In de eerste psalm van de tweede les vraagt het water of zij hem voor altijd nat mag houden, dat zij altijd aan elkaar verbonden zijn, wat ook terugkomt in de eerste israelitische psalm als de boom geplant aan waterstromen die zo vruchtbaar kan zijn en zo zijn vrucht en zaad kan geven. Er moet dus wel een verbinding zijn tussen de rivier en de boom. Deze indische psalm noemt de wateren 'moeders', en alles zal zo gelukken, zo als ook de israelitische psalm stelt. Deze wateren beschermen het profetische oog. Het is als melk. Zij dragen de ware symbolische leer van het offeren. Oorlog en offerande, hemel en aarde, water en planten. In de eerste psalm van de derde les wordt deze psalm beschreven als een vrouw en als het wapen van de demonologie (indra). De eerste psalm van de vierde les wordt de steen van de offering genoemd. Hierop kunnen diepe offers gemaakt worden. Zo zal de oorlogsbeker vol zijn met het zoete en de melk. Deze demonologie (indra) wordt de slachter van de slang genoemd. Dat deze psalm een steen wordt genoemd komt ook terug in de Bilha, in Thenem 22 en 23 : 22. DE ZWARTE STEEN 1. Naakt komt zij vanuit het water, Zij is de zwarte steen, Maar zij is ver weg, Alhoewel zij groot is, En zij wordt steeds groter, Klaar om de wereld te overweldigen 2. Zij ziet alle dingen, Haar oog waakt altijd, Zij kijkt door alles heen, Alles is naakt voor haar 3. In nederigheid buigen zij voor haar neer, Maar zij kent hen niet, Nooit eerder zijn zij tot haar gekomen, En nu is het te laat, Want door hun gebrek aan kennis zullen zij alles verkeerd verstaan 4. Is er dan geen school om hen te leiden, Is er dan geen taal om hen te doen laten verstaan ? De zwarte steen rolt weg en laat duisternis achter 5. Zij komt tot de aarde in grote toorn, Dienstknechten zal zij niet aanvaarden, Allen buigen zij voor haar troon 6. En zij maakt hen tot steen,
287 Online Touch Home