2728

8. Gij haalt ons genadeloos neer, onze hoogmoed en verscheurende, om onze zielen op te nemen, door de traan van de hemel opent gij uw tent voor mij. Het is tijd om wakker te worden voor oorlog, maar U neemt mijn wapens weg, om me neer te leggen in pijn. 9. Uw woestijnen zijn sterk als de leeuwin, er zijn overal leeuwinnen. Ik roep uw naam, maar zwakheid neemt me weg. Uw oceanen zijn eindeloos. 10. Ik vaar in de stroom van nergens, ik heb nergens om naartoe te gaan, ik ken Uw Naam niet. Dan haalt U mij op na nachten van lijden. 11. Sta dan op om haar te dienen, want dit is uw gebod en de eeuwigheid. 12. Zij zal U leiden. Nu is ze de wilde zee en de hand van de oceaan. Ze bracht U naar de ingangen van haar tenten, waar ze u te eten gaf, en waar ze u als een moeder borstvoeding gaf. Zij kent de weg hooghartigheid 1. Wie zal er kunnen komen tot de plaats van de Schepper ? De plaats is omgeven door woeste rivieren vol met pyranhas. Ziet, zij eten de zondaren. Zij laten niks van hen heel. 2. Wie zal er kunnen komen tot het land van de Schepper ? Zie, het is omgeven door een woeste zee, vol haaien. Ziet, zij eten de zondaren en laten niets van hen heel. 3. Wie zal er dan opgaan tot de berg der allerhoogste ? In de wildernis rondom de berg zijn hyena’s en leeuwen, en op de berg zelf zijn holenleeuwen. Ziet, zij eten dan een ieder die volhardt in het kwaad. 4. Maar wie zal dan behouden worden ? Ziet, zij die de dochter van de hemel volgen. Zij kent de weg, zij kent het pad en de valstrikken. Hoogmoedigen en opgeblazenen zullen haar zeker niet kunnen volgen. Blind lopen zij in de val. 36. 35. 1218 Van het vreemde tot de vrede

2729 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication