565

Raga is één van de dochters van Mara, de boeddhistische duivel. Het is een Pali woord voor hebzucht. Hebzucht wil niet leren, maar grijpen. Hebzucht wil geen diepte, want dan heeft hij niets. Hebzucht wil het oppervlakkige, want dan heeft hij de illusie van het vele. Het is allemaal bedrog, allemaal om andere dommen (en daar zijn er op de wereld veel van) te paaien, maar voor wat ? Het is marktgedrag ten koste van de waarheid. De leugen verkoopt goed in het rijk van de dommen, maar waar leidt het naar toe ? Dit zijn slechts schaduwen, nevels, waardoor de mens heenmoet alvorens het nibana (nirvana) te bereiken. Deze schaduwen en nevels, deze luchtweerspiegelingen testen de mens. 14. Zoals de regen niet doordringt in een huis met een goed dak, zo dringt overmoedig verlangen (raga) niet door in een niet spijbelend verstand. Dit is het tegenovergestelde vers. In de diepte sterft Raga, hebzucht, af, opdat de mens verder kan. Al het overbodige vet wordt hier verbrand, en alle protserige spieren slinken, opdat de mens kan terugkeren tot de leegte van de vergetelheid, om zo een ontmoeting te hebben met de waarheid van de natuur. De mens verstopt zichzelf achter vet en spieren, en wil niet in puur contact komen met de oneindige kennis. De mens eet en blaast op om zo zijn eigen namaak-vergetelheid, een namaaknirvana te maken, wat gewoon doorverkocht kan worden. De mens heeft een markt van het nirvana gemaakt, maar dit is niet het heilige nibana. De mens wil zich altijd weer groter voordoen dan hij is. Dat doet de stadse mens, die altijd alle aandacht naar zich toe wil trekken. Stropdasje erbij, en dan maar zijn product aanprijzen. Kan hem niet schelen of het giftig is of niet, of het gevaarlijk voor de kinderen is of niet. Als hij zijn product maar kwijt kan. Wat verkoopt hij eigenlijk ? Hij zit zijn eigen rommel te verkopen. Hij wil het kwijt, omdat hij weet dat het hem de afgrond inleidt, maar bewandelt hiervoor niet de juiste weg. Hij wil anderen in zijn verderf meesleuren. In de Bihar staat van India, waar Boeddha onder de Bodhi boom zat, was ergens een tuin genaamd Veluvana, 'de tuin van plezier', 'het bamboe bos', van een koning (vergelijk het natuurgebied de Veluwe in de Nederlandse bible belt), waar Boeddha zijn eerste klooster kreeg van de koning. Velu betekent bamboe in het Pali. Ergens in het begin van het millennium werd ik bezocht door zeer geavanceerde buitenaardse wezens van Venus, die de naam Velu droegen. Venu is ook een Pali woord voor bamboe, voor een fluit van bamboe, een muziek instrument van de wind. Hun kleuren waren veelal oranje. Venu in het Pali verwijst naar de bamboe boom en bamboe bossen. De plaats Veluvana werd zwaar aangevallen door Mara, wat resulteerde in de zelfmoord van drie monniken. Hier is ook de Nederlandse Veluwe een beeld van, wat ingenomen werd door het zwaar orthodoxe christendom. Dit vers gaat over het komen tot nibana, de heilige leegte van de vergetelheid. De eerste trede van het hogere bewustzijn is de sotapanna, het ingaan (apanna) van de stroom (sota). Panna betekent ook kennis. Deze stroom leidt tot het nibanna, en het betekent ook het algemene kennen van de stromen van het leven, het onderscheiden (panna). De sotapanna, hij die de stroom is ingegaan, heeft drie ketenen verbroken, die van sakaya ditthi, geloof in het ego-zelf, de vereenzelviging met het materialisme, het lagere zelf, en als tweede de keten van silabbata-paramasa, de gehechtheid aan tradities en rituelen, sociale codes, en als derde de keten van vicikiccha, het onverschillige en apathische vooroordeel, het oversceptisch zijn als smetvrees. Hen van de vicikiccha doen het onderzoek slechts halfslachtig, omdat ze bang zijn voor de waarheid, en dit is ook weer verbonden

566 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication