5. Houdt vol wanneer u de vijand bestrijdt, Maar weest hierin geen vijand van de Heerin, Laat de hemel uw hand leiden en uw voet blokkeren. 6. De Schepping 1. In de beginne werden de hemel en de aarde geschapen. De aarde was nu woest, ledig en duister. Als eerste werden de oceanen geschapen, en daarna werd de mens Keyena op een eiland geschapen. Daarna werden de vogels en de vissen geschapen, en daarna de beesten. En de wijngaarden en de woestijnen werden geschapen. Toen werden rivieren in de woestijnen geschapen. En mensen kwamen voort vanuit de aarde en zij maakten schepen. 2. Drie mannen op een boot kwamen tot het eiland van Jaterin en Jata. Dichtbij het eiland gingen de mannen zwemmen, maar werden gevangen in de netten van de zusters Jaterin en Jata. Zij werden op het eiland getrokken. Zij kregen voedsel waardoor zij in vee veranderden. Later kwamen er meer mannen tot het eiland die in hetzelfde lot vielen. Op een dag kwam er een jongen in zijn boot tot het eiland. De jongen had een rok aan. De zusters lieten de jongen met rust en lieten hem het eiland verkennen. Na een tijdje vond hij hun hut, waar ze soep aan het koken waren. Hij was hongerig en vroeg iets van de soep. Maar ze gaven hem het niet, en zeiden dat hij eerst voor hen moest werken. Zo verdiende de jongen alles op het eiland van Jaterin en Jata door eerlijk loon. En ze noemden de jongen Teklé. 3. Op een dag kwam er een andere jongen tot het eiland, ook met een rok. Ook hij vond hen in hun hut. En zij noemden de jongen Nota. En Jaterin werd de moeder van Teklé, en Jata werd de moeder van Nota. En Jata nam Nota tot een andere hut, en 111 ging daar met hem wonen. 4. En zij voedden Teklé en Nota op in gerechtigheid. 5. En Teklé maakte een boottocht naar het eiland van Keyena, en zie, hij vaarde een woestijnrivier op, en het was hier zeer droog. En hij legde ergens aan, en de hemel verscheen hier aan hem. En er was veel licht en donder en bliksem, en hij wilde zich verbergen in een struik, maar de hemel sprak tot hem : "Vrees niet, want Ik ben het die u hebt uitverkoren." En Teklé beefde, en vroeg : "Wat moet Gij van mij, U die al het leven gaf ?" 6. En Zij antwoordde en zeide : "Ik heb u geroepen. Ik wil dat gij het Tarsis gesteente opgraaft, waarop Mijn Woord gegraveerd is." En Zij leidde hem tot een plaats waar hij moest graven, en waar hij het Tarsis gesteente vond, waarop al Haar woorden gegraveerd stonden. En hij raakte in vervoering toen hij het las en hij weende, vanwege de schoonheid van de woorden, en ook raakte hij in grote angst en viel aan haar voeten. Hij maakte haar voeten nat met zijn tranen, en droogde hen af met het zand. En Zij droeg hem op om zich te wassen in het water, en om terug te gaan naar het eiland van Jaterin en Jata. Dit deed hij, maar het eiland bestond niet meer. Hij zwierf dagen in zijn boot over de oceaan om het te zoeken, en keerde toen terug naar het eiland van Keyena. Hij zocht naar de hemel maar kon Haar niet vinden. Hij ging toen naar de andere kant van het eiland waar hij Keyena ontmoette, maar zij viel hem aan. Omdat zij een man nodig had om haarzelf voort te planten nam Zij hem. En Zij bracht dochters voort die de eigenschap hadden elkaar te bevruchten, en zo werd hun nageslacht groot, en dit nageslacht bestond alleen uit vrouwen. En zij verspreidden zich over de oppervlakte in stammen. 7.
112 Online Touch Home