411

een kroning, zonder huis, zonder woning, gegrepen door een dier. Wie maakte mij, waarom ben ik hier. Waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe. Ben ik wel wie ik denk ik ben, of ben ik iemand anders. De Karazuur komt naar mij toe, dan lopen dingen toch anders, en schijnen anders te zijn. Kan ik mijn gedachten nog wel vertrouwen, ik leg ze stil in God. De vur zegt in boek 44 : In haar taal hebben ze allen een plaats, Totdat de rode sneeuw het raadsel openbaart, Rode drop om het verstand te genezen Boek 47 : Ik ren door de paarse sneeuw tot de woestijn, Dit zijn vergeten paden, Het gaat dieper en dieper, door in en uit, Het groeit op de markt als een vreemde vrucht, Als een televisie, reflecterende het onbekende, Waar het geheugen de verslaving is Boek 1 : Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom Ik wacht op het schip. Neem me op, neem me mee met jou, Naar een plaats van witte sneeuw en dauw, Ik wacht op het schip, Langs satijnen voorhangsels Boek 19 : Maar soms kwamen de herinneringen terug, als grote oorlogen. Het weefde de dimensies door elkaar, en bouwde een nieuwe wereld. In mijn hoofd brokkelde het allemaal af, alsof het nooit door kon komen. Ik zweefde tussen twee realiteiten. Niets kon ooit echt worden. Er werden gewoon werelden overheen gebouwd. Fragiele draden door mijn hoofd. Het is achter glas. Zoveel dromen springen kapot wanneer het langskomt. En men weet nooit wanneer het komt,

412 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication