520

van Calvijn van levensbelang is. Het zijn allegorieën, zoals de koran ook allegorie was, zoals de koran zelf ook stelt. Maar de vleselijke mens kan het letterlijke niet van het geestelijke onderscheiden. En daar de systemen die de mens hebben opgeslokt vleselijk zijn moet dit commentaar er dus wel komen, waar we ook al vele jaren mee bezig zijn in de series van het nieuwe onderwijs. Calvijn was natuurlijk een iconische en canonieke figuur in de kerkgeschiedenis, die niet onderdeed voor een Mozes, Paulus of Mohammed qua belangrijke boodschappen. Dat we Calvijn moeten leren berijden zoals Odin zijn paard Sleipnir is een feit. Daar hebben we veel over gesproken en dat blijven we zeggen. Het gaat erom de mythologie van Calvijn te begrijpen. Het is niet altijd makkelijk om je er doorheen te worstelen. Soms begon ik bij het einde van een boek en werkte zo toe naar het begin, wat ook een goede tip is voor anderen die soms moeite hebben met het lezen van boeken of lange stukken. Begin eens bij het einde van het boek, of sla het boek eens ergens in het midden open. Boeken moet je leren berijden, leren onder de knie te krijgen, en dat gaat niet altijd rechtstreeks. Zefanja 3 (Calvijn's vertaling) 1 Wee de bezoedelde, bevlekte, verdrukkende (of bedriegende) stad. Zij hoorde niet naar de stem, zij nam geen tucht (of terechtwijzing) aan (…) tot haar God naderde zij niet. Calvijn geeft als commentaar : 'De waarachtige godsvrucht begint met de bereidheid zich te laten onderrichten: wanneer wij ons onderwerpen aan God en aan zijn Woord, dan is dat het echte begin van zijn wettige dienst. Wanneer echter de hemelse onderwijzing wordt veracht, ook al vermoeien zich nog zo zeer met hun ceremoniën, dan wordt hun goddeloosheid toch blootgelegd door hun hardnekkigheid.' Calvijn noemt dit ook wel hardleersheid. Tuchteloosheid gaat dus samen met het spijbelen. Mensen doen geen onderzoek, maar leven in vooroordelen en dicteren zelfs God. Zij bepalen dus als leken wat predikanten en ook God moeten doen, want zij, het vlees, het familiaire vlees, zijn de baas. Calvijn stelt dat de mens brandt van hebzucht, onverzadelijk zijn, en elkaar zo naar willekeur beroven en bedriegen. Het vlees is tot zijn eigen god geworden, heeft zijn eigen bittere en dramatische heiligheid geschapen. Het vlees kan zeer heilig doen, oftewel schijnheilig, bijgelovig. Calvijn noemt hen blinder dan mollen, redeloos vee dat verdrinkt in hun eigen lusten. Calvijn zegt dat ze niet eens waard zijn mensen te worden genoemd want dat zijn ze niet. Ze hadden het hemelse onderwijs moeten brengen, maar dat hebben ze niet gedaan. Ze zijn lichtzinnig en trouweloos en hebben het heilige bezoedeld. Calvijn stelt dat God altijd weer het oordeel over het vlees uitstelt, om het volk te toetsen en uit barmhartigheid, maar dat het volk hier misbruik van maakt. Ook in de Koran wordt gesteld dat God barmhartig is. De barmhartigheid, het uitstel van het oordeel, is het sieraad van God, een liefelijkheid die overigens niet verward moet worden met zwakheid en ook zeer zeker niet losgemaakt moet worden van de dreiging van het komende oordeel over het vlees. Calvijn bespreekt de tederheid van God, maar dat mag geen excuus zijn voor de zonde. Dat zou dwaasheid zijn, stelt Calvijn. 10 Van de overzijde van de rivieren van Ethiopië zullen mijn aanbidders, mijn verstrooiden, mijn offer brengen. Het gaat hier om ballingen, en die moeten zich niet teveel verheffen wanneer God barmhartig is, want waarom zou God niet barmhartig zijn naar ballingen ?

521 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication