hoofdstuk 18. de indo-israelitische psalmen : 2-6 Zowel de indische als de israelitische psalm 2 zijn oorlogs psalmen. Oorlog is weer een metafoor van onderscheiden en exegese, om zo kennis te kunnen opnemen. De mens had zich in psalm 1 afgezonderd en geofferd voor deze oorlog, wat in principe een studie oorlog is. In psalm 2 van de Rig Veda zien we de oorlogsbeker van het hemelse avondmaal. Deze beker is vol met oorlogsoffers. Er vinden zo vele oorlogsgeboortes plaats. Ook de Hebreeuwse psalm 2 gaat over het zoonschap van en door de oorlog. Zo wordt geheugen opgebouwd waarop het bewustzijn kan vermeerderen. En zo kan onderscheiding voortkomen. Vers 2 van de Rig Veda gaat over de verbrokenheid die nodig is in de mens, waardoor het contact tussen de mens en de hemel hersteld kan worden. Door de verbrokenheid kan dan ook profetie vloeien. Deze beker betekent ook weer het terugkeren tot de borst van de natuurmoeder. Dit is dus ook wat het avondmaal in diepte betekent. De psalm gaat over Vayu, de wind, de hemel, ook als een soort indische heilige geest, wat in de oude talen 'richting' betekent, onderscheiding, waartoe een mens moet komen, exegese. Hierdoor kan de mens leven, door de robotologie. Dit zijn dus oogst-principes, zoals in het Oude Israel het pinksterfeest ook oorspronkelijk een oogstfeest was. Vayu doordringt de mens dan met zijn stroom in psalm 2 en neemt de mens op. De Israelitische psalm 3 is een morgenlied waarin de psalmist God beschrijft als iemand die zijn hoofd opheft en antwoord van zijn heilige berg. De berg is een beeld van de opname. In de onderliggende indische psalm 3 van de rig veda gaat het over de asphins, de ruiters, de paardenbezitters, wat een beeld is van de werk opname. Zij zijn ook tegelijkertijd het hemelse medicijn, wat dus nooit passief is, maar het medicijn ligt dus opgeborgen in het hemelse werk. De israelitische psalmist valt in slaap, en zo is er droom werk. Nog steeds gaat het in de rig veda over de oorlogsbeker. Er is dus een oorlogswerk te doen, zoals ook in de israelitische psalm. De goddelozen worden op hun kaak geslagen. Hun woorden worden vertreden. Dit gebeurd vaak door stilte. Het gebeurt door het kruis. Het werk van de opgenomene is een werk aan het kruis. De opheffing van het hoofd betekent ook teruggaan naar het begin, de oorsprong, rosh (hebreeuws). Het is ook verbonden aan de erectie, de vruchtbaarheid, en het komen tot de context, de som. Als zijnde de vertegenwoordigers van de richting van het werk zijn de asphins beelden van de doelmatigheid. Zij zijn niet zomaar werkers maar mentale activiteit. Zij werken vanuit algehele context. Zij zijn werk-instincten, offer-instincten en oorlogs-instincten. De zelf-offering wordt beschreven als het opgaan op een berg vol van obstakels. No pain, no gain. De zelf-offering moest hierdoor getest worden en volbracht worden. Het is hierin een strijd tussen goed en kwaad, een oorlog. Dit zal laten zien aan welke kant je staat. In het Indisch (Sanskriet) betekent char 'doen', 'werken', als het indische wortelwoord van charisma, het charismatische, de geestelijke gaven of geestelijke en hemelse werken, waar het paard een beeld van is, en zo de asphins. Als dan de israelitische psalm 3 wordt gelezen en God antwoord vanaf de heilige berg, dan moet de psalmist door de slaap die berg betreden en op de berg van het offer, het hemelse werk, de vijanden verslaan. Het werk is dus altijd in de context van de demonologie.
274 Online Touch Home