Hoofdstuk 19. De Indologische Wortel van het Charis-loon Het zevende uur van de nachttocht door de onderwereld, de Kaen-Moa(t), KNM, is de wet van de woestijntocht en de heilige kooi in het Egyptisch. De heilige kooi is er voor onze eigen veiligheid, voor bescherming en leiding. In deze kooi vindt openbaring plaats, het zaad van overwinning, van vertaling. KNM staat ook voor de ramgod Knum, Khnum (Khnemu) de vader van Ra en de echtgenoot van Neith, die Ra's moeder is. Khnum, Khnem, is de goddelijke pottenbakker, de schepper van de kinderen. Khnm, Khnem, is ook een nijlpaard godin. Khnm betekent bouwer, mengen, verbinden. De wet (ma) van Kain, oftewel KNM, Khnem, is dus de bouwer van het beloofde land Kanaan. We gaan kijken wat dit precies inhoudt, want de KNM wortel betekent in het Egyptisch een mengsel. Wij hebben dus ook andere delen nodig. Hiervoor gaan we naar de India parallel, de weelderige rijkdom van de heilige Sanskrit taal en de daarbij horende mythologie. De wet moest natuurlijk ingeprint worden, wat charash is in het Hebreeuws, en waarvan het Griekse woordje 'charis' afstamt, wat loon betekent, en gegeven loon (charismatische gave). De Egyptische wortel is khaara, wat vrucht en zaad betekent, en afdalen, khari. In het christendom wordt er onderscheid gemaakt tussen gave en vrucht, maar in de Egyptische context is de 'gave' dus iets wat je zelf voortbrengt, als een oogst, vandaar dat het dus om 'loon' gaat, en niet zomaar een gift. Het is iets wat je zelf bent, als een deel van jezelf, wat je in eerlijkheid hebt gezaaid en in eerlijkheid hebt geoogst. Charis komt van het Egyptische 'kheri', dienende, en van kheri-a, het voorttrekkende touw, waarin qar leegte betekent en qarr zwakheid. In de wortel komt het loon voort vanuit het totaal afsterven aan jezelf. Het is een Egyptische godin. In de Sanskrit parallel zien we KRSI, agricultuur. Dit is ook zowel het wortelwoord voor Krishnah als voor Christus. Nah is in het Sanskrit de (ver)binding. De agricultuur is een symbool voor het principe van zaaien en oogsten. Al deze mythes zijn transcendentaal en syncretisch, aan elkaar verbonden. Ze leggen elkaar uit en vullen elkaar aan. Krishna is het Sanskrite wortelwoord van charis, loon, in de zin dat het loon niet buiten het zelf omgaat. Het lagere zelf moet afgelegd worden, en het ware, pure zelf wordt in dit proces geboren. Dit is waar Krishna voor staat. Dit is een trialiteit van zelfverloochening, wording, en zijn. In het oer-alfabet van het matriarchische tijdperk :
313 Online Touch Home