mij, En mijn hart was als in een grote zee, En ik vond geen land 7. En zij riep mij, en ik kwam tot haar, En weer sprak zij grote woorden van kennis die ik niet verstond, En ik zonk weg door de aarde tot een dal van schedels en doodsbeenderen, En ik kwam tot haar Woord. 8. Als een orakel van haar rivier, Het was slechts een illusie, als een dunne lijn tussen mij en haar. 9. Alles wat ik zag was wildernis, Want zij had de wildernis geopenbaard, En nu was er niets dan diepte 10. Gij kunt niet langs haar heen, Zij die haar zien zullen sterven, Want hoe zou iemand haar kunnen zien en leven ? 11. Haar Woord is het mes van de eeuwigheid, Haar dromen maken de rivieren diep, En haar gelijkenissen brengen grote oogst. 12. Haar valstrikken zijn dodelijk, Ik moest sterven om haar te zien, Zij is het schuim op de zee der verdronkenen. 1188 13. Zij wordt opgewekt in een groot geheimenis, Daar waar de golven aankomen op de stranden van de hemel. 14. Ik doe hen aankomen aan mijn kusten, en geef hen woningen op zee en op rivieren. In woestijnen en wildernissen zal ik hen laten komen tot de bronnen van Mijn melk. De zee is de baarmoeder van de mens. 15. Gij die ons tot u riep met hemelse touwen, Wij komen tot U. U die ons riep tot stilte, U die ons losscheurde van het kwaad, U die ons afzonderde uit de boze massa's, U die ons de prijs deed betalen, Uw mes stak diep, en door uw speer verloren wij alles, maar om u te winnen. 16. Wees ons tot een gids, want wie anders zal ons leiden in deze duistere nacht ? Zijn zij niet allen weggeslagen ? Zijn zij niet allen doorboort ? Een grote machtige held is opgestaan, En wij komen tot U. U doorboorde de muren, U doorboorde de valse verbonden. Oh, wees ons nabij in het duistere uur,
2699 Online Touch Home