onderwereld' dat mensen zo vrolijk zijn vanwege steekpenningen die ze hebben aangenomen. Ze hebben zich laten omkopen. Hij was ook aanhanger van het realisme. In dit boek (1864) beschrijft hij de ondergrondse, onderwereldse mens, of moddermens. Deze ondergrondse mens is zwaar pessimistisch, strijdend tegen het bedriegelijke positivisme. De ondergrondse mens trekt alles in twijfel, in strijd tegen de valse, overmoedige zekerheden. Daarom is er ook een grote oorlog tussen de psychiatrie en het pastoraat. De psychiatrie noemt haarzelf een bedrijf en haar zorg noemt ze een product. Wie dan nog niet ziet dat hij bedonderd is behoort gewoon bedonderd te worden. De ondergrondse mens in 'Brieven uit de onderwereld' stelt dat de mens daarom ook fenomenaal dom is. Hij stelt dat een intelligent mens niets kan worden, terwijl een dwaas alles wordt, vanwege zijn overmoed. De dwaas ziet geen grotere lijnen, en handelt gewoon op directe impulsen, zonder onderzoek te doen, en verliest de grotere oorzaken uit het oog, en neemt genoegen met kleinzielige kortzichtige reportages. Hij beschouwt bijkomstigheden als hoofdzaken. Dingen die van minder belang zijn acht hij als de belangrijkste. Dit zijn de wezens van directe actie. Ze overdenken niks, of niet diep genoeg, en beginnen direct aan hun instrumenten te rammelen bij het minste of geringste. Altijd maar weer zien ze het tweede voor het eerste aan, en het onmiddelijke is voor hen primair. Het zijn actie-figuren. Dat betekent dat ze gelimiteerd zijn. Het is allemaal voor de verkoop. Ze moeten zo nodig iets zijn. Allemaal voor het oog en de vorm. Ze zijn gemakkelijk geamuseerd, overtuigen zichzelf supersnel. De mens kiest nonsense omdat het het gemakkelijkste middel is tot verondersteld voordeel. De mens is laf en lui. Daarom is er een strijd tussen wil en rede (kennis). Dit zijn treinen tot de wildernis, ondergrondse treinen, terug naar de gnosis van 1800, wat verborgen ligt onder de jaren 1900. De mens moet terug. De mens moet weer een ondergrondse mens worden, een moddermens, obscuur, maar niet te obscuur [2]. Er moet wel een bepaald spoor achtergelaten worden voor de geestelijke reizigers, maar het mag ook niet te duidelijk zijn. Het grote 'eert uw vader en uw moeder' komt aan bod, niet als het noodzakelijk eren van de aardse vaders en moeders, maar van de geestelijke vaders en moeders, van wie wij navolgers zijn, zoals Jezus ook stelde dat niet zijn aardse vader en moeder zijn daadwerkelijke vader en moeder waren, maar zij die de wil van God, van de gnosis, deden. In ons artikel 'geestelijk reizen – de motor voor territoriale strijd' uit 1998 stelden wij als sleutels voor de gaven van het geestelijk reizen : 'Sleutel 5 Zwem niet zomaar in je eentje de wildwaterbaan over. Misschien heeft iemand anders al voor jou de draad gespannen of een brug gebouwd. God werkt door mensen. Neem je hen niet aan, dan heb je God ook niet en verdrink je. Onderwerp je aan Gods mensen, leer van hen, lees hun boeken, zo kom je verder op je reis.' Daarom heeft geestelijk reizen ook alles met studie en literatuur te maken. Vandaar dat we de jaren 1800 niet over mogen slaan, want daar ligt al een schat aan gnosis. Eren wij onze vaders en moeders van 1800 al ? Kennen wij hen, hebben wij hen onderzocht ? Hebben wij aan hun voeten gezeten ? Of zijn wij spijbelaren die alles op eigen houtje doen, en gaan joyriden in hun voertuigen die we niet eens kennen en waarvan we de voorwaarden niet eens kennen ? Daarom stelt sleutel 1 : 'Sleutel 1 Jezelf gaan zien als een pelgrim met zowel een natuurlijk als een geestelijk lichaam. Paulus zei : "Ik ben niet bij jullie, maar in de geest ben ik wel bij jullie". Als je aan iemand denkt, of voor iemand
13 Online Touch Home