55

Hosea 8: 4 Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist. Het volk had dus bijzaken tot prioriteiten gemaakt. Calvijn vertaalt als antwoord vers 7 als : Want zij zullen wind zaaien, en zij zullen wervelwind oogsten. Het uitspruitsel zal geen meel voortbrengen. Als het misschien iets heeft voortgebracht dan zullen vreemden het verslinden. Calvijn stelt dat het allemaal nutteloos is wat de Israelieten doen. Ze verontschuldigen tevergeefs hun bijgelovigheden. Toch zullen zij doorgaan, al zou het honderdmaal bewezen zijn dat ze verkeerd bezig zijn en schuldig zijn. Calvijn stelt dat ze zich niet laten overtuigen en gewoon doorgaan hun gal tegen God uit te spuwen. Hij stelt dat wind zaaien niets anders is dan een zekere schijn ophouden opdat ze de ogen van eenvoudigen verblinden. Het gaat hen er dus om nog zoveel mogelijk zielen te bedriegen, om die zo met hen mee te sleuren. Calvijn stopt dan ergens en stelt dat hij het die dag niet meer af kan maken, maar dan bidt hij voor volharding, en stelt hij ook dat in tegenstelling tot de bedriegers die schone schijn verspreiden God de mens aan blijft sporen tot volharding. De huichelende bedriegers zullen niet ophouden, maar God zal ook niet ophouden. Vandaar dat de vijfde zuil van het calvinisme ook de eeuwige volharding is. Wij moeten eeuwig volharden, hoe lang het ook zal duren, totdat God's storm ons opneemt. Wij moeten het kruis ten einde toe dragen en de beker van het lijden tot de laatste druppel leegdrinken. Het is ook mijn ervaring dat sommige mensen zich door niets en niemand laten stoppen, niet door enige kennis of bewijs verhinderd worden. Ze zijn niet voor rede vatbaar. Het gaat hen om hun wil, niet om kennis. Het is omgedraaide wereld, en wij worden erdoor beproefd en getest. Kijk naar de man, naar het theologische lichaam, hoe zijn anatomie werkt. Dit is iets metaforisch, en we kunnen stellen dat het buiten de demonologie geheel verdraaid en verletterlijkt is. Hoe zou het moeten zijn ? Als de demonologische man de wildernis ingaat om alles achter zich te laten en een ontmoeting heeft met God in de vorm van natuurvrouw, donker met grote borsten vol met melk, om hem van het hemelse woord gegeven, dan rijst zijn fallus op als beeld van de volharding hierin. Zou hij zijn fallus laten reiken naar de afvallige vrouwen van de samenleving, dan is dat een valse volharding in koppigheid naar het woord van God. Dat is een groot verschil. De mens moet in eerste instantie niet tot vrouwen gaan, maar tot de gnosis, die zich dan metaforisch als vrouw manifesteert. Het zijn slechts beelden. De fallus is het beeld van de volharding, maar kan bij misbruik ook het beeld zijn van de verharding. De fallus is dus de vijfde wet van Calvijn, terwijl de vagina de eerste wet van Calvijn is, de noodzaak voor de mens om leeg te worden, te minderen, te hongeren. Dat is de ware, diepere betekenis van de geslachtsdelen. Abraham Kuyper, predikant en minister president van Nederland (1901-1905) stelde in zijn boek 'Dictaten Dogmatiek V' : 'Het Calvinisme is, wel is waar, begonnen met formeel dogmatisch in zijn eersten aanloop te dwalen en over te nemen de gangbare beschouwing der Roomscha Christenheid. B.v. Calvijn zocht in Genève invloed op den raad der stad te verkrijgen, om zoo door de overheidsmacht 't volk te beheerschen. Zoo wilden ook de Pilgrimfathers in Amerika „Christelijke Societates" in 't leven roepen. Toch heeft er van meet af aan in het Calvinisme eene andere kiem gelegen, zij het ook verscholen, die er toe leidde om het Calvinisme niet alleen als theologische richting of kerkelijke openbaring te doen optreden, maar ook als vormende kracht voor 't maatschappelijk leven en dat van rijken en volkeren. Die kiem lag daarin, dat Calvijn aanstonds de tegenstelling tusschen Gratia Comm. en Spec. gevoeld heeft en ze, zij het ook op onvol-komen wijze, dogmatisch heeft uitgesproken. Gevolg hiervan was, dat in het Calvinistisch leven die kiem

56 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication