Calvijn laat dus heel duidelijk zien hoe tragisch eigenlijk zo'n grenzeloos leven is, wat we dus eigenlijk niet zouden moeten wensen. Daarna laat Calvijn zien dat hun blijdschap eigenlijk over niets is, dat het eigenlijk een soort dronkenschap is waar ze later een flinke kater van zullen hebben. Het is het lege en tijdelijke genot van de zondaar. Zij hebben geen vastheid in hun leven. Calvijn stelt vervolgens dat ieder mens dus beproefd wordt. De voorspoed van de zondaren zal niet voor altijd duren. Het leven is maar kort. Laten we daarom de juiste keuzes maken. Calvijn geeft aan dat de zonde en de blijdschap van de zonde slechts een droom is waar de mens ook weer van wakker moet worden. God wil de mens hier tegen beschermen, stelt Calvijn. Het lijkt er soms op dat het goede niet helpt, maar toch is het goede zaligheid en moeten wij het toch blijven doen, omdat de mens hiertoe geroepen is, en het God's beroep is. Het lijkt er allemaal soms op dat de zonde maar altijd doorgaat en dat het niet gestopt wordt, maar toch zal als de tijd rijp is de zonde gestopt worden. Calvijn waarschuwt dan de mens dat de mens zich niet moet laten bedriegen door het schijnbare geluk van de zonde, omdat deze psalm de regels laat zien, en dat zijn regels van de natuur rede. Het leven heeft dus een zekere gebruiksaanwijzing waar de mens zich aan dient te houden. Zo zijn we aan het einde gekomen van de bespreking van deze psalm en Calvijn's belangrijke commentaar daarop voor hen die deelnamen aan de exodus uit het materialisme, dus ook voor ons vandaag. Hoofdstuk 22. bespreking van calvijn's commentaar op psalm 2 Over psalm 2 stelt Calvijn dat David vele vijanden had die tegen hem samenzwoeren, en hij werd gekweld door angst in zware beproevingen. Toch bleef hij de roepstem van God, oftewel de rede, volgen. David zag zoveel zondaren zich tegen hem richten, dat hij hierdoor het bidden leerde, oftewel als een metafoor van het zich richten op de natuur rede ingeschapen in de mens. David moest aangevallen worden opdat de dwaasheid van de zonde getoond zou worden. De zonde moest als zodanig ontmaskerd worden. Het is, stelt Calvijn, onderdeel van de rede van God, en God speelt slechts met de zonde macht, zoals een roofdier speelt met zijn prooi. God liet de aanvallen op David toe met een reden, stelt Calvijn. God spotte slechts met de vijand, zoals psalm 2 dat ook beschrijft. God liet hen gewoon raak zondigen, opdat ze lieten zien hoe dom ze eigenlijk waren. God lachte hen uit. Ze moesten laten zien hoe dolzinnig ze waren. Zo werden de vijanden tentoon gesteld. Calvijn toont aan dat God al wel degelijk David aan het helpen was tegen zijn vijanden en dat het voor God een tijd van lachen was om hun domheid, alhoewel David in een tijd van wenen was, maar deze woorden zouden David juist moeten verzachten in de bitterheid van zijn smart, stelt Calvijn. Dit was natuurlijk ook goed om te weten voor de mens in de reformatie, want die mens was in een doodsstrijd met het materialisme van de katholieke dictatuur. De mens was in een gevecht
369 Online Touch Home