hoofdstuk 27. bespreking van calvijn's commentaar op johannes 1:1-5 Johannes 1 1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. Calvijn stelt dat de mens het zoonschap nodig heeft, en dit is geen vleselijk zoonschap, maar een geestelijk zoonschap tot een andere wereld, die Calvijn noemt 'de wereld zonder begin'. Dit is dus misschien moeilijk voor te stellen, maar er is dus ook een eeuwigheid voordat tijd ontstond. Hoe ver je ook teruggaat, je komt nooit bij het begin, want het is de teruggaande eeuwigheid. Calvijn raadt aan heel bescheiden te blijven over dit mysterie. Calvijn stelt dat het kleine stukje tijd waarin de mens leeft tussen de twee eeuwigheden een tijdperk van grote onwetendheid is waarin de mens is geworpen, en dat daarom de mens de ander daar niet op mag beoordelen, maar alleen maar de ander mag beoordelen op grond van de bron van de teruggaande eeuwigheid. Hierbuiten is alle begrip slechts ijdelheid. De vleselijke mens die uit het hele kleine stukje tijd tussen de twee eeuwigheden in leeft, door zijn ijdele verstand, die laat zijn religie degraderen tot duizenden monsters van bijgeloof, en zijn vervalste geweten verdraaid elke beslissing, om zo ondeugd met deugd te verwarren, stelt Calvijn. hoofdstuk 28. bardo en ontboorte Probleemstelling : men wordt in het hongeren te snel wedergeboren, neemt te snel vruchten aan. Belangrijk is het je ten bloedens toe ertegen te verzetten om het te toetsen, de worsteling op Pniël. In Tibet is er het bardoïsme. De bardo is de tussenstaat tussen het afsterven aan jezelf en het wedergeboren worden. Er moet een grote afremmer zijn. Je moet niet zomaar in de eerste de beste moederschoot stappen.
318 Online Touch Home