dragen, daar waar alles wat vast en stevig is verbroken wordt. Het is een plaats om uit weg te gaan, en een plaats om in af te dalen. De mens moet komen tot de demonologie. Psalm 7 : De demonologie (indra) laat de bron zien hoog in de hemel, om ver te kunnen zien, verzicht. Zo komt men tot de moederborst. Door de melk wordt de mens bij elke geestelijke inspanning hoger opgenomen, om verborgenheden te zien. Psalm 8 : Weelderigheid is weggelegd voor de overwinnaars in de demonologie (indra). Deze oorlog moet ervaren worden, niet van een afstand, niet als een projectie. Demonologie is niet slechts een heilsfeit, maar moet ook een ervaringsfeit zijn. De ware helden in het gevecht zijn de psalmisten die van heilige gedachten houden. Het zijn de psalmen die zwellen als de oceanen, brede stromen van de omtrek van de hemel. Laat geestelijke gaven gewijd zijn aan de demonologie (indra). Zo zijn er ook de Chinese psalmen, in de Sjijing, het boek van psalmen, van oden : Psalm 1 van de Sjijing : Op het eiland midden in de rivier zijn de visjagers verborgen tussen het riet, natuurvrouwen. Zij leven in het verborgene bij de donkere rivier. Zij kunnen alleen gevonden worden door de psalmen. Zij leven in psalmen. In de dieptes ervan. Moet je dan niet alles achterlaten om tot dit natuurgebied te komen, zoals de eerste rigvedische psalm stelt ? En dan gaat het om het leren, het overpeinzen, bij dag en bij nacht, in goede en slechte tijden, in makkelijke dagen en moeilijke dagen, zoals de israelitische psalm 1 stelt. Het zijn visjagers. Zij jagen op het vlees. Opdat het geestelijke tot gestalte komt. Dit moeten wij weten wanneer wij toenadering zoeken. De eerste chinese psalm heet Kan Shu. Shu is ook de Egyptische god van de hemel die hemel en aarde scheidde, oftewel het geestelijke van het vleselijke, het koren van het kaf, zoals in de israelitische psalm 1. Kan is in het Aramees de tuin, verbonden aan Kanaan, knn, het beloofde land, wat in het Hebreeuws nederigheid betekent, onderworpenheid. Laten we dit onthouden als we tot de hemelse natuurvrouwen naderen. Zij zijn beelden van de tucht, van het sterven aan het zelf. Zij zullen jacht maken op ons, op ons vlees. Zij leven in het verborgene en zullen zichzelf niet makkelijk prijsgeven. Alleen door de psalmen komen wij tot hen, als wij psalmisch gaan leven. Dit komt ook weer terug in de eerste psalm van de Koran, de scheiding door Shu : 6. Leid ons op het rechte pad, 7. Het pad dergenen, aan wie Gij gunsten hebt geschonken - niet dat van hen, op wie toorn is nedergedaald, noch dat der dwalenden. Deze scheiding is dus ook aanwezig in de eerste israelitische psalm. Het thema van de onbereikbaarheid komt ook heel duidelijk terug in de eerste psalm van de Vur : 1b. Wanneer ik naar jou kijk, vaag ik weg,
296 Online Touch Home