293

. De Aker-leeuwinnen kijken tegengestelde richting op, en zijn genaamd "gisteren" en "morgen", als een beeld van verleden en toekomst. In de Sarcofaag-teksten van het Midden Rijk komt Aker voor als de veervrouw van de nachtboot van Ra, wat haar gelijkstelt aan Heka. Het Hebreeuwse woord HAKA, hagah, is het grommen van een leeuw als beeld van het mediteren en het verbeelden. In de verborgen grot lag het lichaam van Sokar, een vorm van Osiris, en een mengsel met Ra. Sokar is hij die op het zand staat, of in de woestijn, als een beeld van Ismaël, die de woestijn was ingezonden, samen met zijn moeder, Hagar. Hagar bewaakt dus het lichaam van Ismaël, als een vorm van Heka, wat dualistisch is. Heka betekent ook transformatie, wat plaatsvindt door tegenstellingen, ook door de tegenstelling tussen de man-pool en de vrouw-pool. In die zin zijn het vierde en vijfde uur belangrijke onderdelen in het esoterische sieraad, van woestijn, tot wonder in de woestijn. Aan het einde van het vijfde uur staat Sokar tussen de dubbele Aker-leeuwinnen in. Zowel Heka (heqa) als Sokar (skr, skkr) betekenen ook de verhongering, als een beeld van het leeg worden, de ramadan. Dit is in het Egyptisch verbonden met komen tot de details, tot decoreren. Ook is het verbonden aan het openen en openbreken van een deur (seqer). Het tweede uur wordt in het boek der poorten omschreven als het uur van Aqebi, oftewel Geb, de baarmoeder van de aarde, de onderwerping van de lagere aardse wil. Aqebi werd in het Hebreeuws Aqep, de voet (of billen) die de kop van de slang zou "vernietigen", meer als in een persen en begrijpen. In het Grieks werd dit de Agape, maar dit is in het Hebreeuws nog steeds verbonden aan de baarmoeder. Ook het tweede uur van de nacht is een belangrijk onderdeel van het demonologische sieraad, om zo veilig te blijven tegen het christelijke hedonisme, oftewel het grote Toronto (de genotzoekers, golddiggers). Het is dus om veilig te blijven tegen clownsgeesten die ons maar wat graag op hun joyride willen meenemen. Ook zijn dit verjaardagsgeesten. In de Egyptische uren van de nacht liggen hiervoor dus de antistoffen. Zo kunnen ook de verwesterlijkte spookverzen van de bijbel geneutraliseerd worden. Het is dus het noodzakelijke werk van de smid. Dit gaat verder in het derde uur, wat soms ook als onderdeel van Aqebi, Geb, wordt beschreven. De uren van de nacht beschrijven dus de verwondingen, de doorstekingen van het hart en tegelijkertijd de sieraden die er doorheen gaan, als piercings, als de demonologische sieraden van het hart. Vandaar dat de verscheuringen en doorstekingen van ons hart niet voor niets zijn. In het derde uur van het boek der poorten, wat ook een uur van Aqebi, de baarmoeder van de aarde, is (Geb), wordt dit extra intensief besproken. Hier gaat de boot van Ra over de poel des vuurs, een facet van Geb, en moet de mens leren loslaten en leren belonen met rechtmatig loon. Vandaar dat de mens hierin onderscheiding (s-ten) moet krijgen. De mens kan niet als een wilde weldoener zomaar overal loon gaan rondstrooien. Zij die juist leren belonen zullen meesters van transformatie zijn, wat wordt voorgesteld als graan wat vanuit de poel des vuurs groeit. Graan is ook weer een beeld van het hart en de troon, waarin overwinning dan transformatie door begrip betekent, oftewel inzicht in de diepte van de dingen. Ook wordt er zo een heilig bier van graan (gerst) gebrouwen in de poel des vuurs voor hen. In de poel des vuurs worden twaalf goden afgebeeld waarvan één een kruishieroglyph draagt, en een ander een omgekeerd kruis, en weer een ander een voet op een rond uiteinde. Deze hieroglyphen komen ook weer terug in de christelijke mythologie. De voet komt als het Hebreeuwse AQEP terug in Genesis waar deze de kop van de slang onder zich heeft. De AQEP, de voet, beeldt dan ook het zaad van de vrouw uit. Deze twaalf goden staan tussen het graan in waar

294 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication