbeden gewoon door middel van de twee kalveren, dus niet dat de twee kalveren nu zozeer God waren, maar een soort van medium, om tot God te komen. Het kan dus volgens Newton ook een mengeling zijn geweest van de aanbidding van de ware god en ook de valse goden. Hij redeneert zo ook een beetje vanuit Jerobeam's institutie die dan eigenlijk de lagere klasse van de bevolking, die dus geen levieten waren, aanstelde als priesters van die kalveren, en zo was dat dus niet zo'n zware zonde als dat van de heidenen die rechtstreeks de valse goden dienden. Newton stelde dus dat die twee kalveren er juist voor zorgden dat de ware God toch nog werd bereikt. Zo was dat nu eenmaal in hun natie dat de kalveren werden aanbeden als hetzelfde als het aanbidden van de ware god, stelde Newton. Zo was dit nu eenmaal gegroeid en het had diepere betekenis. Zij aanbaden dus de ware god in of door de kalveren, en niet de kalveren zelf. Het was een soort middel of instrument, wat voor betekenis het dan ook had. De kalveren waren dus slechts een soort van 'bij wijze van spreken', terwijl het slechts schijnbaar leek alsof ze die kalveren zelf aanbaden. Het had dus te maken met de taal en de metaforen van die tijd, de terminologie. In wezen, stelde Newton, waren die kalveren slechts toegewijd aan god. Newton legt dit vervolgens uit via Richteren 17, dat dit zelfs een heel erg bijbelse gedachte is, want Micha's moeder wijd daar elfhonderd zilverstukken toe om er een gesneden en gegoten beeld van te maken voor Jehovah, god. Later nam de stam van Dan deze goden weg, maar Newton stelt dat het om het principe van de ziel gaat, de motivatie erachter. Volgens Newton was het gewoon een kunstvorm als een herinnering, zoals de kalveren de mens moesten wijzen op de diepere, onzichtbare realiteit, en de exodus, dus het kon zowel goed als slecht gebruikt worden. Dan heeft Newton het erover dat zij die zouden offeren de kalveren moesten kussen, om zo onderscheid te maken tussen god en het offer. Ook de offers moesten god kussen. Hij haalt daarvoor Hosea 13 aan : 2 Zij maken zich gegoten beelden van hun zilver, afgodsbeelden, naar eigen inzicht, alles het werk van metaalbewerkers. Men zegt van hen: De mensen die offeren, kussen kalveren.

361 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication