360

Vur : 'Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom.' Het gaat erom meer dromerig met het leven om te gaan. Ga er maar omheen dromen en fantaseren. Ga er maar aan sleutelen om te zien of er diepere poorten zijn. Draai elke steen maar om, elk blad, en lees maar tussen de regels. Neem alles met een korrel zout. De mensen om je heen zijn er om je te testen. Luister je naar hen, of naar de hogere dromen diep van binnen. Dit is natuurlijk heel ambigieus, zoals ook het verhaal van Pinocchio van meerdere kanten bekeken kan worden, en dat is ook de bedoeling. Pinocchio was heel eigenwijs en opstandig, liet zich niet temmen en beteugelen. Het kruis maakt een eenling van je, geen meeloper, geen jaknikker. Boek 79, de lelie, noemt de besnijdenis als de gids door het leven, oftewel het hongeren, het loslaten, het dromerige, vluchtige. Houden we vast aan het kruis, of volgen we het vlees of het menselijk vlees om ons heen ? Paulus had een doorn in het vlees om hem dromerig te houden, oftewel opdat de geestelijke gaven werkzaam zouden zijn. Ook is de lelie in boek 79 een beeld van de subjectiviteit, van het samenspel tussen gezichtspunt en het veranderen van gezichtspunt, want het leven is niet eenzijdig, alhoewel het leven dit soms ook wel is. De psalmist zegt in boek 89 : 'Zij gaven hem een tuin met lelies, Maar hij werd geleid tot de poel van bitterheid. (...) Zijn gebrokenheid zou hem veel verder leiden, Tot haar geheimenissen.' Bloemen zijn zo eigenzinnig en wisselvallig dat ze onverklaarbaar zijn en zo onbereikbaar, wat een terugkerend thema is in de Vur, zoals de psalmist in boek 89 aan het begin stelt : 1 Ik kan de stad nooit bereiken, Ik kom nooit aan in de stad, De stad is een bloem 2 Maar ik kan boeken lezen over de stad, Het gaat er altijd langsheen, Zoveel woorden om tot de stad te komen, Maar het glijdt er langsheen als een golf 3 Bestaat de stad wel ? Of is het alleen maar één van mijn dromen ? 4 Ik zie hen bruggen bouwen naar de stad, Maar zij komen nooit aan 5 De stad ligt op een hoge, onbereikbare berg, Er valt hier niets te graaien, Daar glijdt ik weg, Dieper in het koele water 7 De stad komt nooit meer terug, De weg zal nooit getoond worden 8 Ik zag hen torens bouwen tot de stad, Maar aan hen wordt niet gedacht

361 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication