472

hoofdstuk 6 het verboden woord – het kehatitische voorhangsel Het boek numeri, in de woestijn, is het vierde boek in de Israelitische uitgave van het O.T. Numeri is de latijnse naam, maar het kan naar het voortijdse Name-Oru teruggeleid worden, oftewel de kennis van het kruis. In dit boek vinden we het opmerkelijke verhaal van Mozes en de slang terug, in Numeri 21. De slang is aan een paal of aan een kruis, als beeld van de gekruisigde, wat klaarblijkelijk nodig is om die hemelse en voortijdse, oorspronkelijke kennis (Name) te ontvangen. Dit ligt nog steeds in de naam Suri-Name besloten. Daarom is het land Suriname, wat nog grotendeels oerwoud is, nog een beeld van het oorspronkelijke paradijs, en daarom van belang. Mozes wees op de slang aan de paal of aan het kruis, en dat had hij van zijn egyptische opvoeding en educatie overgenomen. Daarom is de egyptologie ook onmisbaar om de context van het O.T. te begrijpen. Wij pleiten er daarom ook voor dat elke predikant een egyptologische scholing ontvangt. De Hebreeuwse naam voor het boek is Bemidbar, in de wildernis, of in de woestijn, wat in de Griekse septuagint werd tot Arithmoi, en in de Latijnse vulgaat tot Numeri. Beiden, zowel de Griekse als de Latijnse naam voor het boek numeri betekenen 'tellingen' of 'getallen'. In de israelitische talen betekent de telling echter de kastijding. De Bilha stelt hierover : 'Tellen is in het Hebreeuws ook kastijden, pkd, van het Egyptische pgd (pega-t, peg), wat doorgang betekent en ravijn, leegte, van pega, het openen van een boekrol.' Als we de betekenis van het boek Numeri willen verstaan, dan komen we dus al snel terecht bij de noodzaak van studie. Kastijding is dus een taal met een bepaalde boodschap, een bepaald onderricht. Daarom gaan wij in het leven ook door veel kastijding heen. Zonder dit zou het niet best zijn. Vandaar dat Mozes al op de paal wees, op het kruis, en de slang is ook een beeld van de gesel, de roede. Het hele boek Spreuken gaat er ook over hoe belangrijk de tucht is. Deuteronomium 27 zegt : 11 Op die dag gebood Mozes het volk: 12 Wanneer gij de Jordaan overgetrokken zijt, zullen zich op de berg Gerizim opstellen om het volk te zegenen: Simeon, Levi, Juda, Issakar, Jozef en Benjamin. 13 En op de berg Ebal zullen zich opstellen om te vervloeken: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali. 4 Als gij dan de Jordaan overgetrokken zijt, zult gij deze stenen, ten aanzien waarvan ik u heden opdracht geef, op de berg Ebal oprichten en met kalk bestrijken. 5 Ook zult gij daar een altaar bouwen voor de Here, uw God, een altaar van stenen, die gij niet met ijzer zult bewerken. 6 Van onbehouwen stenen zult gij het altaar van de Here, uw God, bouwen, en daarop brandoffers brengen aan de Here, uw God. De hele bijbel door gaat het erover dat deze offers niet letterlijk zijn, maar geestelijk. Het ware offer is namelijk de gehoorzaamheid en de stilte, om God's stem te verstaan en volgen. In de exodus werd het volk in tweeen verdeeld : De ene helft stond bij de berg Garazim, wat piercings, besnijdenis (kastijding, onderricht, studie) betekent, en de andere helft stond bij de berg Ebal, naaktheid.

473 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication