535

Numeri 3 1Dit nu waren de nakomelingen van Aäron en Mozes ten dage, dat de Here met Mozes sprak op de berg Sinai. Dit hoofdstuk gaat speciaal over de Levieten. Zij zijn de uitverkorenen. Sinai heeft verschillende Egyptische wortels, waaronder ook s'n, de opname, de opstanding, borst, en swn, wegvagen. Sn, snn, snny, strijdwagen-strijder, strijdwagen-leger. Sn, snhh, verjonging, vernieuwing. Shn, decoreren, versieren, ontmoeting (tussen goden, zoals Horus Osiris ontmoet, en tussen zielen, zoals een dode in het hiernamaals zijn verwanten ontmoet), verzameling, verzoening. Snw, omsluiting, net. Het net of visnet is ook weer verbonden aan de opname. Sjn, medicijn. Shn is ook een benaming voor Sokar-Ptah-Osiris in het gebied van het vierde en vijfde nachtuur van de Amduat. Hier is de tocht door de woestijn van Sokar tot de grot van Sokar, die boven de poel des vuurs ligt, en waar de verjonging plaatsvindt door de wachter van de mond, waarvan Sokar een beeld is. De poel des vuurs is de adem van Sokar. Sokar is zowel een vogel als een slang, en de vliegende slang. 2Dit waren de namen der zonen van Aäron: de eerstgeborene was Nadab, voorts Abihu, Eleazar en Itamar. Aharon betekent inwijding (har, berg), van het Egyptische harw, aas, en hwrw, roddel, spot, afwijzing. Hry, autoriteit hebben over. Hrw, top, bovenste. Hr, afstand, verte, voorbereiding, Horus. Hwr, rover, Seth de krokodil, als beeld van de exegese. Hr-n, het gezicht, Horus, gericht op bijvoorbeeld Amen (hr-n amen, op het verborgene). Hr, baarmoeder, wording, vallen. Worden en vallen is ook de betekenis van het Hebreeuwse woord Jehovah. Nadab betekent gewillig maken. Itamar betekent kust of eiland van palmen (als beeld van de opname, opstanding). Eleazar is overwinning. Abihu : hij is het luipaard, de gebrandmerkte, de afgezonderde, de poort tot de leegte (baarmoeder). 3Dit waren de namen der zonen van Aäron, de gezalfde priesters, die hij gewijd had om het priesterambt te bekleden. Priester is kohen, en het werkwoord, het dienen als priester, is kahen, wat diepe Egyptische wortels heeft. De Egyptische kn-wortel is het overtreffen, het overwinnen, waarin de vijand, het ego, de nederlaag leidt, en zo tot een offer gebracht wordt. Kn is het gevecht, het toetsen. De vijand, het ego, wordt gedood, en het vet wordt verbrand. Het is een beeld van de vruchtbaarheid, van beeindigen. Het is de plaats waar de contracten worden gemaakt. Het zijn de stralen van de aten (Aton, opkomende morgenrood, schorpioen (ten) die iets of iemand omarmen, grijpen, overweldigen (kn, knj). Knj, het kind zit op de been van de moeder, priester-juwelen of schortje, dragers, roepen. Kn is ook de scheppergod(in). In het Aramees is het priesterschap khnw, khanu of knt. Knt heeft dezelfde Egyptische betekenis van priesterschap, en van de onderwereldgoden die de

536 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication