3 Wie mag er komen tot uw tent, Hij die zich op de hemel heeft afgestemd, Niet op de ijd'le dingen der aarde, Niet op het tijd'lijke zonder waarde 4 Wie mag er komen tot uw rivier, Hij die niet leeft voor slechts plezier, Maar in het leren een liefde heeft, En voor de gedachte te zondigen beeft. 5 Visser der mensen is hij, Die mindert bij alles wat hij doet en neemt, Sober zijn woning geleemd. hoofdstuk 30. Psalm 2. Wie zal aan vijand's hand ontkomen 1 De vijand gaat woest tekeer als een brullende leeuw, Dromende van zijn prooi, met woeste manen als hoofdtooi, Zal ik niet slaan die heupwiegers, Zijn zij niet allen bedriegers 2 De vijand roept : vertrouw, vertrouw, Maar ik zeg : strijd en bouw, Wie zal dan aan de vijand ontkomen, die komt met zulk bedrieglijk licht, Slechts hij die zal roepen : ontwaak, ontwaak, Slechts hij die wacht op 't hemels zicht 3 Wie zal aan vijand's hand ontkomen, Zij die de strijd vereerd, Niet de hand onnozel strelend, Niet met de steekpenning heeft gehoereerd 4 Wie zal aan vijand's hand ontkomen, Hij die zich op rechte paden begeefd, Zich niet met de zondaar verweefd.
325 Online Touch Home