In het boek Nahum wordt de tegenstelling tussen Nahum en Ninevé weergegeven. Hier gaat de voortijd dus achter schuil, want dit gaat om de worsteling tussen Name, kennis, en Noph, de voortijdse Job uit de geschriften van Oru (een voortijdse benaming voor het kruis). Grondteksten hebben dus altijd weer hun grondteksten in de voortijd. Ninevé, nnv, Noph (of Nob), had dus een soort Pniëlitische strijd met Name, om zowel hem als haar te toetsen. Dat is waar het boek Nahum in de diepte over gaat. Name overweldigt hem, en hij wordt zo net als Jakob verbroken, opdat hij gevoelig is voor haar voor de rest van zijn leven, voor de kennis dus, oftewel voor profetische leiding : Nahum 1 1 Godsspraak over Nineve. Boek van het gezicht van Nahum, de Elkosiet. In het voortijds is dit dus de godsspraak over Noph. Boek van Name, kennis. Elkosiet is Hebreeuws voor verstrikker, valstrik. In het Aramees is de godsspraak een wond die toegebracht wordt. Nahum 2 7 En het is beslist: zij wordt ontbloot, weggevoerd en haar slavinnen klagen als met duivestem, terwijl zij zich slaan op de borst. 8 En Nineve was als een vijver vol wateren, zolang het bestaat; nu lopen deze weg. Staat, staat. doch niemand keert zich om. 9 Rooft zilver, rooft goud. eindeloos is de voorraad, een overvloed van allerlei kostbaarheden. 10 Woestheid, woestenij, verwoesting. en verslagen harten en knikkende knieën; kramp in alle lendenen en hun aller aangezicht van kleur beroofd. Blootheid is een beeld van ontmaskering, mindering en openbaring. Noph gaat dus in ballingschap. Nahum 3 5. Ik til uw slippen op tot aan uw aangezicht, en Ik laat aan de volken uw naaktheid zien, aan de koninkrijken uw schaamte. 6 Ik werp vuil op u, Ik maak u te schande en stel u ten toon, 7 zodat al wie u ziet, van u wegvlucht en zegt: Verwoest is Nineve. Dit ging dus allemaal over de verbrokenheid van Noph, een grote beproeving, te vergelijken met die van Jakob en Job, in de voortijd. 10 Toch is het gevankelijk in ballingschap gegaan, toch zijn zijn zuigelingen verpletterd op alle hoeken der straten; over zijn aanzienlijken heeft men het lot geworpen, en al zijn groten zijn in boeien geklonken. 13 Zie, uw manschappen binnen u zijn vrouwen; voor uw vijanden hebben de poorten van uw land zich wijd geopend; het vuur heeft uw grendelbomen verteerd. Dit wijst erop dat de bedriegelijke mannelijke goden van de stad worden vervangen door de natuurvrouwen, wat in de tweede bijbel wordt beschreven als het Zolt tijdperk.
394 Online Touch Home