2697

Maar de morgen komt snel, en bijt. Een oorlogspsalm en gebed om leiding 7. Zij wandelt met mij in de wildernis, En plotseling roept zij mijn naam, Want dieper wil zij gaan 8. Nee, een weg terug is er niet, In haar netten van woorden verstrikt zij mij, Door kennis houdt zij mij dichtbij, zodat ik niet afwijk. 9. Zij kijkt dwars door mij heen, Ik heb geen reden om te gaan, Haar kennis vormt mijn hart en wil, Haar naam is een spreuk. 10. Ik heb geen reden om te vluchten, Waar zou ik heen moeten gaan ? Zonder haar kan ik niet leven, En ik filosofeer om dichter bij haar te komen, Maar zij houdt mij af, Zij is een droom diep in de nacht 1. De dagen worden langer, en de nachten trekken zich terug, De dromen zijn ver te zoeken, Weet gij het dan niet ? Teveel van haar zou u doden. Zij is een roofdier. Het is slechts een oorlog waarin wij sterven. 2. Ik dronk van haar en verdronk, Alles wat ik had was wat kennis, Maar ook dat nam zij van mij weg. 3. Zij is het holle, Wat wij grijpen glijdt weg, Wat wij begeren zullen wij nooit bereiken, Waarom begeren wij dan ? Is het niet slechts ijdelheid ? 4. Zij leidt altijd weg van haar, Ik moet mijzelf vinden. 5. In Oan vond ik haar, als het geheim van de slaap, Als een giftige drank, Het maakte mij ziek en zwak, in een diepe slaap, Waar ik haar stem hoorde 7. 6. En zij sprak grote woorden van kennis, En ik begreep ze niet, en zij beroerden 1187

2698 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication