dieper verborgen fundament. Je moet de boekjes dus een beetje kunnen tackelen. De boekjes geven in principe zichzelf weg. Ze ontmaskeren zichzelf voor de oplettende lezer. Door één zin kan de gehele context en betekenis van het boekje ineens veranderen. Zo kom je door de matrix en kun je het afsluiten, terwijl de rest afbrand. Je moet altijd weer op zoek gaan naar ontsnappingsroutes in boekjes, net zoals in de bijbel. Eden wilde een vakantiepark maken. Dit zinnetje schoot eruit : 'een vakantiepark in een bos aan het meer met getrainde instructeurs, die de kinderen zouden leren hoe ze veilig waren op het water en in de wildernis konden overleven, in plaats van alleen maar gediplomeerde babysitters.' (p. 151-152) Dat was uiteindelijk wat ze een hongerige man wilde voorzetten, en daar was misschien ook alle strijd over. Het boek stelt dat het niet goed ging tussen Eden en Steven, de serpent. Ze had niet het gevoel dat zij bij hem ergens voor deugde. Het boek stelt : 'Ze wilde er niet op ingaan; ze had al genoeg tijd verspild aan nutteloze spijtige gedachten. Ze kon beter denken aan de veranderingen die ze had gepland voor het park.' Het park was haar hof, de hof van Eden, en daar werkte ze voor, en ze was gericht op dat werk, om mensen er te kunnen laten overleven, in de natuur, in de wildernis. Dat was haar doel. Ze wilde niet afgeleid worden door de slang. Ze had er al genoeg mee geworsteld. Toch wordt er dan weer in verkleinwoordjes over haar gesproken. Die slang is gewoon aanwezig. Je voelt het. Het boek is gewoon geheel doorweekt met die slang. Een vriend heeft dit door en probeert haar te beschermen tegen de slang, maar de slang wordt woedend, en het dreigt totaal te escaleren. Toch weet zij dat de slang veel subtielere en doeltreffende manieren had om zijn ongenoegen te uiten. Er waren andere soorten van mishandeling. Maar dan gebeurt er iets in Eden zelf : Ze accepteert geen verdediging van die vriend, en zend hem weg, na zelf ook boos te zijn geworden. Ze offert haarzelf dan op, en de slang wordt weer enorm groot, de man komt weer op een enorm voetstuk. Als door een virus kwam ze weer in zijn wurggreep. Ze beschrijft dit als dat hij alleen maar het vleselijke wil en niet het geestelijke. Hij wil haar lichaam, niet haar ziel, en dat is een dof verdriet voor haar. Zij had wat meer diepte gewild. Daar was ze immers Eden voor, de paradijselijke hof, die een duidelijk doel voor ogen had. Het is heel tragisch. Eden ziet dat hij alleen maar haar omhulsel wil, maar geeft dan uiteindelijk maar toe, zo van 'het zij zo.' Ze beleeft het als een gevangenis waaruit ze niet kan ontsnappen. 'Vooruit dan maar,' maar ze huilt er wel bij. Ze beschrijft hem dan als een heidense afgod, en als hij dieper wil gaan, dan protesteert ze ineens. Ze kan hem niet toelaten. Ze spande haar lichaam in zwijgend protest zegt het boek. De slang is woedend. De slang begint te schelden, wat ook terugkomt in de bijbel in het boek Daniel en Openbaring. De slang krijgt niet wat het wil. Zij is geschokt en blijft zwijgend onbeweeglijk zitten als een hagedis. Hij noemde haar een kleine idioot. Het hele boek door gaat het over deze knipperlicht relatie. Het is hetzelfde als hoe de mens zit opgesloten in het vleselijke, wel of niet door zijn eigen schuld, en moet daar een gevecht mee voeren, verdiepende, loslatende, en het goede ervan bewarende. Ze komt niet meer los van deze herinnering en moet dan het beste ervan maken en het een plaatsje geven. Ze kan het kind niet met badwater weggooien. Deze slang zit te diep, heeft teveel van haar, dat het niet strategisch is om het allemaal totaal af te kappen, en dat zou ook een mission impossible zijn. Ze zijn dan inmiddels ook al getrouwd. Zij is Eden, hij is de slang, en de tuin gaat door zekere seizoenen om de schoonheid van de natuur tot uiting te brengen.
254 Online Touch Home