367

Oh nachtplant, het ijzer van het hart komt u altijd binnen, Maar u raakt nooit aan, Nog steeds bent u het wonder van het bestaan 17 Oh nachtplant, zee van de eenzamen, Groeiende zo diep, Nooit zult u het geheim aanraken, Maar voor altijd dichterbij komen, Het omcirkelen van het wonder, Wat u zelf bent 18 U versloeg reus en beest door dit wonder, U greep diep, en alles wat u nam was het zachte, Oh, honing in een holle boom, In de nacht schiep u deze grote droom, Uitgezonden om harten te verzoeten en te genezen, Uitgezonden om ook deze reus te vellen 20 De nachtplanten hebben het nooit verstaan, Het zeewier heeft het nooit geweten, Zij gaan alleen in cirkels, Maar zij komen nooit aan 21. En het wonder van de eland ? Nee, de schepping kennen zij niet, Zij leven alleen in hun eigen verhalen Het rode werkt dus samen met het paarse. De vuile paarse bloemen zijn nachtbloemen, nachtplanten. Ook zijn het bijen. Zij kennen het mysterie van de honing. Ook in boek 26 worden zij besproken, als paarse rozen : 1. Ze hebben gestoken, En nu is alles zacht als honing. 2. Ik had geen andere keus, Ik kon niet meer terug. 3. Bij daglicht was ik een golf in de zee, Tot een roze stad, waar paarse rozen bloeien. Paarse rozen groeien aan de wanden van de gracht. 4. Roze muren hebben de kamer, In een groot vuur is de moeder, sterker dan haarzelf. Ze rent om van het vuur los te komen, maar het blijft knagen.

368 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication