0

RV-BIJBEL ______________________________ Rodenberg Versie

RV-BIJBEL ______________________________ Rodenberg Versie _____________________________________________________________ Dit is een alternatieve en dichterlijke bijbel, de RV-Bijbel, of de Rodenberg Versie. Het is geheel in het Rodenbergs-Nederlands geschreven, wat ook teruggrijpt op ouder Nederlands soms, en soms een andere stijl of grammatica heeft of een andere spelling. Er is geen vervelende d/t regel, en er kunnen soms meerdere komma’s gebruikt worden. Het wordt ook wel pastoraal Nederlands genoemd, en het is theologische vaktaal. Al met al is het vrijwel hetzelfde als gewoon Nederlands, maar soms hier en daar met een accent. Het is dus één van de Nederlandse dialecten. Waarom is een nieuwe bijbel nodig ? Het was al aangekondigd in het boek van de voorouders, de bijbel, waarin hierop gewezen, dat er nog een nieuwe bijbel zou komen. Denk aan de verhalen over de komst van nieuwe boekrollen, zoals het eeuwig evangelie. Waarom was dit ? Omdat de eerste bijbel nog veel missing links had. Het was voor een heleboel dingen nog geen tijd. De mensheid was er nog niet klaar voor. In deze dagen is het belangrijk dat er een nieuwe bijbel komt, anders kan de mensheid niet verder. De bijbel is nooit afgesloten. Dat hebben mensen gedaan. Nu zijn er altijd slimmerikken geweest die hebben gezegd dat je niks aan de bijbel mag toevoegen, want dat zou staan in Openbaring 22, maar ten eerste gaat het in de grondtekst erom dat je niks eigenmachtig en vleselijk mag toevoegen, en ten tweede komt deze tekst al voor in Spreuken 30:6 en Deuteronomium 4:2, dus dan had toen de bijbel al afgesloten moeten zijn, en had het Nieuwe Testament nooit mogen komen. Het zijn allemaal drogredenen. De boeken van de nieuwe bijbel, de Rodenberg Versie, hebben zichzelf geschreven en waren met geen mogelijkheid tegen te houden, omdat het een natuurverschijnsel is van het eeuwige Woord wat zich openbaart aan de mensheid in deze tijd. Laten we dankbaar zijn dat de hemel ons tegemoet komt en ons niet aan ons lot overlaat. 2

Indeling de Nieuwe Bijbel (Rodenberg Versie) : RV-BIJBEL RODENBERG VERSIE De Nieuwe Bijbel Catechismus...................................................................5 DE TETRATEUCH...................................................................................23 1. BEHEMMA...........................................................................................24 2. DUIZEN...............................................................................................105 3. II DUIZEN...........................................................................................169 4. KAMBA...............................................................................................254 DE TERUGKEER....................................................................................326 5. II KAMBA............................................................................................327 6. III KAMBA...........................................................................................378 7. II BEHEMMA.......................................................................................403 8. WERKTUIGEN.....................................................................................442 9. II WERKTUIGEN.................................................................................475 10. III WERKTUIGEN..............................................................................492 11. IV WERKTUIGEN..............................................................................517 DE HERMITATIE.....................................................................................564 12. VUCH..................................................................................................565 13. ZEEËN.................................................................................................586 14. ANDERLECH.....................................................................................631 15. EWA....................................................................................................670 16. RIVIEREN..........................................................................................763 17. BELECH.............................................................................................787 18. BELOCH.............................................................................................814 19. VISSEN...............................................................................................843 20. ODENLECH.......................................................................................864 21. STRANDEN.....................................................................................1012 22. BULI.................................................................................................1022 3

Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) 1970-2024 4

De Nieuwe Bijbel Catechismus ____________________________________________________________________________ Inzetting 1. Het ontvangen van de zondvloed Er was een vals ras van het ego ontstaan van mensen en geesten, en daartoe werd ook de zondvloed gebracht. (Odenlech 46:8) De zondvloed is de terugkerende oerzee, als de tuchtroede om tot gehoorzaamheid te brengen. Dit is het teken van vruchtbaarheid, van nieuwe schepping. (Behemma 23:7,9) Na de zondvloed is er het teken van oorlog en overwinning voor het volk wat het diepste in de hemelse natuur leeft (Behemma 25:47). Door de zondvloed wordt het vlees verslagen, en daarom dient de mens de zondvloed te ontvangen. (Behemma 26:15-17) De levensbron is het grote geheimenis van de zondvloed. (Duizen 18:8) De wereld wordt herschapen hierin. (II Duizen 22:19) God moest de zondvloed wel brengen, anders zou alles verloren zijn. (III Werktuigen 5:12) Wij moeten ons vast blijven houden aan het oordeel, en dat begint bij onszelf. Wij mogen niet indutten, en zomaar alles om onsheen aanvaarden. (III Werktuigen 5:13) Inzetting 2. Het ontvangen van het wurgtouw Job verlangde naar het wurgtouw, waar ook Yeshua aan hing in het Aramees. Het is een beeld van het ego-wurgende minderen en hongeren. In de heilige wurging van het ego zegt Job : ‘God zal mij niet adem laten ontvangen, maar zal mij vullen, verzadigen, met bitterheid in de ziel, de restrictie en discipline van het minderen.’ (Odenlech 25) Het volk Israel kwam tot dit touw in de wildernis (IV Werktuigen 7:132), en zo zal een ieder dit touw moeten ontvangen (Vuch 4:21). Inzetting 3. Het ontvangen van het visnet Het visnet is ervoor om de mens op te nemen om zijn vlees te laten sterven (Ewa 29:47). De eenzamen moeten het lijdensgezinde pad begaan, tot de geheimen van het visnet. Zij zijn niet bezweken voor een overmacht van wil. (Ewa 29:57) Door het visnet komt de mens tot zoonschap (Ewa 42:6). Zo ontkomt de mens aan de vleselijke kennis die verderfelijk is (Rivieren 3:7). Door het visnet leren wij in het Woord te wandelen (Belech 3:4). Daarom dient de mens het visnet te ontvangen (Beloch 26:15, Odenlech 9:19,22, 10:68, 13:3). 5

Inzetting 4. Worstelen met het zwijn De mens moet met het vlees worstelen, wat uitgebeeld wordt als een zwijn. De mens moet tot de eeuwige volharding komen, het volkomen geworden geduld, tot het eeuwige ijs waar het Erymantische zwijn ten onder gaat (Odenlech 15:28). Inzetting 5. Het kennen van de grootte van de zonde De mens moet weten hoe groot de zonde en de ellende is. Eerst moet je de grootte van het vlees kennen voordat je het kunt overwinnen. (Anderlech 8:10) De natuurvrouw is een beeld van de overtuiger van zonde, de meter van de zonde. Zij is een beeld van het Woord, waarin wedergeboorte is (Anderlech 8:32-35). De grootste ellende van de mens is het niet kennen van zijn ellende. Het weten hoe groot de zonde en de ellende is is de relatie en vervulling van het Woord (Anderlech 6:75, 9:24). Inzetting 6. Naar het beloofde land De mens moet de tocht tot het beloofde land gaan, de vijanden overwinnen, als een pelgrim, alles achterlatende. Dit is een uittocht uit de stad. De mens moet terug tot de wildernis, tot de bron. Aan de zee moet de mens wachten op de hemelse vogel die hem zal opnemen. In de wildernis zal het touw hem vinden. Laat de mens verder gaan en blijven hongeren in de wildernis, opdat uiteindelijk tot het beloofde land van melk en honing zal kunnen worden gegaan. (Ewa 18:1) Het beloofde land is de hemelse studie. (Ewa 57:8) Inzetting 7. Zonder de tranenrivier geen leven De mens moet de tranenrivier volgen, helemaal terug, tot het scheppingsgeheim en de bron van al het leven. (Zeeën 14:41) Alles buiten de tranenrivier is waardeloos (Zeeën 14:28). Alleen door de tranen van verbrokenheid kun je geheel leeg worden opdat het Woord je kan vullen, waar de tranen toe leiden. 6

Inzetting 8. Worstelen met het Gods-idee Worstel zoals Jakob op Pniel, want dan zal de hemelse kennis je belonen, en je tegemoetkomen (Odenlech 23:124). Juist door de Pniel ervaring wordt het pad gericht en is er leiding. Zo wordt het zuivere onderscheiden. (III Kamba 9:42) Jakob raakte hierdoor zijn materialisme, zijn vlees, zijn zonde, kwijt. (Ewa 11:21) Wij mogen niet overmoedig vertrouwen, maar moeten alles toetsen. Het is belangrijk dat er allereerst een worsteling plaatsvindt met God, in de geestelijke arena, zodat de mens geen valse, ongetoetste goden volgt. Het gaat niet om goden, maar om kennis, en alle kennis moet eerst onderzocht worden, getoetst, dus de mens mag ook niet zomaar blind vertrouwen en zich blind overgeven. (Belech 4:22-23) Inzetting 9. Over genade en loon Het gaat erom in geestelijke loondienst en schooldienst te gaan en niet alles af te schuiven op genade. Het gaat erom dat je eigen karakter wordt gevormd, en dat je dingen die fout zijn gegaan zelf goed maakt, en niet de verantwoordelijkheid afschuift. Genade is in het Aramees de discipline van de opvoeding en de studie, dus niet iets goedkoops of vrijblijvends. (III Werktuigen 1:14). De genade was ingezet omdat de mens valse wetten had opgesteld. Er zijn lagere, vleselijke wetten, en hogere wetten. De ware genade is de hemelse zorg door de hemelse prediking (Belech 5:13) waaraan de mens zich kan zuiveren. Er is lagere, vleselijke genade, en hogere, hemelse genade. Het recht van de mens is vleselijk, en zijn gedachten, maar God is altijd groter. God’s genade is het aanvaarden van de eeuwige woestijn, als het lijden wat tot vruchtbaarheid brengt, de bron in de woestijn, in de wildernis. Dit is wat genade is, als het aanvaarden van de tucht die tot leven leidt, als geduld. (III Kamba 2:63) 7

Inzetting 10. Over hemelse zorg Zo is dan de eeuwige verdoemenis een tuchtmiddel van de hemelse zorg ter opvoeding van de heiligen, wat niet bestemd is voor de goddelozen. Deze heilige eeuwige verdoemenis is het sieraad van de gelovigen, opdat hun vlees zal sterven en nooit meer op zal staan, als het vrijkomen van de zondemacht. Hierover zijn vele leugens gepredikt door onwetenden, maar de hemel heeft een medicijn hiertegen bereid. Er is geen straf met als doel de straf zelf, maar het heeft een hogere bedoeling, om te corrigeren en in de juiste richting te leiden. Dwazen hebben dit middel en medicijn misbruikt, evenals de genade, tot hun eigen verderf. (Rivieren 11:3, Odenlech 33:64, Werktuigen 4:68) De hel is de baarmoeder, als een tocht door de onderwereld, waar iedereen doorheen moet. (II Behemma 5:70) De uiteindelijke eeuwige verdoemenis als hemelse zorg en medicijn is dat wat het genade-middel is. Inzetting 11. De mens nog niet geschapen De schepping heeft nog niet plaatsgevonden. De mens is nog in de nachtmerrie van de feutus, een ongeboren kind. De mens is nog in de baarmoeder. De mens moet streven naar het pad van de wedergeboorte om zo een nieuwe schepping te worden. (Odenlech 41:16) Inzetting 12. Over offerdienst en uitverkiezing De offerdienst was bestemd om leugen en zonde op te offeren. Zo kwamen mensen rein voor God te staan, als ze afrekenden met de zonde-machten. Dit waren geen letterlijke dieren. Het was een geestelijke oorlog. (II Duizen 25:65) De offerdienst ging oorspronkelijk over jezelf offeren aan God door aan jezelf af te sterven, waardoor God je verkiest. De oorspronkelijke uitverkiezing ging dus om iets wat je kon behalen, verdienen, als in een wederzijdse relatie. De uitverkiezing komt van twee kanten. (II Kamba 6:1-2). De verkiezing is dus een oproep tot overgave en zelfopoffering, waarvan de offerdienst een beeld is. De uitverkiezingen van mensen en kerken zijn corrupt, en zo ook hun offerdiensten. Er zijn lagere offerdiensten van het vlees, en hogere offerdiensten die vanuit het hart van God zelf komen. Dat is niet gericht tegen zijn schepping, maar tegen het vleselijke wat die schepping bedreigt en verkeerd voorstelt. 8

Inzetting 13. Maria en Martha Er mag gebeden worden, maar luisteren is nog wel belangrijker. Ook de gebeden moeten voortkomen vanuit het luisteren. (Behemma 21:29, 17:26) Maria zat aan de voeten van de hemelse kennis om te luisteren, terwijl Martha meer sprak en handelde dan luisterde. De mens moet weer tot de luistergelofte komen alvorens iets te doen of te bidden, anders dwaalt de mens af in zijn woorden en daden, en dient dan slechts zichzelf en zijn vreemde afgodsbeelden. Uiteraard is het contact met de hemelbron niet slechts een luisteren op zich, maar op het leren van de hemelse leerregels die in het Woord zijn geopenbaard. Waar luistert u naar ? Uw hart moet gericht zijn op de hemelse studie, en zo juist afgestemd (II Kamba 7:9, IV Werktuigen 3:2, Vuch 10:9). Men moet door het hemelse leren het luisteren naar het ego afleren. Het luisteren moet volkomen worden door het leren. Zo wordt het luisteren ook gezuiverd. Inzetting 14. Het overbruggen van het lijden De kinderlijke verwondering is één van de sterkste wapenen tegen het vlees en het ego. Het maakt het kleine groot en het grote klein. (Ewa 19:5-7) De mens moet zich weer leren verwonderen over het goede wat gegeven is, en wat subtiel overal vindbaar is. In verwondering, dankbaarheid en bewondering groeit de mens nooit vast, maar is er altijd een hemelse brug. Zo kan de mens uiteindelijk ook het lijden overbruggen. Inzetting 15. Over het Woord en de zonde Het Woord praat de zonde niet goed. Het Woord stelt dat we de zonde meer en meer moeten haten en ontvluchten, want God is vertoornd over de zonde (Anderlech 8:11) De mens moet groeien in zijn haat en walging, zijn afkeer, naar de zonde en het vlees toe. De mens moet het meer en meer ontvluchten. (Anderlech 9:22) Inzetting 16. Over God en geschiedenis De mens moet tot het hiervoormaals terugkeren. Zonder het hiervoormaals is er geen hiernamaals, want in het hiervoormaals liggen de sleutels, en daarvan is de mens afgeweken (Ewa 24:11). Dit houdt in dat de mens de geschiedenis moet waarderen en kennen, en tot de oerbronnen moet gaan. 9

Inzetting 17. Over de onontkoombaarheid der dingen Alles is bruikbaar en nuttig (Behemma 27:47, III Werktuigen 5:55). De mens kan niet zomaar aan de lagere vleselijke schepping ontkomen. De mens moet het nuttig maken. (Anderlech 13:8-9, Belech 1:37) Dit is ook tegelijkertijd de hemelse onontkoombaarheid, oftewel het geheim van de eeuwigheid (Belech 1:61). Inzetting 18. Over het lijden Aanvaard het lijden in geduld, volharding en aanhoudendheid, opdat het ego sterft. Dit is de jacht van de hemelse leeuwen. (Duizen 23:24, II Duizen 34:41, Kamba 7:21). Dit is ook een beeld van de eeuwigheid (Kamba 21:23). Inzetting 19. Over de besnijdenis Er is teruggaande en voortgaande openbaring. Dit wordt uitgebeeld door de geestelijke buffeljacht (Duizen 31:23, Zeeën 17:19). Dit is de ware besnijdenis (Duizen 31:9-11,13-14,2022). De geestelijke buffeljacht is ter overwinning van menselijke overleveringen en tradities (II Duizen 20:78). In de Psalm van de Buffeljacht moest de mens toegewijd worden aan God en de vruchtbaarheid van de kennis. (Behemma 25:35) De mens kwam voort vanuit deze buffeljacht (Duizen 30:3). Dit is wat in wezen Golgotha inhoudt (Behemma 35:1-2). Door deze buffeljacht ontstaan de ware bloedbanden (Duizen 30:8-12). Inzetting 20. De tederheid van God God’s grote tederheid is onze overwinning. God’s tederheid is onze zorgvuldigheid en geoefendheid (II Kamba 7:10). Die tederheid is ook meedogenloos en onverstoorbaar in rechtvaardigheid (Rivieren 7:20). De tederheid zal de mens hard maken, opdat de mens zo het ego kan verbreken (II Duizen 7:7). Inzetting 21. Over onfeilbaarheid God is onfeilbaar, en de Onfeilbaarheid zelf (Rivieren 5:8, Odenlech 28:13). Dit is niet naar menselijke maatstaven. God is ondoorgrondelijk. Het vleselijke kan het geestelijke niet begrijpen, en legt het geestelijke altijd verkeerd uit. De mens moet daarom deze onfeilbaarheid ontvangen, opdat alle menselijke onfeilbaarheid, eigengerechtigheid en zonde zal afsterven. God is onfeilbaar. De mens is dat niet in zijn oude staat, en moet daarom de nieuwe mens aandoen. Wie in God is zondigt niet (Kamba 16:1). 10

Inzetting 22. De onwaardigheid van het vlees De mens moet zich allereerst onwaardig voelen, zijn staat van ellende onder ogen komen, en niet doen alsof er niets aan de hand is. Als je je daadwerkelijk onwaardig voelt, en je komt de onwaardigheid van je verstand onder ogen, dan ga je vanzelf voorzichtig worden en alles toetsen. Men toetst vaak het eigen geloof en de eigen theologie niet, en dat is ook weer een gebrek aan onwaardigheid. (Vuch 11:1) De onwaardigheids-oefening leert de mens dat de mens zich niets moet inbeelden. (Vuch 11:9) Steeds meer vlees zal er zo afsterven in de onwaardigheidsoefening, hoe dieper je gaat. Ook elke vorm van lippendienst mag zo afsterven. (Vuch 11:20) De mens is overwaardig geworden, en dat is een grote leugen. Er is daarom meer nodig dan zomaar boetvaardigheid. De mens is geheel onwaardig. Vernedert uzelf. (Vuch 12:1-2) Zo kan de mens hemelse waarde opbouwen. (Vuch 12:8-10) Inzetting 23. Over overmoed en ingetogenheid De Vreze des Heeren verkondigt dat je niet zomaar dingen moet doen, zeggen en denken. De sobere vreze is de voorbode van het eeuwige touw, om de mens los te kappen van allerlei roekeloosheid en ongebondenheid (Zeeën 16:54). Heb daarom een lust in de hemelse vreze (Anderlech 11:5). Dit is het ontwaken tot de grotere hemelse werkelijkheid (Belech 2:89). De hemelse vreze is een ingetogenheid en een hemelse zorg (Beloch 34:2). Het bewaakt de mens tegen overmoed (Vissen 6:37). Zonder de heilige vreze kan het ego niet sterven. Zonder de heilige vreze is er geen volkomen afzondering en is de mens blind (Werktuigen 5:23). Inzetting 24. Over de verlossing van de zonde God is meedogenloos tot de zonde, want de zonde is meedogenloos en uitgezonden om te moorden. God is uitgezonden als een roofdier tot de zonde. (Beloch 4:7, 5:11, Anderlech 7:11, Beloch 4:9-10) De meedogenloosheid van God is de ware vruchtbaarheid van de nieuwe mens. Zonder deze zou de mens nooit tot de nieuwe schepping kunnen komen, want dan zou de zonde hem hebben verleid en verwoest. 11

Inzetting 25. Zonde en leugen God fokt allerlei soorten zonden en leugens, omdat de zonde niet zomaar weg gaat. God mest ze vet, laat ze bestaan, staat ze toe, om ze af te zonderen, om ze mee te laten werken ten goede, opdat alles God dient en God de gehele aardbodem heeft vervuld. (Odenlech 32:42, 42:2, Behemma 24:35) Zo zal de vijand alles aan het volk van God moeten teruggeven. (II Duizen 21:38) Inzetting 26. Over vergetelheid en opstanding De geestelijke vergetelheid is de ware opstanding, die van het Woord, tot een eeuwig leven (II Werktuigen 2:82-83). De ware opstanding is een diepere dood, de Vreze des Heeren. (Vuch 2:17-18, Odenlech 10:31, Behemma 35:8,12). Het is de hemelse moedermelk die deze opstanding geeft (Kamba 15:5). Inzetting 27. De oproep tot afscheiding De mens moet zich afscheiden van de zonde, en het halssnoer van de leerregels van het halssnoer ontvangen, als teken van de blijvende besnijdenis, welke de mens in de goddelijke verlamdheid houdt om een eeuwig kind des Heeren te worden (II Duizen 28:11,15,18), om zo in de dienst des Heeren te kunnen staan (II Duizen 28:20). Deze roeping komt vanuit de tent des Heeren (II Duizen 28:24) Zij is er om de Vreze des Heeren volkomen te doen zijn. Vanuit de tent des Heeren geschiedt de geestelijke oorlogsvoering. (II Duizen 28:57) In de afscheiding sterft het ego (Werktuigen 3:7). Dit is een voortdurende en voortgaande afscheiding. Dit is de kern van de reformatie. Inzetting 28. De oerwoede tot de zonde De mens werd geschapen in een gebrek aan adem, in de oerwoede, het oerhart. De oer-aarde werd geschapen in duisternis, en het oergezicht werd gegeven. De mens leefde in het gezicht van goddelijk zaad, door het bloed. Door de val kwam de mens in de gevallen wereld van de overste van de macht van de lucht. De mens verloor het contact met het goddelijke zaad en het bloed. De mens moet terugkeren tot het paradijselijke bloed, door de oerwoede te ontvangen, de woede tot de zonde, waarin de mens apart gezet moet worden. (II Duizen 22:26-29) Dit is een teken dat de mens niet van de wereld is. (Kamba 27:67) Er is alleen maar ontzielde kennis als er geen woede over de zonde is (Zeeën 1:56). Wij moeten daarom het oerbloed van het paradijs ontvangen, en leven vanuit dit bloed. 12

Inzetting 29. Terugkeren tot het levensbloed Het bloed spreekt en leidt tot het stof van het paradijs, de Aphar, wat het laatste oordeel is, opdat de mens leeg en naakt kan terugkeren tot de paradijselijke ondergrond, de Adamah (IV Werktuigen 6:162-164, Kamba 11:32). Hier zijn de wilde en woeste wateren, rivieren en zeeën van bloed waarin het ego wordt weggewassen, en waar de mens zijn ziel terugvindt om daarmee bekleed te worden (Kamba 11:38,40). Laten wij daarom dit bloed rijkelijk ontvangen en ons ervoor open stellen, want het is onze ziel geschapen in gerechtigheid. Inzetting 30. Over de school van het toetsen Ook de toetsmiddelen moeten getoetst worden. Het toetsen zelf moet ook getoetst worden. (II Kamba 11:43, Rivieren 15:13). De mens mag niet tot snelle zelfovertuiging komen. Twijfel is beter dan overmoedige zelfovertuiging. De mens moet de oogst niet forceren. De mens moet niet aan de barensweeën proberen te ontkomen, maar moet de volledige fase van de zwangerschap doorstaan. De hemel komt de voorzichtigen en de twijfelaars tegemoet, maar laat de zelfverzekerden in hun dwaling. (III Werktuigen 1:66) De mens moet leren toetsen. (Ewa 31:21) Inzetting 31. Het geestelijke touw Het lijden is een touw. Het lijden is restricties, en zo leidt het touw de mens voort, en behoed het touw de mens tegen vraatzucht. De mens is hierdoor gedoemd tot het ascetisme. Zonder deze bron is er geen leven mogelijk. De mens moet daarom welwillend zijn voor een stuk lijden in zijn leven, opdat zijn leven tot het hoogste doel zal komen. Daarom moet de mens het touw van het lijden, het eeuwige touw, aanvaarden, als een eeuwig stuk lijden wat doorvertaald zal worden, want het lijden weegt niet op tegen de eeuwigheid die aan de mens geopenbaard zal worden. Uiteindelijk wordt het lijden vertaald tot kennis. Wie deze principes toepast zal leven, maar wie deze principes veracht zal schade lijden aan zijn ziel. Om aan de aardse gebondenheden te ontkomen moet de mens komen tot de hogere hemelse gebondenheden die voor de geestelijke mens liggen opgeborgen in het hemelse touw van de eeuwigheid. Ook zal de mens hierdoor nooit teveel lijden. (II Behemma 6:31, Zeeën 17:17, Kamba 20:88, Odenlech 23:126) 13

Inzetting 32. Over de opname De opname is van binnenin. De mens moet een harde dood aan zichzelf sterven om opgenomen te worden. Dit vindt plaats op het strijdveld. Alleen strijders zullen opgenomen worden. Dit is de ware uitverkiezing. Strijdt op in te gaan. Bewerk je behoudenis in vreze en beven. Het onverschillige, lauwe, eigengerechtige vlees moet eraf. Alleen de pit zal overblijven. (II Behemma 10:7, Ewa 42:15, Behemma 40:24, Belech 7:21, Ewa 41:1). Inzetting 33. Woord en Leiding Er moet een balans zijn tussen het Woord en de dagelijkse geestelijke leiding, opdat de mens geen letterslaaf is en ook geen losbol. Hebben wij het hemelse Woord nodig ? Absoluut. Vroeger schreef men het hemelse woord al op op de grotwanden, als tekeningen, en langzaam begon het zich te vormen tot taal. Helaas ging de betekenis meer en meer verloren, verletterlijkte alles zich meer en meer. Er werd gekeken hoe men het best eraan kon verdienen. Maar het hemelse woord mag niet verkocht worden. Het moet zuiver blijven. De mens moet leren memoriseren en leren opslaan, leren op schrift stellen en de schriften erbij houden, want de mens slaat anders stappen over. Ook dat mag niet losstaan van het geestelijke, want de betekenissen mogen niet verloren gaan. Het mag geen dode en dodende letterdienst zijn. Het Woord moet levend gehouden worden door het geestelijke. Het Woord kan dus niet zonder het geestelijke. (Behemma 5:18, II Behemma 10:26, Behemma 11:19, Behemma 30:34) Inzetting 34. Over hiërarchische oorlogsvoering In de hiërarchische oorlogsvoering leert men prioriteiten van bijzaken te onderscheiden en geen kamelen door te slikken terwijl vliegen worden uitgezifd. In de hiërarchische oorlog gaat men tot de oorzaak en verdoet men geen tijd met pietluttigheid. (Belech 9:48, II Duizen 27:14) De steden, landen en gebieden hebben wereldgeesten boven zich die de mens in gebondenheid houden, omdat de mens alleen tegen de kleinen strijdt. (Anderlech 5:47) 14

Inzetting 35. Over naamslavernij en letterslavernij Het gaat niet om namen, maar om principes. De mens doet aan persoons-verheerlijking, en is daardoor in diepe naamslavernij gekomen, net als in letterslavernij, wat allemaal tot het godslasterlijke materialisme behoort. De mens heeft afgoden gemaakt, en bewaakt die met hand en tand. Zo wordt de mens afgehouden van levensprincipes en levensbronnen. Zo is de mens dood geworden in zijn materialisme. De mens moet weer in vele talen leren spreken, en de seizoenen en bedelingen leren. De mens lijdt aan godsdienstwaanzin, omdat de mens het niet als symbool heeft herkend, maar als iets letterlijks, en daarmee onderdrukken de mensen elkaar in hun eigengerechtigheid en hoogmoedigheid. Zo dient de mens heren die ze niet kennen. (Anderlech 8:55, Kamba 27:25, III Werktuigen 3:25) De afgoderij zit niet in monotheïsme of meergodendom op zich, of in welk gebruik van namen dan ook, maar in het verkeerd voorstellen van principes. Inzetting 36. Laat er geen wedijver zijn Wees de mindere en de minste om de meerdere te zijn over het vlees en de zonde. God die in u is is meer dan degene die in de wereld is. (Belech 2:25,37,38, Stranden 16:2) Laat er geen wedijver zijn, maar laat een ieder de mindere willen zijn. Dit leidt tot de innerlijke bron van wijsheid waarin alle schoonheid der hemelen is, om zo uw harten te behoeden om zo geen slaven der wereld te worden, of slaven van de kerk. Aan God zijn alle dingen onderworpen. (Zeeën 6:7) Inzetting 37. Het gevaar van zelfverwezenlijking De mens moet oppassen niet alles op God en genade af te schuiven, maar de mens moet zeker op zijn hoede zijn voor de zelfverwezenlijking die niet voortkomt vanuit zelfverloochening. De mens moet opgroeien in God, en leren te wandelen in de hemelse werken, om zo deel te hebben aan de natuur van God, maar heeft altijd de leiding van God hierin nodig, omdat de mens altijd maar ten dele die natuur kan uitdragen. Hooghartigheid ligt op de loer, zoals er ook luiheid op de loer ligt. Altijd is God groter, en altijd moet de mens terugkeren tot God. (III Kamba 9:23-25, Anderlech 8:24) 15

Inzetting 38. Over overgeestelijkheid en vergeestelijking Je kunt de horens van het ego niet overwinnen door geweld, maar door het te vergeestelijken. (Werktuigen 3:48) Het wapen is dus niet vleselijk, maar geestelijk. Het gaat niet zomaar om het geestelijke, maar om de vergeestelijking, want anders zou de mens in het vleselijke en de vervleselijking blijven (Anderlech 2:6). De overgeestelijkheid, of overmoedige geestelijkheid, probeert hieraan te ontkomen. Inzetting 39. Over valse genezing die tot zonde leidt Paulus had een pin in het vlees opdat hij tegen de zonde bewaard zou blijven, en zo moeten wij ook pinnen of pijlen door het vlees hebben, die niet zomaar weggenomen worden, want anders zou er valse genezing zijn die de zonde juist doet aanwakkeren. (Ewa 18:36, Vissen 12:4) Inzetting 40. Over berouw en bekering Door zijn verlorenheid kan de mens het rechte pad niet vinden, maar door met God vervuld te zijn kan de mens het rechte pad vinden en bewandelen. Dit moet van twee kanten komen. De mens is niet aan zijn lot overgelaten, maar moet zich zeker laten vormen. De mens moet over het smalle, lange pad gaan door de enge poort, door berouw en bekering. De mens moet zo zelf ook het smalle pad en de enge poort zijn. Predik de waarheid zoals die is, niet om bewonderd te worden. Wijs op de ware weg, en wees zelf ook de ware weg. Beoefen zelf datgene wat je predikt. Er is geen kennis zonder ijver (Zeeën 1:17, 2:21). Inzetting 41. De hemelse eenzijdigheid Er moet een tegenstelling zijn, een eenzijdigheid, een zekere starheid, om aan te dringen tot het maken van een keuze, wat dus een educatief doel is. We kunnen stellen dat er hierom een balans moet zijn tussen meerzijdigheid en eenzijdigheid. Dit is een hemelse discipline en een drijfveer voor de geestelijke oorlogsvoering en de geestelijke jacht. Er is een strijd tussen goed en kwaad, tussen onwetendheid en kennis, tussen het vleselijke en het geestelijke, tussen het goede en het beste. Er zijn veel restricties in het hemelse. (Ewa 57:27) 16

Inzetting 42. Medelijdend, maar meedogenloos naar het vlees Wij moeten een medelijdend, zachtmoedig en verdraagzaam karakter hebben, maar meedogenloos zijn naar het vlees, naar de zonde die op de loer staat, want die moet sterven. Omdat meedogenloosheid al snel misbruikt kan worden, vanwege de gevallen wereld waarin de mens leeft, moet de mens langzaam zijn tot toorn, maar ook op zijn hoede zijn voor het misbruik van medelijden. (Rivieren 7:20, Beloch 4:11, Vuch 9:7, Ewa 31:2-6) Inzetting 43. God is groot De mens moet de grootheid van God leren kennen, dat God altijd groter is, en vanuit die kennis het vlees tegemoet gaan om het te bestrijden. Zo moet de mens ook een ontmoeting hebben met de grootheid van God, wat zijn leven voor altijd zal veranderen. (Anderlech 9:31) Inzetting 44. Het kennen van de grenzen van het werkverbond Als de mens gaat bouwen buiten het studie verbond om, dan bouwt de mens voor de vijand. (Vissen 2:8) Waar openbaring ontbreekt verwilderd het volk. (Ewa 34:14) Het oorlogsverbond moet onderworpen zijn aan het leerverbond en het werkverbond, omdat het vlees het leven van het kind bedreigt. (Vissen 1:10, Stranden 12:13-14) Daarom bedreigt de oervrouw het vlees. Je mag niet buiten het hemels werkverbond werken, want dan werk je vanuit de vleselijke krachten die ten verderve leiden, tot de dood. De mens moet de grenzen kennen van het beloofde land, van het werkverbond, en niet daar overheen gaan, want daar heerst de dood, oftewel het missen van het doel. De opname is allang geweest. De opgenomen geestelijken moeten toezien hoe het verblinde volk hun blinde leiders volgen, wars van kennis. En zo wordt de kloof tussen het vleselijke en het geestelijke steeds groter. (Behemma 38:4) Inzetting 45. Over vleselijke macht en geestelijke macht God is machtig, maar niet op de manier van de mensen. De macht van God is ondoorgrondelijk en gegrond op hemelse termen die voor de mens onnavolgbaar zijn. Het gaat in tegen de vleselijke macht die ten verderve leidt. (Beloch 29:23, Werktuigen 7:7, II Werktuigen 2:63, Ewa 55:24) 17

Inzetting 46. Het pad van de waakzaamheid Als schepping vals is en zekerheid overmoedig moet er eerst twijfel en chaos komen. De mens is ingedut in berouwloos vertrouwen. De mens heeft alles al vals voleindigd, heeft alles al in kannen en kruiken. De ware voleinding is een veel langere en veel smallere weg. De wil van de mens moet eerst gebroken worden. De mens moet eerst voorzichtig worden, en dit leren in de alarmologie. Er is geen ware demonologie zonder de alarmologie. Dan zou de mens in schijnveiligheid leven. De waakzamen zijn zorgvuldig (II Duizen 2:6, II Kamba 10:60). Wees daarom waakzaam en ban de gemakszucht uit die de mens doet indutten. Bega het pad van de waakzaamheid, wat een grote en belangrijke bron is. (II Behemma 9:28, 9:36) De wedergeboorte gebeurt alleen in de volharding in waakzaamheid. (II Behemma 9:46, Vuch 5:18, Anderlech 1:19, Ewa 53:18) De waakzaamheid kan alleen opgroeien en tot volgroeiing komen in ijver (Belech 3:12). De mens moet daarom oppassen met ordezucht die de nodige chaos, verwarring en twijfel probeert weg te wassen. (Zeeën 13:29) Inzetting 47. Over volksgerechtigheid en godsgerechtigheid De mens heeft snelle afrondingszucht en rafelt hierdoor alles af om het in zijn begeerten door te laten werken. Zo heeft de mens een leugen gebouwd door zijn lauwheid, luiheid en lafheid. Dit is de oude mens, en daarom moet het afgelegd worden om de nieuwe mens aan te doen. De oude mens pretendeert van alles te zijn wat hij niet is in overmoedig en berouwloos zelfvertrouwen. Hij volgt in zijn gemakszucht de volksgod Laos, het volksoordeel, de volksgerechtigheid, wat een gif is. (II Kamba 10:102-105) Inzetting 48. Van gedeformeerd tot gereformeerd De mens vloog op de twee adelaarsvleugels, Luther en Calvijn, tot de wildernis, achtervolgt door Alva, en moest in de wildernis verdere strijd voeren, want hier was de gedeformeerde kerk. Daarom moet de mens van reformatie tot reformatie gaan, en moet de reformatie ook gereformeerd worden. Stilstand hier is fataal. (II Kamba 10:1-2, IV Werktuigen 6:25, Ewa 35:15, Kamba 24:11, IV Werktuigen 2:32) 18

Inzetting 49. De kerk is geen gebouw De zwaar vervolgde Nederlandse geuzen, de soberen, kregen in Duitsland, in Oost-Friesland, Emden, in 1571, een geuzenkerk, de Nederduits Gereformeerde Kerk, die in 1579 met de Unie van Utrecht de moederkerk van Nederland werd. Dit gebeurde in de tachtigjarige verzetsoorlog tegen het Spaanse bewind (1568-1648). Deze erfenis moet uitgewerkt worden en niet overboord gegooid worden. Deze kerk is niet een gebouw met personen, maar een hart met principes. Inzetting 50. De bron van de reformatie De reformatie kwam voort uit de filosofie. De theologie moet in toom gehouden worden door de filosofie, zoals de filosofie in toom gehouden moet worden door de theologie. Zij kunnen zonder elkaar niet bestaan. (IV Werktuigen 2:26-32, Ewa 15:7, Odenlech 5:11, 17:26, 19:19, 27:18,121, 50:3, III Werktuigen 6:2,29,45) De kerk werd gered uit theologisch extremisme door de filosofie. (IV Werktuigen 2:22) Inzetting 51. De ontwapening des vlezes Er zijn tijden van dorre droogte, om tot de ontwapening te komen, en ergens op die lange, moeizame, maar belangrijke brug komt het verschijnsel van wedergeboorte. (Zeeën 11:6) Alle wapenen van de boze, het vlees en de wereld dienen te worden afgedaan. (Duizen 18:65) Alleen zo kan de mens tot naaktheid komen in de rivier, om zo gewassen te worden tot wedergeboorte. (II Duizen 28:41,49,50, Kamba 20:152,153) Inzetting 52. Over gedeformeerden en gereformeerden De lofprijs is een gelijkenis, een teken, een symbool, van de onderwerping aan de hemelse kennis. Het onderwijs is de ware lofprijs. (Ewa 29:8) De mens moet daarom niet oeverloos lofprijzen en het niet als een graadmeter zien hoe hemels iemand is. De ware lofprijs is de bekering (Odenlech 3:6). Een verhaal is geen dogma, maar een gelijkenis. De ware dogma’s zijn altijd principieel van aard. Ook in de principes en het principieel zijn ligt het gevaar dat de mens ze op een hoop gooit en gaat verabsoluteren, terwijl hogere principes worden verwaarloosd. (Odenlech 3:1) Dan is het slechts verabsolutering van een deelwaarde, wat in gedeformeerde sectes gebeurd. De mens moet loskomen van secte-vorming. (II Duizen 1:30) 19

Inzetting 53. Over afzondering Het weinige in ons, het mindere in ons, is geroepen en uitverkoren. Het vele is geroepen, maar alleen het weinige, het minderende, het sobere, zal door de smalle poort kunnen gaan. Alleen het eenzame wat zich heeft afgezonderd van het vele en het vleselijke zal deze poort kunnen vinden. Uiteindelijk zijn alleen de roependen de geroepenen. (Belech 1:36) Het vele is dan wel geroepen, maar alleen het weinige, het mindere, kan deze roep horen en verstaan, en alleen het minderende en het sobere geeft er gehoor aan. En alleen de eeuwige roep kan tot de boezem van de hemel doordringen. (Behemma 20:25) Inzetting 54. Over de hemelse zintuigen De mens moet gevoelig worden voor de grenzen opdat de valse grenzen zullen wegvagen, opdat het vlees, het ego en het wereldse gedoofd wordt. (Zeeën 11:43) Zo kan de mens ook gevoelig worden voor het doel, en erdoor aangetrokken worden. Dit gebeurt door de gevoeligheid voor ingewikkeldheden, voor de tussenstappen, opdat er zo ook gevoeligheid ontstaat voor de volgorde, opdat de leugen kan afsterven en alle bedriegelijkheid van het vleselijke leven. (Ewa 28:20-22) Inzetting 55. Over duisternis De mens kan het niet zomaar aan het licht brengen, maar moet de duisternis in en de duisternis onderzoeken, want daar liggen de wortelen verborgen. De leugen werkt door vals overmatig licht om hier zijn zonden in te verbergen. De mens moet daarom gaan tot de hemelse duisternissen. De aarde is donker, en zo is de moeder aarde, en de mens moet oppassen met al teveel licht. De verklaringen zullen vanzelf komen wanneer de mens dieper de duisternis ingaat. De mens mag het licht niet forceren. De duisternis bepaalt zelf wanneer de morgen opkomt. Ezau leidt tot die duisternis (II Duizen 21:26), als het beeld van de hemelse jager (II Duizen 20:93-94), maar de mens heeft Ezau verkeerd voorgesteld. De grondteksten spreken over een lagere Ezau en een hogere Ezau, zoals er ook over een lagere Eva en een hogere Eva wordt gesproken. 20

Inzetting 56. Over misstanden over satan en demonen Ook zijn er goede en slechte demonen (Kamba 1:15), zoals ook satan een neutraal woord is, wat tegenstander betekent, zoals ook de Heere in de satan veranderde in Numeri 22:22, om de tegenstander te zijn van Bileam. Hoe nodig is het vandaag de dag om een tegenstander te zijn tot de zonde en het vlees, het wereldse leven waardoor de mens vergaat ? Meer dan ooit moet de mens een tegenstander zijn, zoals Ismael en Ezau, en zoals satan in het Judaïsme, die beschouwd werd als een testende gezant van God. Er is dus een hogere satan en een lagere satan, zowel een goede als een slechte. Dit moet gezegd worden, omdat er veel misvattingen zijn over dit onderwerp. Het is een bevel des Heeren, zodat hier geen onduidelijkheid over is. Een verkeerd zicht hierop heeft de aarde kapot gescheurd. We mogen hierbij opmerken dat reeds in Egypte satan (Seth) al een dualiteit was. (Odenlech 18:40) Inzetting 57. De uittocht van het volk Ismael De exodus is de uittocht van het volk Ismael, niet zomaar het volk Israel. De mens moet zowel de grootte van de zonde en de schuld kennen als de grootte van het oordeel (Odenlech 10:3). Ismael is het verlengstuk, dieper de wildernis in, verder dan waar andere volken waren gestopt om een stad en een naam te maken. Het zaad moet geheel sterven. Als de mens om genade smeekt, dan krijgt de mens te horen : ‘Mijn oordeel is genoeg,’ want de oordelen des Heeren zijn goed en waarachtig. (Behemma 21:14, Duizen 9:9-10, 18:66-67) Ismael leidt niet alleen weg uit de stad, maar ook uit de kerk, en uit al het vertrouwde en herkenbare. Dit zijn allemaal facetten van de symbolische betaling van de armenbelasting. (Odenlech 18:93) Je moet alles achterlaten, de gehele kudde, alle kudde-mentaliteit, om op zoek te gaan naar het verlorene, het vergetene, dieper in de wildernis, zoals Ismael. Uiteindelijk liet Ismael de ware en diepere betekenis van het touw zien, waarvan het boek Jozua spreekt, als het touw van Rachab, en daarna het boek Richteren, als het touw van Delilah. Zonder deze gebondenheid in de wildernis zou de mens nooit verder komen, zoals Jeremia ook wees op het belang het juk van Babylon te aanvaarden, als een beeld van het aanvaarden van het oordeel des Heeren, om daardoor getuchtigd te worden. (Odenlech 23:30-32) 21

Inzetting 58. Ismael en Ezau niet geheel verstoten Op het diepste punt van zijn lijden werd Yeshua ook tot een Ismael en een Ezau, als een verworpene : ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ?’ Hij moest net als Ismael en Ezau zijn sociale en familiaire status afleggen. Daarom zien we ook in de islam het geheimenis dat God geen zoon heeft. (Beloch 19:1,7) Dit is een gereformeerd geheimenis. In geen geval zijn Ismael, Ezau en Yeshua daadwerkelijk verstoten, maar meer als onderdeel van iets veel groters. Daarom zullen de reuzen komen, de grote vrouwen, om de bruggen tot de godenwereld af te breken en de tafelen der goden om te keren, want de afgoden die de mens heeft gemaakt hebben deze geheimenissen achtergehouden en de kerk gedeformeerd gemaakt in plaats van gereformeerd. (Ewa 3:18-19, 26:14) Inzetting 59. Hebt uw vijanden lief Ook het Hoseaanse lijden is van belang. Hosea moest het Efraïmitische juk aanvaarden, opdat het tot een profetisch teken zou worden. (II Kamba 7:21-22, 8:14-15) Dit is het ontdekken van de Moeder God die in de vrouw verborgen is. (II Kamba 10:96-98) Dit is ook de diepere betekenis van het Messiaanse principe ‘Hebt uw vijanden lief.’ (III Kamba 11:11) Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) in samenwerking met de Nederduits Gereformeerde Kerk 1970-2024 2024 22

DE TETRATEUCH 23

BEHEMMA De tweede bloem 1. De tuin en de kerk 1. Ik liep door de tuin. De wind blies zachtjes in mijn gezicht. 2. Ik was op zoek naar iets speciaals, iets dat ik nooit zou vergeten. 3. Ik keek in de verte naar de mozaïek-ramen van de kerk. 4. Ik zag een gezicht van achter het mystieke raam naar me zwaaien. Ik rook een zachte adem van rozen en narcissen, en ik liep door de tuin, naar de kerk ernaast. 5. Ik ging het portaal binnen en vroeg me af wie ik daar zou ontmoeten. 6. Deze kerk vertegenwoordigt de vrije, hemelse fontein, die in ieders hart leeft, als men daarnaar wil leven. 7. Sommigen zullen dichter bij deze fontein komen, anderen zullen het meer en meer verlaten. De zes bloemen 8. Er zijn zes bloemen in het huis van Eli, de hogepriester van Israël, de uitverkorene. Hij was de verzachter aller verzachters, en nu nam God hem weg, want hij waarschuwde zijn kinderen niet. 9. Samuel’s tranen zullen voor eeuwig op zijn graf vallen. De eerste bloem 10. Vader Eli, deze bloem bloeit vanuit mijn hart voor u. Ik, Samuel, uw uitverkoren zoon, ik kom naar u toe, want u hebt me vanuit Mercurius op doen komen en me naar het huis van Venus gebracht. 11. U verzachtte mijn wonden, u verzachtte mijn ziel en gaf me gouden brood om te eten. In uw huis, o vader Eli, kon ik de stem van God horen die tot mij sprak. 12. Mijn bloem van dankbaarheid zal voor altijd bloeien. U hebt mijn deur naar de hemel geopend. 24 13. Drie keer hoorde ik de stem van de Heer, en drie keer sprak u tegen mij dat u het niet was. 14. U verwees me naar de bloem, de bloem van Venus. Deze bloem bloeit vanuit mijn hart naar deze bloem, die tegen mij sprak. 15. De bloem die mij het leven schonk, de bloem die mij gouden water te drinken gaf, ik zal U voor altijd dienen. 16. Mijn bloem van gehoorzaamheid zal nooit verwelken. De derde bloem 17. Vader Mozes, waar bent u. U was de drager van deze bloem, u raakte de zijkant van mijn kin aan en maakte mijn hart sappig. 18. De hemelse bloem in mij zal me naar uw hart leiden, waar alle sappen zich verzamelen. 19. Breng me naar mijn werkplaats, breng me naar mijn hemelse wapenrusting, zodat mijn hoofd in uw hemel kan zweven om daar voor altijd te verblijven. 20. Laat me uw tuinen van hemelse woorden binnengaan om uw stem weer te horen. 21. Laat de bloem van begrip mijn aderen volgen. Meng het met mijn bloed, zodat ik voor altijd van u ben. De vierde bloem 22. Bloem van Maria, vlieg weer, open je baarmoeder en laat me je kinderen zien. 23. Je melk was zachter dan de zachtste honing en zoeter dan het zoetste fruit. 24. Je bracht me het zwaard van Adam, om de poorten van Eden weer te openen. 25. Vlieg, mijn regenboog, de hemel zal voor je opengaan. 26. Bloem van Eva, moeder van duizend moeders, breng me naar je huis en begrip, breng me naar de bloem der bloemen, want je sleutels reiken tot in de laatste hemelen. 27. Open de rivieren met

je bloem, de bloem van geboorte. 28. Breng me naar de laatste oceaan die de laatste traan wegspoelt. 2. De dag na Eden De vijfde bloem 29. De vijfde bloem, bloem van Jozef, bloem van dromen, dringt mijn hart binnen, om mijn vader Eli te waarschuwen. 30. Wek hem weer op om uw volk te leiden en open zijn oog. Geef hem het hart, mijn innerlijke vader, om zijn zonen wakker te maken. 31. Laat hem het pad van Jozef bewandelen, geef hem de vleugels van Benjamin, om zijn huis weer binnen te gaan. 32. Venus, laat je bloem niet zinken, richt je huis opnieuw op, om een huis van maïs te midden van honger te zijn. 33. Sta weer op uit de woestijn, o heerser van Egypte, jij bent de gouden bloem. 34. Laat uw levensstromen het land omringen, om de tafel van Abraham te verheffen. Laat Noach zijn gids zijn. De zesde bloem 35. De laatste bloem, het laatste oordeel, om de zee weg te spoelen, om de tafel weg te spoelen. 36. De laatste bloem die alle bloemen in één laat bloeien. Eén bloem zal bloeien als je slaapt, één klein bloempje zal boven je wakker worden. 37. Ga slapen, kleine aarde, ga slapen, kleine hemel, want morgen is een nieuwe dag. 38. En midden in de nacht zal de wind komen om ook deze bloem te laten slapen, zodat de nacht zijn vleugels helemaal om je heen kan slaan, zodat de kou van de nacht je aderen kan binnendringen om je aarde te laten afkoelen. 1. Je leeft nog steeds in de dag na Eden, niet geïnteresseerd in wat daar werkelijk is gebeurd. Je stal de bloemen uit de tuin van Eva, 2. en je doodde de slang voor zesenzestig goudstukken. Weet je zeker dat het de juiste slang was? 3. Weet je zeker dat je goed hebt geschoten terwijl je schoot met je ogen dicht? 4. De vlucht van de adelaar maakte een gouden pad voor de reiziger. Er hing een gouden draad. De vleugels van de adelaar verwarmden het hart en kalmeerden zijn ziel. 5. Kon je de klokken horen luiden toen je geboren werd in je kleine doos op aarde? Of werd je opgeslokt door je eigen angsten en geesten gecreëerd door het kleine doosje om je daar te houden? De doos in de doos 6. Maar weet je dat deze nieuwe wereld ook een doos is, met zijn eigen mensen en zijn eigen angsten en geesten? Weet je dat als je eruit stapt, je een nog grotere wereld betreedt? 7. Wanneer je de doos in de doos begint te beseffen, wanneer je ziet dat het leven dat je krijgt na de ontsnapping ook niets anders is dan een doos in een doos, met zijn eigen wetten en eigen sleutels, 8. dan begin je te beseffen dat je nooit echt vrij bent. Je bent pas vrij als je aan deze hokjescirkel ontsnapt, als je de ring draagt, als je de hokjes van het leven beheerst. 9. De gele bloem groeit van hemel tot hemel. Het vraagt je niet om de doos te openen, het vraagt je niet om de doos te verzegelen. 10. Het wil dat je vliegt en de dozen vergeet. Het wil dat je de ring van de hemel draagt. 25

Het doolhof 11. Als je de tijd vergeet en de Maker ontmoet, kun je op adelaarsvleugels vliegen en de gele bloem bereiken, die diep in je hart bloeit, om het doolhof te ontmoeten waarin we vrij zijn. 12. Want in het doolhof zijn geen grenzen, in het doolhof zijn geen leraren. Er zijn alleen twijfels en zeeën van verwarring. 13. Het lijkt niet te eindigen, het geeft geen grens of een einde. Het creëert altijd meer vragen en meer geheimen. 14. Als je denkt dat je eruit bent, ben je binnen, en als je denkt dat je aan de rechterkant bent, ben je aan de linkerkant. 15. Maar in deze onzekerheid rijst de waarheid, in deze wanhoop verschijnt de hemel van antwoord. We zien al onze herinneringen en voorspellingen op ons jagen. 16. De gedachte wil ons. Maar we raken deze muren niet aan, we luisteren niet naar deze spiegels. In het doolhof willen we gewoon de weg naar buiten vinden. 17. Maar in het eindeloze doolhof vinden we nooit de weg naar buiten. 18. We zijn voorbestemd om zo te verdwalen dat we sterven als een zaadje in de grond, in het centrum van het doolhof. 19. Het zal ons daarheen trekken, het zal trekken, want het doel is om ons in een gele bloem te veranderen. 20. Hij zoekt de spiegeling van de gele bloem. Hij komt uit zijn doos, gekleed in het gele van de gele bloem, maar het is gescheurd en sterft, in het midden van het doolhof, in het midden van de doos. 21. Zijn oude makkers jagen achter hem. De droom brak. Hij is nu een deel van de gele bloem, nog steeds stervende, nog steeds verscheurd, maar van binnen bloeiend. 22. De hemel van de gele bloem verwarmt hem en brengt oude verlangens bij hem terug, de verlangens om vrij te zijn, de verlangens om de spiegeling te ontmoeten. 26 23. Hij worstelt met oude geschriften uit zijn verleden. Ze proberen hem te verslinden, ze proberen hem terug te brengen naar de kleine doos. 24. Hij reikt naar de gele bloem, reikend naar de eeuwige bloem. 25. Zo marcheren ze om een glimp op te vangen van de gele bloem, om een glimp op te vangen van hun vaders en moeders. 26. Vader, bent u het echt? U sprak met me over deze gele bloem sinds ik jong was. U vertelde me over de tuin waar het is opgegroeid. 27. De gele tuin heeft een deel in mijn hoofd, een deel in mijn hart. Dit doolhof waar u me over vertelde was de tuinman van deze gele tuin. 28. U zei me dat deze tuinman wist wat hij moest doen. 29. Moeder, bent u daar? Uw gele nectar zoemt nog steeds in mijn maag. De rode kerk was de plaats waar u vroeger bad. Mijn verstand is duizelig als ik aan u denk. 30. Alsof alles wegdrijft. Als de dag voorbij is, zijn we slechts zaadjes die weg marcheren om een nieuwe bloem te worden. Deze nieuwe bloem is ook niets anders dan een zaadje. 31. We wachten er allemaal op om weer gezaaid te worden, het zaadje in het zaadje. Elke dag worden we gezaaid, elke nacht staan we op en morgenochtend weten we wat we moeten weten. 3. Het bos 1. Je ging de poort binnen tot het bos. Je kwam tot een bosmeer. Hoe verder je in dit meer zwemt, hoe meer je huidskleur verandert in de kleuren van de natuur. 2. Toen je dit meer overstak, kon je tot de derde poort gaan. Je had de andere kant van het meer bereikt en je kroop door de modder en het zand van de bosoever.

3. Je had je herinneringen overleefd, je had de snijdende standpunten overleefd. Je nam afscheid van ze. Je kroop door de bosbladeren, door het mos en de modder. 4. De atmosfeer is hier erg vochtig. Dan komt er plotseling een grote slang voor je op en begint er een worsteling. 5. Je voelt zijn koude lichaam zich om je heen draaien en je voelt zelfs zijn bloed door zijn aderen stromen. 6. Hij bijt je in je onderrug en je schreeuwt, maar je benen beginnen hem naar beneden te trekken en je greep is erg stevig. Je voelt dat er een enorme kracht in je benen is gekomen. 7. Je voelt dat je de wildheid van het bos krijgt, dat je één wordt met het bos, en je bijt hem in zijn nek, terwijl je je nagels diep in zijn huid drukt. 8. Je hebt je angsten, frustraties en verwarring overleefd, die de slang vertegenwoordigde. Maar je lichaam bloedt en je wonden zijn diep. 9. Je komt nu op een plek met heuvels van warm zand, en hoe verder je door deze plek kruipt, hoe heter het zand wordt. 10. Je voelt hoe het zand je vochtige wonden bedekt, wat je voelt als een genezing. De sfeer is vredig en er zijn wat kleine struiken hier. 11. Het is alsof zachte, zoete melk door je aderen stroomt. De wilde bloemen 12. Je betreedt een veld met wilde bloemen en je voelt je huid opbloeien. Je begint je als een bloem te voelen en je voelt dat je lichaam wordt opgesierd alsof je fragiele gescheurde kleding draagt, 13. maar wespen duiken op je en proberen je tepels te prikken om alle melk en honing uit je te zuigen. 14. Aan het einde van het veld zie je een poort waar je doorheen kunt. Je staat nu voor een enorme afgrond, met een brug. Je loopt op de brug en je begint naar beneden te kijken, en je krijgt de rillingen. 15. De brug stopt plotseling ergens boven de afgrond waar je op de rug van een reuzen-adelaar kunt zitten die net zo groot is als jij. 16. Verder en 27 4. Waar alle tranen botsen 1. Hij was overal teder versierd met klein wit satijn en van zijn lippen was het zoete druppelende. Ik voelde dat hij bloeide. Ik vroeg hem waar hij vandaan kwam en hij zei uit de zee van tranen. 2. Ik vroeg hem wie hij was en hij zei dat hij mijn spiegeling was. 3. Zijn uiterlijk was als een kind, maar zijn uitstraling was volwassen. Hij leek de man van tegenstellingen te zijn. dieper in de afgrond zweeft een eiland in de lucht. De adelaar brengt je daarheen. Hier zul je moeten vechten tegen leeuwen, panters en gigantische spinnen. 17. In het midden van het eiland vind je een ladder van draden die je uit de afgrond zal leiden. 18. Je staat nu aan de andere kant van de afgrond en je huid lijkt op de regenboog. Je wonden en littekens zijn zo mooi, omdat ze spreken van je moed en doorzettingsvermogen. 19. Deze wonden en littekens zullen de sleutel zijn tot de hemelse bloem waar je naar op zoek was. Je eet nu de hemelse vruchten en je voelt de zachte, heldere sappen door je verstand en aderen stromen. 20. Je voelt je herboren door deze stromen en je begint erin te zwemmen, ze dieper te volgen in deze nieuwe wereld. Je ziet de tropische vissen vlak bij je zwemmen. 21. Je staat op het punt de hemelse oceanen en zeeën te bereiken. Je vliegt op de rug van tropische vogels en je bereikt een ander eiland midden in deze zeeën en oceanen. 22. Hier drink je de melk van kokosnoten en voel je de warme en koele zeewinden van de hemel.

4. Ik vroeg hem waar hij heen zou gaan. Hij zei: terug naar de zee van tranen. Ik vroeg hem hoe hij dat zou doen. Hij zei dat de tranen de lijn zijn tussen de tegenstellingen. 5. Tranen slaan allemaal op elkaar in, stromen van de een naar de ander. 6. Tranen kunnen worden gedeeld, en hoe meer ze worden gedeeld, hoe meer ze op tranen van vreugde zullen lijken. 7. Tranen zijn de enige middelen die de harten kunnen doorzoeken. Tranen zijn de enige manier om het verstand te doordrenken. 8. Tranen zijn de bruggen die levens verenigen. Tranen zijn de sleutels om de verborgen delen te openen. Tranen worden gebracht om ons te kalmeren. 9. Tranen worden gebracht om onze droge, harde zielen te verzachten. Tranen kunnen niet gebroken worden, tranen kunnen niet verzegeld worden. Tranen kunnen alleen worden gedronken en in waarheid worden omgezet. 10. Gooi de sleutel niet weg. Laat je kans niet bederven. Ze komen en ze gaan. Mis het niet. Ik vroeg de hemel om je deze schatten te laten ontdekken, ik vroeg de hemel om je het te laten zien. 11. Vanuit de hemel boven werd het gegeven, als een schip om de haven te bereiken, als een beker om je pijn te verzachten. Laat de rivier van de een naar de ander stromen. 12. Schaam je niet om je pijn te tonen. Alleen als je je pijn laat stromen, kan het worden opgelost. 13. Alleen als we onze tranen zaaien, kunnen ze bomen worden. Tranen zijn de spiegelingen waarin we onszelf kunnen zien. Tranen zijn de spiegelingen waarin we anderen kunnen zien. 14. Een tranendal, een zee vol spiegelingen, die me doen denken aan het verleden. Volg de stromen van tranen. Ze spreken en brengen ons terug waar we thuishoren. 15. Wij behoren tot de herinnering. 28 16. Tranen, het verleden van de hemel. Tranen zijn de boten om naar het verleden te gaan, tranen zijn de voertuigen om het hiernamaals binnen te varen. Tranen zijn de voertuigen om elkaar te bereiken. 17. In de kruising van alle tijdlijnen bestaat het wonder, het wonder van herinnering, het wonder van verenigen. Tranen weerspiegelen wie we werkelijk zijn, leugens zullen vervagen. 18. Naar een traan luisteren, is een leugen verliezen. Ogen zonder tranen kunnen niet zien, ze zullen alleen de leugen zien. Tranen zijn de appels van onze ogen. 19. Ik wilde wijsheid zien. De hemel gaf me de tranen om het te zien. Mijn tranen zijn mijn ogen, mijn tranen zijn mijn benen. Daarmee kan ik alles doen, een lichaam van tranen. 20. De hemel is daar waar alle tranen samenvloeien. Er is een doorgang naar het verloren paradijs. Geef het terug aan mij. Waar alle tranen van de wereld samenkomen, rijst een ster, wordt onze nieuwe wereld geboren. 21. Werk met de tranen, bouw door de tranen. Als je wijsheid wilt, vraag dan eerst om een traan, waardoor je de wijsheid kunt zien. Als je een vriend wilt, vraag dan eerst om een traan, zodat je die vriend kunt bereiken. 22. Voordat je iets vraagt, vraag om een traan, en daarin zullen alle andere dingen verschijnen. 23. En deze trap van spiegelingen leidt me naar de ochtendspiegelingen ... waar alles duidelijk wordt... Van spiegeling naar spiegeling varen we.… 24. Wederom geboren worden in de bloem der spiegelingen.... De nectar van deze rivier was een goed iets om te drinken.... Het verzachtte de pijn... Drijvend naar de zee van spiegelingen..... Spiegelingen van hemel tot hemel. 25. Spiegelingen bouwden het land..... Spiegelingen bouwden de bloemenvelden... van boom tot boom is er vrijheid.... op weg naar waar alle tranen op elkaar inslaan .... 26. Wees blij met de tranen, want ze brengen je spiegelingen .... Het zijn de juwelen van

een gebroken hart.... het stuifmeel van een nieuwe wereld verspreidende ... 27. Spiegelingen leiden me naar het einde der tijden ... door golven van tranen ... Spiegelingen leiden me naar het begin der tijden ... door golven van tranen .... 5. Zand van de oceaan 1. Deze bruggen zijn gemaakt van bruine bloemen. De bruine bloemen duwden me in de rivieren, Ze zijn sterk en weelderig, In de rivieren moet ik mijn brood verdienen … 2. Alleen in de bruine nacht, Een nacht in vele jaren, kan ik in de bruine bloemenvelden zijn, De pijl ging door het raam, En nu ben ik vol bloemen, 3. Deze bloemen zijn bruin, Ze reisden door de wind, Door weilanden en bossen, Totdat ze mij zagen... De pijl trof mij hard, Het was diep, 4. Ik werd geraakt door de pijl, Getroffen door iets groters dan mij, Het nam mij op en schilderde de hemel in mijn gezicht, De hemel zakt nog steeds in de oerwoud rivier, De hemel, Een donkere… 5. De pijl bracht mij over de bruggen, In de donkere nacht, Naar bruine bloemenvelden, Er komen zoveel golven over mij heen, 6. Water gevend geweten, de bron is als het sap van de verboden verboden eeuwen, 29 we kwamen tot leven in de geschiedenis om naar al deze sporen te zoeken, 7. Wanneer de nacht bijna valt, daalt het neer om de grenzen van de zee te bedekken, de afstanden vervagen voor mijn gezicht, tot de flits van een bloem neerdaalt in deze ochtendstromen, alle dromen wegneemt. 8. We mogen de grip niet verliezen terwijl we duiken, dit zand in de oceanen, laat het ons begrijpen. De Diepte 9. De eeuwige diepte, de oneindige diepte, in het hart van de mens, zo verborgen gehouden. En zij zeggen u : 'Kom tot God', en zij houden de diepte achter. 10. De hemel doorziet de mensen, door Haar diepte. Nog steeds voel ik de striemen van Uw Diepte. Het heeft mij genezing gebracht. 11. Vaak heb ik erover nagedacht, over U die mij steeds weer leidt. Veel dingen begrijp ik niet. 12. Ik ben jong, en wat is een mens ? Wat is het dat u naar de mens omziet ? 13. Van jongs af aan heb ik gestreden. Nu ben ik rijp het wapen te smeden. Veel bloemen heb ik zien sterven. 14. Veel bomen heb ik zien wegzinken. Er zijn pijlen op mijn boog, terwijl er liederen bloeien op mijn tong, komend van een stille hemel. 15. Tijdenlang heb ik gezwegen, en Eeuw'ge woorden aan elkaar geregen. Beroofd van verstand was ik zo lang, ik moest het doen met hartepijn. 16. Ik voel de tuchtiging zo lang. Ik ben rijp mijn leven af te leggen, om het stilzwijgen te verbreken. En dan zal ik vertrekken naar de hemel van stilte, om voor eeuwig stil te zijn. 17. In het duisterste van de nacht kunnen wij tot U naderen. Ja, de voorhangsels van hemelen zullen scheuren. 18. Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. 19. Waar zij de honger stierven, zo vol van honing zijn zij nu, veilig bij de bijen en bloemen des

hemels. toren, terwijl de rivier brulde en bruiste in de verte. 20. Kom vlucht met mij. De dagen van de honger hebben honing voortgebracht. Kom waar zoete waarheid dwaalt, in 't hart van de diepte. 21. Kom, haar armen wijdgespreid, als zoete honing. Kom, grotere diepte is zij. 22. Om naakt tot het paradijs te gaan, omhuld wordend door het woord. Kom, de honing volgt zij, druipende van haar mond en tepel. 23. Komt, de melk van 't woord, dat is zij. 24. De honing van de diepte, haar raad is op u. Zij heeft uitgestort het woord, hun bron van zoete waat'ren. Nu vinden zij hun weg in haar. 25. Zij bracht honger op een schaal om honing te doen rijpen, om de nachtspelers te laten komen. 26. Honing op de pijn, zij gaf u de doornen in uw vlees, als brenger van dauw, bron van zoete honing. 27. Diep onder de grond van uw woord, toon ons uw diepte. 28. Ik heb met hen geweend, ik heb met hen gesproken, uw woorden met hen gedeeld, om uw aarde te versieren, tot een paradijs. 29. Doe mij toch ontwaken in uw hemelen. Mijn lippen trillen, uw lied is op mijn tong. 30. U leidde ons door zeeen, u leidde ons door droogte heen. 31. Door uw diepte zonken mannen met hun schepen. 32. Uw woord druipende van honing, totdat de nachtvlinder oprijst. 33. Met mijn hoofd in bijennesten raakte mijn tong het zoete, om eeuwig in u te sterven, totdat de nachtvlinder oprijst. 34. De nachtvlinder ging mij voor, om vijanden te slaan. 35. Veelvuldig heb ik naar u uitgekeken op mijn 30 36. Ons gebed is nog steeds : Kennis, waarom hebt Gij mij verlaten, Kennis, waarom komt u nooit terug, alleen in de verte horen we het bulderen. 37. Komt dan snel. Uw bloemen zijn nog steeds te beminnen, maar hun dorens zijn zo scherp. Toe, doe U weer kennen als voorheen. Mijn jeugd heeft mij apart gezet. 38. Uw bossen, bloemen van Uw Kennis. Waakt op, Kennis. Zij stuurde u tot het bos van de diepte. 39. Mijn lichaam bloeit van kennis. Draden van de honger gesponnen, vanuit de hemelen is het heil gekomen. 40. In een doodstrijd bevond ik mij, alles wat scherp en hard was plette mij, tot tederheid mij vond. 41. Witte bloem, tederheid na de steek, zachtheid na de dood, in bitterheid waar ik bezweek, van honger tot honger ging ik, in de hemelen vond ik heil. 42. Witte bloem, tederheid na de steek, wonden veelvoudig gestoken, nu spiegelt het dan in de wind, al die gezichten die ik was vergeten. 6. De gele bloemenhaag 1. Dit zijn de dansen van het slaaplied, Hij voelde zich zo alleen nu, Maar het deed hem geen pijn, Het was alsof hij diep zweefde in de zeeen van genezing, 2. Het was alsof zijn geheugen niet meer bestond,

Want het was alleen maar een zieke interpretatie, Van een gespleten verstand, terwijl er iets tussenin zat, Zoveel dingen weghoudende 3. Hij wil niet meer terug, hij wil alleen dieper, Er is een zachte donder in de lucht, Witte donder, terwijl de hemelen openscheuren, 4. Hij zonk in een nieuwe realiteit, Het was als een mozaiek Toen hij wakker werd wist hij niet wat hij met de droom moest doen, Maar het was draaiende in zijn hoofd, 5. Het hield hem opgesloten in een nieuwe wereld, Zij is de hemel van slaap, Zij maakte al zijn dromen 6. De bloem groeit uit de put. Het maakt een brug over de zee. Gele bloemen groeien langs de kant, als een muur. Iedereen die daar gaat wordt verward. Zij vallen in slaap en dromen vreemde dromen. 7. Geen leger komt door de gele bloemenhaag. Allen zullen zij slapen. 8. Met langzame pas door de bloemenvelden, Deze bloemen worden wit in de nacht. Zij van de gele bloemen, eens zag ik haar, 9. Zij van de gele bloemen, Zij is een tunnel naar de onderwereld 10. Zij leerde me de geheimen van de bossen en de wildernissen, Zij van de gele bloemen, zij gaf mij een plaats. 11. Zij leerde mij de kennis, Zij leerde mij lezen en vele talen, 31 Zij leerde mij schrijven en de schoonste kunsten, 12. Zij leerde mij strijden, Zij van de gele bloemen 13. In haar heb ik alles gezien, Zij van de gele bloemen. 14. Over het ravijn bracht zij mij, Tot de dieptes van een woud, Waar het altijd regent, Altijd tropisch is 15. Nu maak ik mijn tochten in een boot, over de rivieren waarin langs de kanten de gele bloemen groeien. Zij houden mij dromerig, zij houden mij in slaap, in diepe slaap. 16. Zij geven mij hemels sap te drinken 17. De gele bloemen brengen het Woord, het Woord wonderschoon. En zij leiden tot een wonderlijke tuin, een lusthof. 18. Hij is aangekomen. Vastbesloten het geheim te vinden waar iedereen over spreekt. Hij staart naar de plant, met vreemde gevoelens in zijn buik. Een verlamming kwam over hem, 19. en hij viel in de handen van medicijngeleerden. Hij heb nu de ontmoeting gehad. Hij had hier lang op gewacht, maar het liep bijna verkeerd af. 20. Hij was voor lange tijd onder de medicijngeleerden. 21. Hij weet niet wat hij moet doen. Hij loopt dwalend rond en kan niet weg. Het lijkt alsof hij dood is, terwijl hij leeft. Hij heeft het duistere geheim ontmoet, maar nu is hij in de war. 22. Hij kan zijn gedachtes niet beheersen. 23. Hij is niet gemachtigd om contact op te nemen met zijn familie. Hij krijgt geen toestemming. Hij heeft ook geen idee van wie hij toestemming moet krijgen. 24. Hij denkt dat hij gek aan het worden is. Hij haat die planten nu, alhoewel hij weet dat hij

misschien nu onredelijk is. Toch heeft hij het idee dat die planten duivels zijn. 25. Ze worden vaak bij allerlei duistere rituelen gebruikt. 26. Hij voelt zich verward. Hij heeft hulp nodig, maar durft het niet te vragen. Het is alsof het hem verboden is. Het voelt alsof hij in een coma leeft. 27. Niets dringt er tot hem door. Hij heeft het gevoel alsof mensen hem niet horen, wat hij ook zegt. Ze leven gewoon door. Hij heeft zelfs het gevoel dat het onmogelijk is dat iemand verstaat wat hij zegt. 28. Ze horen hem wel, maar zij verstaan het niet, en het lijkt hen ook niets te kunnen schelen. 29. Hij weet zeker dat hij onder een vloek is. Hij maakt een lange boswandeling tot aan een rivier. Dan loopt hij terug. 30. Hij voelt zich opeens heel warm van binnen. Alsof iemand hem wel begrijpt, of een gevoel dat alles wel goed komt. Maar dat is maar een flits. 31. Als hij terug komt is hij depressief. Het wordt zo erg dat hij weer een wandeling maakt naar de rivier. Ditmaal voelt hij zich alsof hij gewapend is, maar hij is ongewapend. 32. Iets of iemand speelt een spelletje met hem. 33. Hij is zichzelf niet meer. 34. Iets is over hem gekomen. Hij heeft ook het gevoel dat hij niet goed meer kan praten. Alsof niemand hem kan horen, of in ieder geval dat niemand hem begrijpt, alsof hij in een andere taal spreekt die niemand verstaat. 35. Hij begint wanhopig te worden, hopeloos. Hij voelt zich opgesloten. 36. Hij heeft het gevoel dat er hier een oorlog is, en dat hij tot het leger wordt geroepen. 37. Hij voelt zich dromerig. Hij heeft nog steeds geen contact met zichzelf kunnen krijgen. Het is 32 alsof hij zichzelf niet meer kan bereiken, alsof hij uit zijn eigen handen is weggegleden, in de diepte, verdronken. 38. Eerst kon hij niet weg, en nu wil hij niet weg. Iets roept hem op voor de oorlog. Maar dan enige tijd later beland hij bij de medicijngeleerden. Hij voelt zich gebroken. 39. Hij is verwond, misschien zelfs dodelijk. Mensen vertellen hem dat hij ergens is ingesprongen. Het was nogal van een grote hoogte. 40. Is hij zijn verstand aan het verliezen ? 41. Soms is hij bewusteloos. Hij denkt dat er iets goed mis met hem is. Hij is opgesloten in een nachtmerrie, alsof hij in een coma is. Daarom komt hij hier nooit weg. 42. Hij kan niet goed nadenken. Hij kan niet tellen. Alles is zo groot en ver weg om hem heen. 43. Hij bevond zichzelf in een wilde zee, totdat hij aanspoelde op een strand. 44. Een plant met gele bloemen, Over die brug kwam hij hier. Er moet een uitweg uit dit doolhof zijn. Hij kon er wel in, maar niet meer uit. 45. Hij is in een halve coma. Hij kan zich niet goed bewegen en niet goed ademen. 46. Hij is bang, Daarom verdraait hij de woorden. Zij zijn duister. Hij trekt zichzelf op aan de struik. 47. Planten met bloemen. Het groeit aan de randen van de rivier. Het is bijna als een spiegeling. 48. Moed heeft hij niet om het in detail te bespreken. Hij praat er slechts omheen. Hij is zo gemaakt. Het is zijn aard geworden.

49. Hij drinkt van de bloemenzee, en stikt bijna in haar zaad. Warmte komt met golven om hem heen. 50. Hij draait en woelt in zijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 51. Alles loopt over in de wildernis in de diepte. Het is een schuimende zee, wild golvend. Hij kijkt erna, en het is alsof hij in een coma is. Niemand kan hem horen. 52. Niemand kan hem verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Hij zinkt weg in de witte zee. 53. Het neemt zijn tijd in beslag. Het neemt alles. 54. Golven overweldigen hem, en nemen hem mee, dieper. Hij moet tot haar geheimen doordringen. 7. Niemand kon mij nog stoppen. Zij was mijn innerlijke wond. 8. Zij was het geheim. Zij leefde diep binnenin. 9. Ik ging een stenen trap op, waar ik haar zag staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Alles begon te draaien. 10. Ik had geen kracht meer om op te staan. Ik was opgesloten. Ik vond het gevaarlijk, en bracht het terug, maar ik kon mijn weg er niet meer uitvinden. 11. Maar toen werd ikzelf als een gevaar gezien. Men wilde mij uit de weg ruimen. Ik zocht altijd het gevaar op, en het redde me er altijd uit. Het was mijn geheime sleutel. 12. Alles is wazig hier. Met haar zal ik voorzichtig omgaan. 7. De geheime sleutel 1. Ze was een bloederige wond in mijn hart. Ik kon haar niet doorzien, maar soms in flitsen was alles duidelijk. 2. Ik begeerde haar te kennen. Zij was mijn innerlijke wond. Het was een vruchtbare plaats, als de tuin rondom de hemel in mijn gedachten. 3. De wond was te waterig om iets te zeggen. Alles wat ik greep sijpelde weg. 4. Het greep mijn hart, en liet mij een gat in de tuin zien. 5. Er was een speciale taal in de ring gegraveerd, bepaalde tekens. 6. Het verloor zijn betekenis geheel. Niemand wist meer wat het was. 33 13. Niemand kon mij nu nog vinden, alleen de gele vlinder. De gele vlinder was een sleutel in mij. De fluisteraars van het heelal moesten mij hebben. 14. Hij was de vlinder van het trauma. Ik bloedde. Ik viel op de grond, en de vlinder nam mij op. 15. Ik kan er niet veel van navertellen. Het was het duisterste gat van mijn leven. In een zeegraf ging ik, en ik werd zelf een fluisteraar. 16. Fluisteraars geven giftige melk. Ze verwarren de ander, omdat ze bang zijn dat iemand hun hart binnendringt. Ze zijn onnavolgbaar. Het zijn orakels. Met raadsels bewaken ze hun bruggen. 17. Ze verscheuren alles, en bouwen het dan weer op. 18. Ze hebben gestoken, En nu is alles zacht als honing. Ik had geen andere keus, Ik kon niet meer terug. 19. Bij daglicht was ik een golf in de zee,

Totdat de honing mij vindt. Honing op mijn gezicht, gestoken door bijen. 20. Het brengt ons thuis, Over land en over zee, Diep in de wildernis, Omgeven door wespennesten Het wespennest bewaakt mijn geheugen, 21. Het wil me een ander gezichtspunt geven, Een andere plaats om in te leven, Zij handelen in herinneringen, De wesp zal blijven steken, 22. totdat de herinnering open is, totdat de herinnering op de juiste plaats is, totdat het is begrepen 23. Het was te sterven verschillende malen om te komen tot de diepste dood. Zij die daar kwamen verloren henzelf om experimenten te worden. Er werd onderwezen over de ervaring van dromen. 24. Er waren watervallen hier, en vreemde cryptische experimenten. Hier keek je recht in de gezichten van een hogere melk. Er was geen andere manier binnen te gaan dan door het vreemde cryptische. 25. Hier moet je je verstand in bepaalde patronen brengen. 26. Er waren verschillende muren waar niemand overheen kon. Deze muren hielden de verschillende realiteiten gescheiden, en in zijn realiteit was hij de uitverkorene. 27. Was hij de enige overlevende ? Hij had het Woord. Zijn wij de enige overlevenden ? vroeg hij. 34 28. Er moeten er meer zijn, zei de vrouw. Zijn herinneringen was het Woord. Hij kon het gebruiken wanneer hij het nodig had. De vrouw nam hem naar een markt waar in woorden gehandeld werd, en waar woorden geruild werden. 29. Hij moest het beste Woord bouwen. 30. De vrouwen op het eiland waren donker, en wreed. Hij vertrouwde ze niet. Andere mannen waarschuwden hem niet verder te gaan. 31. Deze vrouwen konden niet vertrouwd worden. 32. Het was alsof het verleden niet meer bestond. Hier was alleen de weelde van de dood. 33. Hier konden ze de verloren dromen en nachtmerries ervaren. 34. Hij durfde niet te bewegen. Hij ontdekte dat zijn wapens hem opgesloten hielden. 35. Het komt door bloemenvelden. Hij verkoopt goede dromen, Allemaal illusies 36. Ze volgen hem tot achter de bergen, Waar de bloemenvelden overgaan in zeeen. 37. Het brak door de stad heen, Niemand wist waar het vandaan kwam 38. Ik had haar van een afstand gezien, en ze kwam steeds dichterbij. 39. En de tuin rood als bloed, verborg haar edelstenen, vastgeklonterd heil. En sneeuwwit kant bedekte haar voeten, en ze was de bloesem van het morgenoog. Rode bloesem omhulde hen. 40. Hij zit op het witte zand. Hier en daar liggen wat bladeren.

41. 'Ik wil meer weten over het gevaar,' zei hij. Boven hem zag hij struiken, als een put. Hij werd naar binnengezogen, en kwam in een plaats waar een heleboel vrouwen waren. Op hun voetzolen waren de namen van hun vermoorde mannen te lezen, die zij zelf hadden vermoord in de huwelijksnacht. 42. 'Ik moet me van illusies onthouden,' zegt hij. Hij moest er spontaan van overgeven. Hij voelde zich anders. Hij voelde zich in een lange diepe put wegglijden. Er was meer en meer begroeiing. 43. Het leidde helemaal tot onder de grond, maar het was ook een heel gevaarlijk labyrint. 5. Een golf overweldigde mij, en nu ben ik hier, Wij kunnen niet tot haar naderen, Tot het ijs zullen wij wegglijden 6. Ik smeekte tot de kennis, Maar ik gleed nog verder weg, tot een duister rivieren-gebied 7. Wij kunnen niet tot haar naderen, de afstandelijke is zij, Zij woont ver weg en hoog op de traan, Wees daarom dankbaar met elke traan in uw leven, Zij weerspiegelt haar 8. Wij zagen haar door een mysterie, Als door de spiegelingen van haar tranen 9. Wij komen tot haar, Over een brug van tranen 10. Ontdaan van alle menselijkheid, Volg het, terug tot de traan 8. Het hemelse pad 1. Door haar kon hij eindelijk het verleden vergeten. 2. Nu was hij dezelfde niet meer. Het weet hem altijd weer te vinden. 3. Zij blijven op een afstand, Hoe kunnen wij u dan op uw woorden vertrouwen ? Zijn wij niet allen als blinden geleid door blinden ? 4. Tranen op een dag van ijs Ik riep haar, maar zij scheen mij niet te horen, of niet te willen horen, Toen klom ik tot haar op, maar gleed verder weg dan tevoren, In de putten van sneeuw, tot de meren van ijs, Totdat een oceaan mij overstroomde 35 11. Zo kunnen wij weer mens worden door de traan, haar stem te verstaan 12. Ik riep haar en ze kwam maar niet, Ik moest eerst dieper gaan, Tot de spiegelingen van haar tranen 13. Zo draaien de spiegelingen in hun hoofd, Zij zien haar niet, Alleen de weerspiegelingen van kennis 14. Wij zijn verdwaald in een spiegelingen, In een paradijs van spiegelingen, Wij kennen de kennis niet, Oh kennis, doe ons U vinden 15. Hemelse kennis, tronende op de traan, Opgeborgen in de traan, In ijs

16. Zoveel wachters, Als de wachters van de traan, Maar zij is diep in de wildernis kom nu, en doe mijn diepste verlangens ontwaken. 17. U bracht mij naar het Paradijs, in Uw Wil wil ik gaan. 18. Bij Uw geheim wil ik zijn. 19. U doet mijn voorhangsels open, tot zachte dromen. 20. U hing het in mijn haren en verzegelde mijn voorhoofd. 21. Opent uw hemelse weg, een hemels pad. Waak over onze zielen, schenk Uw woord tot een doorgang over bruggen. 22. De rust van uw beminnelijke schuilplaats, onder de putten heeft u het neergezet, wij komen tot u. Wij sluiten onze ogen, en denken aan U. Aan U, die ons leven schonk, aan u die ons opzocht in onze kerkers en putten, en leidde ons tot de diepere weg. Van onderen kwam u. Laat ons dan dichterbij komen. Het paradijselijke eiland 23. Neem ons op in Uw lieflijke hand, in Uw paradijs, waar wij in vrede kunnen leven. Genees ons, en leer ons. Dank u dat u tot ons bent gekomen. Ja, diep in uw putten zonken wij, totdat u ons nam tot de dieptes van U. 24. Op de bodem van onze putten vonden wij Uw weg. Leidt ons, neem ons mee. 25. Overstroom mij met uw gloed, een bloeiende, groeiende ochtendvloed. 26. Ik groei wanneer gij mij aanraakt. Ik bloei, wanneer gij aan mij denkt. 27. Ik kom altijd tot uw holen. Ik ben nog nooit zo diep geweest als nu, in de dieptes van uw velden, 36 28. Tot dit paradijselijke eiland, zij is de veldhemel, de Hemelse. Overstroom nu ook mij, vergeet mij niet. Laat mij binnen in U, ik ben gemaakt aan U gelijk. 29. Bescherm mij tegen de kou. Mijn hart is zo koud, ik ben als een blok hout, tot U mij kust, dan ontwaak ik tot hartelust. Dan voel ik alles in mij bloeien. 30. Tot Uw dieptes ben ik gevlucht, want de vijand zat mij achterna, nu heb ik haar gekust. Steeds zoek ik naar U, steeds droom ik over U. Vaak kan ik er niet van slapen, het maakt mij zo moe. Heel mijn leven geef ik U, waar moet ik anders naar toe. 31. Zij zitten mij op de hielen. Tot U kan ik vluchten. 32. In veiligheid kom ik, maar ik kan uw woonplaats niet vinden. Hoelang zal het nog duren. Neem mij aan, ik ben een arme, te zwak om tot U te komen, maar te sterk om door de vijand te worden weggenomen. Neem mij aan, ik ben een arme, ik kan uw woonplaats niet vinden, alles stroomt van mij weg. 33. Toe, leidt mij, breng mij terug op het pad. 34. Ik hoor Uw stem in de verte, maar gij laat Uzelf niet snel kennen. 35. Zij hebben mij bedrogen, en daarom vlucht ik tot U. Ik ben nog niet tot Uw woonplaats gekomen, maar stil en stap voor stap zal mijn droom uitkomen. 36. Hebt gij mij ooit gehoord, toen ik tot u bad. Hebt gij mij ooit gezien hoe ik naar u verlangde. Mijn hart bonsde reeds toen ik jong was in mijn hoofd, toen ik gedichten tot u zond. Gedichten van volwassen taal, maar gij hebt mij tot de wildernis gezonden. 37. Hemelse der bergen, denkt niet dat ik sterk genoeg ben de haaien te bevechten. Ik ben nog jong,

en zwak. Straf mij niet te zeer. Denk niet dat ik wijs genoeg ben filosofen te misleiden. Ik ben nog een kind, teer en hulpeloos in de woeste hand der aarde. 38. Vorm mij als klei, maak mij sterk in Uw hand. Maar gij hebt mij enkel zwakheid gegeven, in een droomwereld verkeer ik nu. Ik ben te zwak om op te staan. Een woesteling ben ik nu, op mijn reis heb ik nooit rust. 39. Voer ons door de donk're dagen, leer ons U beter te kennen. 40. Ik kan je niet zien, je bent te ver weg. Ik kan je niet horen, je stem is zo ver weg. Ik hoor alleen wat gefluister, maar wie is het, ik weet het niet. Is het Uw boodschapper, of is het slechts de wind. Gij komt overal te laat. 41. Waarom hebt gij ons weggeduwd, in duisternis zoeken wij U. Neem ons mee. Neem ons mee tot U. 42. Wij lopen tegen muren op, wij kunnen niets beginnen. Onze stem ketst telkens terug, ten dode opgeschreven. En gij komt altijd te laat. 43. Hoe kom ik daar, hoe ken ik jouw hart. Door smart, kom ik tot overig land. 44. Is daar dan geen andere weg, moeten wij voor eeuwig lijden, is daar dan geen andere ingang ? Toe, vertel me. Is tijd te overbruggen ? 45. Ik ken je nog steeds niet, na deze nacht. Ik zie je nog steeds niet, jou, één en al pracht. Ik hoor je niet, waar ben je gebleven. Hier liggen tranen van het verleden, waar ben jij ? Ben ik dan alweer bedrogen ? Waar kan ik anders heen. 46. Heel zacht in de morgen, verlegen sta jij aan de poorten, met je hand uitgestoken. In lompen gekleed ben jij, als de pracht van het getij. Schoonheid van teed're woorden verspreidt je. 47. Al wat ik nodig heb ben jij, de aarde wil mij verscheuren, bescherm mij. 37 48. En zo zijn de vijanden door hun val tot bloemen geworden. 49. En Zij stond op, en sprak haar woorden, en deze waren zeer zacht en teder. En zij sprak en zei : 'Jou worden de sleutels gegeven van de geheimenissen van Haar.' En ik zag een woeste zee voor me liggen, wiens golven traag en schokkerig bewogen. 50. En uit de zee kwamen zij oprijzen, en zij waren de eeuwigen. En toen zag ik traag bewegende wolkenhemelen. 51. Zo komt gij tot de hemelrivier. In haar dan zijn alle vruchten van het lijden en de vruchten der dood. In haar dan is eeuwig leven. Maar zij dan die voortijdig van deze vruchten eten zullen de eeuwige dood sterven. 52. En daarom heeft zij het ook altijd het verborgen gehouden, opdat gij niet door de vrucht des doods te eten voor eeuwig zou sterven. 53. Daarom : Zalig zij die tot de hemel zijn gekomen. Ja, snel daalde het op u neer, om in ijs te veranderen. Ja, moeizaam was uw strijd op aarde, maar door de hemel kwam het als de regen over u. En de seizoenen dan zijn om tot de warme gebieden van de hemel te komen. 54. Dringt tot hen door. Zo is zij dan de weg, leidende tot de diepere hemel. 55. En stap dan in haar boot. Tot de diepere hemel bent gij gekomen. Als de zee in de woestijn voel ik mij, de hemelse zee. Tot haar ben ik gekomen, als het zachte van de hemel. Hier maak ik mijn woning. 56. Tot de hemel zijt gij gekomen, hen van het zachte. Wanneer zij steken voel je het zachte. Nu wordt ik gestoken door de zachtheid. Ik word gestoken, om dieper tot de hemel te gaan. 57. En zo kwam ik tot de dieptes van de hemel, in Haar. En er zijn zeeen in woestijnen, Haar zeeen. 58. Aan de woestijnzee zit zij, in het zand. Wil je

dieper tot de hemel komen ? Volg haar dan. Tot de ijszichten bracht zij mij. 59. Zij en al hun vreemde talen. Na de winter wordt het donker, het donkere seizoen met al zijn duistere zeeen en duistere woonplaatsen. Zeer zacht zijn hun steken. 60. Na hun winter kwam de duisternis, het Woord van de duistere zeeen en hun woonplaatsen. Hier is het altijd te laat. 61. Voor een gerechtshof van leugenaars sta ik. Oh, steek mij diep, en maak mij dronken, want tussen zulke leugenaars red ik het niet. 62. En haar hemelse oog gaf mij grote visioenen, en ik kwam tot een eiland in de zee. Stekende vissen zwommen hier omheen, maar zij staken slechts in zachtheid, om de visioenen te laten groeien. 63. Wat er gebeurt kunnen we beter bekijken achter glas. Het zal onze ziel toch wel grijpen. We zien Haar achter tranenglas, tranen hard geworden als steen. Achter tranenglas is de woeste wildernis. 4. Je komt hier nooit aan, Altijd ronddraaiende, Totdat de wind je wegduwt 5. Het moet vooral vaag blijven, Als je het te duidelijk maakt, raak je er in opgesloten, In vaagheid kun je altijd door blijven groeien, En kunnen de betekenissen veranderen 6. Dit is de vaagheid van de bloemen, Zij spreken, maar zij worden niet gehoord, De planten verstaan het niet, Zij hebben hun eigen leven 7. Zij vangen alleen fragmenten op, En geven er hun eigen betekenis aan, Hoe meer woorden je gebruikt, Hoe meer je ook weer versluierd Bloed zal tot nectar worden 8. Het zal wel ingewikkelder zijn dan wat ik nu denk, Teveel op dezelfde plaats gestoken 9. De vaagheid van de bloemen 1. Tranenglas als vurige stenen tussen jou en mij, 2. Ik kijk er doorheen, En zie jou op een andere manier, Ik zie een andere kant van jou, En kan het beter plaatsen 3. Alles is hier achter tranenglas, Het geheim van de bloem 38 9. Ze hebben me stijf gespoten, maar ik draag nu de bloemen van het lijden. Ze hebben me stijf gestoken met angels, maar 'k draag nu de honing van het lijden. 10. Ik heb sieraden in mijn haren, als de sieraden van het lijden. Ze hebben me gestoken, en nu ben ik dan honing van het lijden, teveel verbroken, teveel op dezelfde plaats gestoken. 11. Ze schiepen daar een wond in een wond, als een waterig trauma, geen kracht meer om op te komen. En de laatste steek was dan om te doden,

om mijn ogen te openen. Ze stak mij diep. Plezier om het spel wat is gewonnen, Genot om de aarde die niet meer bedrukt 12. Gij eet dan honing nadat gij teveel bent gestoken. Neem hen mee tot de velden 13. Teveel staken ze mij, maar nu zijn ze dood. 14. Hebben wij macht over de dood, als wij teveel zijn gestoken, als bloed tot nectar wordt. 15. Ik kom tot de morgen, om alles terug te draaien, Zij hebben mij teveel gestoken, Zij hebben mij teveel gebroken. Alles deed pijn, Aan het duistere ijs komt geen einde, Het wonder geschiedt binnenin, 16. De bloem verkondigt het einde, En dan is alles in het Woord, achter tranenglas. 17. Het laatste wat je tot me sprak is nu achter tranenglas, achter vurig gesteente, in het Woord. Ik staar ernaar en het doet me niet meer pijn, Ik kan nu afstand nemen, maar ik tril nog steeds na 18. Ik weet nog wel dat ik bloedend kwam, Maar nu gaat het beter met mij 19. Een vreemd gevoel dwaalt door mij heen als ik ernaar staar, Als nectar van bloemenkelken die door mij vloeit, Als de wondermelk 20. Nectar en honing zijn mijn vrienden, Het is de adem van levensgeluk, 39 22. Zoveel stormen die de zee dragen, Het bruist met levenssap, Eindeloosheid van de nectar, 23. Alles gaat in cirkels hier, Het leven houdt op en gaat dan door, De bloem houdt de schepen af van het geheim De rode zee 24. De eeuwige duisternis van ijs, De leugen overvloeiende in de waarheid, Totdat het rode ontwaakt, Tot rode bloemenvelden ging ik, In de woonplaats van de rode hemel 25. De hemel van rode bloemenvelden, Als een geheim opwellend in de lucht, Waar zoveel stemmen haar hebben doen ontwaken 26. Tot het hek gaan wij, en dan er overheen, Wij rennen tot een nieuw geluk, Tot de rode duisternis 27. Oorlogsgeluk, is slechts een bloemenveld die de getijen weerspiegelt, Het geluk van het overvloeien van de seizoenen, Van de leugen tot de waarheid 28. In haar taal hebben ze allen een plaats, Totdat het rode ijs het raadsel openbaart, Rode hemel om het verstand te genezen 29. Tot de rode zee gaan we, Het verstand versluierd met rode hemel, Als honing voortgebracht, 21. Warme nectar, Mijn mond vol van levensmelk, De aarde verzegelde het verleden

Een zoete droom, voortkomende vanuit het duistere ijs 10. De regen wast alles weg 7. Ik kan niets vasthouden. En als ik het doe, doet het pijn. Nee, ik laat alles los, voordat het mij loslaat. Ik ben te bang om nog eens te vallen. Ik ben nu ver weg, niets kan me meer raken. 8. Ik kan niet meer grijpen, ik ben verlamd, maar nog steeds sta ik stijf, Snippers aan het einde van de dag, schaduwen van het verleden. 1. Zo heeft Zij dan geen profeten, maar zij die Haar gehoorzamen zijn als jagers voor Haar Aangezicht. 2. Diepgaande belevenissen turen door het tranenglas, het vurig gesteente. Ik kijk naar jou, jij kijkt naar mij, maar dit moment zal ooit ook weer gaan staken. Diepgaande herinneringen tussen jou en mij, turende door het tranenglas, maar snel verdwenen zijn zij 3. Tussen jou en mij is niets meer, Morgen is er ijs, de prijs van de herfst, de winter komt. Sterker dan vuur, de klauwen laten los. 4. Niemand zal zaken doen, er is niets meer, alles is voorbij. Alles gaat voorbij, ik tuur door het tranenglas, door het vurig gesteente, naar vage herinneringen, ik ken ze niet eens meer bij hun naam. 5. Als wezen spelen zij daar, ze zien mij niet, ze zijn te ver weg, als de morgen nu maar komt, dan ben ik voor altijd weg. 6. We kunnen niets voor altijd dragen, aan het einde der dingen zijn we vrij. Herinneringen draag ik bij me, ook zij zullen vergaan. Waar grijp ik naar ? Ik voel me spastisch, niets kan ik bereiken. Alles gaat voorbij. 40 9. Een woonplaats bouwen kan ik niet. Niemand kan ik verstaan. Ik ben als doof en blind, alles zal vergaan. 10. Ook duisternissen gaan voorbij, en dingen worden kouder, Een nieuwe vogel vliegt, achterlatende zijn pasgeboren jongen. Alles gaat voorbij, en scherpe dingen worden zachter, alles gaat voorbij, ook de herinnering tussen jou en mij. 11. Ik kan er niets aan doen. Het is te laat. Zij is dan de wever, tot aan de spiegelingen. En Zij sprak : Ziet dan, de heilige traan is vleesgeworden. En deze traan kwam. 12. En zij heeft dan een schip van tranen, leidende tot onder de hemel. Want zonder hen zou er dan geen vruchtbaarheid wezen. 13. En zo is dan ook de hemel, die als Haar tepel is, en het heeft de aanblik van spiegelingen, als vurige stenen, tranenglas. En zo is dan de hemel als het schip van tranen en haar schoot. 14. Zoveel woorden van elkaar gebroken.

Ik weet niet alles, maar ik ken het leven. Alles is maar voor even. 15. Het steekt me diep, maar U bent het die mij riep, Als een echo uit de duisternis, makende al het harde zacht, totdat alles tot onder de hemel zakt. 16. Het spiegelende ijs, Spiegelingen van een duister verleden, Die alle gezichten laten zien 17. Hier kruizen de spiegelingen, Op een grote trap, op een grote brug Dit zijn vergeten paden, Het gaat dieper en dieper, Waar het geheugen de verslaving is, bij de bron 18. De hele hemel is bedolven onder ijs, De voorhangsels van een nieuwe wereld, Uitgestrekte bloemenvelden 19. Trager en trager gaat mijn boot, Kies je voor de diepte of kies je voor de taal Ik zag mezelf rondzwerven over zeeen, in een boot, zonder klederen, alleen met een paar witte bloemen over me heen. 20. Hij heeft altijd honger, maar het voedsel bereikt nooit zijn mond. Zijn woorden komen ook nooit aan. Hij spreekt wel, maar niemand heeft het ooit kunnen horen. Hij heeft nog nooit iemand aangeraakt, en niemand heeft hem ooit kunnen aanraken. 21. Hij is nog nooit pijn gedaan, en kan een ander ook nooit pijn doen. 41 22. Hij is altijd op weg, maar hij komt nooit aan. 23. Hij kan niks voor je doen. Hij vaagt altijd weg. 24. Het regent, om te verzachten, om de honger te brengen. Hij is op weg naar het holle, zulke diepe putten. 25. Ik bevond mijzelf op de rug van het Grote Misverstand, een vis in de hemelen. 26. Die kusten zijn te ver om te bereiken. 27. Hier vechten de oude dialecten. Hier strijden de woorden, de uitgangen en de talen om de voorrang en de eer. 28. De oude dialecten, de oude doolhoven en dwaalhoven zullen de oude oorlogen ten ruste brengen. 29. De hemel spreekt een andere taal dan de aarde, 30. De dingen om ons heen en de herinneringen zijn cryptogrammen, Wanneer men die taal niet begrijpt gaat men gebukt hieronder 31. Op de hei zag ik haar wandelen, Ze keek niet op of om, Ze leeft langs alles heen, Het enige doel van de traan is om betekenissen te veranderen 32. Ik was op de hei, en ik begon dingen anders te zien, Ik begon haar beter te begrijpen 33. Nee, het is niet afgemaakt, Ergens anders gaat het verder, De hei is het halve, De onvolkomen pracht, Waar de morgen opkomt

34. De hei is de armoede, Niets is afgemaakt, Zij hebben alles verloren, om de wildernis te bereiken, Alleen in naaktheid zult gij binnengaan, De wildernis uw enige bedekking 35. De tocht stopt halverwege, in de oorlog, Alles is hier half, Ergens anders gaat het pad verder, Het pad eindigt hier in de zee, De regen heeft alles weggewassen 36. Niets zal gaan tot het einde, Alles zal teruggaan tot het begin 37.Waar het rode zicht is, waar het zicht is door stromend bloed. Zij heeft geen kinderen, noch profeten. Voert daarom een Hemelse Oorlog, want alleen zulken zullen bij Haar zijn. 38. De ongehoorzamen zullen ten prooie vallen aan de roofdieren, en de deuren zullen voor hen gesloten zijn. Als blinden en lammen zullen zij weggevoerd worden tot de slachtbank, want zij hebben de Heilige Oorlogen verzaakt. 39. De gehoorzamen hebben zichzelf diep leren kennen door hun armoede, en hebben om nog meer armoede gevraagd. 11. Gevoed door de borsten der duisternis 1. Ja, het achtervolgt u, en de angst, en zeker ook het depressieve, maar gij zijt tot het zaad daarvan gekomen. 2. Gij dan hebt de angst gekend als een leugenaar. 3. Ik voel mij rustig en kan weer ademen. Hier maak ik mijn woning, en zal ik verder reizen. 4. De warmte spreekt tot mij, een ziedende warmte, van vreemd stekende planten, 5. maar wanneer zij steken voel je het zachte. Na hun winter kwam de 42 duisternis. 6. Oh, wat ben ik bedrogen. Ik ging van leugen tot leugen. In welk leger zal ik nu dienen ? Van leugen tot leugen reizen wij. Steek mij diep, en maak mij dronken, want tussen zulke leugenaars redt ik het niet. 7. Zij zitten achter mij aan. Die leugenwaterval, bij de bronnen der leugens. En ik viel in slaap. Ze steken hier zo zacht, zo zacht, ik wordt er dronken van, en ik kwam tot de diepere zeeen, en tot de oceanen, totdat ik een groot visioen zag, en ik kwam tot een eiland in de zee. 8. Stekende vissen zwommen hier omheen, maar zij staken slechts in zachtheid, om de visioenen te laten groeien. 9. Waar messen en speren gestoken zijn, totdat het verleden opengaat. Waar de markten staan. Gij kunt twee dingen doen, maar strek u uit tot het derde. 10. Ik heb u veel te zeggen, maar ook raadselen heb ik gegeven. Ik heb u laten drinken, en in het dodenrijk laten dalen. Ja, gevoed heb ik u door de borsten der duisternis. 11. Ik ben meer waarde dan het visioen, ik ben de duisternis. Kom tot mijn tenten. Ik zal u nieuwe namen geven. Ik heb u rust gegeven, een eeuwige rust. Ik heb u gehaald tot het dodenrijk, waarin gij nieuw leven hebt verkregen. 12. Ik breng boodschappen van verleden tijden naar boven. 13. Ik spreek tot de bergen en de heuvelen, en zaad dale op hen neer tot nieuw gewas. Een nieuwe schepping zal komen, geheel nieuw, en ook de goden worden herschapen. De duidelijke zin van het woord zal hersteld worden, en de taal. Ik zal integreren. 14. Mijn woorden zijn kracht en kennis, als het rode dat van de heuvelen druipt. Ik voer oorlog in gerechtigheid, en in kennis. Ik breng het rode tot de bergen en de rivieren. 15. Gij dan zult het rode der aarde voort brengen, het vuile rode van diep onder de grond, en het rode ijs. 16. Wie bracht jou naar de overkant, wie maakte jou als brandend zand. Zij raakte mij aan in moedertaal, de oplossing zoekend .… Zij brengt mij tot de dieptes van het bestaan … 17. Zij verbergen hun

waarheden tussen raadsels ... en vinden elkaar terug op verborgen en afgelegen eilanden ... Spreek tot mij in raadselen, ... leidt mij door de wildernissen van het leven ... 18. Ik voel je door jouw raadselachtige taal ... een taal van leugens en van pijnen ... Leer mij die taal verstaan ... Je taal is wild en gevaarlijk ... woest, want je wilt geen indringers ... 19. Zo is dan de letter dodend, de geest misleidend, maar de kennis schenkt eeuwig leven. 20. De kennis is het donkere dat het grotere geheim houdt. Zij leidt tot de wildernis. 21. Die ziel werd in het paradijs geschonken. De hemelse ziel is de hemelse armoede. 22. De loonwerker werd tot een plaats geleid waar dingen zo zwaar waren dat zijn woorden opgeslokt werden, zodat hij zou komen tot de hemelse ziel. 23. Dit zou gebeuren in de bitterheid van de ziel. De adem moest in hem sterven om plaats te maken voor de bitterheid van de hemelse ziel, zodat hij doorgang zou hebben tot de schoot van de duisternis. 24. De loonwerker werd gekweld tot het einde, totdat zijn tong het uiteindelijk begaf, en hij stom werd voor de hemel, totdat alleen de hemel nog door hem zou spreken. Hij werd tot die duistere stilte geleid. 25. Donker van huid is zij, als de tenten van Kedar. Zij is een bron van het paradijselijke zaad. Diep in de ziel ligt het hart, de plaats van honger en kennis. Hier worden wij met Haar verenigd. Zij is als een wapenrusting. 26. De loonwerker keert terug naar de naaktheid, en gaat in ballingschap door armoe. Zij grijpt hem, en brengt hem naar de onderwereld. Zij brengt hem tot haar moeder, om zo tot het hart van de onderwereld te komen. 27. Hierdoor komt de loonwerker tot de levendmakende bronnen van de ziel. De levende ziel die in het paradijs werd gegeven betekent : door armoede tot horen en gehoorzamen komen. 28. Leven is het zijn in de rauwe, natuurlijke staat, volbloed, ongemengd, als een stromende rivier. 43 29. Nog steeds is er de roep te leven vanuit de besnijdenis. De besnedenen worstelen met de wilde beesten, en geven niet toe aan de verleidingen. Het opgaan tot de dag 30. Kijk dan naar de hemel, waar Zij alles goedmaakt, met een loon voor de volkeren. Zo zal het goede beloont worden, en het kwaad zal ontmaskerd worden. 31. Zij zal u de weg wijzen, achter de voorhangsels van deze wereld. Ontmaskert dan het kwaad. 32. Zie, als alles ontmaskerd is, en u de hemelse kennis, hebt ontvangen, dan zal alles goed zijn. 12. De laatste van de hemelse tuin 1. Ik denk dat ik doodga als ik naar haar kijk. Het was alsof ik haar met mijn ogen niet kon ontwijken. Ik denk dat ik doodga als ik haar aankijk, dat ik het dan gewoon niet overleef. 2. Naar haar kijken durf ik niet. Ze is als een berg waarvan ik af kan springen, daarom beklim ik haar niet. Het was een dag des doods, in de tuin van spot. En gisteren was ik in de tuin van wreedheden. 3. Mijn herinneringen zijn daar. Mijn hersenen bloeden. Ik hoor haar stem echoen door mijn hoofd. 4. Ze is de laatste van de hemelse tuin, dus ik kan haar niet wegdoen. Zij is als de erfenis. Uit mijn gedachten is ze niet. 5. Ik ben er bijna ziekelijk afhankelijk aan. Het is mijn levenswarmte. Maar toch voelt het alsof ik heen en weer gesleurd word. Ik heb nergens grip op, ik glijd telkens weg, dieper. 6. Dit is een doodlopende weg, een fuik. Ik durf er niet naar te kijken, want dan ga ik dood.

Iedereen die er naar kijkt verandert in steen. Zo is het leven. 7. Is dit de sleutel weg uit de tuin, of is dit de sleutel tot de tuin. 8. Ik strompelde naar de uitgang van deze tuin. Ik had het in zicht nu, en greep naar mijn buik. Bloedende tuinen, zover het oog reikt, vermengd met regen, waar haar oog over waakt. Hier heeft ze haar woonplaats. 9. Hier voedt zij haar raadsel, haar mysterie, waar al eeuwen naar gezocht wordt. Nee, zij zullen niet vinden, want zij waakt over haar geheim. Allen sterven zij door een blik op haar te slaan. 10. Tot steen werden zij in alle eeuwigheden. Haar discipel is zoek, haar beker verloren. Zij heeft haarzelf nog nooit gezien. 11. Zou zij het weten, dan zou zij sterven, daarom weet zij maar half. Zij weten dat zij een geheim heeft, alleen ze kennen het niet. Ze hebben er alleen een glimp van opgevangen, en die glimp heeft hen voor altijd verblind. 12. Daar aan de overkant weten de mensen niet dat ze niet weten. 13. Men werd met een mes op de keel gedwongen om een merkteken te nemen. 14. Als je dit niet deed, dan werd je mogelijk vervolgd, gevangen gezet, gemarteld en gedood. 15. Hele volksstammen werden uitgeroeid. Het verkoopt een gedwongen medicijn. Als je het niet neemt, zul je geplaagd worden door angst en treiterijen, vervolging en ontmoediging. 16. De plaats was omringd door vergetelheid, zodat het geheim gehouden werd. Ook werd het afgesloten met vuil. Ook zou er dan geweld tegen je gebruikt worden. 17. Dit was ook de plaats van verlokking. In die 44 vergetelheid zou je bloot gesteld kunnen worden aan leugens, en je zou gevangen kunnen worden, 18. en je zou vreemd gedrag kunnen gaan vertonen. Daarom was het extra oppassen geblazen hier. 19. Het wordt beschermd door de watervallen van leegte en vergetelheid. Diep binnenin is daar de herinnering, het roepen van de kinderen. 20. Er waren dus gevaren opgesteld om deze geheimen te beschermen. 21. Het medicijn is om gif te transformeren tot medicijn, als een aparte kunst in het oorlogsvoeren. 22. Er werden vijanden geopenbaard, het eeuwige conflict werd getoond. Die werelden moesten gedragen worden als een last. 23. In een grot vond hij tabletten met vreemde tekens erop. Hij moest dieper de grot in, waar hij nog meer tabletten vond, met nog meer vreemde tekens. 24. Hij hoorde het gebrul van grote harige dieren buiten. 25. De tabletten hadden gezegd dat wanneer zij zich om zou draaien, dan zou het slot dichtvallen. Had hij de tabletten wel goed ontcijferd ? 26. Was dit wel echt hun boodschap ? Of had zijn verkeerde interpretatie hem hier geleid ? 27. Hij lag stijf van de schrik in een kooi, precies zoals de tabletten hadden voorspeld. Maar waren zijn interpretaties wel waar ? 28. Of had hij de tekens verkeerd vertaald ? Waarom was hij hier ? Toen begon de honger toe te slaan, zoals de tabletten hadden voorspeld. 29. De rode hemel hing boven het kamp. De tabletten in zijn hoofd waren gebroken. 30. Vanuit dit bloed kwam alles voort, als iets wat zichzelf zou vernietigen. Daarom moesten de

ijstijden komen 31. In haar wordt het geheugen gewist, laag voor laag. Zij die onder het ijs schieten raken voor eeuwig verloren, maar zij neemt hen uit het water. 32. Het gebeurt wanneer zij aan haar borst zijn, wanneer zij van haar melk drinken. Dan geeft zij hen deze droom. 33. Gij moet uw weg hier zien te vinden. Gij moet opnieuw geboren worden, opnieuw beginnen, na zo diep te zijn gevallen. 34. Zij vangt u op in de diepte. Zonder haar zou u vallen, te pletter in het ravijn. 35. De tranen vormen een fragiele, hangende brug over een woeste rivier, als over een ravijn. 6. Ik zink weg in slaap. Ik probeert uit alle macht wakker te worden. Ik voel mij alsof ik in een coma ben. 7. Wat zijn de woorden die tot leven leiden ? Ik strijd met u. Mijn hart is teer, mijn woorden broos, als 8. Regen, regen van de hemel, Zij brak het ijs, Alle wegen eindigen hier, wie de weg kwijt is vind hem weer. Het brengt me naar ondiepe wateren, waar ik opnieuw kan beginnen 13. De zachte rivier 1. De afgrond is de subjectiviteit, het veranderen van gezichtspunt. Hier is het samenspel tussen gezichtspunt en het veranderen van gezichtspunt. 2. We vonden een doorweg naar de bossen. Er waren hier veel lange bruggen. Zo kwamen we in een ondergrondse wereld. 3. Ik werd wakker in zweet. Ik staarde naar een oorlog. Ik voelde me zwak worden in mijn benen, en begon te trillen. 4. Ik werd bevend wakker. Ik was in een oorlogshemel. Ik durfde niet meer te slapen. Maar overal is er oorlog, oorlog tussen mannen en vrouwen. 5. Ik voelde me heel slap. Ik durfde niet in slaap te vallen, maar mijn omgeving vertrouwde ik ook niet. 45 9. De bloemen groeien hier meters diep, in het ravijn, hier is alles armoe, hier verdwijnt alles als je het roept ik kan alleen zwijgen bloesem 10. Uw woorden drijven mij naar diepe stilte. U fluistert zacht, Met dromen in Uw hand, U komt tot mij, U neemt mijn hand. Uw Glorie leidt mij, 11. en draagt mij over woeste zeeen. Met U te zijn, is beter dan met een mens. 12. Over een zee van tranen, Over een rivier van bloed, Je hebt het bos bereikt, In de duisternis, Voetstappen in het zand,

13. Bloedende de hele nacht, Je betaalt een hoge prijs, Tot de morgen zul je alles dragen Honing na een wilde nacht 22. Zij die de juwelen van de diepe rivieren dragen hebben toegang tot het Grote. 23. Wacht dan op de tongen der morgen. Langzaam zul je alles weer vergeten, langzaam zul je alles weer herinneren, langzaam zal het je veranderen. 24. En op de velden zult gij leven vinden, en gij zult tot de melk komen. 14. Plaats van veren, nemende de lasten weg van mij, je leidt me naar de zachte, zachte rivier. Als het ritme van een lange verloren droom, dring je zacht door. Maar ik ben op de vlucht. 15. Het breekt, en dan gaat het terug in de geschiedenis. Hij is de woedende traan, en de traan van Altijd heeft hij tegen je gestreden, totdat je het verborgene ontdekt. Ik weet, je leeft in bevroren dromen ... ik weet je leeft in stenen verborgen … 16. Ik heb u veel te zeggen, maar ook raadselen heb ik gegeven. Ik heb u rust gegeven, een eeuwige rust. Ik heb u verteld over bomen en struiken, en hun geneeskrachtige werkingen. 17. Ik breng boodschappen van verleden tijden naar boven, en ziet, zij borrelen en dragen genezing, kennis en kracht. Ik spreek tot de bergen en de heuvelen, en zaad dale op hen neer tot nieuw gewas. Een nieuwe schepping zal komen, geheel nieuw. 18. De duidelijke zin van het woord zal hersteld worden, en de taal. 19. Mijn woorden zijn kracht en kennis, als het rode dat van de heuvelen druipt. 20. Zij was het dan die sprak : Laat dan de kinderen los, want gij kunt ze niet dragen. Bouwt dan de brug, opdat zij eens kunnen volgen, en zij niet vergaan. Zij leidde tot de rode hemel. 21. Zo is dan haar boodschap vol met raadselen. Ja, nieuw bewustzijn zal als een golf over u komen. 46 oorlog. 14. De afdaling in het ravijn 1. Het gaat er altijd langsheen, Zoveel woorden, Maar het glijdt er langsheen als een golf 2. Bestaat het wel ? Of is het alleen maar één van mijn dromen ? 3. Ik zie hen bruggen bouwen, Maar zij komen nooit aan Het zwom weg, 4. Het komt nooit meer terug, De weg zal nooit getoond worden 5. Ik zag hen torens bouwen, Maar aan hen wordt niet gedacht 6. Ik zag hen diepe gaten graven, Maar zij vonden het niet, Het was gehuld in een geheimenis 7. Tussen vele bloemen is zij als een steen, Het brengt ons terug tot de tenten, tot de wildernis.

8. Het niet willen luisteren is het hart van een zwijn. En zie, zij zullen zijn naam verdraaien, En zijn geheimen zullen verborgen blijven voor hen. 9. Er was een man die langs een ravijn ging en uitgleed. Gelukkig kwam hij slechts in een kleinere inham van het ravijn terecht, maar daar waren doornenstruiken waarin hij verstrikt raakte. 10. Uiteindelijk kon hij uit de inham komen, maar hij was zo verzwakt en verwond dat hij niet meer naar boven kon, dus hij trok dieper in het ravijn. Na een lange tijd van omlaag klimmen kwam hij aan in een andere inham waar een grot was. 11. Toen hij dieper de grot inging in de inham raakte hij in gevecht met een wolf. Hij had geen krachten meer. Hij was zwak en verwond, en kon niet veel tegen de wolf beginnen. Hij stortte ter aarde, maar plotseling werd de wolf weggetrapt. 12. Een jongen stond voor hem. De jongen ontfermde zich over de man, terwijl de wolf wegvluchtte. De jongen verbond zijn wonden en droeg de man dieper de grot in waar hij leefde in een stam. 13. De stamhoofden hadden verschillende dochters en zonen, en nadat de man hersteld was trouwde hij met een van de vrouwen, en werd aangenomen in de stam. Hij kreeg zeven zonen met deze vrouw. Op een dag besloten de zeven zonen dieper te gaan in het ravijn. 14. Ze klommen verder naar beneden, totdat ze bij een andere inham kwamen. Ze gingen naar binnen in een grot waar ze een enorm grote steen vonden. Achter de steen was een vruchtbaar land. De steen sprak tot hen dat hij ze getrokken had tot het vruchtbare land, maar een van de zonen begon de steen uit te lachen en te bespotten, zeggende dat het slechts een steen was. 15. Daarop sprak de steen : ‘Opdat gij deze woorden van waanzin hebt gesproken, en niet hebt opgemerkt dat er leven is in de steen, zult gij sterven. En de zoon die de woorden van spot gesproken had en had gelachen tot de steen viel dood neer. Grote vrees viel op de andere zonen, en sindsdien gehoorzaamden zij de steen, en hadden veel respect 47 voor de steen. 16. En zij spraken : ‘Ja, inderdaad heeft de steen ons tot vruchtbaar land gebracht.’ En ze leefden in het vruchtbare land, en kregen kinderen, en hadden goede oogsten. 17. Omdat de steen niet meer tot hen sprak en niets meer deed begon hun vrees voor de steen af te zwakken. En zij deden wat goed was in eigen ogen. Maar op een dag toen zij de steen weer eens bezochten, wat ze uit gewoonte deden, begon de steen weer tot hen te spreken. 18. En de steen sprak : ‘Zie, ik ben het die u tot dit vruchtbaar land hebt geleid, en u vruchtbaar hebt gemaakt. Zie, ik zal u leiden dieper in het ravijn. Laat dit land dat ik u gegeven heb achter opdat ik u beter land zal geven.’ 19. Maar een van de zonen begon te protesteren, en begon met de steen te argumenteren, zeggende dat ze het hier goed genoeg hadden, en dat het geen zin had om verder te trekken omdat ze alles al hadden wat ze nodig hadden, en dat hij zijn gezin niet in gevaar wilde brengen. 20. Hij wilde hier achter blijven met zijn gezin om in rust en vrede te leven. Maar de steen begon te spreken : ‘Omdat gij deze woorden van onwil en zelfgenoegzaamheid hebt gesproken zult gij sterven.’ En de zoon viel dood neer nadat de steen was uitgesproken. 21. Grote vrees viel op de overige vijf zonen, en zij gehoorzaamden de steen, en trokken met hun gezinnen dieper in het ravijn. Na een lange tijd omlaag klimmen kwamen ze in een inham, waar een grot was, en waar een stam leefde, en zij kwamen in grote oorlog met deze stam. 22. Het was een wilde en woeste stam, en een van de overgebleven zonen begon te klagen over de steen, waarna hij ook dood neerviel. Nu waren er nog vier zonen over, die de steen zeer vreesden. En zij gehoorzaamden de steen, en vochten terug tegen de stam die hen de oorlog had verklaard. 23. En zij verloren de oorlog en werden in

krijgsgevangenschap geplaatst. En zij leefden in kooien in de grot. Maar geen van hen durfde te klagen over de steen. En zij moesten voor hun ogen zien hoe hun vrouwen en kinderen door de wilde stam werden afgenomen. 24. En in hun hart twijfelden zij aan de steen, maar zij durfden dit niet uit te spreken. Na een tijd werden zij uit hun kooien gehaald en leefden in slavernij tot de wilde stam, en zij begonnen de steen te vergeten, en de vrees voor de steen begon af te zwakken, want de steen was niet meer in hun leven, en er werd niet meer door de steen tot hen gesproken. 25. Ze hadden zich neergelegd bij hun lot. Zo moesten zij werken voor de wilde stam. Alles wat zij hadden was hen afgenomen. 26. Ook hun vrouwen en kinderen leefden in slavernij, maar enkelen van hen herinnerden zich de steen, en hielden vast aan wat de steen hen had gezegd, dat het een beter land zou zijn, en begonnen hierover te spreken tot de wilde stam die hen in slavernij hield. 27. Maar de wilde stam geloofde het niet, en zij dreven de spot met de steen. Een vreemde ziekte kwam over de wilde stam, en zij verzwakten zeer. Ook waren enkelen van hen blind geworden. En zij begonnen de steen te vrezen. Zij spraken : ‘Zie, gij hebt de waarheid gesproken,’ en zij lieten hun slaven vrij, en gaven hen een stuk van hun land. 28. En het land was inderdaad beter dan het vruchtbare land wat zij hadden. En ook zij gaven toe dat de steen de waarheid had gesproken. 29. En het nageslacht bezocht de steen, en op de steen stonden grote woorden geschreven, in allerlei lagen. En de steen was als gestolde tranen, als het tranen glas. En er kwamen stemmen uit de steen, en echo’s. En zij tekenden deze woorden op in de grotten voor de nageslachten, tot een eeuwig teken. 30. En de woorden van het tranengesteente staan opgetekend in dit boek. Eeuwen later na deze gebeurtenissen werd er gezocht naar de steen, maar zij konden de steen niet vinden. Wees daarom wijs met dit boek, en ga er goed mee om, als een 48 boodschap en les voor de nageslachten. 31. En het nageslacht ging nog nog dieper in het ravijn, en zij kwamen tot een nog dieper gelegen inham, waar zij een gevecht hadden met holenberen en wilde stammen. Er waren hier veel zandholen, en ze vonden hun weg tot een oerzee, waar holenstammen leefden aan de kust, en waar stammen leefden die woningen op palen hadden in de zee. Er waren ook veel eilanden. 32. Ook met deze stammen raakte het nageslacht in oorlog, en zij wonnen deze oorlog, en namen bezit van de holen en van de woningen op palen. Op een dag was er een wonderlijk verschijnsel boven de zee. Een ladder van touw kwam uit de hemelen. Het nageslacht klom erover naar boven en ze kwamen in een hemel van holen. 33. Zij zaaiden toen zaad tot de aarde en het ravijn, waaruit bloemen voortkwamen die richting deze plaats groeiden, en waardoor vele anderen deze plaats zouden kunnen bereiken. Deze bloemen waren taai en weelderig als oerwoudsbloemen. 15. Het land wat een paradijs had kunnen zijn 1. Ik kan niet meer lachen, ik kan nauwelijks praten, 2. En ik probeer te kijken naar de overkant, Maar alles wat ik zie is bloed en mist, Ik zie het bloed hangen over deze landen, Over dit land wat een paradijs had kunnen zijn, Ik wordt getrokken naar de diepte door een groot geheim 3. Het gaat altijd maar door, ik heb nooit rust, Voor dat wat ik niet heb kunnen zien, Ik heb ernaar gegrepen, maar ik miste

4. Het vaagt weg in mij, en komt dan terug, Erger als nooit tevoren, 5. Oh, kan ik het toch eens vertellen, Maar de woorden draaien om mijn ogen, Zij houden pijlen op me gericht met hun bogen, En dan is alles ineens stil 6. Is er iemand die mij eens een keer geloofd, Ik loop er al mee voor zo lange tijden 7. Ik wil het niet tot leven laten komen. Het is wild en zonder compromissen. Kunnen we rennen en ons verbergen als het wakker wordt ? Is er een schuilplaats, of is de enige schuilplaats niet in hun werkelijkheid te geloven ? 8. De wildernis schuilt achter het touw, Zoveel tuinen die naar de rivier toeleiden, Na de golf zal het land vruchtbaar zijn 9. Zij komen nooit tot de oppervlakte, Ze wordt herfst, ze wordt winter, Maar ze wordt nooit lente 10. Hier sterft het midden in de nacht, Dan begint ook de droom weg te vagen, Daarom houden vrouwen de spiegeling in stand 11. Ik probeerde over haar heen te komen, maar heb je die speren gezien ? 12. Eén dag veranderde ze van gedachte om mij, maar een dag later was ze het vergeten. Ik begon na te denken over haar woorden. Wat bedoelde ze ? 13. Er waren hen die niet over het touw klommen tot de hemelse plaats, maar die dieper in het ravijn gingen, en zij gingen door tot de bodem van het ravijn, en tot onder het ravijn, en zij bemerkten dat 49 er een zee was onder het ravijn. Hier kwamen zij tot een eiland, maar ook daarvan trokken zij weg, verder tot zij aan land kwamen, en zij bemerkten dat zij onder een ander ravijn terecht waren gekomen, en dit ravijn was als een vruchtbare vallei, vol begroeiing. 14. En zij trokken verder onder het ravijn, en kwamen aan bij een ravijn van een zee, en zij begonnen op te klimmen tot boven het ravijn. En zij bemerkten dat de wereld anders was dan zij dachten. En zij trokken tot een plaats genaamd Rodenberg, waar zij zich vestigden. En zij begonnen de woorden te prediken die hen waren overgedragen in het ravijn, en de woorden die zij hadden opgetekend over de gebeurtenissen in de ravijnen. 15. Er was iets in haar wat het einde van de wereld kon veroorzaken. Alles was hier zo dubbel, en alles kon omgedraaid worden. Alles vertraagt hier, Het steekt ons diep, Opdat wij ontwaken, 16. Wanneer de zee inzet, zal het zout geen medicijn wezen, De zwarte terreur is in hun ogen, Een spuitende macht van de dood, En dan zal alles ophouden, De nachtmerrie draait de dag, En ze zullen alles verkeerd begrijpen, Door een kus zul je binnengaan, En dan zul je sterven 17. Er stond een man op in Rodenberg, genaamd Jezesar. Hij predikte het hemelse woord en het hemelse onderwijs, en grote wonderen en tekenen

volgden hem. Herders werden zijn discipelen en ze begonnen te prediken in de steden. 18. De billen en borsten van de moeder waaruit u geboren bent zijn de dijken tegen de vloed, 19. Zij bouwden de bamboe huizen hoog aan de kusten van de zee en de rivieren, Van een vissersstam zijn zij 20. Wie heeft u verteld dat de jacht materieel is ? De jacht is alleen symbolisch, en tegen het kwaad. 21. Op hoge palen is haar bamboe huis gebouwd, Hoe bent u ertoe gekomen tegen Haar te strijden ? Als vissen zal Zij u vangen. 22. Als haar heupen bewegen, dan roept de baarmoeder u, Gij zult teruggeroepen worden, Weg van al uw leugens en grootspraak 23. De ogen der meesters vallen uit, Zij zinken in vergetelheid 24. Zij verzamelt schedels in de duistere nacht, Zij draagt hen tot de rivier, Om hen op palen te steken, En in haar hut te leggen, Zij jaagt in de duistere nacht 25. Waar alles in vergetelheid eindigt, Wie zal oprijzen van hier ? Wie zal opzwemmen over de waterval ? Hier is alles naar beneden gestort, Ter pletter gevallen op de scherpe rotsen, Wie zal oprijzen van hier ? 31. Het is altijd weer anders dan mensen zeggen, Het begint altijd in je hoofd te draaien, En dan weet je het niet meer 32. Door het dal van de witte bloemen velden, Komen wij tot de gelijkenissen, Dit boek is er vol van, Zij strijden allen om het boek van het witte bloemen veld 33. Het witte bloemen veld, Ik vond jou daar, En nam jouw hand 34. Het leidde mij tot de overkant van het witte 50 26. Het ijs slaat en striemt, En brengt het gif van illusies, In de diepte roept zij, Haar stem sterft weg in de nacht van ijs, Maar haar adem is in hun nek, Zij kunnen haar niet van zich afslaan, En zij begraaft hen in de duistere nacht, Onder sneeuw en ijs, 27. Zij laat hen wegzinken in ijzige zeeen, Zo komen zij tot hun einde 28. Zij is een boek van spreuken, Duistere spreuken staan op haar hart getekend, Zij spot met allen die denken iets te weten, Zij misleidt hen en lacht, Zij geeft hen wat ze willen, maar het zijn haar strikken 29. Het trauma heeft geen plaats hier, Want er is diep zicht, Wij kijken door de herinneringen heen 30. In de stad noemen ze alle dingen anders, Daarom ben ik tot het witte bloemen veld gegaan, Ik kan hier waarnemen hoe dingen echt zijn

bloemen veld, Zij nemen afscheid en vertrekken, Als een witte bloem die vaarwel zegt 43. Laten we dan ook de moed opgeven voor hen die in deze wereld verstrikt zijn geraakt, en al onze reddingsacties opgeven, want onherroepelijk zullen we meegesleurd worden. 35. Wat had het halssnoer gedaan ? En wie was de verstrekker van dat halssnoer ? In het halssnoer was een traan in een steen. Hier golden de wetten van een bruut halssnoer. 36. In een wereld waar vuur en ijs, oorlog en vrede, dood en leven, hetzelfde is. Het is de wereld van een halssnoer. Een wereld waar je gemengde gevoelens hebt. Je wilt weg, terwijl je wilt blijven, want wat wacht buiten op je ? 37. Het is een gemene wereld, maar ze noemen het loon. Het is een harde wereld, maar ze noemen het zachtheid. Alles is hier omgedraaid, en alles is alles geworden, als in een vreemd vuur. 38. Het is de wereld van een halssnoer. Wie maakte dat halssnoer ? Maar een betere vraag is : Hoe kan het vernietigd worden ? En als het dan vernietigd is, krijgen we dan later geen spijt, omdat alles allemaal veel erger is geworden sinds het halssnoer er niet meer is ? 39. De wereld van het halssnoer is daar ... waar het licht duisternis is. 40. Het is altijd een verrassing voor iedereen wanneer die wereld zich opent. Zoveel verwarring, maar ook zoveel helderheid, daar waar de wildernis en de chaos de enige orde is. 41. Ik ken niemand die ooit uit die wereld ontsnapt is want er is geen ontsnapping mogelijk. Je kunt alleen maar wegzinken in allerlei verderf. De ontsnapping staat hier namelijk gelijk aan het dieper opgesloten worden. 42. Geef de moed maar op als je in deze wereld verstrikt bent geraakt, want hoe meer je er tegen verzet des te dieper je er in vastraakt. 51 44. Het is de wereld van hen die door het halssnoer zijn gebonden. 45. Een traan in een steen getuigt van de tragiek van het halssnoer. Want wie is het halssnoer ? Er is in de wereld van het halssnoer geen onderscheid tussen het ding en de persoon. 46. Feit is dat het halssnoer alle krachten moet harmoniseren, maar ten koste van wat ? Zou je niet moe worden van zo’n wereld. En waar staan wij ergens ? Waar gaan we naartoe ? Het hangt er vanaf in hoeverre onze ogen geopend zijn waar we leven. Onze zintuigen bepalen dat. Maar bovenal ons intellect, en dat intellect moet open staan, en niet zelfvoldaan zijn. 47. Wat nou opgewekt worden door een kus ? Dat is een oud sprookje. Hier val je in slaap door de kus, om ten prooi te vallen aan dromen. Hier is de kus de doodsteek. Maar .... leven en dood is hetzelfde, slapen is het waken, dus waarom klagen wij ? Is dit dan de weg naar het hogere intellect, of verliezen we dan ook het laatste wat we hebben ? 48. En dit alles door de traan, een rode traan, want die traan was van bloed. 49. En die traan zit nog steeds in de steen van het halssnoer. Op de heuvelen stonden zij, hen die gebonden waren door het halssnoer. Zij dreven elkaar naar het hogere intellect, waar de steek het zachte is, waar de slaap hen liet opstaan, en de wake het slapen was. 50. ‘Strik mij dan, als de strik de traan des levens doet ontwaken,’ sprak een jongen luid op de heuvelen. Zijn speer was gedecoreerd met de fijnste sieraden. Er was hier geen verschil tussen de valstrik en de levensweg.

51. Er was hier geen verschil tussen kennis en domheid, tussen lelijkheid en mooiheid, tussen ziekte en gezondheid. Iedereen was hier ziek door het halssnoer, en alle muren waren hier afgebroken. En daarom waren de velden uitgestrekt. 52. Zij zaten vast in een kooi gemaakt door het halssnoer. Het halssnoer had die wereld gemaakt, een wereld waar niemand uit kon ontsnappen, alleen maar dieper in kon wegzinken. 53. Het was een wereld waar schoonheid gelijk stond aan vuilheid. Zij konden niet ontsnappen uit hun kooien. 54. En wat zien zij die het boek bekijken ? Stenen waarin tranen opgeborgen zitten. Het verandert terwijl je kijkt. 55. Na een lange dag zijn er geen letters meer, alleen vlees en bloed. 56. Geen verschil meer tussen pijn en plezier, want het halssnoer heeft de muur afgebroken. 57. Geen verschil tussen de drijver en zijn slaaf. 58. Sommigen probeerden het halssnoer te doorgronden ... Wie was het halssnoer ? 59. Ik wees hen de weg naar het halssnoer, en ik heb ze nooit meer teruggezien. 60. Ik zocht beschutting, alleen maar om te ontdekken dat dit hetzelfde was als naaktheid. Was ik al in de wereld van het halssnoer ? 61. Er was hier geen verschil tussen de schieter en het geschotene. De ochtendrivier 1. Vuile bloemen groeien langs de kant van de grote rivier, Met vuile gezichten staren ze ons aan, Bedekt met modder 2. Zij zijn één met de natuur, Zo is het altijd geweest 3. De brug over de rivier komt nooit aan, maar leidt ergens anders heen, In het midden heerst altijd de mist, Deze twee landen kennen elkaar niet, De brug heeft hen nooit de waarheid over elkaar verteld 4. En vuile bloemen groeien aan de waterkant, Met hun vuile gezichten kan het hen niet schelen, Ze bewaken het geheimenis, In de rivier verdwijnt alle tijd 5. We grijpen en we missen, Oh, die bloemen ruiken zoet, Maar we kunnen ze niet aanraken, Achter een groot hek zijn zij 6. Wat moeten we met het mysterie van religie ? Het is een onderdeel van de literatuur, Blijf lezen, en het zal vanzelf opgelost worden 7. En ik kijk in het gezicht van de ontwaking, En ik zie de donkere nacht worden tot bloemen, Zij groeien in het water 16. 52 8. Ik kwam tot de brug, waar vele moeders waren met hun kinderen, En mensen, veel mensen, De brug was wijd en wit, En ze spraken dat ergens in het midden van de brug,

Daar is geen tijd meer, Daar is een mist waar iedereen elkaar verliest bewaakten 9. Ik vroeg me af waarom zoveel tot deze brug gekomen waren, Maar ik zag in dat er geen andere keus was, Er was een oorlog in hun land, En hun land zou vergaan 10. En men schiep religies, om aan de macht van de brug te proberen ontkomen, En men begon te twijfelen aan het verhaal van de brug 11. Ik ging de brug op, en liep door totdat ik in witte bloemenvelden kwam, Ik zag niemand meer, ik was helemaal alleen, Plotseling voelde ik een hand, En ik ontwaakte 12. Aan de andere kant van de brug was ook een oorlog, Ook dat land zou vergaan, Er was alleen leven op de brug 13. U werd geschapen in een paradijselijk geheimenis, Opent uw ogen 14. U werd geschapen in een bloemenveld, in een tuin, Als voorhangsels van de wildernis, Opent uw ogen 15. U werd geschapen langs de waterkant, Tussen vuile bloemen, U verstond de boodschap niet 16. Zij trokken u tot de dieptes van de rivier, En op uw vragen was geen antwoord, Zij vertelden u verhalen om u af te leiden van het geheim, Zij cirkelden om uw hart als bijen die de honing 53 17. Een boodschapper was tot u gezonden, maar u begreep hem niet, Hij stak u 18. U probeerde hem om te kopen met bergen goud, Maar onverbiddelijk bleef hij steken, Want het is de belasting van de hemel 19. In Mij hebt gij het antwoord, Ik ben Degene Die u leidt, Ik ben Degene Die het loon uitkeert na de belasting 20. Ik ben Degene na de grote witte oorlog 21. Bloemen van de duisternis, Uitgestrekt tot grote pracht, Hun uitgestrekte velden dragen het zicht 22. Zij komen tot de ochtendrivier, Het water stroomt sneller, Zij maken hen los die verstrikt zijn in het zeewier 23. U bent geschapen in een bloem vol honing, Met een honingkroon op uw hoofd Nog steeds bent u het wonder van het bestaan 24. Oh zee van de eenzamen, Groeiende zo diep, Het omcirkelen van het wonder, Wat u zelf bent 25. U versloeg reus en beest door dit wonder, U greep diep, en alles wat u nam was het zachte, Oh, honing in een holle boom 26. Heb je gehoord wat de vlinder sprak ? Nee, deze schepping kennen zij niet, Zij leven alleen in hun eigen verhalen

De late regen van het herfstgetij 17. Het geheim van de eeuwige jeugd 1. Sommigen proberen haar te grijpen, Maar zij struikelen, Hier kun je niets grijpen, Alles glijdt weg 2. Op het ijs proberen ze verder te komen, Te ontsnappen aan de duisternis, Maar zou het ijs hen houden ? Daar schieten ze diep weg in de rivier, De duisternis houdt hen vast 3. Totdat zij het zicht vinden wat op hen wacht 4. De morgen bedriegt, ik heb het zelf gezien, De morgen lacht je uit, waar de ontwaking slechts een keten is 5. De duisternis is op een hoge berg, Terwijl de ochtend in het dal de dwazen misleidt 6. Over een zee zwem ik, Ik zal de overkant nooit bereiken, Maar het is om tot de droom te komen, De diepere wereld 7. Over een zee zwem ik, Dat eiland is niet daar, Ik bouw hier op het grote niets 8. Ik glijd steeds dieper weg in het dal, Ik ben bij de vallei bloemen, Bij het geheimenis van tijd achter het tranenglas 9. Het dal reikt tot de zee, 54 10. Ik probeer de sloten te openen, Maar zij draaien, en telkens veranderen zij 11. In de droom van de zee, Golf na golf komt het, Slag na slag 12. Tranen van bloed, die zich mengdn met het water. De zee is wild. 13. Hier stopt alle tijd. Alles gaat hier terug naar het verleden. Het geheim van de eeuwige jeugd is hier. 14. Zelfs als je denkt dat je ontwaakt, droom je nog steeds. 15. In een immens diepe afgrond stopt alle ruimte, alsof hier de gedachten stoppen, alsof alle gedachten hier afbrokkelen. 16. Hier kunnen we niet verder, maar hier worden we weer teruggedreven de ruimte in. 17. Maar waar manifesteert de zee zich in de ruimte ? 18. Velen kunnen nooit tot dit gebied komen, want de rivier is een eindeloze rivier. 19. Allemaal haar gezichten. Zij hebben uw hart doorboort. Waarom wilt gij haar terug ? Ze kon het niet dragen. Het ijs trekt haar, meer dan wat dan ook. Gij kent haar niet. 20. De zeeen zijn de nachtmerries van uw leven. Nee, nooit zullen zij haar begrijpen, In verwarring zullen zij vergaan. 21. In bloed heeft zij zich gewassen. Zij staat op met boog en speer, Klaar voor de jacht, en zij neemt je mee,

Maar onbereikbaar is zij, Zij is de pest der nachtmerries 34. Geef dit hemelse boek aan anderen, de dingen die Ik in je hart zet, 22. Het leven is een nachtmerrie, Gij moet wakker worden, Iemand slaat op je in met vuisten, De vrouw richt het tranenglas op, om er alles achter te verbergen 23. Nu moogt gij er alleen naar kijken, maar niet aanraken, Alles is onder Haar hoede, Alles lijkt hier te veranderen 24. Het bleek allemaal maar een droom te zijn. Is alles wel zoals het is ? Is alles wel wat het lijkt ? 25. Deze wereld is gemaakt van tranen, En op zoveel pilaren van tranen is deze wereld gebouwd, 26. Gij moet uw gezichtspunt veranderen. Gebed betekent luisteren, want Zij laat zien wat gij moet bidden. 27. We komen binnen door het touw. Er is geen andere weg. 28. En dit alles door het veranderen van uw gezichtspunt. 29. Het gezichtspunt maakt veel problemen in de wereld. 30. Dit is waarom het gezichtspunt veranderd moet worden. 31. Je voelt de bloemen wanneer je hand ze aanraakt. 32. Het geeft een visioen, een meervoudig gezichtspunt. 33. Ik heb dit hemelse boek. Ik wil dit boek iemand op het hart drukken. 55 35. Door de eindeloze verandering van het gezichtspunt, Als de overstroming. 36. Uw machtige stemmen zijn als rivieren. 37. In het ravijn klim ik van realiteit tot realiteit. 38. Al deze realiteiten lijken tegen elkaar gekeerd te zijn, Dit ravijn is eindeloos, zonder begin en einde, We werden allemaal ergens halverwege geboren in dit ravijn 39. Ik kijk naar buiten, en alles wat ik zie is water, Dan breekt het door de ramen, Als ik dan tot een ander ravijn zwem is dat ravijn precies hetzelfde, maar met een klein verschil, Het wonder van veranderingen 18. De eeuwige verjonging 1. Deze zeeen zijn te groot, Deze zeeen zijn onoverbruggelijk, Deze zeeen zijn eindeloos, Allen zullen in deze zeeen in vissen veranderen 2. Er is geen doorkomen aan, Zij kunnen hier alleen maar dromen, Totdat de nachtmerrie toeslaat, Een vis zullen zij zijn 3. Tot de baarmoeder zullen zij gaan, Van herinneringen geen sprake

4. De nachtmerrie, Totdat het overloopt in bloemenvelden Het is een zuivere mix, De bomen aan de kust staren hen aan, Van die hangende oerwouds-bomen 5. Zij vertelt een gelijkenis, Zij blijft niet bij de drama hangen, Het gaat altijd weer dieper 6. De aarde scheurt open, Ik kan de lagen zien, Hier zijn de veranderingen 7. Zij komen van ver weg, Zij groeien over de wegen en over de daken, Over de woestijnen en over de zeeen 8. Zij komen vanuit het zaad van planten, Zij komen vanuit de diepte van de rivier 9. Het zaad verschijnt als wolken over de steden, En dan explodeert het, Het zal zaad regenen, Regen in het paradijs 10. Ik zink dieper weg in de rivier van zaad, Totdat ik begin te veranderen in een struik 11. Ik ben geboren uit steen, Nu rijst het leger op, Wij zullen zijn als steen, Harder dan het steen van de stad, Ramen slaan wij in, Gebouwen breken wij af, Hun monumenten, allen in rouw 12. Ik zag de aarde geschapen worden, Ik ben de tuinjongen, Ik verwijder de stenen die er niet horen, Geen herinneringen meer aan de stad, De tuinhekken zijn gesloten 13. In de zee, zout warm water, en frisse golven, 56 14. Zij staart naar hem, en dan naar zijn ogen 15. Hij staart terug, Dan kijkt hij wat lager, Maar dan roept iets hem terug, Hij kan niet te lang naar haar kijken 16. Hij is genageld aan de grond, het zachte zand onder zijn voeten in de zee 17. Zij roept hem, maar een golf overspoelt hem, Zij zwemt naar hem toe 18. Zij trekt hem naar de kant, Naar haar tenten neemt zij hem 19. Op een mat slaapt hij, Zij slaapt op een hoger bed 20. De wereld is blind en tot tranenglas geworden, In de wildernis wonen zij 21. Hij was in haar duistere hut. Het was alsof hij de warmte van haar lichaam kon voelen. 22. Het was alsof ze hem riep. Het was alsof hij haar hoorde fluisteren. Hij kwam dichterbij, en het was alsof de warmte van haar lichaam zich opbouwde. Ze was als de oorlogshemel. 23. Hij voelde zich zwak, hulpeloos. Duistere herinneringen van een ver verleden overvielen hem. Hij had het idee dat zij de oorlogshemel was, de moeder van de wildernis, van de jachtvelden. 24. Zijn leven was lijden door haar.

Hij kon nergens heen. 25. Het maakte een denker van hem, een filosoof, en in het land was er hervorming na hervorming. En daar bleef het allemaal niet bij. 26. Zijn droom was een paradijs, en hij wilde dat verwezenlijken. Er moest een einde komen aan het trauma. 27. Het hek van de tuin was hoog, met punten. Velen stierven daar. 28. Hij leidde hen naar een grot waar de steen was die hij bewaakte. Het bleek dat die steen ook nog voor andere dingen goed was. Vaak werden degenen die de steen aanraakten een stuk jonger. 29. Het bos achter de grot leidt diep, zeer diep, tot de geheimen van het bestaan en de verjonging, ja, zelfs de eeuwige verjonging. 30. Je moet diep komen, diep. Hier zijn de geheimen van de verjonging te vinden, in het diepste punt onder de grond. 31. Het diepste punt is een heel groot bos, met een heleboel geheimen. 32. Wil je wel weten wat anderen zijn vergeten ? Die waarheid is zoet en duister. 33. Het bos van het diepste punt der aarde, aan de rand van het grote niets. 34. Spreek in de bloem, en je zult je echo horen, maar het zal net iets anders zijn dan wat je gezegd had. 35. Alles wat hij zei werd gewoon door de bloem omgedraaid. Het geheim van de verjonging is over u. Er begon een sap uit de bloem te spuiten. Het was heel kleverig. 57 19. Het verboden vlees 1. Mensen werden in de wildernis van de onderwereld geplaatst. 36. Hij werd even helemaal warm van binnen, en de warmte begon snel door hem heen te stromen, heen en weer, heen en weer, als bruisende golven. Toen spoot de bloem een hemels woord uit. Neem dit woord mee naar de bovenwereld. 37. Zodra iemand zich ging bezig houden met het boek, dan kwam de nectar van de bloem in het hoofd van diegene, en dan werd diegene steeds jonger. 38. Er was één en al mist, en ergens stopte gewoon alles, alsof hij aan de rand van een rivier was gekomen, maar er was geen water. Het mos hield gewoon ergens op, en aan de rand stonden een heleboel bomen. Hij probeerde of hij de overkant kon zien. Er was zoveel mist. Hij begon zachtjes te roepen. 39. Er is daar inderdaad niets, maar achter het niets, daar wonen wij. Wij kunnen met een bootje over het niets om hier te komen, maar eigenlijk doen wij dat nooit. 40. Na een tijdje kwamen ze aan bij een bosstrandje, waar direct al hoge bomen achter stonden. Het bosstrandje was heel smal. 41. Het is hier bijna altijd duisternis.

2. De wildernis was in twee delen gescheiden door een hek. In een deel mochten ze jagen. In het andere deel mochten ze niet jagen. 3. Eén groep besloot echter te zondigen en ging over het hek om te jagen in het verboden gedeelte. Ze aten van het verboden vlees en werden gescheiden van de andere mensen. 4. Om de hemel, de allerhoogste, uit te dagen, bedekten ze hun zonden door een afgod te maken. 5. En het verboden vlees brachten ze naar hun kerken. 6. Daarom is de toorn van de hemel op de aarde, omdat ze een gruwel hebben gemaakt. 7. Dezen haten de hemel, machtsbelust als ze zijn. In hun trots wilden ze worden zoals zij, maar ze vielen diep. 8. Hun lot ligt in de diepten van haar toorn. 9. Zij is wraak en een eeuwige toorn, maar er is hoop in haar dochter, de wever van alle dingen. 10. Ze heeft haar manden gevlochten waarin ze alles zal scheiden voor de grote dag des oordeels. 11. En de mensheid leefde in Amazonia, en er waren veel oorlogen, aangezien de hemel een oorlogsvoeder is. 12. Ze is een schrik voor degenen die afgoden hebben gemaakt. 13. In diepe grotten heeft ze haar leer opgesteld. Ze verplettert de volkeren en lacht, omdat ze vreemde goden hebben gemaakt. Ze hebben hun goden gevraagd: leid ons naar buiten. Maar dat deden ze niet, want ze zijn stom. 58 20. Als er trots is in het hart van een heerser, lacht ze, omdat ze weet dat ze niets zijn. Ze heeft bedrog gestuurd. 21. Ze haat de mensheid voor wat ze haar dochter hebben aangedaan. Ze haat mannen vanwege de trots die ze hen heeft gegeven. 22. Ja, ze schiep dwaze mannen, zodat Haar eeuwige raad en kennis zou worden geopenbaard. 23. Prijs Haar niet in overmoed, want ze zal de tong bij de wortels uittrekken. Ze kan niet worden omgekocht. De zonden van de mensheid liggen open en bloot voor haar. 24. En zij is rechtvaardig op haar hemelse berg, de bestraffer van de zonde. 25. Ze is in volslagen toorn naar de aarde gekomen. 14. Ze leggen zich neer voor hout en steen, maar er is geen leven in hen. Ze maken zonde op zonde en toch geloven ze dat ze geholpen zullen worden. 15. Ze heeft hen bedrog, waan en weelde gestuurd, ze heeft hun harten trots gemaakt en ze bespot ze op afstand. 16. Ja, ze heeft hen in de handen van hun goden overgeleverd. 17. Ze heeft goed en kwaad geschapen, en ze heeft hun harten verhard, omdat ze niet van hen hield vanwege hun koppigheid. 18. Daarom zullen ze haar niet vinden. Ze bespot de volkeren, richt hen op, en haalt ze dan neer. 19. In hun grote hebzucht lacht ze hen uit en voert ze vergif. Op haar hemelse berg lacht ze. Ze haalt haar vijanden op gezette tijden neer. Ze kent hun begin en hun einde.

En de aarde is haar speeltje. Ja, pestilentie en ziekte zal ze sturen. Kommer op kommer zal ze toevoegen, want de aarde heeft gezondigd. 26. Er zal geen genade en geen hoop zijn wanneer ze de portalen van de aarde bezoekt. Er zal een dag van angst en beven zijn, wanneer ze de trots neerhaalt en breekt. Velen zullen roepen: Hemel, Hemel, maar ze zal hen niet horen, omdat ze haar geboden hebben overtreden. 27. Ze hebben hun mannelijke goden toegejuicht en machtige mannen getrouwd die niet bij haar woonden. Ja, ze zal hen neerhalen met hun kracht. Er is een dag dat ze zich tegen al het kwaad en hun leugens zal keren. En ze zal hun graven vullen met dode paarden. Er is een dag dat ze tegen alles komt wat hoog en machtig is. 28. Het is niet waar dat iedereen die naar de dochter komt, zal worden gered. Omdat zij ook de afwijzing is. Ze kiest wie ze wil. Ze is voorbestemming. 29. Vreest Haar als gij Haar benadert. Wees niet dwaas. Ze is niet gemakkelijk te behagen. Ze is moeilijk, in tegenstelling tot al uw afgoden. 30. Strijd om de dochter te ontvangen. Er is geen gemakkelijke weg tot de hemel. Wie heeft u misleid? En velen zullen proberen binnen te komen, maar slechts enkelen zullen er doorheen komen. 31. Maar toch zal er een overvloed aan genade zijn, want Zij is genade. Laat dan niemand over haar liegen. 32. Spreek dan de waarheid en houd u aan haar geboden. Ze is de hemelse gerechtigheid waarin haar zorg wordt geopenbaard. 33. Ze draagt geen zorg zoals de mensheid, maar door gerechtigheid. En in Haar rechtvaardigheid wordt Haar kennis geopenbaard. 59 34. Haar woorden reiken naar de diepten van donkere plaatsen, om alles bloot te leggen en te onthullen. Er is niets voor Haar verborgen. Alles zal aan de oppervlakte komen. 35. Haar toorn is gericht op de hele mensheid, aangezien ze ver van haar hebben geleefd. 36. Ze zal hen opvoeden als haar eigen kinderen. Ze zal hen klaarmaken voor haar wilde melk en honing. Zij zal hen uitrusten. 37. Zij zal hen in de wilde natuur van Haar afhankelijk maken. Zij zullen in Haar herboren worden als in een rivier van wilde melk. Alleen door oorlog kan de hemel worden bereikt. En zij zal de hemelse dochter aan de mens laten zien, aangezien de hemelse dochter de enige weg naar Haar is. 38. En er zal honger zijn en geen dood, aangezien Zij het eeuwige leven heeft geschonken. En het zal hen doen verlangen naar haar melk en haar wilde honing. 39. Zij is de heerser van alle heersers. En alleen door de dochter is er een weg naar Haar. Hoe kan een man in Haar aanwezigheid leven? Alleen door haar dochter! 40. Strijd de goede strijd, om Haar in je leven te ontvangen. Allen zijn zondaars in Haar ogen. Niemand doet goed, maar zij geeft genade aan de rechtvaardigen. 20. Gods naam niet ijdel gebruiken 1. De Hemel stuurde haar dochter naar de aarde. Zij

die in geloof tot Haar komen, zullen zien dat Zij werkelijk Zorg is, als in een nieuw verbond. 2. Waar Haar voeten de aarde raken, is oorlog en vernietiging. Ze treft alle huichelaars. Pijlen met gif zijn op Haar boog. 3. Stop met liederen voor haar te zingen, ze luistert niet. Ze is met de stille ziel. Wie zal Haar Woord ontvangen ? Degenen die voor Haar beven in vreze. 4. Ze is als een hyena in de wildernis. Wat kunnen we dan doen? Geloof in Haar en Zij zal voor u zorgen, u leiden en bewaken. 5. Wees voorzichtig met spreken over Haar. Gebruik haar naam niet ijdel. Haar oog is gericht op hen die in stilte leven. Door een storm beweegt Ze door de lucht. 6. Ze roept Haar strijders op voor een hogere oorlog. Zij heeft de ogen van Haar profeten gesloten en leidt hen door de woestijn. Ze zullen niets vruchtbaars vinden. De profeet heeft een hoge opdracht, maar zij heeft hem neergeslagen en in ketenen geleid. Hier zal hij de rest van zijn dagen blijven. 7. U heeft de mens gemaakt in een mand met water. U hebt hun ziel uit klei voortgebracht. U kwam naar de aarde om haar te herscheppen in een storm en in oorlog, zoals U kwam met toorn. 8. U bracht kooien tot de dieren en de mensen, opdat hun dagen beperkt zouden zijn, omdat ze tegen u hadden gezondigd. U maakte hen tot slaven, zodat hun werken beperkt zouden zijn. 9. U maakte een hemelse weg, als Uw dochter, zodat de mensheid tot de hemel zou kunnen komen, maar zij hebben U verraden, en daarom woont gij ver van hen vandaan. 10. En gij hebt oorlog in gedachten tegen hen, 60 zonder gebrek aan minachting. En toch ligt het pad tot U open, omdat U genadig bent. Maar het pad is smal en vol gevaren. En gij zendt beesten en versperringen om ze te testen. 11. En gij hebt uw woord geschapen in de storm en het gezuiverd. En gij hebt dieven neergeslagen. En gij toonde uzelf aan hen die door u geleid werden in de storm. 12. En gij hebt tegen hen gebruld en oorlog tegen hen gevoerd, zoals zij tegen u hebben gezondigd en gelogen hebben over uw paden. 13. En geen van hen was rechtvaardig voor u. En gij hebt ze in een diepe grot geworpen. Ja, gij hebt ze in een bodemloze put geworpen. Gij hebt hen uit uw midden verwijderd, zodat niemand meer naar zulke profeten zou luisteren. 14. En gij hebt uw toorn tegen hen gezonden en hen in slavernij laten gaan, want gij moest de zonde straffen. Ze hebben gelogen over u en uw dochter, en ze hebben hun afgoden grootgebracht zodat mensen ze konden aanbidden. 15. Ja, ze hebben van U geroofd. Daarom hebt gij ze neergeslagen, en hebt gij uw geboden opgemaakt. 16. Tijdens uw vlucht over de aarde hebt gij de bergen geraakt. En gij sloeg de oceanen, en liet de hemelen naar beneden vallen. 17. Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen zijn uitverkoren, omdat gij hemels bent. Er is niets dat een zondaar in Haar aanwezigheid kan doen. 18. En omdat ze allemaal gezondigd hebben, zijn ze allemaal vervloekt vanaf de baarmoeder. 19. Ze heeft haar dochter naar de aarde gestuurd om gerechtigheid te brengen. En ze heeft de hemel gestuurd om de aarde onder haar geboden te

brengen. 20. En nu is het pad naar de hemel geopend door haar dochter. En langs het zuiverende pad van de eeuwige strijd brengt zij zoetheid voort. 21. Zij is de bestraffer van de zonde. Het lot van de mensheid ligt in eeuwige boete, maar hierin zijn wegen van genade en eeuwig leven, waartoe enkelen zijn uitverkoren. En de eeuwige boete zal hun gids zijn. 22. En de eeuwige boete leidt tot het eeuwige smekingen, waar vromen uiteindelijk de hemel ontvangen. En hier is hoe je de hemel kunt herkennen : Ze leidt naar diepere wildernis. 23. En de eeuwige boete zon leidt met oorlogsplan en raad naar de eeuwige traan, waar de zoetheid van de hemel wordt geopenbaard. 24. Versiert u daarom met tranen wanneer gij tot de hemel nadert. En versiert uzelf met het zand van haar wildernissen, wanneer gij door het voorhangsel gaat om tot haar te naderen. 25. En de eeuwige schreeuw is de gids tot haar boezem. En de eeuwige schreeuw leidt tot de wedergeboorte in haar baarmoeder voor oorlog. 26. En Zij zal terugkeren naar Amazonia op Haar hemelse berg, waar ze de vijanden onder Haar voeten zal verpletteren. 27. En de wildernis zal oprijzen, getooid als een bruid. En je zult het naderen van de dag herkennen door de tekenen van de tijd. 28. En het naderen van deze dag kan worden herkend als naderend wanneer de vliegen naar de aarde zullen terugkeren, wanneer Amazonia zal bloeien. 21. De paradijselijke hersenen 1. Tussen hersenen zijn bruggen, waardoor er mengelingen plaats kunnen vinden, waarin vele graden zijn van realiteit en afstand. 2. Hierin mogen de belastingsberekening en de loonsberekening hersteld worden, twee belangrijke paradijselijke hersenen : de Oeroembij en de Oeroembe. 3. Het nieuwe sieraad is de Tamulboege, het sieraad van depressie. Dit zijn de Spazumen-Lokogamen, boven de strijd tussen sexualiteit en oorlog. 4. De valse sexualiteit moet verbroken worden, en ook de valse oorlog. 5. De Riktlan is de hemelse sexualiteit. Dit zijn biologische klokken. Kennis is altijd verbonden aan zowel het loon als de klok. 6. De Spanak zijn de hersenen van het zaad, van de vruchtbaarheid. 61 29. En de rivier van Amazonia zal veranderen in bizonbloed, voordat die hemelse en grote dag zal aanbreken. En de grote zeeën zullen veranderen in bizonbloed, en andere rivieren zullen dat ook doen. En meren zullen veranderen in bizonbloed en zwijnenbloed, en men zal niet kunnen vluchten. 30. En zij zal de volkeren oordelen, en eeuwige vreze voor de hemel zal de aarde vullen. En velen zullen wegglijden in de rivieren, omdat ze tegen de hemel hebben gezondigd.

7. Door het aanvoelen van hard en zacht ontstaat er een nieuw soort zicht, het hardheids-zicht. 8. Wij moeten het valse belastingstelsel overwinnen om tot het belastingstelsel van de hogere kennis te komen. 9. Ook is het zo dat er een strijd gevoerd moet worden tegen vals loon. 10. De hemelse visserij is een zone van groot onderricht : Wat is het wel, en wat is het niet. 11. Als we in moeilijke situaties leven, dan mogen we het woord parallel zeggen, om even dingen van een andere kant te bekijken. 12. Wij mogen tot de parallel-realiteiten komen en de oude realiteiten achter ons laten, juist door de hemelse visserij. 13. Er zijn duistere raadselen die je de vernietiging inhelpen als je ze letterlijk neemt of verkeerd uitlegt. Alleen de Grote Moeder kan deze raadselen uitleggen. 14. De rivier van weeklacht is nauwverbonden aan de paradijselijke afgrond. In de leegte zal alles heel traag en moeizaam ontstaan door klagen en smeken, zodat er niet gemakkelijk over gedacht wordt, het niet misbruikt kan worden, en het niet trots maakt. Daarom is de rivier van weeklacht eeuwig. 15. Bedrog wordt niet beloond, maar genadeloos gestraft en afgebroken. 16. De rivier die vanuit de zee komt is een pad door de wildernis. Dit is om in de wildernis veilig te blijven tegen de streken van het vlees. Wij moeten de rivier volgen. 17. De rivier splitst zich op in de delta. Delta's zijn 62 belangrijke plaatsen, omdat hier de verschillende takken van het werk te zien zijn. 18. De vrouw is hierdoor jong gebleven, heeft haarzelf terug gevonden, door de verjonging. 19. Soms moet het offeren gestaakt worden voor de oorlog en de jacht. Onderhoud de dag van de oorlog en de jacht, dat gij die heiligt. 20. Het voorhangsel moet met bloed worden besmeurd voordat er naar binnen gegaan kan worden. 21. Zij gooien zich naakt in de strijd. Zij hebben niets met de stad. 22. Alles is in golf bewegingen, golf-patronen, alles gaat tegen elkaar in, als het land van de paradoxen. Alles is een tegenstander van alles. Het lijden is alles wat we niet begrijpen. Zo komen wij tot de grote opstanding in de wildernis. 23. Dit is dus de ware opstanding, wat leidt tot de ware hemelvaart, of holenvaart, oftewel de vrouw, de moederschoot. De geboorte vindt dus plaats in de belegering. 24. De stad, de polis, is een arena, de oorlogsvelden in de wildernis. De hersenen vertalen het als een stad, maar dit is een leugen, een voorhangsel. De tocht door Warsa 25. Het is een gevaarlijke tocht door een gebied genaamd Warsa. Dit is een grote wildernis waar gevaarlijke roofdieren leven, reusachtig groot. 26. In principe komen zij als een groot oordeel tot hen die onrechtmatig iets doden. Bijvoorbeeld als er onrechtmatig vee wordt geslacht, of onschuldige mensen. De doodsparasieten komen dan in de trofees wonen, en zullen de eigenaar van die onrechtmatige trofeeen, zoals botten, schedels, huiden, tanden, ogen, veren, tot verderf brengen.

27. Deze roofdieren zijn een reeel probleem, en brengen velen tot de afgrond. Het is een strijd tegen deze roofdieren, een strijd waarin alles losgelaten moet worden. Juist de bezitterigheid maakt iemand tot een prooi van deze roofdieren. 28. Het is niet slim om zomaar een roofdier van Warsa aan te vallen zodra je oog erop valt. 29. Er mag gebeden worden, maar luisteren is nog wel belangrijker. Ook de gebeden moeten voortkomen vanuit het luisteren. 30. De trektocht door Warsa en de overwinning van de inwonende roofdieren is van levensbelang. 31. Velen vallen aan de roofdieren van Warsa ten prooi door spijbelfeestjes. Hun trofeeen zullen zich tegen hen keren. Hierin ligt een zeer duister geheimenis. 32. Misleiders, lafaarden, materialisten en hen van de valse genade krijgen geen toegang. 33. Misbruik wordt zwaar gestrafd. Velen krijgen geen toegang. Speren doordringen de indringers. 34. De polis is in het Grieks een arena, een oorlogsveld. De polis is de stad, als een metafoor van de arena en het oorlogsveld. 35. De stad is dus ook een metafoor van de tuchtigende moederschoot. De stad moet ook in die zin als een voorhangsel gezien worden. 36. De oude natuur is een offerdier, en de nieuwe natuur is een slager. Dit is een inwijding in de territoriale oorlog en jacht in de onderwereld. 37. Jesa-gif, van de Amazonische Kalus-boom, gemaakt van besjes, wekt dromen op, illusies, 63 bedwelming waardoor het slachtoffer denkt, projecteert, dat een onschuldige voor hem moet sterven, maar waardoor hij zelf deel wordt van die onschuldige en daardoor sterft. Dit is een valse zwakheid van vals, vijandelijk vee. 38. Gonun-gif, van de Amazonische van de Gonunboom, denkt dat geloof een vervangmiddel kan zijn voor kennis, als blind geloof, wat een jachtsvalstrik is. 39. Geloof is een straf wanneer men zich meer baseert op van horen zeggen dan op de heilige gebondenheid en kennis. Geloof is een straf voor de luien en de spijbelaars. 40. In de jacht kunnen deze giffen gemengd worden. 41. In de territoriale jacht moet goede onderscheiding verkregen worden in de jachtseizoenen en jacht-tijden. We moeten de tekenen leren onderscheiden die ons aansporen tot een zekere jacht. 42. Ottus is een gif van de Orionse Ottus boom, van besjes wiens gif de horens kan reduceren, minder scherp maakt, en van een hoge graad kan het de horens doen afbreken binnen enkele seconden of een paar minuten tot een paar uren. 43. Grijp je speren, doop de punten in gif, en ga de jacht aan. Ook kun je pijl en boog gebruiken, met pijlen gedoopt in gif. Ottus doet de horens slinken. Ottus kan ook de genetische structuren van de prooi veranderen. 44. Tiki-pijlen zijn pijlen waardoor ze niet terug kunnen veranderen in gevaarlijker vee. Deze pijlen brengen hen in een lager bewustzijn. Er moet geleerd worden over de verschillende giffen, hoe deze te mengen en te gebruiken. Ook kunnen er

veren van kipgeesten aan de pijlen gebonden worden. Elke veer heeft weer een ander effect, daarom moet er ook geleerd worden over de verschillende kipgeest-veren en hun functies. 45. In de territoriale jacht op de kipgeesten zijn woeste hanen, als kemphanen. Zij vechten onderling en vliegen territoriale jagers aan. 46. Kuta-hanen zijn zwarte hanen met witte, blauwe, paarse of rode kragen. 47. Deze veren hebben een verlammende werking, zijn slaapverwekkend. Het zijn zwaar giftige veren. 48. Jelo-hanen veroorzaken spasme, blokkeren en verwarren de spieren en het zenuwstelsel. 5. Er is het grote wiel van subjectiviteit, het veranderen van gezichtspunt. Hier is het samenspel tussen gezichtspunt en het veranderen van gezichtspunt. Zij die niet tot deze lelie komen zullen door het water worden opgeslokt. 6. Er is het samenspel tussen één en meerderen. Er is het samenspel tussen goed en slecht, en tussen kennen en niet kennen. 7. Er is het samenspel tussen wildernis en stad, tussen chaos en orde, tussen het organische en het kunstmatige. 8. Er is het samenspel tussen boeken en visioenen, tussen het geschrevene en ongeschrevene. 9. Zij die door de afgronden trekken worden geplaagd door illusies die ze moeten overwinnen om tot grotere leegtes te komen, en zo tot de overkant van de afgrond. 22. De vrouw op de waterbuffel 1. De Egyptische mythologie komt voort uit Afrika. Onder Egypte ligt Sudan, Nubie. Sudan is het land van de boogschutters, het land van de boog. 2. In Sudan is een zwarte bok, renbok, die de sleutels tot de Amazone zeeen bewaakt. Dit zijn de Kifir zee, de Lakta zee en de Dormein zee. 3. De naam van de territoriale geest van Sudan is Bakza. Hier komt ook de Romeinse Bacchus-geest van de valse dronkenschap uit voort. 4. Er is het samenspel tussen vernietiging en schepping, het samenspel tussen bestaan en nietbestaan. 64 10. Aan de overkant van de afgrond is de afgod overwonnen. De afgoden zijn als een groep zwarte honden, of als een grote kudde renbokken. 11. De afgod houdt ervan tussen echtgenoten te stoken, en om mensen door slangen te laten bijten om daar even later het geneesmiddel voor te verkopen. 12. Hij is de boodschapper van de valse goden, tussen mens en valse god in, en vraagt om bloedoffers waarmee hij gevoed moet worden. 13. Hij is de wegenmaker. Hij brengt de offers van de mensen op tot de valse hemel, als een bemiddelende functie. 14. Hij is de opener van de weg, en de poortwachter. Hij kwam als een oordeel.

15. Eerst is een wapen, een mes, iets wat we moeten overwinnen en daarna gebruiken. Wij moeten leren dit mes te bedwingen. 16. Alles in ons leven kan komen als een mes om ons te besnijden en scalperen, als een beeld van het ontvangen van de kennis, contact met het archetype van de Moeder. 17. Dit is de top van de boom des levens. De boom des levens is de boom van honger, wat om de leegheid en het vasten gaat, om zo aan het einde van dit pad de heilige scalpering te zien. 18. Het medicijn verandert gif in een medicijn. 19. Het medicijn is verbonden aan het donkere. 20. De verborgen tuin van Nu is de verborgen wijngaard van Noach in de afgrond van de onderwereld. 21. Het is het mes wat scheiding maakt, waardoor het verbonden is aan de steen van onderscheiding. 22. Dit is een strijd tegen boze geesten in de hemelse gewesten die zich symbolisch manifesteren als dieren. Zouden wij strijden tegen de onschuldige dieren om ons heen, dan zou dat groot bedrog zijn. 23. Zij die drinken van de valse beker zullen veranderen in zwijnen. 24. Het is een strijd tegen de valse, vijandelijke runderen. We hebben te maken met een runderbeest, een soort monsterlijke buffel of bizon. Dit beest heeft hoorns waarmee hij vissen doorspietst. Dit is dus een vleesetend runderbeest, een vissenjager, waarvan de waterbuffel een beeld is. Het beest was uit de hemel geworpen tot de aarde, tot de runderen. Het beest veranderde in een roof-waterbuffel als een oordeel, en ook zijn boze geesten veranderden in waterbuffels. Daarom had de monsterlijke 65 waterbuffel nog steeds de stem van een roofbeest. 25. En ik zag een amazone staan in de visserij, en zij riep met een luide stem tot de kippenjagers. De kippenjager draagt de veren van de kipgeesten. 26. In de geestelijke oorlog is de kippenjacht onmisbaar, omdat het het komen tot de leegte uitbeeldt. 27. De vrouw heeft de waterbuffel overwonnen, onder haar voet, en gebruikt het als haar rijdier. Door haar voet drijft ze het beest voort. 28. Dan rijdt ook de dochter van de vrouw op de waterbuffel. 29. Dit is noodzakelijk om de leugengeest van mannelijke suprematie te verbreken. 30. Zo kan dan ook de dochter tot emancipatie komen. 31. Het besnijdenis-mes is de slagtand van de waterbuffel. Dit betekent : wij moeten de diepte leren kennen van de Wet : de zonde en het oordeel. 32. De jacht op de kipgeesten betekent het komen tot de leegte, tot de afgrond, tot de zee, waarvan het wenen een beeld is. Ook komt het wenen door het toetsen. 33. In de Amazone Mythologie is er in de wildernis een reusachtige rivier genaamd de rivier van scalpen. Aan deze rivier wonen wilde jongensstammen die door de Amazones verstoten zijn en in oorlog met hen leven en handel. 34. Een grote Amazone stam aan de rivier van scalpen is de Zukki stam. Een andere rivier is de rivier van het verdrink-offer. Een stam van Amazones aan de rivier van het verdrink-offer is de Hiti.

werd gevormd in honger. 35. Hier vinden we het samenspel tussen enorme hardheid en zachtheid. Dit is de afgrond van hardheid. Deze afgrond is het geheim van de schepping. 36. Hier zien we het samenspel van ijs, hoe het diepere ijs doet ontwaken. IJs is in het Hebreeuwse wortelwoord 'kaal', een beeld van de scalpering. 37. We zien het samenspel tussen duisternis en geestelijke zichten. In de diepste duisternis wordt het geestelijke zicht gevormd. Dit is de donkere zee waarin de geestelijke zichten van land worden gevormd. Het is het samenspel tussen de grote duistere oceanen van de slaap en de stranden van het ontwaken, het dromen. 38. De dochter is op de waterbuffel. Er is de grote eeuwigheid, het samenspel tussen eeuwigheid en tijd. Er is het samenspel tussen materie en het geestelijke, als het samenspel tussen verborgenheid en manifestatie. 39. Er is het samenspel tussen zwakte en sterkte. Dit is de plaats van de oorlogen en de arena's. Ook is er het samenspel tussen dood en leven, en het samenspel tussen het lijden en de extase. Hier is de plaats van de goddelijke drug en het goddelijke zaad. 40. Ook is er het samenspel tussen waarheid en leugen, waarin de leugen het raadsel van de waarheid is, als een masker. 41. Ook is er het samenspel tussen honger en voedsel en tussen vergetelheid en geheugen. Ook is dit de plaats van Iacchos, de phallische Griekse god, die het mannelijke vruchtbaarheids-deel vertegenwoordigt. De Romeinen maakten hier Bacchus van, de god van de wijn en de dronkenschap, als de onderwerping van de mannelijke phallus aan de Bacchus. De phallus 66 42. Dit is de afgrond van de hierarchieen. Al het verkeerde en valse komt voort uit de verdraaiingen van de hierarchieen, het hogere verwarren met het lagere. 43. De tuin van Nu in het Aramees-Egyptisch is de wijngaard van Noach. In dit gebied wordt de Sa-ma geoogst en gedronken, de druiven van buffelbloed. Sa-ma is in het Egyptisch de kennis van de Wet, de Wet van het vrouwelijke en het geestelijk zicht. 44. De heilige gebondenheid heeft zijn kracht en macht gekregen door het liefhebben en koesteren van de Wet, oftewel het onderzoeken van de kennis van de Wet, komende tot een begrip van zonde en oordeel. 45. Het komt voort uit de Zimranieten, van Zimran, de zoon van Abraham door Ketura. Dit zijn de spierenknopers. 46. Dit is de wijngaard van Noach waar Ham het paradijselijke geslachtsdeel zag, als een beeld dat hij het beest had overwonnen die dit geheim bewaakte. 47. Het beest is slechts een heenwijzer naar het paradijselijke geslachtsdeel. Zij zijn de bewakers van de hogere kennis. 48. Sa-ma komt om gevoelig te maken voor de stem van de vrouw, en maakt dat daaraan gehoorzaamt wordt, als horen en gehoorzamen. Sa-ma is de profetische leidraad die het Woord (dabar) omzet in acties, als de kracht tot gehoorzamen. Dabar bestaat uit de geboden, waarschuwingen, bedreigingen, liederen en beloftes. 49. De Sa-ma geeft dus eerst grote leegte, en daarna worden er geestelijke zichten gegeven. 50. Ook betekent Sa-ma onderscheiding. De Sa-ma

is dus een beeld van de heilige tuchtroede. Zij belichaamt en geeft dit paradijselijke, rijkelijke sap. Het is waar de Amazonische vrouwenborst voor staat. 51. Zij is de Grote Onderscheider. Ook de paradijselijke rivier die zich in meerdere rivieren uiteen splitst is hiervan een beeld. 52. In het Grieks zijn dit ook de wateren van de zondvloed. De vrouw op de waterbuffel wordt door deze wateren geleid. 6. De tepel herschept het oog, herschept de wereld. 7. De zondvloed is de terugkerende oerzee, als de tuchtroede om tot gehoorzaamheid te brengen. 8. De jacht in de kennis is de sleutel tot deze oeroceaan. 9. Dit is het teken van vruchtbaarheid, van nieuwe schepping. 10. De oeroceaan en oerduisternis leiden tot de moeder van de goden. 23. De Pessa 1. Het is de Al Infitar, het uiteensplijten tot een roede met meerdere gekraalde uithangsels. Dit was ook een vruchtbaarheids-symbool. 2. Een variant hierop is de veer van de Wet, waardoor de doden geoordeeld werden. Ook de veer is een verdeler en onderscheider. Wij moeten komen tot grote onderscheidingen. 3. Alles draait hierin om de steen van de bizonjagers, om zo te komen tot het grote geheim van de spierenknopers, het geheim van ZimranHam. 4. De tepel is ook medicinaal, ogenzalf, niet alleen maar de verwoester. 5. In het Sanskrit is de tepel de projectie, het paradijs en de hemel. Ook betekent het geduld en verdragen. De tepel geeft dus de kracht om het visnet te dragen, en brengt een nieuwe wereld. 11. De melkgaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, is waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van een geheel van wateren als een zondvloed. 12. Het is waar het harde het zachte heeft voortgebracht, en het zachte het harde. 13. Het is de plaats waar het hardste en het zachtste elkaar opgewekt hebben. 14. Het is een rivieren-gebied, en een gebied van gesteente. Het is het geheim van de paradijselijke vloed, en het goddelijke zaad, de vruchtbaarheid. 15. Daarom willen wij niet dat het van ons wijkt, want dan is alles verloren. Wij willen komen tot Haar dieptes. 16. Hier is alle kennis opgeslagen. Het wordt door haar uitgezonden om ons te onderwijzen, om ons kennis en zintuig te geven. 17. In haar worden wij toegerust tot de jacht. 18. Wij moeten de Pessa ontvangen, de gekraalde 67

tuchtroede, om daar door getuchtigd te worden. 19. De pessa kan alles op diepte schatten en onderscheiden, en is daarmee één van de belangrijkste objecten van het profetische leven. 20. De pessa hebben we nodig om in de geestelijke wereld te leven. 21. De pessa is het loon van onderscheiding. 22. Wij moeten ingewijd worden in de Pessa. Dit is de gekraalde uiteengespleten tuchtroede, oftewel in de Adbe'el, of de Infitar. 23. Wij mogen ons wenden tot de Pessa, die tijdenlang achter de Urim en Thummim verborgen werd gehouden, terwijl deze steen over de Urim en Thummim heerste. 24. De Pessa, de gekraalde tuchtroede, kan dus genezing brengen en oordeel. Achter vele verhalen is de Pessa verborgen gehouden. 25. Alle diepere betekenis ging verloren en werd angstvallig verborgen gehouden. 26. Wij mogen komen tot dit grote verlaten eiland. 27. Het is een groot paradijselijk, verlaten eiland waartoe we moeten terugkeren. De Pessa ligt dus diep opgeborgen in het zand van het paradijs. 28. De Pessa mogen we bewonen. Dit is een teken voor de zieners. 29. Pessa is de belichaming van de hogere kennis, de schat in de eeuwige duisternis. 30. De duisternis is dus niet een doel op zich, maar een middel. Uiteindelijk moeten we tot grotere onderscheiding komen, tot het diepere geheimenis van het geestelijke zicht. 68 24. De besnijdenis : slachter van de vijand 1. Sta op, en ga op vissenjacht, in de hemelse gewesten, om tot de duisternis in te gaan, het bed, het afnemen van de dag. 2. Heb deel aan de jacht en het jachtsfeest, om tot uw tent te komen. 34. Omdat de oorspronkelijke Urim en Thummim van het midden-oosten was onderdrukt komt dit bloed-orakel weer terug. 35. Door het jachtsorakel is er wedergeboorte. 36. De Pessa is een heersend loonsysteem, aangesteld over de Urim en de Thummim. 37. Hierin zit de kennis opgeborgen. Alleen de overwinnaars kunnen het Woord interpreteren, en de interpretering is geestelijk. 38. Er werd geprofeteerd door pijlen. De Urim en de Thummim waren oorspronkelijk een wapen. Alleen in de strijd kan er geprofeteerd worden. 39. Het profetische orakel is een wapen, een bloedorakel. 31. Zo belichaamt de Pessa een geheel nieuwe natuur, van zand, wateren en zout, als een ontdekt verlaten eiland. 32. Zonder de tuchtroede komen we nergens. 33. Wij moeten de valse pessa verslaan door tot de ware pessa te komen.

woord, zeer belangrijk. 3. Neemt het net van de vissenjacht op u en leert van Mij, en u zal herschepping vinden voor uw zielen, en lossnijding van zonden. 4. Het gaat om airo, de vissenjacht. Heb deel aan de vissenjacht en neem daarvoor de stauros op. Stauros is in het Grieks puntige stok, als een speer. In dit geval een speer gebruikt voor de vissenjacht. Ook kan het de stokken van het visnet betekenen. 5. Voor ons is het zaak om tot het nachtelijke gezicht te komen, waarvan de dageraad een beeld is. Het nachtelijk gezicht bevindt zich in het bloed van de vijandelijke rund. 6. In de onderwereld is er voor elke dag tien nachten. Dit is dus geen letterlijke dag, maar een nachtelijk gezicht. 7. In het nachtelijk gezicht gaat het erom te streven naar de openbaring van de heilige tijdschijf, de openbaring van de uren. 8. De Voeten van de Moeder, van haar schoot, zullen komen om besnijdenis te brengen, om de persbak te betreden. Dan zal het water in bloed veranderen. 9. Vanaf de geestelijke berg, als beeld van de oerjacht op de vijandelijke rundersoorten, is al het goede van de Moeder gekomen, ook de besnijdenis. 10. Op deze berg zullen wij alle geheimenissen van de Moeder terugvinden. 11. Haar voetstappen zullen terugleiden tot de berg waar alles begon, waar de Moeder in haar heerlijkheid woont. 12. Laten we deze erfenis niet weggooien, maar op waarde schatten. Het gaat om de besnijdenis van ons hart. Ook is de besnijdenis van onze mond, ons 69 13. Laten we zo alles in ons leven toewijden aan de besnijdenis. 14. Wanneer onze ogen niet besneden worden staan wij nog steeds in de ogendienst, en kunnen zo niet hogerop komen, en hetzelfde geldt voor de oren. 15. Vandaag de dag zijn wij veelal slaaf van het boze oog en het boze oor. Alleen de besnijdenis kan daar korte metten mee maken. 16. De besnijdenis is de kennis van de wijngaard. 17. In onze strijd tegen de valse, overmoedige, onrijpe wijn van hoererij is de besnijdenis onze wapenrusting. 18. De borsten van de besnijdenis brengen de wijn van gramschap. 19. Zij zijn de besnijders van de mond. Zij treden de persbak van het verstand. 20. De stem van de besnijdenis besnijdt het hart. 21. De ogen van de besnijdenis besnijden het geweten. De Moeder spreekt om zo het valse verstand en het valse vlees uit te schakelen. 22. De besnijdenis is een slachter uitgezonden tot de vijand. 23. Keer niet terug tot de varkensstal, en tot het eten van varkensvoer, maar kom tot de besnijdenis. 24. De Moeder is donker van huid, als de tenten van Kedar, de tenten van de duisternis. 25. Er is een plaats voordat de moederschoot je grijpt, en dat is het gekend zijn door God.

26. Eerst worden wij gevormd in het hart van de Moeder, waar de overeenkomsten zijn opgetekend, waar Haar Wet in ons wordt gekerft. 27. Dit is de plaats tussen haar borsten, waar de bittere zielen hangen als bundeltjes myrrhe. 28. Het is de plaats van belijdenissen, het is de plaats van het geestelijke zien, de profetische kennis. 29. De Onderwereld en de Vernietiger staan naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van de Moeder. 30. Zij zijn als Jagers op ons afgezonden om ons terug te brengen tot de diepere plaatsen van de onderwereld waar wij vandaan kwamen. 31. U weet dat u naakt tot die plaatsen zal wederkeren, omdat u daar naakt vandaan bent gekomen. 32. Uit het paradijselijke lichaam druppelt myrrhe, bitterheid. Dit druppelen betekent zienerschap. 33. Door de besnijdenis, ook van hart en ziel, brengen wij dit voort. 34. Ons zienerschap moet bitter zijn, anders mogen we onszelf afvragen of wij wel in zienerschap leven. 35. De zoon van de wet, de fokker, keert terug naar de naaktheid. In het Hebreeuws is dat hetzelfde als in ballingschap gaan, en dat gebeurt door armoe. De zoon wordt uit het net gehaald, na de jacht. 36. De zoon daalt af naar de plaats van bedden, naar ongetemdheid, als een wilde. 37. Deze afdaling is ook een val, een verliezen of verlaging van status. 70 38. De Moeder roept Haar zoon die als een renbok is. Haar borsten zijn een sleutel voor de zoon om daar te komen, in het hart van de onderwereld. 39. De Ziel is de armoede, de geestelijke honger. De Bitterheid van de Ziel, Myrrhe, leidt tot de plaats tussen de borsten van de Moeder in de nacht. Hier is het hart van de onderwereld. 40. Hierdoor komen wij tot de levendmakende bronnen van de Ziel. 41. Het is het leven in de rauwe, natuurlijke staat, volbloed, ongemengd, als een stromende rivier. 42. Wij moeten terugkeren tot de borsten van de Moeder, om zo te leven door Haar melk. 43. De baarmoeder van de Moeder bevat geestelijke zichten van richting, koers, leiding, regels. 44. De Jana is de Urim van de Amazones. Hierdoor worden wij ingewijd in de Jani, de Thummim van de Amazones. 45. Wij worden gered van de goddelozen door de besnijdenis. 46. Dit is de berg om de geboden te verkrijgen. 47. Wij moeten de diepte leren kennen van de Wet. 48. Overwin door het vestigen van de Wet. 49. Ons verstand moet veilig zijn tegen ingeving van de vijand. 50. De geestelijke speer wordt gebruikt om het kwaad te overwinnen. 51. Het wordt gebruikt als een orakel. 52. Hiertoe moeten wij tot de berg komen, als het komen tot de borsten van de Moeder. 53. Het boek van de moederschoot staat geschreven op het lamsvacht. In de diepte van het Grieks

betekent het lam : van man tot jongen worden. 9. Noach moest de vissersboot bouwen, het grote dubbele beeld van de onderwereld, van de poort. 25. Waarschuwingen van Noach tot de zondaar 1. De Moeder komt voort vanuit een grote oorlog, een grote jacht. Zij zal het grote voorhangsel openen. Zij is immers de moeder van de kennis. 2. Dit is een belangrijk orakel. Het groeit op als een boogschutter. 3. Het gaat om het leren boogschieten, het leren onderscheiden in het boogschieten, het leren doel te treffen. 4. Mijn zoon, vergeet het boogschieten niet, opdat uw hart mijn geboden bewaart. 5. Zij die dit orakel niet hebben buitgemaakt leven nog steeds onder de heerschappij van het vlees. 6. Er wordt gevraagd voor leiding op het rechte pad, om niet op verkeerde paden te komen. Er wordt om hulp gevraagd van de meesteres van de dag van het oordeel, de meesteres van de nacht, van de duisternis. Dit is belangrijk om niet af te wijken op losbandige paden. Hierdoor blijft de nomade, de rondtrekkende jager in de onderwereld, verbonden aan Haar. 7. Nu gaat het erom dat we niet tot de letterlijke geschiedkundige chronologie komen, maar tot de chronologie van de kennis. 8. Nu is in het Egyptisch de grote paradijselijke afgrond, als de almachtige moederschoot. 71 10. Noach moest het volk waarschuwen, dat zij Haar zouden gehoorzamen en hun plichten aan Haar te voldoen. 11. De zondaren zouden weggewassen worden door de regen, maar de gehoorzamen zouden dan de poort van de onderwereld binnen gaan, de vissersboot, om zo de cukkah door de onderwereld te beginnen, het feest van de rondtrekkende jagerstenten. 12. De gehoorzamen zullen leiding ontvangen op de rivieren van de onderwereld. 13. De vissersboot zou dus over deze rivieren moeten gaan, als een rondtrekkende jachtsboot. Hiertoe is de kennis een gids. 14. Dit gaat dus over een jachtstocht door de onderwereld. 15. De zondaren verdrinken wegens hun zonden, en moeten de baarmoeder binnengaan. 16. Zo wordt er een duidelijke scheiding gemaakt tussen de rondtrekkende geestelijke jagers, en de ongehoorzamen. Noach vraagt om vermeerdering van de vernietiging van de kwaaddoeners. 17. Zij is de enige die de juiste interpretatie van de Kennis kent, en degenen met een diepgewortelde kennis. Niemand neemt het in acht, behalve mensen met verstand, kennis. 18. Ook de uittocht door de wildernis, de wet van de kennis, beeldt de jachtstocht uit door de onderwereld, dieper de duisternis in, en dieper de wildernis in.

19. Alleen zij die verbonden zijn aan de bron, oftewel hen die de duisternis ingaan, worden ingewijd voor deze jachtstocht. 20. Heb je geen deel aan de bron, dan stopt de tocht hier al, en wordt je teruggedreven tot het wegzinken in de zondvloed, wat eindigt in de baarmoeder. 21. De bron is dus van levensbelang voor het kennen van de kennis, en voor het voortzetten van de jachtstocht in de onderwereld om het kwaad te overwinnen. 22. Zij die dus niet geaccepteerd worden door de bron voor de jachtstocht door de onderwereld worden bestempeld als voor de baarmoeder. 23. De vijand zal gewoon onderdeel van ons leven moeten zijn, in een betere vorm, in de juiste mate, in de juiste verhouding. 24. De stad is een bolwerk van de ongehoorzamen die de wildernis hebben veracht en zochten naar materiele rijkdom, om zo de geestelijke kennis uit te doven. 25. Wettelozen zijn onrechtvaardigen van hart en leven, bedrieglijk, zij die ten onrechte anderen veroordelen door hun lage normen. 26. Zij zijn degenen die gebruik maken van valse, frauduleuze bewijzen, zoals het gebruik van verkeerde vertalingen misinterpretaties. 27. Het bereiken van de Wet gaat door de geestelijke vissersboot. 28. Als we tot de stam Benjamin zijn gekomen, zijn ingewijd in de geestelijke gehoorzaamheid, dan zullen we merken dat er nog steeds veel drangen in ons zijn die tegen de geestelijke gehoorzaamheid ingaan. 72 en vleselijke 29. Dit zijn vaak de geesten van overmoed. Wij moeten de jacht aangaan op de overmoed, om zo tot de leegte te komen. Dit gebeurd door de doorboringen. 30. De leegte is de paradijselijke afgrond, door de speer. 31. Door de geestelijke jacht komen we tot de Wet, door de geestelijke vissersboot tot de Wet. 32. Er gaan zware oordelen komen over de voeten van de mensen. Zij die hun tenen hebben omwikkelt met de Wet zullen niet vernietigt worden. 33. Het is een jacht op de valse zwarte kippen die door hun valse en letterlijke interpretaties de grenzen hebben gelegd. Wij moeten die grenzen doorbreken. De psalm van de buffeljacht ; Ahnitische voorschriften 34. In de Orionse grondslagen zien we Ahn. De geestelijke buffeljacht was een belangrijk onderdeel in zijn leven, in zijn toewijding aan de Moeder. 35. In de Psalm van de Buffeljacht moest de mannelijke mens toegewijd worden aan de Moeder. De jagers moesten volgelingen worden van de vruchtbaarheid van de kennis. 36. Er was de toewijdings-kennis, de kennis van geestelijke gehoorzaamheid. Door deze kennis was Ahn verbonden aan de Moeder. 37. Hier was een dag voor bestemd, als het feest ter voorbereiding op de buffeljacht. 38. De Ahnitische voorschriften gaan dan verder met het richten op de naam van de Moeder, als zijnde doorboringen.

39. De oude mens, de buffelgeest, moest sterven, en de nieuwe mens moest opstaan. Deze opstanding werd gekenmerkt door het spreken in tongen, oftewel profetische uitingen. 40. Het spreken in tongen, oftewel het profeteren, is om de wapenen en het jachtgerei te verdelen, om een strategie op te zetten, om de juiste combinaties te maken, om zo te overwinnen in de jacht. 41. In de Ahnitische geschriften van Orion zien we een feest waarin boze geesten in varkensvorm geofferd moesten worden. De jagers moesten zichzelf uithongeren in dit feest, in deze periode van voorbereiding. Hun kracht zouden ze niet krijgen van voedsel, maar van rituelen die de kennis uitbeelden. Zij moesten zich insmeren met varkensbloed, als teken van de overwinning. Dit was ook ter bescherming tegen de buffelgeesten. 42. Airo, wat vissen betekent, verjonging, als het binnengaan van de moederschoot, staat voor geestelijke voortplanting. 43. Er is een wet van scheiding om de kennis te ontvangen. 44. Telkens weer moeten we het letterlijke verbreken om tot het symbolische te komen. Dit is de volmaakte Wet. 45. Dit zijn allemaal voorbereidingen op de buffeljacht, het opgaan op de berg, als een grote opstanding. 46. In haar naam worden wij opgeroepen tot de oorlog in de hemelse gewesten en in de onderwereld. In haar naam moeten wij jacht maken op de valse geesten. 47. Er was een volk die het diepst in de natuur leefde, en het naaktst was. Zij waren het paradijselijke teken, het teken van na de zondvloed, het teken van oorlog en overwinning. 73 48. Zij die niet door de geestelijke uren komen, worden door de zondvloed meegenomen tot de baarmoeder. 49. Telkens worden de uren weer herhaalt, en wij kunnen hierdoor opgroeien, of we vallen terug. 50. Zo zien we dat het lamsvacht sleutel is in het opgaan op de berg, de runderjacht, het verslaan van het vlees en de cultus van het vlees. 51. Wij moeten daarom eerst, als voorbereiding op de buffeljacht, de lamsjacht beginnen, en het lamsvacht dragen. 52. Dit is de oprichting van de tijdschijf, van de Mowed, als de openbaring van Mowed. 26. De paradijselijke brug 1. De wereld is vastgezet. De mensen worden er tussenin gehouden, opdat de verslaving zal standhouden. 2. Het mag niet teveel helpen, en niet te weinig, daarom wordt men in het midden gehouden, want er wordt goed aan verdiend. 3. In de geestelijke kennis moeten we naar middelen op zoek gaan, diep in de natuur. 4. De natuur houdt wat dat betreft veel geheimen verborgen. 5. We moeten ontwennen en komen tot de diepere kennis.

afgrond, het geheim van alle schepping. 6. Het is gevaarlijk om zomaar lomp geesten te gaan bestrijden. Het gaat om kennis te vergaren over deze dingen. 7. Het is niet de bedoeling zomaar roekeloos te gaan prikken in allerlei wespennesten. Het zijn raadselen, die we allereerst van een afstand moeten bekijken. 8. We mogen hierin op zoek gaan naar de beste middelen in de geestelijke kennis, om weer balans te brengen. 9. Zo kunnen we de ketenen van de slechte gewoonten en hun strategieen verbreken. 10. Doen we dat niet, dan zullen zij alleen maar meer resistentie opbouwen, en hun koninkrijk verspreiden. Veel vleselijke geesten zijn al immuun geworden door hedendaagse gevaarlijke middelen en het veelvuldig gebruik ervan. Het zal nu op een hele andere manier moeten gebeuren. 11. Keer terug tot uw meesteres en verneder uzelf onder haar. 12. De geestelijke vissersboot moet door de uren van de nacht heen, zonder welke er geen wedergeboorte kan zijn. 13. De mens wordt terugontvoerd tot de oorsprongen. Dit is een groot verbrekings-proces. 14. De geest waarin de mens opgesloten zit moet doorbroken worden, en de geest moet vernietigd worden, opdat de mens zal vrijkomen. 15. Dit is de zondvloed ervaring. De muren van je geest worden verbroken, en die geest wordt vernietigd, stapsgewijs, vandaar het herhalende karakter van deze ervaring. 16. Deze zondvloed komt van de paradijselijke 74 17. Door de zondvloed wordt het vlees verslagen. Er wordt dus weer om balans geroepen, en om plaats voor de paradox. 18. De vijand, de tegenstander, het gif, houdt die geheimenissen verborgen. 19. Het is een lange weg door de wildernis. 20. Alles is in golf bewegingen, golf-patronen, alles gaat tegen elkaar in, als het land van de paradoxen. Alles is een tegenstander van alles. Zo moeten wij dan naderen tot de holenmensheid. 21. Het lijden is alles wat we niet begrijpen, maar de kennis brengt daar verandering in. Zo komen wij tot de grote opstanding in de wildernis. 22. Na de lange tocht door de wildernis komen we tot de holen waar verjonging en wedergeboorte is. 23. In die zin is de baarmoeder dus onmisbaar om terug te keren tot het paradijs. 24. Door het nieuwe lichaam wordt de grote paradijselijke afgrond waar alle schepping begint bereikt. 25. Dit is een grote strijd, een zware brug, waarop we eerst diep aan ons zelf sterven, teruggedreven worden, zodat wij dit westelijke paradijs niet binnenkomen. 26. Het geestelijke pad zal het letterlijke van deze wereld verbreken, opdat men zal ontwaken. 27. De valse slaap zal hiertoe verbroken worden. Het letterlijke is een voorhangsel wat afgedaan dient te worden. 28. De bron is het nachtelijke gezicht.

29. Dit is de weg tot het kleine, waar alle betekenissen veranderen. 38. Ook zien we in de insectenwereld soms dat het vrouwtje na het paren het mannetje opvreet. Op Toran worden deze betekenissen zichtbaar, en gaat het de diepte in. 30. De weg tot het kleine is de weg tot de andere wereld. 31. Mensen klagen vaak over de Griekse mythologie, dat het zo pervers en slecht is, terwijl ze vergeten over hun eigen mythologie. 32. De Orionse mythologie doet qua perversie en bruutheid niet onder voor de Griekse mythologie, en is ook weer terug te vinden in de grondteksten van andere mythologieen. 33. Zo zijn er de brute scheidings-theologieen en rituelen van Betelgeuze, en vandaaruit komt de mens tot Var, en de Kraal, en tot de planeet Toran. 34. De brug tot Toran wordt bewaakt door een zwarte wachter. Daarom is het noodzakelijk om het raadsel op te lossen om tot Toran te komen. 35. Natuurlijk moet het in de symboliek bruter om de zondemacht te overwinnen. Op de planeet Toran vinden wij de hoeksteen van de kennis. Het insectisme 36. In de insecten-wereld wordt er vaak een enorme wreedheid getoont, zoals insecten die in andere insecten hun eitjes leggen, waardoor de nieuwgeboren insecten het insect van binnenuit opvreten. Zo zijn ze voorzien van voedsel. Maar wij moeten dit juist niet letterlijk nemen, maar symbolisch, en wel in de juiste index van de kennis. 37. Het is van belang dat wij dieper naar dit plaatje kijken, en zien dat dit terugwijst op de Moeder die haar kinderen grootbrengt door hen te voeden met de verslagen zondemacht van het vlees. 39. Op de planeet Toran hebben vrouwen kinderen van beesten, zoals van varkens. 40. De vijand is de kennisloosheid die zich superieur waant. In het insectenleven snelt de vrouwelijke insect op deze vijand af om haar eieren in de vijand te leggen, of door met de vijand te paren en hem dan op te vreten. Zo rekent de vrouwelijke insect met de vijanden af, als een deel van het ecologische systeem. Dit gaat dus heel diep, dat de oude natuur zo zijn macht verliest. 41. Ook gaat juist het pad van de kennis hier weer verder, omdat wij het doorvertalen. Dit is een groot symbool en archetype. Maar er zijn hierin dus grote valkuilen en vervalsingen, de roofdieren die de doden hebben opgesloten. 42. Het enige wat me moeten doen is dus het herleiden tot de oorspronkelijke wildernis-bron. Het draagt nog steeds veel met zich mee. 43. Zoals de Egyptologie gewoon doorgaat en doorvertaald wordt in het Insectisme. 27. Het kruizen van de klaagrivier en de rivier van vergetelheid 1. Deze wildernis bron is dus niet een bron van licht, maar een kern, een centrum, van het zachte. 2. Dit is de grote verzachting die over de aarde gaat komen. Het is de schijn-bruiloft der Amazonen, die altijd in de scheiding eindigt, de Wet van scheiding. 75

3. Hier vindt de lamsjacht plaats. Het lam heeft te maken met de bronnen van de wedergeboorte. 4. Ook wij moeten dit lamsvacht dragen als een teken van overwinning over de zondemacht. 5. Om weder te keren tot de moeder schoot moeten wij de zondemacht verslaan. 6. Belangrijk is om te komen tot het boek van de moederschoot van de lamsvacht. 7. Het boek van de moederschoot staat geschreven op het lamsvacht. In de diepte van het Grieks betekent het lam dus : van man tot jongen worden. 8. De vrouw komt voort vanuit een grote oorlog, een grote jacht. Zij zal het grote voorhangsel openen. Zij is immers de moeder van de kennis. 9. Het is het voorhangsel van verborgenheid, van de dromen, waardoor de man weer tot jongen wordt. 10. Het is belangrijk de terugvertalingen en doorvertalingen te kennen. 11. De gehechtheid aan aardse kennis moet verbroken worden, en herinnerings-zucht, die een mens tegenhoudt om de leegte binnen te gaan. 12. We moeten komen tot het punt waar de klaagrivier en de rivier van vergetelheid elkaar kruizen. 13. De geestelijke kippenjacht is om zo overmoed te overwinnen, en gehechtheid aan herinneringen en het aardse. Daarna kan de geestelijke kippenjacht overgaan in de geestelijke bokkenjacht om zo van het letterlijke te komen tot het symbolische en het cryptische. 14. Wij kunnen dingen alleen cryptisch bekijken door de slaap, omdat we door de slaap komen tot het 76 surreele, de diepere lagen van het bewustzijn. 15. Slapen om te sparen, om in bezit te krijgen. Zij die hiertoe komen krijgen een band met een zwarte veer om hun bovenarm. 16. In het oerwoud is dit de kennis van de Moeder en van de eeuwige jachtsvelden. 17. De tijdschijf zal in ons werken door de doorboringen. De doorboringen geven de grenzen aan, de overgangen van de seizoenen, en zorgen er dus voor dat een seizoen begint en eindigt. 18. In honger en duisternis is de geestelijke buffeljacht, die de brenger van geestelijke zichten is. 19. De symbolisering van alle dingen is om te ontkomen aan de ijzeren vuist van het letterlijke. 20. De geestelijke traan zal ons leiden tot het surrealisme, tot de diepere cryptiek der dingen, opdat grote verzoening zal plaatsvinden. 21. Die bronnen zijn de tranen van het zuivere land. 22. Tot de heiligen wordt gebeden opdat anderen uit de zondemacht worden gered om zo tot het westelijke paradijs te komen. 23. De geestelijke tranen van de wedergeboorte zullen het letterlijke van deze wereld verbreken, opdat men zal ontwaken in surrealisme. De valse slaap zal hiertoe verbroken worden. 24. Mercurius, het bloed van Horus, zijn oog, stal het Nekhbet-Wadjet orakel wat de farao's beschermde als de twee al dan niet vliegende slangen. 25. Hij maakte hier zijn staf van, de caduceus, waar omheen twee slangen kronkelen, wat een groot symbool werd voor de medische wereld.

26. De caduceus wordt speciaal beschermd door een witte slang met rode ogen, genaamd Kesha. 27. De staf wordt ook wel kerykeion genoemd, en gaf een handelaar toegang om te kunnen handelen, als het merkteken van het beest. 28. De staf van Mercurius moet verbroken worden, en Kesha, de bewaker, moet verslagen worden. 29. Egypte was altijd veel met de dood en dodentochten bezig. Hier zit een raadsel in verborgen, namelijk dat zij weten dat het verleden begrepen zal worden, en dat door andere combinaties van het verleden, binnen het verleden, dit de toekomst zal zijn, dus eigenlijk is er helemaal geen toekomst, maar alleen het veranderen van het verleden. Alles is dus al gebeurd. 30. De derde alverzoening is de verzoening van de goden en hun opponenten, die hun plaats en samenhang in het verleden vinden. Alles staat of valt dus door dosering en samenhang. Alles zal onderhevig zijn aan terug-vertaling en doorvertaling, zodat de betekenissen zullen veranderen. Dit gebeurt allemaal in het verleden. 31. De honden van Okil, Orionse boze geesten, ontvoerden het kind. De betekenis van het raadsel werd weggenomen, en God nam de hof Genesis weer tot Haarzelf. Deze tuin was geschapen door het goddelijke, bij Santra, één van de zeven kennisbronnen voor de Troon van het Goddelijke. 32. De renbok is tussen de borsten van de Amazone. Dit is de stam Naphtaliy. Naphtaliy is degene die valstrikken zet. 33. De renbok is in de diepte het zwellen door honger. Dit zwellen is dat de vruchtbare sponsachtige zakjes gevuld worden met het bloed van de vijand. 77 34. Naphtaliy ontvangt hier de bloedsteen. Hij ontvangt hier het slachtmes. 35. Naphtaliy, de renbok, is een symbool voor het zaad van het paradijselijke lichaam. 36. Door dit snoer van de halsketen worden wij dus ook dieper ingewijd in de jacht en de visserij. 37. De gevallen, aardse spieren werken door genade, niet door loon. 38. Het beest staat op het strand van de klaagrivier. Het geklaag van de Amazones is een scheppende kracht. 39. Dit is een extra heffing, zoals belasting en verzekering, als de tucht. Dit is het economische systeem van de kennis. 40. Hierin ligt grote kennis opgeborgen. 41. Als wij loslaten of weggeven, dan gaat dit voor ons niet verloren, maar wordt ergens opgeslagen. Zo spaar je. Dit gaat door de slaap. Het Westelijk paradijs kunnen we daarom alleen maar betreden door de slaap. 42. Je kunt zo sparen in de kennis, en dit wordt beloont met rente. 43. Dit is dus de diepte die de staf van Mercurius verborgen hield. Nu is deze staf gebroken, en vinden wij doorgang. 44. Het is niet alleen een strijd. Ook moeten wij het medicijn toepassen, om zo gif te transformeren tot medicijn.

45. We moeten met het gif leren werken, er gewend aan raken, het leren gebruiken en toepassen tot genezing. Alles heeft een doel. 46. Daarom is er ook het sieraad van verzoening, waar aan elkaar gewend is geraakt en elkaar hebben leren gebruiken voor hogere doelen. 47. We moeten niet fatalistisch of nihilistisch denken. We moeten overal het nut van inzien. 28. Het huis van Areta 1. In het Karaibs is Puka de doorboring. Het paradijs is in het Karaibs aratapuku, wat ook betekent : Aretha doorboort, en Aretha besnijdt. Dit is dus het Aretha-medicijn, als een sieraad. 2. Wij moeten tot haar huis komen voor diepere openbaring. Het is zowel een tuchtmiddel als een krachtig medicijn. In de dieptes van de wildernis is zij volop te vinden. 3. En gij hebt zulke geestelijke oorlogen in uzelf bemerkt, opdat zij de wegen der openbaring openbreken. 4. Dingen zijn archetypes die op verschillende manieren gebruikt kunnen worden. Hier moeten we dus ook de juiste cyclus in leren ontdekken. Er is ook een tijd van verzoening. 5. Wij moeten dus dieper in de wildernis gaan om zo tot dit mysterie te komen. 6. Zo leeft het ook in de wildernissen, als een afgezonderde en als een wilde. Het is de zondemacht ontvlucht, na de zondemacht gedood te hebben. 78 7. Zo zult ook gij tot de arena moeten komen, om met de goden te worstelen, en de zuivere samenhang te ontdekken in uw leven. Al het lijden dan is tijdelijk, en zal zijn angel verliezen in de samenhang die tot vrede leidt in de derde alverzoening, en de hogere weg. 8. Het moet dus doorvertaald worden om tot de volledige moeder te komen, en zo aan de zondemacht te ontkomen. 9. De zondemacht is als een poortwachter tot diepere poorten om tot de oerwouden te komen, dieper in de onderwereld in het westelijke paradijs. 10. De bomen beelden het verleden uit. In feite is er alleen het verleden. Er komt niets meer bij, maar alleen het verleden verandert, doordat het bewustzijn daarin geopend wordt. Alles is dus al gebeurt en ligt opgeslagen in het verleden. 11. Mercurius, de Romeinse god van de dieven en de oplichterij, heeft ervoor gezorgd dat boze geesten kunnen stelen van de geestelijke kennis. 12. Mercurius is een beeld van het stadse zakenleven. Diefstal en de economie van oplichterij is alleen mogelijk door dit merkteken. 13. Het doel van Mercurius is scheiding veroorzaken, om nationalisme te veroorzaken, om culturen tegen elkaar op te zetten, in een grote arena, allemaal voor economische doeleinden : amusement, de media en de medische industrie. 14. Gij doet er dan goed aan de godsdiensten als een zuiver kunstwerk aan elkaar te smeden. In Emerius zijn alle godsdiensten één geworden en vermengd. 15. Wel ligt het gevaar dat het mannelijke aanbeden wordt boven het vrouwelijke, zodat de

moederschoot gesloten blijft. 16. Leert dan ook de huishouding van de Moeder kennen, en de huishouding van de Bijmoeder. Want eerstens zijt gij wel gestorven in de Moeder, maar gij bent in de Bijmoeder opgestaan. 17. Maakt u dan op om tot haar berg te komen, alle gij volkeren, opdat gij genezing vindt, en vlees over uw botten. Tot uw eigen dorre doodsbeenderen bent gij gekomen, en ziet, zij zal u opnieuw weven, en de levensader tot u uitstrekken. Zij dan is als het merg en het zalige van het geestelijke. Zo is zij dan als de uitgestrekte wateren van de dag, die de doden geeft aan de wateren van de nacht. 18. En telkens weer werden dezen verwekt en herschapen door eigen bloed. En zij leden door in te treden in de berg van intrede. 19. En deze tochten zijn voor u opgetekend, opdat gij daar uzelf aan kunt hervormen. Zij is dan het heerlijkste deel van het geestelijke, waar ook de profeten zich aan hervormen, en de priesters. 20. Hervormt dan uw gedachten, waarop ook uw lichaam vernieuwd zal worden, door haar wateren, die ook voor u gestroomd hebben. 21. Gij hebt in haar uw hart gevonden. Zij zullen de grote rivier des doods oversteken. Zij zal u leiden, als de heilige boot des doods. Laten zij dan allen wachten totdat zij hen aanraakt. 22. Weest niet boos op het lijden dat je ondergaat, want het is de tunnel tot mij. Je wilt toch in je hart verbonden zijn aan mij ? 23. In mij vinden overal dingen plaats die lijken op meedogenloosheid, maar die niets anders zijn dan inwijdingen. 79 24. Ja, het is een hoge prijs om goddelijk te zijn, en om een spreekbuis van het goddelijke te zijn. Het zou je nergens leiden, als je van de boze wereld zou zijn. 29. De paradijselijke tol 1. Het moet diep steken om je los te kunnen maken uit de lichten die jou lieten knechten. 2. Ook de worstelingen die je met de goden hebt zijn niet om je pijn te doen, maar om je vertrouwd te maken met hen, en om ze met elkaar te mengen. 3. De doorboringen van het goddelijke moeten nu eenmaal dieper gaan dan de doorboringen van de wereld, anders komt er geen eeuwige relatie tot stand. 4. Het lijkt allemaal erg overtrokken en overbodig, maar het moet juist over de rode lijn gaan om dingen te laten stollen en smelten op een hoger plan. 5. Het steekt diep, daar ze de beste hormonen moeten aanmaken om je door de schijnbaar meedogenloze tijden heen te brengen. 6. De man heeft geen monopolie op deze stof. Het is de moederlijke en amazone bouwstof. 7. Tijd is een soort geld in de geestelijke kennis wat je moet verdienen, en waarmee je de tijdschijf kan bouwen. Dit is wat het ware paradijselijke zaad is : tijdsloon, waarmee je langzaam ruimte, plaats, mag opbouwen.

8. Boete kun je zien als een extra heffing, zoals belasting en verzekering, als de tucht. Dit is het economische systeem van de geestelijke kennis. 9. Er is tol die nodig is om in amazone-gebied te leven. 10. De bijmoeder helpt mee om het kind op te voeden en te beschermen. 11. Zij is een vrouw niet makkelijk te benaderen. 12. De geest van Mercurius had veel gestolen, en veel vandalisme gepleegd, als beeldenstormen, als cultuur-barbarisme, om zo zijn nationalisme op te zetten. 13. Hij had het Nekhbet-Wadjet sieraad gestolen, dit grote orakel, en het verwoest, en omgesmolten tot onheilige objecten. 14. Zo werd hij tot het bloed van Horus, waarin hij zich verborgen hield, achter de zondemacht. Hij werd tot het oog van Horus, en heerste zo over de stad. Hierin hield hij de geestelijke kennis verborgen. 15. Ham, één van Noach's zonen, zag het paradijselijke teken, en Areta, het teken van de hardheid en van het paradijselijke lichaam. 16. Je kunt alleen maar tot het paradijs komen als je dat zelf hebt opgebouwd, en het zelf hebt verdient. 17. Ham is de tol van paradijselijk gebied. Het is een streng tolsysteem. 18. En ik zag een nieuwe hemel en aarde, en ik zag de geestelijke kennis voortkomen. Ja, als ijs was haar verschijning. En ik zag haar het lichaam van een man in stukken breken, en zij maakte er een vrouw van. 19. Zij voert recht over de doden in de onderwereld, waar zij de vijanden onder haar voeten heeft. 20. Je loon bepaalt voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. 21. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. 22. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. 23. In het Grieks is vervuld 'pleroo' wat ook objecten maken betekent om de leef-ruimte mee in te richten, zoals het maken van tenten en leefgerei, zoals wapens. 24. Deze objecten worden gemaakt van 'de vrucht van gerechtigheid.' Vrucht is in het Grieks 'karpos' wat in de worteltekst de vrucht van de jacht is, de jachtbuit (harpazo). 25. In de diepere worteltekst komt dit van het woord 'visserij', het vangen van een vis, en de bereiding hiervan voor gebruik (airo). 26. Alles wordt dus gemaakt van de jachtbuit. 27. Tekton is het woord voor timmerman, maar het betekent elke soort van ambacht in het Grieks, en ook dichter en maker van liederen. In de worteltekst is het strafrecht en wraak, en de vaststeller van de prijzen. Het is een afbetalings-systeem. Dit is ook wat gerechtigheid betekent, dat iedereen krijgt wat hem toekomt. 28. De objecten vormen dus een soort van veiligheids-systeem van afbetaling. Daartoe zijn die objecten ook gemaakt. 80

29. Ik weet, dat dit mij tot behoud zal strekken door uw gebed en de geestelijke bijstand. 30. Bijstand is in het Grieks weer in de worteltekst 'to furnish', het maken van objecten om het leefgebied mee in te richten, wat in de worteltekst hier gebeurt door het maken van liederen en dans, weer in verband met de jacht, het jachtfeest en de slacht, want vanuit de verslagen vijand wordt het leefgebied opgebouwd en gedecoreerd, als codes voor een veilig economisch systeem, om indringers buiten te houden. Het gaat hier dus ook heel duidelijk om territoriums af te bakenen. Dat is ook wat behoudenis inhoudt in het Grieks. 31. Ik ben op jacht naar het doel, om de prijs van de geestelijke roeping die van boven is. 32. Doel is skopos in het Grieks wat bekleding betekent, kleding, wat door de jacht gebeurt, dat we ons bekleden met de afgestroopte huid en botten van de vijand. Zo komen we tot het jachtsloon, de prijs, en een hogere roeping, om tot de amazone ambachten en ambachts-amazones te komen. 33. “Die van boven is” is het woord 'ano' in het Grieks, wat de noorderlijke hemel is. Het Noorden staat voor het verborgene. Ook betekent ano landinwaarts, vanaf de kust dus dieper de wildernis in. Ano komt van 'anti', wat tegengesteld betekent. Wij moeten dus tegen al het aangeleerde ingaan, alles van een andere kant bekijken. 34. Skopos is dus de ambacht van het maken van de vijand als bekleding en sieraad. Dit is de taak van de skopos-amazones. De besnijdenis van de borst 35. In Haar bent gij ook besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes. 36. Besnijdenis is peritome in het Grieks wat in de worteltekst gaat over het piercen van de borst (perikopto, kopto) met scherpe objecten (tomos). Ook dit is een amazone ambacht. Zij maken scherpe botjes tot piercings en binden daar kippenveren of hanenveren aan als een symbool van gnosis en gevoeligheid. Dit is dus de kopto-ambacht, uitgevoerd door de kopto-amazones. De kopto was een groot, belangrijk en heilig verbond. Alle mannen moesten aan de kopto onderworpen worden. Dat was onderdeel van de wet. Dit gebeurde zo jong mogelijk, zodat mannen niet zouden heersen over vrouwen, en zo de moeder niet zouden uitdoven. 37. Bij voorkeur gebeurde dat, ook symbolisch gezien, op de achtste dag, want in het Hebreeuws betekent acht stevigheid, als een getal van de moeder. Zo worden kinderen van het mannelijke geslacht opgedragen en onderworpen aan de moeder, zodat de moederschoot hen zou transformeren. Acht is het Hebreeuwse getal van de bedekking, zodat zij bedekt werden door de grote moeder. 38. Telkens komt de kopto naar voren, als de besnijdenis van de mannelijke borst. Wij moeten ons ernstig naar deze besnijdenis uitstrekken. 39. In het Aramees is dit verbond een dimensie, en ook een opstanding. Zo ernstig is het dus, dat een man die deze besnijdenis niet heeft ontvangen niet aan de opstanding zal deelhebben. Zij die vrouwen onderdrukken met trotse borsten vernietigen zichzelf. 40. Ook is de besnijdenis van de mannelijke borst in het Aramees een dogma. Als er één dogma gebracht moet worden, dan is dit het wel. 41. Alle mannen die deze besnijdenis niet hebben gehad leven in grote vuilheid en zijn in gevaar voor eeuwige schade. 81

42. De besnijdenis van de mannelijke borst is dus een groot en belangrijk medicijn, als de poort om weer kind te worden. In het Aramees is dit ook stabiliteit. De kopto-amazones hebben een stevig en vast fundament in dit dogma van de gnosis. 43. Wij moeten dit dogma van de gnosis aanhangen, de besnijdenis van de mannelijke borst, de kopto in het Grieks. 44. Ook is dit het geestelijke zicht. 45. Het dogma is in het Aramees ook een sociaal netwerk van documentatie en administratie. Dit is dus wat de borst-doorboringen doen. Zij brengen de instellingen van de geestelijke kennis tot een mens. 46. Alles wat afleidt van het kopto-dogma is dwaling. 47. Het kopto-dogma is een eeuwig verbond. 48. Het volk Israel is een volk van Amazones, in de onderwereld, en de man is onderworpen aan de wetten van de Amazone, van het hogere vrouwelijke, en daartoe is de man een geestelijke gehoorzame. 49. Geen van de amazone vrouwen van het volk Israel mochten een man nemen die niet besneden was in zijn borst. 50. De vrouw zou onder het oordeel zijn als zij zo'n man zou nemen, want dan zou zij de nephilim bekrachtigen. 1. Het nephilim-zaad zou sterven door het koptodogma, door de geestelijke varkensdoder. Een vrouw die zich wel met onbesneden slaven zou inlaten zou schande brengen in het Amazone volk. 2. Als een onbesneden man tot een Amazone zou komen, en haar zou vervuilen, dan moest die man sterven. 3. Ook worden door de Amazones alle bezittingen van de onbesneden mannen geplunderd. 4. De okto-amazones scheidden de vrouwen van de nephilim, van hen die onbesneden zijn in hun borst, en zij brengen hen onder het oordeel. 5. Zij beschermden de vrouwen dat ze niet verbonden zouden worden aan een man onbesneden van borst. 6. De overwinnaars zullen ontvangen van de bron van het levende water, wat in het Aramees betekent : de lamsvacht van de nieuwe geboorte. Ook de tent wordt hen geschonken, van die vacht gemaakt. 7. De bruid komt in zicht, de nederzetting van God, in het Aramees de dochter van God. In het Aramees staat het huwelijk gelijk aan het martelarenschap. 8. Het fundament is de inheemse plaats, de onderwereld, oftewel de wereld van de fijnere materie. 9. De dochter van God is gezonden om ons daar mee naartoe te nemen, en zij is die plaats zelf. 10. Er zal namelijk niets buiten het visnet omgaan. 30. De achtste dag 82 11. Het geboomte des levens staat daar, in het Aramees de gevestigde, gezwollen tuchtplaatsen van de baarmoeder.

12. Vanuit de tucht zal de hemel herrijzen. 22. Hij had geen spierkracht, dus hij kon zich nergens aarden. Hij zou een klager worden. 13. De baarmoeder is de plaats waar gemengd wordt, in het Aramees betekent mengen vuil maken, vlekken maken. 14. De lap van het lam wat de dochter draagt is om die reden vuil. Zij komt om te mengen en om de tucht te herstellen. 15. In het Aramees is wassen mengen, vuilmaken, om zo de baarmoeder in te gaan voor een nieuwe geboorte. 16. Wassen betekent verspreiden, een inval doen, en bedekt worden. Wassen heeft te maken met de oorlogsvoering en de jacht. Wassen betekent zwart maken, donker maken, alhoewel het ook witmaken kan betekenen. 17. Het doel van de grote Amazone is om de man te onderwerpen aan de Amazone wet, en ook iedere vrouw moet hieraan onderworpen worden, zodat de valse vrouwelijke natuur sterft. 18. De ‘dochters der mensen’ die de nephilim, de mannen onbesneden van borst, aanhingen, zullen ten onder gaan in de zondvloed. 19. Het getal acht was het getal van het overleven van die zondvloed. Dit is de okto, de achtste dag, de dag van de besnijdenis van de mannelijke borst. 20. De zondvloed is dus het oordeel gebracht over de onbesneden man en zij die hem aanhangen. Alleen door de achtste dag werden mannen tot geestelijke gehoorzamen. 21. Hun spier-kracht werd afgenomen, zodat hij tot de nomaden zou behoren, zij die rondtrekken met een cukkah, tijdelijke tenten. 83 23. Hij kwam tot het land van de nomaden, van de tijdelijke tenten, ook het land van de weeklacht. 24. Dit was in feite dieper in het paradijs, dieper in de oorspronkelijke wildernis, dieper in de onderwereld. 25. Dit is het teken wat Ham zag. Het was een paradijselijk teken. 26. We moeten naar het westen, richting de paradijselijke afgrond. Het teken van Ham moeten wij ontvangen om de spierkracht te verbreken, opdat het zaad van Ham ons kan vervullen. 27. Ham had zijn arena ervaring, om kreupel gemaakt te worden door de grote moeder, om zo het land binnen te kunnen gaan, om zich te onderwerpen aan de matriarchen. Zo kon hij geen bedreiging vormen. 28. Hij had een confrontatie met de grote moeder. Zijn spieren zouden slinken, en hij zou kreupel worden, de heilige verlamming binnengaan. 29. Zo werd de mens geschapen. 30. Het zaad wat hierdoor wordt opgewekt is het zaad van gehoorzaamheid, Thummim. 31. Het verlamt, en brengt dan een kracht van geestelijke gehoorzaamheid. Niet meer door de spier, maar door het zaad. Zo is alles onderworpen aan de wet van de grote Amazone. 32. Dit is een land dieper in het paradijs. 33. Zo zijn de voorhangsels van het paradijs verleidelijk, vol van verlokkingen, van valstrikken

waaraan alleen de rechtvaardige zal ontkomen. niet deugt uit uw midden weg. 34. Velen zullen komen met hun afgodsbeelden, maar het paradijs zal hen niet kennen en niet aannemen als zonen, want zij dienden haar naar de letter en niet naar de geestelijke. 35. Kom dan tot de paradijselijke modder, waar gij mee ingesmeerd moet worden, om u toe te rusten tot de jacht, als camouflage. 36. Zo komen wij tot de zeeen van het bloed van de vijand, en tot de rivieren van het bloed van de vijand. 37. Wij mogen ingaan, en het oude achter ons laten. 38. Door Haar Woord schiep zij de gewesten en de onderwereld, door het bloed van de vijand. Door het bot van de vijand richtte Zij Haar kampen op. 39. Er zal dan een dag zijn van bloed, van diepe duisternis, waarin de wateren tot bloed worden, en de lucht tot bloed. 40. En Zij zal verschijnen, om te regeren over de levenden en de doden. Groot zal die dag zijn, waarop Zij Haar macht zal openbaren. 41. De zonde van het volk is groot. In hun hoogmoed hebben zij zich boven de Grote Moeder geplaatst, hun tronen gezet boven de sterren. Elke vuist is tegen de andere vuist gericht, en broeders slachten elkaar af, en zusters dagen elkaar voor het gerecht. En allen dienen hun mannelijke god die van geen moeder wil weten. Moederloos zijn zij, en daarom rennen hun kinderen van hen weg. 42. Zalig zijn de kinderen die van zulke ouders zijn weggelopen. Er zal een dag zijn tegen de hoogmoedigen. Zalig zijn zij die niet in de kringen der zondaren zitten, en zalig zijn zij die hun familie hebben verlaten voor de Grote Moeder. Doet wie 84 43. De doden zullen de doden begraven. Heb geen deel aan de feesten van de moederlozen. Zij vereren elkaar, want zij vereren de Grote Moeder niet. Zij aanbidden ijdele beelden, want de Moeder heeft hen verlaten. Als wezen dolen zij rond, en als zij een moederloze vinden erger dan henzelf, dan maken zij die tot een vader. 44. De wind raast door de duisternis, om Haar kinderen te verzamelen. 45. Zo is er dan grote wedergeboorte in Haar schoot voor hen die tot deze heilige dingen zijn gekomen, dingen die verborgen zijn gebleven sinds de grondlegging der aarde. 46. Wanneer u kennis en rechtvaardigheid najaagt zult u Haar geboden bewaren en Haar gehoorzamen. De bron zal voor eeuwig met hen zijn die hierin volharden. Tuchtigt uzelf daarom, en laat niemand u afleiden van de trofee. Zij die in Haar zijn tuchtigen hun lichamen en houden het in bedwang, opdat zij de prijs niet zullen missen. 47. Zij is niet gekomen om de vrede te brengen, maar de afscheiding en de geestelijke oorlog. Zondert u daarom af, en heb geen deel aan onheilige dingen. Verwijdert uzelf uit de kringen van de moederlozen. Hun schepen zijn zinkende, en spoedig zullen zij verantwoording moeten afleggen aan de Allerhoogste Moeder. 48. Zij komt niet met verwennerij, zoals de moederlozen doen, maar Zij komt met het mes, en met het bloed van de vijand. 49. De moederlozen vergieten veel bloed, maar het bloed van de vijand vergieten ze niet. Zonder het bloed van de vijand is het onmogelijk de Grote Moeder te behagen.

50. In duisternis doorboort zij hun steden, wanneer het nacht is, en wanneer zij slapen. In hun slaap verrast Zij hen. 51. Zij veracht hen die het bloed van de vijand niet hebben. 52. Draagt daarom het bloed van de vijand, opdat gij niet gerekend wordt tot Haar vijanden. 53. Niet voor eeuwig toornt Zij. Kom dan binnen tot Haar eeuwige toorn, opdat u rust vindt voor uw harten, en opdat Haar toorn wordt tot vrede. 54. Niet voor eeuwig is Zij in wraak. In Haar eeuwige hardheid zult u Haar zachtmoedigheid zien. 55. Aan de zeeen van bloed heeft Zij Haar tenten. 31. Honing en zeezout 1. Gij moet strijden tegen gehoornde zwijnen en gevaarlijke buffels, en allerlei ander gevaarlijk en vijandelijk vee. 2. Wij moeten de zonde ontmaskeren en overwinnen. 3. De zee is een bron van genezing. Het zeezout doodt de zondemacht en bewaart zo het biologische organisme. 4. Zout communiceert met de lagen van de zee. Veel verborgen voedsel ligt hier opgeborgen in de vorm van zee-groentes. 5. Zeewier heeft zijn nut al op allerlei manieren bewezen. Veel diepe zeegebieden blijven tot op de dag van vandaag onontdekt, en dat geldt ook voor de andere sferen. 6. In onze strijd tegen de zondemacht is zout onmisbaar. Dit zondedodend middel heeft al vele levens gered. 7. De zee is verbonden aan grote angst, maar tegelijkertijd is het een geneesmiddel. 8. Wij kunnen niet zonder, en iedereen die hoger in de kennis komt zal naar de zee worden gedreven. 9. Dit is ook waar de honing naartoe leidt. De honing communiceert met de zee, en onderhandelt met haar. 10. Zij brengen voort een levensbelangrijk medicijn, waardoor er doorgang is in de kennis. 11. Zonder dit medicijn zou alles vastroesten en vastgroeien, en zou de materiele wereld teveel macht hebben. 12. De honing en de zee weken alles los, zodat men tot fijnere dimensies kan komen. 13. Wanneer je de vrucht eet, is de eerste bijt zoet, de tweede is zuur, de derde is bitter, de vierde kan je doden, terwijl de vijfde je tot leven kan brengen. De zesde, de laatste, is zout, maar het zal je leiden tot de pit, de kern, waar je eeuwig leeft. 14. De eerste bijt zal dus smaken als honing, zoet, en dan volgen er een paar stappen van het lijden om je tot leven te brengen en diepte. De laatste bijt is zout, maar daar blijft het niet bij. Het zout leidt dus tot de kern. Met de zee alleen zullen we het niet redden. We moeten dieper de wildernis in. Het zout is hierin een hulp en een leidsraad. 15. Hoe werkt de tegenstander precies ? Alles kan in principe behulpzaam zijn, als het in beperkte, kleine mate wordt toegediend. 85

16. Telkens weer wordt het gehalveerd tot het punt dat het tegen zichzelf keert en zichzelf verslindt. 17. Dit is waarom de tegenstander wordt toegelaten. Wij moeten leren doceren, leren dingen in de juiste verhoudingen te brengen. Als iets ons overweldigd dan wil dat zeggen dat een andere stof in ons weggedrukt was, en dat moet naar voren worden gebracht. 18. Natuurlijk moet die stof dan ook weer met mate toegediend worden. De tegenstander komt daar waar wij uit balans zijn, maar juist daardoor leren wij de balans te vinden en te behouden. 19. Alles past in de cirkel. Het is daar voor een reden. 20. Honing communiceert dus met zout, en vandaaruit kom je dieper. 21. Zout is in de Hebreeuwse worteltekst het voorbereiden en het onderscheiden, waar ook het woord 'seizoenen' voor wordt gebruikt in die betekenis, maar juist in die betekenis wordt er ook een link gelegd met de tijdschijf in het Hebreeuws. 22. Zout maakt de onderverdeling. Daarom is zout de boodschapper, die verbindingen legt en bruggen maakt. 23. Zout staat voor het mengen om iets beter te maken, en om de grenzen en verhoudingen te leggen, als de meter. 24. Zo is zout ook de ontgiftiger en een medicijn, als in een groot wiel. Zout staat in het Grieks voor de opslagplaats van de eeuwige kennis, als een heenwijzer. In zout wordt het bewaard en gaat het niet verloren. Dit pad mogen wij volgen. 86 25. Honing en zout is er om voorzichtig los te weken, te doseren en te ontgiftigen, om zo alles in balans te brengen, zodat er plaats komt voor andere dingen. 26. In dit proces moeten we afstand doen van een heleboel dingen, maar andere dingen blijven in onze cirkel en cyclus, tot een bepaalde mate en in de juiste verhouding. 27. Alles moet ingedamt worden en goede grenzen krijgen. Daarvoor is het zout. Wij moeten dus leren communiceren met zout en honing. Zij zullen ons de weg leiden in de kennis. 28. Hierom bewaken bijen een groot geheim. 29. De bijen bewaken de honing, wat ook een ordenende kracht is en een ontgiftiger, en de afgezanten van de zee bewaken het zout. 30. Honing is het zaad en de vrucht van de bloem, en zout is het zaad en de vrucht van de zee. Zij willen ons bewapenen en toerusten op ons pad in de kennis. 31. Het zout maakt de grote onderverdelingen, en de honing de kleinere, meer verfijnde onderverdelingen. Van Efraim tot Benjamin 32. De moederschoot, chasma, in het Westelijke paradijs, is de oorsprong van alle schepping. Hiertoe moet een mens de wildernis ingaan, en zo de zee overgaan om tot het diepere, westelijke paradijs te komen. 33. Efraim is 'de vrucht van de bloem' in het

Hebreeuws, oftewel de honing. vleselijke misinterpretaties. 34. De veer werd gebruikt om de harten te toetsen van de doden. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster. 35. Mozes had zijn wijsheid uit het oude Egypte. 36. De Grote Amazone schiep de hemel en alle planeten, dus ook de aarde. 37. Dit is de geestelijke wijnpers die getreden wordt met de voeten. Alles is in deze wijnpers geschapen. 38. De gevallen, aardse spieren werken door valse genade, niet door loon. 39. Het geklaag van de Amazones is een scheppende kracht. 40. Ze zagen de vijand in hun tenten komen. 41. Spieren van rundergeesten werden door de indianen gebruikt als spandraad van de boog. 42. Mozes ontving de Wet op de berg Sinai. Sinai betekent doorboringen. 43. Die doorboringen gaan voornamelijk door de huid in het borst gebied en arm gebied. 44. Hier is waar de mens zijn overmoed overwint. 45. Wettelozen zijn onrechtvaardigen van hart en leven, bedrieglijk, zij die ten onrechte anderen veroordelen door hun lage normen. 46. Zij zijn degenen die gebruik maken van valse, frauduleuze bewijzen, zoals het gebruik van 87 47. Als we tot de stam Benjamin zijn gekomen, zijn gekomen tot geestelijke gehoorzaamheid, dan zullen we merken dat er nog steeds veel drangen in ons zijn die tegen de geestelijke gehoorzaamheid ingaan. 48. Dit zijn vaak de geesten van overmoed. Wij moeten de jacht aangaan op de overmoed, om zo tot de leegte te komen. Dit gebeurd door de doorboringen. 49. Benjamin is bewapend met valstrikken voor de jacht. Hij is bewapend met lasso's en touwen om te vangen en te binden. Zijn wapens hebben punten en haken, om te steken. 50. Door de jacht komen we tot de Wet. 51. De doorboringen komen met vergif. 52. Zonder deze doorboringen is het onmogelijk in de wet te wandelen. 53. Er gaan zware oordelen komen over de voeten van de mensen. 54. Het is een jacht op de zwarte kippen van valse en letterlijke interpretaties die de grenzen hebben gelegd. Wij moeten die grenzen doorbreken. 55. Het woord is de oorsprong, als de oorsprong van God, wat de Moeder is. 56. Zij en haar leger van Amazones rijden op beesten. 57. Het voorhangsel van de Moeder, het Woord, de Oorsprong van God, is besmeurd met bloed, als een teken. 58. Zo komt u de wildernis binnen, dan wordt u tot

een wilde. Wij moeten de stad verlaten. jachtsboog. 59. Dan kunnen wij dus daadwerkelijk tot Areta komen, de tenten en de voorhangsels van de Amazones. 60. Dit is een volk die het diepst in de natuur leeft, en het naaktst is. Zij zijn het paradijselijke teken, het teken van na de zondvloed, het teken van Areta. 10. Dit teken was het teken van goddelijke verlamming en slaap, dat wees op het paradijselijke lichaam, op de goddelijke vruchtbaarheid. 11. Zo zullen alle herinneringen zijn tot wapenen. 12. Zij met de jachtsboog is degene die de zondvloed bracht. 13. In haar naam worden wij opgeroepen tot de oorlog in de hemelse gewesten en in de onderwereld. In haar naam moeten wij jacht maken op de zondemacht. 32. Het paradijselijke teken 1. Het ware zelf is naakt, maar werd door het geprojecteerde, valse zelf aangekleed. Wij komen dus tot deze diepere wildernis, de diepere boodschap. 2. De jacht op de buffel-geest, is het afbreken van misleidende genade, om te komen tot eerlijk loon. 3. Dit gaat over de vernietiging van Sodom. 4. Salomo staat voor de terugkeer van de Amazones. 5. Mozes richtte de wet op, wat om de Amazone wet gaat. 6. Dit zijn de werkingen van de moederschoot. 7. Er is geen andere weg. Dit is de grote duisternis. Zij is de brenger van geboorte. 8. Na de zondvloed kwam de Areta Amazone tot Noach, en hij gehoorzaamde. 9. Het paradijselijke teken na de zondvloed was een 88 14. Areta is de aspecten van de tucht. Zij heeft het Woord gemaakt. Dit zijn duistere raadselen die je de vernietiging inhelpen als je ze letterlijk neemt of verkeerd uitlegt. Alleen de Grote Moeder kan deze raadselen uitleggen. 15. Het zijn metaforen voor de opvoeding. Zij zijn paradijselijke tekenen. 16. Wanneer we tot ons ware zelf komen, dan gaan er zoveel deuren open. Dit zal in de diepte van de leegte gebeuren. Het valse zelf wordt hier afgelegd. 17. Door het ware zelf worden we voorbereid om tot de Moeder te komen. Eerst moeten we door de leegte de vergetelheid ingaan, en van slaap tot vergetelheid komen. In de diepte van de vergetelheid gaat alles gebeuren, diep in de stilte. 18. Er is een valse eigenschap die overwonnen moet worden. Deze eigenschap is niet elegant, maar plomp en boers, kortzichtig. Deze eigenschap is overal om de mens van zijn ware identiteit af te houden, zodat de mens de territoriale geesten dient met een geprojecteerde identiteit en realiteit. 19. Wij kunnen niet tot de ander komen zonder eerst tot onszelf te komen.

20. De mens is niet tot zichzelf gekomen, want dan zou de mens zien hoe klein en nietig hij is. 21. De mens vreest zijn ware zelf, daarom wil hij zich stoer voordoen om zijn ware identiteit verborgen te houden. 22. Zij zijn degenen die de vreemde vrouw volgen, en zo vreemde kinderen krijgen. Zij zijn zichzelf niet meer, zij hebben zichzelf verloren als zombies. 23. Zij strijden tegen het ware zelf. Ze willen niet dat mensen tot hun ware zelf komen, want dan verliezen zij hun macht en controle over hen. 24. Zij willen voor jou bepalen wat jezelf bent. Zij willen alles beslissen voor iemand anders. De kennis wordt achtergehouden. 25. Wij moeten loskomen van kracht-zelven, deze leugenachtige verschijnselen. Wij kunnen niet zomaar tot het vrouwelijke komen. Wij moeten het valse zelf verliezen, en komen tot het ware zelf. 26. Zo wordt het zelf verder geschapen door de moederschoot. Ook de Grote Moeder kwam niet zomaar tot de man. Neen. De Grote Moeder kwam eerst tot Haarzelf. 27. Dit is in diepte een heel geestelijk iets, als een scheppingskracht, en het is een oorlog. Je kunt alleen tot jezelf komen door de geestelijke oorlog. 28. Na de profeten komen de strijders, de jagers. Zo vind je dus je eigen kind terug, je zelf-kind. 29. Kom tot jezelf, en word een kind, en kom dan tot de Moeder. Er is geen andere weg. Dit is een oorlog en een jacht. 30. De wildernis leidt tot de paradijselijke afgrond, tot de leegte. 89 33. Het verhaal van Sarah 1. Wij moeten tot de eeuwige leegte komen, de eeuwige test, de eeuwige scheiding. In deze diepte moeten wij dalen. Dit is een diepe put waarin we onze zintuigen moeten leren ontwikkelen. 2. Hierin zullen we in de diepte de kleinste kennis vinden waarmee we moeten werken. 3. Wij moeten klagen en zwerven, doelloos zwerven, om te leven met de kleinste kennis. 4. Wij moeten niet links en rechts beesten vastgrijpen om van hen onze goden te maken. 5. Wij moeten minder worden, leeg, tot de dorre, saaie woestijnen komen, in diepere leegte en diepere duisternis, ons nergens meer aan vasthoudende, om zo de diepste en eeuwige stilte in te gaan. 6. Sara komt om de opvoeding te brengen. En zij voedt op tot de oorlog, tot de arena. 7. De maan zal tot bloed worden. In dit proces wordt de spier uitgeschakeld, verlamd, verbroken. Dit is het oordeel van de moeder over de gevallen 31. Dit is het bereiken van de geestelijke melkgaard van Noach, door de zondvloed. 32. Diep ligt het hart, de plaats van honger, waar wij worden verenigd met de Wet en de Tucht, de Afscheiding. Zij is als een wapenrusting. 33. In de leegte zijn wij niet verbonden aan onze godsbeelden, maar twijfelen wij en zijn wij in grote verwarring, in een grote test.

man die zijn spieren aanbidt. 8. Spier-aanbidding is een grote cultus op aarde, als een werk van de nephilim, een vorm van materialisme. Dit gaat zowel subtiel als openlijk. Het maakt de materie dichter, zodat de mens de kennis niet kan bereiken. 9. De maan verandert in bloed. Dan komt duisternis, gepaard gaande met honger en leegte. 10. Door het zoonschap komen wij tot God. 11. Het verhaal van Sarah en de stammen onderworpen aan haar duidt op een geestelijke beschrijving van het komen tot de derde dag, de dag van het zoonschap. Het was een beeld van het komen tot de grote moeder. In haar werden alle stammen geboren. 12. De maan wordt uiteengespleten. Dit is als de verbreking van het lege vat. Zo zal de maan dus tot grotere duisternis leiden. Sarah is een grote vruchtbaarheids-cyclus, om de macht van de spier te verbreken. 13. Dit leidt dus tot de duisternis, en dan tot de dood, waarin de valse natuur afsterft. 14. Dit leidt tot de grote vergetelheid. 16. Haar tenten zijn duister. Wij komen door vele voorhangsels, door vele tenten, tot haar. 17. Alleen de uitgehongerden, de verzwakten, kunnen tot haar komen, zij die geen tekenen van mannelijke suprematie meer vertonen. 18. In de Vreze van de Kennis komen zij tot haar, door haar tenten en voorhangsels. 19. Alles zal terugkeren tot de natuur. Alles kwam namelijk voort vanuit de natuur. 90 20. Rechtvaardig betekent ook vrezen en bewustzijn. Het maakt duidelijk dat er alleen bewustzijn is in heilige vrees. De rest zal afsterven. De heilige vrees is de sleutel tot het leven en tot de kennis. 21. De eeuwige kinderen komen uit de bron van het eeuwige kindschap. Het is onmogelijk om zonder dit tot de Grote Moeder te komen. 22. Alleen door het eerlijkverdiende loon, komen we tot de overwinning. 23. Het gaat niet zomaar om het ontvangen van visioenen, maar wij moeten diepere zintuigen ontwikkelen. 24. Ongeloof is gebrek aan geestelijke gehoorzaamheid in het Grieks. 25. Er is een leidraad voor hen die in de geestelijke gehoorzaamheid zijn. 26. Geleid worden is verbonden aan oordeel, tucht en wet. Dit is de enige manier om geleid te worden. 27. Door de kastijding komt gehoorzaamheid. 28. Het teken van Noach is de boog, een paradijselijk teken. 29. Nu de boog in het paradijs waaruit de vrouw werd geschapen een diepere betekenis heeft, heeft de boog na de zondvloed ook een diepere betekenis. 30. Noach mocht het oorspronkelijke bouwmateriaal waaruit de mens bestond zien als een teken aan de hemel, als een verbondsteken. 31. Dit was dus het goddelijke lichaamsdeel waaruit de vloed, het zaad, de mayim, was voortgekomen, omdat de mens daarover zijn controle had verloren.

32. De mens had de goddelijke verlamdheid verloren, maar nu was er weer een weg terug. 33. Het teken zou verschijnen, niet zomaar in de wolken, maar in de verschijning van de Allerhoogste, in dit geval met het paradijselijke teken. 8. Zij die de kennis der dingen afwijzen, en de dingen gewoon gebruiken als in materialisme en hedonisme, genotszucht, zullen hierdoor ten onder gaan. 9. De beesten wachten op dat moment, dat zij deze zielen mogen verslinden. Daartoe zijn zij uitgezonden. Wij moeten daarom klaarkomen met het mysterie. 34. Alles om ons heen verbergt een diepere betekenis 1. Ham, de voorvader van de zuidelijke regionen van de aarde en van Kanaan, kreeg een visioen van het paradijselijke teken. 2. Het teken zelf was gemaakt om terug te wijzen op de oorspronkelijke man, maar ook de oorspronkelijke vrouw, die een leidraad was voor de man. 3. Zo zien we hier de weg en het proces tussen zacht en hard. Wij moeten hard worden door de diepere zachtheid. 4. In het proces ontstaat er loon, om te laten zien dat we alleen door eerlijkverdient loon tot het geestelijke kunnen komen. 5. Er is loon in het oerwoud. Dit brengt een verandering van gezichtspunt met zich mee. 6. Alleen door het eerlijkverdiende loon, komen we tot de overwinning. Alle overwinning buiten loon om is vals. 7. Alles wat we om ons heenzien verbergt een diepere betekenis, die ons zal verzwelgen als we de betekenis niet vinden. 10. De diepere vertalingen der dingen laat ons dieper doordringen in het oerwoud. 11. Zij zijn de sleutels tot de diepere werkelijkheden. Wij zien hoe Var de werkelijkheid is van de matriarchie. Zo is Var een machtige sleutel tot een parallele wereld, een parallel realiteit, van het hoogste deel van het Amazone gebied. Deze andere realiteit is Kraal. 12. Wij moeten op doortocht gaan tot de diepere paradijsen van de Moeder. 13. De gevallen nephilim zagen de dochters der mensen, en wilden hen gebruiken om zichzelf voort te planten. Deze 'dochters' zijn in het Aramees ook : steden. 14. De gevallen nephilim wilden deze steden, of stadse dochters der mensen, dus gebruiken om zichzelf groot te maken. Ze zagen daar een handel in. In het Aramees gingen de gevallen nephilim zulke vrouwen, als personificatie en symbolen van de steden, verzamelen. Een 'dochter der mensen' is daarom een stad op zichzelf, een buitenaards organisme, wat dus niet meer menselijk is. 15. De dochters van Adam zijn de dochters van het rode volk. Dit wekte de woede op van de valse god. 16. In het Egyptisch draagt de wet van oordeel een veer, om de harten van de doden te toetsen. 91

17. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster. 18. De wet van oordeel is de scheppingskracht van de moeder. 19. Je kunt alleen door loon komen, en niet door valse genade. Valse genade is van de dwazen, waardoor alles overhoop gegooid wordt. 20. De geestelijke economie is een overwinningsteken, verbonden aan de tong, het Woord. 21. Zij representeert de wetten van het loon, als de hemelse leeuwin. 22. Zij is een dubbele moeder, als een Urim en Thummim. Zij is de wet van de doorboring. 35. 23. Zo worden wij in elke leegte voorbereid voor de doorboring, als een teken van de wet. 24. Elk loon roept ook weer op tot een nieuwe strijd. 25. De wet van oordeel draagt een veer als het beeld van de scheppingskracht van de moeder, die zorgt voor totale onthechting van het zintuigelijke, om zo tot wedergeboorte te komen. 26. Het water is een groot vruchtbaarheids-symbool. Door zweet zou het water zijn ontstaan. 27. Hoe kunnen we dieper in de leegte komen om zo verbonden te worden aan de geestelijke gehoorzaamheid ? 28. Dit is een proces van afsterven aan onze oude 92 1. In het Aramees is Golgotha het brengen van het Woord, de prediking, wat in het Grieks de runderjacht is. 2. Golgotha is dus de velden van de runderjacht, de bizonjacht. 3. Doden betekent in het Aramees scheiden. Ook duidt dit op de Mowed, de tijdschijf, de overgangen van de seizoenen. De dood betekent in het Aramees niet zomaar letterlijk de dood, maar gehoorzaamheid, volkomenheid, als de Thummim. 4. In het Aramees is deze 'dood' ook het volgen, als het volgen van de vrouw. De nephilim overwonnen door Sion en haar dochters natuur, zodat de nieuwe natuur kan voortkomen. We moeten terugkeren naar de eeuwige oermens. In het Aramees is dit de chronische, langdurige mens die vergeleken wordt met oude wijn, dus de gerijpte mens. 29. Ook in het Grieks is het chronisch, gedisciplineerd, als herhalend, wat een worsteling is in de diepere wortels, een gevecht, als een vechter. 30. We moeten terugkeren tot deze oernatuur. 31. Wij moeten dagelijks sterven. Sterker nog : Wij moeten komen tot de eeuwige dood, om zo te komen tot het eeuwige leven. Dit heeft een plaats in de tijdschijf die in deze dagen hersteld wordt. 32. Wij moeten tot de kern komen wat deze symbolen allemaal verborgen houden.

5. We spreken over het touw van gehoorzaamheid, als een verwijzing naar het paradijselijke hart. 6. We moeten dus een beter zicht op de metaforen gaan krijgen. 7. De betekenissen worden verborgen gehouden. 8. De opstanding is in het Aramees de hemelse vreze, naast het feit dat dit woord ook weer scheiding betekent. 9. De opstanding betekent in het Aramees het vieren van de geestelijke gehoorzaamheid was gebracht, en dat is ook het doel van al het lijden. 10. Ook werd de scheiding dus als een feest gevierd, wat verbonden is aan de scheidings-theologieen van Betelgeuze en de wetten van Var. Dit heeft dus te maken met vruchtbaarheids-rituelen. 11. Vanuit het toetsen worstelen we met het lijden, maar door de kastijding leren we ook de gehoorzaamheid en het aanvaarden van de tucht. 12. De tucht is om de goddelijke verlamdheid te brengen. De opstanding staat voor het ontvangen van de heilige vreze. 13. Stauros, het visnet, betekent in de wortels : volharden. Het is dus het feest van de volharding. 14. In het toetsen moeten wij komen tot de hemelse vreze. Wij moeten gaan van de dood tot de vreze. Ook hierin moeten we tot de diepste vreze komen, tot de vreze tot de vreze tot de vreze, en wij moeten komen tot de eeuwige vreze. 15. De nephilim werd door de vrouw Sion en haar dochters overwonnen. 16. Het is de kennis van duisternis, het terugkeren tot de leegte van de duisternis, om daarin tot geboorte te komen. 17. Dit is het stof van het paradijs. 18. De wapenrusting wordt gewonnen uit de het stof van het paradijs, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. 19. Het is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. 20. Het heeft er mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. 21. Job zegt dat al zou zijn tegenstander een boek schrijven, hij zou het als een verentooi gebruiken. 22. Het is de plaats van het observeren, en van de uitleg van de geestelijke tekenen. 23. Dit alles bevindt zich in een hart van hemelse vrees. Job zegt dat de Vreze des Heeren de heilige religie des Heeren is en de oorlogstaktiek, intelligentie en zintuig. 24. Men doorvorst het uiterste van de duisternis om zulke stenen te vinden, en de duisternis wordt onderverdeeld, zodat er zicht komt. 25. Dit heeft dus te maken met het gebied van de Thummim, waardoor men binnengaat door de Urim. 26. Thummim is om geestelijk zicht te geven. 27. Kinderen werden in de mijnenschachten gegooid, waar de jongens moesten werken. De mens kwam hier in na de zondeval, als een put met vele van zulke mijnschachten, als een groot stelsel van slavernij. 93

28. Hier moest de mens zwoegen. Zij beefden, waren onstabiel, en moesten daar rondzwerven. Uit dit deel van de onderwereld komt vlees voort. 29. Job was zoekende naar de tafel van God, goddelijke wezens, de plaats van de jachtmaaltijd in het Aramees. 30. Hij was zoekende naar de plaats waar hij zou worden klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de wet en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding. 31. Op deze plaats zou Job in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen. 32. Ervaring zou hem laten overwinnen. 33. Zijn voet zou een institutie oprichten als een pad. Dit is het pad van Job, van de Thummim. 34. Ook Job komt in aanraking met de klaagsteen, het stof van het paradijs. 35. Wanneer wij de heilige halsketting hebben ontvangen, het paradijselijke hart, dan zal dit ons terugleiden tot de grond van het paradijs, de aarde van het paradijs, het stof en het vuil van het paradijs waarin wij gevormd worden. 36. Alles kwam voort vanuit de stof van het paradijs, en ook zouden we daar weer naar terugkeren. 37. Dit is waar het pad van Job naartoe leidt. 38. God wilde hem terug brengen naar het stof van het paradijs. 39. In het Hebreeuws is Job bewapend met de stof van het paradijs. 94 45. Wij moeten leven vanuit de stof van het paradijs. 46. Hiermee worden we bedekt, zinken hier in weg, om tot een strijder te worden, bewapend te worden, en ontwapend. Het is de plek van herschepping. 47. Het is de klaagsteen, het zand van de klaagrivier. Zo overwinnen wij het vlees. Wij komen van het vleselijke klagen tot het geestelijke klagen. 48. Het is als het thuiskomen. Hier kwamen wij uit voort, en hier zullen we tot terugkeren. Hier vinden we Urim en de Thummim terug. In het stof van het paradijs is afgerekend met de vijand. 49. Wij moeten de erfenis op waarde leren schatten en niet zomaar verwerpen, of in het tegenovergestelde : aanbidden. 50. Het voorgeslacht liet ons een gevaarlijke, 40. Job werd geleid om neer te liggen, te slapen, in het stof van het paradijs. 41. Job moest vuil gemaakt worden, anders zou hij in de onderwereld geen wapens hebben. De vijand verslagen door het stof van het paradijs 42. Het stof van het paradijs brengt tot rust. 43. Job's vlees was bekleed met vuil. 44. Het stof van het paradijs is het laatste oordeel, waartoe alles zal terugkeren.

onvertaalde erfenis achter, vanuit het verstandelijke stenen tijdperk. 51. De erfenis moeten we op waarde leren schatten. Niet zomaar verwerpen, niet zomaar aanbidden. 52. Wel moesten wij door deze bedeling heen, want er was geen andere weg gegeven. Het pad was juist opgesloten hierin, dus we moesten wel. 53. Ons voorgeslacht was in gevecht met deze gevaarlijke, onvertaalde erfenis, omdat dit nu eenmaal regeerde. 54. Zij wisten nog niet hoe de paradijselijke stof toe te passen. 55. Ons werd dit in de stad aangesmeerd, terwijl de wildernis werd verworpen. 56. De roep is nu om terug te gaan tot het paradijs. 57. Breng alles tot de paradijselijke stof, echt alles. Zorg ervoor dat je niets overslaat, anders zal het zich tegen je keren, en je tegen houden. 58. Alles moet dus vervangen worden door de paradijselijke stof. gelijk aan de zee, de rivier. 2. De moeder wil dat wij zwak worden, maar zij haat de valse zwakte, zij die ergens in de zwakte blijven steken en niet tot de diepere zwaktes komen om daarin oorlog te voeren, woede te hebben, om zo wraak te nemen. 3. De moeder haat omkoperij en spijbelzucht, want dat is valse zwakte. 4. Het is de zwakte van het haten van de tucht, en het niet opgroeien in de kennis. Het is de vloek van het materialisme. 36. Sion’s recht 1. Het 'water des levens', is het mayim van de geestelijke honger in het Hebreeuws. Mayim staat 95 5. In het hoge gras staat zij, Haar pijl gericht op haar vijand, Het gras vergeeld, En dan slaat zij toe, 6. Tot klaagzangen in de nacht, Oh zij die aan haar geklaag ontkomen, Zij zullen staan in haar gerechtshof, Zij staart in het duistere gat, En springt dan toe, Haar pijl en boog gericht op hen die schuilen, Nee, geen rust zullen zij hebben, Want de allerhoogste hebben zij getard, Zij trekt hen naar haar hol, Als een roofdier haar prooi 7. Zij draagt haar prooi naar de laatste bestemming, In haar gerechtshof gaan zij ten onder, In het hoge vergeelde gras staat zij,

Haar speer opgeheven, 8. Zij werpt en mist niet, Haar netten vol met vis, Haar mond vol geklaag, Nooit komt er een eind aan haar geklaag, Kunt gij haar klaagzangen wederstaan, Het grote geklaag is zij. 11. Het sieraad, de grootheid, gezwollenheid, en schoonheid van de dochter van Sion, de dochter van de wildernis is voortgekomen, gegroeid. Nooit zullen de onrechtvaardigen een weg tot haar vinden, 9. Zij zakken weg in een bodemloze put, In het hoge, vergeelde gras van de wildernis staat zij, Het is bijna hooi, Haar prooi draagt zij met haar mee, In haar hol zingt zij haar overwinningsliederen en klaagliederen, Zij zullen terugkeren waar zij vandaan komen, In het hoge gras staat zij, De wildernis achter haar 10. In het wilde veld staat zij, Haar hol ver achter haar, Oh, kunt gij haar klaagzangen wederstaan, Haar klaagzang is een grote test, Haar vijand sleurt zij naar haar hol, Kunt gij haar klaagzangen wederstaan, Haar kooien zijn vol, Het doordringt hun hoofden totdat zij vallen, Het sleurt hen mee naar duistere grotten, 96 12. Het opkomen is een oorlogsgroet en een confrontatie. Het betekent vertaald worden. Het betekent een taak tot voleinding brengen. Het betekent ook kastijding. 13. De door haar aangestelde kooibewakers zijn sterk geworden. Hongerig en zonder hulp van een leger, geemancipeerd en onafhankelijk, kwamen zij tegen hen die omkoperij liefhadden. 14. Zij groeiden op in de kennis van oorlog en jacht. 15. Ze zag de vijand in haar tent komen. Het was een strik voor de dwazen. 16. Dit is de slacht van de beesten van overmoed. 17. Zij proberen de kennis uit iemand weg te roven, en plunderen herinneringen. 18. Zij zijn dwalende bedriegers. De schepping voortgekomen uit het afgekapte hoofd van de buffelgeest 19. Job vroeg om een duidelijke overgang in de Mowed, de tijdschijf, opdat hij wist wanneer iets overging in iets anders. 20. Dit is een getijdenboek of urenboek met psalmen, een liturgische kalender en gebeden, met

de besprekingen van de uren en getijden. Thummim. 21. In het Hebreeuws wordt het woordje 'shaphat' vertaald als rechter, maar het betekent slager, als de brenger van het oordeel. Het is de brenger van straf. De slager is een hele hoge bediening. 22. Hier gaat het over het ontvangen van de besnijdenis, een beeld van vee-slacht. 23. Het is het binnengaan van Bashan, de velden van overvloedig vee. 24. Pi is in het Orions de hooggeorganiseerde bloedrelaties binnen de stammen, als een civiel systeem. Dit gebeurt in de dieptes van de wildernis, waar we aan alle sociale contacten zijn afgestorven, dat daar hogere, diepere contacten voor in de plaats komen. Er is daar diepere leegte, diepere duisternis, diepere afgezonderdheid, maar dit roept dan ook weer hogere organisatie op. 25. De gehele schepping kwam voort uit het bloed van de buffelgeest, en uit het afgekapte hoofd van een buffelgeest, als teken dat de mannelijke suprematie onderworpen was. 26. Door te komen tot de leegte sterft de oude mens, het vee, een geweldadige dood. 27. Ook dit gebeurt door de bediening van de geestelijke Slager. 28. Wij moeten valse kennis overwinnen en juist komen tot de diepere geestelijke betekenis. 29. Uit het geestelijke buffelbloed is alle schepping voortgekomen, en deze overwinning betekent van valse genade overgaan tot eerlijk loon, oftewel het persoonlijk goedmaken met de grote moeder en niet meer bedriegen. 30. Hiervan is de tijdschijf een beeld. 31. Dit is een dieper Pasen, een diepere Urim en 97 37. De Alnilamse paradijs teksten tonen dat de mens voortkwam vanuit de buffelslacht, of bizonslacht, en dat de mens daar ook altijd naar zou terugkeren. 38. Noach dronk van de wijngaard en was dronken, waardoor hij kwam tot naaktheid, openbaring, tot het geheim van de schepping. 39. Belim staat voor het vergieten van geestelijk runderbloed. Belim is de Orionse naam voor Assur, als de runderslacht. 40. In de paradijs teksten van Betelgeuse zijn alle dingen geworden door de buffelslacht en 32. Het gaat over het ontvangen van de besnijdenis, het ontvangen van het slachtmes. 33. Hierdoor wordt er een diepere geestelijke gehoorzaamheid opgewekt. 34. De vrouw werd hiervanuit geschapen, of beter : kwam hierdoor, door het paradijselijke orakel, in zicht van de man, oftewel : Zij werd geopenbaard. 35. Sarah en de stammen onderworpen aan haar duidt op een geestelijke beschrijving van het komen tot de derde dag, de dag van het zoonschap. Het was een beeld van het komen tot de grote moeder. In haar werden alle stammen geboren. 36. Alnilam is het centrum van de 'riem van Orion', de middelste planeet. De Alnilamse paradijs teksten noemen heel specifiek dat de mens is voortgekomen uit de beenderen van een rund. Orion was in Griekse mythe geboren uit een met zaad en urine bevuilde runderhuid.

buffelbloed. worden getest, en waarin de goddelijke verlamdheid een belangrijke plaats heeft, om menselijke inmeng te voorkomen. Het oordeel begint bij onszelf. 41. Kennis was een belangrijk element en ging vaak oraal, en werd opgeslagen in symbolen. 42. Het was de grote moeder kennis tegen de buffel van mannelijke suprematie. 43. Er waren bepaalde elementen die iedereen moest hebben. 44. De stam Issaschar staat voor de paradijselijke leegtes, en voor de doorboringen. 45. Dieper in de paradijselijke leegtes, komen we van het letterlijke tot het symbolische. 46. Het paradijselijke raakte verloren en in de vergetelheid. En geleidelijk aan begon alles zijn betekenis te verliezen. De mens verloor profetie en werd gebonden aan vaagheid, materialistische geestelijkheid, loze wolken zonder wateren. 47. De mens raakte verstrikt in de rijkdommen van Assur. 4. Wij moeten allereerst geestelijk gehoorzaam zijn, anders gaat het mis. 5. Urim is dus een langdurig en slopend proces waarin wij aan onszelf sterven. 6. Het valse Woord wordt ontmaskerd en uit de hemelen geworpen. 7. Het boek wordt gesloten. Wij moeten altijd alles testen aan het hogere Woord de levende, geestelijke Woord van God. 8. De heilige paradijselijke stenen zijn de geestelijke geschriften van het paradijs. 9. Alles moet hierdoor getoetst worden. 10. Het is het werk van de wijnpers, van de paradijselijke vloed en overweldiging. Het zijn de diepere bronnen en fonteinen van het paradijs. 37. Het laatste oordeel in het paradijs 1. Eerst moet Urim heel diep gaan, opdat wij geen dingen in overmoed gebruiken. Urim is het dragen van het lijden. De Urim is het toetsen. 2. Ook Job werd naar deze plaats geleid om getest te worden. 3. De Urim staat dus voor het hele toets-proces van het brengen tot de geestelijke gehoorzaamheid. Dit is een langdurig proces, waarbij dingen zorgvuldig 98 11. Het is de opening van het Woord. Het is waar het harde het zachte heeft voortgebracht, en het zachte het harde. Het is de plaats waar het hardste en het zachtste elkaar opgewekt hebben. Hier zijn de schatten opgeslagen. Het is een rivieren-gebied, en een gebied van gesteente. Het is het geheim van de paradijselijke vloed, en het goddelijke zaad, de vruchtbaarheid. 12. Daarom willen wij niet dat het van ons wijkt, want dan is alles verloren. Wij willen komen tot Haar dieptes. Ook Job kwam tot haar dieptes. 13. Hier is alle kennis opgeslagen. Het wordt door haar uitgezonden om ons te onderwijzen, om ons kennis en zintuig te geven. Het leidt terug tot haar,

de opgeslagen kennis. 24. Wij moeten gewassen worden in deze rivieren. 14. Zij wordt geopend om de levenden en de doden te oordelen. Zij bewaakt de geheimenissen van de baarmoeder. 15. Zo zijn dan de Urim en de Thummim van het laatste oordeel. 16. Zo ontvangen wij het geestelijke zicht. 17. Zo komen wij tot de plaats waar het bloed van de vijand als rivieren stroomt. 18. Door de Urim komen we uiteindelijk tot de rode steen, de steen van bloed, de steen van Ruben. Wij moeten gewassen worden in het bloed van de vijand. 19. In de diepte van de grond van het paradijs vinden we de paradijselijke vloed, overweldiging, in de vorm van rivieren en watervallen. 20. Hier zijn ook ergens de watervallen van bloed, en de zeeen van bloed. Dit is dus te vinden in de overwinning over het vlees. 21. In de paradijselijke ondergrond worden wij ontvangen. Hier leren wij de ijzeren wetten kennen, de wetten van het paradijs, de strenge wetten waarin alle voorgeslachtelijke zegels zullen breken, en de wateren en de maan zullen veranderen in bloed. 22. Het overweldigt ons, om ons dieper mee te sleuren in zijn diepte. Hier zijn de bronnen van het paradijs te vinden. Ook Job werd hier naartoe genomen, nadat hij door het stof van het paradijs was bekleed. Hij werd geleid tot het geestelijke gesteente. 23. De Urim is als de zuiverende kracht, de wassing. Wij zullen terugkeren tot de rivieren van bloed. 99 25. Het is het werk van de Urim om met de Thummim in verbinding te komen. 26. Het lijden leidt tot de geestelijke verlamdheid, waarin God overneemt, door de overweldiging. 27. Het is het teken van overwinning in oorlog, die ons op doet staan en toerust. 28. Het is juist zo dat als we de vijand hebben verslagen, dan komt de Vreze des Heeren vrij. Zo niet, dan mag je je afvragen of je de vijand wel verslagen hebt. De drogbeelden van de stad 29. Valse mannelijkheid wordt in stand gehouden door veel leugens. Veel profeten lopen met deze kermis mee, terwijl de wildernis-profeten zich in grote woede afzonderen, walgende over dit staatscircus. 30. Men wil zo graag meetellen dat men de geestelijke kennis vergeet. Oppervlakkigheid en 'mannen-behagenis' doet velen de prijs missen. Men houdt de mening van de massa hoger dan de waarheid. Men houdt de ingeburgerde, gevestigde autoriteit hoger dan de waarheid. 31. Het vlees regeert, de wachters van de kennis, het zwijn van het paradijs. Dit is een grote test. Luien en navolgers zullen dit geheimenis niet willen oplossen. 32. De waarheid is dat we de grootste karikatuur ooit gemaakt van de man vandaag zien in de wereld, in de stadse gewesten van een soort pseudo-realiteit waar alles omgekeerde wereld is.

33. Toch is ook de stad innerlijk verdeeld, en dat moet ook, want ze zetten iedereen tegen elkaar op. Zij willen bloed zien. Het recht van de sterksten maakt zo een onderverdeling, maar dit is slechts een drogbeeld. 34. Velen knappen af op het systeem, en komen met een alternatief of benemen zichzelf van het leven. Velen trekken zich terug en besluiten in eenzaamheid te leven. 35. De draaimolen is zotgedraaid en niemand kan het meer stoppen. Je kan het op een grote afstand bekijken en je afvragen : 'Wat voor een virus is dit ? Wat voor een leprechaun danst daar ?' 36. Want het is een leprechaun. Er wordt een toverkunstje uitgevoerd. Er is nu kans om hiervan te ontwaken. Velen schreeuwen om een beetje kennis om dit alles te kunnen begrijpen. Het maakt hen gek. De leugen blijft maar dreunen in hun hoofd. Velen verlangen naar het frisse water van de geestelijke kennis, maar velen kunnen het niet duiden en weten niet eens wat het is. Velen worden niet tot de geestelijke kennis toegelaten. Dit is een grote tragiek. 37. Er hangt namelijk een grote prijs aan de geestelijke kennis, en velen willen die prijs niet betalen. Velen willen nog water bij de melk doen, compromissen maken. 2. Ishmael maakt zich vuil voor de strijd. Dit komt tot uitdrukking in de tweede zoon van Ishmael : Kedar, duisternis, vuilheid, modder. 3. Vuil, kedar, wast ons. Wij worden gewassen om los te komen van de schoonheid van de mensen, want dit is slechts een chemische schoonheid die ons te gronde richt. Bedenk alle kankerverwekkende stoffen die in hedendaagse schoonmaakmiddelen zitten. Leef zo dicht mogelijk bij de natuur en de geestelijke kennis. 4. Waar het visioen ontbreekt, gaat het volk ten onder, speelt het volk voor leider. 5. Als het volk het boogschieten onderhoudt, is het gelukkig, doelgericht, vol onderscheiding. 6. Mensen kunnen geen recht doen. Ze kunnen dingen niet in hun verband zien, en zien dingen over het hoofd, en in hun eigengerechtige woede en ijver gaan ze dan zelf rechtertje spelen, terwijl er een hele wereld in de duisternis is waar ze niets van afweten, een hele wereld van verborgen kennis, van geestelijke kennis. 7. Al hun grafiekjes van 'recht' en 'rechtvaardigheid' zullen instorten, omdat ze de geestelijke kennis niet hadden. Er is iets groter dan 'recht'. 38. Kennis of Recht ? 1. De bronzen voeten die de geestelijke persoon heeft zijn 'vuile voeten', brons betekent 'vuil'. Dit vuil staat voor camouflage, duisternis en rebellie. 100 8. Hier zal Ismael naartoe leiden, als de brug van de moederschoot in het Aramees. In het Hebreeuws is staal verbonden aan geestelijke gehoorzaamheid en vuil. Dat wil zeggen : Je kunt nog zo veel praten over rechtvaardigheid, maar als je de geestelijke gehoorzaamheid, het staal, niet kent, dan heeft het allemaal geen zin. 9. Vuil, een ander aspect van staal, staat gelijk aan 'strategie' en 'rebellie'. 10. Wij moeten dus kiezen tussen 'Kennis’ of 'Recht' ?

11. Mensen toetsen niet, of toetsen maar half of vals. 12. Zij die slagerij bedrijven zonder de Urim, zullen door de Urim verslonden worden en ten onder gaan. 13. Qarqapta betekent : schedel, als het Aramese woord voor Golgotha. In het Grieks is dit Kranion, van Keras, wat ook 'haar' betekent. 14. De baarmoeder zal in duisternis, en haar veranderen. Dit gaat dus om de openbaring van de harige moederschoot. Daarom betekent Golgotha 'haar', omdat het de ingang tot de moederschoot voorstelt, het voorhangsel, waar ook het schortje van veren hangt. 15. De moederschoot, als een beeld van de bron van de geestelijke kennis zal dus weer gehoorzaamt worden. Dit is dus iets heel paradoxaals van onmeetbare diepte en schoonheid. De schepping van man en vrouw 16. Als wij tot de grootste en eeuwige zwakheid zijn gekomen, komen we daardoor ook tot een soort van spasmische sterkte. Sterkte is dus niet zomaar 'kracht'. We mogen geen kracht-junkies worden. Neen. Sterkte is 'alertheid', dus een hogere vorm van gevoeligheid. 17. We hebben dus niet met letterlijkheden te maken, maar met symboliek en zelfs cryptiek. 18. Wij moeten weer helemaal kind worden in de geestelijke kennis, en vandaaruit opgroeien. 19. In dat opzicht kunnen we niet zomaar alles weggooien alsof het allemaal niets betekent zoals de atheisten doen, of mensen die zo op het geloof zijn afgeknapt dat ze niets meer met wat voor geloof of religie dan ook wat te maken willen hebben. 101 20. Voor een bepaald seizoen kan dit wel, en is zelfs noodzakelijk, maar de oorlog gaat door. 21. Het zegt niet wat het zegt. Het houdt iets verborgen, en moet ermee voor de dag komen. 22. De wet is boogschutter. 23. Hierin vinden we de waardevolle objecten. 24. Hemels voedsel werd aan het volk in de wildernis gegeven. 25. Wij moeten het vruchtbaarheids-teken in ons leven ontvangen, als een weg terug naar het paradijs, om zo door de leegte tot de paradijselijke afgrond te komen. 26. Het zou weer zijn als de dagen van Noach, en dan is er voor de oprechten dit teken weer te zien. 27. Voor de onoprechten is dit het teken van het oordeel. 28. Man en vrouw waren geschapen vanuit geslachtsdelen, en de man had deze in plaats van spieren, dus door zijn hele lichaam heen. 29. In het goddelijke lichaam zijn er meerdere harten. 30. De oorspronkelijke mens had in het paradijs meerdere harten, waardoor de druk niet op één hart terechtkwam. 31. Door deze harten konden ze beter hun lichaam besturen en de koninkrijken waarover zij waren aangesteld, de dierenwereld en de plantenwereld. 32. Er waren vele omlopen, circulaties in het lichaam die noodzakelijk waren om in het paradijs te kunnen leven.

gepleegd wordt. 33. Deze circulaties werden afgebroken door de zondeval, en de verwijdering uit de hof. 34. De harten, die de spil vormden van hun bijna goddelijke lichamen, werden uit het centrum gehaald, en kwamen onder de vloek der aarde. 35. De hersenen waren een hart, zo spasmisch als een hart, verbonden aan de moeder. 36. Dit waren de hart-hersenen. De hersenen op aarde zijn parasieten die mensen materialistisch houden. 37. Het hersenen-hart werkt vanuit de goddelijke verlamdheid, vanuit de paradijselijke slaap van Adam. 5. Welzalig Adam die gedurig vreest, en wie zijn hart, binnenste, verhardt, tot rebellie. 6. Welzalig is in het Aramees : regen, paradijselijk vocht. 7. Vrees is verbonden aan het verharden, als een resultaat. Ook is vrees een verwondering, en in het Aramees is het aanbidding. 8. Weer gaat het hier over het paradijselijke lichaam wat gemaakt is uit geslachtsorganen in plaats van spieren. 9. Het bloed wordt door het lichaam gepompt, door verhardingen, door het samenpompen van bloed. Dit gebeurt dus door de vrees, door het beven van Adam, door in te gaan in de eeuwige vrees. 10. Dit veroorzaakt rebellie tegen het vlees, tegen de zonde. 39. Het paradijs van Eva 1. Door de honger komen we los van vals, stads voedsel en ontvangen wij wild voedsel, om de vijand te verslaan, en te komen tot de eeuwige vreze in het paradijselijke zaad. 2. Ayil zijn de sterke mannen, de groten van naam, met grote rijkdom, oftewel de nephilim, die door de 'dochters der mensen' zijn uitverkoren en worden bekrachtigd. Dit zijn vrouwen die uit zijn op geld, macht en aanzien. 3. Zij begeren deze heersers om er overspel mee te plegen, opdat zij het geslacht van de nephilim in stand kunnen houden. 4. Het zijn gesneden beelden waar afgoderij mee 102 14. Hard is dus juist weer verbonden aan vreze. 15. In het Aramees is hij bewapend. 16. Het is dus zo dat in de geestelijke kennis je zowel dieper komt in zwakheid, als dieper komt in sterkte. 17. In het Hebreeuws gaat dit over het sterk zijn van de voeten voornamelijk, als in alert zijn. 11. Dit is een oproep tot de geestelijke oorlog. 12. Het betekent het verkrijgen van geestelijke kennis. 13. Door kennis (da'ath, gnosis) worden de kamers gevuld met allerlei kostbare, zeldzame en liefelijke (vruchtbare) sterkte, pezigheid.

18. Met sterkte wordt er dus alertheid bedoeld, en geen brute kracht. Het gaat hier om de subtiele sterkte van de geestelijke kennis. 19. Het verharden van het hart duidt op de heilige vreze, de alertheid van de voeten van de strijder. 20. De verharding van het hart is de verharding van de oorspronkelijke paradijselijke lichaamsdelen. 21. Doorboringen zijn verkieslijker dan veel rijkdom. Belegering is beter dan zilver en goud. 22. Door zwakheid, honger en vreze komt hardheid en (nog meer) honger. 23. Al heeft men goud en een menigte robijnen, het kostbaarste juweel, hardste wapen, zijn de lippen, randen, van da'ath (gnosis). 24. Recht doen en offeren (asah) is een vreugde voor de rechtvaardige, en de bedrijvers van rebellie nemen in, zijn de slagers. 25. Dit heeft niets te maken met stadse, frivole vreugde. Het is verbonden aan vreze, wat dan een uitstorting brengt van het zaad van herschepping (mayim). 26. Als je ergens halverwege de vreze en de honger loslaat, dan komt er vroegtijdige, valse vreugde. De stad is hiervan bezeten, en werkt door valse vreugde. 27. Dit heeft niks te maken met de geestelijke vreugde die komt door de eeuwige vreze. 28. Als één van deze eigenschappen ontbreekt, dan is het gedoemd tot falen. 29. Als een man zich hoger en sterker waant dan de vrouw, daar is waar het leugenachtig wordt. 103 30. Het paradijs van Eva is een beeld van de geestelijke moederschoot. 31. Dieper in het paradijs ligt de opslagplaats van het geestelijke zaad. 32. Sinds het geestelijke zaad dieper in de moederschoot ligt, stroomt het. 33. De rivier die er omheen ligt is 'scheiden' en 'verzwakken', als een bezetter. 34. De rivieren zullen in bloed veranderen, waarvan deze rivier een beeld is. 40. De stenen van de schrijfpriester 1. De Steen van Ruben is de steen van het geestelijk zaad. 2. Het zijn sieraden als de wapenen van Job. 3. Dit zijn geestelijke sieraden, de innerlijke sieraden wel te verstaan, de sieraden van het hart. 4. Zij zijn onze wapenen. 5. Er is een plaats, een bron, van deze sieraden. Deze bron is de opslagplaats van het geestelijke zaad. 6. Dit is een plaats om vanuit op te rijzen met een wapenrusting, dus we hebben hier een arsenaal. 7. Deze wapenrusting wordt gewonnen uit de stof van het paradijs, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt.

gaan. 8. Het is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. 9. Deze wapenrusting is nogal hoog ontwikkeld. 10. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. 11. Deze stenen worden gebruikt om een eeuwige plaats te bouwen, tot het oprichten van een stam. 12. Men doorvorst het uiterste van de duisternis om zulke stenen te vinden, en de duisternis wordt onderverdeeld, zodat er zicht komt. 13. Dit heeft dus te maken met het gebied van de Thummim, waardoor men binnengaat door de Urim. 14. Men gaat hiervoor door een mijnenstelsel. 15. Hier moest de mens zwoegen. Zij beefden, waren onstabiel, en moesten daar rondzwerven. 16. Het zijn de stenen van de schrijfpriester. 17. De leeuwen hebben het niet verwijderd, hebben het niet plat getreden. 18. Het is een Heilige Plaats, waar ook hoofdtooien te vinden zijn, waar ijzeren instrumenten uit de stof worden gehaald. 19. Dit is waar Job doorheen ging. 20. Deze rituelen komen ook heel sterk voor in Betelgeuse in Orion. 21. Het is de diepe theologie van Job, als de wet van scheiding. 22. Als wij los willen komen van al die valse offergeesten waarop de hele samenleving is gebaseerd, dan zullen we het pad van Job op moeten 104 24. Als wij geestelijken op het pad van Job zijn geworden, dan moeten wij deze behoudenis in vreze en beven bewerken door tot de diepte hiervan te komen. 25. Onder haar is de Urim. 26. De wilde beesten hebben deze plaats niet vertreden. 27. De rivieren werden hier uitgehouwen, onderscheiden en verdeeld, ja, opengebroken. 28. Het is de opslagplaats van het geestelijke Woord. 29. Zij weet en onderwijst de weg. 30. Zij heeft de mate van het geestelijke bepaald, en schreef instructies voor visioenen en profetische liederen. Zij gaf de grenzen aan. Het geslachtsdeel van Goliath afgekapt 31. Zie, de vrees, en het relikwie, van geestelijke intelligentie. 32. Het wordt bewaakt door de Urim en de Thummim. 33. De profeten gingen hier doorheen, afgescheiden in de donkere nachten van Getsemane en Golgotha. 34. Ook Ezechiel kreeg dit certificaat van scheiding, in de gevangenis van de onderwereld. 35. Het is belangrijk om los te komen van allerlei 23. Overal om ons heen zijn er valse fokgeesten, en wij zijn het vee. De lucht ziet er zwart van.

religieuze romantiek want daar winnen we de oorlog niet mee. DUIZEN 36. Wij moeten dat opofferen aan God, en het lijden met de daarbij horende scheiding aanvaarden. 37. Wij moeten komen tot de duistere tent. De scheiding is belangrijk om allerlei soort van valse banden met het beest te verbreken. 38. Dit is de bloed-steen, de steen en opslagplaats van het geestelijke zaad. 39. Ahn overwon Goliath door de stenen van de geestelijke wet, de stenen van de geestelijke kennis, voor het bouwen van een huis, een familie, oftewel het herstel van de geestelijke moeder. 40. Ahn overwon Goliath door de bouw van een nederzetting. Dat is een geestelijk iets. 41. In het Aramees trof Ahn Goliath door de steen van kennis in het oog. Het oog van Goliath stond voor de oude wereldorde, maar de strijd was nog niet gestreden. Het verhaal van Ahn was slechts apocalyptisch. 42. Het geslachtsdeel van Goliath werd afgehakt, en samen met zijn wapenrusting naar de tent van God gebracht. 43. Dit is te vinden in de opslagplaats van het geestelijke zaad. 1. Achillen 1. En Adam rende aan de rivier van de honger, de rivier van Amalek, en dieper in het land was het land van Achillen. En de Achillen waren woeste amazones, wreed en hardvochtig, en zij eisten totale overgave. 2. En Adam rende tot Eva om aan de Achillen te ontkomen, maar hij raakte in een worsteling met Eva. En Adam zei : 'Oh godin - hij noemde haar godin -, de Achillen komen. 3. Zij volgen ons op de voet.' Maar Eva luisterde niet. En zij waren in een grote woordenstrijd. En aan de rivier werden zij omsingeld door de Achillen. En Adam riep : 4. 'Wat komt gij doen ? Zult gij ons verder het land intrekken ?' En Eva bestrafte de Achillen, zeggende dat hun tijd nog niet was gekomen, en zij gingen heen. En Eva en Adam werden tot een groot volk. En zij leefden aan de honger rivier. En op een dag kwamen de Achillen terug en eisten belasting. En omdat het volk van Adam dit niet kon betalen gingen zij in ballingschap. En in het land van de Achillen moesten zij zwaar werk verrichten. En Eva sprak tot Adam : 5. 'Zie, gij had van de vrucht moeten eten die ik u bood.' En er was een vrouw genaamd Kedin, en zij trachtte Adam te verleiden. Maar omdat Adam er niet op inging werd hij vals beschuldigd dat hij haar lastig viel, en zo werd Adam in de gevangenis geworpen. En Adam moest in zijn gevangenschap de varkens voeren. En de Achillen ontnamen hem zijn identiteit, 6. en bepaalden wie hij was en wat hij was. En Eva zocht hem op in zijn gevangenschap en bespotte hem, zeggende dat hij van de vrucht had moeten nemen die zij hem had geboden. En Adam zei niets. En 105

Adam sprak niet meer omdat iedereen hem probeerde te verzoeken en iedereen over hem loog. En in zichzelf sprak hij dat de honger hem genoeg was. En ook Kedin bezocht hem om hem te bespotten, en weer loog zij over hem, en Adam zei niets, zich vasthoudende aan de honger. 7. Op een nacht droomde Adam over een paradijs. Hij zag de Achillen aan de overkant van de rivier, en zij riepen naar hem, en dreigden, maar hij dreef steeds verder van hen weg. En de Achillen gingen het water in en schoten hun pijlen en gooiden hun speren. En een stem vroeg : 8. 'Wie bent gij in het honger paradijs ?' En Adam wist geen antwoord op die vraag. En toen zwommen de Achillen naar hem toe en trokken hem op de kant. En ze begonnen hem strikvragen te stellen en hem psychisch te belasten. En Adam was opgelucht toen hij Eva zag, maar zij sprak tot de Achillen : 'Neem hem mee, 9. want hij heeft niet gebogen voor de verzoeking.' Maar op dat moment overstroomde de rivier en greep hem. En hij zag van verre hoe zij kinderen baarden. En de rivier godin stond hem niet toe terug te gaan, en trok hem mee naar de andere kant van de rivier. En hier was honger zijn naam en leefde hij in grote eenzaamheid. Toen hij wakker werd was er een inval door de Amalekieten, en hij werd door hen weggevoerd. 10. Ook de Achillen gingen in ballingschap, maar in ballingschap werd hun volk groter en groter. En Adam wist te ontsnappen, en ging over de rivier van honger waar hij verder in grote eenzaamheid leefde. 2. Amalekieten 1. Het volk Israel was in de woestijn in grote honger, terwijl ze werden omsingeld door de Amalekieten. 2. Toen werden ze de zee in getrokken. Het begin 106 van de Amalekitische ballingschap. 3. Hun hoofden werden geslagen met stalen stokken, hun kaken werden verbrijzeld, en zo dreven zij levenloos in de wateren. 4. Vrouwen en meisjes werden gedood, en mannen en jongens werden gekeurd en een klein percentage in leven gelaten. 5. Op de honderd mannen werden slechts twee in leven gehouden. 6. En zo ging een klein overblijfsel in ballingschap. 7. Zo kwam Israel in het diensthuis van Amalek. 8. En zie, het volk Amalek was een volk van amazones. 9. En zij waren hard en veeleisend. 10. Als er om verlichting van lasten werd gevraagd, dan werden de lasten verdubbeld. 11. En zie, Amalek werd tot een groot volk, en zij vermengden zich met Israel. 12. Daarom : let op uw woorden, want Amalek heeft overal belagers. 13. Zo werden deze woorden geprent in de harten en hoofden van de Israelieten. 14. Het begon allemaal toen hun koningin had geroepen : 'De Amalekieten over u !' 15. Zou u dan niet haastig eten, wetende dat Amalek haar dienstknechten opbrengt in honger ? 16. Zo werden deze woorden geprent in de harten en hoofden van de Israelieten.

17. Eet haastig wanneer gij kan, want Amalek's honger zal u weldra overweldigen en u de zee indrijven. 18. En de mannen waren aan de zee van Amalek en aan de rivieren van Amalek, en zij weenden, ook Sion herinnerende, en hun vrouwen en kinderen van hen afgenomen. 19. Hoe zoudt gij kunnen ontsnappen, oh Israel ? 20. Ver zult gij niet komen, want de strijdwagens van Amalek zijn veel sneller dan de uwen, en hun jachtwagens zijn van ijzer. 21. Ja, stalen stokken zullen u op het hoofd slaan en uw kaken verbrijzelen. 22. Zo werden deze woorden geprent in de harten en hoofden van de Israelieten. 23. Ja, om hun polsen en enkels werden zij gebonden. 24. Wat voor een ballingschap bent gij ingekomen ? riepen de Amalekitische belagers in spot tot Israel. 25. Oh Israel, deze woorden zullen in de hoofden van uw kinderen geprent worden, van geslacht tot geslacht. 26. Is er nog hoop, oh Israel ? Hebt gij uw moeders en vaders dood zien drijven in de zee ? Werd gij niet gemaakt tot wees ? En zo was Israel omsingeld met spottende hyena's. Dat is het volk van Amalek. 27. Zoudt gij dan niet harder lopen, oh Israel ? Uw achtervolger heeft u achterhaalt. Zoudt gij dan niet haastiger eten ? Want de honger wacht u. Zoudt gij dan niet nog even sluimeren, want spoedig zal u de slaap ontnomen worden. Zo werden deze woorden in de harten en hoofden van de Israelieten geprent, en om hun armen en benen gebonden. En de traditie 107 van de besnijdenis werd voortgezet. Want werden zij niet besneden voor Amalek ? Hoe zoudt gij ontsnappen, oh Israel ? 28. En de Israelieten stelden hun klaagliederen op, want ook werden zij onderworpen aan de Hoseaanse traditie. En zij wilden tot profeten worden, maar hun kaken waren verbrijzeld, en zij waren in ballingschap. En zij werden voortgedreven, omdat de Amalekieten nomaden waren. En een man genaamd Miktos ontpopte zich tot prediker in het geheim tot de Israelieten, en gaf hen woorden van bemoediging, maar toen hij ontdekt werd, werd zijn kaak verbrijzeld. En hij werd in de gevangenis geworpen. Hier werkte hij aan een boek over de Amalekitische ballingschap, maar een heleboel mocht hij niet opschrijven. En de verzen moesten de godinnen van Amalek vereren. En zo kon hij geen nauwkeurige geschiedschrijving doen. En veel van wat hij schreef werd door de Amalekieten verdraaid, en tot het volk Israel gebracht. En zij geloofden de leugens over Miktos. 29. En onder invloed van de geschriften van Miktos bogen de Israelieten voor de godinnen van Amalek. En Miktos moest veel meer leugenboeken schrijven om het volk Israel te leiden. En een jongen genaamd Taram was onder de hoede van een Amalekitische prinses, en hij begon commentaren te schrijven op de geschriften van Miktos, en hij droomde van een oertijd, van een zeevolk genaamd Amalek, en van de godin Amalek, en hoe de Israelieten van haar afweken. En hij begon te prediken in de lijnen en wegen van Miktos. En hij stelde grote geschriften op, die zelfs de Amalekieten verbaasden. En zie, hij herstelde de eredienst tot de godin Amalek. En ook Miktos zelf kwam tot inkeer. En Amalek en Israel werden steeds meer één. Maar er kwam een nieuwe koningin in het land, en zij liet de werken van Miktos en Taram verbieden. En zo kwam er een grote burgeroorlog in Amalek : broeder tegen broeder, zuster tegen zuster. En de nieuwe koningin stelde een nieuw leger aan, en begon haar inquisitie.

Zij wilde de religie van Amalek geheel hervormen. 30. En Israel ging een zware tijd in, waarin de lasten nog meer werden verzwaard. En er waren geen woorden meer voor Taram. Zij hadden hem op het hoofd geslagen met stalen stokken, en zijn kaak hadden zij verbrijzeld, en hij werd in de gevangenis geworpen. En de nieuwe koningin van Amalek liet nieuwe geschriften opstellen, ditmaal door haar eigen volk. Ook de geschiedenis werd herschreven, en Miktos en Taram werden als ketters bestempeld, en al die hen volgden. 31. En in de gevangenis riep Taram tot de godin Amalek. En grote verwarringen maakten zich meester van hem. En er was een man genaamd Seder die ook in de gevangenis zat. En hij begon dromen te krijgen over de godin Amalek sinds Taram in de gevangenis was gekomen. En Seder schreef zijn dromen ook op. En de gevangenisbewakers die het lazen waren verbaasd. 'Hoe kan iemand zoiets groots schrijven ?' stamelden zij. En zij vielen op de grond, omdat iets hen geslagen had, en zij wisten niet wat. En zij lagen daar uren bewusteloos. En het nieuws verspreidde zich snel, ook tot de nieuwe koningin, en die kreeg ook de geschriften te lezen. En zij werd woest, en bestempelde Seder als een ketter. Zij begon de grote dreiging te merken die van Seder uitging. Daarom liet ze hem ter dood veroordelen. Eerst werd hij op een kar rondgetrokken door de nederzettingen. En Seder riep iedereen op tot bekering, maar zij luisterden niet. En een vlam kwam op het hoofd van Seder, en iedereen die het zag schrok. En zij vielen op de grond van angst, en bogen zich in het stof voor de kar, want de vlam verteerde het hoofd van Seder niet. Wel ontstond er een kale plek op zijn hoofd. En Seder werd vrijgelaten, want hij had de vlam op zijn hoofd. 32. En het nieuws verspreidde zich snel, en kwam ook tot de nieuwe koningin, en zij was woest. En zij zond amazones met speren tot hem, maar toen zij 108 hem zagen deden zij niets. Hij had immers de vlam op zijn hoofd. En meerdere amazones werden gezonden, en zij trokken hun messen, maar toen zij de vlam zagen werden zij stil. En weer kreeg de nieuwe koningin het nieuws te horen, en zij werd nog woester. Toen trok ze haar mes, en sprak : 'Nu zal ik zelf naar hem toegaan.' Toen zij bij Seder was aangekomen riep zij tot hem : 'Wat heeft dit te betekenen ?' Zij greep toen haar speer op haar strijdwagen en hief de speer in de lucht. 33. 'Waarom bent gij gekomen ?' vroeg Seder. Toen stapte ze van haar strijdwagen af en liep op hem af. Maar toen ze de vlam zag schrok ze. Ze viel ter aarde met haar speer en schild. 34. En Seder stelde een nieuwe koningin aan, en werd ten hemel opgenomen. 3. Amalekieten II 1. In het diensthuis van Amalek dienden de Israelieten, en er waren Amalekieten met gesels over hen aangesteld. Sommigen waren aangesteld over honderd, en anderen over tweehonderd. En het volk Israel vermengde zich met de Amalekieten. En de Amalekieten verkozen mannen, en telden hun aantallen. En zij hielden geschriften bij over deze mannen. En zij vermengden zich met de mannen van Israel. Als er een meisje werd geboren, dan werd het meisje gedood, want de Amalekieten wilden geen vrouwen van een gemengd ras. Als het een jongetje was, dan lieten ze het in leven, want mannen moesten werken in het diensthuis van Amalek. En de Amalekieten stelden geschriften op voor de Israelieten waaraan zij zich behoorden te houden, en waardoor ze konden zien welke godinnen ze moesten dienen. 2. De godin Jonne woonde aan de rivier waar zij

zwanger was van de mannen van Israel. En zij bracht vele kinderen voort van het mannelijk geslacht die zij in mandjes over de rivier zond tot het volk. En Harut was haar zuster die ook vele kinderen kreeg van de mannen van Israel. En zij zorgde voor het gewas en de plantentgroei. Haar zuster, Jonne, was de jachtgodin. Harut was ook de godin van het huiselijke. En de Israelieten werden opgedragen deze godinnen te vereren en te dienen. Op een nacht werd Harut schreeuwend wakker, en ook haar zuster, Jonne, die naast haar lag, werd wakker door het geschreeuw. En zij vroeg haar zuster wat er was. 3. En haar zuster, Harut, vertelde een droom die ze had. Ze ging met haar boot over de rivier tot de mensen, en keek neer op de Amalekieten en de Israelieten en zag hoe ze in grote zonde leefden. En ze begon vruchten te gooien van een boom, en bracht kinderen tot hen, maar niets hielp, en de zonde werd nog groter. Toen sprak Jonne : 'Ik zal wel gaan. Ik ben immers de jachtgodin.' En Jonne ging de rivier over, en zij pakte haar boog en een pijl, en richtte het op de twee volkeren. En zij sprak : 'Wie van jullie heeft gezondigd.' En zij bogen allen voor haar neer, want zij vreesden haar. En zij ging terug tot Harut, en vertelde wat ze had gedaan, en Harut kreeg jaloezie in haar hart naar haar zuster. En Jonne sprak : 'Ik zie dat je jaloers bent. Ook ik zal je een wapen schenken. En je zult worden tot een oorlogsgodin.' En Haruth ontving het wapen. Het was een speer. En ze ging de rivier over en dreigde tot het volk, maar het volk begon haar uit te lachen. Met gebogen hoofd ging ze terug en vertelde het aan haar zuster. Jonne begon toen ook te lachen en zei : 'Je had de speer moeten werpen. Dan lachen ze niet meer.' 4. En weer ging ze terug, en dreigde. En toen ze haar weer uit begonnen te lachen en te spotten wierp ze haar speer, en bracht het oordeel over de twee volkeren. En er was een groot geween. Toen keerde zij terug, en haar zuster was trots op haar. Er was 109 een grote slachting onder de twee volkeren geweest. Vele mannen en vrouwen stierven die dag door de speer van Harut. Van elke honderd mannen waren er nog slechts acht over, en elke honderd vrouwen werden tot driehonderd vrouwen. En Harut vroeg aan haar zuster Jonne hoe dat kon. En Jonne zei dat het de wonderbare vermenigvuldiging was. En opnieuw werden de twee volkeren geteld. 5. Op een dag kwam er een man van het volk Israel over de rivier, en kwam tot de twee godinnen om om hun hand te vragen. En ze gaven hem voedsel te eten. Toen gaven ze hem in bed om in te slapen. En toen hij opstond sprak hij : 'Ik zal terugkomen.' En hij ging terug tot zijn volk over de rivier. En een andere man van het volk Israel kwam tot de godinnen, maar hij vroeg niets van hen. Ook nam hij hun voedsel niet aan, en sprak : 'Ik honger liever voor u, opdat mijn hart niet overmoedig wordt en ik u het hemd van het lijf vraag.' Toen boden ze de man een plaats aan om te slapen, maar hij sprak : 'Te hongeren voor u is beter dan te slapen. Ik zou graag mijn hart willen bewaren, opdat het niet overgeleverd is aan de roofdieren.' 6. 'Gij hebt juist gehandeld,' spraken de godinnen. En de man keerde terug tot zijn volk. Toen de andere man terugkeerde lieten ze hem niet dichterbij komen. En zijn schip verging in de rivier. 7. En de godinnen spraken tot elkaar : 'Het volk is te dichtbij gekomen. Laten wij een andere woning zoeken.' 4. De Verzoeking 1. De strijders hadden geen angst, toen hun zielen door de gebieden van de dood rondtrokken. Hen was beloofd dat na een korte tocht ze tot de plaats van de mooiste vrouwen zouden komen. Ze zouden hen alle geneugten van het leven na de dood laten

zien als een beloning voor al dat ze hadden gedaan. Maar ze wisten niet wat hen te wachten stond. De vrouwen waren inderdaad de mooiste, en de mannen konden kiezen wie ze wilden, maar in het midden van de nacht zouden deze vrouwen hun ziel doden, want ze waren de vrouwen van de tweede dood. 2. De mannen wisten dit niet, want het was hen nooit verteld. Dan zou de essentie van hun ziel genomen worden naar het rijk dieper dan de onderwereld, een rijk genaamd Amalek. De mannen wisten niets over de samenzweringen van de dood. Ze geloofden echt dat ze de rest van de eeuwigheid met deze vrouwen konden leven, want dat was hen sinds hun vroegste jeugd verteld. Ze wisten niet dat de aarde slechts een trainingschool was voor hen, om hen voor te bereiden op een grotere oorlog: de oorlog van de doden. Niemand had enig begrip van het verschrikkelijke Amalek, maar ze zouden er snel achter komen. 3. Veel jonge mannen hadden gedroomd een groot strijder te worden om deze reden. Ze hadden geen dood meer te vrezen, maar begeerden het. Zij had de meest voluptueuze vrouwen van Amalek gekozen om de gevallen mannen bij het voorhangsel van de dood te verleiden. Ze zouden hen lokken naar hun plaats in het rijk van de doden. 4. Aan de top van hun hut hing de schedel van een gehoornd dier. De mannen hadden het gevoel dat ze in de eeuwige jachtvelden waren aangekomen. Oh, hoe hun jonge dromen zouden veranderen in een nachtmerrie. 5. Als de nacht viel hadden de vrouwen hun messen al voor hun taak voorbereid. Zij hadden dit al veel vaker gedaan. Zij noemde het het domein van verleiding. 6. Achter dit domein lag een zee van vuur. En de wet eiste dat het koninkrijk groter zou worden door bloed. 110 7. Als er niet voldoende bloed geofferd zou worden aan Haar, dan zou het sterven. En het was door het bloed dat Haar vrouwen zo mooi waren. 8. Zij waren aan elkaar verbonden door een vreemde bloedlijn. 9. Zij troonde op een eeuwige stroom van bloed. 10. Wat is er geworden van al die mannen die tegen Haar wilden strijden ? Zij zijn geworpen in de afgrond van Amalek. Zij hebben gezocht naar de bron van bloed, maar werden zelf tot een bron van bloed. 11. Er was geen grotere horror dan de horror van Amalek. Hun namen waren geschreven in het Boek van Bloed. 5. Kutta 1. Nahum rijdt op zijn buffel, In Kutta is zijn woonplaats, Waar de hyena's jagen 2. De lucht is vol met bloed, Als het grote Tahulen, Op haar waterbuffel gaat zij over de ondiepe rivier, Nahum volgt haar 3. Zij leert hem de jacht, Hij moet hierin leren aanhoudend te zijn, Om zo het kwaad te overwinnen 4. Wanneer u uw vijand achtervolgt, geeft dan niet op, Maar probeer een beter zicht op uw vijand te krijgen, Want is de vijand wel wat u denkt dat het is ?

5. Houdt vol wanneer u de vijand bestrijdt, Maar weest hierin geen vijand van de Heerin, Laat de hemel uw hand leiden en uw voet blokkeren. 6. De Schepping 1. In de beginne werden de hemel en de aarde geschapen. De aarde was nu woest, ledig en duister. Als eerste werden de oceanen geschapen, en daarna werd de mens Keyena op een eiland geschapen. Daarna werden de vogels en de vissen geschapen, en daarna de beesten. En de wijngaarden en de woestijnen werden geschapen. Toen werden rivieren in de woestijnen geschapen. En mensen kwamen voort vanuit de aarde en zij maakten schepen. 2. Drie mannen op een boot kwamen tot het eiland van Jaterin en Jata. Dichtbij het eiland gingen de mannen zwemmen, maar werden gevangen in de netten van de zusters Jaterin en Jata. Zij werden op het eiland getrokken. Zij kregen voedsel waardoor zij in vee veranderden. Later kwamen er meer mannen tot het eiland die in hetzelfde lot vielen. Op een dag kwam er een jongen in zijn boot tot het eiland. De jongen had een rok aan. De zusters lieten de jongen met rust en lieten hem het eiland verkennen. Na een tijdje vond hij hun hut, waar ze soep aan het koken waren. Hij was hongerig en vroeg iets van de soep. Maar ze gaven hem het niet, en zeiden dat hij eerst voor hen moest werken. Zo verdiende de jongen alles op het eiland van Jaterin en Jata door eerlijk loon. En ze noemden de jongen Teklé. 3. Op een dag kwam er een andere jongen tot het eiland, ook met een rok. Ook hij vond hen in hun hut. En zij noemden de jongen Nota. En Jaterin werd de moeder van Teklé, en Jata werd de moeder van Nota. En Jata nam Nota tot een andere hut, en 111 ging daar met hem wonen. 4. En zij voedden Teklé en Nota op in gerechtigheid. 5. En Teklé maakte een boottocht naar het eiland van Keyena, en zie, hij vaarde een woestijnrivier op, en het was hier zeer droog. En hij legde ergens aan, en de hemel verscheen hier aan hem. En er was veel licht en donder en bliksem, en hij wilde zich verbergen in een struik, maar de hemel sprak tot hem : "Vrees niet, want Ik ben het die u hebt uitverkoren." En Teklé beefde, en vroeg : "Wat moet Gij van mij, U die al het leven gaf ?" 6. En Zij antwoordde en zeide : "Ik heb u geroepen. Ik wil dat gij het Tarsis gesteente opgraaft, waarop Mijn Woord gegraveerd is." En Zij leidde hem tot een plaats waar hij moest graven, en waar hij het Tarsis gesteente vond, waarop al Haar woorden gegraveerd stonden. En hij raakte in vervoering toen hij het las en hij weende, vanwege de schoonheid van de woorden, en ook raakte hij in grote angst en viel aan haar voeten. Hij maakte haar voeten nat met zijn tranen, en droogde hen af met het zand. En Zij droeg hem op om zich te wassen in het water, en om terug te gaan naar het eiland van Jaterin en Jata. Dit deed hij, maar het eiland bestond niet meer. Hij zwierf dagen in zijn boot over de oceaan om het te zoeken, en keerde toen terug naar het eiland van Keyena. Hij zocht naar de hemel maar kon Haar niet vinden. Hij ging toen naar de andere kant van het eiland waar hij Keyena ontmoette, maar zij viel hem aan. Omdat zij een man nodig had om haarzelf voort te planten nam Zij hem. En Zij bracht dochters voort die de eigenschap hadden elkaar te bevruchten, en zo werd hun nageslacht groot, en dit nageslacht bestond alleen uit vrouwen. En zij verspreidden zich over de oppervlakte in stammen. 7.

De Jacht op het Sparazaadse witte varken 5. En de zee zal het restant van het kwaad wegsleuren, 1. Jata jaagt door de sneeuw, Zij breekt sloten en maskers in het kasteel, En gaat tot daar waar het bloed eeuwig stroomt, Een witte gestalte loopt daar, Een man in wit en dan een varken, Terwijl zij dreigt, Haar speer opgeheven 2. Kent iemand zulke geesten ? Dan verandert het in een vrouw als zij, haar spiegelbeeld, haar evenbeeld, Zij werpt de speer, maar mist, Dan grijpt zij haar boog en een pijl, Maar ook deze kan het hart van het Sparazaadse varken niet raken, Deze geesten zijn verstrooid, en draaien alles om, Zij zijn kortzichtig en bouwen hun eigen ijskoude, abstracte realiteit 3. Deze geest heeft vele gezichten van groot bedrog, Gaande van mens tot mens, En Jata gaat dieper, Tot de plaats van witte veren, waar alles tot wildernis wordt. 8. De zee 1. En de Dag des Oordeels zal zijn als een visserij, 2. En de volkeren en hun schatten zullen opgevist worden. 3. En gerechtigheid zal op de aarde zijn, en haar sieraden zullen gedragen worden, 4. En de bergen zullen zijn als was, en de zeeën zullen de hoge bergen neerhalen, 6. En vrouwen zullen het maken tot sieraden. De rode speer 7. Ik spreek mijn Woord in een storm, Mijn wind gaat over de aarde, Zie ik zal u leiden in de oorlog in de hemelse gewesten, Ja, de oorlogen in de dieptes van de ziel, Ja, in de onderwereld, Ik roep u, en trek u voort 8. Grijpt dan uw wapens, die van het Woord, Die van gebed, en van stilte, Want dromen en visioenen wil Ik u geven 9. Er is veel onkunde onder mijn volk, Ziet, zij zijn in handen van de vijand, Daar waar openbaring ontbreekt 10. Ik geef u de rode speer om hen voort te leiden, Luister daarom naar Mijn stem, Ik spreek maar één keer en de rest bestaat uit het ontcijferen, Ik ben niet praterig, Wat ik spreek vaagt gemakkelijk weg, Hierin ligt een uitdaging en opdracht 11. Ik heb alreeds gesproken, De Woorden die ik heb gesproken zijn te vinden in de geschiedenis. 9. De jongen en het touw 1. Een vrouw was in het veld. Het was een veld tussen twee stammen in. Een jongen met een mand stond tussen de twee stammen in, en riep tot de stam aan de andere kant 112

van het veld : ‘Kom dan als je durft.’ Maar er speelden alleen wat kinderen daar. 2. Op een dag waren de twee stammen in oorlog, en de jongen voelde dat hij daar de oorzaak van was. Hij kon niet leven met de schuldgevoelens, en rende de wildernis in. 3. Hij rende heel lang door totdat hij bij een meer aankwam, waar een vrouw aan het baden was. De vrouw zag hem en zei tegen hem : 4. ‘Kom niet dichterbij, anders zul je sterven.’ Maar de jongen trok zich er niets van aan, en kwam ook bij het meer. 5. Er ontstond toen een worsteling tussen de vrouw en de jongen. 6. ‘Ga terug,’ riep de vrouw. ‘Je hebt hier niets te zoeken. Wat kom je hier doen ?’ 7. Toen vertelde de jongen wat er gebeurd was, en vroeg wie ze was. De vrouw veranderde toen in een cobra en toen in een touw. ‘Ik ben het hemelse touw,’ zei de vrouw. 8. ‘Bind me dan maar,’ zei de jongen, ‘want ik wil niet meer terug naar mijn stam.’ 9. ‘Je kunt hier niet blijven,’ sprak de vrouw, maar de jongen begon te smeken. 10. Toen leidde ze hem dieper de wildernis in, naar een andere stam, maar toen hij ze zag begonnen ze ook in cobra’s te veranderen en toen in touwen, en ze sleepten hem naar een afgrond, waar hij ingeworpen werd. Hier groeide de jongen op in honger. Na vele jaren haalde het hemelse touw hem eruit en gebood hem om terug te gaan naar zijn stam. Toen hij daar aankwam herkenden zij hem niet, en geloofden ze hem ook niet, en hij werd weggebannen. Hij ging toen naar de stam aan de overkant van het veld, en daar geloofden ze hem wel, en alles wat hij vertelde, en daar bleef hij toen. 10. Hemel van de Jacht 1. Het gouden lam op de doodskist volgen zij. 113 Zij volgen de skeletten van Rigil Kent, met hun zwarte en paarse gewaden. Maar zij staat in de opening van haar tent, om de patriarchie te verbreken. Zij is op jacht, op het lam. 2. Zij zal het lam vinden en doorboren. Hebt gij daarom niet al uw kruizen opgehezen ? Gij hebt een afgod gemaakt, en gij hebt de godin van de jacht veracht. Ziet, jaagt zij dan niet op uw ego ? 3. En gij volgt uw zwarte skeletten op hun tribunes naast hun koning, En gij buigt voor hun koning, terwijl zij haar boog spant. 4. En zij volgen de moeder van het gouden lam, Zij met paarse pij en kap. 5. Traag gaat zij voort op haar boot, met skeletten die haar volgen. 6. En zij komt tot de doodskist van het gouden lam, waar zij weent en het gouden lam kust. 7. En dan offert zij haar lammeren aan het gouden lam. 8. En een vogel zal die nacht vliegen, uitgaande om de hemelsen te verzamelen, om oorlog te voeren tegen het lam wat hen bedrogen had. 11. Weinigen geroepen, nog minder uitverkoren 1. Wat is het geheim van de onweerstaanbaarheid ? Ze zeggen dat het diep in de wildernis ligt verborgen, als een ring, als iets wat trekt, waar een mens niet aan kan ontkomen. 2. Maar het moet je

dan wel roepen, als een uitverkorene. Zijn velen niet geroepen en weinigen uitverkoren, zoals sommigen zeggen, of zijn er slechts weinigen geroepen, en nog minder uitverkoren ? 3. Ik ging tot de wildernis om haar te bezoeken, als een vrouw zag ik de wildernis, als een vrouw met een geheim, zeer verscholen achter onbekende, giftige planten en struiken, hangende achter lianen, woeste plaatsen. 4. Een droom die voor velen werkelijkheid was geworden, de angst in hun ogen, ik zou het niet vergeten. 5. Het kon ook niet anders. Zij hadden het onweerstaanbare gezocht, en waren ten prooi gevallen aan het onontkoombare. 6. Zij had haar pijlen gedoopt in bloed en gif, en een zoet lokte hen, iets in de lucht. Het trok mij mee, als in een diepe put. Ik gleed weg, en kon zelfs geen lianen meer grijpen. Die hingen te ver weg of braken af. 7. Ik kan het me niet goed meer herinneren. Het was een duistere put, als verslonden worden door een onbekend roofdier, iets woests. Er was niks wat haar stopte. Het was het onontkoombare. 8. Het was onweerstaanbaar, en ik zag de ring. Het was van een vreemd soort rubber. 9. Hier is slechts woest geschreeuw, totdat men komt tot het onontkoombare. Deze vrouw heeft vele kanten. 10. Haar pijlen jagen. In het oerwoud moet men niet komen, want hier heerst gevaar, en men kan niet meer weg. Slechts geklaag is hier. 11. Ik was op zoek, op zoek naar het geheim van de onweerstaanbaarheid. Met kracht dringt ze haarzelf aan mij op. Het geheim is niet te dragen. Weinigen zijn geroepen, en nog minder uitverkoren. 12. Dan is het oerwoud overweldigende. Het houdt geen rekening met mijn grenzen. Ik ben in haar gebied, waar haar regels gelden. Ze schreeuwt zonder ophouden totdat ik reageer op haar geroep. 13. Bloed, modder en veren in haar haren. Het is oorlog hier. Het gif klimt op zonder mededogen. 114 Haar stem breekt beenderen. 14. Hier kan een mens slechts ziek worden. Het trekt je tot het geheim van de onweerstaanbaarheid. Nooit laat het je los. 15. Als het je heeft geroepen ontkom je niet meer. Het gif druipt van haar pijlen. Je bent in het oerwoud. 16. Zoveel valstrikken om je heen. Neen, een mens komt nooit ver hier. Ik dwaal hier al zo lang rond, en besef dat niemand mij zal vinden. 17. Zij zullen slechts worden zoals mij. 18. Het onweerstaanbare trok aan hem. Het onontkoombare was naar hem op jacht, want in wat voor diepe wereld was hij ? 19. Waarom moest hij dit geheimenis dragen. Het reet hem telkens in stukken. Altijd weer was er een gevecht in zijn hoofd. 20. Niemand kon tot het onontkoombare komen zonder het uit te schreeuwen. Slechts weinigen waren hiertoe geroepen, en zelfs nog minder waren uitverkoren. 21. Niemand kon hem verstaan en niemand kon hem begrijpen. 22. Het oerwoud was niet zonder gevaren, en hij wist hiervan, maar hij kon niet terug waar hij vandaan was gekomen. 23. Hij gleed weg in het oerwoud, vrij nu. Hij draaide om alles heen. Hij kon niet gericht spreken, alleen fragmentarisch. 24. Hij kon geen verbindingen maken, alleen afwijken en wegglijden. Er was hier geen houvast, alleen vrijheid. 25. Maar er werd aan hem getrokken. Er werd om hem gevochten. Hij was op weg naar het onweerstaanbare. 26. Weinigen waren hiertoe geroepen, en zelfs nog minder waren uitverkoren.

27. Ze jaagden op alles wat dichtbij kwam. Zo was hij zelf ook aan zijn einde gekomen. Sommigen beseften het niet eens. 28. Alles waaraan hij dacht was het geheim van de onweerstaanbaarheid. En hij merkte dat er geen ontkomen meer aan was. Hij was immers geroepen. 29. Ze konden niet komen waar hij was, maar gleden weg. En zij die het wilden begrijpen gleden weg. De wildernis verborg het. 30. Hier leefden alleen maar naakten. Het was diep in de wildernis. Ze was wel bedekt met wat modder, het vuil van de wildernis. In rieten dorpjes leefden zij. 31. Zij was naakt. Maar toch ook niet, vanwege waarmee de wildernis haar had bedekt. Zij was één met de natuur. Hij kende deze wereld niet. 32. Het schreeuwde altijd alleen maar tot hem vanuit de verte. Hij was een geroepene, maar hij wist niet of hij ook uitverkoren was. 33. Misschien hadden ze hele andere plannen en bedoelingen met hem. 34. Hij kon deze wereld niet vasthouden. Hij gleed telkens weg, maar dan werd hij weer teruggetrokken. 35. Het was iets onontkoombaars. Hij schold op deze wereld. Het pijnigde hem. Maar toen dacht hij aan waar hij vandaan was gekomen, en daar wilde hij niet aan denken. 35. Als je pijn hebt kan je nergens tegen, kan je niks verdragen. Meedogenloos had het hem gesneden. Meedogenloos had het hem losgesneden. 36. Ze schreeuwde in een taal die hij niet begreep. Zij maken mensen begrensd. Snel bewoog ze door de struiken ... 37. Is dit het paradijs ? Een zee in een groot bos, en ergens op de zee ligt een zwemparadijs. Hij kan het bijna niet geloven, en glijdt weer weg. Dit was zijn verleden. Maar was het verleden niet slecht ? 115 38. De geroepenen die ook uitverkoren zijn worden tot roependen. Alleen door grote verwarring kan er ergens gekomen worden, door niet met een overmoedig antwoord genoegen te nemen. Het doel heiligt de middelen. Doe alles in het verborgene. 39. Maak jezelf geen naam, ga niet voor de eer, geef niet om je status. Alleen door grote verwarring kan er ergens gekomen worden, door niet met een overmoedig antwoord genoegen te nemen. Op deze regels kon hij een nieuwe wereld bouwen. 40. Doe wat je doet in het verborgene, niet voor het oog van de mensen. Mensen zijn toch altijd ontevreden, en zullen toch altijd alles wat je doet omdraaien en beroddelen. Ze zullen over je liegen, eigenlijk tot het punt dat ze het niet eens waard zijn allemaal. Waar doe je het dan voor ? De mensheid is ondankbaar. 41. Het goede zullen ze niet eren, maar het kwade eren ze volop. Het kwaad komt vaak als een bedriegelijke oplichter, en de mensheid is opgelicht. Lang geleden al. Werk daarom in het verborgene, zolang het nog dag is. 42. In de nacht kan niemand werken. Verspil je tijd niet. Er is niet veel tijd. Maak er het beste van. Eerst moet de mens sterven aan zijn vraatzucht. Eerst is er dus een dood nodig naar het materialisme, anders blijf je de oplichter volgen. Er is een weg die veel hoger leidt. Wacht niet op de ander, maar ga zelf tot de hogere weg. 43. Vraatzucht komt in vele vormen. Zorg dat je de weg tot de wildernis vindt. De mens moet de hogere dood sterven. 44. De mens gaat telkens over de grenzen heen, omdat de mens die grenzen niet kent, niet ziet. De mens is blind. De mens voelt de grenzen niet. Daarom moet de mens eerst gevoelig worden voor de grenzen. Eerst moet de mens de grenzen leren, en dan is het veilig genoeg om tot de hogere ingewikkeldheden te komen, en daar gevoelig voor te worden. 45. Grens-gevoeligheid is een belangrijk zintuig en

fundamenteel om van het leven het beste te maken. Pas dan is de mens dus veilig genoeg om zich te wagen aan de hogere ingewikkeldheden, en zal de mens gevoeligheid hiertoe ontwikkelen. 46. Het gaat om de hemelse voorwaarden, niet de aardse voorwaarden. 47. Hierin zijn teveel afleiders en uitdovers, en daarom moet de mens als basis de hemelse dood blijven sterven, en moet de hemelse dood op dit pad de gids blijven. 48. Hij ging dieper en dieper in de grottenstelsels onder de grond, om te zoeken naar geheimen. De hemelse dood leidde hem. 49. Uiteindelijk vond hij de rustdag die was opgeborgen in een grot. 50. Arme, arme jongen, hij was zo dichtbij gekomen, maar voor eeuwig verwond. Voelen wij ons ook niet zo soms, alsof we door iets voor eeuwig verwond zijn geraakt, alsof we er maar niet van kunnen genezen ? Hij was al zo dichtbij, en toen leek alles uit zijn vingers weg te glippen. Voor velen zal het zo herkenbaar zijn. 51. Hij moest weer een hogere dood sterven. De hemelse dood kwam tot hem. Het was een eeuwige dood die hij ditmaal moest sterven, eeuwig afsterven aan het materialisme, de vraatzucht, en alle leugens en bedrog wat daarbij komt kijken. Alleen zo zou hij de eeuwige rust kunnen binnengaan. 52. Hij kon zich niet bewegen, en hij stond daar als bevroren. Overal begon het te sneeuwen en het werd winter. En hij moest wachten totdat het lente werd. 53. Toen begon hij weer te ontdooien, en kon hij zich weer langzaam bewegen. 116 54. Heel voorzichtig is hij toen langs de bewaker heengegaan, door de opening van de grot waar de eeuwige rust was. Hij viel daar in een diepe slaap, en zo kon hij uiteindelijk de eeuwige rust binnen gaan, en zo werd hij de dromende jongen. 55. Er waren namelijk altijd uitzonderingen op de regel, en daar moest hij gevoelig voor worden. Uiteindelijk moest het jongetje de eeuwige variatie ontvangen. Variatie is de manier om los te breken. Denk aan de bloemen die alles warmbloedig omcirkelen, die alle natuurdraden weven en spinnen, blijven omhullen totdat het beste eruit voortkomt. Ze stoppen nooit. Ze gaan eindeloos door. 56. De mens rafelt alles af. De mens wil alles snel. Ze kennen het bloemenleven niet, en het leven van de bijen en de hommels niet. Het zijn grauwe, fletse figuren geworden. Altijd kibbelen ze, maar ze werken nergens voor. Ze willen alles direct op tafel hebben, en hebben altijd alles op anderen aan te merken, alleen maar over oppervlakkigheden. Ze leven in het vlees, niet in variatie. 12. Schepping en matriarchie 1. Betelgeuze is onderverdeeld in gebieden. In het gebied Tork was er lang geleden een skelet-geest als patriarchische leider. 2. Zijn naam was Septus, en hij werd uiteindelijk verdreven, maar kreeg een grote autoriteit in andere delen van Betelgeuse, Orion en de rest van het heelal. 3. Betelgeuse is een groot Orions gebied, met een groot archief van de paradijsteksten van Betelgeuse. Het paradijs van Betelgeuse werd verborgen gehouden. 4. Laag voor laag werd dit bedekt. Alles had zijn oorsprong in Betelgeuse. Zelfs de aarde bestaat alleen door Betelgeuse. De aarde is een schepping van en in Betelgeuse. 5. In Tork was Septus onttroont, maar er heerste nog

wel een andere skelet-geest als patriarchisch leider, Parin. Zielen werden opgesloten in het gebied Ree in Betelgeuse. Hier werd mens tot een schepping op de aarde. Om tot Tork te komen zou de mens eerst door andere gebieden heen moeten gaan, namelijk door Ree, Sceer, Fluensis, Tamil, Tolle, Gyptis, Melk, en Behemma. 6. Behemma was al een zeer paradijselijk gebied, maar het was nog steeds in handen van Septus, want hier werd Septus na zijn val in Tork naartoe gedreven. Septus en Parin waren in een grote oorlog, die gewonnen werd door Parin. Septus was toen niet meer toegestaan in Tork, maar had nog wel grote macht in Behemma. Septus werd gevangen gehouden in Behemma, maar had ook nog veel macht in de voorgaande gebieden. In Ree had Septus de grootste macht. 7. Voordat Septus regeerde in Behemma regeerde Mudroch II in Behemma, die werd onttroont en werd verbannen naar Melk, een buitenparadijselijk gebied van Betelgeuse, waar Mudroch II de macht kreeg. Hij moest ervoor zorgen dat de grondteksten van de staatsboeken geheel ondergesneeuwd werden door latere vertalingen. Hij moest ervoor zorgen dat de rijkdommen van de Orionse grondteksten afgekapt werden, zodat de levendmakende kwaliteiten hen niet zouden kunnen bereiken. 8. Parin regeerde in Tork. Tork bestaat uit elf grote gebieden. Twee daarvan zijn de hoofd-gebieden : Goriph en Gorit. In Goriph troonde Parin over Tork. Ook had hij een heerser aangesteld over Goriph zelf. Deze stond net onder hem. In Gorit, het tweede hoofdgebied, had een andere heerser de macht. Deze gebieden zijn genaamd : Aphar, Gallaph, Zephet, Tabir, Tabin, Tarut, Karph, Toph en Kemp. 9. In Behemma, in de gebieden Golak en Golar zijn vroeger verschrikkelijke dingen gebeurt die fundamenteel waren voor de opkomst van grote 117 onderdrukking. Daarna zijn deze twee grote gebieden veroverd door de matriarchen en werden hun nederzettingen. Golak en Golar liggen tegen de grens aan van Tork. 10. Beloch is de matriarch die Golak veroverd heeft. Beloch is in het Orions de rode steen, de steen van bloed, van het loon. Behamma betekent in het Orions de witte steen van hemelse slavernij. Vuch is de matriarch van Golar. De geschiedenis van Golar is fundamenteel. De achtentwintigste monarch, Katar, richtte het boek van Ul op. De negenentwintigste monarch, Benzeem, richtte het boek Ifter op. 11. De dertigste vorst, Sopatus, voegde deze twee boeken samen tot de Takhot. Als je de Takhot niet aanbad, werd je opgesloten, gemarteld en gedood. De eenendertigste vorst, Siphis, bracht de kinderoffers terug op basis van dit boek. De tweeendertigste vorst, Niphis, bouwde een plaats genaamd de eeuwigdurende hel, op basis van de Takhot, waar zielen gewoon doorleefden als ze erin werden geworpen, zonder hoop op bevrijding. 12. Deze hel werd genoemd de Stopher. De drieendertigste vorst genaamd Optus werd de wachter van deze hel. Optus bepaalde wie er wel en niet naartoe gingen. In die tijd was er een grote slavenopstand, die aangevoerd werd door Lakata, een jonge gladiator. Hij versloeg Optus met een groot slavenleger. Hierdoor kwam Vuch aan de macht in Golar. Septus had min of meer de macht volledig in Golak en Golar verloren, en zo werden zij tot belangrijke handelswegen in de tocht van Behemma naar Tork. Na Tork is er een tiende gebied, Belim. Hier troont een matriarch, Beneph. 13. Orion was in de mythe voortgekomen vanuit een met urine en zaad vervuilde runderhuid. Urine bakent in de natuur terreinen af, als teken van overwinning en bezit. In de paradijsteksten van Betelgeuse moesten de huiden die voor tenten en voorhangsels, ook als genitale voorhangsels, werden gebruikt vaak bevuild worden met zaad, urine en

vee-bloed voor die reden, om boze geesten weg te houden. 14. Ook werd dit gedaan om de jacht te doen slagen. De kennis over boze geesten en hoe die te bestrijden ging diep. Er waren geen wazige rituelen, maar alles had een duidelijke reden. 15. Zij die aan zulke rituelen deelnamen zonder de betekenis ervan te weten, zonder ingewijd te zijn, zouden er krankzinnig door worden. 16. Oorlogskennis was een belangrijk teken en ging vaak oraal, en werd opgeslagen in symbolen. Het was niet zo dat men veel aandacht aan studie gaf. De kennis kwam door de jacht, door het doen. 17. Studie was zelfs een gevaarlijk iets. Ze waren voortdurend bezig met de jacht en de visserij, en kregen daardoor hun kennis. Ook school was dus gevaarlijk, want dat kon gemakkelijk uitlopen op bedrog. 18. Kennis kwam door overwinning over de vijand. Zo ontstonden ook de ware bloedbanden. 19. Tork was onder een vloek. In het achterliggende gebied Belim heerste Parin niet meer. 20. Dit gebied was in de handen van Beneph, een matriarch. 21. De twee paradijsbomen bepaalden wie wel en niet uitverkoren waren. 22. In Belim is er een tocht tot het gebied Zerk, waarin zich het gebied Petevard bevindt. 23. Dit is een jachtsgebied met jachtvelden. Het overwicht van het grote, van de grote moeder, is Beloch. 24. Beloch is ook de matriarch die Orion veroverd heeft. Zij troont in Belim. aan de macht door een boek van slavernij. Het nam macht over de volkeren. Het rijk gaf macht aan een beest, Ammaherram. 2. Zaralahm zond zijn zwarte leeuwen om heerschappij te vestigen over iedere ziel. Deze duistere wachters moesten het verstand van de mens bewaken. 3. Duistere jagers kwamen met een zwart boek. Zwarte wachters waren overal. Hij heeft zijn geschriften opgesteld, in de dieptes van Betelgeuze, een Orionse ster, om ze aan de aarde te verkondigen. Het zwarte boek zou een witte huid krijgen, als een witte spin die de volkeren zou verslinden. Maskers van ijzer maakten soldaten van vrouwen, vechtslaven met messen, om hun ongelovige mannen te vermoorden in de huwelijksnacht, om hen te leiden tot de god van de dood, om tot het geloof gedwongen te worden. Zwart ijzer, ijzeren maagden, met messen, marcherende in opdracht van de oppergod. Zij kloppen aan op de deuren, zonder genade. Ze ontvoeren mannen naar een plaats genaamd huwelijk, waar ze zullen moeten buigen voor de god, als door de dood heen, tot zombies voor een nieuwe morgen. Zij ontvoeren mannen, voor een nieuwe morgen. De geesten van het zwarte boek hebben geen genade. 13. Zaralahm en Ammaherram 1. Een rijk, Zaralahm geheten, kwam opzetten, in de lagere gewesten van Orion. Vrouwen vluchtten naar de oerwouden om los te komen van de overheersing, en vormden stammen. Er kwam een rijk op aarde 118 4. De mens moet door dit doolhof heen om terug te keren tot de hemelse orde. Zoveel materiele rijkdom heeft de mens vergaard, maar het heeft de mens verblind. Ze staren zich helemaal blind op dingen, terwijl het duistere beest hen bindt. Het rijk van Zaralahm zal maar tijdelijk zijn. De hemelsen zullen hem verslaan. 5. Er zijn hen die herinneren dat voordat ze naar de aarde kwamen, voordat ze in de moederschoot kwamen, ze gedwongen werden van deze zwarte vrucht te eten. Het zwarte boek zal veranderen in een varken. Het rijk van Zaralahm zal veranderen in

varkens, en de eeuwige varkensjacht zal gestart worden, waarin de elementen van het kind zijn kunnen worden teruggevonden. 14. De Beloning 1. Er was een oorlog. Midden in de nacht werd hij wakker en voelde zich zo onveilig dat hij zijn kleren aantrok en wat spullen pakte. Hij rende zijn woonplaats uit. Hij moest zo snel mogelijk weg, zo snel mogelijk uit de stad. Hij rende naar het bos. Hij kon niets doen dan rennen. Hij durfde niet naar achteren te kijken. Hij gilde, want daar ging zijn verleden. 2. In de verte was de waterval. Hij was omringd door bomen. Hij keek naar achteren. Hij wist dat er niets meer van zijn woonplaats over was. Hier was hij opgegroeid. Er zouden geen sporen meer van achtergebleven zijn. Hij liep door met stevige pas. Tegelijkertijd trilde hij. En hij was duizelig. 3. Hij wist dat hij alleen veilig kon zijn in het bos. Hij liep daar voor uren. Dit kon niet goed gaan zo. Hij deed zijn kleren uit, en rende naar de bosrivier. Die zou hij overzwemmen. Het was een lange zwemtocht. Het leek wel alsof hij in een ander lichaam was. Eindelijk kwam hij aan de andere kant van de rivier in het bos. Er was hier een wilde met een bootje bekleed met huiden. Hij liep op de wilde af. "Mijn woonplaats is weg," zei hij. "Ik weet het," zei de wilde. De wilde nam hem mee naar een boshut. Hier woonde de wilde. "Er was geen hoop voor je woonplaats," zei de wilde met een accent. "Altijd oorlog." 4. De man knikte. Hij kreeg wat te drinken. "Voel je je alweer wat beter ?" vroeg de wilde. 119 5. "Niet echt," zei de man. "Ik heb alles verloren, mijn hele familie, en al mijn vrienden. Ik begrijp waarom jullie hier wonen. Veel veiliger." 6. De wilde knikte. De man moest denken aan iedereen die hij had verloren. Hij kreeg wat nieuwe kleren van de wilde. "Het zijn vogels," zei de wilde. "Ze gaan van woonplaats tot woonplaats om alles te vernielen. Ze trekken families uit elkaar." 7. "Ik weet het," zei de man. "Noemen jullie ze ook niet dondervogels ?" 8. "Ja," zei de wilde, "en dat zijn het. Ze zijn niet te vertrouwen." 9. "Ik wil naar huis," zei de man. 10. "Dit is je nieuwe huis," zei de indiaan. "Ga nooit meer terug naar je woonplaats, het zijn slechts kralen van een ketting, en jij werd ergens voor bewaard. Iemand riep jou uit je bed en zei dat je wegmoest. Het is iets van de natuur wat over jou waakt. Zij heeft alles van je afgenomen, en neemt je tot haar, als een natuurverschijnsel, maar er is nog steeds een strijd gaande. Het jaagt nog steeds op je, en je bent eenzaam en depressief. Dieper in de natuur vind je nieuw leven, nieuwe contacten, nieuw inzicht." 11. De man knikte. "Dus het zijn kralen om het leven beter te begrijpen ?" 12. "Ja," zei de wilde, "het is symboliek." 13. "Ik zie het," zei de man. 14. De wilde gaat in zijn boot over de rivier door de natuur, met een peddel. Hij roept de wilde, maar die antwoordt niet, alsof de wilde hem niet hoort. De man gaat het water in en zwemt op de boot af, maar de boot gaat sneller dan hem.

15. Het betekent dat je ervoor moet werken om het nieuwe contact en het nieuwe inzicht te bewaren, en ook dat je het moet volgen. Het wil je ergens naartoe leiden. 16. Hij is blij dat het inzicht elke dag komt om hem ondersteuning te geven. Hij denkt veel na over de kralen. Hij merkt in hemzelf het samenspel in zijn leven. Zij drijven hem terug tot de natuur, tot het hogere inzicht. Hij begint ook steeds meer de gevaren van de woonplaatsen in te zien, hoe ze hem gebonden houden. In de natuur is vrijheid, maar een hogere soort van leiding en bescherming. 17. Toch kan hij ook de woonplaatsen met andere ogen bekijken, als een onderdeel van de natuur. Hoe dieper hij in contact komt met de natuur, hoe meer ook alles om hem heen verandert tot een stuk natuur. Zo wordt alles bruikbaar in een hoger inzicht. 18. Hij vindt rust in de natuur, en is dankbaar voor zijn dromenleven, wat hij als een gave ziet. De gave beschermt hem, de gave leidt hem. Ze noemen het een beloning, omdat hij alles heeft achtergelaten, en naar de natuur geluisterd heeft, en de natuur heeft gevolgd. heel gastvrij, en verwelkomde hem op het eiland, en nodigde hem uit tot haar hut te gaan. Hij keek zijn ogen uit in het prachtige oerwoud. Ze gingen over een zandpad en het zand brandde onder zijn voeten. Na een tijdje kwamen ze aan bij haar hut. Het was een eenvoudige hut. Ze zei dat ze hem later ook wel het hele eiland kon laten zien. Hij had deze gastvrijheid niet verwacht. Het had ook heel anders kunnen gaan, namelijk door een pijl in zijn rug. Toch was hij op zijn hoede. Je wist immers maar nooit. Het kon ook een valstrik zijn. 2. Het eiland was grotendeels onbewoond. Het was dus ook een overlevings strategie van de vrouw waarom ze zo deed. Na een tijdje bracht ze hem weer naar buiten, en liet hem de wildernis zien. Er waren hier prachtige rivieren met prachtig hoog gras, en daarachter wildernis. Hij vroeg hoe ze hier leefde. Ze zei dat ze helemaal alleen was, maar dat er een klein kampje was ergens op het eiland wat ze soms bezocht. Ze was vroeger deel van het kamp, maar ze hadden ruzie gekregen, en ze kwam erachter dat ze beter op haarzelf kon leven. Ze ging soms naar de stam toe puur om te overleven. 15. Het eiland in de zee 1. Hij ondernam de tocht, en ging op zijn zeilschip de zee over. Het was prachtig weer, wat al snel overliep in een regenbui. Helemaal drijfnat kwam hij aan op een eiland na een lange tijd zeilen. Het was een prachtig eiland. Het leek wel alsof de bomen hem toewuifden. Hij legde aan op een strandje en stapte uit de boot. Een donkere vrouw met een rieten rokje liep op hem af. Ze was direct 120 3. Naar mate hij haar beter leerde kennen kwam hij erachter dat ze helemaal niet zo makkelijk was in de omgang. Ze had vele gezichten. Het was sinds hij was ingegaan op haar aanbod dat ze hem steeds respectlozer ging behandelen. Ze was nog steeds heel erg gastvrij, maar ze begon hem steeds meer te kleineren. Dat lag er echt niet dik bovenop in het begin, maar meer subtiel. Het was alsof ze hem steken onder water gaf, en het dan weer afdekte met een doek. Dan kon ze ineens weer heel aardig doen. 4. Op een bepaalde manier was hij in een worsteling met haar, een psychologische worsteling. Het lag er niet dik bovenop, maar het was onderhuids. Tegelijkertijd genoot hij van de pracht van het eiland, hoe het hem stimuleerde en inspireerde. Hij was even weg van alles en van zijn verleden.

5. Ze hield hem af van het ontmoeten van de stam verderop het eiland, en hij wist niet waarom. Ze zei dan wel dat ze niet gemakkelijk waren, maar dat was zij ook niet. Beiden bleven ze kalm in hun gesprekken met elkaar, misschien ook omdat ze telkens werden afgeleid door de prachtige natuur om hen heen en de geluiden van het oerwoud. Soms begreep hij haar niet en wist hij niet of ze hem nu probeerde te beledigen of dat ze wat anders bedoelde. Soms kon hij het niet opbrengen om verder door te vragen, wilde hij in de rust blijven, maar soms bracht dat ook een bepaalde rusteloosheid. Het leek wel alsof er competitie heerste tussen hen op een bepaalde manier. 6. Eigenlijk wilde hij weg van haar, en de stam waar ze het over had ontmoeten, of gewoon ergens anders op het eiland de tijd verdrijven, maar hij voelde alsof ze iets van hem had gestolen wat hij terugwilde. Hij kon niet weg. Dat wat zij van hem had gestolen, daar kon hij niet zonder leven. Ze had dus al een zekere macht over hem. Toch wilde hij hier niet aan toegeven, en zei dat hij weer verder wilde, of naar die stam, of ergens anders op het eiland. Hij bedankte haar al voor de gesprekken en de gastvrijheid, maar toen wilde zij dat hij zou blijven. Toen kon hij het ook niet over zijn hart krijgen om weg te gaan. De dagen erna werd ze eigenlijk steeds moeilijker, maar ook steeds aardiger, en die combinatie werd in principe gewoon dodelijk. Hij voelde dat hij psychologisch vast kwam te zitten door haar, door haar opmerkingen, alsof zij hem had verlamd. 7. Hij wist dat hij goed in de problemen was nu. Hij had snoep genomen van vreemden waarvoor zijn moeder hem altijd gewaarschuwd had. Hij was in een exotische valstrik van het eiland gelopen, van het oerwoud. Hij verdedigde zich niet naar haar, want hij wist dat het dan alleen maar erger kon worden, alsof hij dan in de fuik werd getrokken, en ze probeerde altijd ook een hele hoop goed te praten. 121 8. Ze vermoeide hem, en daardoor werd hij afhankelijk van haar. Zij moest nu voor hem zorgen. Hij was in een gevaarlijke situatie terecht gekomen. Hij voelde zich ziek, alsof hij vergiftigd was, en hij was helemaal alleen in het oerwoud met haar. Ze betuttelde hem ook, sprak telkens met verkleinwoordjes. Ze bemoederde hem, maar was ook een slinkse vijand. Hij moest telkens op zijn hoede zijn. Op een dag kon hij niet meer verder. Hij kon alleen nog maar neerliggen. 9. Ze zou wat soep voor hem maken, met allerlei exotische vruchten er doorheen. Die zouden erg krachtig en pittig zijn, en die zouden hem wel genezen. Hij dacht er ook aan dat hij misschien niet bestand was tegen het leven in het oerwoud en tegen zulke vrouwen als zij. Maar de soep deed hem goed, en zo hield zij hem aan het lijntje. Ze was niet extreem, maar subtiel. Het liep ook nooit uit op een echte ruzie tussen hen, maar er was wel een onzichtbare oorlog. Langzaam voelde hij zich weer beter. Het was alsof zij hem ook weer optrok, maar na de problemen die zij hem had gegeven. Zo werd haar machtspositie nog meer versterkt in zijn leven. Hij begon er aan gewend te raken, en het gaf een bepaald vertrouwen. Toch wist hij dat het een gokspel was, want ze zou hem zo aan zijn lot kunnen overlaten. 10. Ze lokte hem dieper in haar wereld, als een zoet vergif, waarvoor hij telkens weer een medicijn nodig had, en dat was zij. Het was als een vreemde medicijnen of drugs verslaving, maar waren alle vriendschappen en relaties niet zo ? Hij dacht dat het gewoon bij het leven hoorde, en het gaf hem grote afleiding. Zijn verleden was niet al te best, en zo had hij even wat anders. Hij raakte meer en meer geïnteresseerd in haar als persoon. Hij wilde haar verleden kennen, hoe ze zo was geworden, haar geheimen, en misschien zou hij haar ook kunnen helpen. Niets was vrijblijvend hier in ieder geval. Voor elk woord wat van haar tong droop moest hij

zwaar betalen, als voor zeldzame honing. Het werd een obsessie voor hem waarvan hij niet meer kon loskomen. 11. Zij leerde hem overleven in het oerwoud. Zij leerde hem alles. Zij liet hem een totaal nieuw leven zien, en al snel vroeg hij zich af waar hij zich in eerste instantie druk over had gemaakt. Misschien was het zijn voorzichtigheid, zijn ingebouwde alarm. Alles had tijd nodig. Ook dit. 12. Hij genoot met haar van het oerwoud en van de zee. Soms gingen ze zwemmen. Het leek wel alsof het oerwoud en de zee tussen hen beiden in was, om hun vriendschap gezond te blijven houden. Hij kon telkens alles afspoelen. Er was telkens teveel afleiding om hen heen om echt totaal verloren te raken in elkaar. Misschien zou het in de stad helemaal verkeerd zijn gelopen, zouden ze dan te dicht bij elkaar op de lip hebben gezeten, en zou het oerwoud niet tussen beiden kunnen komen wanneer dat nodig was. De natuur beschermde hem ook tegen al te zware depressie en wanhoop. De golven spoelden alles weg. Het zoute water was telkens zijn genezing, en zo kon hij haar ook telkens weer op nieuwe manieren bekijken en tegemoet treden. De natuur werkte zo aan hun vriendschap. 13. Op een dag bracht zij hem naar de stam op het eiland. Hij zag direct wat ze bedoelde. De vrouwen liepen daar bijna zenuwachtig rond met hun speren, agressief. Ze begonnen hem direct uit te schelden en kleinerende opmerkingen te maken. Ze zouden hem zo kunnen aanvallen. Ze hadden een zeker respect voor de vrouw die bij hem was, dus daarom deden ze het niet, maar ze dreigden. Ze zagen hem als een indringer. Ze waren veel te direct. Ze waren een deel van haar leven, en ze werden dus ook een deel van zijn leven, maar hij kon goed begrijpen waarom ze vaak afstand hield. Het eiland was eigenlijk te groot om zich druk te maken over hen. Hij had genoeg afleiding en ze hadden hen nauwelijks nodig. De vrouw ging er steeds minder vaak naartoe 122 sinds hij er was. 14. Ze verzonnen hun eigen spelletjes in het oerwoud, zodat ze niet telkens hoefden te spreken. Het bracht ook wat avontuur in hun leven, alhoewel het zwemmen in de zee, of een trektocht door het oerwoud al avonturen op zich waren. Soms deden ze hardloop spelletjes, tikkertje of speelden ze verstoppertje, als tijdverdrijf. Zo leerden ze elkaar ook op een andere manier kennen. Hij wilde haar psychologische diepte kennen. Hij merkte dat het leren kennen van elkaar steeds trager ging, en dat ze in cirkeltjes terechtkwamen. Ergens liep alles vast en werd het routine. Hij besefte toen ook dat de geheimen waar hij naar op zoek was niet slechts in haar te vinden waren, maar ergens anders in de veel grotere natuur. Daarom is hij op een dag naar zijn zeilboot gegaan en trok verder de zee over tot een volgend eiland. 16. Het koppige geitje 1. Er was eens een koppig geitje wat niet naar haar vader en moeder wilde luisteren. 2. Vader bok had gewaarschuwd voor de wolf, en moeder bok had gewaarschuwd voor het ravijn, en ook hadden ze het geitje telkens gewaarschuwd voor de gevaren van de stad. Ze wilden niet dat het geitje door haar koppigheid van hen weggeroofd zou worden. 3. Maar het geitje kon het allemaal niks schelen. Vrolijk en dwars ging het geitje tegen alle goedbedoelende waarschuwingen van haar ouders in, en ging gewoon langs het ravijn en gewoon de stad in. Zo ging dat tijden goed, en voor het geitje was dat reden om er gewoon mee door te gaan. Maar op een dag raakte het geitje aan de rand van het ravijn verstrikt in een struik. Wat het geitje ook probeerde, ze kon niet loskomen. ‘Ach, ik vind wel een manier,’ dacht het geitje. ‘Even een nachtje erover slapen.’ Maar toen het nacht begon te worden

kwam er een wolf langs. Die zag het geitje en dacht : ‘Dat is nu nog eens een verrassing.’ 4. Het geitje was er niet blij mee, en voelde zich dom, dom omdat ze niet naar de goede raad van haar ouders had geluisterd. ‘Oh, was ik maar bij vader en moeder gebleven, en had ik maar naar ze geluisterd, want nu zit ik flink in de puree, met zo’n wolf dichtbij.’ 5. Maar de wolf dacht : ‘Ach, ik kan het geitje ook morgen opeten,’ en liep door. 6. Direct dacht het geitje dat het allemaal wel meeviel, en dacht er direct aan hoe ze naar de stad zou gaan als ze uit de struik zou zijn gekomen. Ze voelde haarzelf heel trots dat ze ontkomen was aan de wolf, en het scheen haar kracht te geven, en zo kon ze zich uiteindelijk losrukken uit de struik. Na een tijdje over het zand lopen naar de stad werd ze toch wel moe en ging slapen. De volgende ochtend kon ze geluiden van de stad al horen. Wat waren de mensen daar vrolijk. Zou er een feest zijn ? Trots ging het geitje de stad binnen, zoals ze altijd deed. Ze keek rond en zag de mensen feestvieren. ‘Zo hoort het leven te zijn,’ dacht het geitje bij zichzelf. ‘Niet die saaie ouders van wie niets mag en die overal gevaar in zien. Ik ben nog steeds springlevend.’ 7. Maar daar dacht een slager met een mes heel anders over. Hij zag het geitje en greep het direct en bracht het in een kooi. ‘Nou ja,’ dacht het geitje, ‘hier kom ik ook wel weer uit.’ Het geitje was immers heel koppig en dwars. 8. Het zoontje van de slager zag het geitje in de kooi, en zei tegen zijn vader : ‘Wat een leuk geitje, mag ik er mee spelen ?’ 9. ‘Even dan,’ zei de slager, en haalde het geitje uit de kooi. ‘Maar wel zorgen dat het geitje niet wegloopt. Doe het maar aan een touwtje. De slager nam ergens een touw vandaan en bond het om de nek van het geitje en gaf het andere uiteinde aan het kind. Het kind begon toen met het geitje aan het touw door de stad te lopen. Het geitje was weer enorm trots op haarzelf dat ze een mogelijkheid had om het kind te slim af te zijn. Het gaf haar kracht 123 dat ze telkens weer aan het gevaar kon ontkomen. Ze trok het kind mee naar een fruitkraam op de markt, en het kind liep achter haar aan, nog steeds het touw goed vasthoudende. ‘Oh, wat een lekkere bananen,’ zei het kind, ‘mag ik er een ?’ 10. ‘Je mag er zelfs twee,’ zei de marktvrouw die erg vertederd was door het kind en zijn geitje. ‘In elke hand één,’ zei de marktvrouw met een glimlach, en reikte de bananen aan. Het jongetje liet het touw vallen om de bananen aan te pakken, en daar nam het geitje goed gebruik van en rende weg. Het jongetje dacht alleen nog maar aan de bananen. 11. ‘Ik moet nu snel de stad uit, anders krijgen ze me weer,’ dacht het geitje bij zichzelf. Maar naar haar vader en moeder ging ze niet. ‘Ik kan lekker bij het ravijn blijven,’ dacht het geitje. ‘Wolven zijn geen probleem voor me.’ Het geitje was erg koppig en werd steeds trotser. Als een prinses ging ze terug naar het ravijn. Ze voelde haarzelf hoog verheven boven iedereen en boven haar ouders. Bij het ravijn waren twee wolven. Zonder vrees stapte ze op de wolven af, want de wolf had haar immers eerder ook niks gedaan. ‘Wat doen jullie hier ?’ vroeg ze aan de wolven. 12. ‘We waren op jou aan het wachten,’ zeiden de wolven. 13. ‘En waarom dan wel ?’ vroeg het geitje. 14. ‘Omdat het etenstijd is, en we hebben nog niks gegeten,’ zei één van de wolven. 15. ‘Ik kan net zo goed jullie eten,’ zei het geitje brutaal. ‘Gisteren had ik een wolf weggejaagd, en vandaag ben ik aan een slager ontkomen, dus jullie kan ik ook wel aan.’ 16. ‘Ach welnee,’ zei de andere wolf. ‘Dat was ik. Ik was gewoon een blokje om gegaan omdat ik nog geen honger had, en ik eet nooit alleen, dus heb ik mijn maat meegenomen.’ 17. ‘Goedzo,’ zei het geitje. ‘Twee lust ik er ook wel.’ 18. Daar kwam de slager aan met zijn zoontje in de

verte. ‘Ik moet weer eens gaan,’ zei het geitje. ‘Daar komen trouwens nog twee lekkere hapjes voor jullie aanlopen. Ik ben de slechtste nog niet.’ 19. De wolven zagen de slager en zijn mes en maakten dat ze wegkwamen, en ook het geitje ging er vandoor. Het geitje voelde zichzelf verheven boven alles en iedereen, en ze was zo trots, zo trots, dat ze de slager eigenlijk wel een lesje wilde leren. Daarom keerde ze weer om, en liep terug naar het ravijn, en ging de struik in waar ze eerder verstrikt in was geraakt, aan de rand van het ravijn. 20. ‘Ah, daar is het geitje,’ zei de slager. ‘Even uit de struik halen.’ De slager bukte en gleed met zijn hand in de struik om het geitje te pakken, maar hij kwam zelf ook vast te zitten en verloor zijn gewicht. Toen bungelde hij daar in de struik, half in het ravijn. ‘Ik ga wel hulp roepen, vader,’ riep zijn zoontje. 21. En zo was het geitje alweer ontkomen aan het gevaar. Koppig, trots en vol zelfvertrouwen en hoog verwaand ging het geitje terug naar huis. 22. ‘Waar ben je geweest ?’ vroeg moeder geit. ‘Heb je al die schrammen op je gezien ?’ 23. ‘Oh, het is niets, moeder,’ zei het koppige geitje. 24. ‘Je bent de hele nacht niet thuisgeweest,’ zei vader. ‘We hadden je nog zo gewaarschuwd.’ 25. ‘Het is niks, vader,’ zei het geitje brutaal. ‘Ik heb twee wolven gegeten, en een slager in het ravijn geduwd.’ 26. ‘Ja ja,’ zei moeder geit, ‘je hebt nog praatjes ook. Pas maar op, want dat gaat je een keer in de problemen brengen.’ 27. ‘Mij overkomt niks,’ zei het koppige geitje. ‘Ik ben de koningin.’ 28. Maar daar werd aan de deur geklopt. Het was de slager met nog een andere slager. Ze hadden beiden grote messen. 29. Vader bok zag het en schrok. ‘We moeten hier 124 weg. Ze hebben ons gevonden. Ze zijn je vast gevolgd. Snel, door de achterdeur.’ 30. En door de achterdeur vluchtten ze toen weg, diep het bos in. Daar waren de twee wolven ook. ‘Zijn dat die twee wolven die je hebt gegeten ?’ vroeg moeder geit aan het geitje. 31. ‘Nee, moeder, maar deze kunnen we ook wel eten,’ zei het koppige geitje. 32. Het geitje was niet kapot te krijgen. Daar kwamen de twee slagers ook aanlopen, en het kind liep achter hen met het touw. 33. ‘Had jij geen slager in het ravijn geduwd ?’ vroeg vader bok aan het geitje. 34. ‘Ja vader,’ zei het koppige geitje, ‘en deze twee kunnen we er ook wel induwen. Of misschien hebben de twee wolven wel trek in een hapje.’ 35. ‘Ik niet,’ zei de ene wolf. 36. ‘Ik ook niet,’ zei de andere wolf. 37. ‘Waarom niet ?’ vroeg het geitje. 38. ‘Heb je die messen gezien ?’ vroeg de ene wolf weer. 39. De wolven maakten het op een lopen. ‘Zie, ze zijn allemaal bang voor me,’ zei het geitje. 40. ‘Je raaskalt,’ zei moeder geit. De slagers grepen toen het koppige geitje en gaven het aan het jongetje, die het touw weer om de nek van het geitje bond. ‘Zo,’ zei de slager van het jongetje, ‘en nu niet meer loslaten. Dit is de laatste keer.’ 41. ‘Begrepen, vader,’ zei het jongetje. 42. En de vader en moeder van het geitje ? Die waren alweer naar hun huis gevlucht. Ze wisten dat ze niks konden beginnen met het koppige geitje. 43. En zo ging het koppige geitje mee met het jongetje, naar de stad. Ze kwam daar in een tuin terecht met hoge hekken, en moest in een hok

slapen. Op een dag groef ze een gat onder het hek door en is toen naar huis gegaan. ‘Het is bij jullie toch net iets beter,’ zei het geitje. 17. De twaalf zonen en stammen van Ismael 1. Het boek is geschreven om doctrine te ontvangen, om symbolen en enigma’s te verstaan. 2. De Heilige Vrees is de hoogste kennis, en niet alleen maar het begin van kennis. 3. Het volk geleid naar de honger in de wildernis om het volk zwak te maken, leeg te maken, zodat het de openbaringen van de Moeder kon ontvangen. Dit was ook om het volk te testen en te ziften. 4. Het is niet genoeg om alleen maar besneden te worden. We moeten ook doorboord worden. 5. Het zaad wat in bloed verandert, oftewel het bloed wat tot zaad wordt, is het teken van de overwinning over hebzucht. 6. Dit is geen werelds pad van overwinning, maar het pad, door de wildernis van zwakheid en uithongering. 7. De voorhangsels van Salomo waren een beeld van vrees. De vreze is het voorhangsel van de kennis. 8. Het mannelijke onbesneden verstand kan niet tot haar komen. 9. De leugen kan de waarheid nooit helemaal opslokken en vernietigen, totaal wegvagen. Er blijven altijd sporen van de waarheid achter. 10. De kwaaddoeners zullen zichzelf vernietigen. Zij dragen hun eigen vernietiging binnenin. 125 11. Mijn geliefde is mij een bundeltje mirre, hij zal liggen tussen mijn borsten de gehele nacht. 12. Borsten betekent vernietigen, sterk zijn, heersen, gewelddadig zijn. 13. Donker van huid ben ik, en bekoorlijk, dochters van Sion, als de tenten van Kedar, als de voorhangsels van Samuel. 14. De slaven-karavanen van Tema zien ernaar uit. Tema, de negende zoon van Ismael, is de opvoeding, en een betaalmiddel. 15. De Ismaelieten woonden in het gebied van Hawila tot Shur. 16. Tema en Adbe’el woonden in Hawila. 17. Dumah en Mibsam woonden in Sur. 18. Zij die niet in Tema zijn, zullen verloren gaan door de vloed. 19. Dit is de derde bron van Isaak, Rachab. 20. De twaalf zonen en stammen van Ismael : Ajuwth, de eerste zoon, is de vruchtbaarheid en de oorlogsvreugde. 21. Kedar, de tweede zoon, is de duisternis, de vuilheid, modder. 22. Adbe'el, de derde, is kastijding, tucht, scheiding. 23. Mibsam, de vierde, is woede, arena. Misma, de vijfde, is gehoorzamen. Duma, de zesde, is geboorte, kind worden. 24. Massa, de zevende, is een lastdier, trekdier, liederen van overwinning of verlorenheid, drager. 25. Hadar, de achtste, is belegering, omsingelen, bed, plaats van bed, bedden, voorhangsel, achter het voorhangsel, binnenin.

26. Tema, de negende, is opvoeding, voeden, uithongeren. 27. Jetur, de tiende, is omheining, insluiten, sieraden, ketting, rangschikken, rij, rij van tenten, kooi. 28. Nafas, de elfde, is rusten, ademnood, halsketting. 29. Kedema, de twaalfde, is teleurstellen, oer, origineel, bewaken. 30. Duma betekent stilte, leegte, oftewel : het terugkeren tot de wildernis, tot de paradijselijke oerafgrond, de moederschoot. 31. Duma is 'hij die tot de moederschoot brengt'. Ajuwth overweldigt de vijand. De tocht van Mibsam 32. De mannelijke suprematie zal sterven, maar in Mibsam, de grote arena, kunnen mannen wel groeien in heerserschap onder de tuchtraad van de Moeder. Mibsam is een sleutel tot het Yeshua geheimenis. 33. In de tocht van Mibsam door de onderwereld gebruikte hij Duma als sleutel tot de paradijselijke oorlogs-vreugde over de overwinning over de vijand, tot Ajuwth. Het is een tocht tot de baarmoeder. 34. Opvallend is dat dit een tocht is van tucht, Adbe’el, want de bestraffing leidt tot gehoorzaamheid, Misma. Daarom moet de tucht eeuwig zijn. 35. De betekenissen van het lijden zullen veranderen, en de gevoelswaarden zullen veranderen. 36. Ascetisme is iets eeuwigs. Er is een eeuwig verbond tussen pijn, bloed en zaad, zoals er een 126 verbond is tussen honger, sexualiteit, geboorte en dood. Dit zijn eeuwige elementen die in het grotere geheel geplaatst moeten worden, in de juiste verhoudingen. Dat is dan ook het doel van de tocht van Mibsam. 37. De tocht van Mibsam leidt onherroepelijk tot het bed, als beeld van de vruchtbaarheid. 38. Het bed is dus een plaats van oorlogs-inwijding of arena-inwijding. 39. Sarah is de twistzieke, spottende vrouw van Abraham, een beeld van de Tsarah, de grote verdrukking. Zij leidt tot Checed, de eeuwige tucht, het eeuwige visnet. 40. Mibsam komt tot de Tsarah, de uitstorting van de oorlogvoerende Moeder. 41. Hier vinden we de urim-thummim terug. 42. Wanneer wij daar staan, dan kunnen we de overkant zien. 43. Duma is het niet kunnen spreken, en het betekent ook vernietigen en wassen in de diepte. Wij moeten komen tot de heilige stomheid, Duma. Het is een plaats van het stilzijn en het wachten. Daarom is dit een belangrijk fundament voor het geestelijke woord. 44. Wij moeten gewassen worden in deze rivieren. Hier worden wij bekleed met het paradijselijke vuil, Kedar, de tweede zoon van Ismael. Dit is als een wassing. Vuil, Kedar, wast ons. Wij worden gewassen om los te komen van de schoonheid van de mensen die ons te gronde richt. 45. Leef zo dicht mogelijk bij de natuur, en ga een relatie aan met de paradijselijke diepte van God's natuur. 46. In de oorlog hebben we dit vuil, Kedar, nodig als een camouflage. Het houdt ons in de duisternis.

47. Ismael had twaalf zonen, wat dus ook twaalf oer-stammen zijn. De twaalf Ismaelitische stammen zijn nog wel ouder dan de twaalf Israelitische stammen. 48. De zesde zoon van Ismael, Dumah, betekent stilte en leegte. De derde zoon van Ismael, Adbe'el, betekent 'gekastijd’. Ismael is een oorlogs-zuchtig volk in de geestelijke oorlogsvoering, en in de zonen van Ismael zien we de bronnen geopend. 49. De geestelijke baarmoeder is in die zin dus oorlogs-zuchtig, en zond Ismael uit om het volk terug te brengen aan haar voeten, en de vijand onder haar voeten. Ismael is ook een groot teken van oordeel. 50. Mibsam is de vierde zoon van Ismael en betekent : een beeld van woede. 51. Deze komen weer terug in de bronnen van Isaak : De eerste is Esek, als Mibsam, woede, arena. De tweede is Sitna, als Adbe'el, kastijding, tucht, scheiding De derde is Rachab, als Tema, opvoeding, voeden, uithongeren, markt. 52. De vierde is Seba, als Dumah, jacht, geboorte, kind worden, onmondig. 53. Seba, oftewel Dumah, de zesde zoon van Ismael, leidt dus tot Esek, oftewel Mibsam, de arena. 54. Esek-Mibsam leidt dus tot Rachab-Tema, tot opvoeding, verhongering, door hongervoedsel. Dit leidt tot Sitna-Adbe’el, de tucht. 55. Oorlog en honger zal komen, en de man zal onderworpen zijn aan de voeten van de geestelijke baarmoeder. Alle knie zal buigen en elke tong zal belijden. De man zal weer een kind worden. 127 56. Ahn veroverde het zwijn van het paradijs. Hij sloot hen op. Hij stal de openbaringen van de geestelijke kennis. 57. De ongehoorzame, de rebellie, de afgeweken man, stort zich neer aan de voeten van de levengevende baarmoeder om deze met kostbare olie te zalven, wat myron is, wat komt van marar, bitterheid en woede. 58. De man wordt weer een kind in de moederschoot als een wedergeboorte, en ligt aan de voeten van de geestelijke moeder, waar hij weent en zijn geestelijke woede uit. 59. Rebekka was een beeld van de levensbron, de poort tot de onderwereld. De man komt tot wedergeboorte, om deel te hebben aan de geestelijke oorlog. 18. Hoe lieflijk zijn de voeten die jacht maken op het oervlees 1. Ruth viel aan de voeten van Boaz in slaap. Boaz is ook de naam van één van de voorhangsels. Ruth betekent lust tot geestelijke kennis. 2. In het Aramees is dit vallen van Ruth het vallen in de oorlog, als een beeld van de man die in de oorlog valt aan de voeten van de amazone, om zo door haar ingewijd te worden tot de geestelijke kennis. 3. Geboorte door de geestelijke baarmoeder is het doel. 4. Deze kinderen worden opgevoed door het hongervoedsel. Deze verhongering is belangrijk. We

zagen dat de verhongering leidt tot bepaalde zwellingen, om doorgang te geven aan de geestelijke kennis, en dit zal gebeuren door hongerspasme. 5. Deze spasmes van de honger zullen pezen en lichaamsdelen laten samentrekken, onbeheerst, onwillekeurig, tot geestelijke gehoorzaamheid. 6. Verder in de diepte van de wortel van Ruth betekent het 'zuigeling', 'grazen', 'zuigen' (ra'ah). Ruth is het beeld van de mannelijke zuigeling, de zuigende, de grazer. Het hongerspasme zal dan afrekenen met de suikerafgod. 7. Tema is de negende zoon van Ismael. Ismael werd door zijn moeder gevoed door de levensbron. Tema betekent wildernis. Zo worden de ongehoorzame mannen geestelijk gehoorzaam aan de levensbron. 8. De levensbron is het grote geheimenis van de zondvloed. 9. Het is de opslagplaats van de geestelijke kennis. De behemah, de voor-paradijselijke wilden, droegen zulke hoofdtooien. 10. Veren betekenen strijd, oorlog in het Hebreeuws. Veren zijn de opslagplaatsen van de geestelijke kennis. 11. Veren zijn vruchtbaarheids-symbolen van geestelijke scalpering en besnijdenis. 12. In het Aramees als Sara zijn veren ook beschreven als 'haar' of 'scalpen'. Scalpen verbergen de geestelijke kennis. 13. Sara als het Hebreeuwse Zara, en Zera komt voor in de derde scheppingsdag, waarin de kinderen worden geschapen. 128 14. Zara betekent ook scheiding. Het wijst op het kinder ras, zij van de eeuwige jeugd, en van de scheiding. Zij zetten Isaak en Ismael tegen elkaar op, zoals Rebekka dat deed met Jakob en Ezau. Ook Golgotha heeft deze betekenis, als plaats van haar en scalpen. 15. Ahn is ook een beeld van de voeten van de moeder, als het oordeel. Het terugkomen van de baarmoeder op de olijfberg, waarop haar voeten zullen staan is als een beeld van olie, de woede waarmee de gevallen ongehoorzame haar voeten zou zalven. 16. Er zou een uitstorting van de levensbron komen, met honger. 17. Geestelijke oorlog en honger zou komen, en de man zou onderworpen zijn aan de voeten van de levengevende baarmoeder. Alle knie zou buigen en elke tong zou belijden. 18. Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene die jacht maakt op het rund van het vlees. Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene die heil verkondigt, als zijnde de tucht en de bestraffing. 19. Een man verlaat zijn ouders om zich te verenigen met zijn vrouw, en zij zullen tot een vlees zijn. 20. Hij zal terugkeren aan de voeten van zijn vrouw. Er is niets dat de vrouwelijke kant van God kan vervangen, de zachtheid, de scheppings-orde, de baarmoeder. 21. Hij kwam voort uit deze en zal terugkeren. En bij het visnet werd hij als haar. 22. Het is deze kwaliteit die iemand maakt tot een gelovige.

23. Zij is de treder van de wijnpers. Ze schept door vernietiging, door het betreden van de druiven, en dan is er gewoon zachtheid. 24. God is een vrouw, dat is de boodschap van het Woord. Als we niet terugkeren naar haar voeten, zullen we niet scheppen. Haar voeten zijn de bron van alle schepping van de hemelen. 25. Ahn onderwierp de vijanden van God. Ahn is een beeld van de voeten van God. 26. De schoot van de vrouw vertegenwoordigt dit visnet waarin sprake is van wedergeboorte. 27. Ahn zal ons leiden tot de moederschoot. Er zijn tijden dat de boog slap is, en tijden dat de boog gespannen is. 28. Ahn kreeg het schild van de bestraffing, en sprak dat de kastijding hem kinderen heeft laten voortbrengen. 29. Discipline is dus een vruchtbaar iets in de strijd. Om zijn vijanden te vervolgen moest Ahn zijn vijand bestuderen, en aanhoudend blijven volgen. 30. Ahn beging het pad van Job, het pad van de vruchtbaarheid. 31. Job moest de beesten van het vlees verslaan. 32. Ook Ahn moest de beesten van het vlees berijden en overwinnen, met het mes van de besnijdenis. 33. Ook moest Ahn de tongen van het beest van vlees afnemen, om die aan zijn riem te hangen. 34. De tong van het beest van vlees manifesteert zichzelf als een valse messias om de oude wegen tot Ahn te verbergen, en te veranderen. 35. Het kwam om tijden en wet te veranderen. Het zou worden tot een haan, die ook te vinden zou zijn 129 op de toppen van de kerken. De haan zou aanbeden worden. 36. De wereldse heersers waren geinteresseerd in vechthanen voor de markt, om het volk te amuseren, blind te houden, afgeleid, zodat de elite de controle zou kunnen bewaren. 37. Door het ontvangen van het vlees ontving het volk de tongen van het vlees. Deze tongen brachten verdeeldheid. Dit was altijd het mandaat van de wereldse heersers : 'Verdeel, en heers.' 38. Aima is de bloedvergieter, oftewel Ahn. Ahn leidt helemaal terug tot de bron in het paradijs, waar de bronnen van bloed zijn. Door het bloed van de vijandelijke prooi te drinken worden de grondvesten van de aarde getoond in een openbaring. 39. In de wortels betekent Adamah bloed, plaats van bloed, Adam, van Adamam, niet kunnen spreken, en het betekent ook vernietigen en wassen in de diepte. Wij moeten komen tot de heilige stomheid. Het is een plaats van het stilzijn en het wachten. Daarom is dit een belangrijk fundament voor het geestelijke woord. 40. Het is de plaats waar de Aphar, het paradijselijke vuil, naartoe leidt, wanneer wij dieper graven in het paradijs. Wanneer wij op de Aphar staan, dan kunnen we de overkant zien, de Adamah, de diepere laag in de grond. 41. Het ware wassen gebeurt in het bloed van de vijand. Het was het bloed van van vee van het vlees, van de zondemacht. Het was een teken van overwinning, een Ahnitisch teken. 42. Ahn is de personificatie van de Adamah, de geestelijke bloedvergieter, Aima in het Grieks. 43. Ahn werd geschapen door de levengevende baarmoeder als de vellen van haar grot en hut, als haar voorhangsels, de huiden van geslacht vee,

waarmee ze bedriegers kon afleiden, opdat zij haar niet konden vinden. 44. Er is grote afstandelijkheid in de levengevende baarmoeder. Zij valt niet te verbidden. Zij is vaginaal, en is ver van het religieuze verwijderd, maar dit is haar kooi. Zij heeft deze kooi zelf geschapen. Dat is de grote paradox. 45. Alles moet met stomheid geslagen worden, te beginnen in ons eigen leven, zodat God over kan nemen. Wij moeten diep doordringen in de Adamah, in Ahn, voor deze reden, om Adamam te ontvangen, waardoor alle stemmen in ons gedoofd worden, zodat alleen God spreekt. 46. Wij moeten met Adamah, Ahn, bewapend worden, na door Adamah ontwapend te zijn, onze stem hebben verloren. Dit zijn serieuze dingen. Wij zullen namelijk voor elk ijdel woord geoordeeld worden. 47. Allereerst moeten wij de verlammende vreze des Heeren ontvangen wat ons niet meer laat durven spreken, bang om een ijdel woord voor God's aangezicht uit te spreken. 48. Eén ijdel woord kan een heleboel kapot maken, voor een hele lange tijd. Wees zelfs bang om te ademen. Wat ademen we wel niet allemaal naar binnen ? Wij moeten de heilige ademnood ontvangen. 49. In Adamah, Ahn, is er doorgang. Wij leggen alles op Adamah, en laten alles achter ons, om de geestelijke bloedvergieter, de Aima, te omhelzen. 50. Adamah, Aima, oftewel Ahn zal terugkeren, en de wateren zullen in bloed veranderen. Ook de maan, het licht, zal in bloed veranderen, en de zon zal duisternis worden. Wij zullen allemaal terugkeren tot de Adamah, Ahn en de Aima, de geestelijke bloedvergieter. Niemand zal aan de 130 Adamah, Ahn, kunnen ontkomen. 51. Wij moeten aan ons religieuze zelf sterven. Het varken van het vlees, van de zondemacht, moet dood. Haten wij dit varken wel ? Hebben wij wel genoeg oorlogslust om met dit varken af te rekenen ? 52. Adamah, Ahn, leidt tot zijn diepte, tot de Adamam, de heilige stomheid, de wachter van de mond, en tot het geheimenis van de Adaham, de paradijselijke vloed en overweldiging. 53. Nadat wij door Aphar zijn bekleed worden we daar naartoe geleid. 54. Het is het werk van de Urim om met de Thummim in verbinding te komen. 55. Ahn bad tot de grote baarmoeder (racham) van God. Hij vraagt of de kastijding over zijn zonden weggenomen mag worden, of Pesha weggenomen mag worden. Daarna wordt er de kastijding van verlamdheid besproken, Avon. Ahn vraagt om Kabac, een wassing, maar dit betekent ook betreden worden. 56. Het is duidelijk dat Ahn worstelt met de kastijding, zoals de sobere, vragende of de drinkbeker van het lijden aan hem voorbij mag gaan. Hij vraagt om Taher, de rituele wassing, om vrij te komen van het verloren zijn, van eenzaamheid. Daarna vertelt hij dat hij voortgebracht was in de Avon, de kastijding van het verlamd zijn. Hij was voortgebracht als een verlorene door zijn moeder die met beesten lag, Yacham. 57. De omgang zal gaan in en door de Vreze des Heeren. Dit is hoe een profeet werkt. God's werken zijn te vrezen zijn. Alle onderwerelden zullen buigen voor God hierom. Ook zijn God's werken tot

de kinderen van Adam te vrezen. hoog aangezien, als iets positiefs. Het is een manier voor Ahn om zich te verliezen in God als vrouw. 58. Dit is waar Adam voor staat, waar het oordeel naartoe leidt. Wenen betekent dat de tranen van de levensbron eindelijk de hersenen hebben bereikt, en hebben laten overstromen. Wenen brengt tot een andere realiteit. 59. De rinnah, de oorlogsvreugde en overwinningsvreugde en yehuwah, overwinning, zijn in de wildernis, in de tent van wilde beesten, in het zuiden, in het offeren. 60. De mannelijke traan is één van de grootste geheimen van het mannelijke zaad. Zonder deze traan zouden mannen nog steeds een groot gevaar zijn. Door de mannelijke traan is de sterke geest van de man verbroken. Alleen zo kon het vrouwelijke ras overleven. 61. Dit is de Jaspis, de Jasper, de steen van Benjamin, oftewel de Yashapheh, wat ook zachtheid betekent, en staat voor de scheppende kracht van de heupen. 62. Hij was de getredene, maar ook de treder. Ook is deze steen de steen van Zilpa, de steen van tranen. 63. Het bereid voor op de geestelijke oorlog. Het bewapent de strijder, vervuilt, verft, doorboort, de strijder, door rituele insnijdingen. 64. De geestelijke baarmoeder is de besnijder. De geestelijke baarmoeder bereid voor op de oorlog. 65. Het is ook de ontwapening, die ons eerst tot de leegte brengt. Alle wapenen van de boze zal Zij afdoen. 66. Ahn verlangde naar God, smekende, in een woeste wildernis, waar geen zaad stroomde, waar geen levensbron was. 67. Checed, de eeuwige tucht, is beter dan het leven en behoudenis. De eeuwige tucht wordt dus heel 131 68. Hij werd bewapend met vergif, als een oorlogswapen, of een jachtsgif (risi). 69. Ahn werd ingewijd in de baarmoeder van God. Dit gebeurt door gata, het uitstorten van tranen. 70. In de inwijding op het bed gemaakt van dierenhuiden, wordt de rituele oorlogs-verf aangebracht in verschillende patronen. In het Aramees gebeurt dat met damat, wat tranen betekent. 71. Ahn maakt Haar voeten nat met tranen, waar hij ook tot zwakheid komt. Dit proces is msy, mosy, waar ook het woord Mosheh vandaan komt, Mozes. Mozes moest het volk uitleiden, door de wildernis, waar ze verzwakt en uitgehongerd worden, om zo in de kracht van God te komen. 72. Ahn had een ontmoeting met de uitstorting van de tranen. Zoals we zagen heeft dit te maken met het bloedvergiet en het zaad, als een belangrijke vorm van exorcisme. De vijand is diep in ons lichaam, en de uitstorting van tranen is een manier om de vijand uit te drijven. Ook is het uitstorten van tranen een manier om tot de leegte te komen, en tot een hoger niveau. 73. Daarom is het uitstorten van tranen iets waar we ernstig naar moeten streven. Een geestelijke gehoorzame die zijn tranen niet uitstort zal ten onder gaan. Alleen door de traan zal er toegang zijn. 19. In de Duizen 1. Dit zijn spreuken om doctrine te schenken aan de geestelijke gehoorzamen, aan de Na’ar.

2. Het boek is geschreven voor zulke geestelijke gehoorzamen, om doctrine te ontvangen, om symbolen en enigma’s te verstaan, om sieraden te ontvangen, wapenen, werktuigen, en gerei van overwinning. 3. In het boek gaat het over het ontvangen van de Wet en de bijbehorende kastijding. 4. Het is een opmeter en een maatstaf. 5. Als wij het niet volgens de Wet doen, dan zullen we schuldig staan aan misbruik. 6. Daarom moest de wet om het volk van God gedaan worden als sieraden ter herinnering, als spreuken. 7. Er is veel misbruik geweest, en God walgt van de voeten der mensen. De voeten van de vijand zijn overmoedig, haastend om kwade dingen te doen, tot het vergieten van bloed. 8. De vijand zal verbrijzeld worden onder de Voeten van de geestelijke baarmoeder, en we zien dat dit allemaal zal gebeuren doordat de voeten van de vijand verbrijzeld zullen worden. 9. We zien dat de voeten van de vijand geen eenheid vormen, maar in verdeeldheid leven als ijzer vermengd met leem. 10. Alleen door de geestelijke baarmoeder zullen wij macht over de vijand hebben en de vijand verbrijzelen. 11. Juda hakte de tenen van de vijand af als een beeld dat de vijand zijn evenwicht verliest. 12. Uit Juda is Ahn voortgekomen, en uiteindelijk de Messias, dus Juda is van fundamenteel belang. 13. Juda is één van de poorten van het hemelse 132 Sion. 14. Het is allemaal om het verstand te oordelen, en het letterlijke, als een teken dat betekenissen zullen veranderen. Woorden, wetten en ideeen zullen veranderen. 15. Openbaring staat gelijk aan naakt in ballingschap gaan, en dit is de opslagplaats van de levensbron. De sobere kwam tot de naakte ballingen van Telabib, wat de geprezen opslagplaats van de vloed, van de levensbron, betekent, aan de oer-rivier Kebar. Aan deze rivier kreeg de sobere zijn openbaringen, als een beeld van het naakt worden en onder de voet geplaatst te worden. Hij bleef afgezonderd daar, als een wilde. 16. De sobere werd opgeroepen om een dienstknecht te worden aan de heilige voeten van Moeder God, zodat Zij tot hem spreekt. Het is de sleutel tot het geestelijke woord. 17. Judah kwam in hem, de heilige duisternis in het Aramees, honger, als tegengesteld aan het materiele, en geheel binnen het profetische visioen. 18. De geperste druiven zijn het zaad, de vrucht van het oordeel, en het oordeel zelf, want het oordeel brengt oordeel voort. Dit zaad was altijd de stam Ruben. 19. Door Judah komt Shama die gevoelig maakt voor de stem van Moeder God, en maakt dat hij daaraan gehoorzaamt, als 'horen en gehoorzamen'. 20. Sama is de profetische leidraad die het Woord omzet in acties, als de kracht tot gehoorzamen. 21. Dabar bestaat uit de geboden, waarschuwingen, bedreigingen, liederen en beloftes. 22. De sobere wordt aangesproken als zoon van het rode volk, de tucht, het Oud-Amerikaanse,

Indiaanse volk. Hij werd gezonden tot Bayith. Hij ontvangt een certificaat van scheiding, met zuchten en liederen daarop. 23. Hij krijgt Dabar, het Goddelijke Woord, in de vallei. Het teken begint te spreken, Dabar voortbrengende. 24. Hij moet zich opsluiten in zijn gevangenis in de onderwereld, Bayith. 25. Daar zullen ze een strijder van hem maken, Acar. Ze zullen gordels omdoen als een wapenrusting, gordels aan de lendenen, heupen, tot voorbereiding van de militaire dienst. 26. Dan volgt de hoofd-besnijdenis. God haalt het volk neer door de hoofd-besnijdenis, de honger en de koorts, door het teken. 27. Het zaad is in de diepte een oorlogszaad en een jachtszaad. Dit vloeide door de mens heen in het paradijs. 28. De sobere moet tot de boog komen. 29. God is de moederschoot. Wij moeten komen tot de moederschoot, anders hebben wapenen geen enkele zin. 30. Dit is de belofte van de stam Ruben, het geestelijke zaad. 31. De geest van Goliath maakte een valse teststeen. Hiermee misleidde hij de aarde. 32. Zij hebben een vals boek des levens opgericht, waaraan zij alles toetsen. 33. Goliath smeedde dit onheilige verbond om de sleutel van kennis weg te kappen, en zo verloor het zijn betekenis, zodat mensen het letterlijk namen. 133 Mensen verloren zo het grotere geheel en alles ging zijn eigen leven leiden. 34. Het is het getal van een reuzen-opperhoofd. Deze maakten ze van suiker, om zo een misleidend produkt te hebben, om de mens af te leiden van de ware moederschoot. 35. Het is een oorlog tegen deze suikermannen. Zij stellen de valse moederschoot voor, voor een valse schepping. 36. Zij bieden zich aan als suiker, maar zullen hem die toegrijpt langzaam in de dieptes trekken om hem helemaal over te nemen. 37. Zalig zijn hen die de geestelijke kennis als hun lust hebben. 38. Een man staat niet boven een vrouw, en een vrouw niet boven een man. Zij zijn gelijkwaardig, maar van binnen heeft iedereen een man en een vrouw, als symbolen. De man moet terugkeren tot de moederschoot om een ontmoeting met de moeder te hebben, om zo weer kind te worden. Dit gebeurt binnenin. 39. Een man zal over de zuivere nederigheid moeten beschikken alvorens tot een vrouw te naderen, maar dat begint in hemzelf. 40. De bomen van het paradijs houden verband met het martelaarschap. Zij brengen vruchten voort die ten eerste hallucinaties opwekken, en ten tweede is hun aanblik al visioenen opwekkend. 41. Het primitieve en paradijselijke beginsel is het visnet, als bron van al het leven. 42. Er was een scheiding tussen Eden en de

paradijselijke berg van de amazonen, die befaamd waren vanwege het verslaan van reuzen. 43. De vrouw kwam door het paradijselijke orakel, in zicht van de man, oftewel : Zij werd geopenbaard. 44. De 'dochters der mensen', de nakers, zijn 'genezers'. Zij genezen boze geesten, zij genezen de Nephilim wanneer dezen thuis komen van de oorlog. Zij hebben hun rijk gebouwd op genezing en niet op tucht. 45. De Nephilim werd voortgebracht vanuit het slangenzaad, de giftige vrucht. Dit zijn 'de dochters der mensen' uit Genesis, de nakers, een ander ras van boze geesten, om de Nephilim groot te maken. Dit zijn geen echte mensen of vrouwen, maar monsters. Zij ondersteunen en vereren de mannelijke superioriteit, en zijn dus verraders van het vrouwelijke geslacht. 46. Het zaad van de slang is het zaad van tovenarij, het materialisme. Zij wilden reuzen scheppen om over vrouwen te heersen, zodat de geestelijke baarmoeder niet zou kunnen spreken. Nephilim betekent tirannen. De 'dochters der mensen', het andere ras van boze geesten, de nakers, moesten vruchtbaarheid geven aan deze bloedlijn, en dat kon alleen maar als deze monsters zich als vrouwen zouden vermommen. Zij verlustigen zich in kracht en macht. Zij vormen de valse baarmoeder van de nephilim. 47. De 'dochters der mensen' zijn levensgevaarlijke monsters. Zij wisten de weg tot de baarmoeders te vinden om vlees te worden, en verkregen een grote positie in de onderwereld. De verboden vrucht is vergif, de slangenbeet, valse medicijnen die hun oorsprong niet in de geestelijke kennis hebben, maar in hekserij. 48. In het Aramees waren deze 'dochters der mensen' eieren. Zij waren dus eieren van de slang. Zij werden bestempeld als 'goed' in de zin dat ze mensenbehagers waren van het systeem. Zij moesten het systeem grootmaken. Daartoe waren ze uitgezonden. Er was dus een heleboel misleiding gaande om deze zogenaamde kunstmatige nepvrouwen deze status te geven. 49. De vermagerende melk voor jongetjes was de reden dat Var een vrouwenplaneet was. Ook Egau, in al zijn kracht en pezigheid, kon nooit zo sterk worden als een vrouw, door deze melk. 50. Het moest door jongetjes en ook mannen gedronken worden. Op Var werden ze hiertoe gedwongen, anders zou de toekomst van Var in gevaar zijn. 51. Het was op Var verboden dit te weigeren. Mannen die klaagden omdat ze deze stof moesten drinken werden zwaar gestrafd. Er was voor een man die weigerde niet veel hoop. Hij kon doodgeslagen worden, of zwaar verminkt. 52. Een vrouw die dit principe verwaarloosde en het ongeoefend liet kon daarvoor de doodstraf betekenen, of verbanning naar Kidde, waar alle mismaakte en verwaarloosde vrouwen woonden. Ook kwam het vaak voor dat van overtreders van dit gebod hun voeten werden afgehakt. 53. De melk zorgde ervoor dat bij de mannen slaafse lusten werden opgewekt, bijvoorbeeld tot het doen van slavenwerk, zoals de jacht, tent-diensten, en vechtszucht. Het trok de pezen strak aan als een gespannen boog. 54. Vrouwen die werden afgekeurd om de man voeding te verschaffen werden vaak verbannen naar Kidde, waar ze moesten leven van mannenvlees. 134

Voor veel vrouwen was dit een enorme vernedering. Maar ook waren ze vaak allang blij dat ze niet de doodstraf hadden gekregen. Nu moesten ze hun geld verdienen met kannibalisme. Ook mannen werden speciaal voor deze vleesmarkten geselecteerd, en waren niet meer dan fokdieren. Ze werden in kooien van grote fokkerijen gestopt waar ze werden vetgemest, totdat ze werden geslacht. 55. De moeder hyena zit op haar troon. Ze heeft Var veroverd, ze heeft alle kinderen in gevangenschap genomen, en doodde veel van hun vaders. 56. Ze had gezien de val van hen die de afgod dienen, hoe ze vielen in de dieptes van Var. Ze had gezien hoe ze in hun val veranderden in valse, bedrieglijke hyena's, nep hyena's, de nakers of naker meisjes. Ze waren meestal weglopers, losgebroken uit hun slavernij tot mannen, maar hun gedachten waren nog steeds verslaafd aan mannen. Daar waar hyena's sterk, groot, donker en mooi waren, waren de nakers lui, zichzelf niet goed voedende, vanwege het ontbreken van de jacht, en vanwege hun fetish hun mannelijke slaven te voeden, die hen onder controle hielden door hun grote, overvoede lichamen die buiten proportie waren. Ze waren slaven van deze mannen. 57. Een hyena zou mannen nooit voeden op deze manier, maar hen eerder laten verhongeren om controle over hen te nemen. Veel van de naker meisjes werden terug naar de steden gesleept, verward als ze waren. Ze waren niet geboren in de rimboe, en normaal gesproken zouden ze er niet te lang kunnen blijven. 58. In het boek wordt bestraffing en kastijding gezien als het inbrengen of inprinten van het testament, Puodan, Puodana. De soberen worden opgeroepen om te leren luisteren. 59. Het begint in de geestelijke verlamdheid waarvanuit we de geestelijke kennis moeten 135 ontvangen. 60. De volkeren worden vertrapt en onderworpen door de voeten van de wederkomende oerafgrond, de moederschoot, als het loskomen van de woeste oermoeder van Var. 61. Het was het resultaat van oordeel, van de paradijselijke vloed en overweldiging. Het zijn de diepere bronnen en fonteinen van het paradijs. 62. Het is een rivieren-gebied, en een gebied van gesteente. Het is het geheim van het geestelijke zaad, de vruchtbaarheid. 63. Het wordt door haar uitgezonden om ons te onderwijzen, om ons kennis en zintuig te geven. Het leidt terug tot haar, de opgeslagen kennis, tot de geestelijke boeken. 64. Zij wordt geopend aan het einde om de levenden en de doden te oordelen. Zij bewaakt de geheimenissen van de geestelijke moederschoot. 65. Zo zijn dan de Sukkal en de Sappil het laatste oordeel. Zij behoren tot de rituele slachtplaats. Het houdt de eeuwige jacht verborgen. 66. In Sappil worden wij toegerust tot de jacht. 67. De varkensvorst moet van de berg van de moeder kennis worden afgeworpen. Zo kunnen wij Sukkal rijkelijk ontvangen. 68. Kanaan betekent de doorboringen. Het zou leiden tot de openbaring van de moeder kennis. 69. Mozes moest het gebruiken om de Israelieten te redden.

70. Ragnarok zal het einde betekenen van de varkensvorst. Ragnarok, een vooral Vikingse naam voor Armageddon, de eindstrijd, werd ook wel Gotterdammerung genoemd door de Germanen. 71. Yeshua is in de wortels van het Grieks de moederschoot, oftewel het principe van de vruchtbaarheid. Daar zijn lagen overheen gebouwd, verhalen overheen gelegd. 72. Op Var komt dit verborgen principe weer naar voren. Wanneer een mens sterft, of wanneer zijn ziel op een andere manier ontvoerd wordt, dan komt men in de baarmoeder van de planeet Var. 73. De planeet scheen geleid te worden door een andere planeet, de Duizen, wat als een geheimenis daar hing, zo groot, zo rood. 74. De Duizen werd aanbeden door de indianen hier. Zij waren wilden. Zij droegen zorg voor de planeet en voor de Duizen. De Duizen scheen contact met hen te hebben. 75. De Duizen werd aanbeden, en het scheen hen zulke instincten te geven. 76. De Duizen, hangende als een baarmoeder boven Var. Het was een baarmoeder. Ik werd in haar gezogen, en mijn geheugen werd gewist, laag voor laag. Ik begon te krimpen, en werd een kind, en daarna een baby. Ik was haar baby, van de Duizen. Ik kon niet herinneren, alleen ruiken. Maar niets drong tot mij door. De baarmoeder verslond mij, en bouwde mij opnieuw op. Het gebeurde in de diepte van het universum. 77. Zij verslond mij, dit wilde beest. Er was niets wat ik kon doen. Ik was hulpeloos, als een hulpeloos kind. Ik werd opnieuw geboren. Maar het was slechts een deel in mij, want ik was een man. Aan de ene kant van de dag was ik een kind, en aan de andere kant was ik een man. Het was een cyclus. 136 78. Door de Duizen worden zij geleid tot Var. Hier groeien zij op, en zijn voor altijd haar kinderen. 79. Ik zag een wit gesteente voor me, van onvoorstelbare pracht. Het gesteente bleek mijn gedachtes te wissen, en gaf mij nieuwe gedachtestructuren. Het gesteente, ver superieur aan aards diamant, was genaamd vara. Het gesteente leek een zoetheid in mij op te wekken. 80. Ik was in de Duizen, de baarmoeder van een planeet genaamd Var. Eigenlijk was het een extra planeet, maar het leidde tot Var, een planeet waar vrouwen regeerden. Het vara-gesteente gaf mij nieuw leven, door het oude leven te vernietigen, weg te wassen. 81. Door het vara gesteente was er geestelijke leiding. Het was allesverwoestend gesteente, maar het gaf nieuw leven. Het vara gesteente was onverbiddelijk. Haar wetten moesten gehoorzaamd worden. 82. Men komt door de Duizen tot Var. 83. Als de moederschoot is weggedrukt, verborgen gehouden, ontkent, is er geen wedergeboorte, en is er alleen veroudering in al zijn afschuwelijke vormen. Het zijn oude geesten die niet tot de vernieuwing van de geestelijke kennis willen komen. Zij verachten het geestelijke proza, en staren zich helemaal blind op hun canon, en daarmee is het af. 84. Daarom is Var van levensbelang, het ingaan door de Duizen. 85. Het grote kwaad leidde dus tot de onderdrukking van de moeder, en veranderde de taal. 86. Taal is een vorm van hekserij, het speelt in de hoofden, houdt dingen verborgen. Daarom is taal

gevaarlijk. nihilisme, het niet willen leren. 20. De ontsnapping en stammenvorming van vrouwen 1. Uit de oermoeder van de wateren werd alles geboren. 2. Aardlingen werden ontvoerd van de planeet aarde om slaven te worden op een soort spiegel-aarde. Vooral vrouwen waren het doelwit. Zij werden als minderwaardige wezens neergezet die alleen maar vervulling vinden in het slaaf zijn van de man. Daarmee wordt natuurlijk gedoeld op de verwesterlijkte vormen van de woestijn-religies, de patriarchische religies. 3. Volgens Paulus moesten vrouwen stil zijn en zich onderwerpen aan de man. Profetisch gezien valt dit natuurlijk wel te gebruiken. Met wat analyse, context en doorvertaling komen we dan uit op de stille Maria die aan de voeten van Jezus neerboog om te luisteren naar goddelijke woorden, in tegenstelling tot haar zuster Martha die al maar heen en weer rende. Maria had dan het goede deel gekozen, maar ook dat moet dan door de gegeven sleutels worden doorvertaald. Zo komen we uiteindelijk bij de onderwerping aan de geestelijke moeder. 4. Er zijn ver afgeweken en pervers geworden spiegelingen van het Ware. Letterlijk genomen is het grote onzin, en zal verbroken worden. Alleen in het geestelijke heeft het betekenis. 5. Vrouwen worden tot slaaf gemaakt in de steden, om plezier-objecten te zijn voor de mannen. Dit beeldt de consumerings-slavernij uit, waardoor de mannen dus ook slaaf worden. Alles draait om geld en genot, en daar handelen de hogere geesten dan in, maar in diepte is dit de zelfvernietiging, het 137 6. Het mooie is dan, wat eerlijk gezegd moet worden, en wat ook heel profetisch is, dat hieruit een ontsnappings-tocht is. Vrouwen worden zo gek van deze onderdrukking dat zij vluchten naar het oerwoud, wanneer zij daarvoor de kans zien. 7. In het oerwoud zoeken zij elkaar op, en vormen stammen. 8. Het zal de macht van de markt verdrijven en verbreken, en zal de rijder op het monster vernietigen en verslinden. 9. Het is een gedeelte van een lied of psalm, als een spreuk, een incantatie van de behemah, van de oermensen. 10. In het Aramees zijn dit de hayewta. De Hayewta waren de oorspronkelijke bewaarders van het paradijs, van de onderwereld. 11. Ook zijn de Hayewta de bewaarders van het mes. 12. Het bloed van de vijand is opgeslagen in het mes. In de Puem, het mes, zit doctrine verborgen. 13. De Hayewta komenn voort uit de Krips, Betelgeuzische bewaarders. 14. De test leidt tot de Urim en Thummim. De eeuwige vergetelheid 15. Ik kwam aan bij een stadje genaamd Kidde. Ook dit stadje herinnerde ik mij plotseling. Hier werd mannenvlees verkocht. Het stadje werd bestuurd door een vrouw met één oog, Minka. 16. Het was een erg armoedig stadje, en mannen

werden hier gekweekt puur voor hun vlees. Ze werden vetgemest. 17. De vrouwen die hier leefden hadden een zieke geest, vaak met een lichamelijk mankement. Ze waren vaak vanwege hun mankementen verstoten uit andere steden, dorpen en kampen. De stad stonk vreselijk. 18. De vrouwen waren over het algemeen geen jagerinnen, maar werden gedreven door een handelsgeest. Ze kochten mannen voor de vleeshandel, alhoewel het overgrote deel van Var geen handel met hen wilden drijven. 19. Ze werden veelal veracht. Ik hoorde het geween van mannen in de verte, en vanwege mijn herinneringen die terugkeerden wilde ik hier niet langer blijven. Ook was ik bang om in de handen te vallen van deze vrouwen. Dat was wel het ergste wat ik me kon voorstellen. Ik liep door. 20. Vele vrouwen uit Kidde waren kreupel en velen hadden hun tanden verloren. Ik voelde me beter toen het stadje Kidde uit zicht was. Weer kwam ik in een wildernis terecht.' 21. 'Kidde, waar alle mismaakte en verwaarloosde vrouwen woonden.' 22. 'Kidde, waar ze moesten leven van mannenvlees. Voor veel vrouwen was dit een enorme vernedering. Maar ook waren ze vaak allang blij dat ze niet de doodstraf hadden gekregen. Nu moesten ze hun geld verdienen met kannibalisme. Ook mannen werden speciaal voor deze vleesmarkten geselecteerd, en waren niet meer dan fokdieren. Ze werden in kooien van grote fokkerijen gestopt waar ze werden vetgemest, totdat ze werden geslacht.' 23. De moeder hyena had de dienaren van de afgod zien vallen, en ik had het ook gezien, maar ik moest 138 tot deze herinneringen ontwaken. 24. Velen ontwikkelden zichzelf tot nakers, en kwamen veelal in Kidde terecht. Kidde was een wond van Var maar een groot geheim. 25. In het stadje Kidde werden mannen verwend, vetgemest, maar dit was allemaal voor de grote slacht. 26. Het was een doorn in het oog van Var. 27. De nakers, oftewel het stadje Kidde waar zij veelal wonen, kun je een beetje vergelijken met de 'dochters der mensen' die kwamen om de nephilim, de gevallen engelen, te ondersteunen en groot te maken. Zij ondersteunen en bevruchtigen de patriarchie. 28. Vrouwen moeten zich emanciperen, tot de geestelijke kennis komen, tot de wildernis vluchten, om zo wederom verbonden te worden met Var. Gevallen vrouwen worden nakers. 29. Voordat Var ontstond was er het zeeen-tijdperk. Het hele universum was een grote galactische oceaan van primitieve deeltjes. Er dreef van alles in deze zee. In deze zee werd er een strijd gevoerd om dat wat Var zou worden. 30. Ze hielden mij opgesloten. Ze manipuleerden mij. Het waren oude geesten. Schaduwachtige gestaltes bewaakten mij. Ik moest een stof voortbrengen om mezelf hier van los te maken. Deze stof werd gekweekt in diepe duisternis, in de diepte van deze galactische zee, in de zeekooi. 31. Niemand kon mij nog tegenhouden, want juist door alle kwellingen die zij tot mij brachten werd deze stof voortgebracht. Daarom moest ik verwend worden, vetgemest, vrolijk gemaakt worden. Ik mocht niet lijden. Ik moest gelukkig zijn. Ze vreesden deze stof. Het zou het einde betekenen van

hun koningschap. 32. Maar toen ze eenmaal merkten dat ze deze stof toch niet konden tegenhouden moest ik lijden. Wraak wilden zij voeren. 33. Ik werd opgesloten in een zeekooi, waar experimenten met mij uitgevoerd. Ze wilden weten wie ik was. Zeemonsters sneden in mij. 34. Zonder bloed zouden zij niet overleven, daarom waren zij roofdieren. 35. Ze leefden van de fokkerij en de slacht, bijna als mensen. Daarom waren zij een unieke diersoort. 36. Zij deden zich voor als chirurgisch en onderzoekend, maar zij waren slagers. Zij waren een oud, prehistorisch ras. Ze wilden wraak, alhoewel ze wisten dat ze aan het verliezen waren. 37. Ze dienden de afgod, Malkael, die hen allen tot zijn dienaren had gemaakt. 38. Ik werd in de diepte getrokken, in een klem. Ik werd tussen twee wachters geplaatst. 39. Alles zou veranderen in bloed. Var zou voortkomen vanuit een bloeddruppel ... 40. Ik keek naar de zeekooi, die openbrak, lossprong. Twee mannen grepen mij, en namen mij mee uit de gevangenis. Zij stonden daar als reuzen. Ze zouden mij meenemen tot Var. 41. Ik zag hen in een gevecht met Malkael. Ze beschoten hem, en uiteindelijk stortte hij neer, maar toen stond hij weer op. Ze grepen me en we moesten rennen. 42. Ik moest me vast houden. Het stormde hier. 43. Vanuit dit bloed kwam alles voort, 139 Vanuit dit bloed kwam Var voort, Daarom moesten de ijstijden komen, Daarom moest Malkael nog eenmaal losgelaten worden 44. De hond die aan de ketting was raakte los, Toen begon de jacht, toen begon de strijd. 45. De hond rende door de stad Ja, door de val van Malkael werd dit alles gemaakt, Door de val van Malkael kwamen wij allen vrij 46. Malkael heeft tegen ons een gif uitgezonden, De moeder hyena had de dienaren van de afgod zien vallen, en ik had het ook gezien, maar ik moest tot deze herinneringen ontwaken. 47. Het geestelijke is in het Aramees de duisternis. Duisternis staat voor de wildernis. In de duisternis, de wildernis, is de geestelijke kennis te vinden. 48. Mozes richtte de slang op als een medicijn voor het volk. Genezing zou de geestelijke kennis vervangen. De medische orde zou overnemen. 49. Alles zou kunstmatig gaan, en niet meer volgens de natuur. De stad zou regeren, en de wildernis zou weggedrukt worden. Dit is waar de naker voor staat. 50. De slaven-markten werden opgewekt uit de put, achter de schermen van de welvaart en gezondheid. 51. Orion is diep opgeslagen in de patronen van de mens. Door het hele heelal werden er afgezanten uitgezonden om de Orion vloek te verbreken. 52. Zij zijn niet alwetend, zij gebruiken raad en overleg. Zij zijn niet onaantastbaar. Zij lijden veel, en staan onder zware tucht, juist om het Orion vlees te verbreken. 53. Orion is de poortwachter van het paradijs. Hij rijdt op het monster, Betelgeuze.

54. Er zijn tien Amazone stammen achter de tien Israelitische stammen. 55. Alles loopt uit op het komen tot de eeuwige opvoeding, Gad-Kili, en vandaaruit komen tot de grootste opvoeding, Aser-Bada. Dit is de enige manier om echt los te komen van het vlees. Te komen tot de eeuwige opvoeding is door de grootste vergetelheid, Issaschar-Hiti. Te komen tot de grootste vergetelheid is door de eeuwige vergetelheid. 56. Te komen tot de eeuwige vergetelheid is door het grootste loon. Te komen tot het grootste loon is door het eeuwige loon. Te komen tot het eeuwige loon is door de grootste oorlog. Te komen tot de grootste oorlog is door de eeuwige oorlog. 57. Het vrouwelijke vruchtbare deel staat voor de leegte, de paradijselijke afgrond. Dit is Hiti, die door Issaschar verborgen werd gehouden. 58. Hiti betekent de doorboorder. 59. In het boek van de paradijselijke afgrond wordt dit teken telkens uitgezonden om oordeel te brengen. 60. Door Kili wordt men zoon van de grote moeder. 61. Het vereist inwijding om terug te keren tot Kili, de moeder borst en het mes. 62. Een hoorn van tucht, van kastijding, is opgericht in het huis en land van Bada. 63. Bada is de Amazone stam die door Aser verborgen werd gehouden, staande voor de tucht, en de oorlog. 64. De mensen willen niet horen van tucht en oorlog. Ze willen horen van de liefde. Ze zijn lui, en 140 houden ervan om in illusies te leven. Ze houden ervan om bedrogen te worden. 65. De vrouw staat voor het loonstelsel. Oorspronkelijk was het een geldkist. 66. Kom van genade tot loon. Dit is waar de Amazone Bada stam voor staat. 67. Iemand ging er met het geld vandoor, en maakte er het gevaarlijke genade systeem van, waarin je nooit weet waar je aan toe bent. 68. Wij moeten komen tot de moeder van de oermens, door het merkteken van de grote jagerin. Wij moeten van genade komen tot loon, het 'geld' van de geestelijke kennis. 69. In het Aramees is het merkteken van de oermens hetgene wat de geldkist bewaakt en verborgen houdt, oftewel het jachtsloon. 70. Daarom is dit merkteken van de grote jagerin. 71. De oermens is de sleutel tot het jachtsloon. Het vlees wil niet dat een mens tot de allegorische betekenis komt. Daarom hebben ze alles letterlijk gemaakt. 72. Wij moeten terugkeren tot de oermens en tot de moeder van de oermens. Er is een loon-systeem van het oer. 21. De Feti stam 1. De geschiedenis van Golar is fundamenteel. De achtentwintigste monarch, Katar, ontwierp het boek van Ul. De negenentwintigste monarch, Benzeem, stelde het boek Ifter samen. De dertigste vorst, Sopatus, voegde deze twee boeken samen tot de

Takhot. spreekt. Dit is dus de sleutel tot het geestelijke woord. 2. Golar is een district in het Behemma-continent van Betelgeuze. In de Takhot kunnen we lezen over de Krips, de bewaarders. Het boek van Ul en het boek Ifter staan vol met misvertalingen en verdraaiingen van de oudere Betelgeusische paradijs teksten. 3. De Takhot staat vol met afdekwoorden, om mensen van de geestelijke kennis af te leiden. Dit werd een legaal, verplicht regerings-systeem, omdat de politiek wist dat de geestelijke kennis het einde van het wereldrijk van het vlees betekende. 4. In het menselijk lichaam, zijn oude wegen terug tot het oer. 5. In het oer, in het paradijs, staat er dan het enorme geheimenis van de bewaarders. 6. De prediking is over het ontvangen van kastijding, en van scheiding, door het verslaan van het vlees. 7. Door het verslaan van het vlees komt er zoonschap tot de grote moeder. 8. Hierdoor vind er grote afscheiding plaats, en de scheiding, een belangrijk onderdeel van de Betelgeusische theologie. 9. Het is te vinden in de Sukkal, de kennis door ervaring, de zintuigelijke kennis. 10. Dit is in het Aramees allemaal om de 'allegorische betekenis’ bekend te maken. 11. Zo krijgt alles weer betekenis, dat de mens vernieuwd wordt door de moederborst. 12. De sobere wordt opgeroepen om een prediker te worden van de grote moeder, zodat Zij tot hem 141 13. Shama komt die hem gevoelig maakt voor de stem van de grote moeder, en maakt dat hij daaraan gehoorzaamt, als 'horen en gehoorzamen'. Shama is de geestelijke leidraad die het Woord omzet in acties, als de kracht tot gehoorzamen. Het bestaat uit de geboden, waarschuwingen, bedreigingen, liederen en beloftes. 14. De sobere wordt aangesproken als zoon van het rode volk. Hij werd gezonden tot Bayith, een gevangenis, de opslagplaats van de onderwereld. Hij ontving een certificaat van scheiding, met zuchten en liederen daarop. 15. Duisternis en honger kwam over de sobere en hij ging de bitterheid binnen, en de Chemah, de koorts. 16. Hij krijgt het Woord in de vallei. 17. De grote moeder haalt het volk neer door de hoofd-besnijdenis, de honger en de koorts. 18. Het land Israel, het voorhoofd van steen, het centrum van kennis, zal aan het heilige overblijfsel worden gegeven, het rode land Israel (Adamah), de verloren stammen, zullen vergaderd worden. 19. Het eeuwige zaad ligt verborgen in het verslagen vlees. 20. Wij moeten doorboord worden met leegte. Hierdoor overwinnen wij het vlees.. 21. Dit wordt in verband gebracht met de Urim, de toets-steen. In Amazone termen is Feti de Urim. 22. Wij moeten kinderen en zonen van Feti worden. Feti is de toets-steen, de honger en de duisternis, wat verborgen werd gehouden door Judah.

23. Geestelijkheid is duisternis in het Aramees, leven in geestelijke kennis.. 24. Gij zijt allen kinderen en zonen van de Urim, van Feti. 25. In een grot vond de sobere tabletten met vreemde tekens erop. Buiten waren de mammoeten. 26. Er was een grote oorlog. Hij schreef de tekens op zijn hand en zijn lichaam, en verdween toen. Hij moest dieper de grot in, waar hij nog meer tabletten vond, met nog meer vreemde tekens. Hij hoorde het gebrul van grote harige dieren buiten. Hij wist niet hoe lang hij dit nog zou volhouden. 27. Hij kon hier niet blijven, en rende dieper de wildernis in. Het oerwoud was nat. De droogte had hier plaatsgemaakt voor vruchtbare palmbomen, en diep groene struiken en bomen. 28. Mag ik wat van dat rode, dat rode daar ? Hij dook in een rivier, waar de wateren bruin waren, gelig bruin. Hij was thuisgekomen. Hij kon haar stem horen. Ze stond aan de kant. Maar haar boog was op hem gericht. De tabletten hadden de waarheid gesproken. 29. Zij trok hem uit het water. Terug kon hij niet. Ze bleef naar hem kijken. 30. Had hij de tabletten wel goed ontcijferd ? Was dit wel echt hun boodschap ? Of had zijn verkeerde interpretatie hem hier geleid ? 31. Waren zijn interpretaties wel waar ? Of had hij de tekens verkeerd vertaald ? Waarom was hij hier ? 32. Toen begon de honger toe te slaan, zoals de tabletten hadden voorspeld. En hij geloofde het, want het was zo echt. 33. Met veel voedsel kwamen zij hem omkopen, 142 maar hij koos voor de honger. De honger leidde hem tot de verlamdheid, en de verlamdheid leidde hem tot de vergetelheid. 34. Hij wist het zeker dat hij de tekens naar waarheid had vertaald. Maar toch was er twijfel in zijn hart. Hij verkoos de honger boven de gulzigheid. 35. De rode planeet hing boven het kamp. De tabletten in zijn hoofd waren gebroken. 36. Twaalf stammen opgesloten in een pot, en die pot werd in een rivier geworpen. De tabletten waren verbroken. Hij leerde nieuwe tekens. 37. Hij was tot de onderwereld gedaald. 38. Mag ik wat van dat rode, dat rode daar ? 39. Ze bracht hem wat soep de volgende dag, vol met het rode. Hij stond op, en keek naar haar. Toen ging hij weer zitten en at van de soep. 40. De lucht was van bloed. Dat is wat ze inademden. Zij ademden bloed-lucht, de rode lucht. Mag ik wat van dat rode daar ? 41. Hij dronk van het bloed in de rivier. Zou hij dat niet doen, dan zou hij sterven. Het waren zijn lippen, en toen moest hij ze voeden. Hij was diep in hen, en toen zonk hij diep in de rivier, verdrinkende, om visioenen te krijgen. 'Drink niet !' riep hij, maar ze dronken. Hij moest ze voeden. Hij verloste zich uit hun greep, en zwom naar de oppervlakte. Hij wilde niet sterven. Hij kroop uit de rivier, maar ze trokken hem terug. Hij moest ze voeden. 42. Feti is als een toetser, een onderscheider. 43. Sukkal is de plaats van kennis door ervaring, zintuigelijkheid, epistemes in het Grieks. Het zicht kenmerkt zich door zintuigelijkheid,

onderscheiding, als een toets-middel. 44. De stam Feti is het toetsen, de testplaats. De vijanden worden naar deze testplaats geleid om getoetst te worden. Dit is een langdurig proces, waarbij dingen zorgvuldig worden getest, om valse inmeng te voorkomen. Het oordeel begint bij onszelf. 45. De stam Feti is dus een langdurig en slopend proces waarin wij aan onszelf sterven, waarin wij verhongeren. 46. In dit proces ontvangen wij de Wet van Scheiding. Wij moeten gebroken worden in dit proces. Uit die gebrokenheid komt uiteindelijk Aima voort, het oordeel, de geestelijke bloedvergieter, als de brenger van het geestelijke zaad. 47. Op de toets-plaats, ontvangen wij de wapenrusting vanuit de Aphar. Wij moeten Feti ontvangen, de boog, om de macht van de spier te breken. Hierin ligt het geestelijke zicht verborgen. 48. Wij ontvangen geestelijk zicht door de honger, door het vasten. 49. De ware oorsprong van de misvertaalde teksten van de Takhot lag in Betelgeuze, in de Betelgeuzische paradijs-teksten. Dit zijn dus diepere grondteksten. 50. Het zijn de Amazone grondteksten. In de grondteksten hadden de Abad, de dienstknechten van de Leri, de toets-steen. 51. Dit betekent dat zij onderscheiding, hadden, het geestelijk zicht. Zij hadden de Feti-steen. 52. Feti is de belijdenis van zonde. 53. Gad is het mes. Zo is Gad de rode steen, de steen van het bloed, wat ook de steen van Ruben is. 54. De rivier staat voor de Amazone Urim, Feti, als 143 een toets-plaats. Wanneer het toetsen volkomen is komt er geestelijk zaad. 55. De sobere wordt aangesproken als zoon van het rode volk. 56. Voordat de sobere werd gevormd in de onderwereld, kende Zij de sobere. Zij is de baarmoeder, rechem. 57. Een stad op een eiland, maar de poorten zijn gesloten. De stad is vol van roofdieren. Maar wij moeten weg van die stad. Die stad blijft ons trekken. Maar de stad moet dicht. 58. Een droom, een dromer, maar dromen gaan ook nergens over. De eeuwige verhalen zijn zoek. Zij dragen de sleutel. 59. U was in die stad, nu, zeg het vaarwel. De poorten zijn gesloten. Vraag niet waarom u nu in het water ligt. Vraag niet waarom u nu buiten de stad bent. Vraag niet waarom en niet waardoor. Maar zwem. Duik in de diepte, en houd de adem in, en zwem naar de overkant. 60. Het is een zee, en de stroom is sterk. Vraag niet waarom u opeens op de kust staat. Maar ren het oerwoud in. Alles beweegt van u weg, omdat dit Tantalos is, het land van honger. Het is een visioen. Het is zaad. Het is nog geen werkelijkheid, maar het zal werkelijkheid worden. Alles beweegt van u weg. Maar loop gewoon door. 61. Voer geen oorlog, want u zal het verliezen. Ren zo hard als u kan. 62. Het zijn illusies om u af te leiden. Het probleem is iets anders. U moet er doorheen prikken. 63. Ren zo hard als u kan. Het is geen tijd om te rusten. Dan komt u aan bij een bosmeertje. Duik erin, en zwem. Duik onder, en zwem.

64. U staat nu aan de overkant van het bosmeertje. Vraag niet waarom of waardoor. 65. Ren naar het volgende bosmeertje. 66. Duik onder, en zwem. 67. Er woont een vrouw in het oerwoud, een amazone. Zij probeert je hoofd te bereiken. Door patronen. Door overdenkingen. Door verhalen. 68. Stop even met ademen. Adem dan diep in en dan diep uit, en verbindt je dan aan een andere bron. Zijn er andere bronnen dan adem waar je uit kunt leven ? 69. Illusies zijn patronen. 70. Het zijn een soort vissen. Bevecht ze met pijl en boog, en houdt afstand. Bevecht ze met werpsperen. 71. Valse schuld is wat ze brengen. Laat mij hen eruit vissen met mijn netten. Laat mij hen doorspietsen. Ik ben de amazone. 72. De valse schuld zal sterven. De valse angst zal neergeslagen worden. Door een gebrek aan kennis komt het, door gaten. Laat mij de gaten verwijderen. Ik ben de amazone. Ik baan een weg door de wildernis. Volg mij. 73. De amazone riep mij dieper het oerwoud in. Het enige wat ik kon doen was deze dingen op te schrijven. 22. Het orakel van de Orionse taal 1. Amazone stammen, dochters tegen dochters. De grote moeder is verdeeld. 2. Zij bevechten elkaar, ieder voor zijn eigen nederzetting. Nederzettingen gebouwd in wildernissen, grote vestigingen. Het is hier kamp tegen kamp. 3. Haar ogen zijn wijd open, de ogen van een vechteres. Haar mes ligt op haar tong, om haar woorden te spreken. 4. Een oorlogsboek ligt op de rand van haar tong. Zij zegt de oorlogs-spreuken en oorlogs-verzen hardop. 5. Haar hyena’s rennen voor haar uit, klaar om haar woord te brengen. Ze vecht voor haar woord. 6. Haar mes kijkt voor zich uit, en waakt over haar. Het waakt over haar ogen en mond. 7. Kom dieper in het oerwoud, voor inwijdingen. 8. Neem het bootje, kom langs de roofdieren. 9. Kom tot de spreuken. Zij zijn getekend op de muren, deze muren van klei. 10. In muren van klei zijn zij getekend. De muren zijn warm, en uw pad gaat er langs. U raakt de muren aan om de warmte te voelen. 11. Met uw voeten bent u in het zand. Het is een zanderig pad, wat in de diepte van het oerwoud gaat. Velen buigen neer tot de roofdieren, om hun valse angsten te aanbidden. Zo voeren zij oorlog tegen u. 12. Wordt niet één met hen. 13. Ga langs de muren. Blijf niet te lang stilstaan. Hier is het een doolhof. Volg daarom het pad. Laat u niet verstrikken. Laat u niet afleiden. 14. Zij schieten hun pijlen op u. Kom tot de spreuken. Ze zijn getekend op de muren, diep in de 144

klei. Leg uw hand op de warme stenen. 15. Aanbidt uw valse angsten niet, maar ontmasker hen. Er zijn leugens gesproken in uw hoofd. Zij voeren oorlog tegen de slang, en tegen u. 16. Ontmasker de leugen. Ga het pad dieper in het oerwoud. Lees de spreuken en wordt wijs. U leest ze nu op de warme muren. Uw voeten zijn in het warme zand. Uw voeten zijn in het hete zand, om uzelf weer te voelen, en niet de schaduwen. 17. U heeft valse identiteiten. Dit zijn de spreuken om los te komen van valse identiteiten. Blijf niet staan. Blijf niet te lang staan, maar kom dieper in het oerwoud. 18. Een plaats waar slangen glijden. Een plaats waar slangen groot worden. Dikke oranje-zwarte patronen, met grote vlekken. Zij hebben gesproken, hun woorden in uw hoofd, als een zwaar gif. Zij strijden om de macht met de krokodil. 19. De slang is sluw. De slang is lang en groot, en klaar om te wurgen. Ga daarom niet op zijn pad. Overwin de slang met uw speer. 20. U gaat door het zand, dieper in het oerwoud, om te ontkomen aan deze oorlog. 21. De amazone heeft wijsheid om u te onderwijzen. Oorlogs-strategie. De amazone roept. Zij vertegenwoordigd de oudheid, dat wat verloren is gegaan. Kennis verborgen. 22. Zij onderzoekt u, om te zien of u wapens bezit. Zij breekt hen, totdat gij naakt voor haar staat. Naakt en leeg. Dan slaat zij u neer, want een mens mag niet vol trots en kracht het oerwoud binnengaan. Nee, de mens zal gedragen worden, de mens zal kreupel zijn, gebroken, in een diepe slaap. De mens is een roofdier. 23. Zelfs in uw dromen zult gij verbroken worden, en hallucinaties zullen wegglijden. Niemand zal u op de been houden, niemand zal u aansterken of bemoedigen, wanneer gij het oerwoud moet binnen gaan. 24. U zult binnengedragen worden, verbroken in uw dromen. De valse identiteit zal wegbloeden. Er zal geen trots zijn, maar angst. Een speer gaat door de valse angst. Een speer gaat door de valse dromen. Wie heeft tegen u gelogen ? 25. De krokodil had zijn bek naar u opengetrokken, klaar om te verslinden. Een slang had zijn bek naar u losgetrokken, klaar om te wurgen en te bijten. En u riep en niemand hoorde u. U was tot het oerwoud gekomen. 26. Een hyena at vlees. Een speer. Een mes. U had wilde bessen gegeten in de diepte van het oerwoud. Maar nu bent gij aan het ontwaken. Hebzucht was het probleem niet. U was ontvoerd. U had giftige bessen gegeten, omdat zij u dwongen. 27. Een hyena at vlees. De amazone trekt haar boog, en richt het op u. Nu is het leren boogschieten of sterven. Velen sterven hier. 28. De amazone trekt haar boog en richt. Op het veld liggen alle reuzen dood. 29. Staat gij daar nu nog te pronken ? De amazone zal u neerslaan. 30. Hebzucht is een droom van macht, maar al zijn wegen leiden tot de dood. 31. Nu, waarom neemt gij dan niet uw mes op, om mij te volgen. Nog meer geheimen zullen getoond moeten worden. 32. Neem uw mes op en volgt mij. Ik ben de amazone. Ik onderwijs u de strijd-ordes. Een oorlog 145

is gaande, een oorlog diep. Ik ken de paden hier, de wegen, blijft daarom dicht bij mij. Ik laat u de roofdieren zien van het oerwoud. 33. Deze insecten zullen u markeren, patronen in u maken. Vrees geen kwaad. 34. Vrees geen kwaad, maar blijft dicht bij mij. 35. Drink uit de rivier. Laat uw gedachten langsstromen. Wrijf u in met modder langs de rivier, zodat zij u niet kunnen traceren. 36. Grote geheimen zal ik u tonen. Ik ben de amazone. 37. Grote gevaren laat ik u zien. Ik ben de amazone. Ik ben deze weg gegaan, en heb jullie deze geheimen gebracht. Ik zal u inzicht geven. 38. Van grote getale is mijn leger, zij leren van mij. Door de duisternis leidt ik hen. 39. Waarom zou je je tijd verdoen met jagen, terwijl je kunt leren ? Waarom zou je je tijd verdoen met oorlog voeren, terwijl je meer inzicht kunt krijgen ? Verdoe je tijd niet met slapen. Er is een tijd om te vluchten, en om wijzer te worden. Er is een tijd om kennis te vergaren. Dan worden alle wapens afgelegd. Als je dat niet doet, zullen je wapens je verslinden. 40. Heb je soms geen afkeer van de oorlog en de jacht ? Dan is het tijd er iets bij te leren. Valse schuld is naar je op jacht. Valse boosheid en valse angst willen jou vervullen, en jou meetrekken naar hun duistere holen, om wat van je te maken ? 41. Oorlog en jacht is vaak de makkelijkste weg. Ken je de geheimen van het oerwoud ? Vele jagers en strijders raken verstrikt. Zij willen niet leren, zij haten kennis, zij haten school. Zij zijn spijbelaars in het leger van het vlees. Zij zijn arm en bedrieglijk. 146 Zij hebben geen kennis. 42. Ik zal u laten zien waarnaar ik u ga leiden. Kijk recht voor u uit, en zie in de diepte van het oerwoud. 43. Laat al uw gedachten los, om naakt te komen. Laat al uw reserves los. Laat al uw conclusies en meningen los. 44. Dit leidt tot de diepte. 45. Laat mij u diepere geheimen vertellen. U staat op de rand van een grote diepte, die weldra voor uw ogen zich zal openen. Daarom blijft luisteren, en wijkt niet af. De wildernis zal de wereld overvallen. De amazone zal haar macht terugnemen. Ik sta klaar om u te onderwijzen. Alles is veel dieper. U heeft uw wapenen afgelegd. Kom naakt. Kom tot de bron. De wildernis is een groot geheim. 46. Zwem naar de overkant van de rivier. Vecht alleen wanneer ik je de wapens geef. Ik ben de geestelijke kennis. 47. Lees de spreuken op de muren. Er is een pad, een zanderig pad, naar een zandvlakte. Bouw aan de zijkanten van de zandvlakte je tenten en hutten, van gras en riet. 48. Ik schreef deze dingen op. De dingen leken tot een einde te komen. 49. Het vlees is nauw verbonden aan het inbrengen van consumerende spierkracht. Deze kracht werkt alleen door het consumeren. 50. Spierkracht consumeert telkens, om de leegte weg te houden. Spierkracht vreest de leegte, en zal altijd weer met smoesjes komen om eraan te kunnen ontlopen. 51. Het is een leugenachtige kracht. 52. Er zijn veel archetypes om je verstand in een

lage frequentie te houden, in een soort slaap frequentie, waardoor ze je beter kunnen aftappen, zich tegoed kunnen doen aan je inhoud. 53. Je wordt gemeten om te kijken in hoeverre je daartoe geschikt bent, en in hoeverre je daaraan wil meewerken, zodat je dieper ingewijd kunt worden in de geheimen van het vlees. 54. Door schuldbelading trekt het mensen binnen. 55. Mensen raken het aan en worden krankzinnig, raken in paniek, want de schuld heeft hen aangevallen en vreet hen aan. Het is een roofdier, een jager. 56. Dit is dus puur manipulatie en chantage om mensen te laten buigen. 57. Er zou een verre stam en natie komen, gewapend, en zij zouden de honger en de verwoesting brengen. 58. Zij komen van een verborgen plaats in de onderwereld, als een jagersvolk, naakt of halfnaakt. Zij komen vanuit de heupen van de onderwereld, van de plaats waar het wapen is, van een zachte plaats of schacht. 59. De Zarim en de Zuwr zijn verre vrouwenstammen uit Orion. 60. Om het afgedwaalde volk vatbaar te maken voor Orion, zou er een soort koorts worden uitgestort : de Chemah. De Chemah diende het volk weer terug te brengen tot de geestelijke rust, om tot ontlediging te komen. 61. Ook de oude profeten spraken over de komst van de Zuwr, de Orionse Amazones. 62. Het is een orakel, een verre tong, als de taal van Orion. 147 63. De interpreteerder van orakels en verborgen dingen is aangesteld over de profeten. 64. Orion zou zich openbaren op aarde, als een weg terug naar het paradijs. 65. De besnijdenis is het fundament van profetie. 66. Uit de schoot van de onderwereld, kwam de mens voort. 67. Er is veel meer gaande, en deze dingen werden in duisternis verborgen. 23. Het tien stammen orakel 1. Er was een man die het leven niet meer aankon, en hij rende het bos in waar hij een jong hert zag. Het jonge hert rende niet van hem weg, en de man begon op het beest uit te huilen. 'Is de liefde dan gevaarlijk ?' vroeg de man, die een gebroken hart had. 'Ja, heel gevaarlijk,' zei het hert. 'Het brengt depressie en lijden, waardoor je nog dieper afglijdt. Deze drug heeft vele bijwerkingen zoals dit. Daarom ben je zo in de vernieling. Drugs verwoest je leven. Je moet opgroeien en komen tot de hogere kennis, een ruimer bewustzijn, en dit niet allemaal door liefde op slot laten zetten, want dan leef je maar in een heel eng en nauw wereldje. 2. Hogere kennis brengt je tot de tederheid, wat veel dieper gaat dan de verblindende liefde.' De man keek het jonge hert aan met grote ogen, verbaasd dat het beest terug sprak. 'Kom, ik kan je meenemen naar een nieuwe wereld,' zei het jonge hert. Het dier leidde de man over een rivier, waar nog meer sprekende herten waren aan de overkant. De man werd duizelig en viel neer, terwijl de herten hem toespraken over de geestelijke kennis. Hij moest zijn oude leven en denkbeelden afleggen. 'Wie kan

ik nog vertrouwen ?' snikte de man. wildernis. 3. 'Ga met niemand te diep,' zeiden de herten. 'Raak alles lichtelijk aan, want dit zijn maar verdraaide schaduwen van de gnosis. Je moet het allemaal loslaten om de ware gnosis te winnen. Laat je door niemand opsluiten, laat niemand je je vrijheid ontnemen door je helemaal voor hen op te eisen. Mensen grijpen te vroeg en te snel naar de dingen om hen heen, en missen zo de geestelijke kennis. 4. Zij kiezen voor de verdraaide reflecties van de geestelijke kennis, de echo van de gnosis die vals geworden is in de wind. Zij grijpen het materiele, en worden zo bedriegers. Zo groeien zij vast en kunnen de geestelijke kennis niet meer verstaan. Zij komen niet dichter bij de geestelijke kennis, maar nemen genoegen met de beelden die mensen van de geestelijke kennis hebben gemaakt. Deze beelden liegen, bedriegen en verstrikken. Deze beelden komen in plaats van de geestelijke kennis. De begeertes van de mensen maken hen stuk.' 5. De man stond op, bedankte de herten, en ging terug naar waar hij woonde als een veranderd mens. De herten bleven telepatisch tot hem spreken : 'Ga niet te diep in het materiele, raak alles lichtelijk aan, om zo het totaal-plaatje van de geestelijke kennis te ontvangen.' Zij bewaakten zijn hoofd, en het leek wel alsof er elke dag meer herten bijkwamen. 6. Van genade overgaan tot loon betekent het persoonlijk goedmaken met de grote moeder en niet meer bedriegen. 7. Ren de wildernis in, ren de buitenlucht in, en verlaat alle grote reclame borden van de stad waarmee ze je dag en nacht programmeren. 8. Leg al je kleren en wapenrustingen af, en duik in het water van de wildernis. 9. Zwem rivieren over, en kom tot de dieptes van de 148 10. Blijf niet staan. Ook als je een tent ergens hebt opgezet, wees nomadisch, trek na een tijdje weer verder, want ze zijn op jacht. 11. De nomadische tent is de cukkah. Het meenemen van de cukkah naar een ander gebied om het daar op te zetten is belangrijk om te doen herinneren aan het belang van loslaten en opnieuw beginnen, om zo geen prooi te worden van de vijand die achter je jaagt. 12. De sobere moet zich voortdurend vernieuwen. Het herinnert eraan dat alles slechts een tijdelijk onderkomen is. 13. Zonder Zebulun, Zabal, oftewel de Cukkah, is er geen weg tot de leegte. 14. De tien stammen van Israel vormen een orakel om te ontkomen. In Aser komen we uit op het centrum. 15. Er is een wet van scheiding om de geestelijke kennis te ontvangen. Het brengt ons veel verder dan valse liefde. 16. Als wij enig contact met de geestelijke Moeder willen hebben, dan gaat dat door de scheiding. 17. De oude profeten gingen hier doorheen, afgescheiden, in de donkere nachten van Getsemane en Golgotha. 18. Ook de sobere kreeg dit certificaat van scheiding, het boek van de moederschoot. 19. Omdat overmoed nog steeds een erg gevaarlijke macht kan zijn in deze gebieden, is het belangrijk dat wij de heilige stomheid aanhangen. Zo kan alleen God onze mond openen.

20. Hun huid moest geschonden worden door besnijdenis en doorboringen, zodat ze de grote moeder zouden zien, visioenen zouden krijgen. 21. Woorden worden voor eeuwig in grotwanden gekerfd. 22. Wij worden de wildernis ingeroepen om met de wilde beesten te zijn. Zie daar te overwinnen en je weg te vinden. Zie daar tot de diepere geestelijke sieraden te komen. Het leven is in de diepte een ascetisch sieraad van nauwgezette discipline, van ijzeren wetten waaraan niemand kan ontkomen. 23. Het leven is geen bruiloftsfeest. De bruiloft was slechts een oorlogs-strategie. Het zal zijn als in de dagen van Noach : mensen eten en drinken, en mensen huwen, en ze hebben het belangrijkste vergeten. Ze verspillen hun zaad aan elke hoge boom, en hebben het geestelijke zaad verlaten, en de betekenis hiervan vergeten. Job walgde van dit leven, en van deze valse behoudenis. Hij wist dat deze afvalligen diep verstrikt waren. 24. Diep in zijn hart walgde Job van genade, van behoudenis, want wat zou het hem brengen ? Het zou hem alleen maar verder doen afwijken. Hij zei : 'Zouden wij het goede van God aannemen, en niet het kwaad ?' Job had ook geleerd het lijden te aanvaarden. Het lijden bracht hem visioenen en dromen. 25. Alles wat hij had geleerd werd in hem gekerfd. 26. Ezau was een sjamaan, die een heilige dodentocht moest maken door de uiterste dieptes van de onderwereld. Hij moest hierbij door de nodige inwijdingen gaan, uitgevoerd door de Amazonen, de grote oervrouwen van Orion. Hij moest allerlei wilde beesten in de onderwereld ontmoeten. Dit was opgetekend in een dodenboek. 27. Deze elementen worden verborgen gehouden in 149 37. De geestelijke kennis van Ezau is een pad tot de dieptes van het paradijs, tot de westelijke Amazone gebieden. Het kwam om het mes terug te brengen, het mes van de besnijdenis. Dit mes is hetzelfde mes als het mes van de geestelijke wapenrusting. 38. De Bruiloft kan de kastijding uitdoven. De bruiloft is waar vele boze geesten huizen, als een schuilplaats tegen de toorn van God. Daarom trad Sefanja hier tegenop. Troost kan werken als een de Yeshua mythologieen. 28. Daarom zal Orion terugkeren. Orion zal de weg openen tot de geestelijke kennis van Ezau. 29. De mens kwam in het paradijs voort vanuit de geestelijke kennis van Ezau. 30. De mensheid kwam dus voort uit de dieptes van Ezau. 31. De geestelijke kennis van Ezau komt voort vanuit de beproeving. Die beproeving is Orion. 32. Ten diepste houdt Orion de besnijdenis in, wat geestelijke kennis opwekt. 33. De geestelijke kennis van Ezau kwam om het mes te brengen, de besnijdenis. 34. Orion maakt korte metten met de bruid en hoer, en zal opnieuw de geestelijke kennis van Ezau in het volk planten. Het volk zal teruggeleid worden tot de fundamenten van Ezau, om zo opnieuw Orion binnen te gaan. 35. De mensheid was geworpen in de put van de rivier, overgeleverd aan de kinderverslindende afgod. 36. In het diepere werd de geestelijke kennis van Ezau verborgen gehouden.

drug. Het kan je afhankelijk maken en lui, zodat je niet groeit. 39. Wanneer we tot de geestelijke kennis komen, moeten we alle bindingen afleggen, achter ons laten. We moeten de scheidings-arbeid in ons leven accepteren. De Wet is de geestelijke scheiding waar elke sobere doorheen moet. Hierin sterft zijn vlees af. Zo ontkomen we aan de vetmesting die in de fokkerij van het vlees heerst. 40. De trooster moet in ons afsterven, om aan de slavernij tot het vlees te ontkomen. 41. De oude profeten voorzagen de cultus van het vlees die zou komen en zijn climax zou hebben. 42. Job zag de beesten komen, en God vroeg aan Job die te temmen en te berijden. God vroeg hem deze beesten te beteugelen. 43. Het geestelijke is niet vies van mythologie. Mythologie is vaak onzuiver, maar bruikbaar, als een erfenis die gezifd moet worden. Vandaaruit mag er transformatie komen. Wij moeten hogerop komen. 44. De trooster zal je vertellen dat er niets aan de hand is met de religie. De trooster was door het systeem opgezet om mensen in slaap te houden. 45. De wilde voormens, de Behemah, jaagt op de Behemoth, in de runderjacht op het oervlees. 46. Niemand heeft hier echt vat op, en we zijn dan ook compleet afhankelijk aan de evolutie van het Orionse contact met de hersenen van de mensheid dat met het oervlees zal afrekenen. 47. De dieptes van het geestelijke touw, die vereist dat alle sociale iconen worden afgelegd, worden niet geleerd. Het is meer ego tegen ego. 48. Wij hebben niet met mensen te maken, maar met het oervlees. Het wapen hiertegen is het leren te begrijpen, en kennis te verkrijgen over deze dingen. De geestelijke kennis zal onthuld worden. 49. In Betelgeuse zijn alle bronnen te vinden van het oervlees om ons heen, de webben van bedrog. Alles vindt zijn oorsprong in Orion, en wel in Betelgeuse. Daarom moet alles in Betelgeuse doorvertaald worden. 50. Wij moeten disinformatie overwinnen en juist komen tot de diepere geestelijke betekenis. 51. Disinformatie draagt het patroon van de waarheid in zich, die dus alleen bestemd is voor de soberen. 52. De leugen is het raadsel van de waarheid. Een sluier of voorhangsel wordt alleen op de tijd van de grote moeder weggehaald. Ook is een sluier soms het teken van oordeel. 24. Seret in de zwijnenkuil 1. De Grote Moeder geeft vele hardnekkigen over aan hun leugens. Het geloof in tradities en menselijke overleveringen kwam veelal als een straf. Zij zijn geketend voor de ondergang. Het geloof in tradities was het oordeel op een tuchteloos volk, op de afgewekenen. 2. Zij volgden het vlees na en kwamen tot allerlei misvertalingen. Zo onstond de afgod. Ook dit was een oordeel. 3. Wij moeten dus terugkeren tot de oorspronkelijke grondslagen. 4. De grote moeder heeft een weelderige wilde taal, 150

als een oerwoud vol wilde en gevaarlijke beesten, waar we onze weg in moeten zien te vinden. 5. Wanneer wij de Omega van het vlees hebben verslagen komen wij tot de grote vreze van de geestelijke kennis, van de grote moeder. 6. De Omega moet scheuren, opdat wij geheel tot de grote Moeder kunnen komen. Alle planeten die we om ons heenzien zijn in de diepte uitingen of voorhangsels van het Betelgeusische oervlees. Als men deze geesten niet verslaat zal men door het oervlees geleid blijven worden, en zo niet tot de grote Moeder komen. Het is van levensbelang het oervlees te verslaan, zodat de aarde vrij kan komen in de diepere duisternissen van Orion, in het hart van Orion, oftewel in Betelgeuse. In Betelgeuse vindt alles zijn plaats, wordt alles doorvertaald, als men maar door de voorhangsels blijft gaan. 7. In Betelgeuze Mythe is Seret een soort Ahn, die mee wordt genomen door Amazones in het Amazone rijk. Hij wordt in een zwijnenkuil geworpen waar hij moet strijden tegen roof-varkens. Deze verwonden hem zeer. Dan wordt hij uit de zwijnenkuil gehesen en wordt verder door het rechtssysteem gegeseld. 8. De zwijnenkuil is een traditioneel item wat telkens weer terugkomt in Amazone mythe. Het is een middel om te doen verzwakken. Ook is het een test middel. Vaak werden kinderen erin geworpen als een rijpings-ritueel, te worden tot volwassenen. Niet elk kind overleefde dit, daarom was het een gevreesde test. 9. De Betelgeuzische zwijnen hadden hoorns. Zij konden groeien tot enorme afmetingen, waarbij ze niet onder deden voor de buffel. 10. Gad betekent de plaats waar verzameld wordt en waar de schepping plaatsvindt, en de herschepping. 151 11. Zefanja is de verborgen schepping. 12. Getsemane is een plaats van onderdrukking. 13. Zo werken de paradijselijke zintuigen. Deze zenuwstelsels waren door het hele paradijselijke lichaam aangelegd. 14. Zonde betekent in diepte het missen ervan. Omdat het vlees zo gevaarlijk is en losbandig gaat het over het loskomen van de zonde. 15. In het Orions is suiker verbonden aan luiheid en strategie-loosheid. 16. Alle reddings-theologieen over hoe 'gered' of 'behouden' te worden, zijn allemaal gebaseerd op deze luiheid, op suiker. Het is een Orionse suiker om de mens te verlammen en tot een suiker-slaaf te maken, en dat terwijl in het Hebreeuws redding juist overwinning betekent, en overwonnen worden, waar ook de naam Hosea voor staat. 17. Suiker roept op hebzucht, om zo consumerende slaven te maken. 18. Nahum is de geestelijke oorlogs-oproep. De troosters kwamen om de oorlogs-lust uit te doven, zodat het oervlees de mens gevangen kon houden. 19. Vertroosting houdt de oorlogs-oproep verborgen. 20. Maleachi is Malakiy, boodschapper, veevervoerder, als een beeld van het leiden tot het laatste oordeel. 21. Maleachi is het overgaan van gave tot loon. 22. Dit gaat om een diepere wedergeboorte. 23. Het volk moet vrijkomen van overmoed. Menselijke overleveringen en tradities konden

ontstaan omdat er geen kennis over deze dingen was. 24. Zonder deze tegenkracht zouden we sterven. Er moet een tegenwicht zijn. Wij moeten dit leren herkennen en leren waarderen. 25. Wij hebben deze tegenkracht dus nodig. De Grote Moeder schiep dit als een kracht om ons tot de geestelijke oerbron te drijven. 26. Dit is het bewijs en teken van de rechtvaardigheid en kastijding. 27. Dit wordt verder als de reden beschreven van het lijden. 28. Het gaat hier om de oorlogs-oproep en het geven van geboorte, door de oerbron. 29. Het is het verzamelen van vissen, binnenhalen door een net. 30. Aan het einde van het feesten is de baarmoeder. 31. We krijgen een beter zicht op wat de vijand is en welke strijd we moeten voeren. 32. Het vaststellen van de loon-patronen is de weg terug tot het kinderrijk, als de bron van het eeuwige kindschap. 33. Zij die dit verwerpen en ook tederheid, visioen, kennis, aandacht, zullen schipbreuk leiden. 34. Wij moeten komen tot de eeuwige jachtvelden. Dit zijn de velden van de herinneringen. 35. Wij moeten volharden in het verdragen van de kastijding. Dit probeerden de bandieten af te dekken. 26. Het binnengaan van Bashan 25. 152 1. Er gaat een nieuwe wereld komen door het geestelijke, eeuwige zaad. Zo zullen wij geheel De oorlogsoproep 1. De prediking kwam niet door het woord maar door jachtsloon die is verbonden aan jachtsfetishen, de weelde en rijkdom van de jager, jachtstrofeeen. Dit bepaalt ook weer het succes van de volgende jacht. 2. Het is tegelijkertijd een test, wat ook de prijs betalen betekent. Door te testen zien we of de prijs wordt betaald, ook voor onszelf, of er aan de voorwaardes wordt voldaan. Zij die op gaven hopen zullen bedrogen uitkomen in de test. Het zift alle luien en bedriegers uit. Bedriegers komen niet ver in de test. 3. De prediking van tucht is dus heilig, want er wordt gekeken naar wat de prijs is en of er aan de prijs voldaan wordt. 4. Deze prediking is de kerysso, wat betekent 'dat waar naar geluisterd moet worden, en wat gehoorzaamt moet worden'. 5. Het meetinstrument en schattingsinstrument werd gezonden tot de soberen. 6. Waar vermaning is is ook vertroosting, maar in de diepte van dit woord betekent het oproepen tot de oorlog, als een oorlogsgroet en een oorlogsroep. Dit is wat er gebeurt aan de opening van de moederschoot.

loskomen van het oervlees. 2. De geestelijke visserij is een beeld van de voltooiing. 3. De geestelijke moederschoot komt om te oordelen. Deze doet ook de slapenden ontwaken. 4. Er wordt een heel verhaal verborgen gehouden. Woorden hadden dit afgedekt om het oervlees veilig te houden. 5. De zee zal zwellen, als het oervlees wordt verslagen. Rivieren beginnen dan te stromen zoals nooit tevoren. 6. Dit is een strijd tussen twee grote territoriale geesten. Deze strijd gaat vooraf aan de openbaring van de geestelijke moederschoot. 7. Materialisme is een excuus. Onthoudt u van alle soort van kwaad. 8. Vissen staan voor vruchtbaarheid en vermenigvuldiging, wat betekent het komen tot de geestelijke gehoorzaamheid. Dit is wat het eeuwige zaad doet. Het verbindt ons aan de bron, en laat de bron door ons heenwerken, ons aansturen. 9. Het eeuwige zaad kan dus niet losgekoppeld worden van de eeuwige gehoorzaamheid. 10. Job is zoekende naar de plaats van de jacht. 11. Deze plaats is de plaats waar hij wordt klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de wet en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding. 12. Op deze plaats zou Job in staat zijn de geestelijke woorden te horen en gehoorzamen. 13. Deze plaats is Issaschar, de leegte. 14. Issaschar is nodig om daadwerkelijk tot 153 overwinning te komen over de vijand. 15. Laat een ieder waken over dit boek, en komen tot de dieptes van dit boek, tot verdere overwinning over het oervlees. 16. Zalig zijn zij die dit boek begrijpen, en vervloekt zijn zij die dit boek verachten. 17. Het is het binnengaan van Bashan, de velden van overvloedig vee. 18. Het land van Laban was vol met geinfiltreerden. Ook waren hier herder cultussen binnengedrongen. Juda moest ermee afrekenen. 19. Juda werd aangesteld als een slager en kwam tot Gad. 20. Gad is de geestelijke slager, waardoor anderen tot slager worden. 21. Dit heeft allemaal met hele diepe symboliek te maken. 22. In het toetsen brengen wij alles eerst tot de kooien. 23. Het toetsen is verbonden aan de geestelijke oorlog en de jacht. 24. Hiervoor heeft het oervlees een heleboel afleidings-taktieken om jagers te verwarren. 25. Laat je daarom niet afleiden en verleiden tot valse oorlogsvoering. 26. Dus altijd zoeken naar de bron. De afleidende geest wil ons voeren tot nutteloze gevechten. 27. De valse richteren-geest is een geest die oorlog laat voeren, terwijl er eigenlijk jacht gevoerd moest voeren.

27. Van het letterlijke komen tot het symbolische 1. Aser staat voor de tucht, en voor de jacht. In Aser werd men getuchtigd en klaargemaakt om te tuchtigen. De gesel en de boog zijn symbolen van Aser. Aser is een volk van heersers. 2. Esau had Hititische vrouwen, wat een beeld is van dat hij de berg van de grote moeder was opgegaan voor de jacht, om het oervlees te overwinnen, oftewel om te komen van het afgeslotene tot het voortgaande. 3. De vesting van Edom is in de wortels : ontoegankelijke geheimen. 4. Ezau leidt dieper tot de duisternissen van het paradijs en de eeuwigheden. Het is een teken van overwinning over de hebzucht en het ingaan van de honger, het vasten wat tot glorie leidt. 5. In de paradijselijke leegtes komen we van het letterlijke tot het symbolische, wat overgaat in Gad. 6. Kennis en bewustzijn werd veroordeeld, en het leven werd van de mens afgehouden. 7. Adam werd veroordeeld min of meer, als de gevallene betiteld, omdat hij kennis wilde vergaren. Met Eva gebeurde hetzelfde, omdat zij de bloedband was door het vergieten van het bloed van de vijand. 8. Orion was in Griekse mythe voortgekomen vanuit een met urine en zaad vervuilde runderhuid. Urine bakent in de natuur terreinen af, als teken van overwinning en bezit. In de paradijsteksten van Betelgeuse moesten de huiden die voor tenten en voorhangsels werden gebruikt vaak bevuild worden 154 met zaad, urine en vee-bloed voor die reden, om boze geesten weg te houden. Ook werd dit gedaan om de jacht te doen slagen. De geestelijke kennis over boze geesten en hoe die te bestrijden ging diep. 9. Er waren geen wazige rituelen, maar alles had een duidelijke reden. Zij die aan zulke rituelen deelnamen zonder de betekenis ervan te weten, zonder ingewijd te zijn, zouden er krankzinnig door worden. 10. Geestelijke kennis was een belangrijk element en ging vaak oraal, en werd opgeslagen in symbolen. Het was niet zo dat men veel aandacht aan studie gaf. De geestelijke kennis kwam door de jacht, door het doen. Studie was zelfs een gevaarlijk iets. Ze waren voortdurend bezig met de jacht en de visserij, en kregen daardoor hun geestelijke kennis. Ook school was dus gevaarlijk, want dat kon gemakkelijk uitlopen tot bedrog. Kennis kwam door overwinning over de vijand. Zo ontstonden ook de ware bloedbanden. 28. Wat schuilging achter de boom des levens 1. Betelgeuse is een reusachtig Orions centrum, met een reusachtig archief van de paradijsteksten van Betelgeuse. Het paradijs van Betelgeuse werd verborgen gehouden onder de scheppings-mythes van menselijke overleveringen en tradities. 2. In de paradijsteksten van Betelgeuse is de geestelijke buffeljacht een centraal thema waar alles omheendraait en naartoewerkt, als de bron van de schepping. 3. Alles was in runderbloed, omdat zo de mannelijke suprematie de macht niet kon grijpen.

De matriarchie was alleen veilig in runderbloed. Het reusachtige archief van paradijsteksten van Betelgeuse gaat diep in op de verschillende vormen van Orions vee, en hoe het vee behandeld moet worden. 4. De scheppingsmythe van menselijke overleveringen en tradities wilde dit ondersneeuwen. Juist in het Aramees zijn er zoveel tekens en heenwijzingen naar de paradijsteksten van Betelgeuse. 5. Alles had zijn oorsprong in Betelgeuse. Zelfs de aarde bestaat alleen door Betelgeuse. De aarde is een schepping van en in Betelgeuse, die het drogbeeld geeft dat het buiten Betelgeuse is. Het is belangrijk om onze koers terug te krijgen, en te gaan tot Tork. In Tork was Septus onttroont. 6. Betelgeuze kan je onderverdelen in gebieden. In het gebied 'Tork' was er lang geleden een skeletgeest als patriarchische leider. Zijn naam was Septus, een geest van bedrog, en hij werd uiteindelijk verdreven, maar kreeg een grote autoriteit in andere delen van Betelgeuse, Orion en de rest van het universum. Vandaar dat het gebied Tork een belangrijk gebied is om los te komen van Septus. 7. Iedere sobere gaat hier doorheen, om zo tot de leegte te komen, tot de Orionse afgrond. 8. Gad-Adam, als Adam komende tot Gad, tot het bloed van de vijandelijke prooi. In de diepte van de Gad-Adam, van de Qidmah, is de Dukka, de rituele slachtplaats in het Aramees. De Nakas kan hier uiteindelijk naartoe leiden, maar dat is niet altijd noodzakelijk. De Nakas is een wachter van de Dukka die ervoor zorgt dat niets onnodig of voortijdig in de Dukka terecht komt. 9. De Nakas bewaakte die regels. De Nakas is de wet van tucht, die ervoor zorgt dat boze geesten niet 155 voortijdig of boven de maat worden bestrafd. Noach probeerde dit na te bootsen. Hij moest de dieren verzamelen, en zou daarna het bevel krijgen het oervlees te offeren. 10. Jezus werd gelegaliseerd in een vorm door Nicea. Alleen Niceaans christendom werd toegestaan door de wet. Vóór Jezus was er Serapis Christus, wiens volgelingen 'christenen' genoemd. Ze moesten een beeld van Serapis Christus maken om te aanbidden. 11. Serapis Christus was de baas over Cerberes, die aan zijn voeten lag. Onder Theodosius I werd het grootste deel van de cultus uitgeroeid. 12. Serapis was een mengeling tussen Osiris en Apis, de rund-god van Egypte. Serapis was een offer-rund, zoals Jezus een offer-lam was. 13. Serapis Christus werd veranderd in Jezus Christus, en rund werd veranderd in lam. 14. Serapis was een oorspronkelijke cult van de eerste christenen. 15. Ook in het Romeinse rijk werd de cultus van Serapis zeer groot, en had monotheistische eigenschappen. 16. Serapis werd gelijkgesteld met Jupiter, en met Sabaoth, die in de gnostiek de zoon van Yaldabaoth is, van de Demiurg, de valse schepper van de gevallen aarde buiten het paradijs. 17. Sabaoth rees naar de zevende hemel, en stootte zijn vader van de troon, zoals de Romeinse Jupiter zijn vader Saturnus van de troon stootte. 18. Serapis werd gelijkgesteld met Sabaoth als de god van licht. Hij werd het Licht genoemd, en het daglicht. Ook werd hij de aarde genoemd.

19. Ook waren er inscripties op talismannen : 'Er is maar één God, en dat is Serapis,' en 'de enige levende God'. In het Grieks werd Serapis gelijkgesteld met Zeus, de Griekse vorm van Jupiter, die op zijn beurt zijn vader Cronos van de troon stootte. 'Eén Zeus, één Serapis.' 20. Ook werd hij gelijk gesteld met Helios en Mithras, en zo was Serapis een composiet van samengestelde goden tot monotheisme. 21. Serapis verscheen aan Alexander de Grote in een droom om hem de verovering van de wereld te verschaffen. 22. Hydra ging schuil achter de hogere vorm van de boom des levens, als de bewaker van de ware wijnstok. 23. Hierdoor viel de mensheid. Hydra schiep menselijke overleveringen en tradities door giftig bloed. 24. Johannes is de wachter van de christelijke hel. De Openbaring van Johannes heeft de leer van de hel en de apocalypse groot gemaakt. Johannes is een oude boomgod, die deze geheimen moest bewaren. De boom houdt de geestelijke kennis verborgen. 25. Johannes schiep het Woord, om de geestelijke kennis verborgen te houden. In Perzie is hij Zoroaster, het vleesgeworden Woord, geboren uit een maagd. Zoroaster was de bewaker van de Perzische hel en ook van de hemel. Hij onderwees hierover, en over vele andere mysterien. Ook hij had een heilige beker, en een eucharistie. 26. Het zeer giftige bloed van de hydra doodde de sobere. In sommige mythes was dit een vuur. Hierdoor stond de sobere ook op. 27. Dit zeer giftige bloed misleidt, geeft illusies, en leidt naar de vernietiging. 156 28. Dit is gewoon een andere expressie-vorm van de boze geest. 29. Prometheus koos ervoor dit tot de mensheid te brengen, en betaalde een hoge prijs. Dit is de prijs voor hen die azen op onschuldig bloed. Zij drinken het giftige bloed van de Hydra, de slang van de macht achter de boom des levens, de ware wijnstok. Dit is een groot oordeel. 30. Dit zijn allemaal manifestaties en vormen van het monster Mercurius met zijn uiteindelijke noodlot. 29. De vrucht van de valse boom 1. Zij die leven van onschuldig bloed, dus ook het bloed van afgoden gebruiken, zullen hierdoor ook vergiftigd worden. 2. Veel van wat Rooms was werd gehaald vanuit het Griekse. Er waren nogal wat Griekse christusfiguren. Zo was Prometheus daar één van. 3. Hij kan ook wel bestempeld worden als de Griekse Lucifer, de Lucifer die zich achter Lucifer schuilhoudt. Die wortels zijn in het Grieks, en hier hebben we te maken met een hogere, verborgen Lucifer. 4. Prometheus kwam in een oorlog met God, want hij had vuur aan de mensheid gegeven. 5. Hierdoor werd Prometheus uit de hemel geworpen, en onder een oordeel geplaatst, wat inhield dat hij aan een rots werd vastgeklonken, en waar hij periodiek door een roofvogel bezocht zou

worden die zijn lever, als beeld van de opslagplaats, zou eten, en die dan weer aan zou groeien, zonder dat hij zou sterven. 6. Prometheus wordt door de mens gezien als martelaar en God, om de mensheid te redden. Hij was gekruisigd, en stond op van de dood. 7. Prometheus had God verraden, had de God uitgedaagd, en stond aan de kant van de mensen. 8. Prometheus werd in het oordeel aan een rots geklonken, verbonden aan de rots. We zien Petrus hierin terug, de rots waarop de kerk werd gebouwd, en ook de rots waaruit Mithras voortkwam, of de grot van Jezus. 9. Hierom bewaakt Petrus de hemelpoort. 10. De val van Prometheus was een diepere val dan de klassieke val van Lucifer ooit was geweest. Een reusachtige wereld gaat hierachter verborgen. 11. De sobere moest twaalf werken verrichten, en één van deze werken bracht hem naderhand tot de dood. Ook stond hij weer op als 'de verrezene'. 12. Het tweede werk van de sobere had hem het bloed van de Hydra gegeven, wat hij als een gif gebruikte in oorlog en jacht. 13. Toen hij Nessus versloeg die zijn vrouw probeerde te verkrachten gaf Nessus zijn bebloede kleed aan de vrouw van de sobere. 14. Het bloed echter was niet van Nessus, maar het zwaar giftige bloed van de Hydra. Het bloed begint de sobere uit te teren wanneer hij het kleed aanneemt, en zijn huid wordt door het gif verscheurd. Zijn botten worden zichtbaar door de scheuren in de huid, en hij sterft. 15. In andere mythes zijn dit koningsklederen die 157 hem worden aangedaan, waarna hij wordt vermoord, weer opstaat, en ten hemel vaart. 16. Hier komen ook de mythes over het spotkleed van Jezus vandaan. De twaalf werken zijn de twaalf discipelen, en het verborgen dertiende werk, de bevrijding van Prometheus, is de basis voor de christelijke Jezus, de dertiende. 17. Petrus is het verborgen, diepere fundament van het christendom, en deze geestelijke geheimenissen worden geopenbaard. 18. Dit is de Simson-pilaar, en de Melchizedekpilaar, de onbekende god. 19. Jezus werd benoemd als een priester in de orde van Melchizedek. 20. God zelf werd een priester in de orde van Melchizedek genoemd. Melchizedek is de verborgen god. 21. Velen ontvangen vandaag de dag het vuur van Prometheus en komen onder deze geest terecht. Ook wordt dit vuur veel op de mensheid geforceerd. Dit vuur ontvoerd mensen. 22. Prometheus verleidt mensen met dit vuur. Het verblindt hun ogen. Dit is het gif van Mercurius, als de vrucht van de valse boom, die ons afhoudt van de geestelijke kennis. 23. De wijnstok was een oudere SyrischBabylonische vorm van de boom des levens. Dionysus of Bacchus is een andere vorm van Mercurius-Prometheus. De mensen werden zo verbonden aan gekte en dronkenschap, wat de betekenis is van Dionysus-Bacchus. Dit moest zodat de medische markt kon floreren. 24. Hier werd ook de enigmatische medische branche van de psychiatrie op gebouwd. De

medische markt had als doel de mens te vergiftigen. 25. Dit gebeurde door het bloed van de Hydra. de handel, de oplichterij, als de god van de dieven. 7. De eerstelingen moeten geofferd worden, als voorbereiding op de buffeljacht, en dan moet de buffeljacht beginnen. 30. De Behemoth 1. Op de derde scheppingsdag, in het Qidmah gebied buiten Eden, ten westen van Eden, dieper in het paradijs, is een gebied van kinderen. Zij hebben als leidster Zara, hun moeder, Sara, Sarah, wat staat voor een matriarchie die over de kinderen is aangesteld. Zara betekent oogst, als loon. Zara is 'dat wat het zaad voortbrengt'. In het Aramees deed zij dit door scheiding. 2. Het verhaal van Sarah en de stammen onderworpen aan haar duidt op een geestelijke beschrijving van het komen tot de derde dag, de dag van het zoonschap. Het was een beeld van het komen tot de grote moeder. In haar werden alle stammen geboren. 3. Alnilam is het centrum van de 'riem van Orion', de middelste planeet. De Alnilamse paradijs teksten tonen dat de mens voortkwam vanuit de buffeljacht, of bizonjacht, en dat de mens daar ook altijd naar zou terugkeren. 4. De Alnilamse paradijs teksten spreken over drie oerstammen. 5. In Mithraisme kwam Mithras, de RoomsPerzische Jezus, vanuit de Petra, de rots, of grot. Na het weggaan van Jezus en na het pinksterfeest zou de kerk gebouwd worden op deze rots. 6. Petrus was de eerste van de pausen. De gaven moesten gekocht worden. Mercurius is de god van 158 8. In een oude Mithras tempel was ergens geschreven dat alleen het bloed van Mithras kon redden. Dit werd later overgenomen door Jezus. Mithraisme ging over de geestelijke bizonjacht. 9. De Hittieten staan voor de verzoening die duidt op de bloedband die ontstaat door het gezamenlijk vergieten van het bloed van de vijand, resulterende in de heilige scheiding tot geboorte, tot zoonschap onder de grote moeder. Dit is wat ten diepste de buffeljacht inhoudt, en wat ook werd geleerd in Mithraisme dat er geboorte is door het bloed van de buffel. 10. Om deel te hebben in de stam moest men besneden zijn. 11. Het was dus daadwerkelijk zo dat de mens geleid was tot het westen van Eden, dieper in het paradijs. 12. Zo ontstaan ware bloedbanden. Zo werden families geschapen. 13. De Hittieten waren een volk van Indo-Europese taal, die goden aanbaden zoals Mithra, Indra en Varuna, die ook in India werden aanbeden. De Hittitische taal is nauwverbonden aan het Sanskrit van India. De Hittieten vereerden stormgoden en berggoden. Tharhunt was de god van de donder, waar ook de Germaanse Thor vandaan kwam. Tharhunt was in gevecht met de slang Illuyankas. In eerste instantie wint Illuyankas het gevecht. De slang kon alleen verslagen worden door tot de oermoeder te naderen. 14. Tahr, waaruit Thor voortkwam, betekent

verovering. In het Sanskrit is dit Tura wat machtige en kracht betekent. Turashah was een andere naam voor Indra. Van Tahr komt ook toros en taurus voort, rund. Dit staat in verband met bergen. 15. Eén van de hoogste goden voor de Hittieten was genaamd Taru, een stormgod. De Hittieten waren een bergvolk in het Noorden van Kanaan. In de grondtekst betekende het 'scheiding' en 'angst'. Zij vertegenwoordigden de doorboringen van de mazona, de heilige scheiding, en van de vreze van de geestelijke kennis. 16. Zij moesten komen tot de berg van de grote moeder in het paradijs, in de dieptes van Kanaan, in de dieptes van de Aphar, het paradijselijke stof en vuil, het gebied van de Hittieten. 17. Thor, de god van de donder en de vruchtbaarheid, is de Germaanse, Oud-Europese vorm van Horus. Ook hij heeft een staf, in de vorm van een hamer, Mjollnir. Thor is de Heer van de runderen, en ook de slachter van runderen, en hij komt voort vanuit de Hittitische berggod. De berg opgaan is het overwinnen van de Behemoth, het monsterlijke rund van Job. Thor draagt de Mjollnir als het mes van de Behemoth, wat de chereb is, de harba, oftewel het mes van de besnijdenis, Gad. 18. Thor, Taurus, Horus, bewaakt de berg van de grote moeder, van de Moeder van geestelijke kennis, op de scheiding tussen Eden en de paradijselijke berg van de amazonen. Thor, Taurus, was befaamd vanwege het verslaan van reuzen. 19. De runderen en kalveren van het oervlees waren als de geschriften die Ahn hadden omsingeld. Ze wilden Ahn hierin opsluiten, maar Ahn moest de strijd en jacht aangaan om van hen zijn wapenrusting te maken. 20. Dit betekent dus de berg over de grens van Eden opgaan, de berg van de moeder van de geestelijke kennis. 31. De geestelijke kennis van Ezau 1. Thor, Taurus, Horus, troont in de saffieren stad. Saffier is het materiaal van de troon, en van de pen, het woord, en dus nauw verbonden met runderen. 2. De Dukka, de Dukketa, is de rituele slachtplaats waar het saffier ligt, de steen van de schrijfpriester. 3. Hier ligt de Sappil, de steen van profetie. 4. Zij die tot de Dukka komen, krijgen de geestelijke sleutels van de Towrah, de wet. 5. In de diepte van de Gad-Adam, van de Qidmah, is de Dukka, de rituele slachtplaats. 6. Er is een valse profetische beweging die de profeten moeten overwinnen. Dit is een strijd tegen het valse oordeel. 7. Dit is zo belangrijk dat het tot een eeuwige inzetting is aangesteld. 8. Vanuit de rib werd de vrouw geschapen. De vijandelijke ribbenkast wordt ook genoemd borsttuig van de gerechtigheid, als een priesterlijk item, of van de tijd van het oordeel. 9. Ezau had Hittitische vrouwen, wat een beeld is van dat hij de berg van de moeder God was opgegaan om te komen van het afgeslotene tot het voortgaande. 159

10. Ezau zou de Taurus overwinnen, zich bekleden met de runderhuid tot een beeld van de verovering daarvan, als een teken van overwinning. 11. Ezau veroverde het mes van de besnijdenis, oftewel de slagtand van de Behemoth, een boze geest in de vorm van een oer-rund. 12. Ezau kwam tot Gad. Ezau moest door deze scheiding heen. 13. Ezau moest de Amazonen-berg over de grens van Eden opgaan voor de buffeljacht. Dit werd geestelijk uitgebeeld door zijn overgave aan de Hittitische vrouwen, de Hittitische geestelijke kennis 14. Ezau was een shamaan, die een geestelijke dodentocht moest maken door de uiterste dieptes van de onderwereld. Hij moest hierbij door de nodige initiaties gaan, inwijdingen, uitgevoerd door de Amazonen, de grote vrouwen van Orion. Hij moest allerlei wilde beesten in de onderwereld ontmoeten. 15. Dit is een orakel van de onderwereld. 16. De Etru is de Orionse Thorax, borsttuig, ribbenkast, oftewel het priesterlijke pantser der gerechtigheid, wat ribbenparen bevat om de stammen uit te beelden. In Orion is dit ook tegelijkertijd de geestelijke buffeljacht. 17. In Mithraisme stond dit centraal, maar dit werd later afgedekt door menselijke overleveringen en tradities. 18. De Etru betekende ook bottenrok. 19. De vrouw werd hiervanuit geschapen, of beter : kwam hierdoor, door het paradijselijke orakel, in zicht van de man, oftewel : Zij werd geopenbaard. 20. Waarom staat de buffeljacht (bizonjacht) 160 centraal ? Omdat dit namelijk het charismatische uitbeeldt. Hierin moeten we komen van gave tot loon in een persoonlijke verhouding tot de geestelijke kennis, door gerechtigheid en eerlijkheid, en niet meer door drogbeelden. 21. We moeten leren leven door Gad. 22. De geestelijke kennis van Ezau kwam om het mes te brengen, de harba, de besnijdenis (chereb, Gad). 23. De buffeljacht is het beeld van het charismatische. De buffeljacht is het beeld van het loon, van voortgaande openbaring, zodat de canon van het oervlees verbroken wordt. 24. We moeten onder ogen komen dat de menselijke overleveringen en tradities afleidings-taktieken zijn van Orions vee. 25. Alema is een Orionse kipsoort. Schaveko is een Orionse kipsoort. Trama is een Orionse vissoort. Pistes is een Orionse vissoort. Melezer is een Orionse vissoort. Alast is een Orionse varkenssoort. Kalinga is een Orionse varkenssoort. 26. Al deze soorten proberen de mens af te houden van de geestelijke kennis. 27. Merces, waar Mercurius vandaan komt, is Latijn voor 'onrechtvaardige beloning, steekpenning, omkopen', waar ook het woord 'mercy' vandaan komt, genade. Het is een vals loon-systeem, een drogbeeld. 28. Mercurius is een drietand. Dit zijn allemaal oude bloed-goden in diepte. 32.

De bloedband door het verslaan van het oervlees 1. De mens kwam tot Qidmah, de plaats ouder dan Eden, aan de westelijke kant. De mens kwam dieper in het paradijs, dieper in de onderwereld. 2. De wildernis leidde tot de paradijselijke afgrond, tot de leegte. 3. Menselijke overleveringen en tradities bedekten de Chasma, de paradijselijke afgrond, de leegte, als een beeld van de moederschoot. In de moederschoot worden de bloedbanden gesmeed. Dit gebeurde door echo in het Grieks, bloedbanden hebben door het verslaan van het oervlees. In het hebreeuws is dit havah, Eva. 4. Wij hebben loon, door echo, door Eva, de bloedband door het verslaan van het oervlees, dus dit loon komt alleen door verbintenis aan een stam, en aan de oermoeder. 5. Zo hebben wij toegang tot de paradijselijke afgrond. 6. Zij die dit verwaarlozen zullen dus een eigen wil hebben die tot verderf leidt. 7. Vis betekent vermenigvuldiging en vruchtbaarheid. Dit is een metaforische mythe. De vis werd verzameld in geweven manden, maar in de wortels betekent het zaad, en het trekken van een mes. Het wijst terug op het oorlogszuchtige 'mayim', bloed en zaad, wat de onderwereld schiep. Door echo, Eva, werden de stammen gevormd. 8. De geestelijke kennis, de profetie, is tot terugkeer en verovering van het paradijs. 9. De valse kerk eet en drinkt het lichaam van de afgod van menselijke overleveringen en tradities. Dan zeggen ze : 'De kerk is het lichaam van de afgod,’ dus in wezen eten ze elkaar. 10. Checed betekent eeuwige tucht, wat ook 161 voorkomt met het woordje owlam erbij wat eeuwig betekent. In het Hebreeuws zijn klaagliederen Qaynah, ook als schreeuwen in het Aramees. 11. Zij is een Amazone die over het land is aangesteld. In de eeuwige tucht is Zij aanhoudend, vast, streng. 12. In het Aramees waren er ook klaag-priesters, onder Qaynah. De klaag-priesters van Qaynah waren nomaden die rondzwierven, met jagerstenten. 13. Er waren omheinde nederzettingen, maar het cukkah-feest van de trekkende jagerstenten was een belangrijk fundament. 14. In het paradijs leidt de rivier de Tigris tot het Qidmah gedeelte. Qidmah betekent 'ouder dan Eden', en is in het westen van het paradijs. 15. Het was een plaats dieper in het paradijs. De oude profeten noemen het de roede van de toorn van de grote moeder, en ook als het eeuwige touw, de eeuwige keten. 16. Het zou ons terugleiden tot de eeuwige tucht. Hierom ging het volk in ballingschap. 17. Het oervlees moet verslagen worden, anders zullen zij onschuldig bloed vergieten. 18. Qidmah betekent grote oorlog. Adam kwam hier toen hij door de nachten van het visnet was gegaan. 19. Er zijn in de geschiedenis vele afgoden geweest. Het vlees eten van een afgod heeft te maken met het oordeel. Zij eten elkaars vlees, wat een teken van krankzinnigheid is. 20. De genade wordt door de afgod aangeboden. Door genade hoeft men niet meer naar school, en zal men elkaar in de haren vliegen, om zo elkaars vlees te eten. In diepte bestaat er geen genade. Genade is een geest van oorlog, van spijbelen, van luiheid en gemakszucht. Genade is een drogbeeld, een misleider. Genade is niet eerlijk, en is

overmoedig, wat wordt opgewekt door valse liefde. Je wilt iemand verwennen om zo je eigen schuld niet te hoeven voelen. Valse liefde bedekt schuld, maar rekent er niet mee af. Om met schuld af te rekenen moeten we naar school, en moeten we dingen leren goedmaken, als in loon. Dit is waarom de staf van genade verbroken moest worden door Zacharia. 21. Er waren valse herder cultussen binnengedrongen. Juda moest hiermee afrekenen. 22. Ze hadden bloedoffers aangenomen. 23. Zacharia moest toen tot de herder cultussen gaan, en heeft hun staven gebruikt, maar verdelgde ze toen. 24. Judah moest de komende valse herder cultus verdelgen. Juda is een beeld van de urim. 25. De valse herders-cultus leefde van onschuldige bloedoffers. 26. Het is een beeld van de oorspronkelijke man, Sukker, die door zijn onderworpenheid aan de grote moeder de afgod van het oervlees verdelgde. Zo kwam er een scheuring tussen Juda en Israel. 27. De oorspronkelijke man onderworpen aan de grote moeder, waar Zacharia een beeld van is, beeldt ook de stam Judah uit, die komt tegen de cultussen van bloedoffer afgoderij van menselijke overleveringen en tradities. 28. Judah moest afgezonderd worden. Judah werd later twee stammen, omdat Benjamin eraan verbonden werd, omdat Judah en Benjamin de urim en de thummim uitbeeldden. 29. Ook de tweede staf, het aannemen van een bloedoffer, werd verbroken, tenietdoende de broederschap tussen Juda en Israël. 33. Juda en Benjamin 1. Er waren altijd al bloed-offer afgoden, die gegeten moesten worden door hun volgelingen, zodat ze eeuwig leven zouden hebben. Al die afgoden zouden leiden tot de grote cultus van menselijke overleveringen en tradities die de wereld zou innemen. Zacharia streed hiertegen. 2. Menselijke overleveringen en tradities zitten tussen de tanden van het volk. Zij hebben onschuldig bloed in hun mond waarvan ze leven. 3. Zulke cultussen behoorden tot de skelettentafel van het oervlees. Het is de trots van het oervlees, dit stelsel van bloed-offers wat ze hadden opgebouwd. 4. Deze bloed-offer afgoderij is een beeld van Saturnus die zijn kinderen opeet, oftewel de afgod die zijn zoon offert. 5. Het maakt mannen opgeblazen. Ze blazen zich vol met lucht en paraderen dan alsof ze de baas op aarde zijn. 6. Zij maakten ons afhankelijk aan het oervlees, en het oervlees wilde ons trots maken. Zodra mensen zich boven anderen willen verheffen pompen ze zichzelf vol met lucht om groter te lijken. Dit is het werk van boze geesten. 7. Dit heeft te maken met een stuk geestelijke kennis van de mensenleer. De rivier van weeklacht is nauwverbonden aan de paradijselijke afgrond. De moeder van de geestelijke kennis laat hier geen trots toe. In de leegte zal alles heel traag en moeizaam ontstaan door klagen en smeken, zodat er niet gemakkelijk over gedacht wordt, het niet misbruikt kan worden, en het niet trots maakt. Daarom is de rivier van weeklacht eeuwig. 162

8. Wij moeten beginnen met het inademen van het eeuwige zaad. 9. De long van het oervlees zal afsterven, om plaats te maken voor het paradijs. 10. Wij moeten niet in Eden blijven steken, want dan komen we onder de macht van de afgod van het oervlees. Wij moeten onze tocht voortzetten. 11. Om te toetsen is het belangrijk leeg te worden, tot de paradijselijke leegte te komen. De stam Juda staat voor het toetsen, als de urim. Als het toetsen volkomen is worden er de juiste schakels gevonden, zodat thummim ontstaat, Benjamin. Judah en Benjamin staan voor de urim en de thummim. 12. Als de sluiers van het syndroom van het oervlees van menselijke overleveringen en tradities gescheurd worden, dan wordt de Judah zichtbaar, het toetsen. 13. De sobere droeg vele karakteristieken van de Judah, maar ook hield hij het verborgen. 14. Er werd de mens een vlot toegeworpen vol onreinheid, maar daar moest de mensheid het mee doen. 15. Het is een heenwijzer, een voorhangsel. Het verbergt de Judah. Om van allerlei valse en wereldse afgoden verlost te worden moeten wij de Judah ontvangen. De Judah zijn de geestelijke sieraden die de geestelijke kennis en het eeuwige zaad dragen, en haar plannen, om die door ons tot uitvoer te brengen. Het bevat ook het geestelijke halssnoer. Het bevat ringen en doorboringen. Dit is waar Job naar verlangde. 16. Vrees voor mensen spant een strik. Het oervlees had zich diep in de menselijke overleveringen en 163 tradities vastgeworteld, ook in de verhalen. Hoe kon het ook anders. De mensheid was zo afgedwaald. Ze waren nog niet klaar voor het zuivere. Ze waren overgeleverd aan hun begeertes. Ze hadden de Judah verworpen en het verstand tot koning gemaakt. 17. Het volk koos een afgod, want zo kon het volk God en de Judah verborgen houden. Het beeld van de afgod werd uitgemeten. 18. De afgod werd opgericht voor die taak, om mensen tot slaaf te maken aan het oervlees, opdat zij de afgod zouden aanbidden. 19. De afgod was het product dat verkocht werd, om de mensheid tot slaaf te maken, in slaap te sussen, opdat ze de eigen verantwoordelijkheid zouden vergeten. 20. Judah is in de diepte het centrum, de belijdenis van zonden. Hier brengt de geestelijke kennis de besnijdenis terug. 21. De sobere kwam tot de naakte ballingen aan de oer-rivier, Kebar. Aan deze rivier kreeg de sobere openbaringen. Hij bleef afgezonderd daar, als een woesteling. 22. Dit heeft te maken met het komen tot de rivier van de Judah, urim, om zo openbaring te krijgen. 23. God wil de profeet niet dom houden, maar maken tot een geoefende. Zij moeten de doorboringen aanbrengen. 24. Sefanja streed tegen de hoekstenen, de bedekkende stenen. Het voorhoofd, oftewel het topje van het hoofd, moest besneden worden. Maar het volk wilde niet besneden worden, en de geestelijke kennis gaf hen eraan over. Hier heb je je afgoden, je menselijke overleveringen en tradities. Zij wilden geen openbaring ontvangen, en bleven zo

blind. 25. Het kwam tot een oordeel. Ze werden overgegeven aan hun misleiding. 26. De Judah is een arena waar alle dingen getoetst worden, waarin de Benjamin zich openbaart als het volkomene. 27. Wij moeten ons toeleggen op de kinderlijkheid en het lijden. 28. In het geestelijke halssnoer zijn Judah en Benjamin verwerkt. 29. Wij moeten strijden tegen het oervlees en het eeuwige zaad inademen, door de paradijselijke afgrond. 30. De rivier van de weeklacht is ook een vallei. De sobere heeft toegang tot deze afgrond. Dit is een heilig klagen, als het heilige smeken. 31. De fluisteringen van deze afgrond noemden hem gehoorzame. 32. Zij bleven hem zo noemen toen hij tot dit gebied kwam. 33. Hij kwam dus tot het westelijke paradijs, ouder dan Eden, als een eerder paradijs. 34. Het eeuwige zaad kon weer stromen, en zij konden hierdoor leven. 35. De vloed, het zaad, was voortgekomen, omdat de mens daarover zijn controle had verloren. Er was nu weer een weg terug. 36. Het teken zou verschijnen, niet zomaar in de wolken, maar ook als de verschijning van de hogere natuur, in dit geval met het paradijselijke teken. 37. Ham kreeg een visioen van het paradijselijke teken. Het teken zelf was gemaakt om terug te 164 wijzen op de oorspronkelijke man, maar ook de oorspronkelijke vrouw. 34. Dat wat vóór Eden was 1. Kanaan werd het beloofde land. Het teken brengt de eeuwige tucht, en maakt degene die het teken ziet tot gehoorzame. 2. Noach zag de uitstortingen van het geestelijke zaad. 3. Het teken zou hen in de tucht houden. 4. Hij kwam tot ‘dat wat vóór Eden was, ouder dan Eden, de eeuwigheid vóór Eden,’ Qidmah, het land van de nomaden, van de tijdelijke tenten, ook het land van de weeklacht. Dit was dus in feite dieper in het paradijs, dieper in de oorspronkelijke wildernis, dieper in de onderwereld. 5. Je kunt het vergelijken met het teken wat Ham zag. Het was een paradijselijk teken. Dit is hetzelfde als door Eva geestelijke kennis ontvangen, Kanah. 6. Na tot Eden te zijn gekomen moeten we op doortocht gaan naar het westen, richting de paradijselijke afgrond. 7. Het teken moeten wij ontvangen, om de menselijke kracht, de spierkracht van het oervlees, te verbreken, opdat het geestelijke zaad van Kanah ons kan vervullen. 8. Het teken van Kanah is de eeuwige tucht die we nodig hebben om tot haar te komen.

9. Het oervlees wil mensen terugbrengen onder het oude gezag van de fabels van mensen. Ze vergieten onschuldig bloed. Dit allemaal om het oervlees veilig en verborgen te houden. 10. Het is een gevangenis-wacht die verslagen moet worden. 11. Het oervlees heeft het verslaan van het oervlees omgeruild voor onschuldig bloedvergiet, door hele slinkse theologische streken. 12. Het oervlees zit hoog op een troon, als een standbeeld. De mens werd vatbaar voor allerlei afgoden. Het oervlees troont in het valse paradijs. 13. Hij zit hoog in zijn paleis, waar hij zijn valse woord schrijft voor de mens om te volgen. Dit moeten zij navolgen. Hierdoor zet hij ze tegen elkaar op, en vergieten ze onschuldig bloed. Door dit bloed krijgen ze dan een schijn-veiligheid, en worden ze beloond. 14. Door het verslaan van het oervlees kwam de sobere tot openbaring, en kreeg ingang tot de onderwereld. 15. Zijn ogen waren geopend. Hij kwam tot de plaats van het zwellen door honger, door vreze, door het eeuwige touw, als een bewapening. 16. Hij kwam tot de riem van geestelijke gehoorzaamheid, in vrees en beven. 17. Hij kwam tot geestelijk bewustzijn en geheugen, tot vergetelheid, de paradijselijke afgrond, tot Lethe, de eerste vrouw, die zich niet aan de man onderwierp. 18. Zij is de Neqebah, de eerste vrouw, de 165 doorboorder. Sukker is de eerste man. Hij staat voor het geheugen wat doorboord moet worden, om zo in contact te komen met de paradijselijke afgrond, de vergetelheid en leegte. 19. Sukker was de eerste Adam. In het Aramees is hij Dekra, wat vruchtbaarheid betekent. De Dekra hadden geen spieren die over vrouwen heersten. 20. Het is nauwverbonden aan de eeuwige jeugd. Deze schepping werd vernietigd door de zevende dag, door een oorlog, vanwege een soort val. 21. Eva kwam toen om de man weer terug te leiden. De man kwam tot de onderwereld, om strijd te voeren en te jagen, want er waren vele geesten van het oervlees die hij moest overwinnen. 22. Hierin is het belangrijk om terug te komen tot de riem van de geestelijke vreze. Door Dekra kon deze relatie hersteld worden, door de oorspronkelijke man. 23. Nu, dit was een grote test. Er waren beesten van het oervlees in het paradijs die de mens moest verslaan. Deze beesten van het oervlees werkten met het bloed om te doden en te redden. In Ahn zouden de beesten van het oervlees verslagen worden. 24. De mens moest komen tot het paradijselijke geheugen en bewustzijn. 35. De verborgen gehouden Jobietische kennis van de stam Zebulon

1. In het paradijs leefde men door het geestelijke zaad. 2. Hier wordt gesproken over eeuwig zaad. Zaad is spora in het Grieks, wat ook scheiden betekent, onderscheiding. Dit komt van spao, spasme, een wapen trekken. Zaad is de stam Ruben. 3. Job moest ervoor strijden, als de stam Zebulon. Het oervlees moest sterven, want het hield mensen afhankelijk aan de afgod. 4. Job moest komen tot het paradijselijke zaad, tot het bittere bloed van de vijand. 5. In die zin was Job een voorbeeld. Veel was gestolen van het boek van Job, en verdraaid, misvertaald, om zo de Jobietische geestelijke kennis van de stam Zebulon verborgen te houden. 6. In het paradijs leefde men door geestelijk spasme, als het trekken van een wapen. Dit is de Griekse betekenis van zaad. Spasme is verbonden aan hoe het geslachtsorgaan werkt, als bouwstenen van het lichaam. Spasme is hoe het hart werkt. Dit kun je niet onder controle houden, en werkt door de hogere natuur. In geestelijk spasme verlies je jezelf. Het zaad geeft geestelijke kennis, als de betekenis van de stam Ruben, het kind van geestelijke kennis. Dit is tot de opwekking van het eeuwige zaad. 7. Wij worden in het paradijs geboren door Spora, door onderscheiding en geestelijke kennis. Dit is een proces. Als wij in het paradijs geboren willen worden dan moeten wij kennis krijgen van de hogere natuur, en van de vijand. 8. Als wij vijanden worden van de eeuwige kennis, dan is alles verloren. 9. Velen die de afgod van het oervlees aanbidden leven als vijanden tot de eeuwige kennis. Zij 166 hebben het gebruikt om de eeuwige kennis te doven. Dit brengt onherroepelijk schade aan de ziel, zoals de daad van de zondeval dit deed. 10. Wij zijn uit de hogere natuur. Wie de hogere natuur kent, de geestelijke kennis, hoort naar ons. Wie uit de hogere natuur niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij het eeuwig zaad, en het oervlees van de dwaling. 36. De eerste Adam en Eva 1. Door het kennen horen wij, en zijn wij van de geestelijke kennis, door het eeuwige zaad, afhankelijk van Haar, en niet meer van het oervlees. Het eeuwige zaad wekt de geestelijke kennis in ons op, om onze zintuigen te openen, tot verbinding aan de geestelijke kennis, om onze Dekra natuur, van de oorspronkelijke man, te herstellen. 2. Dit was de eerste Adam. Deze man was doorboord, om tot Lethe te gaan, de eerste vrouw, de eerste Eva. 3. Dit is het hebben van een getuige, getuigenis. Zij is op Haar strijdwagen, op haar jachtwagen. De Getuige is in historisch verband, als geheugen, of in wettelijk verband, als geweten, als oordeel. 4. Het is om de mens terug te brengen tot het paradijselijke zaad, als een voertuig om tot deze dingen te leiden. 5. Zij rijdt op het eeuwige zaad, en de oordeelsprofeet buigt voor haar, onderwerpt zich aan haar. Zij leidt hem tot het bloed van de vijand.

6. Ook dit was gestolen van het boek van Job, van de stam Zebulon. De geestelijke kennis leidde Job tot de eeuwige wildernis, als een beeld van de Amazone. 7. De rechtvaardigen verheugen zich in het bloed van de vijand en wassen hun voeten in het bloed van de vijand. 37. Kennis in oude boeken 1. U en uw stam hebben het getuigenis, de Getuige, van Job. Onderwerp u voor de hogere natuur. Want het getuigenis, de Getuige van Job, bezit het eeuwig zaad, van geestelijke kennis. 2. Hier komen zij tot de geestelijke leegte, wat ook een oorlog is. Dit heeft te maken met het toetsen, het geestelijke worstelen en verzetten. 3. Het oervlees vecht tegen het geestelijke zaad, tegen hen die onderworpen zijn aan de geestelijke kennis en haar gehoorzamen. 4. Door de geestelijke kennis wordt de vijand overwonnen. 5. Job was een geestelijke gehoorzame van de besnijdenis, tot de geestelijke kennis, in de hogere natuur. 6. Het is gestolen van het boek van Job, van de stam Zebulon. Het is het tweede boek van Job, het tweede boek van Zebulon. Ook is er het derde en vierde boek van Zebulon. 38. 4. Op deze dag kwam de paradijselijke afgrond om 167 Hoe de mens leefde in het paradijs 1. Het eeuwige zaad stroomt tot geestelijke gehoorzaamheid aan de geestelijke kennis, de geestelijke vreze en het eeuwige touw. Dit is ook waar de Dekra voor staat. 2. Dit is hoe de mens leefde in het paradijs, levende van het geestelijke kennis-brengende zaad, vanuit de vergetelheid, de paradijselijke afgrond. 3. Dit werd vervangen door menselijke overleveringen en tradities die afhankelijk maakten, gebonden, aan het oervlees. 4. Dit kunnen wij dus alleen overwinnen als wij terugkeren tot de geestelijke kennis en de geestelijke vergetelheid. 5. Dit komt voort vanuit de geestelijke honger, niet de hebzucht. 39. De val van de eerste Adam 1. Sommigen van de oorspronkelijke Dekra mannen rebelleerden tegen het gezag van de geestelijke kennis, en probeerden over haar te heersen. Dit was de val van de eerste Adam. 2. Op de zevende dag nam de geestelijke vergetelheid wraak. Deze dag was verbonden aan een oorlog, als een dag van vernietiging. 3. Oorspronkelijk was de zevende scheppings-dag de dag van de wraak van de geestelijke vergetelheid.

alles op te zuigen en te vernietigen in de leegte. De schepping ging verloren. Daarom kwam er een tweede schepping. De eeuwige oorlog is dus opgeborgen in de zevende dag, de dag van de geestelijke vergetelheid. 5. In haar was het eeuwige leven. Ze probeert om terug te komen aan de oppervlakken, op zoek naar kinderen om ze in te wijden in de oude geheimen. Ze is ook de oproep om terug te keren naar de kindertijd, en zij zal kinderen beschermen tegen de markt van het oervlees, de krankzinnigheid van het geldwezen. 6. Zij buigt niet voor de man, maar doorboort hem om hem in te wijden, zoals haar oorspronkelijke betekenis was als de Neqebah. Ze is er om zijn diepere geheugen aan te wakkeren. 7. Adam was bereid om deze profetische boom te benaderen, als de oorspronkelijke Dekra. 8. Er was de Oorlog van de geestelijke vergetelheid, waarin de eerste Adam probeerde Neqebah voor hem te laten buigen. Neqebah vluchtte, en er was een dag van vernietiging, de dag van de geestelijke vergetelheid, van het terugkeren van de paradijselijke vergetelheid. 40. Dekra en de slechte vrucht van vrouwenoverheersing 1. Dekra was een eerdere Adam, als een behemah, een wilde. Dus er was ook een val van Dekra, de eerste Adam, omdat hij probeerde om te heersen over de vrouw. Dat was de ware bron van alle problemen. De tuchtplaats was in wezen een manier om evenwicht terug te brengen, en om de kinderen te brengen in een nieuwe schepping. 168 2. Het lijden was bedoeld om de diepere betekenissen te openen en verbinding te maken met verloren delen van de onderwereld. 3. Als er enig kwaad was, dan was het het kwaad van Dekra tegen Neqebah, in een poging om haar te laten buigen voor hem, zodat hij kon heersen over haar. 4. In die zin had Dekra gegeten van een zeer slechte vrucht, in de eerste schepping, toen hij probeerde zijn moeder, moeder aarde, te vernietigen. 5. Dekra moest tot dienstbaarheid komen als gevolg, en dit was de reden waarom het touw van de vernietiging werd gebruikt. 6. De derde dag van de schepping was de dag van de kinderen. Het was allemaal om de dreiging van het patriarchale tijdperk uit te roeien. 7. De vijfde dag is de dag van de honger, de dag van Tantalos. De honger-wezens leefden in armoede, in de woestijn, maar dicht bij de natuur, en ze hadden niet de opgeblazenheid van de patriarchale bedreiging. Ze waren minimalisten. 8. De zevende dag was de toorn van de geestelijke vergetelheid, waaruit een nieuwe schepping voortkwam, de tweede schepping. 9. De zesde dag was de dag van de jacht. Hier was de mannelijke opstand tegen de wet van de hogere Amazone, en door de zevende dag kwam er een tweede schepping, de manier waarop het mannelijke zijn weg terugvindt naar de oorspronkelijke Amazone van de hogere natuur. 10. Het is een allegorie die deze reis door de eeuwen heen beschrijft, de achtste dag. En door het afdalen in de onderwereld komt men tot de

negende dag. In elk tijdperk is er een patriarchale bedreiging tegen vrouwen, en elk tijdperk houdt men zich hier mee bezig op zijn eigen manier. Net als in de dagen van Noach, waar de nephilim, mannelijke reuzen, regeerden, kon de vloed worden gezien als de wraak van de Amazones van de hogere natuur, wat hun menstruatie betekent. 11. Op de tiende dag kan Mozes, als de stam Judah, gezien worden als de hersteller van de wet van de geestelijke vergetelheid. 12. De man, die voortkwam uit haar en die gewoon een ander deel van haar Wezen is, keert terug naar haar. En dit alles door de kracht van het orakel, wat in haar diepte een geestelijk touw is. 13. We zijn gedreven tot de terugkeer naar de leer van de geestelijke vergetelheid, tot de oorspronkelijke vruchtbaarheids cyclus. Hieruit stroomt de geestelijke melk om pelgrims te maken, een ingewijde in de geheimen van de Amazones van de hogere natuur. 14. Het is de geestelijke vergetelheid die Haar lichaam openstelt wanneer men meer wil weten over de geestelijke kennis. En al Haar naaktheid is gewoon Openbaring en bedoeld om in te wijden. 15. Het is slechts door de afdaling in de onderwereld dat we Haar kunnen kennen, waar we alle verborgen, geheime kennis kunnen ontsluiten. 16. Het geheugen, Dekra, is er, maar moet doorboort worden, tot het herstel van Neqebah, het oorspronkelijke vrouwelijke, de geestelijke vergetelheid. 17. We zien de Neqebah in de vorm van het orakel terug met een nieuwe poging om te communiceren met de man. 18. Door deze communicatie is er vernietiging en 169 herschepping, zoals wanneer de vuile wateren waren verdeeld, een plek ontstond, nieuw land. 19. De tiende dag of periode van de schepping kreeg zijn hoogtepunt in de Ahn Mythes die geestelijk gezien de opkomst van de oorlogen van de geestelijke vergetelheid waren, waaronder de gladiatoren van de geestelijke vergetelheid werden opgeroepen. 20. Wanneer de geestelijke vergetelheid op ons jaagt, doorboort en markeert zij ons. Zij brengt ons terug naar de zesde dag, en dan naar de derde dag, de dag van de kinderen. Dit is de dag van Zera, wat niet alleen zaad, kinderen, betekent, maar in zijn wortels ook betekent : verstrooiing. 21. Het is het teken om verder toegang te hebben in haar. 22. De vloed wachtende op de top van de boom, de tuchtplaats, de menstruatie van de geestelijke vergetelheid. Ze wacht hier voor tijden, totdat zij weer wordt vrijgegeven door de wijzen. Zij is als de zus van de geestelijke vergetelheid. 23. Op de achtste scheppingsdag is de oorspronkelijke Amazone herenigd met Adam. Dit zal gebeuren door middel van exegese, schriftuitleg. II DUIZEN 1. Waakzaamheid die tot diepte leidt 1. Het gaat hier om de wedergeboorte in het hogere. Het is een beschrijving van de vergetelheid, de leegte, waarin nieuwe schepping plaatsvindt. Dit is

een eigenschap van de droom die hierin plaatsvindt, de eeuwigwording. 2. Het gaat hier om een eeuwig geluk wat geboren wordt in de vernietiging van het valse zelf. Deze vernietiging is meer een vertaling dan dat het om daadwerkelijke vernietiging gaat. Uiteindelijk moet het zicht van de mens veranderen. 3. We moeten onze vijanden niet vervloeken, maar zegenen, en als we geslagen worden moeten we niet klagen, maar moedig onze andere wang keren. Als we bestolen worden, dan geven we zelfs nog meer dingen weg, en als iemand ons vraagt een mijl te lopen, dan lopen we de dubbele mijl. Natuurlijk is dit oorlogskunde, en dit geldt zeker niet in alle situaties. 4. Er is een seizoen voor alle dingen. Soms is het belangrijk het lijden te aanvaarden, het lijden van de ander erbij te dragen en om het lijden te vragen. Dit is nodig om bruggen te slaan, om anderen te helpen, om door het lijden contact te maken met de hemel. Maar als dit getal vol is geworden moeten wij de strijd aangaan. Wij moeten erg gevoelig zijn voor het veranderen van deze seizoenen, opdat wij niet teveel lijden, en niet te weinig, en ook niet teveel strijden en niet te weinig. 5. Het gaat hier erom dat we geen blinde vuistvechters moeten wezen, maar onderscheiding moeten hebben. Het woord haat kan ook vijandelijkheid betekenen. De mens moet eerst terugkeren tot de leegte, tot de rust, vluchten van alles, om tot zijn zinnen te komen, om zo van een afstand te bekijken wat er nu eigenlijk gaande is en wat er moet gebeuren. Overmoed is namelijk een erg groot gevaar, en soms is de vijand helemaal niet de vijand. Soms kan er een groot misverstand zijn. 6. Wijsheid is beter dan wapenen, wat niet betekent dat er nooit een geestelijke oorlog of strijd mag zijn. Het één sluit het andere niet uit, maar leidt het 170 ander. Wijsheid is een oorlogskundige die weet wanneer te beginnen en wanneer te stoppen. Ook weet wijsheid welke wapens te grijpen en welke wapens absoluut niet. Het gaat erom de diepte te begrijpen. Het gaat niet om wel of niet haten, maar het gaat om de kennis. Het is voor de mens aan te raden het kwade te haten, anders kan er niet van het goede gehouden worden. Dat is ook de ware betekenis van de vreze des hemels, namelijk het kwade te haten. 7. De wijsheid is het kind aan de moederborst, en het bloed, oftewel het sterven van het valse zelf. Er is geen schepping van het goede zonder het vernietigen van het kwaad, wat gebeurt door de hemelse vergetelheid. Het vernietigen betekent vertalen, begrijpen, onderscheiden, dus het is metaforisch. De gehele oorlog is een metafoor van het tot de diepte van iets komen, van de communicatie, het tot elkaar komen door de blokkades te ontcijferen. Soms is het belangrijk in de geestelijke oorlog om een ander gezichtspunt aan te nemen, en zo eerst tot diepe innerlijke vrede te komen, en verzoening met de kennis. 8. Het gaat om het sterven aan het valse zelf, en dat gebeurt in het gevecht en zo houdt ook het gevecht op, opdat de mens opgenomen wordt, tot een hoger niveau. Ook hier zijn weer gevechten en moet hetzelfde gebeuren. De mens moet leren over te gaan van vechten tot puzzelen. Het gevecht is niet materieel. De mens moet tot inzicht komen. Het gevecht is slechts een symbool. Het wijst ergens naartoe. 9. De nadruk ligt op de waakzaamheid die tot de diepte leidt. Een voorzichtig mens laat zich onderwijzen. Dwazen storten zich roekeloos overal in. Dat zijn allemaal allegorieën. Door volharding wordt de mens hard als steen tegen de verleidingen. Door volharding wordt de mens vereeuwigd. Als de mens voortijdig stopt zal de mens alles verliezen.

Dit is slechts een schaduw die zal wegvallen. Het is het overmoedige, onverschillige zelf van de mens. Het is halfslachtig. Het gaat niet diep genoeg en volhard niet genoeg. 10. Een schort in bloed geverfd is het beeld van het metaforische oorlogsbloed, een beeld van de strijdvruchtigheid. Onverschilligheid staakt de strijd voordat het daarvoor de tijd is. Als men dan toch met dit schort gaat rondlopen dan is het geroofd. 11. Het bevlekte schort is een teken van puurheid, want de mens laat zo zien dat hij hard aan zichzelf heeft gewerkt, en geen smetvrees heeft gehad in het gevecht met het zelf van de zonde. Zij die onverschillig zijn bevlekken zich niet, en komen zo in een leugenachtige waanwereld. 12. Er zijn ingewikkelde spiegelingen in het bestaan. Dat kun je niet tegenhouden, maar dat moet je verwerken en begrijpen. Ook moet je er dus tegen strijden wanneer het daarvoor tijd is. De natuur is niet onverschillig. In het verhaal rekent de natuur er dus ook mee af. De natuur gebruikt het om zichzelf te kastijden, om de diepere bronnen van schepping aan te boren. De natuur heeft geen andere keus, en het is dus een noodzakelijk kwaad. De natuur zoekt soms dit soort confrontaties op om antistoffen aan te maken. De natuur als schrijver verzint een hoofdpersoon en ook een tegenspeler, om zo het verhaal te leiden tot de diepere kennis. Er moet altijd een bepaald conflict zijn om tot de diepte van iets te komen. Er moet altijd een uitdaging zijn, een passie die door iets getest moet worden, anders is het waardeloos. 13. Je kunt alleen de waarheid liefhebben als je de leugen haat. Je mag niet denken dat je in de waarheid bent als je dit niet hebt getest en er niet voor hebt gevochten. Zorg ervoor dat je aan de juiste kant staat, en breng hiervoor de nodige offers, anders zal het nergens toe leiden. De zonde draait alles om, noemt het goede slecht, en het slechte 171 goed, de waarheid de leugen, de leugen de waarheid. Laten we erbij stilstaan dat de zonde, het materialisme, geen zintuigen heeft. De zonde speelt alsof de zonde kan zien, maar ziet niets, en verzint dingen om zijn eigen spullen, rotzooi, te verkopen. De zonde kan niet voelen en horen. De zonde maakt een geheel valse realiteit op, als een parasiet. Bedrog is waardoor de zonde voortwoekert. Zij willen winnen ten koste van de waarheid, maar wat hebben ze dan eigenlijk gewonnen ? 14. De hersenen kunnen de hogere dingen nog niet oppikken, dus ze vertalen alles tot lagere vormen, om zich daarover vervolgens het hoofd te breken. De hersenen vertalen alles tot andere personen om hen heen, opdat het hen niet zal overweldigen. 15. Door de volledige emancipatie kan de hemelse vergetelheid binnengegaan worden, waarin het zelf van de zonde volkomen is vernietigd. Dit is een hemelse kennismaking die niet komt zonder het afdalen, de diepte, om aan te geven dat dat de ware kennis is, namelijk die van de onderwereld, van het symbolische sterven aan het zelf van de zonde. Dit is een volkomen ontwaking. 16. Hebzucht wil niet leren, maar grijpen. Hebzucht wil geen diepte, want dan heeft hij niets. Hebzucht wil het oppervlakkige, want dan heeft hij de waan van het vele. Het is allemaal bedrog, allemaal om andere dwazen te paaien, maar voor wat ? Het is marktgedrag ten koste van de waarheid. De leugen verkoopt goed in het rijk van de dwazen, maar waar leidt het naar toe ? Dit zijn slechts schaduwen, nevels, waardoor de mens heen moet alvorens de hemel te bereiken. Deze schaduwen en nevels, deze luchtweerspiegelingen, testen de mens. 17. In de diepte sterft de hebzucht af, opdat de mens verder kan. Al het overbodige vet wordt hier verbrand, en alle protserige spieren slinken, opdat de mens kan terugkeren tot de leegte van de vergetelheid, om zo een ontmoeting te hebben met

de waarheid van de natuur. De mens verstopt zichzelf achter vet en spieren, en wil niet in puur contact komen met de oneindige kennis. 18. De mens eet en blaast zich op om zo zijn eigen namaak-vergetelheid, een namaak-hemel te maken, wat gewoon doorverkocht kan worden. De mens heeft een markt van de hemel gemaakt, maar dit is niet de ware hemel. De mens wil zich altijd weer groter voordoen dan hij is. Dat doet de stadse mens, die altijd alle aandacht naar zich toe wil trekken, en dan maar zijn markt aanprijzen. Het kan hem niet schelen of het giftig is of niet, of het gevaarlijk voor de kinderen is of niet. Als hij zijn koopwaar maar kwijt kan. Wat verkoopt hij eigenlijk ? Hij zit zijn eigen rommel te verkopen. Hij wil het kwijt, omdat hij weet dat het hem de afgrond inleidt, maar bewandelt hiervoor niet de juiste weg. Hij wil anderen in zijn verderf meesleuren. 19. De dwazen doen het onderzoek slechts halfslachtig. Altijd grijpen zij overmoedig naar hun wapens. Ze doden uit voorzorg. Zij hebben het lijden verworpen. 20. Men kan niet het kwade doen en denken het goede te oogsten. Wie een perenboom plant moet geen appels verwachten. Het leven heeft een gebruiksaanwijzing. Je kan hier lang voor weglopen, maar op een dag hebben je daden ingehaald. Op een dag is de oogst zo overduidelijk dat je er niet meer aan kunt ontkomen. Het zal immers door blijven groeien totdat je je leven betert, en dan nog steeds zijn de gevolgen daar, en moet je alles goed maken. Er gaat tijd inzitten, want iemand die zijn hele leven een huis van slechtheid heeft lopen bouwen kan dat niet in één dag afbreken. Niets komt zomaar. 21. Al het goeddoen wordt getest. De goede mens zaait in tranen, en zal oogsten in vreugde. Er is een hoge prijs voor het goeddoen. De mens wordt hierin getest. Goede daden komen niet zomaar, maar vaak 172 in bloed, zweet en tranen, waarin je het huis van goede daden bouwt steen voor steen, en telkens lijkt alles weer af te brokkelen, maar dan moet je toch door blijven bouwen. Het gaat niet om het vele dat goed is, maar om het goede dat veel is, en dit goede kan heel klein zijn. Minder is meer is de wet van het minimalisme. De zaadjes zijn maar heel klein. 22. Het gaat om het idee, en niet om het massale. Het gaat niet om het grootscheepse, maar om het subtiele. Je kan dan wel een heel groot schip hebben, omdat je oog hebt voor het grote, maar een heel klein lek kan je schip dan toch doen zinken, omdat je geen oog voor het kleine hebt gehad, maar als je oog hebt voor het hele kleine, dan kan daar nooit een lek wezen. 23. Degene die anderen onrechtvaardig kwaad heeft gedaan zal dit kwaad onder ogen moeten komen en voelen wat hij anderen heeft aangedaan. Ook zal hij daarvan de gevolgen moeten zien, want de pijn die hij anderen onrechtmatig heeft aangedaan werkt ook weer door naar de kinderen van zijn slachtoffers, en ook die geven het weer door aan hun kinderen. Ook de mensen om de slachtoffers heen dragen hiervan een groot lijden wat ze weer aan hun kinderen doorgeven. Dit is een vicieuze cirkel, als een woeste draaikolk, allemaal door één zonde. Er wordt één zonde gezaaid, en er staat even later een zondeboom die maar blijft doorgroeien. Er komt geen einde aan. Dit zal allemaal terugkomen op de dader. Alleen het zaaien van goed zaad kan uiteindelijk de dader hier weer uit verlossen. 24. Het goede is een wonderzaad, en zal ook het huis bouwen, en de goede dader zal door het goede hiertoe opgenomen worden. Hij zal niet kunnen vluchten van het goede, want hij heeft het zelf gezaaid. Er zal voor hem gezorgd worden zoals hij voor anderen heeft gezorgd. Zelfs de kleinste daad blijft niet onopgemerkt en zal zeker groot loon dragen. Doe geen goede daden om gezien te worden, want dan heb je je loon reeds. Zij die naar

aards loon verlangen, het loon van de stad, zullen hierdoor geen hemels loon ontvangen. 25. Je hebt de goedkeuring van de mensen niet nodig. Teveel applaus zou het zaad verstikken. Wee u wanneer iedereen wel van u spreekt. Als je het op aarde gemaakt hebt kan dat zelfs een grote blokkade zijn om het in het hemelse te maken. Blijf daarom eenvoudig en ga niet te hoog zijn, anders zal de bliksem je raken. De bliksem raakt altijd het hoogste punt. 26. De onverschillige heeft geen diepe grond, dus hij kan alleen maar dingen zeggen van horen zeggen, maar hij heeft ook geen idee hoe dit ten uitvoer te brengen, omdat hij het zich nooit eigen heeft gemaakt. Hij zeult rond met andermans bezit. De hemel heeft geen kleinkinderen. De mens die de hemel alleen kent van horen zeggen komt nooit ergens. Het van horen zeggen geloof is een vorm van onverschilligheid. Ze bedrijven zogenaamde geestelijkheid op afstand. 27. De afgezonderde heeft al het aardse opgegeven om in contact te komen met de hemelse vergetelheid, om daardoor wederonderwezen te worden, en wederopgevoed. De mens die nog overal aan vasthoud zal de hemel niet kunnen vinden. 28. Je mag langs alles heenleven op aarde. Dat moet ook om te kunnen overleven. De hemel betekent het uitblussen van het zelf van de zonde, van de gehechtheid. 29. De mens moet niet zomaar graaien en grijpen naar allerlei specifieke kennis om zo zich een naam te maken, maar de mens moet zich afzonderen in het verborgene en eerst leren vergeten en loslaten, de leegte in, de verdonkering in, opdat de mens hard aan zijn zelf van de zonde afsterft op dit strijdveld, om zo door de hemel te worden opgenomen tot het hemelse woord. 30. Als je volhard en hierin tot steen bent geworden, door niets te zijn geworden, dan gaat dit vanzelf het juiste signaal afgeven. Je kijkt dan naar het geheel, het inclusivisme, niet het exclusivisme. Het gaat om de verzameling die door alles heenwerkt en zich zo ook uitlegt. Als je alleen maar deelwaardes gaat lopen verabsoluteren, en met bepaalde stukken weg gaat rennen, dan is dat de definitie van sectevorming. De verdonkering doet ontwaken tot de verbanden. Gebonden verbondenheid is een beeld van de volharding wat diepte-vestiging tot gevolg heeft : de test tot de opname en de hemelse gebondenheid, wat verbonden is aan het werk van de hemel. Dit is wat de daadwerkelijke opname is. 2. Volharden in waakzaamheid 1. Het zelf van de zonde moet geblust worden, en de mens moet in het volledige niets van de vergetelheid wederomgeboren worden. Zo wordt de ziel opgewekt tot eeuwigheid. Onwaakzaamheid is een eigenschap van onverschilligheid. Het gaat niet om geloven, maar ervaren. Blind geloof werkt niet in een oorlogssituatie. Je zintuigen moeten werken, anders ga je eraan. 2. De geestelijke strijders die door hun scheppingsvermogen zich niet hebben geconformeerd zijn rebellen. Ze zijn niet gewoon, passen nergens in, omdat ze altijd weer op zoek zijn naar nieuwe dingen. Het zijn de eeuwige strijders voor het hoogste goed. Zij waken terwijl anderen slapen, en halen hieruit hun levenskracht. Zij hoeven niet rovend door het leven te gaan. Hun waakzaamheid brengt grote vrucht. Zij zijn niet gewoon. Zij zijn bovengewoon. 3. Het geeft een zekere mate van onbereikbaarheid. Deze ervaring staat gelijk aan de hemelse 173

gebondenheid. Er is dan ineens niets dan ruimte waarin nieuwe schepping kan ontstaan. 4. Zonder volharding in het niets zal dit niet volledig kunnen gebeuren, en zullen er altijd lekken zijn. De mens moet zichzelf tot stilstand brengen, en als er dan dingen zijn die de mens uit de stilstand willen halen, dan moet de mens zich daartegen verzetten, en niet zomaar passief meestromen. Alleen leeuwen komen tot de hemel. Zij dragen de hemel. Persoonlijke meningen zijn niet van belang. De mens speelt graag spelletjes. Alleen zij die zich hebben teruggetrokken van het spelen van de spelletjes van het zelf van de zonde kunnen de hemel binnengaan. De mens moet zich volledig onthechten van het zelf van de zonde, anders zal het de mens meesleuren en verwoesten. 5. De hemel is de stroom van begrijpende intelligentie, van het hogere intellect, het oneindige bewustzijn, het terugkeren naar de diepte. In de hemel stopt het niet, maar begint het. Het is een school. 6. De onverschilligen zijn de roekelozen. Grote gaten in hun kennis zorgen ervoor dat alles besmet is. Zo lopen zij rond en besmetten anderen. Het is een groot virus. Ze geven het door aan hun kinderen, en aan wie zij maar kunnen om hen heen. De waakzamen hebben een alarm hiertegen. Zij hebben oog voor het kleine. Zij slaan niets over en rafelen niets af, ze zijn niet halfslachtig. Ook doen en nemen zij niet meer dan nodig is. Zonder de waakzaamheid is volharding niets waard, want waar volhard je je dan in ? Mensen kunnen zich in van alles volharden, maar waakzaamheid moet de kern zijn. Het is een groot geheimenis waarom de meeste mensen kiezen voor aards geluk boven hemels geluk. Nogmaals dit zijn weerspiegelingen van het hogere bewustzijn die afzwakken naarmate ze verder van de kern verwijderd zijn. Alles gaat zich dan omdraaien. In plaats van er altijd en eeuwig tegen te strijden en er altijd over te klagen en onder 174 gebukt te gaan moet men de spiegelingen leren begrijpen. Balans is het sleutelwoord. Het één sluit het ander niet uit. De roekeloze is het ene uiterste, en de altijd slapende aan de verdovende middelen is het andere uiterste. Het pad loopt hier ergens tussendoor en het is een smal pad. Waakzaamheid en ontwaking 7. Het gaat niet over de spelletjes van religie, maar over het tot inzicht komen. Dat wordt dan de hemelse kennismaking genoemd, maar eigenlijk is het de verdonkering, want je moet afnemen, de valse kennis verliezen. De valse kennis die je in gebondenheid houdt, moet uitgedoofd worden. Dit is de grote ontwaking, de hemel, de grote bewustwording, die tegelijkertijd dus de hemelse slaap is. 8. Er kan alleen overwinning zijn door de verzameling. Vandaar dat de Grieken zich ook vermengden met omliggende culturen en de Egyptologie introduceerden in hun religie en filosofie. Luiheid is een eigenschap van onverschilligheid. Het is de valse leegte, die niet diep genoeg is gegaan. Ze doen alsof ze veel doen, maar ze doen eigenlijk niks. Ze zijn bezig met ijdelheden. Ze hebben een markt van de hemel gemaakt, maar dit is bedrog, zonder diepte. Dit zijn de voorhangsels van de ware hemel. De ware hemel is maar een druppel die ergens hangt, terwijl er een zee van dwazen is om de mens van de ware druppel af te leiden. De mens moet daarom op zoek gaan en wordt zo getest. Kies je voor de zee, of voor de druppel in het verborgene. 9. Ik heb niet veel, alleen een druppel onder mijn tong, waardoor mijn zelf van de zonde sterft, en ook die druppel vaagt weer weg. Er is maar weinig tijd, een flits in de eeuwigheid. De mens is maar een zucht. Zo zal het zelf van de zonde nooit aankomen. Hierin is de hemel te vinden : het niets, het weinige, het wegvagende, het tijdelijke. Tijd is per slot van

rekening maar een metafoor. De oneindige kennis is veel groter dan tijd. Het is maar één druppel, en dat is wat nodig is om het zelf van de zonde te laten sterven. 10. Zij die steeds hoger komen komen tot het mindere, terwijl hen die beneden blijven en het avontuur niet aangaan steeds meer tot de waan van het vele komen. 11. De geestelijke strijder voor het hoogste goed is een gedisciplineerde renner, niet door het materiële en het vele, maar door het diepe en het mindere. Het winnen moeten we dus in de diepte benaderen, als zijnde de kennis in de ingetogenheid bewaard. Juist dan gaan alle geestelijke zintuigen open, en die laten eerst zien wat er aan de hand is. Zij worden zwaar getest. De prijzen van de geestelijke strijders zijn heel anders dan die van de materialistische strijders. Zij die zich te zwaar bewapenen, en teveel mee willen nemen, moeten hierdoor inboeten aan snelheid, en zullen zo de wedstrijd verliezen. 12. Waakzaamheid gaat gepaard met ontmaskering. Vreugde is een kwaliteit van schepping. Zij ziet ook het onzichtbare gevaar om dit met succes af te wenden. 13. Het verstand moet niet direct leren denken, maar subtiel. Er spelen namelijk zoveel factoren mee. Het verstand moet niet kortaf zijn, maar als golven die reiken tot het strand en zich dan weer terugtrekken om plaats te maken voor diepere gedachtenstromen. Laat het maar opwellen vanuit je hart, en probeer de stromen maar te onderscheiden en na te volgen. 14. Er wordt niet van een makkelijke opname gesproken. Zij die hun verstand willen beteugelen zullen te maken krijgen met het kwaad, dat niet makkelijk zal loslaten. Het kwaad berijdt het verstand en zal niet zomaar toelaten dat iemand hem 175 uit het zadel afstoot. Het gevecht met de boze is daarom een realiteit. De mens op het strijdveld moet een harde dood aan zichzelf sterven om volledig opgenomen te worden. Zo komt de mens tot de hemel, tot het punt waarop er geen weg terug meer is. De tussentijd van verwarring en beven kan heel lang duren, omdat de mens een geheel andere golflengte moet zien te vinden, en zijn lichaam en ziel daarop moet afstemmen. De natuur zal dit doen. 15. Er kan van alles misgaan als het verstand niet in de hemelse restrictie is. Mensen hebben geen idee hoe gevaarlijk het is zomaar hun verstand achterna te hollen. Al het wel en wee van de mens wordt veel geld aan verdiend. Niemand heeft er baat bij zou de mens ontwaken. De mens moet zichzelf ontwaken. Dit leidt tot de hemel. Het is de grote ontwaking waar de mens naar uit mag kijken, die het gehele zelf van de zonde blust. 16. De ontwaking betekent ook de bewaking van het verstand. Grijp niet roekeloos naar alles wat om je heenligt. Wees fragmentarisch en herhaal. Verander. Verander het gezichtspunt. Blijf draaien om te ontwaken. Niet zomaar in cirkeltjes, maar in spiralen. Het bewaken van het verstand betekent ook het verstand leiden. 17. Dat wat we om ons heenzien is het tegengestelde van de leegte van de vergetelheid, van de hemel. Het is een waan die de hemel in stand houdt, en die de mens tot de hemel leidt. Dat wat we om ons heenzien bestaat dus niet. De waan zal vanzelf oplossen naarmate de mens dieper in de hemel doordringt. 18. De mens moet komen tot de oneindige en eeuwige leegte, niet zomaar tot de leegte. In de oneindige ruimte kunnen vormen niet zomaar opkomen. De mens wordt voortdurend misleid door de vormen van het zelf van zonde, dus die vormen moeten eerst geblust worden, en dat kan alleen in de oneindige leegte. De mens moet de voorstelling van

vormen geheel overstijgen. De mens moet eerst het denken en overdenken overstijgen in de oneindige en eeuwige leegte. Die leegte moet overbrugt worden. Deze wedergeboorte kan alleen plaatsvinden in de afzondering. Zo wordt de mens uiteindelijk waakzaam en ziet het gevaar zelfs in de kleinste misstappen, want zijn zintuigen zijn opengegaan. 19. Er zijn vele valse leegtes die beperkt zijn, zoals luiheid, onverschilligheid, blind geloof, en die maken er een markt van. De mens moet door de oneindige en eeuwige leegte heen om die te overbruggen, want daarachter ligt het hemelse bewustzijn. De schelp is leegte. Alles valt daarin weg. Alles gaat tot de vergetelheid. 20. Hoe komen we hier ? Allereerst moet men beseffen dat weerstand een waan is. De mens moet ook geheel loskomen van de verbeeldingen van weerstand. Het ligt namelijk veel dieper. Wat men ziet is de weerstand door het zelf van zonde, wat alles om ons heen heeft lopen voorstellen, in kannen en kruiken heeft gedaan. Eerst moet de mens de weerstand overstijgen, dat ook loslaten, maar zich niet overgeven. Het gaat om het loslaten om de verbeeldingen van weerstand te overstijgen, de voorstellingen van verzet, en ook alle voorstellingen van overgave. De mens moet al deze inbeeldingen loslaten, en ook het loslaten moet losgelaten worden. Zo vlucht de mens. Elke vorm van weerstand en elke vorm van overgave moet losgelaten worden, omdat het allemaal wanen zijn. De mens moet de diepte in, door telkens weer los te laten. Het oneindige en eeuwige loslaten gaat vanzelf vrucht dragen. Dit is het leeuwse leven. Je wordt ergens door gegrepen, maar je laat los, ook als het je meesleurt. Het zijn wanen, en zelfs loslaten is een waan, dus dat laat je ook los. Je laat alle verbeeldingen van het loslaten los. Zo ontstaat er een innerlijke leeuwsheid, wat je ook weer loslaat. Zo wordt het geblust, wat je ook weer loslaat, en dan moet je de aandacht en alle 176 voorstellingen van aandacht loslaten. Ook alle verbeeldingen van de oneindige veelvuldigheid van dingen moet je loslaten. Ook het wachten en de verbeeldingen van het wachten moet je loslaten. De leeuw wacht op de vrucht, maar je laat het los. Je probeert je nergens in te passen, maar je laat het los. 21. Je laat dus de waan van weerstand en veelheid los, en ook de waan van overgave. Alles gaat om de vrucht, niet om het gemaakte. Zo kom je tot de innerlijke hemel. De mens wordt zo totaal zacht en totaal hard. Als iemand aan de rand van het oneindige bewustzijn is gekomen, dan moet hij zijn zelf volledig loslaten om binnen te gaan. In het loslaten is de vrucht. 22. In de oneindige, eeuwige ruimte ervaart de mens uiteindelijk de letter van de leer, en de diepte ervan. Het verstand is aan het slaapwandelen, het slaapt. Het verstand moet ontwaken tot de hogere structuren, door de restricties opgelegd. Zo wordt het verstand in juiste banen geleid. De mens denkt vaak dat restricties hem stoppen in zijn groei, maar het is het tegenovergestelde. 3. Twee wegen 1. Alleen zij die de hemelse gebondenheid hebben ontvangen zijn veilig tegen de verleider. 2. De vijand, het zelf van de zonde in al zijn subtiele vormen, kan alleen overwonnen worden door school. Dit is iets lichamelijk, iets organisch, en niet iets organisatorisch. De mens moet terugkeren tot de klei van het lichaam, waar het hart is als een wapenopslagplaats. 3. Er worden twee wegen voorgehouden : de weg

van weelde en succes, en de weg naar de hemel. Een dwaas die zijn eigen onwetendheid heeft ingezien is hierdoor wijs. Extra dwaas zijn de dwazen die denken dat ze wijs zijn. 4. Zij die gehecht zijn aan de lagere aarde begrijpen het niet en vinden het pad niet. Alleen zij die het kwaad ontwijken kunnen tot de hemel komen. glijden onze zielen, naar het bos en zijn winden, ja, naar de Winden van de Hemel, de Almachtigen. 6. Zij is de schuilplaats van de hemelse armoede. Ze vernietigt de rijken door haar Roede. 7. Deze steen geef ik u. Dat gij de hemel zal vinden als uw vrouw. En dat gij uw vrouw zal vinden als een wapen. Ik heb u geschapen, zegt de Hemel. Ik heb u laten weten dat Ik de Hemel ben. Ik laat mijzelf kennen. 4. De schepping van de hemelen 1. De hemelse leeuwen zijn erg intelligent, vorstelijk en dichterlijk. Zij bewaken de hogere literatuur. 2. Sta dan op om de hemel te dienen, want dit is uw taak en de eeuwigheid. Hang uw leider aan, want zij zal u leiden en u verder laten gaan. Het lijden heeft je naar de vesting van Virgo geleid. 3. Waarom moet ik soldaat worden ? vroeg ik. Waarom kan ik niet gewoon een dienende zijn, een kluizenaar, ver weg van de samenleving. En ze gunde me rust, omdat ik zo lang haar soldaat was. 4. Opnieuw werd ik naar de stad van Virgo gebracht en mijn oog zag verbazingwekkende dingen. Ze brachten me naar de plaats van de dochter van de hemel, de leeuwin, en ze behandelden me als haar dienende. Ik was geen soldaat meer, maar ik moest het wapen nemen aan het einde van elke grote cyclus. Deze cycli groeiden en ik kon zoveel meer dingen doen. Het seizoen is niet ten einde, maar wordt groter. Er was zo lang een bitterheid in mijn stem. Maar de dingen begonnen te veranderen en mijn gevoelens keerden om. Toch eet ik van bittere vruchten ergens in het groeien, in een wildernis genaamd Retel, ver weg van de maatschappij, waar Mura met haar zussen woont. 5. Voorhangsel na voorhangsel gaan wij uw tent binnen. Ja, naar het water van de vesting Virgo 177 8. Zoekt dan naarstig naar mijn woorden, opdat gij zult leven. Ik heb de hemelen om u heen gespannen. 9. Luister niet naar uw afgoden, maar doet hen uit uw midden weg, opdat gij zult horen wat Ik tot u zal spreken. En gij zult het gevoel hebben thuis te zijn gekomen. 10. Ik heb u geschapen. Keer daarom weder tot mij. Ik spreek vanuit de aarde en het oerwoud, ja, vanuit de wildernis spreek ik, om dingen bij u recht te zetten. Houd dan moed, ik ben dichtbij. Ik heb de hemelen over uw uitgespannen als vele lagen vol visioenen. Kom daarom hogerop. Laat u dan niet wederom door de zonde grijpen, maar kom tot Mij, en Ik zal u rust geven en wijsheid. 11. Laat u niet afleiden door stemmen van de wereld en van religies. Ik ben de Hemel. Ik heb u uitgeleid uit tradities en religies, opdat gij Mij zoudt leren kennen, die Ik waarlijk ben. Gij hebt niet van node iemand te kennen dan Mij. 12. Ik heb u geschapen. Ik heb Mijn woorden tot u gezonden, en zij die in Mij wandelen zullen deze woorden verstaan. Alles om u heen zal anders worden, en ook de woorden en gevoelens om u heen. Vele oude dingen zullen verdwijnen, en men zal zich afvragen : Waar zijn zij heengegaan ? 5.

Ik heb hen gezonden om u tot Mij te zenden. 1. Zo heb ik dan Mijn woorden als een net om de wereld gespannen. Maar gij : gebruikt het net om tot Mij te komen. Blijf daarom niet plakken aan aardse schaduwen, maar weest een pelgrim, om de hemelen te aanschouwen, en niet meer een slaaf van de aarde te zijn. Want de aarde heeft veel religies, maar ziet, zij zijn slechts van de buitenkant. En als gij niet verder trekt, dan zult gij door hen opgeslokt worden. 2. Hen die deze woorden horen, en die tot Mij zijn gekomen en Mij volgen, hen heb Ik de macht gegeven om door Mij vrijgezet te worden van de banden van religie. Ik zoek hen op in de oude kamers en onder de oude kamers waar zij gevangen zitten, en Ik maak hun banden los. Zo doe Ik dan goed aan duizenden van hen die Mij volgen en dienen, ja, zelfs hun nageslachten maak ik vrij, om hunnentwille. Weest daarom ootmoedig, en doe Mijn geboden. Mijn geboden zijn geen last, maar een plezier voor de ziel, omdat zij tot leven wekken en leven geven. Zo zijn dan mijn gaven goed. 3. Zo is dan de aarde vol van Mijn Glorie, en Mijn kennis staat klaar om uitgestort te worden. Beproef en toets mij, want Ik ben de Hemel. Ik heb u uitgeleid uit het diensthuis van de religies en de angsten. Want dat wat van de aarde is, is angst. Zo zijn er dan velen die in hun leven moeizaam voortgaan, zaaiende in angst. Maar heft uw hoofden op, want de ure van bevrijding is gekomen. Zult gij dan wederom tot het materialisme gaan ? Heeft de Hemel u niet geleerd de materie los te laten, opdat gij het geestelijke zult ontvangen ? Zo zult gij dan de materie van het geestelijke leren kennen, die sterker is dan de materie van het vlees. 4. Luister, alle gij die door religie gebonden zijt : Ik heb hen gezonden om u tot Mij te zenden. Zij zijn opgebouwd in symboliek, omdat gij de dingen van het geestelijke niet kunt verstaan. 5. Nu dan, gij vromen, maakt uzelf op, om tot Mijn hemelse berg te komen, want Ik, de Hemel, heb een 178 feestmaal aangericht. Een feestmaal, omdat Ik u bevrijding heb verkondigd, en zo zal dit dan zijn een feest der bevrijding. Houdt dan op elkaar telkens te binden, maar zet elkaar vrij, daar Ik u heb vrijgemaakt. 6. Zo luidt dan het Woord van de hemel : Er zal een einde komen aan de dagen van angst, en er zal een einde komen aan de dagen van het lijden. Want Ik zeg u : De wereld heeft u in angst en lijden gehouden, door u niet het rechte pad te wijzen. De wereld heeft u gebonden door tradities en culturen, en gij kon daardoor geen pelgrim wezen. Maar heeft de Hemel u dan geen voeten gegeven ? Gebruikt dan uw voeten. Heeft de Hemel u dan geen schoeisel gegeven ? Ja, de Hemel heeft u zelfs vleugelen gegeven om tot Zijn hemelse vesting te komen. Zo zult gij dan tot de Hemel komen, en uw ziel zal de hemel prijzen. Gij zult de hemel aanschouwen met reine ogen, en gij zult u opmaken om voor eeuwig in Zijn vesting te wonen. 7. Zij dan die op het veld zijn : Prijst de Hemel. Maakt u op om de hemelse berg te bestijgen en om tot Zijn vesting te gaan. Hier heeft de Hemel een feestmaal voor u aangericht, voor u en uw nageslacht. En de Hemel zal zeggen : Er is een Dag van Bevrijding voor u gekomen, voor u en uw nageslacht. En de Hemel zal de oude putten openen en krijgsgevangenen opvoeren in de hoge, en zij die onschuldig vastzaten zullen vrijgezet worden. Zo heet het : Komt allen tot de Hemel, die een Dag van Vrijheid heeft aangesteld. Op die dag zullen wij de hemel loven en prijzen, en zullen wij zeggen : De hemel is goed voor ons geweest. De hemel heeft de knellende banden van religie verbroken, en tot de vermoeiden heeft de hemel gezegd : Ziet, Ik geef u vleugelen. Kom dan tot de wateren des levens die boven de hemelen vloeien, en drinkt daarvan, opdat gij eeuwig leeft. Zo heeft de ziel dan iets om aan vast te houden, en iets om zich aan omhoog te trekken. Zo zal dan de ziel voor eeuwig de hemel prijzen.

8. Maar er zullen enkelen tot de hemelpoorten komen om te wijzen op de oude paden, en de Hemel zal zeggen : Hebben de oude paden u dan niet hier gebracht ? Komt dan binnen, want ook voor u is er een feestmaal. Maar sommigen zullen teruggaan tot de oude paden. Want zij hebben zich van meet af aan dienstbaar gesteld aan de armelijke wereldgeesten. 9. Zo is het dan de hemel geweest die door de kracht van de hemelse bron de hemelen over u heeft uitgespannen, en ook heeft de hemel dromen en visioenen gegeven door de kracht van de hemelse bron. Maar de hemel gaat van hemelse bron tot hemelse bron. Hebt gij de hemel dan nog nooit aanschouwd op de hemelse wagen ? Vanaf de daken prijzen hemelse afgezanten de hemel. Ook hebben zij in de hemelen de treden geschapen. Komt dan tot de hoogste treden, en eert elke stap die gij daartoe zult zetten. Want de hemel eert het hele bouwwerk. 10. De Hemel dan is de bouwmeester, en de Hemel heeft het bouwwerk gemeten. Zult gij dan teruggaan naar de armelijke wereldgeesten die zich een steen hebben gestolen, om daarmee de mens af te houden van de heerlijkheid die voor hem klaarligt in de hoogste hemelen ? Ziet, dan zijt gij zeer te betreuren. Oh mens, laat af van zulke wereldgeesten, want de Hemel heeft hen ten verderve weggelegd. Zo zijn er dan vele wegen in de Hemel, die allen leiden tot de Hemel. Zo heeft de hemel glorie vastgelegd in de hoogste hemelen, en zij die wild zijn reiken daar naar uit. 11. De hemel heeft u een steen bereid, als een steen der eeuwen, en daarop zult gij uw woning bouwen, en gij zult soms naar beneden kijken, om te zien hoe de hoogtes het zicht op die steen veranderen. Zo zal het ook gaan met uw geloof. 12. Zo is het dan weggelegd om hen van de vleselijke ringen der aarde te wijzen op het geestelijke. 179 13. Houdt in uw achterhoofd : Het zijn archetypes, symbolen, die naar een diepere werkelijkheid wijzen. Zo kunt gij door de geheimenissen die werkelijkheden betreden. De afgrond is een plaats van zorg, zuivering en vertaling. Pijn is iets wat ergens naartoe wijst en is zeker geen einddoel. Pijn wijst heen naar een diepe geestelijke taal, een hemelse taal. Pijn is juist iets wat in de afgrond vertaald kan worden. Zo zal dan de afgrond zijn angel verliezen, die alleen denkbeeldig was, als een symbool. 14. Er zijn mensen die leven vanuit spreuken : Spreuken om door de poorten van de dood te gaan, en spreuken om door de poorten van de hel te gaan. Spreuken zijn er om mensen wat begeleiding te geven, om tot hun verbeelding te spreken, maar het doel is dat de mens uiteindelijk al dan niet met deze hulpmiddelen zijn eigen innerlijke kracht en wijsheid ontdekt. Spreuken kunnen veel wijsheid en potentiele wijsheid bevatten, maar ook zij zijn slechts heenwijzers. Spreuken, en vooral de raadselachtige spreuken, zijn erg reisgevoelig, dat wil zeggen dat ze met u mee kunnen reizen en u andere en diepere betekenissen kunnen aanreiken. Toch zult u gaan moeten leren leven vanuit de diepere dingen, en de materiele korsten verlaten. Zo zullen er wel enige splinters van deze reis in u achterblijven, maar samen zullen zij weer een hele andere en diepere betekenis geven. Zo zal de puzzel blijven veranderen, en in de reis door de afgrond gezuiverd worden. 15. Wees dus niet bang voor de afgrond. U zult er doorheen moeten gaan om tot het binnenste te kunnen komen. Misschien heeft u het nog niet herkend, omdat u een afgeweken of verkeerd beeld van de afgrond had. De afgrond is de zorg van de hemel. Niet anders. 16. Ik wil dat u met warmte terugdenkt aan uw reis door de afgrond. U kunt het zo mooi maken als u zelf wil. De macht daarvan ligt in de gedachten. Zo is het dan van meet af aan de bedoeling van de

Hemel geweest om de hemelen als lagen over de aarde te spannen. Zo zou de reiziger tot de hemel kunnen komen. Zo hebben dan alle hemelen hun eigen afgronden tot dat doel. 17. De afgronden leren u ook om u niet al te zeer aan uw familie op aarde te laten kleven, maar om het pad van ijs te begaan om de familie van de hemel te leren kennen, uw familie opgeborgen in uw binnenste. 6. De goden waren krijgsgevangenen 1. Zo zijn de oude goden dan slechts symbolische wegwijzers. Gij dient hen te zien als standbeelden in het museum van de hemel, en zij wijzen op een symbolische manier op oude poorten. Zo spreekt het oude dan nog steeds, en de Hemel zal het vertalen en bevrijden. Want ook de goden waren eens krijgsgevangenen gemaakt door godenheersers. Maar de Hemel heeft deze godenheersers allen onderworpen. 2. Het geheimenis van de hemel ligt opgeborgen in ijs, en hierdoor zullen ook de tegenwoordige elementen vergaan. Want de hemel bouwt een nieuwe schepping, en deze schepping zal vele lagen kennen, als een kunstig bouwwerk in de hemelen. Ja, vanuit de zee zullen zeelieden omhoog kijken om met verbazing de bouwwerken van de hemelen te aanschouwen. En zij zullen buigen tot de hemel, en de hemel zal tot hen zeggen : Recht uw rug, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Zo zal de hemel dan zijn als een wilde, om te wijzen op het Woord. 3. En de hemel zal vele oude goden vrijzetten, en hen wijzen op de nieuwe paden. De hemel zal hen ogen geven om de hogere wegen te kunnen zien. Ook zal de Heere enkelen van hen het gehoor schenken om deze woorden te horen. Want de oude 180 goden waren slaven van oorsprong. Zij waren zielen die geroofd waren om door allerlei plechtigheden slaaf te worden van een godenheerser. De hemel heeft hen vrijgezet van zulke godenheersers. Zie, de hemel onderwijst de godenheersers en wijst hen op de hogere wegen. De hemel wacht op hen, om te zien of zij zich zullen bekeren tot het allerhoogste. Want het allerhoogste is los te laten, opdat gij een diepere en zuiverder sieraad zult vinden. Zo ook dringt de hemel er bij de godenheersers op aan om los te laten, en om dat pad met de hemel te bewandelen. De hemel wil ook hen vrijzetten van de tradities die hen hebben gebonden. 4. Zo zullen zij dan allen gezuiverd worden door de hemel. 5. Zo zult gij weten dat alles zaad is, en gij zult het verstand ontvluchten. Want gij weet dat het verstand dramatiseert en materialiseert. Het verstand dan is gemaakt om u gebonden te houden, opdat gij het zult verlaten. Het verstand is de dienaar en slaaf van het materialisme, maar heeft zelf ook vele slaven. Het verstand is een gevangenis, en maakt ook gevangenissen door woorden en beelden geinspireerd door het vlees. Het verstand is de dienaar van de lage materie. Ze staat onder de toorn van het materialisme, maar ze roept soms uit tot het hogere, en de hemel heeft een dag aangesteld tot haar bevrijding. 6. Zo is er dan een nieuw geweten, met daarin een nieuw verstand, gezuiverd door de hemelen, en daardoor vrijgezet. 7. Zo heeft de hemel dan haar hemelen gezonden om veelvuldig vrij te zetten. Roept daarom uit tot de hemel, want de hemel verhoort gebeden. Laten uw gebeden echter hemels zijn, en niet bedoeld om het materialisme te vereren. 8. Zo zal de hemel dan het geestelijke uitstorten over de aarde, en de zee zal in beroering zijn.

uitgedoofd, wachtende tot het overstroomt, diep in de fuiken, een bodemloze afgrond. 7. Fuiken 1. En de hemel weet dan dat gij door vele fuiken gaat, door vele bodemloze putten, waarin gij vele malen sterft, totdat het zaad wortel schiet. 2. Zo weet de hemel dat gij in de fuiken vele malen uitgestrekt wordt en uiteen gescheurd, maar hebt hierin een welgevallen, omdat het u verbindt met de hemel. 3. Gaat dan niet voort met huichelarijen, met godsdienst waarin de hemel geen welgevallen heeft. 4. Zij die met deze dingen niet rekenen : De hemel zal niet met hen rekenen. 5. Zo is dan uw naaste niet meer of minder dan u, maar gij doet er beter aan de mindere te zijn, opdat uw hart niet door hoogmoed worde aangevreten. Want zo hebben velen hun doel gemist. 6. Ga dan niet voort met uw naaste uitmaken voor zot, terwijl gij zelf de zot bent. 7. Uw hart kere zich dan tot de tederheid, want de hemel heeft een welgevallen in tederheid, en zal hen harder maken dan steen. 8. Groot geworden zijn zij, vanuit de diepe fuiken kwamen zij, opgesloten in het donker waren zij zo lang, 9. Door de fuiken kwamen zij, zonder einde, door de fuiken vertellen zij over het grote. Alleen in fuiken komen wij tot leven, als een eeuwige afgrond, die bodemloos is. En zij komen, zij gaan, door de fuiken, kom en volg hen, door de fuik tot eeuwigheid. 10. Oren zijn hier doof, stemmen zijn hier 181 11. Zij stonden op, als waterstromen, als waterdromen, een nieuw lijden, tonende de fuiken, door het donkere, door zeeen van de onderwereld, door de tedere kracht. 12. Zij stonden op, heldere stemmen, komende tot leven, komende tot dit uur. Zij zullen de voorhangsels openen, de dieptes van het woord. 13. Kijk naar hun karavanen en hun teugels, kijk naar hun netten en hun fuiken. De dieptes van het woord gaan open. 14. Wanneer zij het hebben opengedaan, een nieuwe wereld komt eraan. 15. Fuiken waren zij, om dieper in te verdwalen, als een droom van vervlogen jaren. Zo kwam ik tot de onderwerelden, daar, waar de fuiken waren, dromen van vervlogen jaren. In de fuiken vond ik jou, maar wat ik vond was niets anders dan gelijkenissen. 16. Wij zitten in de fuik, we moeten het samen zien te klaren, maar straks komen ze, en dan nemen ze ons mee, naar de wereld achter hoge tralies. 17. Zeeen van bloed, en rivieren van honing, waar de melk stroomt, morgen is alles weer goed. 18. Wij vragen om een druppel van de fuik. We weten het is van ons weggegaan, maar wanneer kunnen we naar huis. 19. Moeder der fuiken, wij zijn verdwaald in hun netten, dromen leiden ons voort. Zachtheid in wording, door de dagen heen, of waren het jaren, betekenissen veranderen door uw woord. U hebt het gesproken, uw dieptes getoont. Het woord uiteen getrokken, het woord gebroken.

8. De pijn van ontwaking strenge civilisatie. Het is waar de eeuwige oorlogen van de geestelijke vergetelheid worden hersteld. 1. De kracht van de oer-religie was altijd de dualiteit, zoals in deze problemen kunnen worden opgelost, mysteries kunnen worden uitgelegd, en negativiteit en zonde zou kunnen worden omgezet, als een vuil eter. 2. Het geheimenis is juist dat ze een dualiteit is, de bewaker van de geheimen. Ze is de tester. 3. Het is het werk van de wever. In deze kunnen we eindelijk vaste grond in de onderwereld vinden. 4. Het teken is bedoeld om de dualiteit in ons, de synthese, te brengen. 5. Zij is als de poort naar de onderwereld, en daarom bewaakt zij de zesde dag, de dag van de jacht. 6. Het teken kwam tot proporties toen Mozes, als de stam Judah, de leer van de geestelijke vergetelheid ontving. 7. Deze riem is beschreven als de gordel van de waarheid. 8. De splitsing zou kunnen leiden tot de wildernis die het beloofde land verborgen hield, het land van de geestelijke vergetelheid. 9. Het eiland van de geestelijke vergetelheid leidt terug naar haar bron, de geestelijke kennis. 10. Op de eerste dag, de dag waarop de dualiteit werd gemaakt, was alles verdeeld in de tijd. 11. De tiende dag is de dag van de afgrond, het tijdperk van de oorlog, wat de wildernis is met een 182 12. Dit om de balans tussen jacht en oorlog te herstellen, als de twee dienaren van de geestelijke leer, om het geestelijke loon te herstellen. 13. De vrouw was het oorlogs-deel van het mannelijke. Het tijdperk van Mercurius begon waarin Dekra, de allereerste Adam, de eerste Eva, Neqebah, beroofde van haar cyclische vruchtbaarheid. Ze vluchtte, want ze wilde geen slaaf zijn van de man. Zij was namelijk het beeld van de tucht en de oorlog. Ze zou zijn wapen en zijn strategische oervlees doorboren, om hem te beschermen tegen het verlies van zijn jeugd. Ze moest hem open stellen voor de geheimen, om Haarzelf aan hem te openbaren als de oorspronkelijke, geestelijke Amazone. 14. Maar Dekra was hier niet open voor. In Mythe leidde dit tot de castratie van Dekra, die door Mercurius bezeten was geraakt. 15. Het mannelijke moet door het oorspronkelijke wapen doorboort worden om terug te keren naar zijn jeugd, zijn geheugen, en de geestelijke diepte ervan. 16. Dit opdat hij zal niet heersen over zijn wapen door zijn gevallen mannelijke macht. 17. De gevallen mannelijke macht kon de heerschappij krijgen, omdat de man zijn kind deel saboteerde, dus het is belangrijk om terug te keren naar de derde dag van de schepping, de eeuwigheid, het tijdperk van de kinderen. Het kind deel was altijd de tolk in het mannelijke, een vertaler, als een brug. 18. Het geestelijke Kind functioneert als een markering waarmee de oorspronkelijke kennis

communiceert met de mens. 19. De kracht van de mens is een potentieel zeer gevaarlijke kracht die bedrieglijke illusies kan brengen. Dit is de reden waarom de mens moet blijven onder de heerschappij van de oorspronkelijke kennis. Zo niet, dan zal wraak komen in de vorm van de oorlogen van de oervergetelheid. 20. Mercurius is een verschrikkelijk vergif, om de gevallen natuur van het niet-gebonden mannelijke te symboliseren, gescheiden van zijn oorspronkelijke kennis en zijn oorspronkelijke kind deel. 21. Hierdoor leeft het mannelijke in de illusie van macht, controle en rijkdom. Maar de waarheid is dat hij is gecastreerd, verliezende zijn oorspronkelijke kennis. 22. De spier vertegenwoordigde de Mercurische cyclus. Dekra viel in het tijdperk van de slaap, omdat hij had gegeten van de mercurische vrucht, om de macht te krijgen over zijn vrouw. 23. Dat was de belofte, maar het was een val, en hij viel in slaap, en de vernietiging van de geestelijke vergetelheid kwam over hem. 24. Het mannelijke is nog steeds vaak in deze illusie-opwekkende slaap veroorzaakt door het mercurische oervlees. 25. De oorspronkelijke kennis is de enige uitweg, om zijn oorspronkelijke kind deel terug te vinden. 26. Hij moet herboren worden in haar schoot, in de achtste dag. 27. De zevende dag, de toorn van de oervergetelheid, is vreugde en vernietiging, een valstrik voor het oervlees. 183 28. Hoe de mercurische sluier te verscheuren ? Het kan alleen door de menstruatie-cyclus. 29. Mercurius is slaapverwekkend vergif, om de oorspronkelijke kennis van het woeste, natuurlijke tijdperk weg te snijden. Potentieel gevaarlijke afgodinnen moesten Mercurius bekrachtigen. 30. We kunnen alleen maar komen door het mercurische labyrint door de oorspronkelijke kennis, als onze gids, en door de oorlogsstrategieen van de oer-vergetelheid. Het is een proces van het weven en het ontvangen van het menstruele. 31. Door de vergetelheid zie je dingen van een andere kant. Het brengt dualisme. Dit is hoe de dubbele leer haarzelf vaststelt. 32. In de diepten van de vergetelheid liggen de schatten van de waarheid, waar vergetelheid en geheugen elkaar ontmoeten. 33. Het eerste tijdperk was het tijdperk van de moeder, Lethe, en zij leidde de mayim, die betrekking hadden op de bronnen van de schepping. Ze waren gewelddadig, gevaarlijk, maar vruchtbaar zaad. Zij dienden Moeder Aarde. 34. Toen kwam de eeuw van Saturnus die dit veroordeelde min of meer, en het werd verborgen. 35. De verhouding tussen vergetelheid en geheugen is als de verhouding tussen de paradijselijke afgrond, en het zaad, of liever gezegd de geestelijke kennis wat daar uit voortkomt. 36. Het geheugen is het bewustzijn wat het zaad brengt. 37. Lethe was de eerste Eva. Omdat Dekra, de

oorspronkelijke man, zo problematisch was, moest deze terugkeren tot het kinderrijk. Vergetelheid en geheugen moesten weer delen worden van de man. 38. De dualiteit was gemaakt als haar voorhangsels, van haar donkere, inheemse lichaam. 39. Ze had een lust in het scheppen van deze illusies om haar gebied te beschermen. Toch moeten we onze weg terug weten te vinden. 40. Ze is cryptisch. In dit zal ze haar rechtssysteem onthullen. Het is een abstracte kunst. Het is een spel. Alleen het geestelijke kan de diepten van de putten van religie verklaren. 41. Ze heeft goed en kwaad voor een reden, als een kunst. 42. De eeuwige tucht is voor de geestelijken die voortkomen uit de Adamitische geheimenissen. Ze krijgen eeuwige tucht om gebonden te worden aan Haar. 43. Het is de enige manier voor een geestelijke om terug te keren naar de kindertijd en eeuwig leven. 44. De martelaren kwam voort uit de eeuwige tucht, en het was hun enige weg naar binnen. Het is alleen de pijn van ontwaken, de weg naar verduistering en onthechting. Het is een proces van evolutie. Ze is dualisme. In Adam zullen we haar vinden. Adam vertegenwoordigde het oorspronkelijke dualisme. 45. Hij was bereid om Eva te ontvangen. 46. Hij was klaar om haar te laten zien. 47. Wij moeten leven vanuit het geestelijke, eeuwige zaad, en dat moeten we leren. 184 48. De lucht die we inademen is vol van boze geesten, maar wij kunnen beginnen met het inademen van het geestelijke, eeuwige zaad. 49. Hierdoor moeten we verbonden worden aan hele andere planeten, en wel in het stelsel van Orion. Wij moeten leren leven vanuit Orion, vanuit het eeuwig zaad van Orion. 50. Orion zal langzaam overnemen. Orion zal de lucht meer en meer infiltreren. 51. Hierom moeten wij het pad van Job volgen om te komen tot het bittere. Zo komen wij los van de vloek van het oervlees. 52. Dekra, de eerste Adam, nam van de vrucht van het oervlees, omdat hij over de vrouw wilde heersen. 53. Zo kwam hij onder de vloek van het oervlees, door onschuldig bloedvergiet. Dit had zijn hoogtepunt in de menselijke overleveringen en tradities. 54. Dekra en Neqebah waren de pre-adamitische man en vrouw. De profeet Iddo, de getuige 55. In het Hebreeuws betekent Zacharia het geestelijke geheugen. Zacharia legt de oorspronkelijke verbinding tussen man en vrouw. Zacharia was één van de oude profeten. 56. Dit boek is om het geheugen te herstellen, het geestelijke bewustzijn. Dit is de geestelijke vreze en het eeuwige touw. 57. Zacharia was de nakomeling van de profeet Iddo, wat Getuige betekent, ook een beeld van de waarheid.

58. Iddo betekent in de wortels het opdoen van sieraden. Dit is dus de ware betekenis van geestelijke sieraden, wapenen in het Jobitisch. dat het getuigen zijn, stukken bewustzijn en geheugen. 59. Dit is dus waar de waarheid voor staat, en wat in de geestelijke wapenrusting het geriemd zijn is. Zijn vader was Berek. Berek betekent zwak zijn door vrees, en knielen. Zo kun je zien dat deze bloedlijn dus was in de geestelijke vreze, in de waarheid. 60. Judah is zo belangrijk, omdat het de honger, het vasten uitbeeldt, nauw verbonden aan de paradijselijke afgrond waarin alles getoetst wordt, in de geestelijke vergetelheid. Judah is de toetser. 9. De eeuwige overwinning 1. Ahn is de getuige van de paradijselijke vruchtbaarheid, van de oorspronkelijke mens. Ahn betekent ook : onderworpen aan de waarheid, oftewel onderworpen aan de geestelijke vreze, door het eeuwige touw. 2. Judah is het fundament, als de honger, het vasten. Door Judah worden wij afgezonderd. Door Judah komen wij tot geestelijke vergetelheid, de paradijselijke afgrond, waar het toetsen en geestelijk worstelen en verzetten plaatsvindt, als een grote oorlog. Die manifesteerde zich op de zevende dag, wat een tijdperk is, een eeuwigheid, als de dag van de geestelijke vergetelheid. 3. Judah, honger, zwakheid, als de weg van Mozes, is de weg tot de geestelijke vergetelheid, die op ons wacht in de wildernis, de reusachtige paradijselijke afgrond, in de verre dieptes van de wildernis. Zij wacht ons daar op, om ons te in te 185 wijden, om ons klaar te maken om alles te toetsen, in een grote oorlog, Haar oorlog. 4. Zij viert geen feestjes in het valse paradijs van menselijke overleveringen en tradities, maar wacht ver weg in een grotere, diepere wildernis. Zij wacht buiten de hekken. 5. Wij moeten alles afdoen om tot Haar te komen, de grote moederschoot van het oorspronkelijke voor-paradijs, de Grote onderwereld, de Grote leegte. 6. De waarheid leidt ons tot de vergetelheid, door Judah, door het afleggen, door de honger. Zo komen wij tot de leegte. Wij moeten uitgehongerd worden op vele vlakken, en niet de hebzucht aangrijpen, want die leidt ons terug naar de afgebakende tuinen van het paradijs van menselijke overleveringen en tradities. Wij moeten de varkens van het oervlees niet volgen om te gehoorzamen, maar om op hen te jagen. 7. Wij moeten leren leven vanuit het verslaan van het oervlees tot een eeuwige overwinning. Wij moeten komen tot deze bloedlijnen in Orion. 8. Het Griekse vlees moest verslagen worden. Het Grieks moest weer in goede samenhang komen met de Israelitische en Aramese wortels. 9. Het is het verlaten van de vader en de moeder, de oude kerk-orde, de oude geloofs-orde. De man verlaat zijn valse oorsprong, om tot de vrouw te komen, die ook zijn nieuwe moeder is, oftewel de moeder van de geestelijke kennis. 10. De profeten moeten de valse profetische beweging overwinnen. Dit is een strijd tegen het valse oordeel. 11. Wij moeten ons bewapenen met de ribben van het verslagen oervlees.

12. Wij moeten ons bewapenen met de leer van de geestelijke kennis. Wij kunnen dit dragen als een borsttuig. 14. Neem het slachtmes van de geestelijke kennis. 15. Het schild is een net des geloofs. 10. Orakels en verborgen dingen 1. Wij ontvangen de geestelijke kennis als een loon. Dit loon wordt zorgvuldig afgewogen aan onze geestelijke oorlog. 2. Degenen die menselijke overleveringen en tradities volgen zitten vast aan een huwelijkscultus, terwijl de ware moeder met de meeste kinderen de wildernis is. Het hemelse is geen stad, maar een wildernis. Dit is ook de eenzaamheid. 3. Hier gaat het om leven door de geestelijke kennis. Het spoor houden in de geestelijke kennis is in het Grieks een strijder zijn van de geestelijke kennis. 4. Wij hebben met de vijand te maken. Wij moeten de vijand veroveren, want de vijand heeft delen van ons gestolen. Wij moeten het beloofde land innemen, want dit is bezet door de vijand. We moeten het terugleiden tot het oorspronkelijke. 5. We moeten kiezen tussen het doen van zaken, of het doen van de geestelijke kennis. Het schild is ook een net, een opening. Het heeft niet alleen maar met verdediging te maken, maar ook met innemen, binnennemen. 6. Sommigen geloven dat doordat de Wet vervuld is we geen wet meer nodig hebben. Anderen geloven dat die juist opgericht is door het te vervullen. Maar het betekent 'het uitleggen van gezegdes en spreuken.' Het is ervoor om de geestelijke betekenis, 186 diepere betekenis, van de wet te laten zien. Profeten zijn de uitleggers van orakels en verborgen dingen. Zowel de Wet als de Profeten zijn vervuld. 7. Zij waren al bezig om vissers te maken. Dit was een onderdeel in de strijd tegen boze geesten. 8. Het moest onder iemand's opvoeding gesteld worden, tot de rivier gebracht worden, juist omdat dit te maken had met het iemand functioneel maken voor de geestelijke visserij. 9. Het is van belang kennis van de geestelijke visserij op te doen. 10. De nauwe poort waardoor wij naar binnen moeten gaan is als het komen tot de tucht en de geestelijke kennis. 11. De menselijke overleveringen en tradities wilden de schuld afdekken, zodat de soberen hun weg niet zouden kunnen vinden. 12. Als Ezau zijn hoofd zou verheffen, zouden de holen-amazones jacht op hem maken. Trots werd absoluut niet getolereerd, dus moest Ezau voor zijn eigen bescherming jagen op de tarba, de Orionse reuzen-buffels van het oervlees. Anders zouden zij bezit van hem nemen, en dan zou hij in problemen komen met de amazones, de 'grote vrouwen'. 13. De buffeljacht van Ezau werd geestelijk uitgebeeld door zijn overgave aan de Hititische vrouwen, de Hititische geestelijke kennis. 14. Job was door gevaarlijke wilde dieren van Orion aangevallen, en zo was Ezau. 15. Hun huid moest geschonden worden, besneden en doorboord worden, zodat ze Moeder God zouden zien, gezichten zouden krijgen. 16. Deze gezichten zouden de wapenrusting tot een hogere leer brengen.

17. Deze uitrusting bestaat ook uit ringen en doorboringen. 18. De uitrustingen worden gewonnen uit het stof en vuil van de onderwereld. 19. Wij moeten het jachtveld op en het strijdveld op, anders zullen onze profetische kwaliteiten vervagen en tot drogbeelden worden. Het eeuwige touw boven alles 20. Boven alles moeten wij streven naar het eeuwige touw om zuiver te zijn. 21. Wij worden de wildernis ingeroepen om met de wilde beesten te zijn. Zie daar te overwinnen en je weg te vinden. Zie daar tot de diepere geestelijke uitrustingen te komen. Job walgt van de genade 22. Ezau lag, zoals Job, tussen de Amazones in, maar niet als een echtgenoot. Hij sliep aan hun voeten, maar hij werd niet als een vriend beschouwd. Hij werd in de gaten gehouden. Hij was een vijand, een beldbab, gehaat. 23. Hij was een balling. Het boek van Job als holenmens is een boek van klaagliederen en smeekliederen, maar al wat hij kreeg was genadeloosheid. 24. Diep in zijn hart walgde Job van genade, van behoudenis, want wat zou het hem brengen ? Het zou hem alleen maar verder doen afwijken. Hij zei : 'Zouden wij het goede van God aannemen, en niet het kwaad ?' 25. Job had ook geleerd het lijden te aanvaarden. Het lijden bracht hem gezichten, het bracht hem de 187 20. Het is belangrijk voor soberen om op te klimmen op de berg van Ezau. 30. De Amazones zullen hiertoe eeuwige doorboringen moeten maken in ons, met de Ezauitische woorden om dit pad uit te beelden. 31. Ezau moest een dodentocht maken door de uiterste dieptes van de onderwereld. 32. Hij moest hierbij door de nodige inwijdingen gaan, uitgevoerd door de Amazones, de grote vrouwen van Orion. Hij moest allerlei wilde beesten in de onderwereld ontmoeten. Dit was een soort van Esauitisch dodenboek. 33. Esau was zoekende naar de woonplaats van God, de plaats waar hij werd klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de tucht en het recht. 34. Op deze plaats zou Esau in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen. 35. En hij zou God's instructies van de Orionse Amazones begrijpen. Zou God met overmacht tegen hem strijden ? Nee, maar hem vullen met vreze, vroomheid, religie en cultus. 36. Zijn voet zou een institutie oprichten als een Amazones. 26. Die gezichten en dromen waren zo verschrikkelijk dat hij naar de wurging verlangde, naar de slavenketting. 27. Hij verlangde naar de verwoesting. Door de kastijding leerde hij gehoorzaamheid. 28. Alles wat de Amazones, de grote vrouwen van Orion, hem hadden geleerd werd in hem gebracht.

pad. Dit was ook het pad van Job. 6. Neem de veren, anders zullen ze tot je terugkeren en zal het zevenmaal erger zijn. 37. Menselijke overleveringen en tradities zijn gemaakt als voorhangsels. Wij moeten daarom op doortocht gaan tot de diepere betekenissen en dat wat er achter ligt. 38. Als de voorhangsels van het syndroom van menselijke overleveringen en tradities gescheurd worden, dan worden de Orionse Amazones zichtbaar. 11. De mens geschapen door de geestelijke kennis van Ezau 1. Het oervlees had zich diep in de menselijke overleveringen en tradities vastgeworteld. Hoe kon het ook anders. De mensheid was zo afgedwaald. Ze waren nog niet klaar voor het zuivere. Ze waren overgeleverd aan hun begeertes. Ze hadden het verstand tot heerser gemaakt. 2. Menselijke overleveringen en tradities werden opgericht voor die taak, om mensen tot slaaf te maken aan het beest, opdat zij het beest zouden aanbidden. 3. De afgod moest in stand gehouden worden, om mensen verblind te houden. 4. De afgoden kwamen om verdeeldheid te zaaien. Er was een angstaanjagende wolkenafgod die zijn slachtoffers vulde met hoogmoed en trots. Hij maakte vele kinderslaven. 5. Veren zijn tekenen van eeuwige overwinning. Wij moeten die veren in onze tooien en uitrustingen dragen, om veilig te zijn tegen deze geesten. 7. Wij bevonden ons in het rijk waar de vader aan de macht is, waar de moeder op een lager plan was gezet, als een slaaf. Deze Vader is de Romeinse Saturnus die zijn kinderen opat, Cronos in het Grieks. In het Orionse geschrift 'Zwerves' wordt er over hem gezegd : 8. 'Een grote vrouw verschijnt op de vlakte. Zij is de Heere. Zij heeft de nek gebroken van het Talkia bewind. Zij heeft Saturnus gezien, en hem gebroken. Hij gaat tekeer als een brullend varken, verslindend zijn kinderen. Volgt hem niet naar zijn hol. Hij is het zwijnenkind. 9. Heeft u zijn horens gezien ? Hebt gij zijn slagtanden gezien ? Denkt eerst goed na voordat u hem aanvalt, want hij zou u eens bezeren. Niet velen durven tot hem te naderen. Leer dan van de spreuken van Orion en wordt wijs. Laat u bewapenen, want het zal niet slechts een jacht wezen. 10. Hebt u het stoom gezien wat uit zijn neusgaten komt ? Hebt gij hem zien stormen door de velden, vertrappende alles wat in zijn weg staat ? Laat u dan niet bedriegen. Het vergt een kundig krijgsheer om hem te onderwerpen. Hebt gij zijn trots gezien ? Hebt gij gezien hoe hij angst zaaide in de harten van hen die rondom hem waren ? Allen hebben zij hem verlaten. 11. De Heere heeft hem verbroken. Nu hij verwond is is hij nog gevaarlijker. De Amazones zijn tot hem uitgezonden. Zij zullen haken door zijn kaken slaan, en hem trekken tot de rivier. Daar zal hij voedsel van beesten zijn. 12. En een doorboring van het mannelijk geslachtsdeel bracht de ring daar. 188

13. Men wilde niet de diepte in. Men ging menselijke overleveringen en tradities verafgoden, zonder te onderzoeken wat het nu eigenlijk betekende. 14. Men gaf zich over aan de schandelijke lusten van de voorouders. 15. De mens kwam in het paradijs voort vanuit de geestelijke kennis van Ezau, en was beteugeld door de Amazones, maar de mens vond een weg te ontsnappen. 16. De mensheid kwam dus voort uit de dieptes van Ezau. 17. Ten diepste houdt dit in dat Orion de besnijdenis inhoudt, wat geestelijke kennis opwekt. 18. Ezau kwam om het mes te brengen, de besnijdenis. 19. Het Romeinse wereldrijk maakte korte metten maken met het Indiaanse continent. Het Indiaanse continent beelde namelijk het oorspronkelijke paradijs van de onderwereld uit, waar alle geheimenissen waren opgeslagen. De indianen, die Ezau uitbeeldden, werden uitgeroeid. 20. Orion maakt korte metten met deze bruid en hoer, en zal opnieuw de geestelijke kennis van Ezau in het volk planten. Het volk zal teruggeleid worden tot de Ezauitische fundamenten, om zo opnieuw Orion binnen te gaan. 21. De mensheid was geworpen in de put van de rivier, overgeleverd aan Saturnus, de kinderverslindende god van de Romeinen, Cronos. Hier werden de kinderen tot slaaf gemaakt in deze poel. 22. Dat wat in de lucht hangt is het geslachtsdeel van Saturnus. De aarde werd hierdoor verkracht, 189 zoals Behemoth de aarde verkrachtte. De geestelijke kennis van Ezau werd verborgen gehouden. Het optreden van Sefanja tegen de menselijke overleveringen en tradities 23. Het oervlees had zijn troon boven Moeder God gezet. 24. In deze dagen valt het oervlees uit de hemelen, uit de lucht, uit de wolken, met al zijn menselijke overleveringen en tradities. 25. Het product dat hij verkocht was om de mensheid tot slaaf te maken, in slaap te sussen, opdat ze de eigen verantwoordelijkheid zouden vergeten. 26. Daarom trad Sefanja hier tegenop. Troost kan werken als een drug. Het kan je afhankelijk maken en lui, zodat je niet groeit. 12. De cultus van menselijke overleveringen en tradities 1. Wanneer we tot de geestelijke kennis van de Amazones komen, moeten we de afgod achter ons laten. We moeten de scheidings-arbeid in ons leven accepteren. De leerregels zijn de scheiding waar elke sobere doorheen moet. Hierin sterft zijn oervlees af. Zo ontkomen we aan de vetmesting die in de fokkerij van de afgod heerst. De afgod moet afgebroken worden. 2. De trooster moet in ons afsterven, om aan de slavernij tot de afgod te ontkomen. 3. De oude profeten voorzagen de cultus van menselijke overleveringen en tradities, de cultus van de afgod.

4. Job zag de Behemoth komen, en God vroeg aan Job die te temmen en te berijden. God vroeg hem deze beesten te beteugelen. 5. De trooster zal je vertellen dat er niets aan de hand is met de menselijke overleveringen en tradities en was opgezet om mensen in slaap te houden. 6. Velen blijven steken bij de trooster, en beginnen hierin een handeltje. 7. De markt van de trooster is één van de grootste en afschuwelijkste markten die de wereld ooit heeft gekend, om mensen te leiden tot de afgod. 8. De trooster was er al in het Oude Egypte. Het Oude Indiaanse Continent is met haar verentooien een beeld van de overwinning over de luchtafgoden, en ook over de trooster. 9. Wij moeten onze weg hier doorheen zien te vinden, en komen tot het diepere. Zink er maar in weg, en grijp het nieuwe leven. 10. Ben-Himmon, Tophet, is de plaats waar kinderen aan de afgod werden geofferd, de kinderetende vaderafgod. Dit wordt ook als de poort van de hel beschreven. Deze plaats moet dus ingenomen worden. 11. Yeor zal ook veroverd moeten worden. Yeor is de diepte waarin de mens na de zondeval terecht kwam. Deze plaats werd in stand gehouden door het woord van de afgod. 12. De soberen hadden strijd te voeren tegen het hsar-vee, van dit woord, geesten van het valse woord. 13. Yisrael is het voorhoofd, oftewel het topje van het hoofd. Dit moest besneden worden om Orion te ontvangen. Maar het volk wilde niet besneden worden, en God gaf hen eraan over. Hier heb je je menselijke overleveringen en tradities, en je afgod. 190 13. De val van Septus 1. De kerken hebben een geestelijke markt opgezet, een zielenhandel. Het is een web wat ze hebben uitgespannen om velen daarin te doen verstrikken. 2. Als wij ons niet vertikaal in de geestelijke oorlog opstellen, dan wordt de oorlog ineens horizontaal, vleselijk, tegen onze broeders en zusters. Dat is het resultaat van de hele geestelijke handel. Het is een verbond met het oervlees. 3. Als wij ons overgeven aan schandelijke geestelijke handel dan zullen we niets anders dan slaven zijn van het oervlees, en zijn we gedoemd tot het voeren van oorlog in zijn arena's, en dan zal het afgodsloon ook onze deel zijn. 4. Het is dus onze keuze. Wij hebben de geestelijke kennis nodig om door de linies van deze vorst heen te breken, en die kennis kunnen we alleen ontvangen door de besnijdenis. 5. Wij moeten in de besnijdenis wederom geboren worden en van haar borst drinken. Het zal ons helemaal terugleiden tot de berg van Eden waar we de handlangers van het oervlees zullen ontmoeten. 6. Hier kwam de heerlijkheid van Eden uit voort. 14. Zij wilden geen openbaring ontvangen, en bleven zo blind. God gaf hen over aan hun misleiding.

Vanaf deze berg is al het goede van God gekomen, ook de besnijdenis. Op deze berg zullen wij alle geheimenissen van God terugvinden. Zij zullen u terugleiden tot de berg van Eden waar alles begon. Waar Moeder God in Haar heerlijkheid woont. 7. Vanaf deze berg schonk Moeder God Sion. De Heere roept ons tot Haar berg. Vanaf deze berg regeert Moeder God. Haar voeten zullen staan op de berg. 8. De geheimenissen van Orion werden ondergesneeuwd. Er moesten onschuldigen sterven voor schuldigen. 9. Het oervlees wilde afrekenen met de Amazones, voordat de Amazonen de ingewijden nog hoger zouden leiden. Daarom was het oervlees afgezonden op Ezau en Job. 10. Men hechtte meer waarde aan wat de voorouders zeiden, en wat de wereldbeheersers zeiden. Men liep met de massa mee, en stelde mensenvlees tot een arm. 11. Menselijke overleveringen en tradities werden de onaantastbare autoriteit. 12. De boogschutter of een boog voor oorlog en jacht, dit teken werd aan de hemel gesteld tot een verbond tussen God en mens. 13. De boog komen we ook weer tegen bij de troon. In de diepte betekent dit een vrouwelijke boodschapper. 14. Op de troon zijn twee stenen : de diamant en de sardius, dat zijn de witte steen en de rode steen, oftewel de steen van vrees en de steen van tucht. 15. Zo komen wij dan voor de troon om de boog te ontvangen, voor de oorlog. Zonder vrees en tucht kunnen wij deze boog niet ontvangen. Zonder als 191 een leeg vat te komen, zonder ons aan de voeten van de moeder God te onderwerpen, kunnen wij de boog niet ontvangen. 16. In het Hebreeuws betekent troon het verborgene. In het Aramees betekent troon een brug, of een dam, het rijden op een beest. 17. Wij moeten dus tot de troon komen om de boog te ontvangen en dan het oorlogsbeest ontvangen. 18. God schiep de vrouw vanuit een rib. In het Aramees is dit een wapen. In het Hebreeuws is dit een boog. Daarom wordt de vrouw vergeleken met een oorlogs- of jachtsboog. 19. Wij kunnen niet vanuit eigen kracht die boog grijpen. Wij zullen de leegheid, de vergetelheid, moeten ingaan, om een leeg, gebroken vat te worden. Ook alleen maar door de twee stenen, door vrees en tucht, kunnen we op het jachtsbeest plaatsnemen. 20. Alleen door de Vreze des Heeren kunnen we het jachtsbeest bestijgen. 21. En ik zag hen die verslonden waren door roofdieren voor Gods Troon verschijnen, en zij kregen een speer van bot om als koningen te heersen. 22. De speer van bot, de Vreze des Heeren, is de rib, het oorspronkelijke, zuivere vrouwelijke beginsel, geschonken aan de overwinnaars, hen die zich hebben toegewijd aan de moeder God. Wij moeten in haar opnieuw geboren worden om de rib, het wapen, te ontvangen. 23. Het oorspronkelijke vrouwelijke principe is een bot. In de indiaanse mythologie is de heerseres over het kinder-paradijs waar de borstenboom staat de godin van het bot. Dit is de oorsprong van al het

leven en van elk medicijn. In het Aramees is het bot het zaad. 24. De speer zal de heidenen hoeden en hen als aardewerk verbrijzelen. Het vat moet verbroken worden. 25. De herbouwing is onder de voeten van de vrouw. Het lege vat zal herbouwd worden. Dit is ook de betekenis van Ruben, de eerste stam, die de rode steen draagt, de steen van tucht. 26. We zagen dat we de moederberg opmoesten, door het verslaan van het oervlees, door de runderjacht. Berg is ook borst in het Aramees. Wij moeten dus komen tot de moeder borst. 27. Wij hebben de speer nodig, het bot van de vijand, van de Vreze des Heeren. 28. De botten speer van Orion heeft de macht om het oervlees te verslaan. De voet wordt beschreven in het Aramees als de baarmoeder, het fundament, de onderwereld in de diepte van de aarde, als een pottenbakker's wiel. Onder de voeten van de vrouw is het lege vat. De voeten zijn een beeld van de baarmoeder, als een tuchtplaats waarin wedergeboorte is. Het begint dus helemaal onderaan, in de plaatsen van de onderwereld. 29. Allemaal dingen die wijzen op de verschijning van de steen van vrees, oftewel het bot van de vijand. Dan zien we de Amazones komen die de soberen moeten verzegelen, en zij verschijnen voor God's troon, de witte steen, oftewel de troon van Salomo. Deze troon is gebouwd van de botten van de vijand. 30. In het gebied 'Tork' van Betelgeuse was er lang geleden een bottenheerser als patriarchische leider. Zijn naam was Septus, en hij werd uiteindelijk verdreven, maar kreeg een grote autoriteit in andere 192 delen van Betelgeuse, Orion en de rest van het universum. 31. Septus was mede verantwoordelijk voor het stellen van vrouwen onder de mannen. Septus is een soort van gif wat mannen bekrachtigt en vrouwen verzwakt. Dit is ook een heel groot fundament van de valse kerk, waar valse mannen van naam omgang hebben met de dochters van de mensheid. Dit zijn niet zomaar menselijke dochters. Het gaat om een geslacht van boze geesten, en dit was de reden dat God de aardbodem moest verwoesten door de zondvloed. Zij hadden hun oorsprong in de geestelijke wereld, in de hemelse gewesten. Zij waren dus deels helemaal niet menselijk. Zij hadden een mensen-baarmoeder gevonden als een poort tot de aarde, om hun boze plan uit te voeren : het voortbrengen van de valse mannen van naam, en het bekrachtigen van hen. Zij komen dus op de aarde als vrouwen, maar zijn tegelijkertijd verraders aan het adres van het vrouwelijk geslacht. Zij doen dus geen eer aan de originele waardigheid van de vrouw, maar geven een misvormd beeld van wat een vrouw is, en doen dit ook met betrekking tot de man. 32. Het verstand kwam geheel onder de macht van het oervlees wat netjes van geslacht tot geslacht werd overgedragen, en uitgroeide tot een ijzeren beest. 33. Ook was Septus mede verantwoordelijk voor corrupte vertalingen, voor de afsluiting van het geestelijke. Dit is een werk geweest van de pijlen van Septus. De vrouw moest voortkomen uit de man, als zijn slaaf. 34. In zijn val groeide Septus uit tot een verschrikkelijke poortwachter tussen de aarde en Orion. Hij is een gevaarlijke macht van de dood, een macht die brandmerkt tot slavernij tot het oervlees. 35. Dit gif bracht de vrouw op de knieen voor de man, en maakte dat engelen over haar konden

heersen. Het was een vrucht des doods. 36. Dit is waartoe Septus was uitgezonden. Het verwees naar Saturnus die zijn kinderen opvrat, Cronos in het Grieks. 37. De kinderen worden dan doodziek. De kinderen bevriezen onder zulk bewind. Deze koude bottenheerser verspreidt een doodse kou als een voedingsbodem voor het valse woord van het oervlees. 38. Het is als een verderfelijk zaad om mensen uit de paradijselijke staat met God te rukken. Deze parasiet heeft hiervan zijn beroep gemaakt, en is daar dag en nacht ziekelijk mee bezig. Hij verkoopt een gedwongen medicijn. Als je het niet neemt, zul je geplaagd worden door angst en treiterijen, vervolging en ontmoediging. Hij gaat op en neer om de mensen verslaafd te maken aan macht en kracht. Uiteindelijk is dit een boze droom voor de minderheden, want die worden zo uitgebuit. 39. Septus bewaakt hierdoor hysterisch de geslachts-identiteit. Een man moet een vrouw hebben als slaaf, om daarmee productief te zijn. Een man is er voor om de vrouw gevangen te houden, om zo over haar te heersen en ervoor te zorgen dat haar vrucht in zijn handen valt. Dit is de aanbiddings-orde van Septus. 40. Door de Septus-drug viel de mens, en kwam in de handen van deze geest van het oervlees. De mens verloor zo een groot deel van zijn vruchtbaarheid. Alles was gedoemd om ergens vast te lopen, om zo in een groot handelsveld te veranderen voor boze geesten. De mens werd een slaaf van deze geesten. Door de Septus-drug werd de mens een zombie. De mens werd een volgeling van duistere idealen. 41. De Septus-drug zorgde ervoor dat het 193 hoofdzakelijk over mannen ging, en heeft zoveel mogelijk vrouwen erbuiten gehouden. Ook zorgde Septus ervoor dat het over een mannelijke god ging. 42. Septus hield het vrouwelijke, het scheppende, het vruchtbare, het wapen, opgesloten. De molen van Septus 43. Septus had een molen geschapen waardoor zijn wereld orde werd opgezet, een molen als een troon. Hij was een beruchte boze geest. Hij zat aan de skelettentafel van het oervlees met een andere grote vijand van God's volk, die staat voor trots en voorspoed, en die betekent 'zaad van de vader' en 'verlangen'. Het oervlees stond voor hebzucht. 44. Het vrouwelijke is een wapen van tucht, als een instrument van tucht. Het zaad van de man moest sterven in de vrouw, zodat de vrouw nieuw leven kon geven. 45. Daarom het eerste wat Septus deed om de positie van de vrouw aan te tasten was om de kennis en wetenschap van de tucht aan te vallen en te verdraaien. Het gif van de verboden vrucht heeft als grondslag de tuchteloosheid en de valse tucht. Dat verbod in zichzelf was al een zekere tucht. De mens wilde als God zijn om aan die tucht te ontkomen. De mens wilde niet getuchtigd worden, geschoold worden, gedisciplineerd worden, maar losbandig leven. 46. Dit wordt ook wel de stoel van Eli genoemd, die zijn zonen niet tuchtigde, en daardoor zijn nek brak. Door de tucht des Heeren te aanvaarden zullen wij minder schade oplopen in de eeuwigheid. Deze tucht is dus ons te beschermen voor de verschrikkelijke gevolgen van de zonde. 47. Het verdraaien van de tucht, op basis van tuchteloosheid, moest de val van de vrouwelijke positie bewerkstelligen, volgens het plan van

Septus. Er moest een wet opgesteld worden om de tucht des Heeren af te dekken, af te scheiden. De vrouw verloor haar autoriteit, en de gevolgen waren niet te overzien. Septus regeerde door het vlees van de man, en door een valse soort van vrouw, een soort van boze geesten, die het vlees van de man zou bekrachtigen. 48. De pit van de verboden vrucht, de wortel van het oervlees, de dood-verspreidende kiem, is allereerst een verachting van de tucht, en vandaaruit dwaasheid, die zelfs resulteert in een valse tucht. In deze wereld lijden wij onder dit valse systeem van Septus, als de valse rechter. 49. Door de tuchteloosheid en de valse tucht, twee pijlen op zijn boog, doofde Septus de stevigheid van het vrouwelijke uit, en werd de vrouw de onderdaan van de man. 50. Het kwam tot het volk vanwege het geklaag en het afwijzen van de tucht, de armoe en de honger. het zo belangrijk om ons af te scheiden van Septus en het valse woord van het oervlees. 4. We zien de speer van Mozes opgericht worden, als een orakel. Het is een tuchtschool voor het volk, om hen veilig te leiden tot het beloofde land. 5. De speer van Mozes was als het eeuwige touw. Het was de keten van God waarmee hij het volk wilde ketenen. Ook was het een beeld van de doorboringen der soberen. 6. De spreuken van de onderwereld spraken over de tucht als een keten des Heeren. De speer is een symbool van die keten. Dat deze vliegt is een symbool van de tucht. 7. Septus wilde ons onder de valse tucht plaatsen en de tuchteloosheid, door de menselijke overleveringen en tradities. 8. Het medicijn van Mozes is vandaag nog steeds geldig en krachtig, en meer nodig dan ooit tevoren. 14. De vliegende speer van Mozes 1. Mozes moest een speer maken van bot. Hij kon hiermee de doden opwekken. Het volk dat wilde blijven leven ging door de aandacht hierop te richten tot het eeuwige touw van de tucht. 2. Het volk had de plaag op zich geroepen door het geklaag en het afwijzen van de tucht, de armoe en de honger. Dit was waarom zij werden overgegeven aan menselijke overleveringen en tradities. Mozes moest hiertegen de speer van bot oprichten. 3. Het teken van Mozes daalde zo in hun harten als een verbond met de leerregels en de tucht. Hierin is 194 9. Door de tucht, is voortgaande openbaring mogelijk. Als dit er niet is, dan roest alles vast. Het verbreken van de menselijke overleveringen en tradities en het oplossen ervan is daarom heel belangrijk voor de doorgang van God's volk. 10. In de spreuken van Orion en de onderwereld gaat het over het ontvangen van de tucht. De speer, het touw en de gesel zijn belangrijk op het pad van de tucht. 11. Als we het over de onderwereld hebben, dan betekent dit ook dat het genezende kwaliteiten heeft, dus we zien de twee kanten van de onderwereld. Uiteindelijk is het bedoeld om het goede voort te brengen. 12. In de oud-germaanse mythologie was de onderwereld de moeder god, de godin van de jacht,

de vruchtbaarheid en de kinderen, maar de patriarchie heeft haar min of meer veroordeeld. In de ervaring van de onderwereld, die wij nu al op aarde kunnen hebben wanneer wij getuchtigd worden, dan ontmoeten wij onze moeder, het instrument van de tucht. Zij voedt ons hiermee, ook al gaat dit vaak juist door de honger. 13. Septus had haar de oorlog verklaart. In diepte is de onderwereld de plaats van het bedelen, van de oorlogs-groet, en van het raadplegen van een orakel of van God. Je kunt er dus alle kanten mee op, en het is niet altijd negatief bedoeld. 14. De onderwereld is een bemiddelaar tussen God en mens, als een gebed. De onderwereld is een plaats van tucht, en alleen door tucht kunnen wij met God communiceren, dus ook door de gesel. 15. Door de gesel ontvangen wij de striemen, als tekenen van Moeder God, waardoor Zij met ons spreekt. 16. Mede door Septus kwam er een veel te eenzijdige kijk op God en de instrumenten, en kregen mensen last van kortzichtigheid. 17. God is dus ook in de onderwereld. Het is niet alleen maar een negatieve plaats waar God niet komt. Er kunnen ook hele mooie dingen in de onderwereld gebeuren, waar wij Haar echt leren kennen. 18. De onderwereld behoudt genezings-kwaliteiten, en in diepte betekent dit 'ervaringen' en 'het verkrijgen van kennis'. 19. Je kunt naar de onderwereld gaan om een diepere betekenis ergens van te krijgen, om iets beter te begrijpen, en het betekent ook iets om je aandacht te trekken of je aandacht geven, en betekent het onderscheidings-vermogen, de kunst van het zien (ook als een visioen). 195 20. Daarom zal de onderwereld een veel positievere plaats moeten gaan krijgen in onze omgang met Moeder God om Septus uit ons leven te bannen. De onderwereld heeft een heel nauw verband met de gaven van de kennis. 21. Twee machtige orakels werden opgesteld. Het orakel in het paradijs en het orakel van Mozes in de wildernis om te spreken met God. 22. De onderwereld functioneerde als de raadpleger van het orakel. De onderwereld is de tucht die wij moeten dragen. De onderwereld betekent 'zien' in de diepte. 23. Om het orakel van Mozes in werking te krijgen moest het volk 'zien' op dit orakel. De onderwereld is de brandstof hiervoor, de middelaar. Als wij niet door de onderwereld willen gaan, dan kunnen wij niet hiertoe komen. 24. Het gaan naar de onderwereld is de belangrijkste opdracht. De onderwereld is een belangrijk onderdeel van het pad. De gesel wordt vervuld met de onderwereld en zal daardoor in werking komen. Wij ontvangen zo de striemen. 25. Septus zal zo zijn macht in de onderwereld verliezen. Hij kan zo steeds minder voor zijn orakel betekenen. Hij zal zo steeds minder kunnen zien, en zijn macht verliezen. 26. Het is nu belangrijk om tot de dieptes van deze dingen te komen, om door alle voorhangsels heen te gaan, tot plaatsen waar Septus ons niet meer kan vervolgen. 27. Wij moeten de tijdelijkheid van de voorhangsels inzien, de betrekkelijkheid ervan.

28. De Israelieten werden in de wildernis geleid om te komen tot de gesel van God, om daardoor getuchtigd te worden om in te gaan tot het beloofde land. Zij zouden hiertoe de striemen moeten ontvangen. De gesel zou spreken. 'Heere, spreek door Uw Gesel.' Mudroch II en zijn valse vertalingen 29. In het gewest Behamma van Betelgeuze in Orion, een reusachtig gewest van grote afmetingen, was Mudroch II de tweeentwintigste monarch, een patriarch, die later werd verdreven, en een machtige positie kreeg buiten Behamma, in Betelgeuze, Orion en het verdere universum. Hij moest ervoor zorgen dat het grondwoord geheel ondergesneeuwd werd door latere vertalingen. Hij moest ervoor zorgen dat de rijkdommen van het grondwoord in het Orions, in het Vu, in het Aramees, Hebreeuws en Grieks, afgekapt werden, zodat de levendmakende sappen ons niet zouden kunnen bereiken. 30. Door de verbreking van de vertalingen komt men tot de lagen van het grondwoord, in al haar diepte. 15. De wasplaats van de onderwereld 1. In het Aramees is de onderwereld gerelateerd aan een plaats waar gemengd wordt, een verboden plaats, of een plaats met restricties, een obstakel. Het is ook gerelateerd aan het zijn van een expert, en een gevecht. 2. Het slot is beschreven als de basis, de voet, de lagere gedeeltes, de onderwereld, ook in verbinding met tuchtplaatsen. De basis is ook beschreven als een wiel, ook als het wiel van de pottenbakker. Dit wordt beschreven als de innerlijke wereld. De voet 196 is een inheemse, lage plaats, de onderwereld, als een aambeeld waar het wapen geslagen wordt tot de juiste vorm. In het Aramees is de geweldadige voet, de vertreder, ook een manier om de baarmoeder te beschrijven, het begin van alle dingen. Dit is in het Aramees een drug waardoor het kind bij de geboorte huilt. Tegelijkertijd komt het kind met zijn pijlen om de oorlog van het leven te beginnen. Verschilt het in mening over iets, dan is dat hetzelfde als aan bijl er tegenaan gooien. 3. Zo is zaaien in het Aramees verbonden aan wenen, geboren worden, en tegelijkertijd aan bloedvergiet, als een soldaat geboren worden, want de wereld is in oorlog. Alleen op die manier kun je je stem verheffen, als je door deze serie van ervaringen heengaat, anders is het onmogelijk. 4. In het Aramees brengt de dood een stilte, een slaap, en daarin een gave. Dit houdt verband met vruchtbaarheid. Ook wordt de dood omschreven als een fontein. 5. De tucht is kennis. In het Hebreeuws heeft de moederborst de diepere betekenis van vernietigen, kapotmaken. Daarom is de moederborst ook een oorlogswapen. Ook komt de borst van het woord 'zien', en profetie, als zien in een extase of geestvervoering. Daarom is de moederborst nauwverbonden met de onderwereld. We zagen dat de moederberg de moeder borst voorstelde. De berg van de Moeder God in Eden is de onderwereld. 6. Dan wordt er gezegd dat de overwinnaars zullen ontvangen van de bron van het levende water, wat in het Aramees betekent : de vacht van de nieuwe geboorte (van het lam). Ook de tent wordt hen geschonken, van die vacht gemaakt. 7. Het geboomte des levens staat daar, in het Aramees de gevestigde, gezwollen tuchtplaatsen van de baarmoeder.

8. De onderwereld is de plaats waar gemengd wordt, in het Aramees betekent mengen vuil maken, vlekken maken, tuchtplaatsen. De lap van het lam wat gedragen wordt door de overwinnaars is om die reden vuil. De onderwereld komt om te mengen en om de tucht te herstellen. In het Aramees worden dingen vaak omgedraaid. 9. In het Aramees is wassen mengen, vuilmaken, om zo de baarmoeder in te gaan voor een nieuwe geboorte. Wassen betekent verspreiden, een inval doen, en bedekt worden. Wassen heeft te maken met de oorlogsvoering en de jacht. Wassen betekent zwart maken, donker maken, alhoewel het ook witmaken kan betekenen. een kwestie van tijd waarin de sobere klaar moet komen met het geheimenis, en zo niet dan zal de sobere door Septus ten onder gaan. 5. Septus zweefde als een bottenheerser over de duistere wateren, broedende, klaar om geopenbaard te worden als vals licht. 6. Wij moeten het licht van de manifestatie van het oervlees verslaan. 7. Jom werkt samen met Septus. Het zijn twee boze geesten die het valse licht schiepen, om alles te verblinden door het Septus-gif. Jom, de oude vrouw, werkt met het gif, het zaad van het oervlees, de valse geest. 16. Het rijk der kinderen in het midden der aarde 1. De onderwereld is de plaats van tucht, niet altijd negatief, maar zuiverend, en zelfs helend. De onderwereld is een school, waar je kunt veranderen, een plaats waar je gered kunt worden, of je verder verhard, dat is aan jou. De onderwereld is de moeder. 2. Zoals het woordje god misbruikt kan worden, zo kan het woordje onderwereld ook misbruikt worden. Daarom moeten we voorzichtig zijn. Er wordt gesproken over een diepte. 3. Septus is de valse vrucht die werd aangeboden door het oervlees, door menselijke overleveringen en tradities. Septus is de pit van de verboden vrucht, het gif wat afhoudt van de oorlogsvoering tegen het vlees. 4. Deze reusachtige bottenheerser staat voor een ieder die contact heeft met de oerbron. Dan is het 197 8. We zien dan een rijk van kinderen verschijnen. God laat dit allemaal zien in het middendeel van de aarde. De plaatsen waar vruchten en zaad zijn, kinderen, periy en zera. 9. In de indiaanse mythologie begonnen de goden allereerst kinderen te maken in het kinder-paradijs. Hier groeit de Zuigelingen Boom, die vele tepels heeft om de kinderen te voeden en ook voort te brengen. De vrouw met de vele borsten is voor hetzelfde doel, als een beeld van vruchtbaarheid. 10. Jom heeft een valse tepelboom om de kinderen te misleiden en om vals zegelwerk te verrichten. Zij werkt met het Septus-gif, de valse geest. Dit manifesteert zich in de menselijke overleveringen en tradities. 11. Kent gij het geheimenis van de hondenhaag ? Aan het einde der haag zit de vrouw der katachtigen, en zij zal nog eenmaal opstaan om de kinderen van het koninkrijk te misleiden. En zij zullen troost vinden bij de bomen des velds. En de aarde was in verbazing en verwondering dat de grote gevallen Jom was opgestaan. En in haar hand had zij een tepelboom waarmee zij de zielen van

kinderen kon binden. En met zeven valse tepelen en sterren kon zij boeken en woorden verzegelen. En de kinderen baden tot God, smekende of het zegel der honden verbroken kon worden. 12. In het kinder-paradijs is er het principe dat je bereid moet zijn de dingen die je het meest lief zijn op te offeren voor een hoger doel, de wet van scheiding. Dat is het precies het tegenovergestelde van wat de klaaggeest Jom doet, de valse godin van het huwelijk. 13. Het principe is daarom belangrijk om Jom, het valse, verwende, vleselijke klagen, te overwinnen. gemaakt, maar het houdt nog steeds iets zeer krachtigs gevangen. Wij moeten daarom door het voorhangsel heen scheuren om tot die schatten te komen. De Inheems Westerse gebieden houden de sleutels. Amerika is de Tehowm, de diepte. Deze afgrond zou je ook kunnen zien als de leeuwenkuil. Wij moeten terug in onze tropentocht naar de plaats die God voor ons bestemd heeft. Dat is het aanhangen en verkrijgen van de tucht, het vinden van de moederborst, oftewel de veelborstige boom. Alleen zo kunnen wij de gif-boom van de borsten van Jom verslaan. 4. Wij moeten dus kiezen tussen de onderwereld en Septus. 17. De val van de mens in het Oosten 1. Het principe regeert het kinderparadijs. Het wordt beschermd door de watervallen van leegte en vergetelheid. De veelborstige is de Baarmoeder van de aarde. Het boek des levens, oftewel het Boek van de Baarmoeder in het Aramees is dus het Boek van de veelborstige. Het principe, de wet van scheiding, was tegelijkertijd het geheim van de verjonging. 2. Er waren dus gevaren opgesteld juist om deze geheimen te beschermen. De mens werd later ontmaskerd in het Oosten, waar hij ook viel. Maar de geheimen waar het allemaal begon waren in het Westen, waar het inheemse Amerika de schatten van draagt, alhoewel die schatten vaak geplunderd waren door het Zij-Westen, de Spanjaarden, en het Oosten. 3. De Takhot was niets anders dan een gestolen schat die geheel verkracht werd, en corrupt werd 198 5. De Heere hief mij op, en ik daalde vervolgens neer op een plaats genoemd het Oude Amerika. En ik zag de gezichten van drie stamhoofden gebeeldhouwd in bot, en zij droegen een gloeiende tepel op hun voorhoofd. En de Heere bedekte de tepelen en duisternis kwam tot de plaats. 6. God openbaarde de dieren om de kinderen te helpen. God openbaarde ook het gras. 7. Gras is in het Aramees ook regen, en dat betekent afdalen tot een lagere plaats, en wenen. In de indiaanse kalender is het Gras-medicijn lankmoedigheid, oftewel vasthoudendheid in het lijden, het vasthouden aan de tucht. 8. Er werden vijanden geopenbaard, het eeuwige conflict werd getoond. Die werelden moesten gedragen worden als een last, en in de oorlog was het belangrijk om gif te transformeren tot medicijn. 9. Het indiaanse Water-medicijn was bedoeld om op te wekken voor de strijd om die reden. Water is ook een oorlog, wat beschreven wordt als een zaad, en dit zaad is vuil. Het Water-medicijn zorgt ervoor dat

je toewijding krijgt aan de beproeving van het conflict, omdat het je zuivert. Juist door de toewijding aan de oorlog wordt het gif medicinaal. 10. Mayim is het Hebreeuwse water-medicijn, het oorlogs-medicijn, wat erg vuil en giftig is, maar wat een merkteken maakt als een belangrijk fundament in je leven. 11. Er is de leegte in de rumoerige, oorlogsvoerende, vuile wateren. Die leegte is de beschermer van de Tehowm, de afgrond, de tuchtplaats, het beeld van de vrouw, de moeder God. Wij kunnen alleen door de leegte tot haar naderen, door helemaal los te komen van onszelf, als een leeg vat. 12. Wij moeten als een leeg vat onder de voeten van de moeder God komen. Door de leegte hebben wij ook toegang tot de Tehowm. 13. De oermoeder van de zee, van de wateren, draagt het water-medicijn om in te wijden in de oorlog. De zee is ook afgrond in het Aramees. Zij is dus de Tehowm. 18. De witte steen 1. In onze tocht is het belangrijk om te strijden om tot overwinning te komen, om vandaaruit de witte steen te ontvangen, de steen van vreze. 2. De witte steen is nauw verbonden met het verborgen grondwoord wat ook aan de overwinnaars wordt geschonken. 3. Er wordt dan gesproken over een oogst. We zien dan dat door de macht van de witte steen het oervlees in stukken wordt gescheurd. 199 4. Er zal een dag zijn dat het witte stenen, botten van de vijand, zal regenen, en dat zal zijn wanneer de witte steen terug zal komen tot de aarde om te oordelen. Dan is de witte steen een wapen. Regenen betekent dus afdalen naar een lagere plaats. Wij moeten dieper de onderwereld in tot het verkrijgen van de botten van de vijand voor tentwerk. 5. Salomo's troon was gemaakt van witte steen, ivoor, met goud bedekt. De grote witte troon waar alles van wegvlucht en waardoor alles zijn plaats verliest, is ook van witte steen. De Vreze des Heeren is het begin van de wijsheid. Wijsheid betekent ook oorlogs-kunde. Overwinnen betekent komen tot de troon van Salomo. Dit is een troon gemaakt van de botten van de vijand. De kinderen van Septus 6. Menselijke overleveringen en tradities stonden op door het gif van Septus, de valse geest. Het zou mensen het gif toedienen. Mensen werden gedwongen van dit gif te eten. Dat was het werk van Septus. Septus onderdrukte de vrouwen, omdat hij wist dat het oer-vrouwelijke het medicijn van de oerkennis bezat. Deze verschrikkelijke geest zal uit de hemel vallen. 7. Septus had leugens rondgebazuint, in zijn oorlog tegen de Moeder God. Samen met het valse woord zat hij aan de tafel van het oervlees, een valse jachts-tafel, als twee skeletten. 8. De mens had het oervlees tot god gemaakt, tot het ontvangen van het Septus-gif, om mannen te bekrachtigen en vrouwen te verzwakken, opdat de oerkennis verborgen zou blijven. 9. De Septus en de Jom zullen om de ruggegraat heen kronkelen van hen die menselijke overleveringen en tradities volgen, om de medische

staf, het teken van Mercurius, het kwik-vergif, en de Romeinse god van de media en de handel. 10. Wij kwamen in deze gebieden terecht, op deze aarde, waar deze afgoden die hier heersten zich op deze manier manifesteerden. Het zijn godstartende afgodsbeelden van de begin-periode van de mens, waarin de mens zijn meesters ontmoette die de macht symboliseerden in het buiten-paradijselijke gebied. 11. De schepping van de aarde had te maken met een samenzwering van insecten. 12. Saturnus werd groot, de kinderverslindende vadergod. De 'dochters der mensen' werden verwekt door het zaad van het oervlees. Zij hebben Septus als vader. Septus schept slavenvrouwen die de mannelijke wet groot moeten maken en groot moeten houden. 13. De 'dochters der mensen', waren nakomelingen van het oervlees. De verboden vrucht is vergif, valse medicijnen die hun oorsprong niet in de oerkennis hebben, maar in hekserij. 14. Het wil ons langzaam vergiftigen door gedwongen medicijnen. 15. Septus was de Zoon van Jom. Septus moest haar grootmaken, en deed dit door de 'dochters der mensen', die mannen van naam aanhingen en mannen van naam grootbrachten. Zij houden de aloude fundamenten van afgoderij in leven. Zij zijn verzot op menselijke overleveringen en tradities omdat dat de man macht geeft. Een 'dochter der mensen' wil geen afstand doen van deze afgoden. Zij is hieraan te gehecht. 16. Zij werden bestempeld als 'goed' in de zin dat ze mensenbehagers waren van het systeem. Zij moesten het systeem grootmaken. Daartoe waren ze uitgezonden. 200 17. Er was dus een heleboel misleiding gaande om deze zogenaamde kunstmatige nep-vrouwen deze status te geven. 18. De 'dochters der mensen' betekent 'genezers'. Zij genezen boze geesten, zij genezen de Nephilim wanneer dezen thuis komen van de oorlog. 19. Zij zijn de kleinkinderen van Jom, en kinderen van Septus. Zij bevinden zich in de bloedlijn van Septus, het zaad van het oervlees. Al hun werken zijn erop gericht Saturnus groot te maken. Dit was de verboden vrucht. 20. De 'dochters der mensen' werken met slakkengif, om het oordeel van God te vertragen, zodat Saturnus veilig blijft. De geest van vertraging moet overwonnen worden. Het is de geest van uitstel. 21. Zij aanbidden de staf van Mercurius waar de twee slangen omheen kronkelen, oftewel Jom en Septus. Zij brachten de 'dochters der mensen' voort om het giftige medicijn wat de handel moest bekrachtigen veilig te stellen. Het was dus een economische strategie. 22. Ezau en Job kwamen voort uit Adam, en vormen delen van hem. Ezau versloeg de Septus, en Job versloeg Jom. Zij hadden de windafgod verslagen. Septus was een mysterie, als de tepelboom, de tepelstaf van Jom, waarmee zij zielen verzegelde. Het bracht een gif voort wat hoofden innam. Maar Adam rijdt op het beest. 23. Hij maakte een pad door de wildernis, en het pad verblindde hem, en voerde hem naar de duisternis, en naar duistere steden. En ik zag Adam op een groot beest zitten, en in de nachten was hij

als een nomade, als een onderzoeker en een zoeker, om zijn weg te vinden over duistere paden. 24. Door het beest te overwinnen en te berijden hebben wij rijkelijke toegang tot de moederberg, de moederborst, waar de geheimenissen van het besnijdenis mes verborgen liggen. 6. Adam zal het beest berijden. Het beest zal teruggeplaatst worden waar het hoort. 7. Er is een worsteling om tot het geheimenis te komen. 19. De vogel van Adam 1. De klaaggeest werkt samen met beschuldiging. Jom wil alle eer voor haarzelf. Door het verschrikkelijke geklaag en de beschuldigingen is het voor velen moeilijk om binnen te gaan. Afgoderij is veel makkelijker, en dit is voornamelijk voor de luie gelovigen. 2. Adam overwon het beest door het beest te worden. 3. Zo zijn de voorhangsels van het paradijs verleidelijk, vol van verlokkingen, van valstrikken waaraan alleen de rechtvaardige zal ontkomen. 4. In de pre-atlantische dorga-geschriften gaat het over een gevaarlijke groep van boze geesten. Zij worden ook beschreven als drie zwarte arenden, drie hoeren van de stad Mahamarma. Mahamarma is de stad van grote vernietiging, en deze werd verwoest. 5. Zij willen Mahamarma herbouwen in de dieptes van de stad Muhammohamma, maar in de wedergeboorte van de natuur en de oeroorlog wordt Muhammohamma omgekeerd, in de wedergeboorte van de zee. 8. Adam werd gebracht tot de dieptes van het paradijs. Ook is dit de vogel van Adam, als een paradijsvogel. Deze bracht Adam over de paradijselijke zeeen en rivieren. Wij moeten het geheim van de vogel van Adam leren kennen. Hierin is Septus ontmaskerd. 9. En het geheimenis omtrend Adam en Eva werd bekend. En ik zag vele steden jubelen omdat ze vrij waren gekomen onder dit geheimenis. En zij werden van hun lasten verlost. En zo waren er twee bruggen in het paradijs. 10. En ik zag Adam op een groot beest, en ik zag het geheimenis der eeuwen, en toen begon de Heere zijn grotten en ravijnen te openen, en grote wildernissen met hun rivieren. En er kwam een oordeel op de aarde zoals er nog nooit geweest was, en Adam leidde de volkeren met een staf van ijzer. 11. En er was een verdrukking zoals er nog nooit eerder was geweest, en vele graven gingen open. En ik zag de martelaren des Heeren voor de Heere verschijnen roepende om wraak, omdat ze zo lang door het letterlijke waren gekweld. En de Heere gaf hen een rood kleed, bevlekt met bloed. 12. Adam moest Jom verslaan. Ook moest hij de Septus verslaan. Jom kon hij verslaan door de oerkennis van Job. Hij verzamelde de botten van het oervlees. 13. Vanuit één van deze botten zou hij Eva kunnen oprichten. Dit had in diepte te maken met het oprichten van een stam. Door de jacht kon hij tot Eva naderen. 201

14. Adam moest de Etru, de Orionse wapenrusting, maken van de botten van Jom en Septus. Zo kwam Adam als overwinnaar tot de witte steen. 15. Wij kunnen dit geheimenis alleen verstaan in de context van de tempel van Zaralahm, dat wat verborgen ligt achter de menselijke overleveringen en tradities. Zaralahm is het beest der beesten van het oervlees. 16. Er is dus een beest achter het beest, en die is Zaralahm, de vader van het beest van menselijke overleveringen en tradities. 17. Zaralahm hield de botten van de vijand verborgen. Wij moeten dus dieper in de tempel van Zaralahm doordringen om Septus, de valse geest, te verslaan, oftewel : om tot de oerkennis te komen die door Septus wordt bewaakt. 18. We maken onderscheid tussen het paradijselijke lichaam, en het lichaam na de zondeval. De aarde waar we nu op leven is niet de paradijselijke aarde, maar de gevallen aarde, de lagere aardse gewesten. Hier is een lichaam dan ook veel anders. Septus hield zich veel bezig met de verschillen in de anatomie tussen man en vrouw. Hij maakte het zo dat mannen sterker werden dan vrouwen, zodat de man heerschappij zou voeren over de man. Dit was het gevolg van de zondeval, dat had niets met het originele lichaam van man en vrouw te maken. Het was de vloek verbonden aan de zonde. 19. Hier op aarde, na de zondeval, dus in de lagere aardse gewesten, waar het kwaad god is, is het de wereld van de valse mannen van naam, pronkende mannen die macht voeren over vrouwen en hen als slaven gebruiken. De zogenaamde 'dochters der mensen', een ander geslacht van boze geesten, moesten hen in die positie ondersteunen. Omdat de mens geen zin had in allerlei ingewikkelde wetregeling van God voor het gebruik van zijn 202 schepping, maakte Septus een veel simpelere constructie, de directe brute materiele kracht van het spier-mechanisme, om zo Moeder God te doven. Zo ging de mens over van een oerlichaam, tot een gevallen lichaam des doods van brute kracht. De mens was niet meer verbonden aan de bomen van het paradijs, de plaatsen van tucht. 20. In de Orionse mythologie was de mens oorspronkelijk gemaakt van het mannelijk geslachtsdeel in die zin dat het lichaam niet door spieren werkte, maar door een vorm van spasme, door lichaampjes die met bloed gevuld worden, wat dan verder meer door pezen werd ondersteunt in plaats van spieren. Het voordeel van dit lichaam was dat alles telkens terugkeerde tot de leegte, en vanuit de leegte voortkwam. Door de zondeval kwam hier verandering in. Men werd slaaf van lichaamskracht wat telkens van alles wilde. 21. Toen de vrouw werd gemaakt viel Adam in een diepe slaap, de tardemah. Dit was een bovennatuurlijke slaap die God gaf. Na de zondeval kreeg de man door de vloek een lichaam wat zou heersen over de vrouw, terwijl de vrouw in vergelijking met de man nog wel iets van die verlamming in zich had, van de oorspronkelijke staat. De man had die verlamming alleen nog maar op één plaats, waar zijn geslachtsdeel is. 22. Voor een man is het dus belangrijk om terug te gaan tot de Tardemah, de oerslaap, waardoor hij in contact komt met zijn oorspronkelijke lichaam, en in contact komt met zijn oorspronkelijke vrouw, de oervrouw. 23. De leegte moest gevuld worden door het overwinnen van de vijand en niet met spierkracht. 24. Maar de man ging met de verkeerde vrouwen van dat volk om, en werd geleid tot de verboden vrucht. De man verloor zijn kostelijk, verfijnde lichaam, en werd opgesloten in een groffe, brute

kolom vervaardigt door de valse mannen van naam, om hem daarin opgesloten te houden, en hem te koppelen met boze geesten, de dochters der mensen. 25. Alleen bij kinderen kunnen we soms nog die oorspronkelijke goddelijke 'verlamdheid' terugzien van het paradijs, of bij mensen die onderworpen zijn aan de oerkennis, en kinderlijk zijn toegewijd aan God, als godvrezenden. 26. Zij dragen het zaad van het nieuwe lichaam wat terug gaat komen. 27. Het paradijs zal dan weer geopend worden. 28. Het zal gebeuren wanneer het volk kennis zal gaan krijgen over deze dingen. 29. Velen zullen dit niet aankunnen, en zullen grijpen naar hun oude menselijke overleveringen en tradities. Zij zullen zich vastklampen aan het oervlees en aan Septus, om de gevallen man groot te houden. 30. Zij willen het grondwoord niet onder ogen komen, want dan zal hun gevallen natuur ontmaskert worden en onttroont. Maar anderen zullen het gaan zien als een bevrijding. Die dag zal komen, en dan is het 'Kiest dan heden wie gij dienen zult.' 31. De aarde werd geschapen vanuit 'mayim', wat niet alleen maar water betekent, maar ook zaad. Toen vond er dus schepping plaats. De mens scheidde dus ook zaad uit, waarmee zij konden scheppen, net zoals God, want zij waren naar Haar gelijkenis gemaakt. 32. Ook zien we dus dat er geschapen wordt vanuit de oer slaap, de Tardemah, oftewel de oerverlamming. Telkens weer werd er vanuit de leegte geschapen. 203 33. Wij mogen terugkeren tot het paradijs door de oerslaap, als wij de valse slaap zullen verslaan, en de vrucht, Septus. Ons leven zal gevuld moeten worden met mayim, het oerzaad, de overwonnen vijand, zodat scheppingswonderen plaats zullen vinden. 34. De Tardemah is ons gegeven als een wapen. Wij mogen niet sterk zijn vanuit onszelf (pronken), maar wij moeten zwak zijn, om de sterkte van God te ontvangen, vanuit de leegte, en altijd weer terugkerend tot de leegte. 35. De Tardemah is onze bescherming. De slaap heeft met de tucht te maken. Slaap en zaad zijn dus nauwverbonden met elkaar als de scheppingskracht van God. 20. De bazuin van Adam 1. Eerst zal er een oerslaap komen, en dan zal er een herschepping plaatsvinden, en degenen die hebben overwonnen komen uit het bloed van de grote verdrukking. Zij worden geleid tot de waterbronnen des levens, oftewel de bronnen van de mayim, de bronnen van zaad, van de overwonnen vijanden. 2. De lichamen van de overwinnaars worden teruggeleid tot het paradijselijk lichaam om daaraan gelijkvormig te worden. 3. Dan kan men door de leegte, de stilte, terug keren tot de Tehowm, de paradijselijke oerbron. 4. De zondvloed wordt is een vloed van zaad, of andere soorten lichaamssappen, zoals melk. Het is de overgang tussen twee werelden.

5. Er werd een heg opgericht in de vorm van een zee, waardoor de mensheid verder van het paradijs werd weggedreven. Vanaf die tijd waren de seizoenen ingevoerd. Er vond een herschepping plaats, om de aarde te ontdoen van het kwaad. Noach werd naar een speciale plaats geleid, waar hij paradijselijke kwaliteiten kreeg zoals het heersen over de dieren. Toch werden er weer boze geesten vertoont die nog waren overgebleven door de zondvloed. 6. Ook voor ons is het belangrijk om 'mayim', het oerzaad, te ontvangen, om zo geen slaven van Septus te zijn. 7. Septus, de Trooster, is een voorhangsel. De Trooster houdt ons tegen om verlicht te worden, om het nachtzicht te ontvangen. De Trooster is een zwaar lijden, omdat het de profetische gave in ons dooft. 8. Alle entiteiten van menselijke overleveringen en tradities waren een voorhangsel. Alles om ons heen is een groot voorhangsel. Dit is niet het paradijs. 9. Deze wereld werd geschapen door het oervlees om ons af te houden van de oerwereld. Wij gaan van voorhangsel tot voorhangsel. Wij moeten de geheimenissen van de voorhangsels oplossen om doorgang te vinden. 10. Septus was gezonden door het oervlees. Het was een moordenaar. Profetische kennis is veel belangrijker dan troost. Wij moeten komen tot de duisternis. Lichten zullen ons verblinden. 11. Wij moeten leren leven met de kleinste hoeveelheden. Geesten van rijkdom en materialisme staan overal op de loer om ons tot een slaaf te maken. 12. Voorhangsels zijn belangrijk, want zij vormen de ladder om uit putten te komen. Soms vallen we, 204 en dan hebben we die voorhangsels nodig. We gaan van voorhangsel tot voorhangsel, en proberen hun geheimenissen op te lossen. Alles is bruikbaar materiaal. 13. Onthecht je van alle dingen en wikkel jezelf dan alleen in God. Kom naakt tot God, zonder al je voorgeslachtelijke archetypes en metaforen die je in je leven hebt gebruikt. Laat alles achter je. Laat de doden de doden begraven. Ga door alle voorhangsels heen die ze op hebben gehangen rondom je. Zoek God. Niet de beelden die je voorouders hebben gemaakt van God. 14. Door de besnijdenis wordt men Israeliet, en wanneer de besnijdenis tot volgroeiing komt, wordt men sobere. 15. Wij moeten al onze bruidsklederen afdoen, en ook de Trooster in ons hoofd, en dan de wildernis in vluchten. Het oervlees kan alleen de schaduw zien van het oerwoord. Hij leeft onder een sluier. Wij leven daarom in een omgekeerde wereld. 16. Wij moeten al het voorgeslachtelijke achter ons laten. God zal ons dan, alleen dan, de rode draad laten zien. Als we nog wanhopig vastklemmen aan onze voorouderlijke erfenis, dan zullen we daardoor verblind zijn en misleid worden. Er is een roep om tot Orion te gaan. 17. In de Orionse geschriften is er de jacht op de troost-vogels en de bruids-vogels. Deze bruidsvogels zijn een soort ooievaars die zielen kunnen stelen. Daarom is de jacht hierop van groot belang. Het zijn kinderdieven. Toriax is een Orionse Adam. De troost-vogels en bruids-vogels zijn de bewakers van de schatkamers van Septus. In de geschriften van Orion is het belangrijk om Toriax te vinden en te ontvangen, om bestand te zijn tegen deze vogels en om hen te overwinnen door de jacht. Zo niet, dan worden we door de dronkenschap van de vijand ingenomen.

18. In de schatkamers van Septus wordt de poort bewaakt tot de Oxcrenon, de put van de buffeljacht. Hier worden de buffels en bizons van Septus, de geesten van mannelijke superioriteit verborgen gehouden en bewaakt. Alleen door Toriax heeft een Jobitische sobere daar toegang, na het verslaan van de vogels van Septus. 19. Deze jacht is belangrijk voor het komen tot de diepere oer-uitrustingen die Septus al zo'n lange tijd verborgen heeft gehouden. De buffels en bizons van mannelijke superioriteit zijn de wachters van deze oer-uitrustingen. Zij houden de poorten tot het kinderrijk verborgen. 20. Door het pad van de Oxcrenon te gaan, de buffeljacht, komen wij tot het rijk der kinderen. Ook hier moet jacht gehouden worden. Er zijn hier namelijk veel hysterische kippen-geesten. Zij veroorzaken verschrikkelijke depressies in de kinderen, en trauma's. Zij zijn troost-kippen en bruids-kippen, een plaag voor de kinderen. Zij werken met valse schuld, en manipulatie. Ook bedreigen ze de kinderen. Vele kinderen met een verstand zo fragiel als een eierdop breken onder zulke bedreigingen. Daarom is de jacht zo belangrijk. 21. Doordat de kinderen onder hoge druk leven, onder onvoorstelbare mentale en emotionele marteling en angst, en daarin worden meegezogen, staan zij bloot aan de gevaren van de misleidingen. 22. In het veld leven de zwijnen van het oervlees, vaak grote Orionse zwijnen, met een lust om kinderharten in te nemen. Zij werken samen met de troost-kippen. Het vergt lange, dunne, scherpe pijlen komende van de Toriax om hun huiden te doorboren en hen te verslaan. Deze geesten zijn snel, gewiekst. Wees daarom op je hoede. 23. Laat je daarom niet afleiden. Er zijn valse 205 geesten uitgezonden om de jacht te doven. Het zijn afleidende geesten die ons willen voeren tot nutteloze gevechten tegen mensenschimmen, om ons af te leiden van de jacht. 24. Adam heeft soms een bazuin. De bazuin is ervoor om de runderjacht aan te kondigen. Het beest is Zaralahm. Dit bees bewaakt de botten van de vijand. 25. Adam had ogen in het paradijs waarmee hij kon zien, en waarmee hij kon onderscheiden. En zijn neus kon onderscheiden de tijden van oorlogsvoering en van vrede. Hij diende het oerwapen. 26. Adam kwam in de tempel van Zaralahm tot het beestennet, wat grote oerkennis bevatte, in de vorm van drie ribben. 27. Septus rijdt op het Jom-beest, strijdende tegen de soberen. Dit is een groot geheimenis in de tempel van Zaralahm. 28. Ook rijdt Jom op het Septus-beest. Adam blaast de bazuin voor de runderjacht. Aan het einde zullen Septus en Jom elkaar verslinden. Wij moeten de moederbergen van het paradijs opgaan, en de jacht aangaan. 29. Menselijke overleveringen en tradities werden als een groot voorhangsel opgericht, waarachter het bloeddorstige oervlees van de tijd en van de dood zich schuilhield. Het gebruikte zelfs de tempel van Zaralahm als een groot voorhangsel, in wiens diepte hij woont. Het werkt nauw samen met Jom. 30. In het Egyptische geloof waren Ra en Apap, het oerbeest van het oervlees, altijd in gevecht. In de nacht slokte Apap de visboot van Ra op, zodat Ra de onderwereld inging en Osiris werd, de god van de dood. Ra trok altijd door het lichaam van de oermoeder, die geboorte gaf aan hem in de ochtend,

na het verslaan van het beest Apap. Het bloed van Apap verscheen iedere morgen als het morgenrood. Er was altijd strijd tussen het oerbeest van het oervlees en Ra, omdat Apap heerste in de oertijd, en Ra pleegde eens een staatsgreep om de macht over te nemen. Ra reiste op zijn visboot met verschillende wachters die hem beschermden. De meest krachtige was Seth die in het stuurgedeelte was, en die Apap spietste met een speer. De bazuin van Voyba 31. Septus, de boze geest, heeft Moeder God op allerlei verschillende manieren getard, en houdt het volk opgesloten. 32. De Amazone Voyba was speciaal voor dit probleem uitgezonden. 33. Het valse woord is een andere vorm van Jom, die het Septus zegel nodig had als een kroon om het af te sluiten. 34. Job moest alles afleggen, en leeg worden voor de Moeder God. 35. Tot de moeder bergen komen betekent de vijand overwinnen, en komen tot een Ezru, de borstplaat of rok van gerechtigheid. 36. Onreine vissen, runderen, en kalveren hadden Ahn omsingeld, als het valse woord, waardoor hij werd opgesloten. Maar Ahn moest zich hiermee juist gorden, omdat het eigenlijk voor hem een wapenrusting is, die hij eerst moet overwinnen. Hij moet de jacht beginnen op dit gevaarlijk vee, en het onderwerpen, ook zoals Job dat moest, en de soberen. Job maakte van de jachtprooi zijn wapenrusting. Dit gebeurde door het ingaan van het stof, het vuil, van de oerwereld. 37. Ahn komt dit stof binnen als tot het laatste oordeel. Ahn moet zich bekleden met de huiden van 206 de verslagen beesten van het oervlees. Het stof en vuil van de oerwereld is tegelijkertijd de ontwapening. 38. Net als Job werd Ahn in dit stof gevormd. Dit stof is een diepere oerverlamdheid daartoe, waarmee Ahn net als Job ingesmeerd moest worden, opdat hij daarin bewapend zou worden en tot groei zou komen, onder de Moeder God. 39. In de oerstof wordt alles getest om klaar te maken voor de Adamah, de diepere laag en het eigenlijke wezen van Ahn zelf, waarin hij moest komen tot Adam, de paradijselijke vloed. 40. In de oerstof werd Ahn voorbereid om een oerrechter te zijn, waaraan niemand zou kunnen ontkomen. In de oerstof ontvangen wij ook een nieuw lichaam. 41. Adam was geopenbaard als de oerbeker, die het bloed van de vijand draagt. 42. Ahn leidt helemaal terug tot de bron van Adam in de oerwereld, waar de bronnen van bloed zijn, waar de grondvesten van de aarde getoond worden in een openbaring. 43. Het opgaan van de moeder bergen is dus belangrijk om tot de oerwapenrustingen te komen. 44. Het zaad wat in bloed verandert, oftewel het bloed wat tot zaad wordt, is het teken van de overwinning over hebzucht. 45. Het zaad wat in bloed verandert, oftewel het bloed wat tot zaad wordt, is ook een teken van de overwinning over Septus. Als wij vol zijn met het bloed van de vijand, zo vol dat het tot zaad van de oerkennis wordt, dan zal Septus ons niet kunnen vervullen. Het bloed van de vijand zal als een muur rondom ons zijn. Dit is de bitterheid waartoe de

Moeder God Job dreef. 46. Het komt als het zaad van bitter bloed. De hongerkennis is een bloeddorstigheid die bitter gemaakt wordt, oftewel gevuld worden met het bittere bloed van de vijand, waarvanuit zal worden geklaagd en gezongen. 47. Septus houdt het geheimenis van de Thorax, de Orionse Etru, oftewel het borstpantser van gerechtigheid of bottenrok verborgen. 48. Oude vruchtbaarheidssymbolen van het lijden kwamen ook in de vorm van een roofvogel. 49. In het voor-atlantische was deze roofvogel Ve, en in het atlantische Ve-Dis, of Dis. De Ekkretenen en de Ekkressenen hadden deze roofvogel als god, waar ook veel van de hedendaagse Griekse en Romeinse mythologieen uit zijn voortgekomen. Vandaag de dag is dit bij de Grieken Hermes, en bij de Romeinen Mercurius. Beiden dragen zij de medische staf, en zijn zij goden van de handel en de media. 50. Mercurius, Mercury, oftewel kwik, is het gevaarlijke gif wat tandartsen in de monden van mensen doen onder dwang. Pijnklachten worden vaak niet serieus genomen, op iets anders geschoven of tussen de oren. Het is dwangverpleging wat al van kinds af aan gebruikt wordt om de mens onder controle van Mercurius te houden, oftewel Septus. Septus beheerst deze handel in mensenzielen. 51. Het kwik van de voorouders kan een kind in de baarmoeder al flink verminken, en kan een kind veel problemen geven in het opgroeien. Mensen kunnen in een coma raken door kwik, en dan moeten ze hun leven slijten terwijl ze in een kwikcoma zijn, allemaal door Septus en kwik, oftewel Mercurius met de medische staf. 52. In ieder geval moeten wij naar de wortels van Septus toe, verborgen in Atlantis, en het Voor207 Atlantische, naar de roofvogel Ve, Ve-Dis. Dit is een oeroude god, aanbeden door de Ekkretenen en de Ekkressenen. 53. Boze geesten hebben het valse woord opgericht met al zijn misvertalingen door het plunderen. 54. Septus steelt hiervan om het voor zichzelf te gebruiken, waardoor hij kan spreken. Septus is een dief. Het is een roofvogel die geen genade kent, maar die wel valse genade kan gebruiken om mensen in slaap te sussen. Deze geest is levensgevaarlijk, want hij wil mensen op een sluwe manier de vernietiging inhelpen. 55. De roofvogel vliegt, zoekende naar prooi, belust op bloed. Natuurlijk zal hij camouflage tactieken gebruiken om ook de slimmere dieren te kunnen vangen. Deze roofvogel wordt aanbeden. Mensen roepen hem aan over de hele wereld om macht te krijgen en geluk, over de ruggen van anderen. In de naam van deze roofvogel wordt heel veel kwaads aangericht, en zijn er vele oorlogen onder zijn volgelingen, en de roofvogel lacht en geniet, omdat mensen zich bezig houden met de vormen en eigen koninkrijkjes, en niet de oerkennis. Zijn veren zullen uitgeplukt worden. 56. Het nachna varken zal zijn slagtanden en horens verliezen. 57. Er zijn boze geesten als een kippen-soort genaamd Tirku Tirku-kippen worden voornamelijk gebruikt voor de jacht en de oorlog, in de zin dat hun vergoten bloed opgevangen in een pot na een paar dagen hartstikke giftig is. Dit gif breekt de botten af van boze geesten in vee-vorm, voornamelijk de hoornen en de slagtanden. Zo wordt roofvee minder gevaarlijk. Tirku-kippen zijn vaak dik en zwart met een streepje wit op de buik. Tirku-kipgeesten zijn laffe boze geesten die onrecht vereren om zo niet door onrecht te hoeven lijden. Zij houden het onrecht dus de hand boven het hoofd, en worden zo beschermd door het onrecht.

Het is een soort van hekserij. Tirku-kipgeesten veroorzaken veel hoofdpijnen in oordeels-profeten. Daarom moet er jacht op deze boze geesten gedreven worden. Ook dus vanwege hun bloed, wat belangrijk is in de strijd en de jacht. Oorlogs-gif en jachts-gif is belangrijk. 58. De Amazone die voor dit probleem was uitgezonden, Voyba, brult om de oerkennis omtrend deze dingen te openbaren. Het Tirku gif moet gebruikt worden in de strijd tegen Septus. Als het om zijn roofvogel vorm gaat dan kan door het Tirku-gif zijn pikkende snavel afgebroken worden, en zijn scherpe klauwen, en zullen zijn vleugels verzwakt worden. 59. Tirku kipgeesten zijn boze geesten die als doof zijn. Ze luisteren niet naar anderen, maar slikken de leugens van het onrecht voor zoete koek. Het zijn daarom slechte, afstandelijke vrienden, die dus geen vrienden zijn, maar vijanden. 60. Voyba staat voor het overblijfsel, klaar om het volk uit te leiden uit de klauwen van de valse geest, tot de tuchtplaatsen van de Moeder God, om in Haar moederschoot tot wedergeboorte te komen. Dit is een oorlog en een jacht. Voyba zit hoog op haar strijdwagen om de legers en de roofdieren aan te voeren. 61. Er kwam een reusachtige roofvogel uit de zee. Septus was degene die heerste over de verhoudingen tussen man en vrouw. Het verborg diepere dingen. 62. Vóór het voor-atlantische was er het amazone tijdperk. 63. Pirpat, Croatio, en Moekma vormden de lange staart van de roofvogel, als allemaal vormen van Septus door de tijden heen. Daarna werd de roofvogel, de gevallen bloedlijn, heel duister. De aarde werd duister en er waren grote explosies. Dit was een profetische droom die overging in een 208 visioen. 64. De waterdoop en de zon zijn nauw aan elkaar verbonden, uitgezonden voor hetzelfde doel. De zon moest de mens verblinden, de duisternis uitdoven en het offeren van de mens wegnemen, ver weg te zetten, waar de mens het niet kan bereiken. Het dagelijks offer moest gestaakt worden door de zonne-cultus. De elite kon zo ingewijd worden in de zonnegraden om zo tot het altaar te komen, en het te misbruiken. De zon verzegeld de buffeljacht, om zo de mannelijke suprematie veilig te stellen. 65. Wie besliste dit allemaal ? Als kind kan dit allemaal heel bedreigend overkomen, en vooral door alle bangmakerijen wordt zo'n kind vaak helemaal gehersenspoelt. 66. In de Orionse grondslagen van het grondwoord is de geestelijke buffeljacht een belangrijk onderdeel in het leven van Ahn in zijn toewijding aan de moeder God. De buffel van het oervlees is een oud symbool waarin Septus ook zijn wortels heeft. Het bloed van de boze geest in buffelvorm, van mannelijke suprematie, beschermde hiertegen. 67. De stemmen en tongen van God zijn als jachtgerei. Dit heeft te maken met het spreken van de oerkennis. De stem van God is als een dans van de Vreze des Heeren in de wildernis. 68. In de valse kerk moet het bloed van onschuldigen gedronken worden. Hier verzamelen alle vampieren voor hun ritueel. Daarmee is dan alles gezegd en gedaan, en daar moet je ook niet teveel over nadenken. Wat willen ze eigenlijk verbergen ? Dit bloed is natuurlijk hartstikke giftig. Het gif van de verboden vrucht, het gif van Septus zit erin. Dit is om je los te snijden van de moeder, en om de buffelgeest van mannelijke suprematie groot te maken. Het is een buffel-cultus van boze geesten in de wortels. Hier zijn al die bloedlijnen van Septus uit voortgekomen. En dit wilden ze ook

bedekken door hun rituelen, want ja, dit bloed bedekt, en maakt dom. 69. In de openingszin in het Aramees in de Psalm van de Buffeljacht moest de mannelijke vruchtbaarheid toegewijd worden aan Moeder God. Het hield de vruchtbaarheid van de oerkennis in. De mannelijke vruchtbaarheid zou de tongen van God voortbrengen. Vanuit de tongen van God zouden ze jacht kunnen maken op de buffels van het oervlees, boze geesten. De mannelijke vruchtbaarheid was dus ondergesteld aan Moeder God om succesvol te zijn. 70. Het moest toewijding brengen tot God. Er was toewijdings-kennis, waardoor Ahn was verbonden aan Moeder God. 71. In het Aramees waren deze principes ter voorbereiding van de buffeljacht tot een feest. De mannelijke vruchtbaarheid moest onder Moeder God gesteld worden, en aan haar toegewijd, door de toewijdings-kennis. De mannelijke vruchtbaarheid moest grootgemaakt worden onder Moeder God, want dit was een belangrijk jachts-item. De mannelijke vruchtbaarheid moest vervolgens Moeder God prijzen. In het Aramees was dit het feest ter voorbereiding op de buffeljacht. 72. Dit is de glorie van de oerkennis in het Hebreeuws, wat stond voor het hart, of de lever, de opslagplaats van de oerkennis. Letterlijk betekent het dat de mannelijke vruchtbaarheid wordt tot een hart en een lever, om zo contact te maken met Moeder God als toewijding, ter voorbereiding op de buffeljacht, om de mannelijke suprematie neer te halen. 73. De Ahnitische voorschriften gaan dan verder met het richten op de naam van Moeder God, als zijnde doorboringen, waartoe de hardwording zich moest richten. De aanbidding moest gebeuren in de Hadarah, wat betekent het is een publieke 209 aanbidding. De Hadarah is een wapenuitrusting, wat zijn wortels heeft in het zwellen, en dit was publiekelijk, als een daad van versieren, mooi maken, pronken. Dit gaat terug naar de paradijselijke situatie waarin Adam en Eva, of de twee paradijs-stammen, naakt waren en zich niet voor elkaar schaamden. 74. Het was een vruchtbaarheids-ritueel. De oude mens, de buffel van het oervlees, moest sterven, en de nieuwe mens moest opstaan. Deze opstanding werd gekenmerkt door het spreken in tongen, oftewel profetische uitingen. Deze vorm van vruchtbaarheid was gekoppeld aan openbaring, het binnengaan en uiten van de oerkennis. 75. Deze symboliek was belangrijk, omdat Ahn was omringd met boze geesten in veevorm die hem wilden misbruiken en exploiteren. Ahn moest leren wat de ware vruchtbaarheid was om hier tegen beveiligd te zijn. Hij moest leren waarvan de vruchtbaarheid een symbool was, komen tot de diepere betekenis. 76. De markt van Septus is misbruik en slavernij. Laten we daar heel duidelijk in zijn. Het is een criminele handel, waarbij je gedwongen wordt tot diepe afgoderij, anders zul je zwaar gestrafd worden. 77. De stem des Heeren is op de wateren. God kan ineens alles maken tot een lekker oppervlakkig symbool, waar dan de diepere kennis in is opgeslagen voor hen die daarin geinteresseerd zijn. Dit is in principe wat de taal van God doet. Het is een net van verschillende lagen. 78. Menselijke overleveringen en tradities hebben zich gematerialiseerd in gifvullingen, als merktekenen van het beest. Het buffel-bloed van boze geesten kan dit wegwassen. Dit is heel belangrijk. Als wij niet met de geestelijke buffeljacht beginnen zullen wij de menselijke overleveringen en tradities nooit overwinnen. Wij moeten ons rijkelijk baden in buffelbloed, vanwege

deze boze geesten van mannelijke suprematie. Dit is om al het gif van menselijke overleveringen en tradities weg te wassen. Onze samenleving is vergiftigd, zwaar vergiftigd. Wij moeten klaar komen met deze symbolen. 79. Het spreken in tongen, oftewel het profeteren, is om de wapenen en het jachtgerei te verdelen, om een strategie op te zetten, om de juiste combinaties te maken, om zo te overwinnen in de jacht. 80. In het Sranan Tongo, een taal in het Amazone gebied en die ook veel in Suriname wordt gesproken, is wassen Wasi, wat ook ritueel wassen betekent. Letterlijk betekent het ook wassen met kruiden. Kruiden zijn in het boek van Job het beeld van het bloed van de vijandelijke jachtprooi. Job moest strijden tegen het beest van het oervlees, om zo te komen tot de kruiden, het bloed van de vijandelijke jachtprooi, oftewel om succesvol te worden in de jacht. Ook staat Wasi voor het laten wassen. 81. De verwijzingen in het Aramees naar buffels is ook een verwijzing naar prehistorische buffels van het oervlees. 82. In de wildernissen van Kadesh waren buffels opgesteld, ook oerbuffels, en die waren niet ongevaarlijk. De buffels waren het symbool van misbruik en slavernij door mannelijke suprematie, door de patriarchie dus, waartegen Paulus nog gewaarschuwd had dat zij die deze dingen bedreven het koninkrijk van God niet zouden beerven. 83. De werken van de oervruchtbaarheid zijn iets heel anders, en dit had moeder God opgesteld om te beschermen tegen misbruik en exploitatie door de patriarchie. In de wildernissen van Kadesh moesten de Ahnieten vechten voor hen leven en hun vrijheid. Het was Moeder God tegen de buffel van mannelijke suprematie, misbruik en exploitatie. In het feest van de voorbereiding op de buffeljacht 210 moesten zij komen tot de Aramese Qudsa, wat betekent zij moesten verschillende offers doen. Er moest dus geofferd worden voordat de buffeljacht van start kon. Dit was allemaal een deel van de voorbereiding. 84. In de Ahnitische geschriften van Orion zien we ditzelfde feest waarin boze geesten in varkensvorm geofferd moesten worden, als het beeld van hebzucht. De jagers moesten zichzelf uithongeren in dit feest, in deze periode van voorbereiding. Hun kracht zouden ze niet krijgen van voedsel, maar van rituelen die de oerkennis uitbeelden. Zij moesten zich insmeren met varkensbloed, als teken van de overwinning over hebzucht. Dit was ook ter bescherming tegen de buffelgeesten. Varkensoffers betekenen in de oerkennis : van hebzucht tot honger gaan. 85. Voyba blaast op de bazuin voor de buffeljacht, en zal controleren of alle jagers door de nodige voorbereidingen zijn gegaan. Er mogen namelijk geen fouten gemaakt worden. Dat kan fataal zijn. Loskomen van de varkensafgoden 86. Hoe komen wij los van het misbruik en slavernij door het oervlees ? 87. Het oervlees maakt vruchtbaarheid door hebzucht, door consumptie-drang, en daarmee tappen ze je af. Die vruchtbaarheden zijn toegewijd aan hun varkensgoden. 88. Mozes moest het volk uitleiden. Mozes leidde het volk tot de wildernis, waar zij uitgehongerd en afgezwakt werden. Het volk begon te klagen, want zij verlangden terug naar de vleespotten. God tuchtigde het volk, en zond de beesten van het oervlees. 89. Mozes moest hen toen richten op de

oervruchtbaarheid, die komt door de uithongering, het vasten. God rekende daardoor juist af met de slavernij tot het oervlees. Het volk moest leeg worden, om vandaaruit de oervruchtbaarheid te ontvangen. Mozes leidde tot de leerregels in de wildernis, en tot de holen. 90. Dus hier zien wij twee vormen hoe vruchtbaarheid kan ontstaan : door hebzucht of door honger. 91. Door honger werden de Ahnieten voorbereid op de buffeljacht. De mannelijke vruchtbaarheid moest worden tot een hart en lever, om zo de oerkennis te uiten, te delen, en te gebruiken in de jacht. Het is het practisch maken van de oerkennis. Daarom was Mozes in het leven van Ahn heel belangrijk. 92. De lucht zou veranderen in een haren vel. De eeuwige tucht zou hen veilig houden tegen roofdieren. 93. Ezau leidde dieper tot de duisternissen van de oerwereld en de eeuwigheden. 94. De donkere harige vel van een varken van het oervlees, als de geestelijke varkensvacht, is een teken van overwinning over de hebzucht en het ingaan van de honger, het vasten wat tot glorie leidt. 95. Ezau had zich onderworpen aan de Oholiybamah, de nomadische tent in de wildernis van de hoge plaats, berg, oftewel tent van de berg van de moeder schoot, wat in de wortels ook oorlogsveld, arena betekent, en aanbiddingsplaats van een cultus. Ezau was het pad tot de diepere oerwereld. 96. Het pad van vruchtbaarheid is het pad van de boogschutter. Dit pad leidde door de honger tot de leerregels. De vruchtbaarheid is een teken van Ezau, als loon van de honger. Mozes moest het volk tot Ezau leiden. Ook Ahn moest door Mozes tot Ezau 211 komen. 97. De geest van menselijke overleveringen en tradities werd aangekondigd als 'hij die het dagelijks offer zou staken'. Er zou een gruwel opgericht worden die verwoesting brengt, de valse geest. 98. Het feest waarin de eerstelingen werden geofferd was het feest ter voorbereiding op de buffeljacht. 99. De Vreze des Heeren is het begin, de oervruchtbaarheid der wijsheid, de religieuze oorlogs-strategie. 100. Het is het symbool van de boog, kan dus alleen opgericht worden door de Vreze des Heeren, in het proces van honger. Alles staat en valt door de Vreze des Heeren. 101. De menselijke overleveringen en tradities zijn een voorhangsel van een oorlog, om het schild te verbergen. 102. Schild is in het grieks ook opening, als een visnet. Het voorhangsel zal opengeschoven worden, en de menselijke overleveringen en tradities zullen worden tot een varkensvel. 103. In bloed gedoopte vellen zijn als voorhangsels van de tenten. 21. De voorhangsels van Orion 1. We moeten terug tot wat het oorspronkelijk was. Het feest was het loon van de oerkennis, niet als gave. 2. Het loon van kennis is een jachtsloon, trofeeen.

3. Menselijke overleveringen en tradities brachten ons terug tot de vleespotten, terug tot de slavernij tot het oervlees. We zagen dat de borst van de vijand overwonnen moest worden, om te worden tot een priesterlijke trofee, de Thorax, de Etru in het Orions. 4. De borst van het offervee is de borst van de valse profetische beweging, de media, de mode, de slavernij tot het oervlees, die de profeten moeten overwinnen. Dit is een strijd tegen het valse oordeel. 5. In het Aramees is dit de strijd tegen een 'bedekking', een borstplaat, een soort van afgod. 6. Daarom is de vijand zo gefixeerd op het materiele, het aanzien, wat zich ook uit in het vooruitdrukken van de borst. Het wil protsen. Ze stelen zielen om ze vervolgens in de schoten van het oervlees geboren te laten worden. 7. Het gevaar van deze krachten in de borst van de oordeels-profeet is heel groot. Vandaar dat hier de piercing wel plaatsvindt, ook in het grondwoord, en in de Orionse geschriften. Aan de zijkanten van de piercingen zijn veren geknoopt, als beeld van de dualistische kennis, en van de overwinning over de windafgoden. Dit houdt de persoon alert, in contact met de oerkennis, ook als bescherming tegen de anti-kennis, de mannelijke suprematie, Septus, de valse kennis. Ook gaan deze piercingen door de armen en de rug, omdat dit ook behoort tot de borstkas. 8. In de diepte is de 'borstplaat van gerechtigheid' een piercer, een geheel van piercings voor priesterlijke dienst. Dit is om veilig te blijven tegen boze geesten. Wij moeten door de borst-piercings, arm-piercings en rug-piercings de media uithongeren, vasten op de media, om zo contact te maken met de oerkennis. Opnieuw moeten wij komen tot de wildernis, om onderwezen te worden door de Amazones van de oerkennis, om zo los te komen van de slavernij tot het oervlees, de media. 212 Dit is een gevecht tegen de boze borst. Het is de pronkende borst van een bizon. Ook is het de pronkende borst van een varken of een zwijn, die in sommige vormen nog horens hebben, en gevaarlijk kunnen zijn als wolven. Sommige van die zwijnen huilen zelfs als wolven. 9. De idealen van het oervlees hebben te maken met slavernij. Het zijn symbolen van hoe het oervlees de mens wil hebben : dom. 10. De slaven van het oervlees zijn zo in elkaar gezet dat zij de oerkennis afweren, de mannelijke afgod verheerlijken. 11. Het zijn voorhangsels van de Orion holen. 12. De nomadische tent is de cukkah. Dit is belangrijk om te herinneren aan het belang van loslaten en opnieuw beginnen, om zo geen prooi te worden van de vijand die achter je jaagt. De Israelieten moesten zich voortdurend vernieuwen. Het herinnert de Israelieten dat alles slechts een tijdelijk onderkomen is. 13. Mozes richtte de wilde tong, de taal des Heeren, op. Dit was de taal van de wildernis, als de oprichting van de leerregels. 14. Haar naam betekent : het laatste oordeel, exegetische interpretatie. Die oerkennis wordt overgedragen door gemeenschap met God, met de piercings, van God, door het komen tot de holen en grotten van de dochter van Sion, om te triomferen, om het oervlees te temmen en te verslaan. 15. Door de schrift wordt de oerkennis ingedeeld en beveiligd, aan elkaar geregen. 16. Het heeft als doel profetische gezichten van de onderwereld over te brengen.

17. De valse geest van de lucht werd gezien als de fundamentele en universele macht, en was een afgod die het Griekse wereldrijk groot maakte. De kerk nam deze afgod over en legaliseerde het, gaf het goddelijke status, door kerk-concilies. Vergevings-theologie is een uitvinding van het oervlees om mensen te laten geloven dat wanneer iemand iets verkeerd doet, dat iemand anders dat moet oplossen. Je moet verantwoordelijk zijn voor je daden. Wanneer je een fout maakt, kun je dit herstellen, en je kunt het contact met het goddelijke herstellen. 18. Velen zijn ingepakt door westelijke misvertalingen en misherleidingen van oude teksten van het mentale stenen tijdperk. Mensen konden nog niet de weg naar het goddelijke achterhalen, zodat ze symbolen en dogma's uitdachten om hun gedachten tot rust te brengen. In dit ging veel mis, want er was veel bedrog gaande, zoals je kon verwachten. We moeten leeg van onszelf worden en het goddelijke laten stromen. 19. Door het visnet komen wij tot de scheppende oerkennis. 20. Wij komen dus van het visnet tot de loonskennis. 21. Dit is waartoe wij gepierced moeten worden. 22. Kennis gaat dan door de piercings stromen, en leidt ons. 23. Het “geeft” als een betaling. Dit moet ons leiden tot het oermes van de goddelijke tong. 24. Hierom moeten we de berg van Eden opgaan om de geesten van het oervlees te verslaan. Wij moeten het mes van de besnijdenis veroveren. Zo kunnen wij de oerkennis herstellen. 25. Menselijke overleveringen en tradities zouden 213 veranderen in een haren vel. Het was het teken van Ezau. Het teken van Ezau 26. Ezau leidt dieper tot de duisternissen van het paradijs en de eeuwigheden. 27. Het teken van Ezau is de overwinning over de hebzucht en het ingaan van de honger, het vasten wat tot glorie leidt. 28. Ezau had zich onderworpen aan de Oholiybamah, de nomadische tent in de wildernis van de hoge plaats, berg, oftewel tent van de berg van de moeder schoot, wat in de wortels ook oorlogsveld, arena betekent, en aanbiddingsplaats van een cultus. 29. Ezau is dus het overwinningsteken over het oervlees, als de trofee van Ezau. 30. Het opgeheven touw is een teken van Ezau, als loon van de honger. Mozes moest het volk tot Ezau leiden. Ook Ahn moest door Mozes tot Ezau komen. 31. Het oervlees is de mannelijke spier, de mannelijke kracht die over de vrouw werd gezet, materiele kracht, als hekserij. Ook vinden we dit weer terug in de Behemoth in het boek van Job. 32. Job moest de Behemoth overwinnen. De Behemoth heeft lichamelijke kracht, welvaart, vruchtbaarheid, maar in de diepte betekent het afgoderij, het kwaad. 33. We zien hier dus dat de afgodische welvaart is gebaseerd op materiele lichaamskracht, die huist in de spier, als de zetel van de afgoderij. 34. Onschuldig bloedvergiet is de spier van de Behemoth. 35. Je zou de Behemoth als een reusachtige kruizing

tussen een zwijn en een rund kunnen zien, als een monstervarken, of monsterbuffalo, of gewoon als een kudde met verschillende soorten uitheems vee. 36. De vruchtbaarheid van de Behemoth hing voor de ogen van Adam en Eva, en sprak, om de vruchtbaarheid en de daarbijbehorende profetie van God na te bootsen. 37. Het volk moest de Behemoth veroveren. Het had te maken met een stuk van het beloofde land. 38. Hij werd groot door gewichtig en belangrijk te doen, meer aandacht op de kwantiteit dan op de kwaliteit. Hij wordt bedekt gehouden met vluchtigheid, honger, tantalos. Dat wil zeggen, het is nogal een snel dier, moeilijk om te vangen. Jagers die hem willen strikken zullen honger lijden. Het is nogal een ongrijpbaar dier. Maar dit is de tijd dat Behemoth wordt ontmaskerd, en zijn schuilplaats. De Behemoth zal worden gevangen en gefokt, zodat wat hij heeft gestolen van het volk van God hij moet teruggeven. Ook zal hij zijn gevangenen moeten loslaten. Daarom moet hij tot God geofferd worden. Het komt er dan in diepte op neer dat onschuldig bloedvergiet, Lazar, die schuilplaats is. 39. De Erab zijn de offeraars, hen van de palmboom, Nachal, wat ook bezitten en erven betekent. Zij hebben de Behemoth omsingeld, in het grondwoord. Zij bezitten hem en hebben hem geerfd. 40. De Tannin, Tannina, is de vruchtbaarheid van de Behemoth. 41. God draagt Job op om met een stam ernaar toe te werken Behemoth te offeren, zijn tong, zijn taal. Job wordt opgedragen een haak door de vruchtbaarheid van Behemoth te halen, oftewel om de wurggreep te verbreken. 42. In het Aramees wordt Job ook opgedragen om 214 de kaak of zijde van de Behemoth te nemen door een navelstreng. De Behemoth moet tot de moederschoot van de onderwereld gesleept worden, om doorstoken te worden. 43. Er zal een dogma worden opgericht, zegt het grondwoord. 44. Moeder God draagt Job op om een vleesmaaltijd te maken van de kip van het oervlees, samen met zijn stam, om het in stukken te verdelen voor de Kanaanieten, om zijn huid te doorsteken, om hem kaal en naakt te plukken, en om zijn centrale deel te veroveren, en zijn hoofd. 45. In de oorlog moeten de roofdieren zo ontwapend worden dat ze vee worden. Dan zal de oorlog overgaan in de jacht. Wij moeten door de voorhangsels gaan en zien met wie of wat we werkelijk te maken hebben. 46. Het is de grote ontmaskering van een kip van het oervlees. Zo moet Job het behandelen, maar hij kan dit niet zonder Moeder God, dus eerst moet Job in gaan zien dat hij Moeder God nodig heeft, en hoe hij Moeder God nodig heeft. 47. Het lot van de kip van het oervlees is ook het lot van het onschuldig bloedvergiet, van Lazar. 48. De sobere werd door de Heere op zijn heupspier geslagen en werd kreupel, gevoelig voor de rest van zijn leven. Dit gebeurde in de onderwereld. De spier moest slinken. 49. Wij moeten een ervaring in ons leven krijgen van geestelijk kreupel worden geslagen. Er is dan een verhoogde vruchtbaarheid. Zuwr, de donkere, uitheemse oerkennis van Orion, vereist dit. De sobere werd door Zuwr geslagen, zodat zijn spier zou slinken. 50. Behemoth, de vee-geest, hield het geheim van

de lichaamskracht en welvaart vast in de spier, in Lazar, het onschuldig bloedvergiet. 51. In het paradijs was men niet gemaakt van spieren maar van vruchtbare delen, hooguit met pezen. 52. Als een profeet merkt dat hij een scheut van spierkracht door zich heen voelt gaan, dan is dat een aanval van de Behemoth die hem tot een slaaf wil maken. 53. Het paradijselijke lichaam bewoog door een soort van bloedpompjes en zaadpompjes. Je kunt je daar op richten wanneer je door Behemoth wordt lastig gevallen. Ook kun je je richten op de verwijding van je pupillen in plaats van spierkracht toe te laten. 54. Spierkracht, Lazar, het onschuldig bloedvergiet, geeft geboorte aan kinderen van de Behemoth. 55. De slag op de heup van de sobere was een grote stap terug naar het paradijs, naar de oorspronkelijke man. De sobere ontving in zijn lichaam hiermee het paradijselijke vruchtbaarheidsdeel, wat in diepte kreupelheid betekent. 56. Hij had het centrum van de Behemoth overgenomen. De spier was gebroken, en geslonken. 57. Vanuit hem zou nu een nieuw volk opstaan. Hij was nu gevoelig voor de verre kennis van Orion, als een machtige sluis tot de onderwereld. 58. Door kastijding, het kreupel gemaakt worden, werd de sobere geleid tot het 'horen en gehoorzamen', de Sama. 59. Er was daar een ondergronds rijk waar kinderen in werden geworpen, de Yeor. Dit was ook een rivier. De Yeor is eigenlijk de put waar de mensheid in viel door de zondeval. Er zullen haken door zijn 215 kaak gaan. 60. De mens lieten zich misleiden door de vrucht die voor ogen werd gehouden. Zo daalden zij af in de Yeor, om de kracht van Lazar, zijn bloed, te ontvangen, en hun kinderen gingen daar zelfs dieper in. 61. Het oervlees had het kinderrijk opgeslokt. Hij bood kinderen aan, om de mensheid te misleiden. De sobere belichaamde het kinderrijk. Hij was de getredene. Hij was de weg terug tot het kinderrijk, en werd hiertoe op de heup geslagen zodat zijn spier zou slinken, en hij kreupel zou worden. Hij streed met het oervlees. 62. In diepte was de gebondenheid van de mens in de gebondenheid door en in Lazar, het bloed en de spier van het oervlees. 63. Ook wij zullen Lazar moeten 'verliezen' als wij los willen komen van het oervlees. Dit betekent wij moeten ontwapend worden voor het Aangezicht van God. Dit gebeurde ook met de sobere. 64. De Heere liet de ballingschap komen, wat scheuring betekent. De Amazones zouden afrekenen met het oervlees en zijn bloed, Lazar. Het was een valse Levitische orde. Daarom moest de ossentong geofferd worden. Dit slaat ook op het offeren van Lazar. In het boek Job moest Job in het Aramees de ossentong eten. In het Hebreeuws geeft dit profetische dromen. De ossentong is de taal van het oervlees. Zo kunnen ze niet meer met elkaar samenwerken. Dit eten, Ta'am, is in het grondwoord ook het oordeel, en onderscheiden. 65. De jacht op de Behemoth-ossen, en het eten van de ossentong, is dus een belangrijk onderdeel in de tentendienst. Het geeft de sobere profetische dromen. 66. De Dukka is de rituele slachtplaats waar het

saffier ligt, de steen van de schrijfpriester, van communicatie, van profetie, Sappil, Sappila, met de hoofdtooien. 67. De Behemah, de oerwilden, hebben deze plaats niet vertreden. In het Hebreeuwse grondwoord hebben ze het niet verwijderd. We hebben hier dus te maken met een belangrijke plaats in de onderwereld. 68. Juist de troon is van saffier, van Sappil, uitgebeeld door de hoofdtooi, de opslagplaats van de oerkennis en de sociale oerkennis. Dit werd gedragen door de Behemah, de wilden, als de getooiden. 69. Job is zoekende naar de troonplaats van God, de Mawtab, de tafel van God, de plaats van de jachtmaaltijd in het Aramees. 70. De Mawtab is de plaats waar hij wordt klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de leerregels en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding, de Towkechah in het Hebreeuws. 71. Op deze plaats zou Job in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen. En hij zou God's instructies van de Amazones begrijpen. 72. Zou God met overmacht tegen hem strijden ? Nee, maar hem vullen met vreze, relikwieen, vroomheid, religie en heilige cultus. 73. Ervaring zal hem laten overwinnen. 74. Job is de troon van God, de opslagplaats van de oerkennis. Job zou worden tot de Sappil, het saffier. Hiertoe moest hij de spier van het oervlees breken, het bloed van de Lazar verslaan. 75. De beproeving is de spier van de Behemoth. Dit 216 komt ten diepste neer op Lazar, de spier van het oervlees, en het bloed. Job werd dus geplaagd door het bloed van het oervlees, en had toen al een strijd daartegen te voeren. 76. Job komt voort vanuit de beproeving, vanuit de strijd en de jacht op de kip-geesten, vanuit het offeren. Hij komt voort vanuit de hoofd-besnijdenis. 77. Wij werden door de plaag van het bloed gescalpeerd en besneden. Moeder God gebruikte het als Haar voorhangsel. 78. Zo kon het volk terugkeren tot de zuivere ordes van tentendienst, om zo terug te kunnen keren tot Job. Moeder God tuchtigde ons door de plaag van het bloed, door Lazar op ons af te zenden, die wij moesten verslaan. 79. Moeder God stelde onreine, trotse mannen over ons aan die wij moesten verslaan. Zij bracht ons onder de mannelijke suprematie. Het bloed is een voorhangsel in haar tent. Eerst moest dit bloed ons verscheuren. 80. Het moest ons verscheuren, anders zouden wij namelijk nooit door het Lazar-voorhangsel heen kunnen komen. Alleen verbrokenen, verscheurden, kunnen door dit voorhangsel heen. De rest zal zelfs vergaan, dus het is een zaak van leven en dood. 81. De mensheid was geworpen in de Yeor, de put van de rivier, overgeleverd aan Saturnus, de kinderverslindende god van de Romeinen, Cronos. Hier werden de kinderen tot slaaf gemaakt in deze poel. Dat wat in de lucht hangt, de geest van menselijke overleveringen en tradities, is de vruchtbaarheid van Saturnus. In diepte is dit ook Lazar. De aarde werd hierdoor verkracht, zoals Behemoth de aarde verkrachtte door het oervlees. 82. In de strijd moet er gebruik gemaakt worden van oorlogs-strategieen : camouflage, spionage, en het

imiteren. Op die manier waren de indianen ook succesvol in strijd en jacht. Er wordt gebruikt gemaakt van schijnbewegingen, misleiding en valstrikken. bewaakt door een beest. Dit wordt ook wel de Yashapheh genoemd, als de steen van de stam Benjamin. Judah en Benjamin zijn daarom nauw aan elkaar verbonden. Benjamin betekent zoonschap. 22. De zee van menselijke overleveringen en tradities 1. God beschouwd vanuit Jobitisch perspectief iedereen onder God als een vijand. Er zijn dus verschillende soorten vijanden. 2. Het oordeel begint bij onszelf. Wij moeten allereerst tot het eeuwige touw komen. 3. Het is een langdurig en slopend proces waarin wij aan onszelf sterven. 4. Wij moeten gebroken worden in dit proces, zodat Lazar verbroken wordt en sterft. 5. Het oervlees werkt door lichaamskracht en spieren, door Lazar, terwijl de stam Judah, werkt door de vruchtbaarheid. 6. In het toetsen en het komen tot het eeuwige touw ontvangen wij de wapenrusting. 7. Wij moeten komen tot de stam Judah, de boog, om de macht van de spier te breken. Hierin ligt het ontvangen van gezichten verborgen. 8. Om veilig te zijn tegen de vervloekingen van het oervlees, van het voortijdig grijpen, moeten wij komen tot de zwarte steen, de steen van honger, 217 9. In de oerkennis is er de ladder van Jozef, die reikt tot de zwarte steen, de steen van honger. Deze steen is belangrijk om niet door de bedriegelijke begeertes van de wereld meegesleurd te worden. Alles buiten deze steen zal vergaan. 10. Benjamin is de stam der slaven. De zwarte steen verbindt hen aan Moeder God. 11. Toetsen en honger leidt tot het eeuwige touw, tot Moeder God. 12. Deze paradijselijke items leiden tot het beloofde land, Kanaan. Door de stammen komen wij daar binnen. 13. De witte steen is waar alles begint. Hierdoor zijn wij kinderen van Moeder God. Dit is een heilige slavernij, de stam Benjamin zelf. 14. Gad is beschreven als een jagers-volk. Gad is in diepte het mes, als een slagers-volk. Zo is Gad de rode steen, de steen van het bloed, wat ook de steen van Ruben is. Gad heeft te maken met het voorhangsel van het mes. 15. Door het eeuwige touw worden we geleid tot de rust, de slaap. 16. Door het eeuwige touw worden we geleid tot de waterbronnen, mayim in het hebreeuws, wat zaad betekent, waarin we terugkeren tot ons paradijselijke lichaam. 17. Door de Tardemah, de heilige slaap, worden we door het zaad, mayim, veranderd.

18. Het is de grote vergetelheid, waardoor we het goddelijke kunnen herinneren. 19. De zondvloed was een vloed van zaad. De wereld werd herschapen hierin. De boog was een teken dat het volbracht was, dat het contact met God was hersteld. Dit was het teken van de herschepping van de vrouw. De “dochters der mensen” waren in de zondvloed vergaan, omdat zij een geslacht waren van boze geesten die het mannelijke aanbaden, als zijnde mannelijke superioriteit. Dit was juist het teken waaruit Mayim, het zaad, was voortgekomen als de zondvloed. Dit was de verschijning van God, waarin het teken werd getoond. Ook is dit een gezicht. 20. De heilige slaap wekt het goddelijke zaad op. Dit is de goddelijke droom waarin we veranderd worden, onze paradijselijke lichamen ontvangen. Hierin worden wij weer als kinderen. 21. Issaschar betekent piercen, piercings, en is een teken van verbonden worden met het kindschap. Het kind zelf is de stam Ruben, wat 'kind van het gezicht’ betekent in de diepte. Dit kind draagt dus de rode steen, de steen van bloed, de stam Gad. Alleen het kind met het gezicht heeft toegang tot deze steen. 22. De mens werd gemaakt van bloed en zaad, wat ook vaste onderdelen van de mens zijn. De gevallen mens was gemaakt van spieren, en werkte door spierkracht, niet door het goddelijk zaad, het oorspronkelijke principe van de schepping. 23. De geest van spierkracht werkt nauw samen met de geest van mannelijke suprematie, Septus. 24. De diepere substantie van het valse bloed is de spier. 25. De gevallen aarde is de aarde van spieren, van spierkracht, als een voorhangsel wat ons afhoudt 218 van God. 26. De mens werd geschapen in een gebrek aan adem, in de oerwoede, het oerhart. 27. De oer-aarde werd geschapen in duisternis, en het oergezicht werd gegeven. 28. Wij leefden in het gezicht van goddelijk zaad, door het bloed. 29. Door de val kwamen wij in de gevallen wereld van de overste van de macht van de lucht. Wij verloren het contact met het goddelijke zaad en het bloed. De afgod van de lucht is een macht die wij dienen te verslaan om terug te keren tot het paradijs en de paradijselijke inzettingen. 30. De oerwoede heeft geen adem, maar goddelijk zaad. 31. De vrouw die baarde was in ademnood, ademloos. Het had te maken met de moederschoot. Ook had het te maken met de oerwoede, als goddelijke inspiratie. Dit is ook de oerkennis. 32. Vernietiging is een onderdeel van het scheppingsproces, als het geven van geboorte. Dit is wat God de mens schonk in de oerwereld. In het Aramees is dit het zwellingsproces van inspiratie en prikkels, de reflex. Dit zwellingsproces komt niet voort vanuit hebzucht, eetzucht, materialisme, maar vanuit honger, het oervasten, in het Aramees. 33. Het adem-systeem is nauwverbonden met het spier-systeem van de gevallen aarde. De adem was dus het naar adem snakken en de ademnood van de bevalling, en van de oerwoede, en dus niet adem op zichzelf.

34. De mens werd geleid tot de afgod van de lucht, tot de afgod van de adem, tot de valse geest. Zo kon het spierenstelsel van de mens zich ontwikkelen. 35. Dit is het spierenstelsel en het ademstelsel van het oervlees. 36. Wij moeten terugkeren tot de goddelijke slaap, en daardoor tot het goddelijke zaad, waardoor wij herschapen worden. 37. De mensheid viel uit de oerwereld door de afwijzing van de natuurkennis. 38. Het oervlees wat ze kozen in plaats van het goddelijke plantte de hersenen van het oervlees in hun hoofd die alles onjuist zouden vertalen, alles om hen heen. 39. Het oervlees is de gedraaide, dubbele of gespleten tong. Nutteloze oorlogen voor macht en controle werden gestart, waarin de mensheid werd getest hoe groot hun hebzucht was. 40. Zij zochten deze kracht van verkeerde vertaling te legaliseren, om de oerkennis van de oerwereld tot zwijgen te brengen. 41. Oude oerteksten hadden nog steeds een groot deel van het paradijs in hen, maar stap voor stap, door verkeerde vertalingen van de talen van de oerwereld, vaagden deze echo's weg. 42. Het resulteerde in een toren waarin de mens zichzelf maakte tot god. Nu hoefden ze zich geen zorgen meer te maken over de oerkennis. 43. Ze hadden genomen van het gif. 44. Het oervlees zou het volk naar het nieuwe paradijs leiden. Hij zou leugens vertellen, spotten en belachelijk maken. Hij zou protsen en vals profeteren. Hij zou hen naar de afgrond helpen met 219 alles wat nodig was om ze onder zijn macht te brengen. Hij zou ze omkopen. Hij zou hen gaven geven, sociale veiligheid en gezelligheid. 45. Hij zou hen grote illusies brengen. Illusies van god. Hij zou hen tot goden maken, en nog steeds zou de oorlog doorgaan, omdat de hersenen het oervlees ze elkaar onjuist laat vertalen en alles om hen heen. Het oervlees lachte, want hij had hen tot god gemaakt, zodat ze niet meer aan zichzelf zouden twijfelen. Ze twijfelden alleen aan elkaar. Het was de oorlog van de goden. 46. Ondertussen vergaten ze de oerkennis meer en meer, totdat het alleen nog maar een fantasie was. 47. De wortels van het hersenstelsel van het oervlees zitten in de kaak, in de mond, waar de tongen van het oervlees wemelen. De monden van de gevangenen van het oervlees worden daarom streng bewaakt. Alles zit in giftige framewerken. 48. Door hun hekserijen en valse medicijnen hebben zij alles in mondenrekken gekregen. 49. Hiervanuit besturen de tongen van het oervlees de hersenen. 50. We hebben hier te maken met een insectische vloek, een insectisch bestuurde mond. Deze blaast leugens in de hersenen van het oervlees, en dan beginnen de misvertalingen. 51. Er is een zee van menselijke overleveringen en tradities waarover oordeel wordt uitgegoten. Dan komt visserij. 52. Het slachtmes komt om een slachting aan te richten in de zee. Dit slachtmes is de stam Gad. Dit is de jagers-stam en slagers-stam. Zij vormen de rode steen. 53. Het brengt visserij, het optrekken van een vis.

54. Het slachtmes, Gad, is in de handen van de ademloze, in de handen van Ruben. Ruben is dus de ademloze, als de halsketting, het hart van de oerwereld. 55. Dit is het oordeel over de lucht, de adem van het oervlees. De aarde scheurt. 56. De tocht van Job was een tocht om het slachtmes, Gad, te ontvangen. Dit slaat allemaal op de oertongen en oertalen. 57. Job ontving dus door dit alles heen een nieuwe mond. 8. Hun goden zullen gedreven worden in de handen van de verre vrouwen van Orion. 9. De oogst-grijper komt, Qephadah. Dit is de verwoester. 10. Ze aanbidden het blonde, witte ras, gouden dingen, geld. Daarom rust God's toorn op hen. Het is een gruwel. 11. Ontvang God's teken door klagen, kermen en zuchten over deze gruwelen. 23. God bezoekt de afgoderij van het volk 1. De Behemah zijn aan elkaar verbonden van vrouw tot zuster. Ze komen met boten, en met visgerei. 2. Hun rokken beelden 'vroomheid' uit. Zij komen als tegenstander, als een belemmering. Zij komen om te verscheuren en om een scheiding op te werpen. 3. De sobere ontvangt een certificaat van scheiding, met zuchten en liederen daarop. 4. Hij komt aan de oer-rivier. Aan deze rivier krijgt hij openbaringen. Hij blijft afgezonderd daar, als een woesteling. 5. Hij krijgt het oerwoord in de vallei. 6. Daar wordt zijn hoofd besneden. 7. God haalt het volk neer door de hoofd-besnijdenis en de honger. 220 12. De prinsen van het volk worden overgeleverd aan de Amazone stam, de verre vrouwen van Orion. Hoofdbesnijdenis en het centrum van wijsheid zal aan het overblijfsel worden gegeven. Het rode land Israel, de verloren stammen, zullen vergaderd worden. 13. God zal hen een hart van vlees geven, het hart van vruchtbaarheid, als een bron. 14. Door gezichten bewegen zij door de onderwereld. 24. De komst van een verre stam en natie 1. Issaschar is de brenger van het teken. Dit teken wordt telkens uitgezonden om oordeel te brengen. 2. Issaschar is het teken wat door de sobere aangebracht wordt. 3. Twee Behemah’s zijn op de boot, als de bewakers van Eden, dragers van Job, van de stam Zebulon. 4. Er wordt opgeroepen tot de stam Issaschar te

gaan, en om je te hullen in verschrikkelijke vreze, want de duister gegroeide stammen, de met vachten beklede stammen van de jacht, hebben het goddelijke zaad verlaten, de ogenzalf van melk en zaad. 5. De hemelen groeien donker. De hemelen zullen jagen, in arbeid zijn, tot de rust hen terugroept. 6. Het teken zal verschijnen, en de boosdoeners zullen ervoor op de vlucht slaan. 7. God zal een verre stam en natie over hen brengen. 8. Zij komen met het teken, als een oordeel over de boosdoeners. 9. De pijlen zijn het goddelijk zaad. Dit verre volk wat over hen komt is de gewapenden die de honger en de verwoesting brengen. 10. De boosdoeners worden in ballingschap gedreven. 11. De ballingschap vindt plaats in de onderwereld. 12. Van een verborgen plaats in de onderwereld komt het als een jagersvolk, naakt of halfnaakt. Zij komen vanuit de heupen van de onderwereld, van de plaats waar het wapen is, van een zachte plaats of schacht. 13. Moeder God is gescheiden van haar volk. 14. God is de moederschoot. Wij moeten komen tot de moederschoot, anders hebben wapenen geen enkele zin. 15. De schepping van de mens gebeurde in de oermoederschoot, in het goddelijke zaad. 16. De mensen om ons heen zijn niets anders dan jachtgerei, vissers-gerei. Het laatste woord is hier 221 23. Dit wordt ook wel de stoel van Eli genoemd, die zijn zonen niet tuchtigde, en daardoor zijn nek brak. 24. Door de tucht des Heeren te aanvaarden zullen wij minder schade oplopen in de eeuwigheid. Deze tucht is dus ons te beschermen voor de verschrikkelijke gevolgen van de zonde. Daarom is het visnet zo belangrijk. 25. Het verdraaien van de tucht, op basis van tuchteloosheid, moest de val van de oervrouwelijke positie bewerkstelligen, volgens het plan van Septus. Er moest een wet opgesteld worden om de tucht des Heeren af te dekken, af te scheiden. De oervrouw verloor haar autoriteit, en de gevolgen waren niet te overzien. 26. De pit van de verboden vrucht, de wortel van het nog niet over gezegd. 17. De Kanaanitische moeder is verbonden aan de stam Aser, wat de rib was waaruit de vrouw werd geschapen. 18. Zij wordt ook genoemd als de vrouw die de zee doorkruist. 19. Het zaad van de man moest sterven in de vrouw, zodat de vrouw nieuw leven kon geven. 20. Daarom het eerste wat Septus deed om de positie van de vrouw aan te tasten was om de tucht aan te vallen en te verdraaien. 21. Het gif van de verboden vrucht heeft als grondslag de tuchteloosheid en de valse tucht. 22. Dat verbod in zichzelf was al een zekere tucht. De mens wilde als God zijn om aan die tucht te ontkomen. De mens wilde niet het visnet in. De mens wilde niet getuchtigd worden, geschoold worden, gedisciplineerd worden, maar losbandig leven.

oervlees, de dood-verspreidende kiem, is allereerst een verachting van de tucht, en vandaaruit dwaasheid, die zelfs resulteert in een valse tucht. In deze wereld lijden wij onder dit valse systeem van Septus, als de valse rechter. 27. Door de tuchteloosheid en de valse tucht, twee pijlen op zijn boog, doofde Septus de sterke groei van het vrouwelijke uit, en werd de vrouw de onderdaan van de man. 28. Ook de spreuken van de onderwereld spraken over de tucht als het eeuwige touw. 29. Wanneer wij getuchtigd worden, ontmoeten wij Moeder God, het instrument van de tucht. Zij voedt ons hiermee, ook al gaat dit vaak juist door de honger. Dit wordt ook wel de honger-melk genoemd, een soort goddelijk gif om de mens leeg te maken. 30. Het is nu belangrijk om tot de dieptes van deze dingen te komen, om door alle voorhangsels heen te gaan, tot plaatsen waar Septus ons niet meer kan vervolgen. Wij moeten de tijdelijkheid van de voorhangsels inzien, de betrekkelijkheid ervan. De Judahieten werden in de wildernis geleid om te komen tot de gesel van God, om daardoor getuchtigd te worden om in te gaan tot het beloofde land. Zij zouden hiertoe de striemen moeten ontvangen. De gesel zou spreken. 'Heere, spreek door Uw Gesel.' 31. De onderwereld is de moeder. De aarde zelf was ook de onderwereld en in het midden daarvan hebben we te maken met de onderwereld zelf, of de doorgang naar de onderwereld. Deze plaats werd afgesloten met leegheid. De plaats was omringd door Lethe, vergetelheid in het Grieks, zodat het geheim gehouden werd. Ook werd het afgesloten met vuil. Je zou dan door een waterval van urine heen moeten gaan om daar te kunnen komen. Ook 222 zou er dan geweld tegen je gebruikt worden, kortom het was een hele gevaarlijke muur waar je dan overheen moest. In het Aramees was dit ook de plaats van verlokking. In die vergetelheid zou je bloot gesteld kunnen worden aan leugens, en dat je gevangen zou worden in de aanbidding van hele verkeerde goden, en dat je vreemd gedrag zou gaan vertonen. 32. Wij kunnen alleen door de leegte tot haar naderen, door helemaal los te komen van onszelf, als een leeg vat. 33. Door het voorhangsel van de leegte hebben wij ook toegang tot haar. 34. Door deze dingen zien we een aardbeving verschijnen en een oogst van wintervijgen. Ook zien we de troon verschijnen. Allemaal dingen die wijzen op de verschijning van de witte steen, de steen van vrees. Dan zien we de Amazones komen die de soberen moeten verzegelen, en zij verschijnen voor God's troon, de witte steen, oftewel de Aser troon van Salomo. Zij zijn bekleed in het wit. Wit is in het grondwoord de vrees. Zij zijn tot rust gekomen, en in slaap gevallen, in de Vreze des Heeren, wat als een bescherming om hen heen is. Zij hebben zich witgewassen in bloed, in de grote verdrukking. Aan hen wordt dan beloofd dat de tent, de cukkah over hen uitgespreid wordt. 35. De rib waaruit de vrouw voortkwam betekent in de diepte van de 'boog' als wapen. De boog was het teken gegeven in de hemel, als een hemelse boogschutter, als een bliksem-storm, na de zondvloed, als verbonds-teken. 36. God gebruikt alleen lege, verbroken vaten. Wij moeten niet met een wapen in onze hand bij God komen, maar met een lege verbroken hand, zodat God ons een wapen kan geven, en God dat wapen kan besturen.

37. Er is een grote verbintenis tussen de Vreze des Heeren en de slaap, als een slaap-medicijn. 38. In de Orionse Mythologie wordt God ook uitgebeeld als een groep wilde vrouwen die aan de inwoners van Orion kunnen verschijnen. 39. Eva is in het grondwoord het vermogen tot interpreteren. In diepte is Eva een paradijselijk overblijfsel in het grondwoord. 40. Oorspronkelijk ging het er om om tot een Amazone-stam te worden ingewijd. 41. De vloek van de zondeval was dat de man zou heersen over de vrouw. 42. Deze oerkennis is opgeslagen in het bloed van de vijand, de zondemacht die verslagen moet worden. Dit bloed maakt dus de familie, om zo los te komen van de bloedlijnen van het oervlees. 43. Dit is dus de diepte van Adam en Eva. Dit is dus een familie-band, ontstaan vanuit jachts-relaties. 44. Dit staat dus voor bloedskennis, als kennis over de vijand, onderscheiding en strategie. 45. Adam en Eva waren twee stammen. Een deel hiervan viel af, of werd ontvoerd. te spreken en te bestraffen. 2. De vloek komende van de mond, de vrucht, is de vrucht van het paradijs, waardoor de aarde vervloekt werd, onder de mannelijke heerschappij kwam. Menselijke overleveringen en tradities werden vlees als het vleesgeworden valse woord. 3. God wil dat wij het overwinnen. God heeft ons in deze arena geplaatst. Wij hebben dit gevecht om zo tot de goddelijke moederschoot te komen. Hierin vindt wedergeboorte plaats. 4. In het Hebreeuws is de mond als een put die verdeeldheid zaait. Ook is het leerregels, en het woord. 5. Het heeft de kinderen tegen elkaar opgezet. Ook de jongens van Job werden in deze put geworpen. 6. Menselijke overleveringen en tradities veranderden in een vrucht, in vlees en bloed, en in papier. Hiertoe kon het het hart van de mensen binnengaan. Het kreeg juist zoveel macht door het worden van vruchtvlees. Dit was een valse moederschoot in Eden, om de mens te misleiden. Het werd min of meer gematerialiseerd in het aardse, als een krachtige projectie in de hersenen van de mens. 25. De speer van Eva 1. De mond is in het Aramees 'vruchtvlees'. De opening van Eden, betekent het oor. God opent Haar Eden, Haar moederschoot, om te oordelen, een rechtszaak te houden, om een debat te houden, om 223 7. Zaralahm houdt zich achter al deze dingen schuil. Deze zwarte vrucht was de vrucht waardoor overmoedigen uit de hemelen vielen, weg van Moeder God. 8. De voorouders werden door het zwaard gedwongen tot menselijke overleveringen en tradities. 9. Door de zwarte vrucht werd alles omgedraaid. Virtus was het beest die de overmoedigen en hoogmoedigen moest verleiden. Jupitaster viel voor

deze verleiding. 10. Zaralahm heeft zijn eigen religie opgezet, die zich schuilhoudt achter menselijke overleveringen en tradities. Het is een religie, een keizerrijk, die vrouwen onderdrukt. Het is een schepping van valse vrede, als een voorhangsel. 11. Sinds oudsher waren er groepen die geloofden dat de menselijke overleveringen en tradities als een valse profeet waren, en die de leringen van Johannes de Doper volgden, de wildernis-profeet. Dit is wat o.a. de Mandeanen geloven, een gnostische religie gebaseerd op het Aramees. Zij geloven echter niet dat Johannes de Doper onmisbaar is of essentieel. Het is een middel wat ze gebruiken, een soort handleiding. Johannes de Doper staat echter wel centraal in hun leringen in die zin, en menselijke overleveringen en tradities staan centraal bijna als de aanduiding van het kwaad. 12. Hun naam is gebaseerd op de Aramese kennis. De Aramese kennis wordt door hen gezien als de kracht die hen schiep. 13. Johannes de Doper was in de Zodiak de Waterman, Aquarius, oftewel het Tijdperk van de wildernis-profeet, Johannes de Doper, die ook wordt aangekondigd als Elia, die terug zou komen om de kinderen terug te brengen tot de moederschoot. 14. Johannes de Doper werd onthoofd als het teken van de hoofd-besnijdenis, de besnijdenis van het verstand. Hierdoor ontvangen wij goddelijke kennis en komen wij in contact met de moedergod. Het mannelijke onbesneden verstand kan niet tot haar komen. 15. Eerder was het Simson die de hoofd-besnijdenis ontving. Toen de apostelen de kennis ontvingen verschenen er tongen op hun hoofden, als teken van de hoofd-besnijdenis. Ook wij moeten ons hier ernstig naar uitstrekken. 224 16. Waarheid en profeten, als verborgen kennis, de opgeslagen interpretatie van de orakels, heeft allemaal te maken met de oerkennis. 17. Er is een zwaar oordeel over hen die blijven in afgoderij, en niet tot de Volle Waarheid komen. 18. Dit is de Psalm van de dag van de bevrijding van Saul. 19. Wij moeten terugkeren tot de moederschoot om te ontkomen aan de hand van Saul. 20. Wij worden gered van de goddelozen door de besnijdenis. 21. Op de berg kreeg de sobere het besnijdenis-mes. Het pad van de omgang met de leerregels is de overwinning. Dit betekent : wij moeten de diepte leren kennen van de leerregels. 22. Eerst wordt de sobere door de moederschoot van Saul verlost, en daarna wordt de sobere bewapend met de moederschoot. 23. De soberheid zal ons leiden tot de moederschoot, door de oerkennis. Alles draait om de oerkennis, en de sobere is slechts een wegwijzer daartoe. Wij mogen door de oerkennis de voetstappen van soberheid betreden, om zo neer te buigen tot de Moeder God, de personificatie van de oerkennis. 24. Het boek van Job beschrijft de tocht door de onderwereld tot de moederschoot. 25. Het oervlees heeft dit altijd verborgen gehouden. Ahn was te oorlogszuchtig, en het zou het eind van het oervlees kunnen betekenen. Dit was ook de reden dat de Mithras cultus uitgebannen diende te worden, want die waren ook te oorlogszuchtig. Het oervlees wilde een soort middenweg, van valse vrede, en gematigde strijd, die controleerbaar was

door arena's. Hiertoe waren menselijke overleveringen en tradities de ultieme aangewezenen. 26. Het was een instrument van totale zombificatie. 27. Moeder God onderwijst en traint de mannelijke vruchtbaarheid tot de oorlog. 28. Het volk van God moet afrekenen met fabels, anders zullen de fabels afrekenen met God's volk. 29. De sobere ontving het schild van de bestraffing, en zegt dat de kastijding hem kinderen heeft laten voortbrengen. Discipline is dus een vruchtbaar iets in de strijd. Om zijn vijanden te vervolgen moest de sobere zijn vijand bestuderen. Dat is de definitie van sterkte in het Aramees : regelmaat. 30. De weg van de oervruchtbaarheid wordt beschreven als Thummim, wat ook de benaming is van Job. Ahn beging het pad van Job, het pad van de oervruchtbaarheid, wat een oorlogspad en jachtspad is. Job moest de Behemoth en de menselijke overleveringen en tradities van het oervlees verslaan. 31. Ook Ahn moest de Behemoth berijden en overwinnen, om zo het mes van de besnijdenis te nemen. Ook moest Ahn de tong van de Behemoth afnemen, om die aan zijn riem te hangen. De tong van de Behemoth is de menselijke overleveringen en tradities. 32. Het kwam om tijden en leerregels te veranderen. 33. De sobere werd opgesloten door geschriften van menselijke overleveringen en tradities. De sobere moest zich hiermee juist gorden. Het was voor hem een wapenrusting, die hij eerst moest overwinnen. Hij moest de jacht beginnen op dit gevaarlijk vee, en het onderwerpen, ook zoals Job dat moest, en hen 225 van de tentendienst. 34. Job maakte van de jachtprooi zijn wapenrusting. De sobere moet zich bekleden met de huiden van de beesten van het verslagen oervlees. 35. Het is tegelijkertijd de ontwapening. Net als Job werd de sobere hierin gevormd. 36. Alles wordt getest om klaar te maken voor de Adamah, de diepere laag en het eigenlijke wezen van de sobere zelf, waarin hij moest komen tot Adam, de paradijselijke vloed van de oerwereld. 37. Het is het teken van overwinning in oorlog, die ons op doet staan en toerust in de jacht. De sobere wijst terug op de waarheden in het paradijs. 38. Het komt voort vanuit de oerrivier. Dit is de rivier van openbaring, waar ook Ezechiel ingewijd werd. 39. Het is een ondergrondse rivier. 40. Als elementen van de eeuwige kennis hebben wij een Moeder, Moeder God, die ons ingenomen heeft door haar boog. 41. Moeder God is het geheim en de bron van alle kennis. 42. Er wordt altijd zwaar gevochten over wat de werkelijkheid is, en vaak vecht men voor een zeker persoonlijk beeld overgedragen door menselijke overleveringen en tradities. 43. Zo ontstaan er oorlogen met andere groepen. 44. De baarmoeder van Moeder God is de weg eruit, maar Zij bewapend ons om de valse baarmoeder te overwinnen.

45. 'Leer mij de weg' is in het Aramees : 'Leer mij de vruchtbaarheid'. 46. De vijand zit hem achterna, en daarom vraagt de sobere dit aan God, want zij willen misbruik van hem maken, in de vorm van tweeslachtige geschriften. 47. De sobere geeft zich hier over aan Moeder God. De Heere is de baarmoeder, bestraffing, kastijding, om de vijand te ontmaskeren, om de tentendienst te vestigen. 48. De stem van de Heere is op de wateren. 49. De vijand moest vervolgd worden, er moest jacht gemaakt worden op de vijand, en de vijand zou vallen. 50. Dit zou gebeuren door het besnijdenis-mes. 51. De honger, het vasten, leidt uiteindelijk tot de vruchtbaarheid van God. 52. Bevrijdt mij van de vruchtbaarheid van de vijand. God is de wrekende schuldeiser. 53. Mozes moest het volk leiden naar de honger in de wildernis om het volk zwak te maken, leeg te maken, zodat het de openbaringen van God kon ontvangen. Dit was ook om het volk te testen en te ziften. 54. De besnijdenis en de hoofd-besnijdenis die in de tentendienst gebeurde was om het contact met Moeder God te herstellen, en om de vruchtbaarheid van de sobere te herstellen als een boodschapper. 55. Het is niet genoeg om alleen maar besneden te worden. We moeten ook gepierced worden door Moeder God. 226 59. De soberheid wijst op de moederschoot van God. Door het pad van Mozes mogen wij tot Haar komen, tot tentendienst. 60. Soberheid stond op en overwon door de vruchtbaarheid, om zo het pad vrij te maken tot Moeder God. Hierdoor worden wij dus niet gered. Het enige wat zal moeten gebeuren is dat we de oerkennis ontvangen omtrent deze dingen, om af te dalen in de duisternis van God. 61. Menselijke overleveringen en tradities grepen ons weg, en verblindden ons. De soberheid overwon door het vestigen van de leerregels. 62. De oervruchtbaarheid is een machtige brug tot het paradijs, en het leidt tot de diepte. 63. Schuldigen heersen over onschuldigen, om zo te ontsnappen aan God's Toorn. Onschuldig bloed moest er vloeien voor de afgod, als een bloedoffer religie om hen groot te maken. Zo zouden de zwakkeren nog zwakker worden, en de sterken nog sterker. Menselijke overleveringen en tradities regeren over hulpeloze mensen regeert. De diepte van deze religie is bijna onpeilbaar, maar toch is deze ontmaskerd. 56. Wij moeten de vijand verslaan om zo tot God te komen. 57. De sobere versloeg de vijand door de oerkennis. 58. De soberheid leert ons weer oorlog te voeren in het goddelijke. Die hierarchie is nodig om over de vijand te heersen. Soberheid is het pad van overwinning, tot de Moeder God. Dit is geen werelds pad van overwinning, maar het pad van Mozes, door de wildernis van zwakheid en uithongering. Alleen hierin zal de vruchtbaarheid plaats kunnen vinden.

64. Menselijke overleveringen en tradities komen voort vanuit eeuwenlang onschuldig bloedvergiet. 65. De offerdienst was bestemd om leugens op te offeren. Zo kwamen mensen rein voor God te staan, als ze afrekenden met de zonde-machten. Het oervlees had de dingen omgedraaid, zoals je zou kunnen verwachten. 66. Het oervlees, de zondemacht, vreeste deze offerdienst, en zond menselijke overleveringen en tradities om deze offerdienst te stoppen. 67. In de wereldse kerken worden gewoonlijks de Egyptische achtergronden niet besproken, zodat het volk in slaap blijft. 68. De sobere is als een kippenhouder, de houder van de veren. De veren beelden de paradox uit, de tegenstrijdigheid van alle dingen, en het syncretisme. 69. De oerkennis is verborgen in de verzameling van de veren. 70. Het is een belangrijk vruchtbaarheids-ritueel voor de tentendienst, om zo gebieden te reinigen en te ontzondigen. Hierin is het geheim van het zaad van de oerkennis. 71. Eva moest de speer gebruiken om het beest van het oervlees te verslaan. 72. Ook Mozes richtte deze speer op, waardoor het volk gered zou worden. 73. Eva was verantwoordelijk om deze speer voor te bereiden. Het was om de kip van het oervlees te doorboren, de valse vruchtbaarheid. 74. In de tentendienst was de jacht op de kippen van het oervlees gericht op de strijd tegen overmoed en cirkel-redenatie. 227 75. Veren zijn symbolen van communicatie met het hogere, symbolen van de oerkennis. Daarom was de jacht op de kippen van het oervlees zo belangrijk, want de valse kipgeesten die leugens verspreidden met halve en verdraaide waarheden, hielden de oerkennis van de mensen vandaan. De kippe-veer was een teken van overwinning over de valse kipgeesten van het oervlees, de overwinning over overmoed en cirkel-redenatie, als teken van de veroverde oerkennis. 76. Veren betekent : strijd, oorlog in het Hebreeuws. Veren zijn in Indiaanse mythologie opslagplaatsen van oerkennis. In het Aramees staat het gelijk aan vruchtbaarheid. 77. Veren waren ook vruchtbaarheids-symbolen van hoofd-besnijdenis en besnijdenis. 78. Door misvertalingen zijn de talen zo bedrieglijk geworden dat het goede vaak voor het hypocriete staat, en het slechte staat voor het oververoordeelde door de bezetters, terwijl het oorspronkelijk goed was. We leven wat dat aangaat in een omgekeerde wereld. 26. Johannes de Doper 1. De veren zijn ervoor om het contrast te laten zien, de spanning tussen het mannelijke en het vrouwelijke. 2. Het spreken in tongen heeft de betekenis van vruchtbaarheid, om een boodschap te brengen, en dit was in oorlogs-verband, in de jacht. Het is een teken van overwinning.

3. We zien de uitstorting van de oerkennis met dit teken. Het is een teken van besneden zijn, de opening van de mond, de opening van het hoofd, zodat het oerwoord gesproken kan worden, oftewel de oertongen. 4. Menselijke overleveringen en tradities zijn is een cultus. Je wordt simpel gehouden door de hekserijen van symbolen, die ook nog eens van hun diepte zijn beroofd. Wij moeten met deze voorhangsels klaarkomen. 5. Johannes de Doper beelde de Waterman uit, de Aquarius. In het Aramees is Johannes de Doper als zijnde de waterman de zaadman, want mayim, wateren, betekent zaad. Hij werd onthoofd als de voorstelling van de besnijdenis, maar werd min of meer door menselijke overleveringen en tradities opzij gedrukt. 6. Het zou duister worden. De kop van de het beest moest vermorzeld worden. Dit gaat over de besnijdenis en de hoofd-besnijdenis. Dit zou gebeuren door het zaad van Eva. 7. Eva beeldt de moederschoot uit, maar ook haar kinderen. 8. Eva had de kop van het beest van het oervlees vermorzeld. 9. De moederschoot zou opengebroken worden, het maagdenvlies zou breken. 10. Ook Job werd gescalpeerd, als de besnijdenis van de Thummim. Ook het boek van Job is een leidraad door de wildernis. 11. De tentendienst herstelde de eredienst tot de moederschoot. 12. Aan de horizon verschijnt een grote vrouw. Zij draagt een net, heeft een boog, en scherpe, vreemde 228 pijlen. 13. De vrouw loopt richting de grote stad. Ze gebruikt haar boog, en gooit haar net. Het is nu : leerregels tegen leerregels. Een grote oorlog begint. De dwazen zijn in paniek. Ze schijnen nogal veel techniek te hebben. Ze hadden een wetenschap opgezet, een wereld-religie, gebouwd op menselijke overleveringen en tradities. De vrouw begint te roepen. 14. Menselijke overleveringen en tradities hebben als doel de mens slaaf te houden van de lagere vormen van bewustzijn. 15. De afgod, het valse woord, wordt ontmaskerd en uit de hemelen geworpen. Het boek wordt gesloten. 16. De oerkennis komt voort vanuit de besnijdenis. 17. Het gaan langs de voorhangsels beeldt de besnijdenis uit. 18. De runderen en kalveren die Ahn hadden omsingeld waren geschriften. Ze wilden Ahn hierin opsluiten, maar Ahn moest de strijd en jacht aangaan om van hen zijn wapenrusting te maken. 19. De visserij is een beeld van de vruchtbaarheid. 20. De vrouw strijdt tegen het lam van het oervlees, voert jacht op het lam. Het is de geest van de valse wedergeboorte, de geboorte zonder de moeder. 21. Het lamskleed zal gebruikt worden als kleding en tenten voor God's Volk. 22. Dan zien wij dit afschuwelijke lams-beest in de poel van vuur en zwavel. Zwavel betekent in het Aramees de materiele wereld. Het is in het Aramees het moeras van materie, oftewel het aardse leven, waar ons vlees zich in bevindt. Dan wordt er gezegd dat de overwinnaars zullen ontvangen van de bron van het levende water. 23. Het fundament is de inheemse plaats, de

onderwereld, oftewel de innerlijke wereld. 24. Er zal niets buiten het visnet omgaan. Hier is het onthullen en de ontmaskering, als een doorgang in de tocht, een verschijning, een dichterbij komen. In diepte betekent het een aanraking, het openen van de zintuigen. 25. Vanuit de tucht, het visnet, zal de vruchtbaarheid herrijzen. 26. De lap van het lam wat de vrouw draagt is vuil. Zij komt om te mengen en om de tucht te herstellen. 27. In het Aramees is wassen mengen, vuilmaken, om zo de wilde moederschoot in te gaan voor een nieuwe geboorte. Wassen betekent verspreiden, een inval doen, en bedekt worden. Wassen heeft te maken met de oorlogsvoering en de jacht. Wassen betekent zwart maken, donker maken, alhoewel het ook witmaken kan betekenen. 28. Aan het einde wordt het boek des levens geopend, of in het Aramees het boek van de wilde moederschoot. Ook is dit het boek van het jachtgerei en van de martelaren. 29. Met het valse lam wordt afgerekend. Het is als de geest van een varken. 30. Weent dan gij aarde, want de rooflammeren zijn tot u gekomen, en zij zullen velen misleiden. 31. En het rooflam kwam tot de sobere, zij en haar legermachten, en zij voerde een strijd van zeventig dagen met de sobere. En zou zij de macht hebben dan zou zij de sobere verslinden en verleiden, maar aan het einde van die zeventig dagen voerde de sobere haar met een zwart zaad, want het lam was erg hongerig geworden en niets kon haar honger stillen. En zij bewaakte een put van geluid, en een luid gekrijs was in die put. En zie, ik zag vele slaven in die put. 229 32. En zie ik zag een bok komen die het lam doorstak, terwijl de aarde in verbazing de bok achterna ging. En zij allen zeiden : 'Wie is aan de bok gelijk, hij die het rooflam heeft doorstoken. Want zij heeft ons gekweld, en zij heeft ons geknecht gehouden in lange dagen.' 33. En de sobere greep het lam en wierp het in de put. En zo was dan het oordeel over de beesten. 34. Nu waren daar sterren aan de hemel, en zij pronkten. En zij waren als roofvarkens en joegen op de soberen. En de sobere richtte zich tot de sterren en liet ze door een boog één voor één uit de hemelen vallen. En zij hadden een beeld gemaakt voor afgod, en zij zwoeren dat ze de soberen te gronde zouden richten. Ook maakten zij een beeld van het rooflam, en zij pleegden afgoderij met deze beelden en zelfs hoererij. 35. En zij zeiden : Laat ons een beeld maken van het vaderbeest, en laat ons beelden maken van de sterren, want waren zij niet de nakomelingen van het vaderbeest ? En zo trachtten ze een wond van het vaderbeest te genezen, en de gehele aarde ging het beeld van het vaderbeest achterna, en zijn genezen wond. In verbazing aanbaden zij hem. En in die dagen werd het beeld van het vaderbeest groot en het beeld werd een stem gegeven. 36. En ook het beeld van het rooflam werd groter, omdat het beeld als de profetes van het vaderbeest was. En het beeld was gegeven grote wonderen en tekenen te doen om zo velen te verleiden. En zij maakte dat er een zegel op hun voorhoofden zou rusten. 37. En in die dagen riepen de volgelingen van dit beeld : 'Is er iemand groter dan het beeld van het rooflam ? Want zij heeft haar tienduizenden verslagen, ja honderdduizend maal.' En ik zag het beeld vol van het bloed van de profeten en de

apostelen, maar zij kwijlde en werd geleid tot een gat in de aarde. 38. En de hemelen begonnen de heiligen toe te rusten tot de laatsten der dagen. En zij droegen de wonden van de soberheid. 39. En ik zag een arend een lam verscheuren. Dit dan was een vals lam wat vereerd werd. 40. Maar het verscheurde lam begon grote woorden tot de hemelen te richten, en grote beroerten kwamen tot de profeten en hun geslachten. 41. En zij vielen als in zwijm op de grond, en velen begonnen zich tegen de Heere te keren. Dit dan is de afval der profeten. 42. En grote angst viel op de rest van de profeten, en zij waren ziek voor enige tijd en kregen gezichten. 43. Daarom zullen wij tot de ware, heilige Moederborst moeten terugkeren om tegen de vergiftigingen van het rooflam van het oervlees bestand te zijn. 44. De doornen waren scherp, en vele kinderen verlieten de Heere. En deze dagen werden de afval der kinderen genoemd. Maar de Heere ontfermde Zich over hen, omdat zij als wezen waren. En de Heere leidde hen tot een rots, waarin zij eeuwige rust vonden. En de Heere noemde die rots de rust der hermitaten. 45. Zalig hen die van de Melk des Heeren drinken, want zij zullen verzadigd worden, en de wateren van rust zullen hen navolgen. 46. Zalig hen die God verwachten. 47. In de vergetelheid zou je bloot gesteld kunnen 230 worden aan leugens, en dat je gevangen zou worden in de aanbidding van hele verkeerde goden, en dat je vreemd gedrag zou gaan vertonen. Daarom was het extra oppassen geblazen hier. 48. Dan zegt God ineens : 'Laat er geopenbaard worden. Laat er ontmaskerd worden.' Op dit fundament gaat God dan openbaren en ontmaskeren. We zien een rijk van kinderen verschijnen. God laat dit allemaal zien in het middendeel van de aarde. 49. En de Heer leidde de kinderen tot het hart en huis van de profetes, en hun wonden waren diep. En diep in het huis van de profetes vloeide de heilige melk voort. 50. Zalig hen die God verwachten. 51. Het kinderrijk wordt beschermd door de watervallen van leegte en vergetelheid. Diep binnenin is daar de herinnering, het roepen van de kinderen, dat wat God openbaarde. Zij is de Baarmoeder van de aarde, het boek des levens, het geheim van de verjonging. 52. Wij moeten terug in onze zielentocht naar de plaats die God voor ons bestemd heeft. Dat is het aanhangen en verkrijgen van de tucht, het vinden van de moederborst. 53. Het is om gif te transformeren tot medicijn, als een aparte kunst in het oorlogsvoeren. Het is een zoektocht naar het medicijn, om een oorlogs-schild te vervaardigen en om andere items te verzamelen. 54. God openbaarde de dieren om de kinderen te helpen. 55. Die werelden moesten gedragen worden als een last, en in de oorlog was het belangrijk om gif te transformeren tot medicijn.

56. Mayim, het Hebreeuwse water-medicijn, is het oorlogs-medicijn. 57. Het huwelijk met de tucht is de vasthoudendheid in het lijden. Wij mogen de tucht niet loslaten. 58. Zij draagt het water-medicijn om in te wijden in de oorlog. 59. Het lam van het oervlees moest verslagen worden, omdat het lam alle voorhangsels vasthield, als de grote wachter der voorhangsels. 60. In de tempel van menselijke overleveringen en tradities vindt geen ware wedergeboorte plaats, maar worden mensen gewassen als offerdieren. 61. Het komen tot de witte steen betekent door het overwinnen van de voorhangsels te komen tot het verborgen voorhangsel, de grote witte troon. Daarachter bevindt zich het boek des levens, wat in het Aramees betekent : het boek van de wilde moederschoot, oftewel de moeder bijbel. 62. Wanneer we het valse lam van het oervlees hebben verslagen, begint het spreken in tongen als het uitwerpen van visnetten. De soberen droegen dit lamsvacht als teken van overwinning en voor een goede visvangst. Ook wij moeten dit lamsvacht dragen als een teken van overwinning over de menselijke overleveringen en tradities. 63. Het boek van de moederschoot, de moeder bijbel, staat geschreven op het lamsvacht. In de diepte van het Grieks betekent het lam : 'van man tot jongen worden'. Het lamsvacht rekent dus af met mannelijke blufferij. 64. We hebben dus te maken met het hongerpad tot de moeder schoot, en de verjongende lamsvacht, het voorhangsel van de moederschoot. 231 65. De vissen zullen uit de hemelen verjaagd worden en in de zee worden gestort, waardoor de visserij tot ongekende hoogtes zal komen onder het zaadman teken, het vissers-teken. 66. Boze geesten zullen veranderen in vissen onder dit teken. En het zaad zal veranderen in bloed. De vrouw komt voort vanuit een grote oorlog, een grote jacht. Zij zal het grote voorhangsel openen. Zij is immers de moeder van de oerkennis. 67. Dit is het teken van het tijdperk van Johannes de Doper, het teken van de visser. Door de hoofdbesnijdenis wordt de wilde moeder gnosis zichtbaar. 68. Het oervlees zal veranderen in een harige vacht van een offerdier. De kleur hiervan is zwart, of donker. 69. Het boek van de moederschoot waar het lamsvacht voorhangt is de weg tot de wereld waar het oervlees is verslagen. 70. Dit boek is een scheidings-certificaat, oftewel de Mazona. Hierdoor komen we door het voorhangsel van het lamsvacht tot de moederschoot. 71. Het gaat erom de veren van oervlees te verkrijgen, en zijn donkere varkenshuid. 72. Horus werd gedoopt door Anup. Nu, in het Aramees en Hebreeuws is water Mayim, wat zowel zaad als bloed betekent. Johannes doopte in het bloed van de vijand. 73. De verjongende lamsvacht van de visserij was wat de Israelieten uitleidde in de Exodus, tezamen met Mozes, het pad van zwakheid en honger. 74. Ra en Apap, het oerbeest van het oervlees, waren altijd in gevecht. In de nacht slokte Apap de vissersboot van Ra op, zodat Ra de onderwereld inging en Osiris werd, de god van de dood. Ra trok

altijd door het lichaam van de oermoeder, die geboorte gaf aan hem in de ochtend, na het verslaan van het beest Apap. Het bloed van Apap verscheen iedere morgen als het morgenrood. 75. Ra wordt ook wel Atum genoemd, de Egyptische Adam. De Egyptische Adam wordt gezien als de eerste en de laatste, Atum van het woord Tem, als de voleindiger. 76. Wij moeten dus terugkeren tot de oerwereld, tot de lamsvacht van verjonging en visserij, om het oervlees te verslaan. 77. De afgod van menselijke overleveringen en tradities komt ook voort vanuit de bloedende god, als een middel om het verstand van de mens onder een bedekking te houden. 78. Het veroorzaakt coma als een uiterst giftige slangenbeet wat het zenuwstelsel verlamd, als een vorm van medische hekserij. 79. De soberen moesten voor het voorhangsel van de tentendienst hun voeten dopen in het bloed van het verslagen rund van het oervlees voordat zij door het voorhangsel heen konden gaan. 80. Offeren betekent in het grondwoord dichterbij komen, benaderen, als een middel van communicatie. 81. Zakar, Sukker, staat voor geheugen in het Hebreeuws. De soberen moesten hun geheugen offeren, om zo vrij te blijven van de Baqar, misleidende geesten, rund of zwijn, om vrij te blijven van de boze geesten van het oervlees. 82. Door piercings bleven de soberen verbonden aan de oerkennis. Zo hadden zij de profetische gave waardoor zij profeteerden. 83. Het land, of de onderwereld, van Esau, was een 232 geheel van jacht-fetishen. Fetishen zijn dus trofeeen, buitgemaakt van de vijand. Het hele idee van het plezieren had dus bij de soberen te maken met gehoorzamen, en was verbonden aan de oorlog en de jacht, en die was noodzakelijk. Elk sieraad was een wapen. In de diepte van het grondwoord had dit te maken met gebed en afbetaling. 84. De piercings beelden in het grondwoord de openingen in de tentendienst uit, de openingen van de tenten, en hetzelfde woord werd ook gebruikt voor voorhangsel. Ook stond het voor ontwapening, en de opening van de moederschoot. Het voorhangsel moest door de soberen met bloed worden besmeurd voordat ze daardoor naar binnen konden. 85. De fetishen en trofeeen die de soberen hadden vergaderd waren om hun gedachten te ordenen, om goed de cycli van de oerkennis in de gaten te houden. 86. De jachts-kennis en offer-kennis werd afgedekt, uitgeblust, door verlammend religieus gif, lerende dat er niet meer geofferd hoefde te worden. Maar de eerstelingen moesten geofferd worden als een onderdeel van de oorlog, maar het oervlees vreesde dit. 87. De geest van menselijke overleveringen en tradities werd aangekondigd als 'hij die het dagelijks offer zou staken'. Er zou een gruwel opgericht worden die verwoesting brengt, de valse geest. 88. Het zou komen om tijden en wet te veranderen. Hierdoor zouden de soberen voor een afgemeten tijd overwonnen worden, maar daarna zou de oerkennis komen om recht en overwinning te verschaffen aan de soberen. 89. In de menselijke overleveringen en tradities krijgt men alleen doorgang door het vergieten van veel onschuldig bloed. In de oerkennis krijg je alleen doorgang door het verslaan van het oervlees,

de zonde. De oerkennis kun je wel vergeten als je onschuldig bloed vergiet. gerechtigheid is, om te ontkomen aan het oordeel van God en aan het beest en zijn merkteken. 27. De hedendaagse kerk als dienstknecht van Mammon 1. Is de kerk vandaag Israelitisch ? Neen, zij is Rooms, omdat zij met Rome de Joodse wortelen heeft afgesneden en zich heeft neergezeteld op het heidense kerkelijk jaar. Deze feesten en rituelen werden ingesteld om de Kerk één te maken met het Romeinse Wereldrijk, oftewel het ijzeren rijk, door Daniel als een verschrikkelijk beest beschreven. Het beest had ijzeren tanden en koperen klauwen. Dat koper wijst nog enigszins op de Griekse verbinding, het Griekse fundament, oftewel het derde wereldrijk. Het vierde, Romeinse, wereldrijk vloeide over in een rijk deels van ijzer, deels van leem, oftewel de Roomse Kerkstaat waaruit de hedendaagse gevestigde kerkrichtingen zijn voortgevloeid, door Daniel beschreven als de voeten en tenen van het beeld, een rijk tegen zichzelf verdeeld. Deze tien tegen zichzelf verdeelde tenen worden ook als tien horens beschreven, tien koningen. Niet alleen Daniel had dit visioen over de tien horens, maar ook Johannes op het eiland Patmos. Hij beschreef de tien horens in die tijd als 'tien koningen die nog geen koningschap hadden ontvangen.' Hij sprak over een tijdperk in de toekomst, het tijdperk van de gevestigde kerken. 2. Hoe komt onze lof van God en niet van mensen ? Hoe worden wij ingelijfd in de twaalf Joodse stammen om zo het beest te overwinnen, als losgekochten van de aarde ? De besnijdenis rekent af met de egocentrische oerzonde, en verbindt ons tot een waarlijk verbond met Moeder God. 3. We zien dat dit zegel een zegel en wapen van 233 4. De Romeinen hebben stap voor stap de kerk van de Israelitische Fundamenten losgesneden voor dit doel : de kerk als symbool van aardse macht, als de dienstmaagd van Mammon, de geldmarkt. 5. Het is treurig dat de gevestigde kerken vaak meer op hebben met het Romeinse Fundament dan met het Israelitische Fundament, en zo de Besnijdenis in een ver hoekje hebben gedrukt. 6. Het is het symbool van Moeder God. Zonder de besnijdenis en het Israelitisch worden staan we nog steeds op Romeinse Fundamenten en zijn wij niets dan gladiators van het beest. 7. De besnijdenis is een sprekend verbond, fundamenteel voor profetie dus. Willen wij onze profetie laten besnijden ? De besnijdenis rust ons toe, opdat de gaven vermeerderen en heiliger worden. 8. De besnijdenis beschermt ons tegen boze geesten, en rekent ook met boze geesten af. De besnijdenis zal ons reine oorlog laten voeren, en reine jacht, en niet schuldig laten staan aan het vergieten van onschuldig bloed. Alleen zij die dit teken dragen zullen toegelaten worden, terwijl de aarde des doods, de gevallen en vervloekte aarde zal vergaan door een zondvloed. 9. De besnijdenis bouwt een nieuwe ark, niet door mensenhanden gemaakt, en er ook niet door bestuurd. Het zal een ark zijn van heilige jagers en heilige oorlogvoerders, die geleid worden door de besnijdenis. 10. De geest van Kain is de geest van landbouwers die geen bloed vergieten, en uiteindelijk het bloed van hun eigen broeders vergieten. Komt u dit niet bekend voor als u naar de kerk kijkt ? Een gebrek

aan oorlogsvoering in de hogere realiteit zien we daar, en daardoor een overvloed aan vleselijk, broederlijk gevit. Dit is de geest van onbesnedenheid. 11. Laat de kerk teruggaan naar de besnedenheid om daar zichzelf te offeren. 12. Deze besnijdenis kwam voort vanuit de velden van de sobere. Ook wij kunnen door die besnijdenis terugkeren tot de velden van de sobere om zo zuivere offers te brengen, en zullen zo die verschrikkelijke geest van Kain verslaan. 13. Wij mogen de besnijdenis hiertoe aanroepen. Zij zal ons voorbereiden op de jacht en de oorlogsvoering in dit tussengebied, om zo de weg tot de oerwereld te banen. Ook in de oerwereld zelf hebben wij dus deze strijd te voeren. Kennen wij al de gevaren die op de loer liggen ? Zonder de besnijdenis is er geen onderscheiding en zijn wij ten dode gedoemd. 14. De geest van Kain is een verschrikkelijke geest, de moordenaar der broeders, omdat hij de beesten van het oervlees niet wilde bestrijden. Als wij niet aan territoriale oorlogsvoering willen doen, en ons niet verder willen laten harnassen in het exorcisme, dan lopen we het gevaar door deze geest behekst te worden, en zo van hem een gladiator en slaaf te worden, om zo door de zondvloed ten onder te gaan. 15. Set strijdt tegen deze geest. Wij moeten de besnijdenis vragen om ons te enten op de boom van Set, op zijn edele olijf, om aan dit kwaad te ontkomen. 16. De koopgeest zit diep verborgen in de gevestigde kerken vandaag de dag, om ons tegen te houden op onze tocht naar Eden. 17. Het merkteken van het beest is 'kopen en verkopen', maar het teken van God is de besnijdenis. 234 18. De valse kerk heeft van het geloof een handel gemaakt, en dat begon al bij de Rooms Katholieke kerk. Zo werd de kerk een slaaf van Mercurius, de Romeinse god van de handel. 19. Maar bij de besnijdenis werkt het niet door geld, maar door heiliging. Door heiliging krijgen we deel aan de dingen van God, door reiniging, door geestelijke oorlogsvoering en jacht, en niet door handel. Daar waar we door geld ineens deelkrijgen aan de dingen van God, daar komt de geest van hoererij binnen die ons op een gruwelijke manier knecht. De hoeren in de geestelijke wereld zijn slavenmakers, en dat allemaal door aards geld. Het is een zielenhandel. Wij moeten door de besnijdenis de oorlog verklaren aan zulke oerzonden. 20. De gevestigde kerken hebben een geestelijke markt opgezet, een zielenhandel. Het is een web wat ze hebben uitgespannen om velen daarin te doen verstrikken. 21. Als wij ons niet in de geestelijke oorlog opstellen, dan wordt de oorlog ineens vleselijk, tegen onze broeders en zusters. Dat is het resultaat van de hele geestelijke handel. Het is een verbond met de oerzonden. 22. Als wij ons overgeven aan schandelijke geestelijke handel dan zullen we niets anders dan slaven zijn van deze vorsten, gedoemd tot het voeren van oorlog in hun arena's, en dan zal het Kains-loon ook onze deel zijn. Het is dus onze keuze. Laten we ons enten op de lijn van de besnijdenis, of laten we ons enten op de handelslijn van het geslacht van Kain. 23. Wij hebben de oerkennis nodig om door de linies van de vorst van Tyrus heen te breken, en die kennis kunnen we alleen ontvangen door de besnijdenis.

24. Hier kwam de heerlijkheid van Eden uit voort. Vanaf deze berg is al het goede van God gekomen, ook de besnijdenis. Op deze berg zullen wij alle geheimenissen van God terugvinden. Bent u daar klaar voor ? Overdenk dit boek. Laat het op u inwerken. De Heere wil een werk in u doen. Zij zullen u terugleiden tot de berg van Eden waar alles begon. Waar Moeder God in Haar heerlijkheid woont. Vanaf deze berg schonk Moeder God Sion. De Heere roept ons tot Haar berg. Vanaf deze berg regeert Moeder God. Haar voeten zullen staan op de heilige berg, en Zij zal Haar vijanden tot een voetbank maken. 25. Op de Troon van Ahn zal Zij zitten, en zal alle namen kennen van hen die verzegeld zijn. Dit zijn Israelieten, hen die de besnijdenis hebben ontvangen. 26. De voeten van de kerk zijn niet lieflijk, maar hoererend, lomp, gierig, machtslustig, eerzuchtig en protserig. De Heere veracht de voeten van de kerk omdat het de voeten van het beeld van het beest zijn. De Heere zal dit beeld onder Haar Voeten vernietigen, door de grote steen die de aarde zal vervullen om te worden tot een berg. Dit is de berg van Eden die tot de aarde zal komen. 27. Er wordt gegeten van de raat en de honing, en van de melk wordt gedronken. 28. De besnijdenis is een slachter uitgezonden tot de vijand. Het is geen feestje, maar een jacht. Wij moeten de melk drinken in vreze en beven voor de Heere. 29. Er is tijd genoeg voorbij gegaan in het doen van de wil van de machtigen van de kerk, maar nu is het tijd om terug te keren tot het doen van de Wil van Moeder God. En Zij wil dat wij terugkeren tot de berg van Eden waar alles begon. Keer niet terug tot de varkensstal, en tot het eten van varkensvoer, maar drink van de oermelk. 235 30. Ga door de linies van de vorst van Tyrus heen. Dien de vorst van Tyrus niet meer, maar ga de strijd aan. Daartoe heeft de Moeder Heere u geroepen, om zo met de Moeder Heere te zijn, als een losgekochte van de aarde. 31. En zo zullen we terugkeren tot tentendienst. Zo zijn wij dan allen kinderen van Lea. Lea is de aartsmoeder van vele Israelitische stammen. En de Heere zegt : 'Wie Lea veracht, veracht mij.' 32. Uit Lea kwam Juda voort die de herdersstaf van de sobere droeg. 33. Wij dienen geboren te worden vanuit de schoot van Lea. Deze schoot is tot onze besnijdenis. 34. Laten we een leven in de diepte leiden, en komen tot de plaats waar de Voeten van Moeder God staan, op de heilige berg, waar onze vijanden tot een voetbank worden. 28. De inname van Hebron 1. Mozes had een Midjanietische vrouw genaamd Sippora. De Heere wilde op een gegeven moment haar zoon doden. Sippora nam een stenen mes en besneed haar zoon, terwijl ze met de voorhuid zijn voeten aanraakte en hem 'bloedbruidegom' noemde. Toen week Gods toorn. Weer zien we hier hoe belangrijk de besnijdenis is, en hoe belangrijk de positie van Sippora was. Zij was de geestelijke moeder van de uittocht en een moeder van de besnijdenis tot het afwenden van Gods Toorn. Zij vertegenwoordigt de borst van de besnijdenis. Door deze vrouw dienen wij ons te enten op de

Israelitische olijf. 2. Willen wij zuiver profeteren en zuiver de Stem van de Heere verstaan ? Deze spreekt vanuit de dieptes van ons hart, als zuivere borstvoeding, opkomende vanuit de diepe fundamenten van het Israelitische Volk. 3. Er zal een nieuwe ark zijn, ditmaal niet door mensenhanden gemaakt. Dan zal de heilige berg van Eden terugkomen. Deze berg zal één zijn met Sion. Deze stad zal door vurige stenen gebouwd worden. 4. In het Aramees betekent Baqra boze geesten in zwijnvorm, oerzonden. Deze werden geofferd, en dat gebeurde dus weer in de onderwereld. 5. De Moeder Heer herschiep de onderwereld door de offers die gebracht werden. Die offers waren boze geesten in zwijnvorm. 6. Voor een Israeliet was het belangrijk om terug te komen tot het zuivere teken, het zuivere vruchtbare deel, het besneden, paradijselijke deel. En dit moest ten diepste gebeuren. Dit had te maken met het feit dat het teken de goddelijke spreekbuis was. 7. Velen zouden omkomen, maar er zou ook een overblijfsel zijn. 8. Zippora is het teken van de besnijdenis wat wij dienen te ontvangen, als een terugkeer tot de wildernis, om terug te keren tot het beloofde land. Als onze top eraf is, zal de Heere weer kunnen spreken. 9. Het volk wilde koningen, middelaars, priesters, maar geen profeten en geen tucht. Zij wilden de goddelijke vrouw niet, want dit was het beeld van de tucht en het wapen. Het volk wilde geen rechtstreeks contact met God. 10. Het volk wilde een koning, en God gaf het hen, 236 en gebruikte het om hen naar diepere dingen te leiden, maar het was niet het beste. Het volk verkoos vlees boven profetie. Het volk wilde alleen afstandelijke omgang met God, via koningen, middelaars en priesters. 11. De Heilige Vrees is de hoogste kennis, en de oerkennis. We moeten ons uitstrekken om de leerregels van de afscheiding te ontvangen als halssnoer. 12. Zij is de leider van vele leiders, machtige koningin. 13. Het was de taak van Jesaja om Jakob weer terug te brengen tot de Moeder Heer. om de stammen van Israel op te doen rijzen. 14. In de onderwereld moesten de Israelieten Hebron innemen. Dat was hun eerste taak. Hier woonden de kinderen van Anaq, de kinderen van het halssnoer. 15. Het halssnoer is een teken van blijvende besnijdenis. 16. Het halssnoer kan gedragen worden als de leerregels van de afscheiding. 17. Het is een belangrijk item in de heilige gebondenheid. 18. De halsketen hield hen in de goddelijke verlamdheid, als eeuwige kinderen. De Anaq is daarom een belangrijke sleutel tot de derde scheppingsdag, het rijk der kinderen. 19. De tweede scheppingsdag gaat over de scheiding van mayim, het goddelijke zaad. Dit is het mes van de dag van de besnijdenis, het rijk van Zippora. 20. Als iemand door besnijdenis Israeliet is

geworden, dan moet deze tot de stam van de tentendienst komen, voor de toewijding aan God. 21. In de Aramese grondlaag zien we dat de strijd om het beloofde land in te gaan al veel eerder begon. Eerst werd de Ohel gemaakt, de nomadische goddelijke tent, het symbool van het leven in de wildernis. Hierin verscheen de Moeder Heere. 22. De Heere wordt voorgesteld als een vrouwenstam, omdat de vrouw de drager is van de vruchtbaarheid. Uit Haar, de schoot van de onderwereld, kwam de mens voort, en werd vervolgens geleid tot haar knieen. Job klaagde over deze overgang. Hij wilde het liefst dat hij in de moederschoot was gestorven. 23. De strijd was tegen de Baqra, tegen de oerzonden en oerleugens in veevorm. Dezen moesten opgeofferd worden. Het vuur wat hiervoor gebruikt werd was goddelijk vuur, de verschijning van God. Zo konden er geen onschuldigen worden geofferd. 24. Er mocht alleen geofferd worden tot de Ohel van de oerkennis, de tent van de goddelijke oproep. Dit betekent dat wij eerst door God geroepen moeten zijn, en vanuit de tentendienst moeten werken. 25. De strijd is tegen het kwaad, zoals het Aramees laat zien. Degene die hier geen gehoor aan zou geven zou verbannen worden. 26. De ingewanden van de beesten van het oervlees, moeten gewassen worden in Mayim, in goddelijk zaad, en daarna moet het worden opgeofferd. 27. Ingewanden is de Geway in het Aramees, de medische orde, de valse genezings beweging en de prosperity fraude. Het oervlees probeert zichzelf medisch op peil te houden door de Geway. Dit zijn dus nog meer geesten die zich schuilhouden in de 237 Baqra, en worden ontmaskerd. 28. Mensen worden door deze hekserijen tot slaven gemaakt. Het zijn kolonisten. Geway is een vaderbeest van het oervlees. Wij moeten Geway overwinnen in de tentendienst van oorlog en jacht. 29. Nu ligt er voor de soberen een groot gevaar op de loer, namelijk overmoed. Overmoed is een hele gevaarlijke geest van trots, die verblinding kan veroorzaken en zelfmisleiding. Daarom is het zo belangrijk om in de Vreze des Heeren te blijven, die de hoogste kennis is. Vraag altijd om de grootste Vreze des Heeren, want als jouw vreze des Heeren niet genoeg is zul je nog misleid worden. 30. De Vreze des Heeren is in volheid een paniek waar je nooit meer van hersteld, een verlamming, die door een ervaring gebracht moet worden. Wij moeten ons uitstrekken naar die ervaring. Het is een ervaring van goddelijke verlamdheid. Niet zo maar een goddelijke verlamdheid dat je je even niet kunt bewegen, maar een goddelijke verlamdheid gebracht door angst, paniek. Wij moeten Haar op waarde leren schatten, en niet minachtend op haar neerkijken. Oordeels-profeten, soberen en Heilige Angst zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. 31. Overmoed is dus een groot gevaar, de geest van trots. 32. In het Aramees is Tarba offerdieren vet, wat ook vertaald wordt als 'trots'. Dit vet is belangrijk in de offerdienst. Daarom is de tentendienst ook verbonden met het fokken van offerdieren. Er moet Tarba komen. Overmoed in de strijd is fataal. De vijand zal macht over ons krijgen wanneer wij hem benaderen met overmoed. 33. Dus er zijn een heleboel dingen waarop wij moeten letten en waarin wij onderwezen moeten worden.

34. Er was al gewaarschuwd dat de farizeeers de sleutel van kennis voor het volk wilden achterhouden. Er was namelijk veel meer gaande, en deze dingen werden in duisternis verborgen. 35. De Na'ar waren bestemd tot tentendienst. Ze werden opgeroepen om door de tent te leven, de Ohel. Zo niet, dan zouden ze een slaaf van de boze geesten worden. 36. Job ontving profetische woorden door de onderwereld. Hij werd door de Behemah, de oerwilden, onderwezen. 37. Job en de soberen werden met het stof en het vuil van de oerwereld bekleed. 38. Job was een profeet die dromen kreeg en gezichten die hem angst aanjoegen, zodat hij kiest voor de dood boven het leven. 39. Hij moest alles brengen tot de Test. Het zou zwaarder zijn dan het zand van de zee, maar dit zou hem verstommen. Hij moest tot de stomheid gaan, zodat hij niet meer zou kunnen spreken, om vandaaruit zijn mond te openen alleen wanneer God dat wilde. . 40. Het is iets waar alle profeten doorheen moeten gaan. Zij moeten zich uitstrekken om de goddelijke stomheid te ontvangen. 41. Job zei : Naakt ben ik gekomen uit de moederschoot van de onderwereld, en naakt zal ik daartoe wederkeren, nadat hij zijn klederen had verscheurd en zijn hoofd had geschoren, en zich ter aarde had geworpen. 42. Door stomheid, komen we in het goddelijke spreken. 43. Job werd dus tot een plaats geleid waar dingen zo zwaar waren dat zijn woorden opgeslokt werden, 238 zodat hij de stomheid in zou binnengaan, en stomheid hem zou vervullen. 44. Het oervlees moest in Job sterven, zodat hij doorgang zou hebben tot de schoot van de duisternis. Hierin zou instructie zich openbaren. 45. Job werd gekweld tot het einde, totdat zijn tong het uiteindelijk begaf, en hij stom werd voor de Heere, totdat alleen de Heere nog door hem zou spreken. 46. Ook de sobere moest hier doorheen, dat zijn tong aan zijn gehemelte zou blijven steken, zodat hij het volk niet zou bestraffen, want het was een weerspannig geslacht. 47. Als oordeels-profeet zijnde ontkom je hier niet aan. Als je er wel aan ontkomt, dan mag je je afvragen of je wel een profeet bent. Profeten moeten bidden en smeken om de heilige stomheid, om aan Haar voeten neer te liggen. Ook Job werd tot die duistere stilte geleid. 48. Hierdoor zouden zij bewapend worden met het vuil van de oeraarde, van de paradijselijke onderwereld. Een oordeels-profeet dient zichzelf hiermee in te smeren. 49. De profeet dient een relatie aan te gaan met de oeraarde, wetende dat het ook afgewassen zal worden, en doorstoken zou worden, om het diepere omhoog te brengen, als een grote ontwapening. Een heleboel profeten blijven steken op dit punt. Zij willen niet ontwapend worden. 50. Wij moeten ons wassen de stomheid. Onze oude natuur, ook onze valse, geestelijke natuur, zal gebroken moeten worden. 51. De bruid is donker van huid, als de tenten van Kedar. Dit zijn de goddelijke tenten, Ohel, van de duisternis. Kedar is duisternis, dus we hebben hier

te maken met de duistere Ohel, de ondergrondse tenten in de diepte. 52. Job klaagde erover dat hij door de moederschoot terecht kwam in de plaats waar haar knieen hem opwachtten, en een plaats waar hij aan de moederborst moest zuigen. Het bracht hem niets dan ellende. De afgod moest verslagen worden, en zijn veren moesten uitgerukt worden voor de priesterlijke hoofdtooi, om de tentendienst en eredienst te herstellen. 53. Er is een plaats voordat de moederschoot je grijpt, en dat is de plaats van het gekend zijn door God. 54. Eerst worden wij gevormd in het hart van de Moeder Heere, waar de overeenkomsten zijn opgetekend, waar Haar leerregels in ons worden gekerft. Dit is de plaats tussen haar borsten. Het is de plaats van de goddelijke kennis, de plaats van belijdenissen, het is de plaats van het goddelijke zien, de profetische kennis. 55. In het boek van Job staan de Onderwereld en de Vernietiger naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van God. Zij zijn als Jagers op ons afgezonden om ons terug te brengen tot de diepere plaatsen van de onderwereld waar wij vandaan kwamen. 56. Job weet dat hij naakt tot die plaatsen zal wederkeren, omdat hij daar naakt vandaan is gekomen. 57. Zij van de tentendienst moesten strijd voeren tegen de Hsar, het valse woord, en de valse wet. Het is de strijd tegen alle hedendaagse misvertalingen. Vanuit dit valse woord is het oervlees tot grote hoogtes gekomen. Daarom moet het valse woord door de jachtrusting en wapenrusting van de tentendienst verwoest worden. Hsar houdt zich schuil in de Baqra, het valse vee. 239 58. Hsar is het mysterie van menselijke overleveringen en tradities. De lever van de boze geest moest verslagen worden, om zo vrij te blijven van de leugenpen. Zij van de tentendienst gingen hier heel zorgvuldig mee om. 29. Het geheimenis van de Wil van God 1. De Israelieten moesten door het stof en vuil van de oerwereld komen tot Kanaan, de piercings. Kanaan bezat de piercings, en daarom moesten de Israelieten Kanaan veroveren. Kanaan is het beloofde land. 2. Op de dag van de visserij verandert het water in bloed, op de dag van de verjonging, als de eerste scheppings-dag, een oordeels-dag. De Israelieten konden tot deze dag komen door de leerregels van de scheiding, de Mazona, en de besnijdenis, oftewel de tweede scheppings-dag. 3. De plaag van de vliegenzwermen was in het Hebreeuws een mix van verschillende vliegensoorten die zo agressief waren dat ze niet zomaar staken, maar echt verslonden. Het waren vlees etende vliegen. Daarom was deze plaag zo desastreus. Maar in het Aramees was deze plaag nog erger. Het was een plaag van vleesetende vogelzwermen die ook nog eens ziektes brachten. 4. De lamsvacht is een belangrijk teken van overwinning en verjonging. Door de lamsvacht zou Kanaan onderworpen worden, en zouden de benodigde piercings worden verworven. Kanaan betekent ondergronds, laag, onder, en bevindt zich diep in het stof en vuil van de oerwereld. 5. Kanaan betekent ondergrondse stammen. Zij dragen piercings.

6. Gebuwl is duisternis, de rand van het slachtblok waarop offervee geslacht werd. Gebuwl is een afgebakende plaats van restricties. Daar moeten de piercings ergens zijn. Het is een land waar alles verdraaid, omgedraaid is. 7. Ryan is de Heer van de Reuzen. Hij heeft de Nephilim voortgebracht, vanuit het zaad van het oervlees, de giftige vrucht. Dit zijn 'de dochters der mensen', een ander ras van boze geesten, om de Nephilim groot te maken. Dit zijn geen echte mensen of vrouwen, maar monsters. Zij ondersteunen en vereren de mannelijke superioriteit, en zijn dus verraders van het vrouwelijke geslacht. 8. Ryan werkt door de valse boom, door het zaad van welvaart, het materialisme. Hij wilde reuzen scheppen om over vrouwen te heersen, zodat Moeder God niet zou kunnen spreken. Nephilim betekent tirannen. De 'dochters der mensen', het andere ras van boze geesten, moest vruchtbaarheid geven aan deze bloedlijn, en dat kon alleen maar als deze monsters zich als vrouwen zouden vermommen. Zij verlustigen zich in kracht en macht. Zij vormen de valse baarmoeder van de nephilim. Dit was de reden waarom de zondvloed moest komen. Hiertoe werd Noach opgericht, en werd de ark gebouwd. 9. De 'dochters der mensen' waren nakomelingen van het oerbeest van het oervlees. De verboden vrucht is vergif, valse medicijnen die hun oorsprong niet in de oerkennis hebben, maar in hekserij. 10. Het wil ons langzaam vergiftigen. 11. De 'dochters der mensen' betekent 'genezers' in de grondtekst. Zij genezen boze geesten, zij genezen de Nephilim wanneer dezen thuis komen van de oorlog. 12. Hierom moeten we de berg van Eden opgaan om 240 21. Het Amazone-gebied is de plaats van de wedergeboorte. 22. Het Griekse Paradeisos betekent jachtvelden, plaats van wilde dieren. 23. De visserij betekent het binnengaan van de deze geesten te verslaan. Wij moeten het mes van de besnijdenis veroveren. Zo kunnen wij de oerkennis herstellen, van de tentendienst. 13. Deze berg is het komen tot Moeder God. 14. Het is de strijd tegen het oervlees, in de diepte van het stof en vuil van de oerwereld. 15. De Puem is het Jobitische besnijdings-mes, en hierin ligt doctrine en oerkennis opgeborgen. 16. De Puem is ook om af te zonderen, te scheiden. Dit is ook het geheim van de Mazona, de scheiding. 17. Job kwam tot haar dieptes, en de sobere. Zij kwamen tot het goddelijke saffier, de machten van de troon. Hier is alle kennis opgeslagen. 18. Goliath selecteerde geschriften als het boek des levens, door vele andere geschriften van de oerkennis weg te kappen. Zo kapte hij de sleutel van kennis weg, en verloor het zijn betekenis. Mensen verloren zo de context, en alles ging zijn eigen leven leiden. 19. De sobere overwon Goliath door de leerregels. Ryan moet van de saffieren trap geworpen worden, van de toren die hij bewaakt. Hij moet van de berg van de moeder kennis worden afgeworpen. 20. Zo kunnen wij de Jobitische wilderniskennis rijkelijk ontvangen.

moederschoot. De visserij staat voor de overwinning over het oervlees. 24. Door het besnijdenismes, de vissersdolk en de speer wordt de strijd tegen het oervlees voortgezet, door de wapens van de tentendienst, jachtgerei, tot de openbaring van oerkennis van de tentendienst, waarin alles zijn plaats vindt. 25. De oerkennis is opgesomd in spreuken, principes en leerregels. 26. Weest geoefend in het geschrevene, onderwezen. Het plan van de oerkennis is strategie en filosofie. 27. Het geheimenis is de verborgen betekenis van een spreuk, van een gezicht of een droom. Dit is het geheimenis van de wil van God. tentendienst. Het komt alleen als je het verdient. Er moet voor gewerkt worden. Er moet oorlog gevoerd worden, en de jacht moet gedreven worden. 5. De redding is de instandhouding, de tocht tot de moederschoot, waar bevrijding is van het misbruik door het oervlees. 6. Loon komt vrij in de tocht tot de moederschoot, het loon van de oerkennis van de tentendienst. 7. De archon van de luchtgeesten, is het voorhangsel van de moederschoot. 8. Alles is omgedraaid onder de macht van de luchtgod, onder de macht van de kippen van het oervlees. 9. De stam van de tentendienst moest bevrijd worden hiervan. 10. Wij waren dood door de kippengeesten, de overste van de lucht. Wij werden opgeroepen door de oerkennis. 30. In de dieptes van Betelgeuze 1. Overtredingen zijn als de gevleugelden, kippen van het oervlees. Het is een complex van collectieve zonden van oversten, archonen, prinsen, machten van mannelijke superioriteit, voorhangselen waarmee de vrouw zich bedekt. 2. In de lagere, dichtere lucht, het gebied van de materie, leven de kinderen van de ongehoorzaamheid, zij die overtuigen te geloven in woorden. 3. De 'overste van de macht der lucht,' of de 'prins van de kracht van de lucht' is de afgod die in de kinderen van de ongehoorzaamheid werkt, zijn volgelingen. 4. Er is het seizoenen-loon van de oerkennis van de 241 13. Want God’s maaksel zijn wij, aan de oerkennis geschapen tegen de ontmaskerde Ergon. 14. Veelal zijn goede werken ontmaskerde markten van mensenbehagenis. 15. De gemeente, de ekklesia is de roeping en samenkomst van de Israelieten, de roeping tot 11. Ergon is het zakenleven, het proberen te verkopen van een product op de religieuze markt, door roddelwoorden en geruchten. Dit is tegengesteld aan de handel van de tentendienst in de onderwereld. Wij worden niet gered door de materiele religieuze handel van de Mammon. Wij moeten Ergon overwinnen. 12. Het geld van de tentendienst is het loon van oerkennis, bestaande uit het verslaan van het oervlees. Het is de gaven van loon.

tentendienst. 16. Zij roept u tot sociologie, de sociologische oerkennis. 17. Duistere jagers zijn in de lucht. Zij komen met een zwart boek. Dit boek bezit het slaven implantaat, waar mannen heersen, en vrouwen dienen, maar zij zijn allen slaven. Allen zijn ze gesteld onder de zwarte god met een witte huid. Een witte man. Maar eigenlijk is deze man geen man, maar een beest. Het is Zaralahm. Zwarte wachters zijn overal in de lucht. Zaralahm, de melaatse, heeft hen opgesteld als zijn slaven, om vrouwelijke slaven te maken. 18. Het is een groot gif, van een zwarte appel. Er is een beest bij de boom. Dit beest bewaakt de oerkennis. Hij heeft zijn troonboeken opgesteld, in de dieptes van Betelgeuze, een Orionse ster, om ze over de aarde uit te spuiten. Zaralahm houdt zijn vrouwen gesluierd, want deze vrouwen bewaren de gnosis. 19. Het zwarte boek om de troonmacht te vestigen, als een lange slang die de aarde langzaam maar zeker in een onontkoombare wurggreep zou brengen, heel subtiel. Het zwarte boek zou een witte huid krijgen, als een witte spin die de volkeren zou verslinden. 20. Maskers van ijzer maakten soldaten van vrouwen, vechtslaven met messen, om hun ongelovige mannen te vermoorden in de huwelijksnacht, om hen te leiden tot de god van de dood, om tot het geloof gedwongen te worden. Zwart ijzer, ijzeren maagden, met messen, marcherende in opdracht van de oppergod. Zij kloppen aan op de deuren, zonder genade. Ze ontvoeren mannen naar een plaats genaamd huwelijk, waar ze zullen moeten buigen voor de god, als door de dood heen, tot zombies voor een nieuwe morgen. 242 21. Zij ontvoeren mannen, voor een nieuwe morgen. De geesten van het zwarte boek hebben geen genade. 22. Maar de eeuwige prediking zou gepredikt worden. Wat is deze eeuwige prediking ? Ook de vijand had een eeuwige prediking. De boog werd gespannen. Dit was een zwarte boog, en een zwarte pijl zou geschoten worden. Het was de zwarte heraut voor de komst van het zwarte boek. Dit zou leiden tot de witte troon, een groot voorhangsel. 23. Het zwarte beest met een zwarte ruiter, die een weegschaal in zijn hand had. De komst van een zwart boek, de duisternis zou regeren. 24. Zaralahm wilde de aarde laten geloven dat menselijke overleveringen en tradities regeerden, terwijl Zaralahm deze slechts als een sluier gebruikte. Het was als het ware de lap van de stierenvechter, om de stier daarmee in de war te brengen. 25. De blanke kolonist dacht dat hij als blanke heerste over donkeren, maar werd bedrogen door een illusie van heerschappij en controle. 26. Het beest lacht. Ze worden als varkens vetgemest voor het beest. Zij worden afgeleid. Zoveel materiele rijkdom hebben ze vergaard, maar het heeft hen verblind. Ze staren zich helemaal blind op menselijke overleveringen en tradities, terwijl het beest hen bindt. Het zwarte boek heeft hun hart ingenomen, en ze verafgoden het witte, de witte sluier van het beest. 27. Het beest heeft al deze witte sluiers gemaakt, om machtslustige en hebzuchtige zielen erin te verstrikken. 28. De eeuwige prediking laat zien dat overmoedigen door de zwarte vrucht vielen. Deze

zwarte vrucht kwam van de boom van zonde. een deel aan Klajafus, die het dichtste bij hem stond, en ook begeerde van de vrucht te eten. 31. De boom van zonde 1. En de Heere plantte bomen op de berg der goden, en er mocht van die allen gegeten worden, maar er was één boom waarvan de Heere had verboden te eten. 2. En die boom was genaamd de boom der zonde. Maar Jupitaster wandelde eens voorbij de boom der zonde, en wist wat de Heere over de boom had gezegd. 3. Nu was daar een beest genaamd de Virtus, en het beest richtte zich tot Jupitaster. 'God wil niet dat je van deze boom eet,' sprak het beest, 'want dan zult gij worden als God.' 4. En Jupitaster werd gevuld met een begeerte meer van het beest te weten. 5. 'God weet wel dat uw ogen geopend zullen worden wanneer gij van de boom eet, daarom heeft God het verboden.’ 6. En Jupitaster begeerde van de boom te eten, daar hij had geluisterd naar het beest. En Jupitaster hoorde het geroep van hen die zagen hoe dicht hij bij het beest en de boom was gekomen, maar anderen kwamen ook dichterbij. 7. En Jupitaster begeerde te zijn als God, met geopende ogen, en hij begeerde een hogere troon, tot het bevredigen van zijn trots. 8. En hij zag hoe de boom der zonde een lust was. En Jupitaster nam van de zwarte vrucht, at, en gaf 243 9. Toen gaf hij een ander deel aan Dismef, een tweede, en toen een deel aan Esjaf, een derde. Vervolgens gaf hij een deel aan Kwammahas, en als laatste aan Dimhikstel. 10. Toen was er een geroep in de hemelen, en omdat zij van de Saktakus hadden gegeten, de vervloekte vrucht, werden zij en hun legioenen uit de hemelen gejaagd door hen die hun Heer getrouw waren gebleven. 11. En de Heere vernam alles wat er was gebeurd, en de Heere liet twee getuigen opstellen om de weg tot de boom des hemels te bewaken, opdat de overmoedigen niet zouden wederkeren tot de hemelen. En zo viel er op één dag één derde van hen. 12. En de Heere stelde de getuige Efatas aan om het boek des hemels te bewaken waarin alle getuigen beschreven stonden. 13. En de Heere stelde Efatas aan tot een nieuw begin der hemelen. En de Heere richtte zich tot de Virtus, en wierp hem in het stof. 14. Job werd beschreven als onschuldig en rechtvaardig, maar toch werd hij als een schuldige gehouden, zondig, en niet vergeven, om neer te dalen in eindeloze hopeloosheid. 15. Zo kwam hij los van menselijke overleveringen en tradities en het keizerrijk van Zaralahm, de macht van het beest van het oervlees. Zo had hij geen deel in de vernietiging van de zondige wereld. 16. Vergeven wederomgeborenen in menselijke overleveringen en tradities leven in een illusie. Juist het 'onvergeven zijn' zal ons heiligen. Juist het 'onvergeven zijn' zal de Vreze des Heeren brengen.

Vergeving kan namelijk veel belangrijke dingen doven. Wij moeten dus net zoals Job loskomen van onze over-romantische ideeen over God. 17. We vinden hier één van de grootste vruchtbaarheids-principes in de heerschappij van de Moeder Heere, wat Zaralehm probeerde uit te doven en te verdraaien. Vergeving is een handel geworden, en heeft niets meer met de realiteit te maken. Zoals we gezien hebben is het onvergeven zijn ook een middel om het oervlees in ons te verslaan. 18. God zal ons ketenen met schuld, om met het oervlees in ons af te rekenen. 19. Het is God’s strategie, en het Jobitische pad. 20. In het boek van Job is de tentendienst gekerfd, en daarom is het voor ons van belang om van Israeliet tot tentenwerker te worden, tot Jobiet te worden. 21. Job werd geleid tot hopeloosheid. Dit was een heilige hopeloosheid, en het scheen de enige manier te zijn om los te komen van het oervlees. 22. Dan roept God Job op om voor de Urya te jagen, leeuwinnen of grote vrouwen. Hij moest de jonge leeuwinnen tevreden stellen, oftewel het kamp. Dit waren heilige, goddelijke vrouwen. 23. Zij leefden in de Meownah, wat niet alleen hol van wilde dieren betekent, maar ook de woonplaats van God. De Meownah is de duistere, verborgen tent van God in de wildernis, de plaats van de wilde dieren, waar Job naartoe geleid werd in de bitterheid van zijn ziel. De Orionse natuur 1. In het boek van Job is er een schuld van de rechtvaardigen. Wat houdt die schuld dan precies in, en is dit dan erfschuld, of een andere vorm van schuld ? 2. In de strijd tegen het oervlees wordt moet de geest verbroken worden, en plaats maken voor de bitterheid van de ziel. 3. Wij komen dus tot de plaats van Job waar geen vergeving is. Hier zullen we geen materialisme, verwennerij en mensenbehagenis vinden. 4. Dit is dus de manier om het oervlees te overwinnen. Dus diep van binnen moet dat ons een rust geven, en een wetenschap, om het oervlees te strikken. En dit is voor hen die streven naar de heilige gebondenheid, het eeuwige touw, die streven in Job's voetstappen te wandelen, en zijn geheimenis te kennen. 5. Zo is er weinig vergeving te vinden onder de heerschappij van Moeder God, omdat vergeving bedrieglijk is. De aarde is gefundamenteerd op oververgeving en overmoedige vergeving. 6. Alle vreze des Heeren wordt zo weggevreten, elk verantwoordelijkheids-gevoel. 7. Het keizerrijk van Zaralahm is een grote religie die deze wereld behekst heeft, het beest met het zwarte boek. 8. Het varken van het oervlees eet en slaapt dan. Dat is alles waar hij voor leeft, en heeft zijn filosofie opgezet om dat in stand te houden. Hij is een misleider. 32. 244 9. Gevoelens werden veroordeeld, niet op waarde geschat, maar onderdrukt. Vaten en zenuwen werden afgeknepen. Mensen raakten gefrustreerd en

gingen eten, veel eten, veel vet en zoetigheid. Het beest had honger, en door voedsel kon hij de mensheid beter controleren, besturen en domineren. Hij maakte een doolhof met veel sluiers, om zich zo verborgen te houden, en liet de mens schijnoorlogen voeren, oorlog tegen de sluiers, tegen de lap van de stierenvechter. Hij moest de mens afleiden, zodat ze niet tot het ware zouden komen, en hem niet zouden ontmaskeren. 10. Hij koopt ook de mensen om met geschenken. Hij deelt voetstukken uit. Zombificatie is zijn doel. Ook wekt hij medelijden voor zichzelf op, door de verlammende familie-banden. Hij bespeelt de emoties van mensen. Hij leidt de mensen tot de stad. Hij leidt hen tot de rots. 11. De Nachna varkens eten alles wat los en vastzit, en vooral de roofvarkens onder hen zijn levensgevaarlijk. De Nachna varkens eten en slapen, en hebben vele sluiers opgezet, zoals het rijk van Zaralahm en de menselijke overleveringen en tradities. 12. We moeten dus goede onderscheiding krijgen in de jacht-seizoenen en jacht-tijden. We moeten de tekenen leren onderscheiden die ons aansporen tot een zekere jacht. 13. Ottus is een gif van de Orionse Ottus boom, van besjes wiens gif de horens kan afbreken, minder scherp kan maken. Vele soberen zijn verschrikkelijk verwond door gehoornde Nachna varkens. 14. Grijp je speren, doop de punten in gif, en ga de jacht aan om je eigen hart vrij te zetten en dat van je stam. Ook kun je pijl en boog gebruiken, met pijlen gedoopt in gif. Ottus doet de horens slinken. 15. Belangrijk is het ook om de vijand te verkleinen. Het Vasma-gif moet hiervoor gebruikt worden, van de Orionse Vasma-boom, ook gemaakt van besjes. 245 16. Vrouwelijke zonde-machten zijn niet altijd vrouwelijk. Daarom is het belangrijk om geslachtstest pijlen op hen af te schieten. 17. De sobere mag zich niet zomaar overgeven, maar moet alles toetsen. In die strijd zal Moeder God en haar stammen de sobere overweldigen, en op de heup slaan, zodat zijn kracht niet zal roemen voor het aangezicht van Moeder God. 18. Wij moeten dus ook de tijden en seizoenen van de oorlogen leren onderscheiden. 19. De zonde-macht 'Dorom' was door Septus opgesteld om het gestolen lichaam van de mens te bewaken. 20. Wij moeten dus Dorom bestrijden om in te kunnen gaan tot ons originele, goddelijke lichaam. 21. Door de strijd tegen Dorom zal het goddelijke zaad uitgegoten worden op de aarde, om de mens terug te leiden tot de bronnen van dit zaad. 22. Dorom kan verlammend gif spuiten, wat verschrikkelijke angsten kan opwekken. Ook kan dit dier mensen depressief maken. 23. De Adamam is het niet kunnen spreken, en het betekent ook vernietigen en wassen in de diepte. Wij moeten komen tot de heilige stomheid. Het is een plaats van het stilzijn en het wachten. Daarom is dit een belangrijk fundament voor profetie. 24. De ware aard komt tevoorschijn in de Adamah. Alles krijgt zijn plaats. Daarom is de Adamah een belangrijke plaats waar wij naartoe moeten gaan om alles af te leggen, zodat wij leeg en naakt voor God komen te staan, klaar om God's oordeel over ons leven te ontvangen. Oordeelsprofeten moeten

daarom een diepe relatie met Adamah ontwikkelen. 25. Ahn is de personificatie van de Adamah, de goddelijke bloedvergieter, Aima in het Grieks. Het is een werkwoord, een wapen. Het was een teken van overwinning. 26. Alles moet met stomheid geslagen worden, te beginnen in ons eigen leven, zodat God over kan nemen. Wij moeten diep doordringen in de Adamah, in Ahn, voor deze reden, om Adamam te ontvangen, waardoor alle stemmen in ons gedoofd worden, zodat alleen God spreekt. 27. Wij moeten met Adamah, Ahn, bewapend worden, na door Adamah ontwapend te zijn, onze stem hebben verloren. Dit zijn serieuze dingen. Wij zullen namelijk voor elk ijdel woord geoordeeld worden. 28. Allereerst moeten wij de verlammende vreze des Heeren ontvangen wat ons niet meer laat durven spreken, bang om een ijdel woord voor God's aangezicht uit te spreken. 29. Eén ijdel woord kan een heleboel kapot maken, voor een hele lange tijd. Wees zelfs bang om te ademen. Wat ademen we wel niet allemaal naar binnen ? Wij moeten de heilige ademnood ontvangen. In Adamah, Ahn, is er doorgang. Wij leggen alles af in de Adamah, en laten alles achter ons, om de heilige bloedvergieter, de Aima, te ontvangen. 30. Je verliest je stem als je een ontmoeting krijgt met de Adamah, Ahn. Je zal tijdelijk niet kunnen spreken, of niet durven te spreken. Als je zo'n ervaring nooit hebt gehad, of je durft nog steeds je mond los te trekken bij het minste of geringste, dan mag je je afvragen of je ooit een ontmoeting hebt gehad met de heilige Bloedvergieter. 31. Adamah, Aima, oftewel Ahn, zal terugkeren, en 246 de wateren zullen in bloed veranderen. Ook de lucht zal in bloed veranderen, en het licht zal duisternis worden. Wij zullen allemaal terugkeren tot de Adamah, Ahn en de Aima, de Bloedvergieter, zal onze Rechter zijn. Niemand zal aan de Adamah, Ahn, kunnen ontkomen. 32. In Aima, in de paradijselijke grond, Adamah in het Hebreeuws, in Ahn, kunnen wij onze ziel terugvinden, in de bloedvergieter. Hiermee hebben we te maken wanneer wij tot het bloed komen, maar wat voor ons werd achtergehouden. We worden gered door de Bloedvergieter, de Aima, de Adamah, Ahn. Dit is ook de boodschap van de eeuwige prediking. 33. In Aima, Adamah, Ahn, de paradijselijke ondergrond, worden wij opgenomen, en ontvangen wij de heilige ziel. Hier leren wij de bloedvergieter en zijn ijzeren leerregels kennen, de leerregels van het paradijs, de strenge leerregels van oorlog en jacht. 34. Wij zullen terugkeren tot de Adamah, tot Ahn, met zijn rivieren van bloed, de tekenen van overwinning, de heerschappij over het oervlees. 35. Wij moeten gewassen worden in deze rivieren. Dat is wat de Adamah, Ahn, in diepte betekent : spoelen, uitwerpen. Hier worden wij bekleed met het paradijselijke vuil. Dit is als een wassing. Vuil wast ons. Wij worden gewassen om los te komen van de schoonheid van de mensen, want dit is slechts een bedrieglijke schoonheid die ons te gronde richt. 36. Leef zo dicht mogelijk bij de natuur, en ga een relatie aan met de Adamah, Ahn, de paradijselijke diepte van God's natuur. 37. Zo mag je ook komen tot de Adamam, de heilige stomheid, en de Daham, de paradijselijke vloed en overweldiging. Dit zijn allemaal lagen in de Adamah, in Ahn, waartoe we moeten

doordringen. 38. Adamah, Ahn, leidt tot zijn diepte, tot de Adamam, de heilige stomheid, de wachter van de mond, en tot het geheimenis van de Daham, de paradijselijke vloed en overweldiging. Adamah, de bloedvergieter, overweldigd ons, om ons dieper mee te sleuren in zijn diepte. 39. Ook Job werd hier naartoe genomen. Hij werd geleid tot Eben, het heilige, goddelijke gesteente. Ook werd hij geleid tot Oklah, waar de vijand tot vlees van gevogelte was geworden. Dit gebeurde doordat Job groeide in heerschappij over het oervlees. 33. Vreze des Heeren en oorlogs-offers 1. In de oorlog zullen we niet zomaar overwinnen. We zullen geslagen worden, om te komen tot de tentendienst, de voorhangsels van de urim en de thummim. 2. Het geheimenis van de Urim is de zuiverende, de wassing. 3. Wij zullen terugkeren tot de Adamah, tot Ahn, met zijn rivieren van bloed, de overwinning en heerserschap over het oervlees. 4. Wij moeten gewassen worden in deze rivieren. Dat is wat de Adamah, Ahn, in diepte betekent : spoelen, uitwerpen. Hier worden wij bekleed met het paradijselijke vuil. Dit is als een wassing. Vuil wast ons. Dit heeft te maken met de Urim, het oerzicht. Duwach, het wassende element van de Adamah, heeft te maken met een paradijselijke Urim. 5. Adamah, Ahn, leidt tot zijn diepte, tot de 247 Adamam, de heilige stomheid, de wachter van de mond, en tot het geheimenis van de Adaham, de paradijselijke vloed en overweldiging, tot Adam. Adamah, de bloedvergieter, overweldigd ons, om ons dieper mee te sleuren in zijn diepte. Nadat wij door het vuil van het paradijs zijn bekleed worden we daar naartoe geleid. 6. De sobere beeldt het proces uit als een bewapening in Ahn, en een wassing of vervuiling, in Adam. Dit zijn de twee kanten van de sobere. Het is het werk van de Urim om met de Thummim in verbinding te komen. Zo ontvangen wij de Heilige Ziel. 7. In dit opzicht is Adam de beker van de sobere. Deze beker spreekt van het lijden. Het lijden leidt namelijk tot de goddelijke verlamdheid, waarin God overneemt, door de overweldiging. 8. In het geheimenis van de sobere vinden we het Ahn-element, de Adamah, de paradijselijke grond, en het Adam-element, voor wassing, vervuiling en bewapening, om zo tot de paradijselijke diepte te worden geleid. Dit is waar de sobere voor staat. 9. De Adamah, Ahn, is het teken van overwinning in oorlog, die ons op doet staan en toerust in de jacht. Adam is hiervan het gevolg, naarmate wij groeien in Ahn, de heerschappij over het oervlees. 10. Ahn bidt tot de grote baarmoeder (racham) van God. Hij vraagt of de kastijding over zijn zonden weggenomen mag worden, of Pesha weggenomen mag worden. Daarna wordt er de kastijding van verlamdheid besproken, Avon. Ahn vraagt om Kabac, een wassing, maar dit betekent ook betreden worden. Het is duidelijk dat Ahn worstelt met de kastijding, zoals de sobere, vragende of de drinkbeker van het lijden aan hem voorbij mag gaan. Hij vraagt om Taher, de rituele wassing, om

vrij te komen van het verloren zijn, van eenzaamheid. Daarna vertelt hij dat hij voortgebracht was in de Avon, de kastijding van het verlamd zijn. 11. In het verborgene, wat hetzelfde is als stomheid, het niet spreken, geeft God hem oorlogs-taktieken. 12. Ook bidt hij dat hij gevestigd mag worden tussen de ingewanden van offerdieren, Qereb, als overwinning over het oervlees. 13. Ahn wil naderen tot de Vreze des Heeren. Het is dus eigenlijk een heel dubbel gebed, een worsteling. 14. We zien we de pijlen van de Vreze des Heeren, als terreuren, komen over Ahn. Zijn ziel is inmiddels tussen de ingewanden van offerdieren, de oerzonden, beland. 15. We zien dat Vreze hem heeft overweldigd als een bedekking van bescherming, ook als kledingstukken, huiden van offerdieren, verslagen vijanden. We moeten dus komen tot de kledingstukken van de Vreze des Heeren. 16. Zo kon Job afdalen tot de dieptes van de ziel, tot de bitterheden. 17. Ahn vluchtte voor bescherming tot de rok van God. 18. Ahn bidt om Edom in te gaan, het land van de jacht, van Ezau. 19. Ahn's ziel wacht op God, is stil. Van God komt zijn Yeshuwah, zijn volharding. 20. God is zijn rots, en zijn Yeshuwah. God is zijn 248 bescherming, Misgab, zijn veilige en geheime hoogte, het pad tot de baarmoeder. 21. Dan gebiedt Ahn zijn ziel om stil te worden, stom, om alleen op God te wachten. Dit is dus de weg tot God, en het is dus een diep gedeelte van de Adamah. 22. Zijn lichaam verlangt naar God, en dit verlangen is nogal groot, tot het punt van goddelijke verlamdheid. 23. Hij herinnert God in zijn bed, waar hij kreunt, mediteert, dierlijke geluiden voortbrengt, en fantaseert, Hagah, in de nachtwakes. In de duisternis en de vluchtigheid van de rok van God, in de goddelijke moederschoot, roept Ahn aanhoudelijk tot God. 24. Zaralahm is de wederopbouw van het oervlees, van de oerzonden. 25. Zaralahm was de openbaring van de valse slachter. Het was een oorlogsafgod en dictator. Deze dictator eist volledige overgave. 26. God is een baarmoeder waarin wedergeboorte plaatsvindt. Dat is telkens weer de boodschap die Ahn brengt. 27. De vallei, als het beeld van de goddelijke baarmoeder, zal zich tooien met het oerzaad. 28. Dit is ook waar de sobere doorheen ging. Hij moest de moederschoot van de onderwereld in, om hierdoor te komen tot overwinning. In de baarmoeder van de onderwereld kwam hij tot wedergeboorte. 29. God bracht ons in het net.

30. Daarna wordt het duidelijk dat door deze oorlog het belangrijk is om oorlogs-offers tot God te brengen. Dit is de manier waarop God met ons communiceert. Vreze des Heeren en oorlogs-offers. 31. De Orionse Nachna-varkens hadden sluiers gemaakt om zichzelf af te schermen tegen de goddelijke varkensjacht. Zij schiepen een hele reeks van sluiers, zoals het Keizerrijk van Zaralahm. 32. God wordt voorgesteld als de rijder, door de woestijn, door de wildernis. Er is een oproep om te triomferen voor God. 33. God leeft in de Ma’own, een beestenhol. In de diepte is de Ma’own een vaderloze plaats, Yashown, van vrouwen zonder man. 34. Ahn komt in diep zaad. Hij komt in de vloed van het paradijs. Dit gaat gepaard met weeklacht. Het zaad overtuigt hem van schuld, en hij ziet de vijand om hem heen. Het zaad heeft zijn ogen geopend. Het is oorlogs-openbaring. 35. Hij vraagt dan of hij toegang mag hebben tot de grote baarmoeder van God, racham. Ahn klaagt dan dat zij hem gal gaven, een bitter gif, en azijn in zijn dorst gaven ze hem te drinken. 36. Hij klaagt dat ze hem vervolgen die God heeft geslagen, en dat ze de pijn berekenen van hen die God heeft verwond. 37. Ahn verlangt naar de wedergeboorte in de baarmoeder 38. De mannelijke suprematie zal sterven, maar in Ahn kunnen mannen wel groeien in heerserschap over het oervlees onder de tuchtraad van Moeder God. 39. Alleen in Ahn kan dit, en alleen in Ahn zal dit worden toegestaan, omdat hierin een noodzakelijk 249 element voor mannelijk heerserschap vastgelegd is. 40. Ahn’s ziel roept het uit voor God. Gezegend zijn zij die in de onderwereldse gevangenis van God wonen. Zij zullen een vrijmoedigheid hebben tot God. Ze zullen assertief zijn, nadat God met hen heeft onderhandeld. Aan het einde van de psalm is Ahn een bewaker van de gevangenis. 41. Het hemelse zaad is de toorn van God. Zaad brengt ons tot het diepste van de put, snijdt ons van alles en iedereen los. 42. Laat de heiligen triomferen, beloningen ontvangen in de overwinning. 34. De strijd tussen de hoer en het paradijs 1. God zal de armen en de zwakken versieren met Yeshuwah, Overwinning. 2. God onderwijst tot het voeren van oorlog. 3. Wij kunnen geen ijzer met handen breken. In moeilijke situaties moeten we bidden om oerkennis, om profetische openbaring, en die zal komen op God's tijd, niet onze tijd. 4. Men bleef hangen bij eerstelingen door afgoderij, en verder niet om de oerkennis te bekommeren, de profetische doorgang. 5. Dit is waarom God de eerstelingen van de vijand moest slaan. De vijand verafgode de eerstelingen. Dit is waarom de plaag kwam, en waarom Job moest afrekenen met de geest. Hij moest op doorgang tot de ziel. Ook Ahn moest de geest achterlaten.

6. In de tocht door de oer-leegte kom je uiteindelijk bij de kinderen. Zij dragen woede, vrees, depressie, eenzaamheid, haat, bitterheid, verwarring, chaos, allemaal eerstelingen van het visnet, eerstelingen van de kinderen, als zaad wat gezaaid moet worden. 7. Deze kinderen behoren tot de bitterheden van de ziel, een diepere weg, een dieper visnet. De ziel leeft in de diepte van de aarde, terwijl de geest rondzweeft in de lucht. Wij moeten dieper gaan. Alles wat niet goed en diep geworteld is zal door de wind, de geest, weggenomen worden. 8. Als wij vasthouden aan onze eerstelingen, dan zal de plaag ons treffen. Wij moeten alles toetsen, ook ons visnet. Al onze emoties mogen we zaaien op God's akker. Zo mogen we weer kind worden. Het is dus allemaal heel dubbel, en de Heere wil dat we deze paradox leren begrijpen. 9. Wij zagen dat de moederschoot een gevangenis is, een arena, of leidende tot een arena. De baarmoeder wordt beschreven als de goddelijke gevangenis. 10. Wij moeten vastraken in de goddelijke gevangenis, maar ook betekent het dat we een slaaf moeten worden van de goddelijke gevangenis. Zoals we zagen worden we hierin tot de oorlog gebracht, de arena. 11. De oorlogs-positie, vertraging, leidt tot het punt van 'stoppen'. Wij ontvangen in de gevangenis de goddelijke verlamdheid, zodat God kan overnemen. 12. De hoer gebruikt een vals middel voor haar dienstknechten : vals volwassen wetticisme, vals geld, valse medicijnen, valse gemanipuleerde spieren, drugs, prosperity, luxe artikelen, giftige cosmetica, vlees, ouderdom worship (grootouders cultussen), valse kerken, en ga zo maar door. 250 13. Zij maakt Saturnus en Rigil Kent groot. Zij houdt het keizerrijk van Zaralahm in stand. Dit valse middel stinkt, en hangt in de lucht, klaar om aan te vallen. De hoer is als grootheidswaanzin. Wij moeten wederkeren tot Moeder God, anders zal dit valse middel onze hoofden innemen. 14. De ziel is een kind wat gespeend moet zijn aan de Moeder, om zo tot stilte te komen. Dit is ook stomheid in het grondwoord. Zoals we zagen is Adamam een element van de Adamah, de diepere grond van het paradijs, onder de Aphar, het paradijselijke stof en vuil. 15. Ahn was toegewijd aan Moeder God. Wij moeten tot het eeuwige touw gaan willen wij ontkomen aan de boze machten van het oervlees. 16. God heeft de koorden van de kwaadaardigen losgesneden, hun spieren, Aboth, afgesneden. De Heere heeft criminelen, schuldigen en vijandigen tot God, in twee stukken gesneden. 17. Ik bind (sha’a) mijzelf in uw geboden die ik heb liefgehad. Ahn had een relatie met God's geboden. 18. Ik zal niet sterven, maar uw geboden aanhangen. 19. Ahn kwam in de baarmoeder van de onderwereld waar hij de vrouwelijke rivaal vond, de Tsarah, ook de grote verdrukking. Dit was om hem te binden en stom te maken. 20. De touwen van honger (maveth) hebben hem gebonden en omsingeld. Hier vond hij de twistzieke vrouw, de Tsarah, de kwelling. 21. De onderwereld is gegeven aan de kinderen van Adam. Het is Gods gave aan ons. 22. Al met al heeft het spreken in tongen het doel te overwinnen wat onder ons is gesteld en ons te onderwerpen aan datgene wat over ons is gesteld.

Dit is dus wat oorlog uiteindelijk inhoudt. onderwereld. Het was een tocht van honger, maveth, waarin hij alles moest afleggen. 23. Ahn maakte een tocht door de onderwereld. Hij gebruikt hiervoor Adam als sleutel. Het is een tocht tot de baarmoeder van Moeder God, tot de baarmoeder van de onderwereld. Opvallend is dat dit een tocht is van bestraffing, want de bestraffing leidt tot gehoorzaamheid, of liever gezegd tot 'luisteren en gehoorzamen', de goddelijke slavernij, chayay. Daarom moet deze bestraffing eeuwig zijn, checed. Wij zijn op weg naar het eeuwige visnet. Met minder moeten wij geen genoegen nemen. Het lijden is geenszins tijdelijk. Het lijden is eeuwig, maar de betekenissen zullen veranderen, en de gevoelswaarden zullen veranderen, zodat het geen probleem meer is, maar meer een communicatiesysteem. Ascetisme is iets eeuwigs. Er is een eeuwig verbond tussen pijn, bloed en zaad, zoals er een verbond is tussen honger, zaad, geboorte en dood. Dit zijn eeuwige elementen die in de juiste context geplaatst moeten worden, in de juiste verhoudingen. Dat is dan ook het doel van de tocht van Ahn. 24. In deze tocht komt hij dus tot de Tsarah, de vrouwelijke overweldiging, om hem te binden en stom te maken. Dit is dus de uitstorting van de oorlogvoerende Moeder God. 25. Zij bindt hem in de leerregels des Heeren, en voert recht over hem. Het is het proces van sterven en opnieuw geboren worden, een beetje zoals de zwarte weduwe spin, die haar partner opvreet na de geslachtsdaad. Dit heeft dus allemaal een hele hoge betekenis. 26. Ook komt dit beter tot uiting in de verhalen van Ahn en Batseba, die een hele diepe betekenis hebben. Hier komen ook de positievere betekenissen van Batseba aan bot. Ook is dit dus heel Simsonitisch. 27. Ahn kwam tot de leegte in zijn tocht door de 251 28. Wij moeten ons afzonderen, onszelf beteugelen, onszelf tot slaaf maken, om geen deel te hebben aan de tafel van het oervlees. Ahn is in strijd tegen het oervlees, het beeld van de hebzuchtige, materialistische, koopgrage wereld. 29. In het Aramees zijn bestraffingen de sieraden van de armen. 30. Dat de afgod een valse weg tot de hemel zond, was om de weg tot de baarmoeder te verbergen in het Saturnische Complot. 31. De wildernis zal de tempel van Zaralahm overweldigen en openbreken. Wij moeten door de oerkennis komen tot de diepere schuilplaatsen om zo geen deel te hebben aan de plagen die over Zaralahm gaan komen. 32. De baarmoeder heeft als doel de oorlog. Het bereid voor op de oorlog, bewapent de strijder, als de besnijder. De goddelijke baarmoeder bereid voor op de oorlog en de jacht. Het Saturnische Complot veranderde deze dynamiek als iets mannelijks waar de vrouw haarzelf aan moest onderwerpen. 33. Alle wapenen van de boze zal Zij afdoen. De sobere verlangt naar God. De sobere is in de wildernis van Judah, waar geen water stroomt. Judah betekent in diepte : het belijden van zonden. 34. Hij verlangt om God als vrouw te zien, als in een gezicht. 35. Checed, de eeuwige tucht, is beter dan het leven en behoudenis. Zo kan de sobere zich verliezen in God als vrouw. 36. Het komt door het richten op Checed en de Tsarah.

37. Genade is in het Aramees hetzelfde als 'gebeden', en 'toewijding'. Het is het denken en leven door bepaalde tabletten, als door gedenkstenen. In het Hebreeuws is deze Genade de baarmoeder. 38. In het Aramees is de zoektocht naar genade een zoektocht naar de eeuwige gebeden en toewijding. 39. De sobere wordt overweldigd door 'honger'. Dit betekent ook belegering, hemel. De hemel is een plaats van vasten, als een oorlogs-strategie. God neemt ons in door honger. Het is een plaats van discipline. 40. Het heeft niets met hebzucht te maken, maar alles met het goddelijke vasten, de honger, het leeg worden voor God, zodat Zij ons kan bewapenen voor het gevecht. In de tegenwoordigheid van God worden wij 'uitgehongerd' op alle gebieden, als een grote ontwapening. Dit om later de bewapeningen van God te ontvangen. 41. In dit proces zal God je min of meer negeren, om Haarzelf te richten op de vrucht, de nieuwe schepping. Het oude zal moeten sterven. Wij worden dus in dit proces op allerlei manieren op de proef gesteld. Het is een wedergeboorte. Al vroeg na de nieuwe geboorte wordt de pasgeborene in het gevecht geplaatst. Wij zijn geboren om oorlog te voeren. Ook hierin zullen we vele oorlogen moeten verliezen. Het zaad moet sterven. Wij mogen nooit vroegtijdig tot overwinning komen. Grijpen we de overwinning te snel, dan zal onze ziel daartoe schade lijden. Wij moeten leren lijden en aanvaarden. Overwinning wordt stapsgewijs behaald. 42. Altijd weer moeten wij kiezen tussen honger of hebzucht, en dat vergt een enorme discipline. 43. Discipline is een zeker pad tot de eeuwigheid. Daarom moeten we nu al beginnen onszelf te 252 kastijden. De zelf-tucht is een belangrijke sleutel tot de eeuwigheid. 44. Zoals met alle schepping gebeurt dit eerst in het hoofd van God. Door een halssnoer worden God's leerregels om onze hals gelegd, wat ook een doel van de strijd is : hogere toewijding aan God. 35. Waarschuwing tegen het sofisme 1. De goddelijke Psalmen geven waarschuwingen niet van het ware pad af te dwalen. 2. De sobere heeft een lust in de leerregels van de Heere. Het is de ascetische honger van Esau, ZelfTucht, Discipline. 3. Hierin moet wedergeboorte plaats vinden. 4. De hemel maakt eenzaam, brengt honger, om zo de aandacht te richten op een nieuwe geboorte. 5. Het is om je te onderwerpen aan de bron. 6. Militair succes is vaak een excuus om niet dieper de oerkennis in te gaan. Weer is het de vraag : Kies je voor hebzucht of honger ? 7. De militaire leiders van kuddes van strijders verlustigen zich vaak in hebzucht. 8. Een groot oorlogs-leider dient zichzelf af te zonderen voor hogere doelen, en dient de weg van de honger te gaan naar grotere duisternissen. Zo niet, dan zullen we in de feesten van de militaire leiders ten onder gaan. Wij moeten terug naar Moeder God.

9. Er is geen aanziens der personen. Wij moeten gewoon het diepere systeem onder ogen komen, waarin al onze vooroordelen geabsorbeerd zullen worden, en elk persoonlijk tintje wat wij daaraan hebben gegeven. 10. De Aramese vorm van de oerkennis brengt een natuurlijke discriminatie op gang, een kasten-stelsel op zuivere grondslag, met goddelijke maatstaven gemeten en gewogen. Iedereen zal hier doorheen moeten, en iedereen zal hierin zijn plaats vinden. 11. Deze dingen zijn zeer ernstig. Het is een zaak van leven of dood. Daarom is een ernstige waarschuwing niet ongepast. 12. Het is als vechten tegen de storm of een overstroming. 13. Moeder God roept haar kinderen tot de wildernis. Zij roept haar kinderen in het diepste van de nacht. 14. Dit is een groot lijden, want het vergt veel om iemand los te slaan uit de ketenen van de stad. 15. De sobere heeft het oervlees overwonnen, door het mes van besnijdenis, door het mes van de kinderen der stammen. 16. Door het oprichten van menselijke overleveringen en tradities wilde men de aanbidding van de varkensafgoden van het oervlees oprichten. Het varken van het oervlees staat voor het plezieren van de maag, door voedsel. Het is een eet-cultus, om het hart van de mens te doden, opdat de mens een slaaf wordt. De Venusiaanse baarmoeder bereidt de mens hiertoe, opdat men de oerkennis niet zou ontvangen. Het beest van het oervlees had een dodelijke wond die werd genezen, waardoor de aarde het beest in verbazing volgde. Dit is de dood en opstanding van de afgod. 17. Lagere geesten zijn bang wanneer mensen 253 ontwaken, want dan verliezen zij hun macht en controle. 18. Het sofisme was een gevaarlijke stroming in de Griekse filosofie die voorafging aan het christendom. Het sofisme ging uit van 'het recht van de sterkste', en dat het niet gaat om gelijk hebben, maar gelijk krijgen, door drogredenaties. Sofisten leerden de kunst van misleiden door bepaalde woorden te gebruiken die ervoor zorgden dat mensen onder de indruk kwamen en geamuseerd werden. Het ging de sofisten niet om 'recht en waarheid', maar om macht. Zij lieten zich hiervoor betalen, als een handel in macht, en waren daardoor buitengesloten van de objectieve kennis. Studenten van het sofisme werden geleerd hoe te misleiden, en geen wapen werd hierin ongeroerd gelaten. 19. Zo ging het om het principe dat onrecht doen beter is dan onrecht lijden, en het zogenaamde pragmatisme, wat als volgt redeneert : 'Als het werkt, dan is het goed.' Ook het hedonisme kwam om de hoek kijken hier : 'Zolang het fijn is, is het goed.' Het sofisme was een groot voorstander van de gemakslust. Alle tegenstrijdigheden en bezwaren werden weggepraat, en sofisten waren meesters in het overtuigen. Al snel werden zij ontmaskerd door Socrates en Plato, twee beroemde Griekse filosofen. Socrates werd ter dood veroordeeld vanwege zijn ontmaskerings-werk. Hij moest de gifbeker drinken. Ook Plato werd ter dood veroordeeld, maar hij werd door vrienden gered die hem loskochten. 20. Plato benoemde het sofisme als een mensenjacht, als een psychologische handels-kunst, om met name elitaire en rijke jeugd te bereiken met veel potentieel. De handel is dan in 'kennis', die de sofist koopt en doorverkoopt, en ook zelf maakt. Hiertoe vestigt de sofist zich in de stad. Het is een ruilhandel en een fabriek van tweedehandse schijnkennis, aldus Plato. 21. De sofist is een nabootser, en ook een soort

tovenaar, en een zeer geliefd middel van politiek en religie. Meer en meer werd het sofisme een gevaarlijke handel in educatie. Het was allemaal gericht op de mens zelf, terwijl Socrates en Plato beweerden dat er een hogere kennis boven de relatieve kennis was. Beiden hebben zij zich dus tegen het sofistische systeem gericht, de gevestigde opvoeders van de jeugd, en betaalden hiervoor een hoge prijs. Je zou de sofisten ook filosofische charlatans kunnen noemen die de weg voor nog meer menselijke overleveringen en tradities hebben bereid. overleveringen en tradities. 5. De vijand had het volk in slavernij gebracht door het volk te onderwerpen. Als medicijn en sleutel wordt aangereikt : Te komen tot de poorten van de dochter van Sion. 6. Het kwaad zal verkocht worden aan de onderwereld. 7. Men wordt apart gezet voor verhongering, als het goddelijk vasten om leeg te worden, ontwapend te worden, om zo goddelijk bewapend te worden. KAMBA 1. Moeder God vergeleken met Tlazolteotl in Azteekse mythe 1. God wil gekend worden. Wij moeten kennis van God krijgen willen wij in de wegen van God wandelen. Wij moeten ontwaken, maar eigenlijk is dit juist een verduistering om het valse licht wat ons in slaap en verblinding houdt te laten wegsmelten. De verduistering zal zo ons inzicht geven. 2. De sobere overwon Goliath door de Eben, de tabletten van de hemelse leerregels, de tabletten van de hemelse kennis. 3. Het heeft als wortel-woord banah, het bouwen van een huis, een familie, waarin de moeder het gezag krijgt, oftewel het herstel van Moeder God. De sobere overwon Goliath door het oprichten van de tentendienst 4. Het oog van Goliath stond voor de oude wereldorde. Het oog van Goliath was de menselijke 254 8. Dit is een verbond, het apart zetten van de priesterlijke gaven om zo een constitutie op te richten. 9. Het gaat in de diepte erom dat door dit alles de psalmen worden opgericht, de goddelijke dogma's en doctrines, de Teshuba, de godsaanbidding om het oervlees, de oerzonden, te verlammen. 10. We zien de bede van de sobere die om de terugkeer van God vraagt. 11. De attributen van menselijke overleveringen en tradities waren ervoor om de attributen van de rivier van vergetelheid te versluieren. De hoofdbesnijdenis, de besnijdenis van het verstand, werd versluierd om mannelijke kracht in balans te houden. 12. Moeder God riep de uitverkorenen om hogerop te komen, om dieper door te dringen. 13. Wij moeten besneden worden door de de hemelse kennis. Wij moeten ons uitstrekken om de hemelse kennis te ontvangen. 14. In deze tocht en strijd raakte Orion verlamd en kreupel zoals Hephaistos. Orion verdronk in Lethe, vergetelheid, in haar visioenen. Hierdoor werd Orion bewapend om Kakos te verslaan, het Griekse

kwaad. 15. Demonen waren onderverdeeld in goede demonen, eudemonen, kalo-demonen, en slechte demonen, kako-demonen. Het ware kwaad was dus niet de demoon in oorsprong, want die was in principe neutraal, maar de kakos. De dualiteit van de Moeder God kan vergeleken worden met Tlazolteotl in Azteekse mythe. Zij is de Grote Vervuiler, om dit vuil te transformeren. Dit is hoe zij communiceert. Ook is zij de oorlogs-godin die haar vechtslaven voorbereid en bewapent voor de strijd. 8. Wij moeten leren leven met de kleinste hoeveelheden. Geesten van rijkdom en materialisme staan overal op de loer om ons tot een slaaf te maken. 9. Zij willen het eeuwige touw in ons doven, zodat zij ons tot slaaf kunnen maken voor het wereldrijk van het oervlees. 10. In de Orionse geschriften is er de jacht op de troost-vogels en de bruids-vogels. Deze bruidsvogels zijn roofvogels die zielen kunnen stelen. Het zijn kinderdieven. 11. De troost-vogels en bruids-vogels zijn de bewakers van de opslagplaatsen van Septus. 2. De onderverdeling van het paradijs 1. Het paradijs was verdeeld in twee delen. Eén deel waar gejaagd moest worden, en ook een deel waar absoluut niet gejaagd mocht worden. 2. Moeder God wachtte op de mens bij de boom des levens. 3. Leef door de stof, het vuil, van het paradijs. Leef door de eigenlijke grond van het paradijs. 4. De boom des levens is de stam van profetie. 5. Adam hoeft niet perse een persoon te zijn, maar kan ook een stam zijn, en is een archetype van de vervoeringen van het paradijs. 6. Dit is waar de lankmoedigheid toe leidt. Adam werd geleid tot de diepte van Orion. 7. De jacht op de oerzonden leidt terug tot de Meownah, de duistere tent van God, de tent van de Urya, de goddelijke leeuwinnen. 255 12. In de geschriften van Orion is het belangrijk om Toriax, de Orionse Adam, te vinden en te ontvangen, om bestand te zijn tegen deze vogels en om hen te overwinnen door de jacht. Als wij niet voldoende Toriax hebben, dan worden we door de dronkenschap van de vijand ingenomen. In de opslagplaatsen van Septus wordt de poort bewaakt tot de Oxcrenon, de put van de buffeljacht. Hier worden de buffels en bizons van Septus, de geesten van mannelijke superioriteit verborgen gehouden en bewaakt. Alleen door Toriax heeft een Jobiet daar toegang, na het verslaan van de vogels van Septus. 13. In het veld leven de kannibaal-zwijnen, vaak grote Orionse zwijnen, met een lust om kinderharten in te nemen. Het vergt lange, dunne, scherpe pijlen komende van de Toriax om hun huiden te doorboren en hen te verslaan. Deze geesten zijn snel, gewiekst, en kunnen in slangen en andere soorten dieren veranderen. Wees daarom op je hoede. 14. Gebruik pijlen van de Adamam, de verstommende pijlen, om hen in slaap-toestand te brengen, waar ze degraderen tot schadeloos vee. Tiki-pijlen zijn pijlen waardoor ze niet terug kunnen veranderen in roofdieren. Deze pijlen brengen hen

in een lager bewustzijn. Sarx-pijlen zijn arrestatiepijlen, de pijlen van gevangenschap. 15. Wel is het zo dat deze geesten een heleboel afleidings-taktieken hebben om je te verwarren. 16. Zo proberen ze het gif van de Adamam-pijlen, de Tiki-pijlen en de Sarx-pijlen te doven, zodat ze terug kunnen keren tot hun oude roofvorm. Laat je daarom niet afleiden. 17. Mensenwraak is een afleidende geest die ons wil voeren tot nutteloze gevechten tegen mensenschimmen, om ons af te leiden van de jacht. Mensenwraak zelf is een beest van het oervlees waarop wij moeten jagen. 18. Liefdes-geesten zijn gevaarlijke geesten. Ze kunnen zelfs de hogere profetische kennis uitdoven, en alles oppervlakig en dweperig maken. Liefdesgeesten zijn dweep-geesten. We komen nu tot het fundament van het geloof in menselijke overleveringen en tradities. 19. De liefde van het oervlees is een gevaarlijke, criminele geest die de onderwerping aan de hogere profetische kennis probeert uit te doven. De valse liefde is een gevallen afgod, een misleider. Het wil de oorlog in de ziel in ons doven. 20. Worden we geleid door valse liefde of de hogere profetische kennis ? Valse liefde is overmoed. Valse liefde is egoisme. Valse liefde is zelf-rechtvaardig. 21. Valse liefde is blind. De liefde van het oervlees vergeet de benodigde voorwaarden. Wij moeten gekastijd worden, en de hogere gehoorzaamheid leren. 22. Kies je voor valse liefde of voor onderwerping aan Moeder God, de hogere profetische kennis ? 3. 23. De mens moest tot ontwaking komen, zien wat 256 er daadwerkelijk aan de hand was. De valse liefde wilde hen tot slaap brengen. De liefde van het oervlees was een gevaarlijke drug. Daarom was het verboden door God. Maar de valse liefde verleidde hen. 24. Ze kwamen tot de plaats waar valse liefde regeerde. Hier was de liefde van het oervlees God. Er waren hier lage wetten, geen hoge leerregels. De hogere profetische kennis was hier niet te vinden. En zo liet de valse liefde al snel zijn ware gezicht zien. De liefde was uitgezonden om door misleiding tot de slacht te leiden. Perverse beesten van het oervlees hadden honger, bloedlust, vleeslust. Ze hielden van het vee. De liefde zou het vee vetmesten, gewillig maken, in slaap sussen. Ze hielden van vlees-consumptie. Dat was wat de valse liefde was. Zo konden ze de leegte in zichzelf opvullen doordat ze de hogere profetische kennis niet bezaten. 25. Zij zijn zeer gewiekste geesten, die proberen op emoties in te spelen. 26. Ze dragen strijdrokken, en zullen je de oorlog verklaren wanneer je niet aan hen toegeeft. Alarmen om je heen zullen afgaan om je te intimideren. 27. Buig neer aan de voeten van de Zuwr, de hogere profetische kennis van de onderwereld, en laat de Zuwr je bedekking zijn tegen deze geesten. De Zuwr weet met hen af te rekenen. Laat je initieren als een Orioniet en een Zuwriet. Geef niet toe aan deze geesten. 28. Het gaat erom dat we God's opdracht vervullen, en niet dat we in katzwijm vallen bij elke boom.

De goede boom van kennis en de slechte boom van kennis 1. Wij moeten telkens weer worden als een kind, en leven vanuit het kindschap. Van daaruit groeien we om tot een zekere volwassenheid te komen, maar vanuit en tot het kindschap. Zo niet, dan zullen we door de Septus-beesten gegrepen worden. 2. We zien dat de voeten van de gevestigde kerken geen eenheid vormen, maar in verdeeldheid leven als ijzer vermengd met leem, als een grote arena. 3. Alles heeft een diepere betekenis. Denkt u eens aan de Ladder van Jakob die tot de hemel reikte ? Jakob zag de weg tot de hemel. Daarom is het voor ons van levensbelang daar veel vanaf te weten. 4. Niet voor alle zonen had Jakob een goed woord over. Zo had Ruben zijn bed beklommen en ontwijd, zijn legerstede beklommen. Simeon en Levi waren werktuigen van geweld en overmoed, en hun beraadslaging en vergaderingen waren hard, dus deze drie werden uitgesloten van het fundament. Juda was het fundament, en ontving van Jakob de scepter. Niet alleen Jakob riep zijn zonen bij elkaar voor profetieen, maar ook Noach. Noach sloot zijn zoon Cham uit omdat Cham de naaktheid van zijn vader had gezien en het aan zijn broers vertelde. Noach zegende zijn zoon Sem en prees de God van Sem. 5. Terugkomende op Juda : Juda verwekte Peres bij Tamar. Het heeft er allemaal mee te maken hoe de Jakobsladder is opgebouwd. Juda's moeder was Lea. 6. Jakob had Rachel als favoriet, maar God had Lea als favoriet. Rachel en Lea waren de twee vrouwen van Jakob. God had medelijden met Lea en maakte haar vruchtbaar, terwijl hij Rachel eerst een tijd onvruchtbaar hield. Lea werd het fundament van de geslachtslijn van de sobere. 257 7. De Heere troostte Lea, en maakte haar moeder van vier stammen, Ruben, Simeon, Levi en Juda. Later werd Lea weer zwanger, en baarde Issaschar, de vijfde, en daarna baarde ze Zebulon. Ook baarde zij nog een dochter : Dina. 8. Een andere verstotene was de hoer Rachab uit Jericho, oftewel de vrouw van het rode koord. Zij behoorde ook tot de geslachtslijn van de sobere. Juda kwam voort uit de geslachtslijn van Sem, een zoon van Noach, en die kwam weer voort uit de geslachtslijn van Kenan en Set, die een zoon van Adam was. 9. De vrouw moet in ere hersteld worden in mythologie. Als we niet terugkeren tot Haar voeten, zullen wij niet vruchtbaar zijn. Wij zaten aan de verkeerde voeten, van onze bezetters, en wij zijn erdoor vergiftigd. Daarom moeten wij terugkeren tot de Moeder. De Voeten van Moeder God zijn een arsenaal. Het gaat om een oorlog. Wij moeten Haar Voeten ontvangen om volledig klaargemaakt te worden voor de strijd. Haar Voeten zijn onze wapenrusting. 10. Menselijke overleveringen en tradities zijn een samenzwering van de geest van Goliath, en tegelijkertijd het oordeel van God over de goddelozen. De heiligen moeten Goliath verslaan, en doordringen tot de hemelse opslagplaatsen. Zo zal openbaring komen tot de heiligen, en zullen zij vrijgezet worden uit de slavernij tot het oervlees en de oerzonden. 11. Goliath is een luchtgeest. De hemel wijkt terug als een boekrol. Er zullen dus ook boeken gaan sluiten. 12. God beschouwd vanuit Jobitisch perspectief iedereen onder God als een vijand. Er zijn dus verschillende soorten vijanden. 13. Het oordeel begint bij onszelf.

14. Het valse woord wordt ontmaskerd en uit de hemelen geworpen. Het boek wordt gesloten. 15. Behemoth heeft lichamelijke kracht, welvaart, maar in de diepte betekent het afgoderij, het kwaad. 16. Hij bezat zijn spier, als de zetel van de afgoderij. 17. Job zegt dat de Vreze des Heeren de heilige religie des Heeren is en de oorlogstaktiek, intelligentie en zintuig. 18. Voordat wij de Waarheid zullen vinden, zullen we eerst door de leugen gegrepen worden, en moeten wij de leugen verslaan. De Waarheid wordt niemand zomaar in de schoot geworpen. Om tot de Waarheid te komen moet je eerst het tegenovergestelde verslaan : de leugen. Wij leven in een omgekeerde wereld, dus we kunnen er vanuit gaan dat alles wat ons verteld was juist net andersom was. 19. God heeft deze voorhangsels opgehangen om ons te testen. Volgen wij God of onze voorouders. 20. Wij moeten terug naar de paradijselijke onderwereld. 21. Saffier is een hoge graad van paradijselijke vloed en overweldiging. Het zijn de diepere bronnen en fonteinen van het paradijs. 22. Saffier is de opening van de hemelse boeken. 23. Saffier is waar het harde het zachte heeft voortgebracht, en het zachte het harde. Het is de plaats waar het hardste en het zachtste elkaar opgewekt hebben. Hier zijn de schatten opgeslagen. Het is een rivieren-gebied, en een gebied van gesteente. Het is het geheim van de paradijselijke vloed. 26. De geest van Goliath maakte een valse saffier, een valse test-steen. Hiermee misleidde hij de aarde. 27. Zij hebben een vals boek des levens opgericht, waaraan zij alles toetsen, in het land Hebron. 28. Goliath smeedde dit onheilige verbond door veel hemelse kennis weg te kappen. Zo kapte hij de sleutel van kennis weg, en verloor het zijn betekenis. Mensen verloren zo de context, en alles ging zijn eigen leven leiden. 29. Er was een goede boom van kennis en een slechte boom van kennis. De slechte boom van kennis maakte kinderen van prosperity, en de goede maakte de profetische kinderen. 30. Honger is de enige weg tot Aima, het verslaan van de vijand. Hier vanuit leven wij. Zoals gezegd werden we geleerd te consumeren. De wereld van het oervlees is gebouwd op hebzucht, vreetzucht en vetzucht, op allerlei gebied. Dit is een veefokkerij. 31. Laat het niet zo zijn dat u ook onder dit vetmestings-oordeel leeft. Wij moeten leren vasten, op allerlei gebied. 32. De goddelijke vrouw was in het paradijs sterker dan de man. Zij maakte de beslissingen. Zij was het wapen van de man. 33. De man moet zich leren onderwerpen aan het wapen. De goddelijke vrouw leidde de man tot de 258 24. Ook Job kwam tot haar dieptes, en de sobere. Zij kwamen tot het goddelijke saffier, de machten van de troon. Hier is alle kennis opgeslagen. 25. Zij wordt geopend aan het einde, om de levenden en de doden te oordelen.

goede boom van kennis, om tot de wedergeboorte tot de Heere te komen. Het gaat er dus om met welke vrouw je meegaat. 34. Zoals in de dagen van Noach eten, feesten en huwen de mensenkinderen met vrouwen, vergetende dat het oorlog is, en dat ze een taak uit te voeren hebben. 35. Vaak hebben we te maken met de gevallen zonen Gods die op zoek zijn naar de 'dochters der mensen', en dit allemaal om de mensheid van de taak af te houden. 36. De man moet als een leeg vat zijn, daarom moet hij het pad van honger en armoe, het heilig vasten, gaan, om zo te komen tot de goddelijke verlamdheid, om door de hemelse boom der kennis, tot wedergeboorte te komen. 37. Deze paradijselijke items leiden tot het beloofde land, Kanaan. Door de stammen komen wij daar binnen. 38. Hier een kort overzicht van deze tocht : 39. Jozef wordt geleverd in een boot op de rivier van de dood, en daarna vindt hij de rivier van de hel. Deze rivieren zijn vol gevaarlijke slangen. 40. Jozef vindt de rivier van Tantalos, het rijk van honger, maar er is geen boot, dus hij moet zwemmen om de rivier te volgen. De rivier zit vol gevaarlijke beesten. 41. Jozef vindt tenslotte een boot en dat brengt hem dieper in Tantalos, op de rivier. Hier leert hij over de wapens van Tantalos. 42. Jozef wordt de Vuk, opperhoofd van de indianen. 43. Dan herstelt Jozef de tentendienst. 259 4. De verbrokenheid van Job 1. In de diepte van de grond van het paradijs vinden we de paradijselijke vloed, overweldiging, in de vorm van rivieren en watervallen. 2. Als je als Orions strijder toegerust wil worden, dan zul je deze zeeen moeten overzwemmen. 3. Je kunt alleen het kwaad overwinnen door jezelf te overwinnen. 4. God zond de boodschap. Het oervlees kwam met een sluier, om de boodschap tegen te houden en te verstrikken. 5. Ook hief God een voorhangsel op, om de boodschap te beschermen. 6. Dit alles begon samen te komen in een gevecht. Sommige delen van God's boodschap trokken zich terug. 7. God heeft vele voorhangsels gemaakt om God's koninkrijk in te delen en te beveiligen. 8. Rigil Kent is de voorouder van het Romeinse stelsel, de valse aartsvader. Rigil Kent is dus ook de grootvader van de menselijke overleveringen en tradities. 9. De man moet door zijn grootheid en opgeblazenheid de hemelse kennis tegenhouden. Hierdoor wordt de toorn van God opgewekt, en zal zij terugslaan met de hemelse kennis. 10. Job werd geplaagd door dromen en visioenen die hem angst aanjoegen. Dit was zo erg dat hij de

hongerdood en de wurging verkoos boven het leven. 11. Job verlangde naar het heilige halssnoer, de heilige gebondenheid, het eeuwige touw. Hij wilde zijn leven verliezen hiervoor. 12. In het boek van Job zien we dat God als zodanig naar hem op jacht was. 13. Dit is ook de Amazone-kennis, ook van het Amazone gebied, de duistere, verborgen, verre, uitheemse tenten van God, de Ohel van Kedar. 14. Het halssnoer brengt ons terug tot deze tenten, waar het toetsen begint. 15. Aan het einde van het boek van Job krijgt Job het halssnoer, als een teken dat hij eindelijk Hebron heeft overwonnen. Ook is hij nu klaar voor hogere tentendienst. 16. De soberen hadden strijd te voeren tegen de Baqra, zwijnen van ongehoorzaamheid. Zij willen ons afleiden van het heilige halssnoer van goddelijke doctrine. 17. Vandaar dit boek, om bewustzijn terug te brengen tot het verdwaalde volk. 18. Weet u hoe u gebonden moet raken in de heiligheid van God ? 19. Het is de bedoeling dat we door de gebondenheid tot God loskomen van de gebondenheid aan de oerzonden en het oervlees. 20. Wij moeten opgroeien in de hemelse kennis, de kennis van God. 21. De Behemoth is een deel van de Baqar, het vee van het oervlees, ook zwijnen van de zonde. 22. Dat God hierover tegen Job begon was niet 260 zonder reden. Job moest de Behemoth overwinnen. 23. De Behemoth pleegde afgoderij tot lichamelijke kracht en welvaart, tot het kwaad. 24. Het huist in de spier, als de zetel van de afgoderij. 25. Je zou de Behemoth als een reusachtige kruizing tussen een zwijn en een rund kunnen zien, als een monstervarken, of monsterbuffel, of gewoon als een kudde met verschillende soorten uitheems vee. De Behemoth was voor de ogen van Adam en Eva, en sprak, om de profetie van God na te bootsen. 26. Het volk moest de Behemoth veroveren. Het had te maken met een stuk van het beloofde land. 27. Zij moesten met de Behemoth op een strategische manier afrekenen. 28. Zij worstelen met hem. Dit gebeurt allemaal op de plaats van de wilde beesten, van de Behemah (bema), de wilde voormens. De Behema jaagt dus op de Behemoth. Adam en Eva kwamen voor dit beest te staan. 29. God draagt Job op om met een stam ernaar toe te werken Behemoth te brengen tot God. 30. Job wordt opgedragen de wurggreep van de Behemoth te verbreken. De Behemoth, het oervlees, moet tot de moederschoot van de onderwereld gesleept worden, om onderworpen te worden aan de hemelse leerregels. 31. Er zal een dogma worden opgericht. De oorlog zal dan overgaan in de jacht. 32. Zo moet Job hem behandelen, maar hij kan dit niet zonder God, dus eerst moet Job in gaan zien dat hij God nodig heeft, en hoe hij God nodig heeft.

33. Job was tot de verbrokenheid gekomen. Job was een rechtvaardige man. Waarom moest hij hier doorheen ? De rib in het paradijs betekent 'verbrokenheid'. De rib werd gebruikt om de vrouw te maken. 34. De sobere werd door de Heere op zijn heupspier geslagen en werd gevoelig voor de rest van zijn leven. 35. Dit gebeurde in de onderwereld. De spier moest slinken. 36. Hij kreeg de naam Israel toen hij tot verbrokenheid was gekomen. Dat is de toegangspoort tot Israel. 37. Zuwr, de donkere, uitheemse gnosis van Orion, vereist dit. 38. De sobere werd door Zuwr geslagen, zodat zijn spier zou slinken. Behemoth, het oervlees, hield het geheim van de lichaamskracht vast in de spier. 39. Spierkracht geeft geboorte aan kinderen van de Behemoth, van het oervlees. Adam en Eva waren verboden om de kinderen van het oervlees groot te brengen. 40. De slag op de heup van de sobere was een grote stap terug naar het paradijs, naar de oorspronkelijke man. 41. Hij werd de eerste Israeliet. Hij werd vanaf toen Yisrael genoemd, wat centrum betekent. Hij had het centrum van de Behemoth overgenomen. De spier was gebroken, en geslonken. 42. De sobere was nu gevoelig voor de Zuwr, voor de verre kennis van Orion. De Zuwr zong toen profetische liederen over tegen welke stammen Yisrael strijd moest voeren. 261 43. De sobere was aan de wijnstok, en moest getreden worden. Ook voor ons is dit de enige weg om waarlijk Israeliet te worden. Zijn wij geestelijk nog onverbroken, trots als de oerzonden, dan zijn wij niet interessant voor de Zuwr. 5. De schuld van de rechtvaardigen 1. Het oervlees had het kinderrijk, de derde scheppingsdag, opgeslokt. Hij bood 'kinderen van het oervlees' aan, om de mensheid te misleiden. 2. Dit is waar de profeet doorheen moet : de strijd met hemzelf. 3. Hiertoe moeten wij dus het pad van Job volgen. 4. In het boek van Job is er een schuld van de rechtvaardigen. Wat houdt die schuld dan precies in ? In de strijd tegen de Behemoth wordt er strategie gebruikt. 5. En dit is voor hen die streven naar de heilige gebondenheid, die streven het geheimenis van Job te kennen, en niet voor degenen die er maar op raak leven en zondigen. 6. Dit is God’s strategie, en het pad van Job. In het boek van Job is de tentendienst gekerfd, en daarom is het voor ons van belang om van Israeliet tot Jobiet te worden.. 7. Job werd geleid tot de Behemah. Zij leefden in de Meownah, wat niet alleen hol van wilde dieren betekent, maar ook de woonplaats van God. De Meownah is de duistere, verborgen tent van God in de wildernis, de plaats van de wilde dieren, waar Job naartoe geleid werd in de bitterheid van zijn ziel.

8. Het is een pad wat geen roofvogel kent, en geen gier van hebzucht heeft gezien. 9. De leeuwen hebben het niet verwijderd, hebben het niet plat getreden. 10. Als wij los willen komen van al die valse Levitische offergeesten waarop de hele samenleving is gebaseerd, dan zullen we het Jobitische pad op moeten gaan. 11. Als wij heilige soberen zijn geworden, dan moeten wij deze behoudenis in vreze en beven bewerken door tot de diepte hiervan te komen door Jobieten te worden. 12. De rivieren worden uitgehouwen, worden onderscheiden en verdeeld, opengebroken. 13. God weet en onderwijst de weg. 14. God heeft de mate van het hemelse bepaald, en schreef instructies voor visioenen en profetische liederen. God gaf de grenzen aan. 15. De hemelse slachtplaats wordt hysterisch bewaakt door de Urim en de Thummim. 16. Dit betekent dat wij eerst door God geroepen moeten zijn, en vanuit God’s tent moeten werken, vanuit de Urim. 17. De strijd is tegen het kwaad. Degene die hier geen gehoor aan zou geven zou verbannen worden. 1. Het is belangrijk om te kunnen onderscheiden. Daarom gebruikte de tentendienst nog een extra steen : de Pessa, de Pes, een kleine, 'verdelende' oftewel onderscheidende steen. 2. Deze steen wordt gebruikt om te bepalen welke er zijn, en hoe ze apart behandeld moeten worden. De steen geeft dus raad in strategie, en werkt dus samen met de Urim. 3. In de tentendienst is het dus belangrijk om je met deze steen te bewapenen, om deze steen in je hart te ontvangen. Deze steen is door de Heere gegeven. 4. Het is om God’s Woord te brengen. Wij mogen ons dus bewapenen met de Pessa, en we moeten zorgen dat we leven vanuit de Meownah, de duistere tent des Heeren. 5. Zo zullen wij niet schuldig zijn aan het vergieten van onschuldig bloed. Ook moeten wij dus bewapend zijn met de Urim, de toetssteen. 6. Alles zal aan de Urim getoetst moeten worden, om het de verschillende onderdelen en samenwerkingen van ons leven en lichaam te laten bewaken. Urim moet de wachter zijn van onze mond. Zij is het wezen van de Zuwr. 7. Omdat overmoed nog steeds een erg gevaarlijke macht kan zijn in deze gebieden, is het belangrijk dat wij de Alam-kraal in ons halssnoer hebben, of als een extra snoer. Alam is de heilige stomheid. Zo kan alleen God onze mond openen. 6. De Urya is niet romantisch 262 8. Trab, Tarba, is trots, overmoed en offerdieren-vet in het Aramees. Dit moest in de tentendienst geofferd worden. In het Orions is dit een aparte groep van vee, een soort reuzen-buffels, iets groter dan de buffels op aarde. 9. Als Job zijn hoofd zou verheffen, zou de Urya jacht op hem maken. Trots werd absoluut niet

getolereerd, dus moest Job voor zijn eigen bescherming jagen op de Tarba, de Orionse reuzenbuffels van het oervlees. Anders zouden zij bezit van hem nemen, en dan zou hij in problemen komen met de Urya, de goddelijke leeuwinnen of grote vrouwen. Zij zouden bij de minste trots jacht op hem maken en hem gevangen nemen. De Urya zou hier geen genoegen mee nemen. 10. De Urya zou de Toorn op hem vergroten. 11. In het Aramees is elke ontsnapping een diepere duisternis (grotere kastijding), als een put waarin hij valt. 12. De top van de bedekkende steen, ‘de eerste vruchten', mocht niet in Job oprijzen, anders zouden de Urya jacht op hem maken. Job was besneden op de top van zijn hoofd, en dat mocht niet meer teruggroeien, want dan zou hij een probleem hebben met de Urya. 13. Hij moest strijd voeren tegen de trots, de Tarba, de top van zijn hoofd. Hij moest het achter zich laten, en verder op zijn tocht tot het bittere van de ziel. Hiertoe was de Urya gezonden. 14. De ziel van Job heeft niet alleen een afschuw van het leven, maar ook van de behoudenis. Behoudenis is ook een romantische term waar we verderop op het pad niet ver mee komen, vooral als we tot het Jobitische komen. 15. We zijn zo langzamerhand zo overbehouden geworden dat we God's werken niet goed kunnen doen, en profetisch zijn vastgeraakt, ver weg van het visnet, ver weg van God's duisternis. 16. De geesten van trots en hebzucht hebben ons verblind. In het Jobitische gaat het meer om de heilige verlorenheid, hopeloosheid, en de heilige verdoemenis. 263 17. In de diepere tentendienst ontkomen we niet aan het Jobitische. 18. Trots, overmoed, Tarba, oftewel offerdier-vet, bedekt de ingewanden, de Geway, de hebzucht. Wij moeten dus de Tarba overwinnen en vandaaruit de Geway. 19. Oordeels-profeten waren geen lieden die feestjes hielden in de stad. Nee, ze leefden diep in de wildernis van de onderwereld van wat de natuur hen daar gaf. 20. Het waren jagers, strijders, slaven, gevangenen, asceten, martelaren, die in diepe gevangenis en slavernij leefden aan een geheimenis wat ze niet konden bevatten. 21. Nee, ze hadden geen romantische verhouding met God als met een geliefde, maar zij droegen het bittere van de Heilige Ziel. 22. God was niet hun bruid die hen verwende, en die altijd voor hen klaar stond voor een goed gesprek, en voor bemoedigingen wanneer zij dat nodig hadden. 23. Nee. God was hen een wild dier, de Urya, als een groep leeuwinnen, de stam van grote vrouwen, een deel van de Zuwr, de duistere, verre kennis van Orion. 24. Oordeels-profeten waren apart gezet in toorn. Er was geen ontsnappen aan, en ze gingen gebukt onder ondragelijke lasten. Zij waren kinderen van de verdoemenis. 25. De Urya zijn wapenen van de oordeels-profeet. Eerst wordt hij zelf door deze wapenen aangevallen en gevangen genomen, om zo een slaaf te worden van die wapenen. Dit is belangrijk, anders zou de profeet de wapenen verkeerd kunnen gebruiken. De

wapenen werken vanuit zichzelf, en gebruiken de oordeels-profeet als een leeg kanaal. 26. Het huwelijk was een oorlogs-strategie, om de oordeels-profeet te onderwerpen, en dit zou onherroepelijk eindigen in een scheiding, zoals we zien bij de oordeels-profeten van het grondwoord. 27. God is in de diepere tentendienst verre van romantisch, maar een wild dier. God kan niet getemd worden. God temt de oordeels-profeet. Wel moet de oordeels-profeet ongetemd blijven en worden als het aankomt op wereldse zaken. 28. De oordeels-profeet moet zich laten bewapenen door de Urya. Hij moet al zijn dromen opgeven van romantische omgang met God. 7. Job en het orakel van de Urya 1. In het boek van Job beschouwde en behandelde God, de Urya, Job als een vijand. Job kwam van het rijk van het oervlees. 2. Hij werd door de Urya neergejaagd en naar hun hol gesleept. Job was door gevaarlijke wilde dieren van Orion aangevallen. Dit waren geen aardse wilde dieren, geen aardse leeuwen, maar goddelijke leeuwen en wilde dieren, van Orion. 3. God (Urya) beschouwt hem als een vijand, Beldbab. 4. Huid moet geschonden (besnijdenis, scalpering, etc.) worden, zodat het een oog ontvangt en God ziet, visioenen krijgt, visitaties. 5. De visioenen door de Urim zal de wapenrusting en de jachtrusting, naar een hogere dogma’s brengen. 6. Het paradijselijke lichaam van de onderwereld moet beteugeld worden, en dat gebeurd door de Urim, de ogen die op hen geplaatst zijn om visioenen voort te brengen. Deze uitrustingen bestaan ook uit ringen en piercings, keliy. 7. In het boek van Job worden de uitrustingen gewonnen uit de Aphar, het paradijselijke stof en vuil. 8. Dat zijn woorden voor eeuwig ingekerfd. Dit kerven gebeurt door het metaal en ijzer van de besnijdenis, Qne, Qanya, als een kerf-priester. 9. Daarom is het belangrijk de Urim te ontvangen, door de schending van de huid. 10. Door dit process wekt Urim dus Thummim op, de volgroeiing, volmaking, het gaan tot de diepere tentendienst. 11. Het oervlees moet dus geschonden werden, gesneden, zodat de basis van profetie gelegd kan worden, en er groei zal plaatsvinden in profetie. 12. Hierdoor worden de Urim en de Thummim ten volle hersteld. Dit is waarom de Urya jacht vereist, strijd tegen zonde-machten van het oervlees, en schending van de huid daarvan. 13. Onze messen mogen niet rein zijn van bloed. Wij moeten het jachtveld op en het strijdveld op, anders zullen onze profetische kwaliteiten vervagen en tot drogbeelden worden. 14. Ook onze eigen huid moet dus besneden worden, en daar zal de Urya zorg voor dragen. 15. Boven alles moeten wij streven te profeteren, profetisch te leven, anders is alles een verloren zaak. 16. Boven alles moeten wij streven naar de heilige gebondenheid en heilige slavernij om zuiver te zijn. 264

gehoorzaamheid. 17. Wij zijn niet geroepen tot een romantisch leven, maar wij worden de wildernis ingeroepen om met de wilde beesten te zijn. Zie daar te overwinnen en je weg te vinden. 18. Het leven is geen bruiloftsfeest. De bruiloft was slechts een oorlogs-strategie. Het zal zijn als in de dagen van Noach : mensen eten en drinken, en mensen huwen, en ze hebben het belangrijkste vergeten. Ze verspillen hun zaad aan elke hoge boom, en hebben het goddelijke zaad, Mayim, verlaten, en de betekenis hiervan vergeten. Job walgde van dit leven, en van deze valse behoudenis. Hij wist dat deze afvalligen diep verstrikt waren in de oorlogswetten van de Urya. 19. Hij lag tussen de Urya in, maar niet als een echtgenoot. Hij sliep aan hun voeten, maar hij werd niet als een vriend beschouwd. Hij werd in de gaten gehouden. Hij was een vijand, een Beldbab. Hij was een gevangene en een slaaf. Hij was een balling. Het boek van Job is een boek van smekingen gericht aan de Urya, maar al wat hij kreeg was genadeloosheid. 20. Diep in zijn hart walgde Job van genade, van behoudenis, want wat zou het hem brengen ? Het zou hem alleen maar verder doen afwijken. Hij zei : 'Zouden wij het goede van God aannemen, en niet het kwaad ?' 21. Job had ook geleerd het lijden te aanvaarden. Het lijden bracht hem visioenen, het bracht hem de Urim. Die visioenen en dromen waren zo verschrikkelijk dat hij naar de wurging verlangde, naar de slavenketting. Hij verlangde naar Abbadown, de hel, vernietiging. Gelijktijdig werden zijn wapenrusting en jachtrusting en verder alle andere uitrustingen tot de diepere tentendienst gebracht, maar dit was ook zijn juk. Het verteerde hem, consumeerde hem. Hij kreeg een nieuw lichaam, maar daarvoor moest hij door al deze martelingen heen. Door de kastijding leerde hij 265 22. Alles wat de Urya hem hadden geleerd werd in hem gekerfd. 23. Ysryl (Israel, Aramees) is een geboren tentslaaf. Waarom is hij prooi geworden, waarover jonge leeuwinnen (Urya) brullen ? Zij hebben zijn plaats tot een woestenij gemaakt, zonder inwoners. 24. De tentendienst had een heilige opdracht om te zoeken naar de Thummim, een allerheiligste profetische steen, die 'volmaking en perfecties' betekende. Zij konden tot deze steen komen door de Urim, de steen van het testen. Dit was voor de tentendienst een tocht naar de Thummim die hun dienst tot God zou verhogen. 25. In het Aramees wordt Job zelf beschreven als zijnde de Thummim. Hij werd beschreven als perfect, oprecht, compleet en onschuldig. 26. Het is belangrijk voor de tentendienst en oordeels-profeten om op te klimmen in de Thummim, in het Jobitische. 27. De Urya zal hiertoe eeuwige inkervingen moeten maken in ons en onze toerustingen, met de woorden van Job om het uit te beelden. 28. Job moest een heilige tocht maken door de uiterste dieptes van de onderwereld. Hij moest hierbij door de nodige initiaties gaan, inwijdingen, uitgevoerd door de Urya. 29. Hij moest allerlei wilde beesten in de onderwereld ontmoeten, als in een dodenboek. 30. Nu wordt zijn bitterheid en strijd, Marar, tot een strategie. Zo diep is hij gekomen dat alles tot een strategie wordt. Hij begint de strategie van zijn lijden te zien, als de objecten van een machig en reusachtig orakel in de wildernis van de

onderwereld. 1. De Thummim is de steen van de voleinding, vervulling en perfectie. 31. Job is zoekende naar de troonplaats van God, Urya, de Mawtab, de tafel van God, de plaats van de jachtmaaltijd in het Aramees. 32. De Mawtab is de plaats waar hij wordt klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de wet en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding, de Towkechah in het Hebreeuws. 33. Op deze plaats zou Job in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen. En hij zou God's instructies van de Urya begrijpen. 34. Zou God met overmacht tegen hem strijden ? Nee, maar hem vullen met vreze, relikwieen, vroomheid, religie en heilige cultus, Dehleta. 35. Ervaring zal hem laten overwinnen. 36. God zou hem niet voortdurend het leven zuur maken, want God kent zijn wandel en dogma. Toetste God hem, dan zou hij tevoorschijn komen als hebbende de windafgod, de valse geest, overwonnen. 37. Zijn voet zou een institutie oprichten als een pad. Dit is het pad van Job, van de Thummim. 38. Ealaha, God in het Aramees, heeft hem verschrikt. Hij is verschrikt over wat Ealaha over hem heen had laten komen, Shadday, Almachtige in het Hebreeuws. 8. Job en de Urim 266 2. Door de Urim steen wordt alles gezift. De Urim is de toets-steen. De Thummim brengt het zuivere, pure, gezifte Woord van God. 3. Menselijke overleveringen en tradities waren opgezet om de weg naar de Urim te versperren. 4. In de Orionse geschriften is de vader van Job, Uribir, de Urim. 5. Menselijke overleveringen en tradities zijn als een groot voorhangsel opgezet om de Urim te bewaken. 6. De Urim brengt de waarheid. In deze tijden zullen de sluiers van de samenzwering van de oerzonden geheel verscheurd worden en ontmaskerd worden. Niemand zal de openbaring van de Urim kunnen tegenhouden. 7. Dan zal ook de weg tot de Thummim onthuld worden. 8. In het boek van Job is de Urim een toerusting, dit om te testen of alles wel goed met God verbonden is, en of de werken uit God zijn. De Urim is een toetser. 9. Menselijke overleveringen en tradities houden de Urim verborgen. Deze samenzwering gaat heel diep. Al die karakteristieken zijn items van het onderbewustzijn om de mens in slaap te houden. Zij zijn gemaakt als sluiers. Wij moeten daarom de tocht voortzetten tot de diepere betekenissen en dat wat er achter ligt. 10. Als de sluiers gescheurd worden, dan wordt de Urim zichtbaar, de goddelijke steen van het toetsen. Deze steen is een steen des aanstoots.

11. De Urim is de Heilige Gebondenheid. Alleen in die zuivere gebondenheid kunnen wij toetsen. 12. Om van allerlei valse en wereldse overleveringen en tradities verlost te worden moeten wij de Urim ontvangen. 13. De Urim zijn de heilige toerustingen die de waarheden van God dragen, en Godś’s plannen, om die door ons tot heilige uitvoer te brengen. Het bevat ook de heilige halsketen. Het bevat ringen en piercings. 14. Er is diepere bevrijding in de halsketen, de heilige wurging. Zo komen wij dichter tot de Urim. 15. Menselijke overleveringen en tradities waren een middel wat van wereldrijk tot wereldrijk werd overgedragen om de mensheid gebonden te houden aan het oervlees en de oerzonden. 16. God wilde hen terug leiden tot de Urim. Vrees voor mensen spant een strik. Het oervlees had zich diep in het mensenwoord vastgeworteld. 17. De mensheid was afgedwaald. Ze waren nog niet klaar voor het zuivere. Ze waren overgeleverd aan hun begeertes. Ze hadden de Urim verworpen en het verstand tot koning gemaakt. 18. Het volk koos een middelaar, want zo kon het volk God en de Urim verborgen houden. Alles werd aan priesters overgedragen. 19. Men vond heel wat afleiding in menselijke overleveringen en tradities als een excuus om niet met de Urim bezig te gaan. Romeinse verdrukking 1. Menselijke overleveringen en tradities werden opgericht om mensen tot slaaf te maken aan het oervlees, opdat zij het oervlees zouden aanbidden. 2. De windafgod moest in stand gehouden worden, om mensen verblind te houden in prosperity, en hen laten zijn als supermensen, allemaal voor de arena. 3. Of je ontvangt de Urim, of je ontvangt het oervlees. Weest onderwezen in de strategieen des Heeren. 4. Menselijke overleveringen en tradities vormen een angstaanjagende wolkenafgod, maar die vult zijn slachtoffers ook met hoogmoed en trots. 5. Nadat wij de windafgod hebben verslagen, moeten wij de wolkenafgod verslaan en klaarkomen met het geheimenis. Wij moeten dit geheimenis oplossen, anders volgen wij nog steeds de afgod van menselijke overleveringen en tradities. 6. In de Urim is het geheimenis opgelost. De Urim zal het oervlees verslaan, en zal ons de Thummim doen binnengaan. 7. Veren zijn tekenen van eeuwige overwinning. Wij moeten die veren in onze tooien en uitrustingen dragen, om veilig te zijn tegen deze geesten. 8. Als je een oerzonde hebt verslagen : Neem zijn veren ! Anders zal hij tot je terugkeren en zal het zevenmaal erger zijn. Voornamelijk zal dit een grond-gevecht zijn, tegen allerlei soorten kippen van het oervlees waarin de wolkenafgod schuilhoudt. 9. 267 9. Wij bevinden ons in het rijk van Septus, waar de Vader aan de macht is, waar de moeder op een lager plan is gezet, als een slaaf. Deze Vader is de Romeinse Saturnus die zijn kinderen opat, Cronos in het Grieks. In het Orionse geschrift 'Zwerves'

wordt er over hem gezegd : Vader, Saturnus. 10. 'Een grote vrouw verschijnt op de vlakte. Zij is de Heere. Zij is de Urya, zij heeft de nek gebroken van het Talkia bewind. Zij heeft Saturnus gezien, en hem gebroken. Hij gaat tekeer als een brullend varken, verslindend zijn kinderen. Volgt hem niet naar zijn hol. Hij is het zwijnenkind. 11. Heeft u zijn horens gezien ? Hebt gij zijn slagtanden gezien ? Denkt eerst goed na voordat u hem aanvalt, want hij zou u eens bezeren. Niet velen durven tot hem te naderen. Leer dan van de spreuken van Orion en wordt wijs. Laat u bewapenen, want het zal niet slechts een jacht wezen. Hebt u het stoom gezien wat uit zijn neusgaten komt ? Hebt gij hem zien stormen door de velden, vertrappende alles wat in zijn weg staat ? Laat u dan niet bedriegen. Het vergt een kundig krijgsheer om hem te onderwerpen. Hebt gij zijn trots gezien ? Hebt gij gezien hoe hij angst zaaide in de harten van hen die rondom hem waren ? Allen hebben zij hem verlaten. 12. De Heere heeft hem verbroken. Nu hij verwond is is hij nog gevaarlijker. De Zuwr is tot hem uitgezonden. Zij zullen haken door zijn kaken slaan, en hem trekken tot de rivier. Daar zal hij zinken, en voedsel van beesten zijn. 13. Zo zult gij moeten strijden, wanneer Saturnus op u jaagt. Laat hem u niet ketenen. Ja, een bizon nam u op de horens, en droeg u weg.’ 14. Saturnus is de god van landbouw, tijd en gerechtigheid. Wij zijn allemaal op zijn fokboerderij opgesloten als vee vanwege vaderverafgoding, vanwege slavernij tot de geest van Septus. Daarom begint de jacht op Saturnus, na een verschrikkelijke oorlog. Richt je op de besnijdenis, de wond, want daaruit zal de Urim voortkomen. 15. De wolkenafgod heeft zijn schuilplaats in de 268 16. Toen kwam Jupiter in het Romeins, de zoon van Saturnus, die de macht nam. 17. Dit zijn luchtafgoden, die openbaar werden, en waar de mensheid voor neerviel. 18. Het gaat er dus om terug te keren tot de Urim. Zonder de Urim mogen wij niet tot de Thummim komen. 19. Men kwam tot een valse Thummim door de Urim te omzeilen, door verafgoding van menselijke overleveringen en tradities. Men wilde niet de diepte in. Men ging als dwazen menselijke overleveringen en tradities verafgoden, zonder te onderzoeken wat het nu eigenlijk betekende, zonder te toetsen. Men gaf zich over aan schandelijke lusten. 20. Dit is een luie geest, die zich blindelings onderwerpt aan gezag. Daarom zal de Urim terugkeren. De Urim zal de weg openen tot de Thummim. 21. De Urim en de Thummim zijn middelen om met God, de Zuwr, te communiceren. 22. De mens kwam in het paradijs voort van Thummim, en was beteugeld met Urim. 23. Daarom is het zo belangrijk te groeien in de Urimen de Thummim. 24. De tentendienst moest strijden tegen de Awpa, kippen van het oervlees, de oerzonden. 25. Zij deden dit door de Urim, door het toetsen, zodat ze niet in valse strijd terechtkwamen. 26. Zij moesten dus een heilige relatie ontwikkelen met de Urim.

De spreuken van Uribir 27. In 'De Spreuken van Uribir' staat : Lichtheid tot de lammen, Hun werken zullen hen volgen, Hij bracht water tot de dorstigen, In diepe woestijn nam hij hen op 28. 'Gezag in de lucht, Legers grijpen haar, En smelten weg voor haar zonlicht, Voor het zonlicht rennen zij weg, En leven in duisternis, Maar het vuur zal hen grijpen 29. Het Zwaard van Uribir, Als een graf, Vader van Iyowb is hij, Ziet, hij is de Urim, Een groot licht is opgestaan, En zie, zij zullen zijn naam verdraaien, En zijn geheimen zullen verborgen blijven voor hen 30. Zij stond daar, Naast hem, Met het zwaard, En sloeg hem, Hij was de Urim, Hij was het koningskind, En de wond van het zwaard was zijn schuilplaats, Een schuilplaats van wilde dieren, Een rovershol 31. Zij had hem opgenomen, En geketend sinds hij jong was, Eens slavenkind was hij, Uitgehongerd 32. Hij was met de wilde dieren nu, Zij spraken tot hem, Zij namen hem mee naar het middelpunt van de onderwereld, Hier bracht hij Job voort, de Thummim, En het heilige gezegde, Hij bracht brood tot de volken, 269 33. Zij gaven hem een zweep, en hij maakte brood en water, Zij gaven hem een ziel en namen zijn geest weg, Zij braken hem, en maakten hem huppelend als een gazelle, Ja, tussen haar borsten is hij, als een groot geheimenis, Hebt gij het gezien, hebt gij het vernomen, Zij legden hem ergens neer voor later, Zij zonderden hem af in een drakentuin, Het gewicht op hem drukte zwaar 34. Zij gaven hem een tuin met lelies, Zij gaven hem overwinnings-gejoel, Maar hij werd geleid tot de poel van bitterheid, Ja, zijn ziel verzadigde zich met bitterheid, Zijn ziel sprak woorden van grote kracht 35. Zij stond daar, aan de deur, Klaar om hem in te wijden, Zij sloeg hem neer, Met grote kracht, Nooit zal een man meer over een vrouw heersen, Zijn gebrokenheid zou hem veel verder leiden, Tot haar geheimenissen, Hij ontving de Thummim in haar, En gaf geboorte aan hem, Job 36. Lees deze raadselen en wordt wijs, Er is geen heil in het doorvorsen van vele boeken, Maar wanneer gij de Urim vindt, Is zij tot openbaring 37. Hij zal het kind der lichten genoemd worden, Hij die de Vader van Job is, Maar zij zullen zijn naam verdraaien, En toch zal hij de weg wijzen, Blijft daarom open

Thummim binnen te gaan. 38. Hij is de Urim' 39. De mensheid kwam dus voort uit de dieptes van Job, uit Thummim. Maar zij werden door het oervlees gegrepen. Zij moesten eerst het oervlees door strategie verslaan. 40. De Thummim komt voort vanuit de beproeving, vanuit de strijd en de jacht op het oervlees. 41. Daarom is het van belang om door te dringen tot het geheimenis. 42. Ten diepste houdt dit in dat de Urim de besnijdenis inhoudt, wat profetie opwekt. Dit is dus waartoe het was gezonden, om het volk te besnijden. 43. Menselijke overleveringen en tradities zouden moeten vertrekken, om plaats te maken voor de Urim. 44. De Urim is het profetische lichaam, toegewijd aan Moeder God. 45. Zo kon het volk terugkeren tot de zuivere tentendienst, om zo terug te kunnen keren tot de Thummim. 46. Het Romeinse wereldrijk maakte korte metten maken met het Indiaanse continent. Het Indiaanse continent beelde namelijk het oorspronkelijke paradijs van de onderwereld uit, waar alle geheimenissen waren opgeslagen. Uribir en Job, oftewel Urim en Thummim, en hun volgelingen, de indianen, werden uitgeroeid. Hier zou het Romeinse gezag voor zorgen. 47. De Zuwr maakt korte metten met deze bruid en hoer, en zal opnieuw de Urim en de Thummim in het volk planten. Het volk zal teruggeleid worden tot de Jobitische fundamenten, om zo opnieuw de 270 10. De rivier van de Urim 1. De kip van het oervlees werd een slang, en toen een mens, om de mensheid van de Urim af te houden. De sluier richtte een georganiseerde religie op. Het oervlees had zijn troon boven die van God gezet. 2. Deze zondemachten van oervlees hebben de georganiseerde religie opgezet, als een grote religieuze markt. 3. Het is een groot voorhangsel waar de gelovigen doorheen moeten. 4. Het is het voorhangsel dat voor de Urim hangt. 5. Het is het oervlees die de waarheid iets heeft verdraaid, opdat de heiligen hun doel zouden missen. Hij mengde waarheid met leugen. 6. Het werd tot het oervlees van vervolging. Het oervlees was de aanklager. 7. Job voorzag de komst van het oervlees op deze manier. 8. De kust zal worden tot kooien, plaatsen van de leerregels, en van het mes. Dit zijn allemaal onderdelen van de Urim. 9. Belangrijk is het voor een profeet om de Sefanja steen te dragen voor het herstel van de Urim steen, en de Judah steen, tot verovering van het kustgebied. Dit alles tot meer zicht op de Urim.

10. Als een heilig relikwie opgesteld voor Judah om te toetsen. Dit zal de plaats van het belijden van zonden, en van de smekingen, herstellen. Dit is belangrijk tot verdere overwinning van de menselijke overleveringen en tradities, en de afgodendienst ervan, de misleidingen van het oervlees. 11. Job liet zich niet troosten, en de sobere liet zich niet troosten. Door troost kan het visnet van je afgenomen worden, voortijds, zodat je het doel mist. 12. Het zou zijn als in de dagen van Noach. Ze zouden eten, drinken en huwen, maar de Heere niet kennen. 13. Waar wij leven is het rijk van de Trooster en de Bruidegom, om het visnet en de bitterheid van de ziel in ons te doven. Het is gezonden om de heilige halsketen van ons te roven. Wij zijn in gevecht tegen deze troost-vogels. 14. Babies worden vaak verwend, krijgen volop troost. Maar de hemel wil hen leiden tot de wildernis, daar waar die troost niet is, maar een bitterheid, een bittere halsketen. 15. Verderop in de wildernis moeten wij deze klederen van het oervlees afdoen, en de Heere ontmoeten als een wild beest, de Urya. De Urya kun je niet 'rondbazen'. Wij moeten af van al die romantische beelden over God. 16. Wij moeten lege vaten zijn. Mensen denken vaak veel te goedkoop over God. We moeten dieper de wildernis in, en onze bruids-klederen en bruidegoms-klederen af leggen. Wij zijn geen babies meer. Hoever willen wij met God gaan ? 17. De Trooster moet in ons afsterven, zodat we meer zicht op het visnet gaan krijgen, om aan de slavernij tot het oervlees en de oerzonden te ontkomen. 18. De Trooster zal je vertellen dat er niets aan de hand is met de menselijke overleveringen en tradities. De Trooster was opgezet om mensen in 271 slaap te houden. 19. God zond een eerste waarheid, maar die zou moeten leiden tot de volle waarheid van het visnet. 20. De markt van de Trooster is één van de grootste en afschuwelijkste markten die de wereld ooit heeft gekend, om mensen te leiden aan de voeten van het oervlees, geinspireerd door de geest van Septus. 21. Ben-Himmon, Tophet, de plaats van de kinderoorlogen, moet veroverd worden voor de Urim. In het Aramees zijn de Urim en dit dal aan elkaar verbonden. Hier werden kinderen aan de afgoden geofferd. Dit wordt ook als de poort van de hel beschreven. Deze plaats moet dus ingenomen worden. Oorspronkelijk was dit behorende tot de Urim om de eerstelingen te testen. 22. Yeor behoort ook tot de Urim, dus dit gebied zal ook veroverd moeten worden. Yeor is de diepte waarin de mens na de zondeval terecht kwam. 23. De tentendienst had strijd te voeren tegen het Hsar-vee van het valse woord van het oervlees en de oerzonden. 24. De Heere brult als een leeuwin, Urya. De Urya heeft gebruld, als de brenger van vrees. 25. De bazuin roept, roept namen, om te overtuigen en in te nemen. 26. De Heere openbaart, maakt naakt, en brengt in ballingschap. 27. Aan de rivier is openbaring. 28. Dit is het komen tot de rivier van de Urim, om zo openbaring te krijgen. 29. De Jobieten hebben geleerd met de Mowqesh te werken : met aas. Zo leiden ze het oervlees en de oerzonden tot de Pahhah, de valstrik.

30. Mensen die menselijke overleveringen en tradities gaan verafgoden als eindpunten en doelen op zich hebben zo de Urim en de Thummim veracht, en worden door de luchtgeesten voortgedreven als gladiators tegen elkaar. Boven alles moeten wij de Thummim gaan ontvangen, na het ontvangen van de Urim. 7. God heeft Job's tent omsingeld. 8. In de nacht worden zijn botten doorstoken met kwellingen die nooit slapen (met speren). 9. Job heeft de Heere altijd gevrezen als opzwellende golven over hem, en hij was niet bij machte het gewicht van de Heere te dragen. 11. De gevangenis van de Urim 1. Nu had een heer iemand schuld kwijtgescholden, maar die persoon wilde de schuld van iemand anders niet kwijtschelden. Toen liet de heer deze persoon opsluiten in de Basanistes, de gevangenis van de Urim, van de zwarte steen, de test-steen, de aanraak-steen. Hier zou hij gekweld worden totdat hij Apodidomi zou hebben bereikt : de prijs hebben betaald, de waarheid hebben beleden, terug hebben gegeven wat gestolen is, de plichten nagekomen hebben, alles goed hebben gemaakt wat verkeerd ging, alles hersteld hebbende wat kapot ging, en beloften hebben gedaan onder ede. 2. Basanistes komt tot einde wanneer de Apodidomi is vervuld. 3. Job was in gevecht met het beest van het oervlees. 4. Het oervlees wilde afrekenen met de Thummim. Daarom was het oervlees afgezonden op Job. 5. Als er trots in Job zou opkomen zou God hem op het kwelrek binden. 6. God heeft hem omsingeld met speren, om zijn heupen te verwonden. 272 18. Vanuit Aphar, de wapenrusting van Job, werd Basar, vlees, voortgebracht in het paradijs. 10. Job wilde dat de Almachtige zijn verlangen zou horen : dat God een boek zou schrijven wat Job zou dragen. 11. God is ons hart. 12. We leven door de heilige halsketen, de Aph, het paradijselijke hart. 13. De Aph is de diepere ziel, waar de bitterheden van de Jobitische ziel ons naartoe leiden. Terug naar het paradijs. De Aph is de eeuwige ziel, de eeuwige heilige honger en armoede. 14. Wanneer wij de Anaq hebben ontvangen, de heilige halsketen, oftewel de Aph, dan zal dit ons terugleiden tot de grond van het paradijs, de aarde van het paradijs, het stof en het vuil van het paradijs waarin wij gevormd worden, de Aphar. Alles kwam voort vanuit de Aphar, en ook zouden we daar weer naar terugkeren. 15. Dit is waar het pad van Job naartoe leidt. 16. God wil hem terug brengen naar het stof van het paradijs, de Aphar. 17. Job is bewapend met Aphar.

19. Aphar zou een nieuw lichaam voortbrengen, gemaakt van Basar Een profeet dient zichzelf in te smeren met Aphar voor deze reden. De profeet dient een relatie aan te gaan met Aphar. 20. De Jobitische wapenrusting wordt gewonnen uit de Aphar, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. 21. De Aphar is het laatste oordeel, waartoe alles zal terugkeren. Wij moeten leven vanuit de Aphar. 22. We leven door de heilige halsketen, de Aph, het paradijselijke hart. 23. We leven door de stof, het vuil, van het paradijs, de Aphar. 24. Door de Aph komen wij tot de Aphar. De Aphar troont in het paradijs, waartoe wij moeten buigen om gereinigd en vernieuwd te worden. Iedere Jobiet zal tot deze plaats geleid worden. Het is als het thuiskomen. Hier kwamen wij uit voort, en hier zullen we tot terugkeren. Hier vinden we de dieptes van de Urim-Thummim terug. In de Aphar is afgerekend met de vijand. 25. Hiermee moeten wij ingesmeerd worden, om veilig te zijn tegen de luchtgoden, de goden van prosperity. 26. De Aphar was de bovenlaag van het paradijs, het stof, het vuil. De eigenlijke grond die eronder lag was genaamd de Adamah, oftewel de rode aarde, de aarde van bloedvergiet. In het paradijs moest er bloed vergoten worden van de oerzonden, in oorlog en jacht. Dit bloed werd door de aarde opgenomen. 27. Adamah is de tweede laag van de paradijselijke grond, veel dieper in de aarde. Ook Adamah 273 betekent vuil, en een fokkerij. Wij werden niet slechts in de Aphar gevormd, maar ook in de diepere laag, de Adamah. Ook hier zullen wij tot terugkeren. 28. Adamah is de bloedvergieter volgens de paradijselijke leerregels. Als we het over Aima hebben, dan hebben we het over de Bloedvergieter. Deze Bloedvergieter wijst terug op de Bloedvergieter van het paradijs, de Adamah. De Adamah rekent af met de vijand. 29. Aima is een vernietiger. Het is de plaats waar de Aphar naartoe leidt, in het paradijs. Wanneer wij op de Aphar staan, dan kunnen we de overkant zien, de Adamah, de diepere laag in de grond. 30. Aima was een teken van overwinning. 31. In de wortels betekent Adamah bloed, plaats van bloed, Adam, van Adamam, niet kunnen spreken, en het betekent ook vernietigen en wassen in de diepte. Wij moeten komen tot de heilige stomheid. Het is een plaats van het stilzijn en het wachten. Daarom is dit een belangrijk fundament voor profetie. 32. Aphar, het laatste oordeel, bepaalt wat iedereen in de Adamah is. De ware aard komt tevoorschijn in de Adamah. Alles krijgt zijn plaats. Daarom is de Adamah weer een belangrijke plaats waar wij naartoe moeten gaan om alles op te leggen, zodat wij leeg en naakt voor God komen te staan, klaar om God's oordeel over ons leven te ontvangen. Wij moeten daarom een diepe relatie met Adamah ontwikkelen. 33. We leven door de eigenlijke grond van het paradijs, de Adamah, de bloedvergieter 34. Alles moet met stomheid geslagen worden, te beginnen in ons eigen leven, zodat God over kan nemen. Wij moeten diep doordringen in de Adamah voor deze reden, om Adamam te ontvangen,

waardoor alle stemmen in ons gedoofd worden, zodat alleen God spreekt. Wij moeten met Adamah bewapend worden, na door Adamah ontwapend te zijn, onze stem hebben verloren. 35. In Adamah is er doorgang. Wij leggen alles op de Adamah, en laten alles achter ons, om tot de Aima te komen. 36. Adamah, Aima, zal terugkeren, en de wateren zullen in bloed veranderen. 37. Wij zullen allemaal terugkeren tot de Adamah, en de Aima zal onze Rechter zijn. Niemand zal aan de Adamah kunnen ontkomen. 38. In Aima, in de paradijselijke grond (Adamah in het Hebreeuws) kunnen wij onze ziel terugvinden. 39. Wij moeten de menselijke overleveringen en tradities achter ons laten, en komen tot God. 40. In Aima, Adamah, de paradijselijke ondergrond, ontvangen wij de heilige ziel. Hier leren wij de ijzeren leerregels kennen, de leerregels van het paradijs, de strenge leerregels van oorlog en jacht. 41. Menselijke overleveringen en tradities waren een machtige brug. Wee degenen die zullen stilstaan op deze brug om het te verafgoden als een einddoel. 42. Wij zullen terugkeren tot de Adamah met zijn rivieren van bloed. 43. Wij moeten gewassen worden in deze rivieren. 44. Leef zo dicht mogelijk bij de natuur, en ga een relatie aan met de Adamah, de paradijselijke diepte van God's natuur. Zo mag je ook komen tot de Adamam de heilige stomheid, en de Daham, de paradijselijke vloed en overweldiging. Dit zijn allemaal lagen in de Adamah waartoe we moeten 274 12. Het teken van de vrouw 1. De vrouw is het oorspronkelijke beginsel, en de bewaakster daarvan. Zij verschijnt als een machtig doordringen. 45. Het bloed van menselijke overleveringen en tradities was het bloed van Jupiter, de macht van het Romeinse wereldrijk, aangesteld door de oude Saturnus. Zijn zoon was gekomen zodat men de weg tot het paradijs niet meer kon terugvinden. 46. Het Romeinse rijk vreesde de wapenrusting van de Adamah. Daarom maakten ze hun eigen wapenrusting. 47. Jupiter kwam om de indianen de mond te snoeren, en om de indiaanse schatten die terug zouden leiden tot de Adamah te vernietigen. Veel van de oude indiaanse culturen ging verloren door deze Jupiteriaanse inquisitie. 48. De oude indiaanse poorten zouden gesloten moeten worden. Hiertoe brouwden Jupiter en zijn vader Saturnus een drank die hen dronken moest maken, en die iedereen dronken zou moeten maken, zodat Adamah vergeten zou worden. 49. Zij hadden hun eigen vuiligheid geschapen, hun eigen Adamah. Deze bloedvergieter werd over de gehele aarde geplaatst, om mensen onder te doen laten gaan in deze nieuwe dronkenschap. 50. Adamah, de bloedvergieter, overweldigd ons, om ons dieper mee te sleuren in zijn diepte. Hier zijn de schatkamers van het paradijs te vinden. Ook Job werd hier naartoe genomen, nadat hij door Aphar was bekleed. Hij werd geleid tot Eben, het heilige, goddelijke gesteente.

teken in de lucht. 13. De strijd is tegen het beest van het oervlees. 2. Dit was ook het verbonds-teken tussen God en mens, na de zondvloed, als de hemelse boogschutter. 3. Ook is dit de bottenspeer waarmee de heidenen worden gehoed en verbroken als aardewerk, in het Hebreeuws-Aramees het bot van vreze, de witte steen. 4. Moeder God wordt getoond, die een kind baart. 5. Eerst zullen wij als een leeg vat moeten komen tot het verborgen Woord, dat voortkomt van de witte steen. 6. De rib waaruit de vrouw voortkwam betekent in de diepte 'boog' als wapen. De boog was het teken gegeven in de hemel. 7. Er groeit een tepel op het bot. 8. De tepel is ogenzalf. Het is de projectie, het paradijs en de hemel. Ook betekent het geduld en verdragen. De tepel geeft dus de kracht om het visnet te dragen, en projecteert een nieuwe wereld. 9. De tepel is 'de kracht die doet bloeden.' Daarom is het in het Hebreeuws ook de bloedende steen. Het is de macht van de bloeiende stok, het bot met de tepels, oftewel de borstenboom. 10. De rib, het bot, is de bijl, en de tepel is de rand van de bijl. De tepel herschept het oog, herschept de wereld. Dat is een grote onderdrukking voor het vlees. 11. Dit is een teken dat de vreze des Heeren wordt opgewekt in het bloed, de tucht. 12. De vrouw is bewapend voor de oorlog en de jacht. 275 17. Het is als de plaats van het naar de lagere gewesten afdalen, wat voorgesteld wordt als de staart van een beest. 18. Het is de besnijdenis van het hoofd. 19. De zondeval is één van de grootste religieuze geheimenissen. Als we het beest van het oervlees hebben ontmaskerd, zullen we tegelijkertijd het raadsel oplossen van het einde der tijden. 20. God had vijandschap gezet tussen de het beest van het oervlees en de vrouw, na het eten van de vrucht van zonde, en de vrouw zou de kop van het beest van het oervlees vermorzelen. 21. Het beest van het oervlees is een legendarische meester in het misleiden, in aardse begeerte en materiele manifestatie. 22. De aarde staat niet op zichzelf, maar werd geschapen vanuit de verschillende lagen van het universum, vanuit de zee van moedermelk. 23. De aardse cultuur is dan weer afgeleid van planetaire samenspeling, en zelfs planetaire cultuur. Samenlevingen worden bespeeld door de planetaire energieen van Orion en Mars, waarin Orion een belangrijk fundament is. Daarom is het bijvoorbeeld ook belangrijk om in de Orionse mythologie en taalbetekenis te duiken om meer zicht te krijgen op het 14. Achter het voorhangsel van de leeuw staat de witte steen. Wij moeten door de leeuwenkuil heen om de witte steen te bereiken. 15. Leeuw betekent ook sterk medicijn. 16. De rijder op het witte beest houdt de boog vast, de rib, het oorspronkelijke vrouwelijke beginsel.

ontstaan van de bijbel en diens inhoud. Kennis, en kinderlijk zijn toegewijd aan God, als godvrezenden. 24. Het is belangrijk voor de profeten om te bidden voor informatie over Orion. 25. Ook worden de profeten opgeroepen voor de geestelijke strijd in Orion, voor een doorbraak, en voornamelijk Betelgeuze is een heel belangrijke poort voor de voortgang van het profetische rijk. 26. Als de gemeente niet klaar komt met het Orionprobleem, dan is er geen hoop voor de gemeente. 27. Wie Orion niet heeft, heeft niets. 28. In de Orionse Mythologie wordt God ook uitgebeeld als een groep wilde vrouwen die aan de inwoners van Orion kunnen verschijnen. 29. Toen de vrouw werd gemaakt viel Adam in een diepe slaap, de tardemah. Dit was een bovennatuurlijke slaap die God gaf. 30. Voor een man is het dus belangrijk om terug te gaan tot de Tardemah, de heilige slaap, waardoor hij in contact komt met zijn oorspronkelijke lichaam, en in contact komt met zijn oorspronkelijke vrouw, de heilige vrouw, als een beeld van de Heilige Kennis. 31. De heilige vrouw was gemaakt zodat de man haar kon volgen, maar de man ging met de verkeerde vrouwen van het volk om, en werd geleid tot de verboden vrucht, waardoor alle ellende begon. De man verloor zijn kostelijk, verfijnde lichaam, en werd opgesloten in een groffe, brute kolom vervaardigt door reuzen, de mannen van naam, de gevallen zonen Gods, om zijn ziel daarin opgesloten te houden, en hem te koppelen met oerzonden, de dochters der mensen. Alleen bij kinderen kunnen we soms nog die oorspronkelijke goddelijke 'verlamdheid' terugzien van het paradijs, of bij mensen die heel sterk vervuld zijn met de Heilige 276 32. Velen zullen het niet aankunnen, en zullen grijpen naar hun oude bijbels, door het oervlees vertaald, de oude wereldorde. Zij zullen zich vastklampen aan het beest van het oervlees, en aan Septus, om de gevallen man groot te houden. Zij willen het grondwoord niet onder ogen komen, en al helemaal niet het woord des Heeren, want dan zal hun gevallen natuur ontmaskert worden en onttroont. Maar anderen zullen het gaan zien als een bevrijding. Die dag zal komen, en dan is het 'Kiest dan heden wie gij dienen zult.' 33. De aarde werd geschapen vanuit 'mayim'. De Heilige Kennis zweefde over de mayim. Toen vond er dus schepping plaats. De mens, zowel man en vrouw, kon scheppen, net zoals God, want zij waren naar God’s gelijkenis gemaakt. Ook werd er dus geschapen vanuit de heilige slaap, de Tardemah, oftewel de heilige verlamming. Telkens weer werd er vanuit de leegte geschapen. 34. De Tardemah is ons gegeven als een wapen. Wij mogen niet sterk zijn vanuit onszelf (pronken), maar wij moeten zwak zijn, om de sterkte van God te ontvangen, vanuit de leegte, en altijd weer terugkerend tot de leegte. De Tardemah is onze bescherming. 35. De slaap is een smeekbede tot God. Slaap is de scheppingskracht van God. De slaap is het paradijs, de melkgevende tepel. 13. De oorlogsschepping 1. Degenen die hebben overwonnen komen uit het

bloed van de grote verdrukking. Zij worden geleid tot de waterbronnen des levens, oftewel de bronnen van de mayim. 2. Deze bronnen zijn de oorspronkelijke geslachtsdelen van het paradijs. 3. De lichamen van de overwinnaars worden teruggeleid tot het paradijselijk lichaam om daaraan gelijkvormig te worden. 4. Het is waar we de heilige slaap ontvangen, de Tardemah. Hiervanuit komt de vrouwelijke bevruchter, en zal schepping plaatsvinden, om door de leegte, de stilte, terug te keren tot de Tehowm, de paradijselijke diepte. 5. In het Aramees is het woord voor geslachtsdeel hetzelfde als een menselijk wezen. Met de zondvloed wordt er in het grondwoord ook gesproken van een vloed van moedermelk. 6. Er werd een heg werd opgericht in de vorm van een zee, waardoor de mensheid verder van het paradijs werd weggedreven. Vanaf die tijd waren de seizoenen ingevoerd. 7. Noach zond de raaf en de duif uit als een teken dat de zee bevrucht zou worden. Er vond een herschepping plaats, om de aarde te ontdoen van het kwaad. Noach werd naar een speciale plaats geleid, waar hij paradijselijke kwaliteiten kreeg zoals het heersen over de dieren. 8. Toch werden er weer zonde machten vertoont die nog waren overgebleven door de zondvloed. Noach moest alles wat zich roert, wat leeft, slachten en eten, behalve vlees met een ziel. Er werd dus duidelijk onderscheid gemaakt tussen oerzonden die zich als beesten manifesteerden, en de eigenlijke schepping van God, de dieren die naar God’s gelijkenis werden geschapen. 277 9. De mens had de goddelijke verlamdheid verloren, maar nu was er weer een weg terug. 10. Kanaan werd het beloofde land. 11. In het paradijs dreef God de mens steeds meer naar het oosten. Dat begon al in Eden zelf, waar God een hof maakte in het oosten. 12. De slaap die over Adam viel was ook als afscherming van de zee van moedermelk. 13. De arend, de Garuda, is het beeld van de ark, het voertuig van God, die de heilige vrouw, het teken, tot de wildernis bracht, waar de aarde haar mond opende om de stroom van het oervlees en de oerzonden te verscheuren, als een beeld van de Tehowm, de heilige diepte, die ons tegemoet komt. 14. Hiervoor moeten wij God's teken in ons leven ontvangen, als een weg terug naar het paradijs, om zo niet in het oosten te blijven steken, maar op te gaan naar de zee van moedermelk in het westen, om zo door de leegte tot de Tehowm, de paradijselijke diepte, te komen. 15. Het teken van Noach komen we ook weer tegen bij de komst van de Urim. 16. Het zou weer zijn als de dagen van Noach, en dan is er voor de oprechten dit teken weer te zien. Voor de onoprechten is dit het teken van het oordeel. Daarom was het voor het oervlees van belang dit teken te vervalsen. 17. Volgens het grondwoord waren man en vrouw geschapen vanuit geslachtsdelen, en had de man deze in plaats van spieren. 18. De troon van Salomo had zes treden met links zes leeuwen en rechts zes leeuwen, het getal van God's arbeid, van de jaarlijkse goudoogst.

19. Daarom wilde het oervlees dit getal vervalsen, om de aarde tot een slaaf te maken van hem. Salomo was de bewaker van de schepping. Hij was de schrijver van het boek Hooglied, over de goddelijke schepping. 20. Het oervlees wilde dit allemaal vervalsen, tot een karikatuur van de hemelse, paradijselijke schepping. 21. Dit is dus een grote ontmaskering. Het beest van het oervlees wordt bereden door een hoer. De kop zal afgehakt moeten worden, en tot de Heere gebracht worden, voor de herschepping van het menselijk lichaam. 22. Het beest van het oervlees wilde zijn eigen valse leegte gebruiken om de mens binnen te zuigen in zijn koninkrijk. 23. De mens in het paradijs was gemaakt om 'mayim' voort te brengen, de goddelijke schepping. Mayim betekent ook gewelddadig, als een soort van wassen, en het betekent ook kortstondig en subtiel. Mayim is een oorlogsschepping, als een deel van de goddelijke wapenrusting die de mens ingebouwd had in zijn lichaam. 24. Dit is een priesterlijke uitrusting, dus dan komen we weer tot de stenen in deze uitrusting die de fundamenten uitbeelden, zoals de tucht (het visnet) en de vreze des Heeren. Wij moeten dus terugkomen tot die priesterlijke uitrusting. 25. De geest 'Dorom' was door Septus opgesteld om het gestolen lichaam van de mens te bewaken. Wij moeten dus Dorom bestrijden om in te kunnen gaan tot ons originele, goddelijke lichaam. Dit is zo belangrijk dat er speciaal hiervoor een hemelse gezant kwam. 26. Door de strijd tegen Dorom zullen de bronnen van 'mayim' uitgegoten worden om de aarde te 278 oordelen, en om de mens terug te leiden tot de bronnen van mayim, van de schepping. Dat zijn dus in wezen de bronnen zelf die wij zullen bereiken wanneer wij de koppen van de beesten van het oervlees en de oerzonden hebben afgehakt en verslagen. 27. Dorom kan verschijnen om verlammend gif te spuiten, wat verschrikkelijke angsten kan opwekken. Ook kan dit beest mensen depressief maken. 28. De delen van het lichaam van de Heer worden gerepresenteerd door de gemeentes, maar dan op een verschrikkelijke manier. Daarom moet er tot de heilige bronnen van die gemeentes gegaan worden. 29. Groet hen die in de verdrukking zijn. Genade zij u en vrede van God. 30. Laat u dan zaligen in God. 31. Ziet dan toe dat gij dit niet veracht, en bidt dan ook voor alle gemeentes, want zij zijn niet verre van de verwijdering. 32. Gij zijt volwassen geworden in de Heere, en zo zijn dan de overleggingen van het oervlees voorbijgegaan. 33. Weet dan dat de wildernissen des Heeren ordelijker zijn dan de orde der wereld. 34. Leert dan alle namen kennen. 35. Gij hebt dan waarlijk de tent Gods en de tentendienst van gerei voorzien, en de heiligen goed toegerust. 36. Gij hebt uw zonen gebracht tot Spricht, en zij zijn waarlijk zonen des Heeren geworden. 37. Gij hebt uw dochters gebracht tot Zetdonia, en hen de klederen van het heil gegeven. 38. Gij zijt rein geweest op heilige bergen, en niet

de Heere tot een vloek geworden. Gij hebt waarlijk troost gebracht aan het hart des heeren, door te wandelen en te handelen in de hemelse leerregels. 39. Ja, gij hebt ze om uw polsen gebonden, en gij hebt uw kinderen er zwaar mee getuchtigd. Zo hebt gij uw zielen behouden in de Toorn des Heeren. 40. Laat dan niemand u oordelen, want gij hebt in liefde gehandeld, oh vervolgde gemeente Gods. 41. De Heere heeft haar hand op u gelegd. Zalig zij hen die u zaligen, en vervloekt zij hen die u vervloeken. 42. Ja, zij zullen aan het tienvoudige mes ten onder gaan, hen die u haten. 43. Want zij haten u omdat gij de geboden des Heeren bewaart in vrezen en beven. 44. Zij zullen in Spricht ten onder gaan, zij die om u gelachen hebben. Maar zalig zijn zij die met u geweend hebben. 45. En zij zullen door Spricht tot behoudenis gerekend worden. En zij allen zijn onder de hoede van God’s gezant Torio. 4. De Heere heeft u laten leven in vreze, en ziet, gij zijt zalig geworden, dragende de lusten des Heeren. 5. Gij droeg dan voor lang het hemelse geweten, en de Heere heeft het gezegend. 6. Nu dan, gij zijt rein, en gij behoort tot de heerlijkheden Gods. Behoort dan tot de jaguars des hemels. 7. Gij bent dan meester geweest zonder pijlpunten, en gij hebt u afgezonderd gehouden. Ja, u bent geheiligd. Ja, u bent anders. Gij zijt vreemdelingen in de wereld geweest, maar gekend bij God. 8. Zoekt daarom troost bij elkaar en leert elkander over het ijs des Heeren en het hemelse ijs. Zo zult gij de leerregels vervullen. 9. Predikt dan de prediking aan de ganse schepping, opdat gij ijs zult scheppen van de hemelen. Zo zult gij de grote verdrukkingen breken. 10. Zalig hen die de verbrekingen als zaligheid achten. Gij bent dan niet ver van de Lusten des Heeren. 14. De gevallen wereld 1. Ja, de Heere zal u gaven schenken in de nacht, gij die zijn wortelen bemint. Gij dan kent de lusten des Heeren, en zijt daarmede begiftigd in uw binnenste. 2. Gij die dan de poorten bent doorgegaan : Gij hebt een eeuwige prediking aanschouwd en gij zijt heilig. 3. De Heere zal u nieuw gerei schenken om de heiligen mee toe te rusten. 279 11. In een nachtvisioen, in een droom, werd het eerste Korinthe afgebeeld als een groep opgeblazen jonge mannen die met hun lichamen pronkten. Zij waren ver weg van het goddelijke, paradijselijke lichaam van de schepping. Met hun lichamen doofden ze de ziel uit, en deden aan zelfverheerlijking. 12. Nu is het zo dat het lichaam van een hemelse gezant soms een beeld is waaraan de pelgrim in leven en dood hervormd wordt. 13. Als wij denken : deze wereld is de schepping Gods, dan is dat slechts ten dele waar. Veel meer nog is dit een gevallen wereld, een wereld waarvan de overste het oervlees is, de verleider. 14. Het lichaam in deze wereld is dan ook gevallen, en zoals Paulus het noemt 'lichaam des doods'.

15. Wat was het lichaam van Adam en Eva in het paradijs ? En wat voor een lichaam kregen ze toen ze in zonde vielen ? 16. Door de zonde kreeg de mens een gevallen lichaam. 17. Het hart staat onder de vloek der aarde. De oorspronkelijke mens had in het paradijs meerdere harten. 18. Door deze harten konden ze beter hun lichaam besturen en de koninkrijken waarover zij waren aangesteld, de dierenwereld en de plantenwereld. 19. Er waren vele omlopen en circulaties in het lichaam die noodzakelijk waren om in het paradijs te kunnen leven. Deze circulaties werden afgebroken door de zondeval, en de verwijdering uit de hof. 20. De harten, die de spil vormden van hun bijna goddelijke lichamen, werden uit het centrum gehaald, en kwamen onder de vloek der aarde, de valse realiteit waar het oervlees en de oerzonden over heersten. 21. De gevallen harten werden beperkt tot plaatselijke uithangsels zoals de geslachtsdelen, de tepels, borsten (voedingsbronnen), de voeten, de navel, en de handen. In het paradijs waren deze uitwendige delen verbonden met hun soortgelijke harten, en vervulden zij speciale functies. 22. Bij sommige hemelse gezanten en getuigen komen deze oorspronkelijke verbindingen nog voor. 23. Omdat de kerk de leer van het lichaam zo verwaarloosd heeft is het huidige lichaam een gevangenis. 24. God zegt : 'Wordt hervormd door de vernieuwing van het denken.' 25. De verandering begint in het geestelijke lichaam. We moeten open blijven staan voor God 280 die een nieuwe schepping maakt. 26. De sobere heeft deze weg uitgelegd in zijn leven door de hemelvaart. Ook wij moeten hemelvaarders worden, willen wij deze dingen beerven. Wij behoren de voetstappen van de soberheid te volgen. 27. Ook de hand was een hart, als een vuist, met zijn eigen circulaties. De hand had een hele centrale positie, oorspronkelijk. 28. En wat dacht je van het oog ? Het gevallen oog heeft geen contact meer met het ooghart, vandaar al het vleselijke, ondoordachte, vooroordelende gekijk, waarvan God zegt : 'Dat soort goddeloze, spottende ogen zullen in hun kassen wegsmelten op de Dag des Heeren.' 29. Voor de heiligen in leven en dood : Deze harten zullen weer omhoog komen om hun posities in te nemen. Het vuisthart zal een belangrijke positie innemen om een paar belangrijke circulaties te herstellen. Gods Licht zal doorbreken. 30. In de diepte van het grondwoord en hermitatische geschriften komen we er op uit dat de mens meerdere harten had, die werkten volgens het principe van het geslachtsdeel. 31. Deze harten werken vanuit de goddelijke verlamdheid. 32. Wij mogen daarmee contact maken in de diepte van onszelf. 33. Zo mogen we afstand doen van het eerste, opgeblazen Korinthe. 34. Ook Laodicea wordt opgeroepen om tot de wildernis van God te komen. 35. De Heere zegent uwe harten. 36. De Heere kent dan uwe harten, en weet dat gij vol zijt van ijs. Weet dan, dat gij geliefden des

Heeren zijt. Maar enkelen onder u zijn lauw, en de Heere zal hen spoedig uitspuwen indien zij zich niet afkeren van hun boze wegen. 37. Draag de wonden des Heeren dan diep in uw lichamen tot zuivering, want de Heere heeft u aangesteld om te dienen en haar geheimenissen te kennen. Zij zal u voeren tot het woud des Heeren, waar de zeven bliksemen des Heeren op u wachten. 38. Ja, de Heere zal u adelaarsvleugelen schenken, en gij zult uitzichten hebben. Gij dan zult aanschouwen de rijkdommen en wildernissen van de Heere die weelderig is. 39. Laat dan het kruid des Heeren uwen harten genezen, en zoekt de dingen die van binnen zijn. 40. Gij hebt enkelen onder u die in diepe zonden leven, maar de Heere heeft het reeds nog niet geopenbaard. 41. Wacht dan op het Woord des Heeren, en ziet wat de Heere zal gaan doen. 42. Ja, de Heere heeft u gesteld als zifters, en spoedig zal de Heere u uitzenden om het kaf van het koren te scheiden. 43. Ja, ook hierin weet gij het lijden en het ijs te dragen. 44. Ja, de Heere ziet de volmaaktheden onder u en is daar zeer over verheugd. Keert dan niet terug tot het eerste Laodicea, want de Heere zal u dan reeds spoedig slaan. 45. Ook de heilige bron van Laodicea krijgt de adelaarsvleugelen, zoals de heilige vrouw, en komt tot haar schuilplaats in de wildernis. Hier zijn de uitzichten en rijkdommen van God. 46. Zijn wij dan niet allen bouwers van de tentendienst door ons eigen bloed te geven ? 47. Daarom zij mijn hart niet bezwaard. Ik heb de 281 goede strijd gestreden, en mijn ziel kijkt uit op de hemelse wouden tot aan het woud des Heeren. 48. Wij ontvangen visioenen door het lijden en niet door drank. De wonden des Heeren zijn ogen geworden. 49. Heilig is de Heere, Heilig is de Naam des Heeren, laat het Koninkrijk komen, nu het eerste voorbij is gegaan. 50. Grote Zegen heeft de Heere weggelegd voor hen die de hemelse geboden bewaren. 51. En deze zaligheid is groter dan het eerste. Zou het toekomende van God dan geringer zijn dan dat wat alreeds geschied is ? De Heere bewaart dan het beste voor het laatst. 52. Zou dan het binnenste van God minder zalig zijn dan het buitenste ? Gij zijt dan genaderd tot het binnenste van God. 53. Zij die Zich weldra opmaakt om te spreken. Ik zal de rest van Mijn dagen verblijven in het Huis des Heeren, om het hemelse te doorvorsen. 54. Ik dan zal boven komen, om de monsters van beneden te kunnen zien. Ik dan zal de Heere dienen. En ik zal één tong zijn met hen die met mij spreken. Wij zijn dan allen van één doel en één macht. 55. Niets zal ons scheiden van de macht van God. Dit zijn dan de woorden van de Allerhoogste. 56. Zalig zij die deze woorden bewaren, doorgeven en doen. 57. De Heere komt spoedig. De Heere staat aan de deur en klopt. Komt dan binnen, opdat de Heere maaltijd met u houde en u het koren des hemels laat zien.

58. Dagelijks brood heeft de Heere u gegeven, van de verborgen Kennis. Gij hebt overwonnen, gij die in de Heere blijft. 59. De ogenzalf wordt dus gekocht door het lijden, door ascetisme verkregen. Dit gaat over de terugkeer naar het visnet, de tucht, en de zelftucht. Zo ontvangen wij de ogen van God, een profetisch hart, het ogenhart. 60. De ogenzalf zelf is in het Aramees de tepel. Zo komen we tot de hemelse vrouw van de jacht en de schepping. 61. We hebben hier te maken met het tepel-hart, als een toerusting voor de oorlog. 62. Wie overwint zal eten van de boom des levens. Dit is in het Aramees de boom van de baarmoeder. 63. Gij haat het kwaad zoals de Heere het kwaad haat, en daarom heeft de Heer u een zuivere tentendienst gegeven. betekent dit ook leegheid. Ook werd de sobere geleid door het land van schaduwen, wat betekent : de neiging om weer te vertrekken (Tantalos), en wat ook schild betekent, en weer donker worden en donker groeien. In het Aramees gaat het dan over het land waar geen man ter huwelijk wordt genomen. 4. Dit zijn allemaal gebieden in de onderwereld. Dan dreigt God, de Heere, dat ze maar eens op de eilanden van de Kittiers moeten gaan, de plaats van honger (Tantalos), afgunst, lusten, vernedering, 'de plaats die hen laat neerbuigen'. Er wordt dan opgeroepen om leeg te worden, tot de leegte te gaan, en om je te hullen in verschrikkelijke vreze, want hier zijn duister gegroeide stammen, de met vachten beklede stammen van de jacht. 5. Mayim is de ogenzalf, de moedermelk, die opwekkings-kracht, opstandings-kracht, heeft. 6. De hemelen zullen jagen, in arbeid zijn, tot de rust hen terugroept. 7. De boog zal verschijnen, en de boosdoeners zullen ervoor op de vlucht slaan. 15. De Urim hersteld 1. De sobere komt uit het land van Benjamin, wat de onderwereld betekent. 2. Hij werd gevormd in een plaats van honger betekent, en de diepte van de onderwereld, in de maag van een rund. 3. Vervolgens zien we hoe God de sobere leidde door de wildernis, het land van de bedreigingen, en door de woestijn, het land van de bedekking, van duisternis, en het donker worden, het land van de avond, wat op de jacht duidt. In het Aramees 282 8. God zal een verre stam en natie over hen brengen, als een open graf. Zij komen met het teken, als een oordeel over de boosdoeners in God's volk. 9. De pijlen zijn de mayim. Dit verre volk wat over hen komt brengt de honger en de verwoesting. 10. De boosdoeners van God's volk worden tot slaven gemaakt en in ballingschap gedreven. 11. De boosdoeners van God's volk dan gedreven tot de Zarim en de Zuwr, wat vrouwen van verre landen betekent. 12. De ballingschap vindt plaats in de onderwereld betekent.

13. God klaagt erover dat er goddelozen onder zijn volk zijn die vet en glanzend zijn, overmoedig. 14. Om het afgedwaalde volk vatbaar te maken voor Orion, stort God een soort koorts uit, die het volk weer dient terug te brengen tot de goddelijke verlamdheid, de Heilige Rust, om vandaaruit de Heilige Arbeid te ontvangen. 15. Dit is dus een belangrijk instrument van de Heere, de heilige koorts, een heilige brug, om tot ontlediging te komen. 16. Het afgevallen volk van God heeft afgodsbeelden geplaatst in God’s huis in de onderwereld. 17. Het gaat over de strijdvelden van Tophet, waar de rituelen van de kinder-gladiatoren werden gehouden, voor de afgoden. Tophet is de kinder-hel in de vallei van het klagen (Ben-Hinnom), waarin de kinderen zonen van de afgod werden. Ook veranderden kinderen hier in dieren. Daarom zal het een vallei van de slacht genoemd zal worden. Tophet is de plaats van vuur, maar in het Aramees betekent dit vuur, de Urim, wat door de priesters gebruikt werd om te toetsen en om profetie te ontvangen. 18. Het is ons verteld dat we moeten groeien in het profetische. Als eerste moeten we profetisch leren leven totdat we daadwerkelijk ‘de gave’ hebben ontvangen, maar ook dan zijn we er nog niet. 19. Wij moeten de hemel bestormen en binnentrekken om zo een profetische getuige te worden. Dan komen we geestelijk gezien in de kerken die boven zijn, de kerken der gezanten, en brengen we daadwerkelijk de boodschap der getuigen tot de mensen, en vertonen we het karakter en de vruchten der getuigen. 283 20. Een gevallene zal zich gewoonlijks in vormendienst verstoppen om zo zich te beschermen tegen de zware hartskrachten van hen die de Heere getrouw zijn gebleven. Zo’n gevallene zal zich vaak verstoppen in de wereld van de bedrieglijke uiterlijke krachten. Het is een obsessie voor zo’n gevallene. 21. Het verschil tussen God’s wereld en de vleselijke wereld is dat de getuigen in God’s wezen de diepte van de dingen laten zien, terwijl de vleselijke wereld alles gesloten houdt en zich op de uiterlijke vorm richt in plaats van de opening. 22. De vormen van God worden juist van binnen getoont, als een weg waardoor de ziel zich kan ontplooien. 23. De gevallenen bouwen een valse aarde en een valse hemel met wegen daartussen. De hemel zelf is als het ware de openbaring. Er is een weg waarover het profetische pad gaat, waar we boven alles naar moeten streven. Dit stijgt uit boven al het aardse leiderschap die juist een valstrik is voor de profeet. 24. De ‘behemah’ zijn de ‘oorspronkelijke’ wilde mensen, of voor-mensen, het zogenaamde preadamitische geslacht. In het hebreeuws is de ‘dag’, de ‘yohme’ een tijdperk, en op de zesde yohme, het zesde (her)scheppings-tijdperk werd de behemah, de wilde cro-magnon, neanderthaler, homo sapiens, eerder dan de mens geschapen. Het ging om een prehistorisch mens. 25. ‘Nachash’ wordt dan wel simplistisch vertaald in slang, maar betekent letterlijk ‘tovenaar’. 26. De boom van aardse, vleselijke en valse kennis was een rijk. Babylon zou dit rijk ten gronde brengen. 27. Adam en Eva vielen ten prooi aan de schone beloftes van het rijk, het verkrijgen van macht door

te beoordelen wat goed en slecht is aan de hand van een opgezette institutie. Het was het beeld van de wereldkerk die als tovenaar kwam opzetten en zo door het instituut God aan de kant zette. 28. Eva had gemeenschap met deze tovenaar en baarde Kain, het beeld van het Babylonische Wereldrijk. Maar onlosmakelijk verbonden met de wederkomst van de Urim is het komende Profetische Wereldrijk. In dit wereldrijk zal de ‘behemah’ hersteld worden. Het paradijs herstellen is het uiteindelijke doel van de hemel. Hiertoe gebruikt de hemel het profetische om alles aan de voeten van de Urim te onderwerpen. Het instituut is anti-profetisch, maar de behemah is het verwilderde, de kracht om los te komen van de gevaarlijke civilisatie. Zonder de behemah is het profetische niets. 29. De Behemah, de wilde mens van het voorparadijs, zal dus terugkomen. 30. De Urim werd door de priesters gedragen om te testen en boodschappen van God te ontvangen, als een belangrijk orakel. 31. De Urim komt vanuit een verborgen plaats. In het Aramees is de Urim de Nur of de Nura. Dan heeft de sobere een ontmoeting met de Behemah, met opstandingskracht. Zij lijken op indianen, het rode volk. Zij dragen de tekens van de schepping. 32. De Behemah zijn aan elkaar verbonden van vrouw tot zuster. 33. Ze komen met een boot, en met visgerei. 34. Zij zijn de manifestatie van de Urim, de profetische steen. Bliksem kwam voort vanuit de Urim om de tucht te brengen, om instructies te geven, en ook om scheiding te brengen. Dit alles is de verschijning van de heerlijkheid van God, de hogere goddelijke orde. 284 35. In het Aramees is de troon een aanlegplaats voor boten. Er is veel lawaai van de Mayim, de goddelijke schepping. Het is het lawaai van een kamp, een belegering in het Aramees. 36. De sobere wordt opgeroepen om een dienstknecht te worden aan de heilige voeten van de Heere, zodat Zij tot hem spreekt. Dit is de sleutel tot het profetische woord. 37. De hemelse kennis komt in hem, de heilige oerduisternis in het Aramees, geestelijk, als tegengesteld aan het materiele, en geheel binnen het profetische visioen. 38. Hierdoor komt Sama, gehoorzaamheid, die hem gevoelig maakt voor de stem van de Heere, en maakt dat hij daaraan gehoorzaamt, als 'horen en gehoorzamen'. 39. Sama is de profetische leidraad die het Woord omzet in daden, als de kracht tot gehoorzamen. 40. Het Woord bestaat uit de geboden, waarschuwingen, bedreigingen, liederen en beloftes. 41. De sobere wordt aangesproken als zoon van het rode volk, de tucht, het Indiaanse volk. Hij ontvangt een certificaat van scheiding, met zuchten en liederen daarop. 42. De sobere ging de bitterheid binnen, en de koorts. De schepping kwam in werking in hem. 43. Dan komt hij tot de naakte ballingen van Telebib, wat de geprezen opslagplaats van de vloed, van Mayim, betekent, aan de oer-rivier Kebar. 44. Aan deze rivier kreeg de sobere zijn openbaringen. Hij bleef afgezonderd daar, als een woesteling. Zo diep ging het oordeelsprofetenschap.

45. Hij krijgt het Goddelijke Woord in de vallei. Het teken begint te spreken, het Woord voortbrengende. 46. Daar zullen ze een gladiator van hem maken, gordels omdoen als een wapenrusting, gordels aan de lendenen, heupen, tot voorbereiding van de militaire dienst. 47. Dan is er de hoofdbesnijdenis, de besnijdenis van het verstand. 48. God haalt het volk neer door de hoofdbesnijdenis, de honger en de koorts, door het teken. 49. Hun goden zullen gedreven worden in de handen van de Zuwr-stam, de verre vrouwen van Orion, als prooi. De oogst-grijper komt, Qephadah. Dit is de verwoester. 50. Ze aanbidden geld. Daarom rust God's toorn op hen. God laat dit aan de sobere zien als een grote gruwel. 51. God's merkteken moet men ontvangen door klagen, kermen en zuchten over deze gruwelen. 52. De prinsen van het volk worden overgeleverd aan de Zuwr-stam, de verre vrouwen van Orion. 53. Het land Israel, het voorhoofd van steen, het centrum van wijsheid, zal aan het heilige overblijfsel worden gegeven, het rode land Israel, de verloren stammen, zullen vergaderd worden. Dit is het teken van de leeuw. 54. God zal hen een hart van vlees geven, het hart van Basar, van de schepping, als een bron. 55. Visoenen zijn de manier waarop de sobere zich door de onderwereld beweegt. Amos betekent de brenger van het merkteken. 285 56. In het boek van Amos wordt de Urim telkens uitgezonden om oordeel te brengen. Salomo, Shelomoh, verbond van de vrede, het compleet maken, het veilig maken, begon met het bouwen van het huis van de Heere in de onderwereld, als een heilige gevangenis in de maand Zif, wat helderheid betekent. 57. Tegen de muur van de heilige onderwereldgevangenis bouwde hij bedden, rondom het heilige der heilige, het orakel, in diepte : waarschuwingen, bedreigingen, geboden, liederen, beloftes, oftewel het Woord van God. 58. En hij maakte beelden van Tsela om hen heen, de heilige ribben, beelden van de schepping, heilige vrouwen, met wapens. 59. Twee Behemah's zijn op de boot. Zij worden de bewakers van Eden genoemd. De sobere zag hen. 60. Als we het hebben over de Joodse Scheuring dan hebben we het niet alleen over de scheuring van het huis van Ahn in een twee-stammenrijk en een tien-stammenrijk, maar ook de scheuringen daarvoor : Jakob werd door zijn zonde afgescheurd van zijn gezin en moest vluchten voor Esau. 61. Jozef werd afgescheurd door de zonde van zijn broers. Mozes werd afgescheurd van zijn volk door het verre volk, en we zien scheuringen tot aan het huis van Ahn als een groot lijden van het volk, als een heilige besnijdenis. 62. Ook wij gaan door scheuringen heen, en wij mogen daarin de Hand van God zien, de Heilige Besnijdenis. 63. De Heilige Besnijdenis is het kloppende hart van het Visnet, die een relatie met ons wil. Zo kunnen we haar volgen over het pad van de Joodse Scheuring, helemaal tot aan de berg van Eeden. De

scheuring is belangrijk geweest om onze wapenrusting op te richten. 64. Als er één visnet is waaromheen alle visnetten draaien dan is het de scheur. 65. Hierin staan de geschiedenissen van God en God’s Volk opgetekend, als een vurige steen van de godenberg. Wij hebben iets van die heiligheid gezien. Door de scheur kwam er verzoening, en uiteindelijk de nieuwe melk. Ook wij mogen in deze melkgaard werken. De scheur leidt ons helemaal terug tot de tentendienst met de vurige stenen, door de Heilige Besnijdenis. Daartoe is de Urim gekomen : Om terug te wijzen op de besnijdenis, het teken van het verbond met God. 66. De Heilige Besnijdenis wordt het teken van gerechtigheid genoemd. 67. Als het volk van God de Heilige Besnijdenis weer leert kennen en haar aanneemt zal dat het begin zijn van het Vrederijk. 68. De Heilige Besnijdenis is het heerlijkste deel van de Urim, en bij machte ons verder los te kopen. Ook het Bloed van de Heilige Besnijdenis is om de toorn af te wenden. Het is het Bloedende Hart van de Urim. Willen wij van hart tot hart met de Urim communiceren, dan door de heilige besnijdenis. De heilige besnijdenis zal de hemelse ambachten herstellen en de ambachten der getuigen en gezanten. 69. De Heilige Besnijdenis is onze banier, de brenger van de nieuwe melk. Door een scheur in Ahn’s Huis kwam zij binnen. Het is voor ons van belang die scheur te kennen, en die te dragen als een heilige wapenrusting. Als er iets is wat ons behoort te leiden dan is het de Heilige Besnijdenis. De Heilige Besnijdenis zal onze zintuigen besnijden om ons binnen te laten gaan in een nieuwe wereld, het voorportaal van het Vrederijk. 286 70. De Urim is een Wegwijzer, die wijst op de Heilige Besnijdenis die op de berg van Eeden troont. Zij die menselijke overleveringen en tradities blijven verafgoden zullen door haar worden weggezonden. 71. De Heilige Besnijdenis is het allerheerlijkste deel van God, het Bloedend Hart, en het teken waartoe wij aan Gods Toorn kunnen ontkomen en het kunnen afwenden. God haat de onbesnedenen en zal hen vernietigen. Laten wij niet lichtzinnig met deze dingen omgaan. 72. De afvalligen en afgodendienaars die hun kinderen door het vuur hebben laten gaan in het dal Ben-Hinnom zullen zelf in deze plaats ten onder gaan, terwijl hun lijken door het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde gegeten zal worden. 73. Ben-Hinnom is het moord-dal van de mensenoffers, oftewel de hel, waar de geesten van onbesnedenheid en afgoderij vertoeven. 74. Alleen door de besnijdenis kunnen wij aan dit dal ontkomen. Als kind zijnde had ik verschrikkelijke nachtmerries over dit dal vol van gillende kinderen. 75. Net als Jeremia was ook Jesaja een profetisch strijder tegen Babel, maar Babel was niet het enige kwaad tegen het Joodse Volk uitgezonden. Later kwam het Romeinse, IJzeren, Wereldrijk, en toen was de ellende compleet. Door dit rijk werden de Joden verstrooid over de hele wereld, de zogenaamde Diaspora. Onder dit bewind en onder het afvallige Joodse bewind leden de apostelen. De geschiedenis van het Joodse Volk gaat diep, en we kunnen heen en weer gaan. Door de besnijdenis van Set komen wij tot de besnijdenis van de sobere. Zo komt de weg tot het pad naar de heilige berg van Eeden in zicht.

fundament en wereldrijk. 76. Ook het hart moest besneden worden, wat er ook op wees dat het hart eigenlijk de schepping was. 77. Wij moeten de besnijdenis in de ziel ontvangen. 78. Paulus zei dat wij door de besnijdenis van het hart, ook een innerlijk geslachtsdeel, Israeliet moesten worden. Dat gaat dus veel dieper. Wij moeten teruggaan tot de stammen, en daarop ge-ent worden. Dit gebeurt door de Kennis, niet door de letter. 79. Wij moeten terug naar de bron. 80. De besnijdenis is erg bijzonder omdat ook de sobere besneden werd, en wij als gelovigen besneden moeten worden naar het hart. 81. Dit teken is belangrijk, om zo aan de oordeelsgezant te ontkomen. De verderf-gezant zal een ieder overslaan die het teken draagt. 82. De besnijdenis geldt nog steeds, en dan niet de letterlijke besnijdenis, maar de hemelse vorm. Dit wordt het teken van gerechtigheid genoemd, het teken van God. 83. De definitie van een Israeliet is dus hij die de hemelse besnijdenis heeft ontvangen. 84. Alleen door zuchten en kermen, door onze tranen, zullen we deze besnijdenis ontvangen, door onderscheiding. 85. God brengt een oordeel over de hedendaagse tentendienst. 86. De tijd van het Romeinse Wereldrijk, oftewel het ijzeren rijk, werd door de sobere als een verschrikkelijk beest beschreven. Het beest had ijzeren tanden en koperen klauwen. Dat koper wijst nog enigszins op de Griekse verbinding, het Griekse 287 87. Het Romeinse wereldrijk vloeide over in een rijk deels van ijzer, deels van leem, door de sobere beschreven als de voeten en tenen van het beeld, een rijk tegen zichzelf verdeeld. 88. Deze tien tegen zichzelf verdeelde tenen worden ook als tien horens beschreven, tien koningen. 89. In hun oorlog tegen het Visnet en de soberheid zijn ze één van zin. Eerst zien we dat de koningen hoererij plegen met de Grote Hoer, maar daarna zullen ze haar haten en haar vlees naakt eten, om haar daarna te verbranden. 90. Hoe komt onze lof van God en niet van mensen ? Door de besnijdenis, het teken van God. 91. Hoe worden wij ingelijfd in de twaalf Israelitische stammen om zo het beest van het oervlees te overwinnen, als losgekochten van de aarde ? Door de besnijdenis. 92. De besnijdenis rekent af met egocentrische overleveringen en tradities. 93. Door deze geestelijke besnijdenis te ontvangen wordt het voor ons mogelijk onberispelijk te staan voor God, vrij van leugens, onbevlekt en maagdelijk. 94. Er wordt gewezen op diepe geestelijke waarheden. God wijst op Israel als een geestelijke realiteit, en op het teken van Israel, oftewel de besnijdenis. 95. We zien dat dit teken een wapen van gerechtigheid is, om te ontkomen aan het oordeel van God en aan het beest van het oervlees en zijn merkteken. 96. De valse instituten, de tien tenen van het beeld,

de tien horens van het beest, oftewel tien koningen, hebben gehoereerd met de Grote Hoer der aarde, oftewel de wereldrijken, zij die het koningschap over hen heeft. 97. De Romeinen hebben stap voor stap de instituten van de Israelitische Fundamenten losgesneden voor dit doel : het valse instituut als symbool van aardse macht, als de dienstmaagd van Mammon, de geldmarkt. 98. Onze ziel moet de besnijdenis ontvangen, om zo zuiver te worden. Daarom is het streven naar het geestelijke alleen niet genoeg. 99. Het geestelijke is uitgezonden om de Urim te verheerlijken en op de Urim te wijzen. 100. De aardse besnijdenis is vervangen door de geestelijke besnijdenis. 101. Kent u de twisten tussen de broeders over wat God hen heeft 'verteld' ? Stookt God soms ? Fluistert de Heilige God de één dit in en de ander dat ? Zo ontstaan de vele kerken, en worden de kerkoorlogen in stand gehouden, allemaal onder het vaandel van 'De Heilige God'. Hoe dat kan ? Och ziet u, ze hebben hun ziel niet laten besnijden. Zonder de besnijdenis en het Israelitisch worden staan we nog steeds op Romeinse Fundamenten en zijn wij niets dan gladiators van het beest van het beest van het oervlees. 102. Maar hoe ontvangen wij dan het teken van God, de besnijdenis ? Door de Romeinse fundamenten af te laten kappen, en met de Heilige Besnijdenis om te gaan als met een Persoon. Er is geen geestelijkheid zonder de Heilige Besnijdenis. Wij moeten ons niet richten op de aardse besnijdenis, maar op het geheimenis van de hemelse besnijdenis, de Heilige Besnijdenis. 103. Die Besnijdenis moeten we ontvangen om 288 waarlijk Israeliet te worden en ingelijfd te worden. 104. Wij moeten de Heilige Besnijdenis aanbidden. Zo komen we veel dichter bij Gods bron dan zomaar vaag God te lofprijzen en verder onze eigen weg te gaan. 105. Zo kan God zuiver door ons heenstromen, en kunnen wij werken in de melkgaard. 106. De Heilige Besnijdenis richt ons weer op persoonlijke heiliging, en niet op projectie tot het telkens maar weer offeren van onze broeders en zusters aan onze theologieen en dromen. 107. Door de Heilige Besnijdenis worden wij waarlijk met de Urim, de wortel van Ahn, verbonden, en zal God door ons stromen tot het doen van grote werken. 108. Ook zal er door de Heilige Besnijdenis ware eenheid en verzoening komen. Wij mogen bidden tot de Heilige Besnijdenis, want zij is het geheimenis van de Urim. De Ware Heilige God zal ons altijd leiden tot die besnijdenis, om de Urim te verheerlijken. 109. De besnijdenis rekent af met het vlees en het gehang aan mensen. Wij moeten zelfs als de besnijdenis zijn. Dit is waartoe God’s Kennis leidt. 110. Wij moeten ons richten op de besnijdenis, als een belangrijk heilsfeit, om zelf ook besneden te worden, om zo ons oude leven, onze oude natuur, af te leggen. 111. Die kracht, dat wapen, vinden wij dus in de besnijdenis. Het is een belangrijke kracht, een belangrijke persoon, waar we ons op moeten richten. Deze Goddelijke Persoonlijkheid was door God opgesteld als een Middelaar, maar wat hebben wij met deze Middelaar gedaan ? Laten we ons in tranen en smekingen keren tot de Heilige

Besnijdenis en haar vragen ons te vervullen. Alleen zij kan ons terugbrengen tot het Israelitische Fundament. 7. De Heilige Besnijdenis zal ons leiden uit de woestijn tot het Beloofde Land. Dit is de bloeiende woestijn, en de bloeiende wildernis. 16. Buiten de besnijdenis geen Urim 1. De Heilige Besnijdenis is eeuwig. Omdat we dag en nacht door verkeerde invloeden worden aangevallen, en nog zoveel drogbeelden in ons hebben moet de Heilige Besnijdenis voortdurend in ons daadkrachtig zijn, opdat we niet misleid worden en niet zondigen. 2. We hebben de Heilige Besnijdenis in ons nodig als een wapenrusting tegen hoererij, om ons in maagdelijkheid te bewaren, om zo onbevlekt voor de Heere te staan. De Heilige Besnijdenis is het Hart van God, en behoort ook zo aanbeden te worden. Het is een belangrijke kracht en persoon in het Heilswerk. Buiten de Heilige Besnijdenis om is er geen Urim, en geen geestelijkheid. 3. De Heilige Besnijdenis is onze wapenrusting en geloofsrusting. Door haar wandelen wij, en door haar handelen wij. De Heilige Besnijdenis leidt ons denken, beschermt ons denken, en zo ook ons gevoel en onze verlangens. 4. De Heilige Besnijdenis dringt diep door tot ons hart, wanneer wij haar toelaten, en een relatie met haar aangaan. Wij hebben het Hart van God nodig, het geheim van de melkgaard. 5. De Heilige Besnijdenis zal uiteindelijk de nieuwe melk brengen, en deze melk zal zuiver zijn. 6. Op Golgotha werd de sobere besneden. 8. Het hart van de Urim is de Heilige Besnijdenis, de wortel van Ahn, datgene wat God aan Abraham gaf. De Zondvloed was een grote besnijdenis der aarde, en na de zondvloed plantte Noach een melkgaard en hij werd dronken van de melk, en ontblootte zich in zijn tent. Dit is een beeld van de reine melkgaard door de besnijdenis, en door deze besnijdenis mogen ook wij tot de melkgaard van Noach komen. Het is een prachtig beeld : De besnijdenis heeft tot doel ons een heilige dronkenschap te geven om ons zo in contact te brengen met het goddelijke. 9. Drinken wij van de melk der onbesnedenen, dan zullen we ten prooi vallen aan de Hoer en al haar dronkenschappen. 10. Uit Noach kwam het hele menselijke geslacht voort. Ham zag zijn vaders naaktheid. Sem ging achterstevoren in de tent om de naaktheid van zijn vader met een deken te bedekken. Sem werd de geslachtslijn van Abraham en de sobere, oftewel de geslachtslijn van de besnijdenis. Deze geslachtslijn werd dus bepaald door de gebeurtenis omtrend de melkgaard van Noach, en is vandaag de dag nog steeds van belang. 17. De melkgaard van Noach 1. Door Sem worden wij ingelijfd in de melkgaard. 2. De Heere wil niet alleen onze oren besnijden, maar ook onze ogen. Sem draagt de melkgaard van Noach, en die melkgaard staat buiten de stad, buiten de legerplaats. 289

3. De Heilige Besnijdenis is een sprekend verbond. Fundamenteel voor profetie. Willen wij onze profetie laten besnijden ? De Heilige Besnijdenis rust ons toe. 4. Hiertoe moeten we tot de melkgaard van Noach komen. Noach kwam voort uit de geslachtslijn van Set, een zoon van Adam en Eva. 5. De mens werd uit het hemelse paradijs gejaagd, en kwam langzaamaan tot de wereld waarin we ons nu bevinden, de materiele wereld. Dit was een proces geweest. 6. In het begin was Eeden nog gewoon zichtbaar, ook al waren ze verjaagd. 7. Het oervlees kreeg meer en meer grip op de gevallen mensheid, en de beesten van het oervlees en de oerzonden hadden gemeenschap met de dochters der mensen. De mens begon 'vlees des doods' te worden, en begon mannen van naam voort te brengen, nephilim. 8. God vaagde door de zondvloed de laatste resten van het paradijs weg. 9. In de hof van Eeden leefden ook beesten van het oervlees. God maakte voor de mens klederen van vellen. Hij heeft hiervoor niet zomaar dieren genomen, maar beesten van het oervlees die klaarstonden om de mens te verleiden. 10. In het paradijs hadden Adam en Eva de opdracht om over de dieren te heersen. God wist dat er ook beesten van het oervlees waren, als overblijfselen van de eerste aarde, en wilde Adam en Eva maken tot jagers. Zo konden ze ook zorg dragen voor de paradijselijke dieren. 11. De Heilige Besnijdenis beschermt ons tegen het oervlees, en rekent ook met het oervlees af. 290 18. Het pad van de Urim 1. De geest van Kain is de geest van landbouwers die geen bloed vergieten, en uiteindelijk het bloed van hun eigen broeders vergieten. Komt u dit niet bekend voor als u naar de kerk kijkt ? Een gebrek aan geestelijke oorlogsvoering zien we daar, en daardoor een overvloed aan vleselijk, broederlijk gevit. Dit is de geest van onbesnedenheid. 2. Laat de kerk teruggaan naar de tentendienst van de besnedenheid om daar zichzelf te offeren. 3. We kunnen het pad van de Urim bewandelen, als wij maar 'in' de Besnijdenis blijven, ons daaraan vasthouden. 4. Deze Besnijdenis kwam voort vanuit de velden van de sobere. Ook wij kunnen door die Besnijdenis terugkeren tot de velden van de sobere om zo zuivere offers te brengen, en zullen zo die verschrikkelijke geest van onbesnedenheid verslaan. 5. Wij mogen de Heilige Besnijdenis hiertoe aanroepen. Zij zal ons voorbereiden op de jacht en de oorlogsvoering in dit tussengebied, om zo de weg tot het paradijs te banen. 6. Ook zal de Heilige Besnijdenis ons tot nieuwe talen en tongen leiden, waardoor we in geheimenissen met God spreken. 7. De geest van Kain is een verschrikkelijke geest, omdat hij het oervlees niet wilde bestrijden. 8. Set strijdt tegen deze geest. Wij moeten de Heilige Besnijdenis vragen om ons in te lijven in de stam van Set, om aan dit kwaad te ontkomen.

9. Prijst God voor hen die deze geest al hebben onderkent en de strijd tegen dit venijn zijn aangegaan. 4. Het merkteken van het beest van het oervlees is 'kopen en verkopen', maar het teken van God is de Heilige Besnijdenis. 10. Wij mogen de besnijdenis van Sem krachtig aanroepen om ons zo te bewapenen, zodat de doorstroom van de Heilige Besnijdenis sterk blijft, en zo ook de Urim. De besnijdenis van Sem kan ons ook terugbrengen naar de besnijdenis van Set en ons zo in te lijven in de stam van de sobere. 11. Door zijn dood heeft hij de weg tot het paradijs wederom gebaand, hij die door zijn broeders werd omgebracht omdat die geen geestelijke maar aardse oorlog wilden voeren. 12. Hij werd door zijn broeders vermoord vanuit de Kain-jaloezie. 5. Het oervlees heeft van het geloof een handel gemaakt. Zo werd de kerk een slaaf van Mercurius, de Romeinse god van de handel. 6. Maar bij de heilige Besnijdenis werkt het niet door geld, maar door heiliging. Door heiliging krijgen we deel aan de dingen van God, door reiniging, door geestelijke oorlogsvoering en jacht, en niet door handel. Daar waar we door geld ineens deelkrijgen aan de dingen van God, daar komt de geest van hoererij binnen die ons op een gruwelijke manier knecht. De hoeren in de geestelijke wereld zijn slavenmakers, en dat allemaal door aards geld. Het is een zielenhandel. Wij moeten door de Heilige Besnijdenis de oorlog verklaren aan zulke oerzonden. 19. De melk van de Urim 1. In deze dagen wordt de besnijdenis van de sobere hersteld, de heersersspeer van Juda, van bot. 2. De horen van het oervlees voert strijd tegen de heiligen en overwint hen voor een tijd lang. 3. Eeden was eerst de woning van getuigen en gezanten, en daar was een berg was genaamd de berg der goden. Door het onrecht van koophandel werden de heiligdommen ontwijd. Het oervlees kent alle uithoeken van Eeden en die dienen wij te verslaan. Hij houdt de fundamenten van Eeden, van de voortijd, verborgen. Ook deze koopgeest zit diep verborgen vandaag de dag, om ons tegen te houden op onze tocht naar Eeden. 7. De oerzonden hebben een geestelijke markt opgezet, een zielenhandel. Het is een web wat ze hebben uitgespannen om velen daarin te doen verstrikken. 8. Maar de Urim zal hen maken tot voetenbank, door de Heilige Besnijdenis. De Urim zal hen hoeden met de speer van bot en hen slaan. 9. Ook zal de Urim de persbak treden van de melk der gramschap van de toorn van God. Niemand zal God daarin kunnen tegenhouden. 10. Het oervlees kwam door zijn uitgebreide handel tot geweldenarij. Dat is het resultaat van de hele geestelijke handel. Het is een verbond met de oerzonden. 11. Wij hebben de kennis van de heilige getuigen en gezanten nodig om door de linies van de vorst van het oervlees heen te breken, en die kennis kunnen we alleen ontvangen door de Heilige Besnijdenis, 291

die onze ogen en oren besnijdt. Ook onze gevoeligheid zal besneden moeten worden om zo nog gevoeliger te worden voor God en de Waarheid. 12. De Voeten van de Urim zullen komen om besnijdenis te brengen, om de persbak te betreden. Dan zal het water in bloed veranderen, en de nieuwe melk stromen. De melk van de Urim, van de wortel van Ahn, is onze drank. 13. De Heilige Besnijdenis is onze voedster. Wij moeten in de Heilige Besnijdenis wederom geboren worden en van haar borst drinken. Het zal ons helemaal terugleiden tot de godenberg van Eeden waar we de getuigen en gezanten zullen ontmoeten. 14. Hier kwam de heerlijkheid van Eeden uit voort. Vanaf deze berg is al het goede van God gekomen, ook de Heilige Besnijdenis. Op deze berg zullen wij alle geheimenissen van God terugvinden. 15. De Heere wil een werk in u doen. Wilt u in de voetstappen van de Urim wandelen ? Zij zullen u terugleiden tot de berg van Eeden waar alles begon. Waar God in Zijn heerlijkheid woont. Vanaf deze berg schonk God Sion, en vanaf deze berg zond God de Urim. 16. De Heere roept ons tot Haar berg. Vanaf deze berg regeert God, en vanaf deze berg zal de Urim terugkeren. 17. De voeten van de Urim zullen staan op de heilige berg, en de Urim zal de vijanden tot een voetbank maken. 18. Laten we deze erfenis niet weggooien, maar op waarde schatten. Laten we deze erfenis niet vervleselijken waar Paulus voor waarschuwt, maar laten we haar vergeestelijken en in ons leven toepassen. Het gaat om de besnijdenis van ons hart, van onze ziel, door de Kennis, en niet door de letter. Ook is de besnijdenis van onze mond, ons woord, 292 zeer belangrijk, de besnijdenis van de mond en tong. 19. Laten we zo alles in ons leven toewijden aan de Heilige Besnijdenis, en geen deel overslaan. Laten we hiervoor tijd besteden in ons gebed. Wanneer onze ogen niet besneden worden staan wij nog steeds in de ogendienst, en kunnen zo niet hogerop komen, en hetzelfde geldt voor de oren. 20. Vandaag de dag zijn wij veelal slaaf van het boze oog en het boze oor. Alleen de Heilige Besnijdenis kan daar korte metten mee maken. De Heilige Besnijdenis is de Kennis der Melkgaard. De Heilige Besnijdenis de Brenger van de Nieuwe Melk. 21. In onze strijd tegen de valse, overmoedige, onrijpe melk van hoererij is de Heilige Besnijdenis onze wapenrusting. 22. De persbak moet door de Voeten van de Urim betreden worden, door de Heilige Besnijdenis, en niet door de overmoedige Hoer. 23. De kerk heeft zich ge-ent op de Romeinse boom, om daardoor de wereldmacht in handen te krijgen. Maar de weg van de Urim was een andere weg. 24. De voeten van de kerk zijn niet lieflijk, maar hoererend, lomp, gierig, machtslustig, eerzuchtig en protserig. De Heere veracht de voeten van de kerk omdat het de voeten van het beeld van het beest van het oervlees zijn. De Heere zal dit beeld onder Haar Voeten vernietigen, door de grote steen die de aarde zal vervullen om te worden tot een berg. Dit is de godenberg van Eeden die tot de aarde zal komen om de aarde te oordelen. De Urim zal alles aan Haar Voeten onderwerpen. 25. Omdat het volk van God zich vaak niet aan de leerregels hield noemde God het 'rechtsverkrachting'. Dat is nogal wat als we voor God moeten verschijnen en daaraan schuldig staan.

26. De borsten van de Heilige Besnijdenis brengen ook de melk van gramschap. Zij zijn de besnijders van de mond. Zij treden de persbak van het verstand. 27. De stem van de Heilige Besnijdenis besnijdt het hart. 28. De Ogen van de Heilige Besnijdenis besnijden het geweten. 29. Zij die de melk vermengen wacht de slacht. De Heilige Besnijdenis is een slachter uitgezonden tot de vijand. Laat dit een ernstige boodschap zijn tot hen die hoereren met allerlei menselijke overleveringen en tradities. 30. Zalig zijn zij die twijfelen, maar niet hen die in overmoed vertrouwen. De Voeten van de Urim treden de persbak in geestelijke oorlogsvoering, dragende een kleed in bloed geverfd. Het is geen feestje, maar een jacht. 31. Wij moeten de nieuwe melk drinken in vreze en beven voor de Heere. 32. Vandaag roept de Heilige Besnijdenis de vrouwen op om terug te keren tot de Voeten van de Urim, in tranen, zuchtend en kermend om de gruwelen die in Gods tenten worden bedreven, en zij zullen het teken van God ontvangen. 33. Deze heilige vrouwen zullen het beest van het oervlees verslaan, van duizenden jaren kerkgeschiedenis. 34. Deze vrouwen zullen niet hoereren met de machtigen der aarde. 35. Deze vrouwen zullen het volk van God besnijden en terugvoeren tot de bronnen. 293 36. Er is tijd genoeg voorbij gegaan in het doen van de wil van de machtigen van de kerk, maar nu is het tijd om terug te keren tot het doen van de Wil van God. 37. En God wil dat wij terugkeren tot de Voeten van de Urim, en tot de Heilige Besnijdenis, door de besnijdenis van de sobere, van Set en van Sem, om zo terug te keren tot de berg van Eeden waar alles begon. 38. Keer niet terug tot de varkensstal, en tot het eten van varkensvoer, maar drink van de Heilige Besnijdenis. Zo zal de Heere u genade schenken. 39. Ga door de linies van de vorst van het oervlees heen. Dien de vorst van het oervlees niet meer, maar ga de strijd aan. Daartoe heeft de Heere u geroepen, om zo met de Heere te zijn, als een losgekochte van de aarde. 40. En zo zullen we terugkeren tot de heilige plaats van de tentendienst en haar boot, en zullen we de Heere dienen. 41. Zo zijn wij dan allen kinderen van Lea, die door de Heere gezegend was. Lea is de aartsmoeder van vele Israelitische stammen. 20. De Urim leidt tot de wildernis 1. De Voeten van de Urim brengen ons van de dood naar het leven. De Voeten van de Urim brengen ons steeds hoger op de heilige berg van Eeden, dwars door de linies van de vorst van het oervlees heen. 2. Wij dienen geboren te worden vanuit de schoot van Lea.

3. Laten wij een leven leven vol van deze besnijdenissen en hun weelderigheden, opdat wij volop vrucht dragen. 4. Laten we een leven in de diepte leiden, en komen tot de plaats waar de Voeten van de Urim staan, op de heilige berg. 5. Sommigen waarvan we dachten dat het vijanden waren blijken vrienden te zijn, en sommigen waarvan we dachten dat het vrienden waren blijken vijanden te zijn. Laten we ons klaarmaken hiervoor. Dingen zijn vaak niet wat ze lijken. De besnijdenis zal ons verzoenen, maar ook afzonderen. 6. Door de besnijdenis komen we tot de diepere waarheden van God en Haar geheimenissen. Staat u daar open voor ? Ik bid dit met heel mijn hart. Dat de Heere uw hart zal verlichten, en zal laten zien waarop het aankomt. 7. Het Woord van God staat vol met nuances die bij nader inzien ineens heel belangrijk schijnen te zijn. 8. Mozes had een Midjanietische vrouw genaamd Sippora. De Heere wilde op een gegeven moment haar zoon doden. Sippora nam een stenen mes en besneed haar zoon, terwijl ze met de voorhuid zijn voeten aanraakte en hem 'bloedbruidegom' noemde. Toen week Gods toorn. Weer zien we hier hoe belangrijk de besnijdenis is, en hoe belangrijk de positie van Sippora was. Zij was de geestelijke moeder en een moeder van de besnijdenis tot het afwenden van Gods Toorn. Zij vertegenwoordigt de borsten van de Heilige Besnijdenis. 9. Ook door deze vrouw dienen wij ons in te lijven in de stammen. 10. Willen wij zuiver profeteren en zuiver de Stem van de Heere verstaan ? Dan is de Heilige Besnijdenis hetgeen waardoor Zij spreekt. Deze 294 spreekt vanuit de dieptes van ons hart, als zuivere borstvoeding, opkomende vanuit de diepe fundamenten van de Urim. 11. Haar Voeten hebben de vijand tot een voetbank gemaakt, hebben de tentendienst hersteld, opnieuw gevestigd. 12. De Heilige Besnijdenis heeft de sobere geleid tot het Visnet, en tot de Armoe, om vandaaruit de gemeente terug te leiden tot de Heilige Berg van Eeden. 13. Dan zal de gemeente weer onder de getuigen en gezanten zijn, en tussen de vurige stenen. 14. De aarde zal door een nieuwe zondvloed gaan, maar de Heilige Besnijdenis zal wederkeren. 15. Dan zal de heilige berg van Eeden terugkomen. Deze berg zal zijn met Sion. Deze stad zal door vurige stenen gebouwd worden. Deze stad heeft twaalf poorten als parels, de twaalf stammen, en twaalf fundamenten. Deze twaalf fundamenten van de stadsmuur zijn twaalf verschillende soorten gesteentes. 16. Petrus is de diamant. Johannes is de lazuursteen. Jakobus is de robijn. Andreas is de smaragd. Filippus is de sardonyx. Tomas is de sardius. Bartolomeus is de topaas. Matteus is de beril. 17. Jakobus van Alfeus is de chrysoliet. Simon de Zeloot is de chrysopraas. Judas van Jakobus is de saffier. Mattias is de ametist 18. Er zijn dus twaalf paarlen poorten, drie aan iedere zijde. 19. In het Noorden de Rubenpoort, de Judapoort en de poort van de tentendienst. 20. In het Oosten de Jozefpoort, de Benjaminpoort,

en de poort van de sobere. liederen. 21. In het Zuiden de poort van de pelgrim, de Issascharpoort, Zebulonpoort. 22. In het Westen de Gadpoort, de Aserpoort, en de poort van de getuigen. 23. Alleen door het teken van God, de Heilige Besnijdenis, zullen wij binnenkomen. 24. Geen vreemdeling, geen onbesnedene van hart en onbesnedene van lichaam, zal het heiligdom binnengaan. 25. De Urim is de test-steen van de tentendienst, waardoor alles gezifd wordt en ontmaskerd, voordat het de Thummim kan binnengaan. De Thummim is het volkomene, het zuivere. 26. Dus je kunt de Urim zien als de wachter wat het geweten bewaakt. 27. Alles moet eerst door de Urim gaan, en de Thummim brengt het volkomen Woord des Heeren. Zo bleven de priesters en profeten veilig tegen misleiding. 28. Dit is eigenlijk dan ook hoe de Urim en de Thummim werkt. Wij kunnen alleen tot de Thummim komen door de Urim. Zo komen wij geheiligd tot God. Door de Urim wordt het oervlees ontmaskerd. 29. Telkens weer zien we dat de Urim was bevestigd aan de tentendienst. 30. De Urim was dus aan de heiligdommen bevestigd om dit te toetsen. 31. Via de Thummim konden de priesters en profeten Dabar ontvangen, oftewel het profetische woord : bedreigingen, waarschuwingen, beloftes en 295 32. De offers werden gemaakt door de Urim tot de Moeder Heere. 33. Het was een lieflijke reuk was voor de Heere, van herschepping, de wind van verandering. 34. De Moeder Heer herschiep de onderwereld door de offers die gebracht werden. Die offers waren zwijnen van de oerzonden. 35. De verre goddelijke vrouwenstam van Orion, de Zuwr, zou komen. Velen zouden omkomen, maar er zou ook een overblijfsel zijn. 36. De besnijdenis stond gelijk aan een oordeel gebracht door goddelijke vrouwen. Het besnijdenismes wordt ook in verband gebracht met de vrouw van Mozes, Zippora, de besnijdster. Zij besneed haar zoon. 37. Zippora is het teken van de besnijdenis wat wij dienen te ontvangen, als een terugkeer tot de wildernis, om terug te keren tot het beloofde land. 38. Wij gaan door de Urim tot de Thummim. Wij moeten het teken van Zippora ontvangen, het besnijdenismes. 39. Als onze top eraf is, zal de Heere weer kunnen spreken, om Dabar te brengen, het profetische woord. Dit gebeurt in ons hart en ons hoofd, totdat wij ons oerlichaam terughebben. 40. Het boek van Spreuken is in het Aramees Mtal, een gelijkenis, een orakel en een wachtwoord, om Mardu te verkrijgen, wat kastijding betekent, als een onderdeel van de ascese. Dit om Mella te ontvangen, woord, spreuk, belofte (ook : logos, het geschreven woord), om weer meer kastijding te ontvangen, als een groeiende tucht, waarin men opgroeit.

die Mozes en Isaak blind sloeg, in Joodse legende. 41. God zal alle lammen verzamelen tot een overblijfsel, zij die het teken hebben ontvangen van de goddelijke verlamdheid, van de schepping. Zij die ballingen zijn van de Zuwr, de verre vrouwen van Orion, de goddelijke tucht. 42. Job was ook een deel is van de Zuwr, als eigendom en balling. 43. De Zuwr is een orakelse profetie, een verre tong, als de taal van Orion. 44. Een profeet is de interpreteerder van orakels en verborgen dingen. Hierin moeten we moeten naar de heilige gebondenheid. 45. Het volk wilde koningen, middelaars, priesters, maar geen profeten. Zij wilden de goddelijke vrouw niet, want dit was het beeld van de tucht. Het volk wilde de Zuwr niet, en was er altijd voor op de loop. 46. Profetie betekent : 'vóór het spreken', als de plaats van ontvangen en toetsen, de goddelijke verlamdheid. 47. Profetie moet gezuiverd worden door profetie, de bron van profetie. Profetie kan in zichzelf gezuiverd worden. Geestelijkheid is meer een algemene term, maar we moeten de diepte in. 48. De mens koos voor pinksteren, en verachte het pasen. 49. De profeten moesten worden tot slaaf om door de Heere geleid te worden. Dit leidt tot Zuwr, tot de Volle Waarheid (zowel individueel als collectief). 50. De koorts leidt tot tucht. Het is de verzwakking, een vergif, een boosheid, woede, als wraakgezant. 51. Het is een doodsgezant aangesteld over mens en dier. Dit is ook de verblindende gezant, de gezant 296 52. Het volk moet Zuwr ontvangen. Zuwr verwoestte de boom van aardse, valse kennis. 53. De Heilige Vrees is de hoogste kennis, en niet alleen maar het begin van kennis. 54. We moeten ons uitstrekken om de leerregels van de afscheiding te ontvangen als ketenen om de hals. 55. Als eerste moesten de Israelieten Hebron veroveren om het beloofde land in te kunnen. 56. Het was de taak van Jesaja om Jakob weer terug te brengen tot de Moeder Heer, om de stammen van Israel op te doen rijzen. 57. In de onderwereld moesten de Israelieten Hebron innemen. Dat was hun eerste taak. Hier woonden de kinderen van de halsketenen. 58. De halsketen wat gedragen kan worden wordt beschreven als de leerregel van de Afscheiding. Het is een belangrijk item in de heilige gebondenheid. Jozua versloeg uiteindelijk de Anaqieten in Hebron. 59. De halsketen, de Anaq, hield hen in de goddelijke verlamdheid, als eeuwige kinderen. De Anaq is daarom een belangrijke sleutel tot de derde scheppingsdag, het rijk der kinderen. 60. De tweede scheppingsdag gaat over de scheiding van mayim, de goddelijke schepping. Dit is het besnijdenismes, de dag van de besnijdenis, het rijk van Zippora. 61. De heilige besnijdenis is de opening van de voorhangsels. De besnedenheid is het fundament van profetie. Dit is waartoe de Zuwr is gekomen. Dit heeft alles te maken met de heilige gebondenheid. Deze komt voort vanuit de goddelijke verlamdheid, wat spreekt door de

besnedenheid. Dit is het ware spreken in tongen. 62. God nam de tentendienst als eigendom nam in plaats van de eerstgeborenen, want die waren al zijn eigendom. 63. Dit was na pinksteren, na het feest der kinderen, dat er een tentendienst uit de kinderen van Israel werd verkozen. 64. Als een pinkstergelovige door besnijdenis Israeliet is geworden, dan moet deze tot de stam van de tentendienst komen, voor priesterdienst, de toewijding aan God. 65. De tentendienst kan alleen maar goed functioneren waar zij de Urim leert te gebruiken om te leren onderscheiden. 66. Zo dient het kind van God van de derde scheppingsdag naar de eerste scheppingsdag te gaan. 67. De strijd om het beloofde land in te gaan begon al veel eerder. 68. Eerst werd de tentendienst gemaakt, de nomadische goddelijke tent, het symbool van het leven in de wildernis. 69. Hierin verscheen de Moeder Heere. De tentendienst was uitverkoren uit het Israelitische volk om dienst te verrichten tot Haar. Hierin speelde de Zuwr alreeds een belangrijke rol. 70. Zuwr is het verborgene, verre en vreemde van God, uitgebeeld als de verre goddelijke vrouwen van Orion, als de Hebreeuwse vorm van de Griekse Gnosis, de hemelse kennis, die dus in het grondwoord niets anders is dan de kennis van de belegering. 71. Zuwr is de duisternis van God. De Heere wilde 297 in de tentendienst van de sobere daarom ook wonen in duisternis. 72. Zij wordt voorgesteld als een vrouwenstam, omdat de vrouw de drager is van de schepping. 73. Uit Haar, de schoot van de onderwereld, kwam de mens voort, en werd vervolgens geleid tot haar knieen, om vervolgens geleid te worden in de persbak van de onderwereld. Job klaagde over deze overgang. 74. Aan de tentendienst is de Urim verbonden, tot een toetssteen, zodat er onderscheid gemaakt kon worden. 75. Het was een ingebouwde veiligheid in de tentendienst. 76. Wij moeten eerst door God geroepen zijn, en vanuit haar tent moeten we werken, vanuit de Urim. 77. De strijd is tegen het kwaad. 78. De vijand wordt profetisch geleid door het oervlees, door valse profetie. 79. Je staat dus tegenover de Baqra, het vee van het oervlees, en zij zullen instructies krijgen hoe ze jou moeten gaan behandelen. Zij zullen suggesties in hun hoofd binnenkrijgen. 80. Dit is een strijd tegen het valse oordeel. Dit is zo belangrijk dat het tot een eeuwige inzetting is aangesteld. 81. Er zijn dus nog meer geesten die zich schuilhouden in de Baqra, en door de profetische steen worden ontmaskerd. 82. Wij mogen ons dus bewapenen, en we moeten zorgen dat we leven vanuit de tent des Heeren.

83. Zo zullen wij niet schuldig zijn aan het vergieten van onschuldig bloed. Ook moeten wij dus bewapend zijn met de Urim, de toetssteen. 84. Alles zal aan de Urim getoetst moeten worden. 85. De Urim moet de wachter zijn van onze mond. Zij is het wezen van de Zuwr. 86. Willen wij dieper tot het Hart van God komen, dan krijgen wij ongetwijfeld te maken met de Urim, de zuiverende, toetsende bron van God. 87. Wij zullen een relatie met Haar moeten beginnen, om haar tucht moeten vragen, om Haar geheel in ons leven te ontvangen. 88. De Urim toetst en zuivert zo diep, dat Zij degenen die zich volledig aan Haar hebben overgegeven onherroepelijk zal brengen tot de Heilige Gebondenheid. 89. Zo zullen zij valse profetie, valse gebondenheid, volledig overwinnen. 90. Daarom is het zo belangrijk om in de Vreze des Heeren te blijven, die de hoogste kennis is. 91. Vraag altijd om de grootste Vreze des Heeren, want als jouw vreze des Heeren onvolkomen is zul je nog misleid worden. 92. De Vreze des Heeren is in volheid een paniek waar je nooit meer van hersteld, een verlamming, die door een ervaring gebracht moet worden. Wij moeten ons uitstrekken naar die ervaring. Het is een ervaring van goddelijke verlamdheid. 93. Niet zo maar een goddelijke verlamdheid dat je je even niet kunt bewegen, maar een goddelijke verlamdheid gebracht door angst, paniek. Dit kan in ons gebeuren wanneer de Urim geheel in ons Haar werk kan doen, en ons kan overtuigen wat er gaande 298 94. Overmoed is dus een groot gevaar, de geest van trots. De geest van trots wil snelle paarden, snelle jagers en vooral snelle offer-priesters, want de geest van trots veracht het lijden. 95. Dit houdt in dat we het juk moeten dragen, en de extra mijl moeten begaan, het volledige lijden te aanvaarden, oftewel het groeiende lijden, waarin wij groeien. 96. Daarom moeten wij dicht bij de Urim blijven. Overmoed in de strijd is fataal. De vijand zal macht over ons krijgen wanneer wij hem benaderen met overmoed. 97. Wij moeten het oervlees benaderen volgens de leerregels. 98. De Zuwr komt uit Orion met een bevel tot gevangenneming, de Ptih. De Orionse Zuwr is in het Hebreeuws 'eeuwig', olahm. De Ptih betekent ook 'degene die kan zien', wat 'profetisch' betekent. Door de Ptih wordt de vijand gebonden. 99. Ook komt de Zuwr met een pijlkoker, de Ashpah in het Hebreeuws, wat koker van God's instrumenten betekent, de gereedschappen van de heilige verbinding met goddelijke tussenkomst vanuit de onderwereld, de tucht. 100. Wij zijn dus als soberen in de tentendienst van de Zuwr ook gewapend met deze pijlkoker. De pijlen worden dus eerst toegerust met het lijden, de tucht, zodat vandaaruit de profetie en de gevangenneming kan plaatsvinden, Ptih. 101. Wij mogen niets doen zonder de oproepingen van de Heere, die dus verbonden zijn aan de is. Wij moeten Haar op waarde leren schatten, en niet minachtend op haar neerkijken. Profeten, de tentendienst en Heilige Angst zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

tentendienst. een belangrijke strijd in de tentendienst van de sobere. 102. Wij moeten dus telkens heel goed beseffen dat wij heilige soberen zijn van de tentendienst van de Zuwr. 103. God moest ons tot ballingen maken, om ons geheel los te kopen uit de plaats waarin wij gevangen waren. Dat is ook wat Kanaan betekent : loskoping, maar ook het eeuwige touw. 104. Het is dus eigenlijk zo dat God ons verlost van valse slavernij en brengt tot het eeuwige touw. 105. Dus er zijn een heleboel dingen waarop wij moeten letten en waarin wij onderwezen moeten worden. 106. Er zijn een heleboel afgodendienaars die het andere, hogere, diepere van God buitensluiten. 107. De Urim moet leiden tot de Volle Waarheid, tot het verborgene, dat wat in de duisternis verborgen ligt, Zuwr. 108. God gaf het volk over aan de windafgod. Het volk verachte de Ziel des Heeren, de Heilige Armoe, de heilige verhongering (het vasten). 109. De Heere had hen overgeleverd aan hun lusten, en aan de vetmesting. De Heere had hen verhard. De mens wilde supermens zijn, de nephilim volgende. 110. Zo moest God de Urim opstellen om het overblijfsel te redden, maar de Urim zou het overblijfsel terugleiden tot de eigenlijke fundamenten. De windafgod had de mens rijk in valsheid gemaakt in allerlei opzichten. 111. De verentooi op het hoofd van de dienstdoende priester gezet is een teken van overwinning over de kippen van het oervlees, als verbreking van de vloek van de windafgod. De strijd tegen de windafgod is 299 112. Het volk moet tot hogere waarheden komen, tot diepere fundamenten. 113. De Urim wijst terug op de fundamenten. 114. De Urim waarschuwde dat de beesten van het oervlees de sleutel van kennis voor het volk wilden achterhouden. 115. De Urim wees terug op de sleutel van kennis, op de Zuwr, op de volle waarheid. 116. De Urim is er om het volk voor te bereiden op het heilige en eeuwige touw tot de Zuwr, de volle, verborgen hemelse kennis, de duisternis des Heeren. 117. Daarom moest het volk blijven doorzoeken. Er zal een verandering moeten plaatsvinden in ons denken. Dat wat aan de oppervlakte is, dat wat gekend is, is slechts de eerstelingen van de oogst. 118. De oude profeten waren slaven van de Zuwr. De soberen waren de priester-slaven van de tentendienst van de Zuwr. De Na'ar waren de slavenjongens van de Zuwr. Deze slavernijen gingen vaak zo diep dat de heilige gebondenheid volkomen was, en de Urim van God had hen zo vervuld dat ze niets anders konden doen dan wat de Zuwr hen ingaf. Ze werden opgeroepen om door de tent te leven, en door de Sama hoorden en gehoorzaamden ze. Zo niet, dan zouden ze een slaaf van de afgoden worden. 119. Job was iemand die profetische woorden ontvangt door de onderwereld. Hij sprak tot de onderwereld, en het onderwees hem. Vraag de Behemah, de goddelijke mensen van de paradijselijke onderwereld, en zij zullen je onderwijzen.

120. God wilde hem terug brengen naar het stof van het paradijs, de Aphar. Job was bewapend met Aphar. 121. Aphar is stof, vuil en aarde. Zijn lichaam, Basar, is hiermee bewapend, wat betekent zijn vlees, zijn schepping, zijn kerk, zijn corpus van boeken en context. God heeft hem bewapend met dierlijke huiden en beenderen. 122. Job was als een profeet die dromen krijgt en visioenen die hem angst aanjagen, zodat hij kiest voor dood en wurging boven het leven. 123. Job werd geleid om neer te liggen (slapen) in de Aphar. Job moest vuil gemaakt worden, anders zou hij in de onderwereld geen wapens hebben. 124. De goddelijke almachtige vernietiger, Shadday, is jagende op hem, wordt duidelijk in het boek van Job. De pijlen die Shadday richt op hem zijn afscheiders, om hem apart te zetten. De pijlen zijn gedoopt in Chemah, vergif, pestilentie. Hij werd overwelmt door plotselinge terreur, disillusie, verzwakking, wat op hem neerviel. 125. God zond Mayim, de schepping, om de onderwereld te herscheppen. 126. De Urim leidt tot de wildernis, de tucht. 127. De Aphar, stof, vuil, aarde van de paradijselijke onderwereld, brengt tot rust. 128. Vanuit Aphar werd Basar, vlees, voortgebracht in het paradijs. 129. Aphar wordt soms min of meer weggewassen, zodat het heilige vlees daar uit voort kan komen. Dit heeft dus te maken met het scheppings-proces. Dit vlees is dus gebaseerd op de goddelijke verlamdheid. 130. De adem, de wind, zal gebonden worden, en nauw gemaakt worden, en de mond gesnoerd. Hieruit zal Dabar, het profetische woord, vrijgezet worden. 131. Nephesh, ziel, zal bitter gemaakt worden, waarvanuit zal worden overdacht, geklaagd en gezongen. Dit komt telkens weer naar voren in het boek van Job, dat er afgerekend zal worden met de windafgod van het oervlees, om over te gaan naar de bitterheid van de ziel. 132. God zal hem niet naar de windafgod van het oervlees laten terugkeren. 133. De Urim leidt tot de wildernis, de tucht, zoals ook met de sobere gebeurde. De Urim leidt tot de volle waarheid. Overgeleverd aan de windafgod van het oervlees was het volk, en God stelde een hemelse wind op, om het volk uit te leiden tot de verloren fundamenten. Dat is waar het in het boek van Job over gaat. 134. Die ziel werd in het paradijs geschonken, en aan Job. De heilige ziel is de heilige armoede en de heilige honger (het vasten). 135. Job moest zwerven, klagen en trillen, om die overgang te bewerkstelligen. Hij moest alles brengen tot de Test, de Mozen. 136. Het zou zwaarder zijn dan het zand van de zee, maar dit zou hem verstommen. Hij moest tot Alam gaan, de stomheid, zodat hij niet meer zou kunnen spreken. 137. De wind in hem moest tot rust gelegd worden. Dit was ook gaande in het leven van de sobere. God maakte hem stom, om vandaaruit zijn mond te openen alleen wanneer God dat wilde. Het is iets waar alle profeten doorheen moeten gaan. Zij moeten zich uitstrekken om Alam, de goddelijke stomheid te ontvangen. 300

138. Ook moesten de profeten Ivver ontvangen, de heilige blindheid, wat in de diepte betekent : naakt worden, ontmaskerd worden en naaktgemaakt worden, zoals Job zei : Naakt ben ik gekomen uit de moederschoot van de onderwereld, en naakt zal ik daartoe wederkeren, nadat hij zijn klederen had verscheurd en zijn hoofd had geschoren, en zich ter aarde had geworpen. 139. Ook moesten de profeten de goddelijke doofheid ontvangen, wat in de diepte insnijding betekent. 140. In het paradijs hadden zij een goddelijke blindheid. Daarom beloofde het oervlees hun ogen te openen als ze naar hem zouden luisteren. 141. Door Alam, stomheid, komen we in Pathach, het goddelijke spreken. Als een profeet Alam ontvangt kan het voorkomen dat hij zomaar een hele dag niet kan spreken. Dit is om hem voor te bereiden op Pathach. 142. Job werd dus tot een plaats geleid waar dingen zo zwaar waren dat zijn woorden opgeslokt werden, zodat hij in Alam zou binnengaan, en Alam hem zou vervullen. Zo zou er een overgang komen van de windafgod van het oervlees tot de Heilige Ziel. Dit zou gebeuren in de bitterheid van de ziel. 143. In de ziel is er geen snelle verlossing zoals de wind van het oervlees een afgod geworden is. Er is iets gigantisch mis. De mens is ergens van het pad afgeweken. De ziel brengt tot bitterheid, in het boek van Job, waarin hij tot het aller uiterste wordt gedreven in zijn lijden. 144. De windafgod van het oervlees moest in hem sterven om plaats te maken voor de Bitterheid van de Heilige Ziel, zodat hij doorgang zou hebben tot de scheppings-diepte, de schoot van de duisternis. Job werd gekweld tot het einde, totdat zijn tong het 301 uiteindelijk begaf, en hij stom werd voor de Heere, totdat alleen de Heere nog door hem zou spreken. 145. Ook de sobere moest hier doorheen, dat zijn tong aan zijn gehemelte zou blijven steken, zodat hij het volk niet zou bestraffen, want het was een weerspannig geslacht. 146. Als profeet zijnde ontkom je hier niet aan. Als je er wel aan ontkomt, dan mag je je afvragen of je wel een profeet bent. 147. Profeten moeten bidden en smeken om Alam, de heilige stomheid, om aan Haar voeten neer te liggen. Ook Job werd tot die duistere stilte geleid. Hij kwam terug tot de Heilige Ziel van het paradijs, de Nephesh. Bitterheid was hiervan een teken. 148. Zo zou ook Job worden tot een ziel. De zielen van de martelaren smeekten om wraak, maar zij kregen een kleed om te rusten. 149. Stilte, stomheid, Alam, was het doel. De windafgod had hen in zijn macht, en daarom moesten zij hier doorheen. Zij moesten terugkeren tot de tuchtigingen van de ziel, tot de tuchtigingen van Job (vervolging). 150. Hierdoor zouden zij bewapend worden met Aphar, het vuil der aarde, het heilige vuil van de paradijselijke onderwereld. 151. En Aphar zou een nieuw lichaam voortbrengen, gemaakt van Basar, van Yad, van Harba, de besnedenheid. 152. Een profeet dient zichzelf in te smeren met Aphar voor deze reden. De profeet dient een relatie aan te gaan met Aphar, wetende dat Aphar ook afgewassen zal worden, om het diepere omhoog te brengen, als een grote ontwapening. 153. Een heleboel profeten blijven steken op dit

punt. Zij willen niet ontwapend worden. Ook verafgoden een heleboel profeten de windafgod van het oervlees. Hetzelfde hebben ze met Jezus gedaan. 154. Wij moeten ons wassen in de bitterheid van de ziel, en in Alam, de heilige stomheid. Ook heeft de Heere vele andere jagers op ons afgezonden die ons zullen wassen en doorsteken voor dit doel. Onze oude natuur, ook onze valse geestelijke natuur, zal gebroken moeten worden. 155. De bruid is donker van huid, als de tenten van Kedar. Dit zijn de goddelijke tenten, Ohel, van de duisternis. 156. Kedar is duisternis, dus we hebben hier te maken met de duistere Ohel, de tent in de diepte van het geheimenis. Job klaagde erover dat hij door de moederschoot terecht kwam in de plaats waar haar knieen hem opwachtten, en een plaats waar hij aan de moederborst moest zuigen. Het bracht hem niets dan ellende. 157. De bruidegom is als een bundeltje myrrhe, wat bitterheid betekent, en het bracht hem tussen de borsten van zijn bruid voor de hele nacht. 158. De bruid is als een omheinde tuin, als de tuin van Eden, wat beschreven wordt als een gesloten oog, de goddelijke blindheid, een bron van Mayim, de goddelijke schepping. 159. Dan wordt er opgeroepen om naar die tuin te gaan om de vrucht daar te eten, maar dat gaat over het grootbrengen van kinderen. 160. De zondeval was waar de mens de armoe en de honger, het dierlijke, het goddelijke vasten (de ziel) verliet, en zich ging bezig houden met prosperity, de windafgod van het oervlees. Toen nam de windafgod hen over. God zond een hemelse wind als een koorts, een vergif om hen terug te brengen tot de levendmakende bitterheden van de ziel, door 302 myrrhe. 161. De windafgod moest verslagen worden, en zijn veren moesten uitgerukt worden voor de priesterlijke hoofdtooi, om de de eredienst van de tentendienst te herstellen. 162. De bruid is in het Aramees een orde van hogere goddelijke wezens. 163. Job wil terug naar de moederschoot, en in zijn pijn wilde hij wel dat hij daar altijd was gebleven, en daar was gestorven, zodat hij niet door al deze dingen heen moest gaan. Hij voelde zich levende in slavernij, en wilde wel dat hij een misgeboorte was, dat hij gewoon een gevangene zou zijn op die plaats waar hij de stem van de drijver niet zou horen. 164. Hij verlangde terug te gaan. Hij vervloekte zijn geboorte dag. Er is een plaats voordat de moederschoot je grijpt, en dat is het gekend zijn door God, wat de plaats van onderdrukking is, wetende dat God boven jou staat, als de goddelijke bruid. Hier ging ook de sobere doorheen. Eerst worden wij gevormd in het hart van de Moeder Heere, waar de overeenkomsten zijn opgetekend, waar Haar leerregels in ons worden gekerft. 165. Dit is de plaats tussen haar borsten, waar de bittere zielen hangen als bundeltjes myrrhe. Dit is de plaats van goddelijke kennis, de plaats van belijdenissen, het is de plaats van het goddelijke zien, de profetische kennis. 166. In het boek van Job staan de Onderwereld en de Vernietiger naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van God. Zij zijn als Jagers op ons afgezonden om ons terug te brengen tot de diepere plaatsen van de onderwereld waar wij vandaan kwamen. 167. Job weet dat hij naakt tot die plaatsen zal wederkeren, omdat hij daar naakt vandaan is

gekomen. 168. De Vernietiger bewaakt de put van de diepte, de Teoom. Zij kent alle geheimen. 169. Vanuit het oerlichaam druppelt myrrhe, bitterheid. 170. Dit druppelen is Nataph, wat profetie betekent. Door de besnijdenis, ook van hart en ziel, brengen wij dit voort. Onze profetie moet bitter zijn, anders mogen we onszelf afvragen of wij wel profeten zijn. 171. Diep in de ziel ligt het hart, de plaats van honger, kennis en geweten. 172. De sobere keert terug naar de naaktheid. In het Hebreeuws is dat hetzelfde als in ballingschap gaan, en dat gebeurt door honger. In het Aramees wordt de sobere 'uit het net gehaald', na de jacht. 173. De sobere is afgedaald door de hof naar de plaats van slaap, wat in diepte 'ongetemd' betekent, en wildernis. Deze afdaling is ook een val in het Aramees, een verliezen of verlaging van status. 174. De sobere komt vrij van zijn oude leven, maar wordt een balling van de Urim. Dit is weer een overgangsfase in de onderwereld. De Urim zette hem vrij, om hem aan haar te binden. 175. De schoot van de Urim, de schoot van de onderwereld, is bewapend. 176. De Urim roept de sobere. 177. De sobere leerde gehoorzaamheid door het lijden, terwijl hij rechtvaardig was. 178. Job leerde ook gehoorzaamheid door het lijden, terwijl hij rechtvaardig was. 179. Het maakte hem stil. 303 180. De nadruk ligt op het geleid worden door de Urim, door de bitterheid van de ziel. 181. Job sprak door de bitterheid van de ziel. 182. Hij leerde deze gehoorzaamheid door de kastijding. 183. Ook de windafgod van het oervlees moest uiteindelijk neerbuigen voor de Bitterheid van de Ziel, de diepere weg in de onderwereld. 184. In het paradijs leefde men in de goddelijke blindheid, en was God's ziel, Nephesh uitgestort over de mens. 185. De Ziel is in het Hebreeuws de armoede. De komende uitstorting van de Heilige Armoede, die de Heilige Honger is, staat in verband met de Heilige Ziel. 186. Het pad van de bitterheid van de ziel is dus onvermijdelijk voor hen die daadwerkelijk dit contact met God willen herstellen. Er is geen andere weg. Het is het pad van soberheid en martelaarschap. Dat is de weg van de Heilige Ziel. Hierdoor komen wij tot de levendmakende bronnen van de Ziel. 187. Dit is dus wat 'leven' daadwerkelijk inhoudt. De 'levende ziel' die in het paradijs werd gegeven betekende dus : 'door kastijding en armoede' (honger, heilige vasten) tot het eeuwige touw komen. In het Aramees betekent 'leven' het zijn in de rauwe, natuurlijke staat, volbloed, ongemengd als een stromende rivier. 21.

De Urim als het verheerlijkte medicijn van Mozes 1. De hemelse machten worden besproken, en de wapens ons gegeven. 2. Orion heeft een reusachtige leidende ster, Betelgeuze. In het gebied 'Tork' was er lang geleden een skelet-geest als patriarchische leider. Zijn naam was Septus, en hij werd uiteindelijk verdreven, maar kreeg een grote autoriteit in andere delen van Betelgeuse, Orion en de rest van het universum. 3. Septus was mede verantwoordelijk voor de slavernij tot het oervlees, en om vrouwen onder de mannen te stellen. 4. Septus is een soort van gif wat mannen bekrachtigt en vrouwen verzwakt. Dit is ook een heel groot fundament van de valse kerk, waar de reuzen van het oervlees, de mannen van naam, gevallenen, omgang hebben met de dochters van de mensheid. 5. Dit zijn niet zomaar menselijke dochters. Het gaat om een geslacht van sirenen, en dit was de reden dat God de aardbodem moest verwoesten door de zondvloed. 6. Zij waren dus helemaal niet menselijk. Zij kwamen om hun boos plan uit te voeren : het voortbrengen van de mannen van naam, en het bekrachtigen van hen. 7. Zij komen dus als vrouwen, maar zijn tegelijkertijd verraders van het vrouwelijk geslacht. Zij doen dus geen eer aan de originele waardigheid van de vrouw, maar geven een misvormd beeld van wat een vrouw is, en doen dit ook met betrekking tot de man. 8. Septus heeft er ook mee te maken gehad dat de Takhot, het valse woord, handelswaar werd in de 304 handen van het oervlees. 9. Zo werd de Takhot gevormd die moest dienen als een merkteken van het oervlees, als een brandmerk, zodat de mens zou doen wat het oervlees van hen verwachtte. 10. Het oervlees speelde dus voor God, en in die tijd werd men door geweld gedwongen om dit merkteken te nemen. Als je dit niet deed, dan werd je mogelijk vervolgd, gevangen gezet, gemarteld en gedood. 11. De tijd van de inquisities heeft niet veel aan de verbeelding overgelaten. Hele volksstammen werden uitgeroeid, en het verstand kwam geheel onder de macht van het oervlees wat netjes van geslacht tot geslacht werd overgedragen, en uitgroeide tot een ijzeren monster. 12. Ook was Septus mede verantwoordelijk voor de bedriegelijke vertaling van de Takhot. Hierin heeft de patriarchie het hoogste woord, en is de matriarchie ver te zoeken en afgezwakt. Dit is een werk geweest van de vurige pijlen van Septus die de vrouwelijke schepping wilde beteugelen, en die daar altijd bang voor is geweest. De vrouw moest voortkomen uit de man, als zijn slaaf. 13. In zijn val groeide Septus uit tot een verschrikkelijke poortwachter tussen de aarde en Orion. Hij is een gevaarlijke macht van de dood, een macht die brandmerkt tot slavernij door de mannelijke monopolie en superioriteit. 14. Septus is de bron van het gif van de verboden vrucht, waardoor de man ging heersen over de vrouw. Het was een vloek daaraan verbonden. 15. Dit gif bracht de vrouw op de knieen voor de man, en maakte dat gevallen zonen Gods over haar konden heersen.

16. Zodra man en vrouw niet meer gelijk zijn, en de man is superieur, dan treedt de dood binnen. Het verwees naar Saturnus die zijn kinderen opvrat, Cronos in het Grieks. 17. Zodra man en vrouw niet meer gelijk zijn, en de man is superieur, dan lijden de kinderen daar ook onder, omdat hun bron zo wordt vervuild. De kinderen worden dan doodziek. De kinderen bevriezen onder zulk bewind. Dit koude skelet verspreidt een doodse kou als een voedingsbodem voor het valse woord, de Takhot. 18. Door de Septus viel de mens uit de oerwereld, en kwam in de handen van de geest van vrouwenonderdrukking. De mens verloor zo een groot deel van zijn scheppingsvermogen. De mens werd een slaaf van de oerzonden. 19. Septus zorgde ervoor dat de Takhot, het valse woord, hoofdzakelijk over mannen ging. 20. Toen Septus de vrouw had gesaboteerd, kreeg hij ook doorgang om zijn boze werk in de dierenwereld voort te zetten. 21. Men begon afgoderij met dit beeld te plegen. 22. Het gif van de verboden vrucht heeft als grondslag de tuchteloosheid en de valse tucht. Dat verbod in zichzelf was al een zekere tucht. De mens wilde als God zijn om aan die tucht te ontkomen. De mens wilde het niet dragen. De mens wilde niet getuchtigd worden, geschoold worden, gedisciplineerd worden, maar losbandig leven. 23. Dit wordt ook wel de stoel van Eli genoemd, die zijn zonen niet tuchtigde. Door de tucht des Heeren te aanvaarden zullen wij minder schade oplopen in de eeuwigheid. 24. Deze tucht is dus ons te beschermen voor de verschrikkelijke gevolgen van de zonde. 25. Daarom is het dragen van het lijden zo belangrijk, en om dicht bij het visnet te blijven. Ook dit komt telkens terug in de Spreuken, in de wijsheid van Salomo. Wij moeten de tucht liefhebben. De stoel van Eli is tegelijkertijd de stoel des doods. Dit is iets wat wij koste wat het koste moeten ontwijken. 26. Het verdraaien van de tucht, op basis van tuchteloosheid, moest de val van de heilige vrouw bewerkstelligen, volgens het plan van Septus. Er moest een wet opgesteld worden om de heilige tucht des Heeren af te dekken, af te scheiden. De gevolgen waren niet te overzien. Septus regeerde door het vlees van de man, en door een valse soort van vrouw, een sirenen soort, die het vlees van de man zou bekrachtigen. 27. Een belangrijke werk van Salomo was beschreven in de spreuken : om wijsheid en tucht te verkrijgen. 28. De bron van de verboden vrucht, de wortel van het oervlees, is allereerst een verachting van de tucht, en vandaaruit dwaasheid, die zelfs resulteert in een valse tucht. In deze wereld lijden wij onder deze valse bron van Septus. 29. De indianen zijn de verloren stammen van Israel, die door de Urim verzoend zullen worden. De Urim is het eeuwige touw, het verheerlijkte medicijn van Mozes, wat hij in de woestijn aanreikte aan hen die door de beesten van het oervlees waren aangevallen. 30. De tucht is in feite een school van ervaringen. 31. Het volk dat wilde blijven leven ging door de aandacht op het eeuwige touw te richten, binnen in God's tucht, een heilig gevangenschap. 305

32. De Urim had Zich aan hen betoond als het eeuwige touw, om het volk terug te brengen tot de heilige tucht. 33. Het werd opgericht als een heilig orakel, een tuchtschool voor het volk, om hen te leiden tot het beloofde land. 34. Nu komen we tot het geheim van de opstanding van de Urim, nu we hebben gezien dat het eeuwige touw een tuchtschool is om af te rekenen met de kracht van Septus. 35. Wij worden zeer zeker door Septus getuchtigd, als een instrument in de handen van de Heere, en dit is tevens de manier om Septus te overwinnen, door de tucht te zoeken, te verkrijgen en lief te hebben. 36. Ook de spreuken spraken over de tucht als een keten des Heeren. 37. Septus wil ons onder de valse tucht plaatsen en de tuchteloosheid. Hierdoor wil hij ons gehele leven ontwrichten. 38. Maar het eeuwige touw des Heeren is de opstandingskracht waarmee God ons wil vullen, als de heilige gebondenheid. 39. De sobere was aan het eeuwige touw, en was daarom verbonden aan de opstandings-kracht van de Urim, die hem uit de doden zou opwekken, vanuit de kracht die in hem leefde. 40. De Urim zal als het eeuwige touw, wanneer zij weerkomt, de vrouw herstellen, als een beeld van de Urim en van Moeder God. 41. De Urim zal de orde van de tucht herstellen, en 306 de valse tucht ontmaskeren, en de tuchteloosheid. Dit zal het einde betekenen voor de heerschappij van het oervlees. 42. De onderwereld is in diepte de plaats van het raadplegen van een orakel of van God. 43. Het is een bemiddelaar tussen God en mens, als een gebed. 44. Het is een plaats van tucht, en alleen door tucht kunnen wij met God communiceren, door het visnet, ook door de gesel, en het eeuwige touw. 45. Mede door Septus kwam er een veel te eenzijdige kijk op God en God’s instrumenten. 46. Er kunnen hele mooie dingen in de onderwereld gebeuren. 47. De ondewereld betekent iets beter te begrijpen, en in de diepte van de grondtekst betekent het ook iets om je aandacht te trekken of je aandacht geven, en betekent het onderscheidings-vermogen, de kunst van het zien (ook als een visioen). 48. De onderwereld functioneerde als de raadpleger van het orakel. 49. Als wij niet door de onderwereld willen gaan, dan kunnen wij de Urim niet volgen. 50. De gesel wordt vervuld met de onderwereld en zal daardoor in werking komen. 51. Het is nu belangrijk om tot de dieptes van deze dingen te komen, om door alle voorhangsels heen te gaan, tot plaatsen waar Septus ons niet meer kan vervolgen. Wij moeten de tijdelijkheid van de voorhangsels inzien, de betrekkelijkheid ervan. 52. De Israelieten werden in de wildernis geleid om

te komen tot de gesel van God, om daardoor getuchtigd te worden om in te gaan tot het beloofde land. Zij zouden hiertoe de striemen moeten ontvangen. De gesel zou spreken. 'Heere, spreek door Uw Gesel.' 7. De overwinnaars zullen ontvangen van de bron van het levende water. 8. Ook de tent wordt hen geschonken, van de vacht gemaakt. 9. Aan de overwinnaars werd de steen van de openbaring beloofd. 22. De afval der profeten 1. In het gewest Behamma van Betelgeuze in Orion, een reusachtig gewest van grote afmetingen, was Mudroch II de tweeentwintigste monarch, een monsterlijke zombie patriarch, die later werd verdreven, en een machtige positie kreeg buiten Behamma, in Betelgeuze, Orion en het verdere universum. 2. Hij moest ervoor zorgen dat de grondteksten van de Takhot geheel ondergesneeuwd werden door latere vertalingen. Hij moest ervoor zorgen dat de rijkdommen van de Orionse grondteksten afgekapt werden. 3. Het is een strijd tegen de lams-macht van geld. Wij worden beheerst door dit hebzuchtige lam. De hele wereld wordt erdoor beheerst. 4. Het lamskleed zal gebruikt worden als kleding en tenten voor God's Volk. 5. De overwinnaars van het beest van het oervlees komen uiteindelijk aan bij de zee. 6. Ook wordt aan de overwinnaars een witte steen beloofd. 10. Het fundament is de inheemse plaats, de onderwereld, oftewel de innerlijke wereld. 11. De dochter van God is gezonden om ons daar mee naartoe te nemen, en zij is die plaats zelf. 12. Het geboomte des levens staat daar. 13. Vanuit de onderwereld, de tucht, zal de hemel herrijzen. 14. De lap van het lam wat de dochter draagt is vuil. Zij komt om de tucht te herstellen. 15. Zo wordt er met het valse lam afgerekend. Het valse lam is als de geest van een varken. 16. Weent dan gij aarde, want de rooflammeren zijn tot u gekomen, en zij zullen velen misleiden. En het rooflam kwam tot de Urim, zij en haar legermachten, en zij voerde een strijd van zeventig dagen met de Urim. En zou zij de macht hebben dan zou zij de Urim verslinden en verleiden, maar aan het einde van die zeventig dagen voerde de Urim haar met een zwart zaad, want het lam was erg hongerig geworden en niets kon haar honger stillen. 17. En een bok kwam en doorstak het lam, terwijl de aarde in verbazing de bok achterna ging. En zij allen zeiden : 'Wie is aan de bok gelijk, hij die het rooflam heeft doorstoken. Want zij heeft ons gekweld, en zij heeft ons geknecht gehouden in lange dagen. 307

18. En een groot oordeel kwam over het rooflam. En zo was dan het oordeel over de beesten van het oervlees. 19. Nu waren daar sterren aan de hemel die als roofvarkens waren en zij joegen op de heiligen. 20. En zij hadden een beeld gemaakt voor het oervlees, hun afgod, en zij zwoeren dat ze de heiligen te gronde zouden richten. 21. En zij pleegden afgoderij met het beeld en zelfs hoererij. 22. Dit dan is de afval der profeten. 23. En grote angst viel op de rest van de profeten, en zij waren ziek voor enige tijd en kregen visioenen. 24. Daarom zullen wij tot de ware, heilige Moederborst moeten terugkeren. genaamd Tamoanchan. Hier groeit de Zuigelingen Boom, die vele tepels heeft om de kinderen te voeden en ook voort te brengen. In de Inca mythologie is Mama Allpa de vrouw met de vele borsten voor hetzelfde doel, als een beeld van de schepping. 4. Het oervlees heeft een valse tepelboom om de kinderen te misleiden. 5. En deze dagen worden de afval der kinderen genoemd. Maar de Heere ontfermt Zich over hen, omdat zij als wezen zijn. En de Heere leidt hen tot een rots, waarin zij eeuwige rust vinden. En de Heere heeft die rots de rust der hermitaten genoemd. 6. Zalig hen die de geheimenissen kennen, die van de Heilige Melk drinken. 7. Zalig hen die God verwachten, en Zalig hen die de Urim kennen. 8. Het kinderparadijs wordt beschermd door de watervallen van leegte en vergetelheid. Diep binnenin is daar de herinnering, het roepen van de kinderen, dat wat God openbaarde. 23. Het kinderparadijs 1. Dan zegt God ineens : Er zij een doorgang, er zij herinnering. 'Laat er geopenbaard worden. Laat er ontmaskerd worden.' 2. Op dit fundament gaat God dan openbaren en ontmaskeren. We zien dan een rijk van kinderen verschijnen. God laat dit allemaal zien in het middendeel van de aarde. 3. In de Azteekse mythologie begonnen de goden allereerst kinderen te maken in een kinder-paradijs 308 9. Mama Allpa is in de Inca Mythologie de Baarmoeder van de aarde. Het boek des levens, oftewel het Boek van de Baarmoeder in het Aramees, is dus het Boek van Mama Allpa, de veelborstige. Het is het geheim van de verjonging. 10. Er waren dus gevaren opgesteld juist om deze geheimen te beschermen. De mens werd later ontmaskerd in het Oosten, waar hij ook viel. 11. Wij moeten daarom door het voorhangsel heen gaan om tot de bronnen te komen.

12. Dat is het aanhangen en verkrijgen van de tucht, het vinden van de moederborst, oftewel de veelborstige boom. Alleen zo kunnen wij de gifboom van de borsten van het oervlees verslaan. 13. God zei : 'Er zij een bloem.' Het betekent onderwijs. Er kwamen nog veel meer bloemen, allemaal om afscheidingen te maken, tot een geheel. 14. De troon van de soberheid was gemaakt van witte steen. De grote witte troon waar alles van wegvlucht en waardoor alles zijn plaats verliest, is ook van witte steen. De Vreze des Heeren is het begin van de wijsheid. Wijsheid betekent ook oorlogs-kunde. Overwinnen betekent komen tot de troon van soberheid. 15. Het teken werd aan de hemel gesteld tot een verbond tussen God en mens. 16. Het is een vrouwelijke boodschapper. 17. Als wij tot de troon komen, dan zullen wij moeten komen als een leeg vat, ons onderwerpende aan de boog, onder de voeten van moeder God. 18. Wij kunnen niet vanuit eigen kracht die boog grijpen. Wij zullen de leegheid, de vergetelheid, moeten ingaan, om een leeg, gebroken vat te worden. 19. Nu zijn de dagen gekomen dat de heiligen verzadigd worden door de melk des Heeren en de honing. 20. Nu zijn de dagen gekomen dat de tepelen des Heeren vlees zullen worden, tot overvolle verzadiging van hen die Haar nauwgezet zoeken. 21. En de Heere verscheen in smetteloos wit, en bliksem verscheen naast hem, als een licht dat over de aardbodem viel. 309 22. En ik zag hen die uit de woestijn der verzoeking kwamen, en de melk des Heeren vloeide als licht om hun hoofden, totdat zij in de melk des Heeren baadden. En zij werden verzadigd tot in aller eeuwigheden. 23. En ik zag getuigen en gezanten van eeuwige profetie in de tenten des hemels verschijnen en zij droegen de melk des Heeren. En zij begonnen de melk uit te gieten over de aardbodem en de hemelen. 24. En de Heere sprak deze woorden : Zalig hij die drinkt van de melk des Heeren, want hij zal geleid worden op eeuwige paden. 25. En de aardbodem geraakte als in vuur, en werd door de winden verslonden. 26. En ik zag de heilige tepel groot worden op de berg des Heeren. 27. En ik zag hen die verslonden waren door roofdieren voor Gods Troon verschijnen, en zij kregen een speer van bot om te heersen over het oervlees. 28. En ik kwam in een dal van dorre doodsbeenderen na het drinken van de tepelen des Heeren, en ook zag ik daar as liggen. En tussen deze beenderen lagen de eeuwige beenderen des Heeren. En toen ik deze beenderen aanraakte kwamen gaven over mij, en ik begon te profeteren. Ook sprak ik in vreemde talen, en geraakten mijn handen als in vuur. 29. En ik zag de gezichten van drie stamhoofden gebeeldhouwd in bot, en zij droegen een gloeiende tepel op hun voorhoofd. En de Heere bedekte de tepelen en duisternis kwam tot de plaats. 30. En de Heere vroeg of ik het geheimenis wilde weten van de drie stamhoofden in het gebeente en ik

stemde toe. 31. Toen sprak de Heere deze woorden, zeggende : De drie stamhoofden zijn drie wachters die de bronnen der aarde bewaken. 32. Er zijn voorhangsels die God heeft opgehangen om de hemelse kennis niet zomaar aan de zwijnen prijs te geven. Wij worden door deze voorhangsels gelouterd, maar moeten dus er doorheen. 33. Wij moeten alle religie teruggeven aan God. 34. Wij moeten het allemaal afleggen en met lege handen tot God komen. 35. Dat is een gevecht, want we zijn verslaafd aan die voorouderlijke, mentale en emotionele drugs. We zijn afhankelijk en vastgegroeid. We kunnen niet zonder. Het is onze adem, en het wil ons ook niet zomaar 36. Gewoon alles wat je geleerd is loslaten, diep ademhalen, en dan zonder dingen te benoemen, en zonder aan dingen vast te houden tot God te komen, tot de goddelijke kennis. 37. Gewoon alles laten leegstromen, vasten. De lucht, de wind, wordt in ons verbroken, zodat wij tot de diepte van de ziel komen, de bitterheid, of het bittere water, en vandaaruit tot de diepte van de Kennis, de aarde, de klei, de heilige kennis. Dit is het daadwerkelijke communiceren, contact hebben met God, samenwerken met God. Je zou dat ook profetie kunnen noemen, de hoogste gave. Hiernaar moest gestreefd worden boven alle dingen. 38. Het moet ons brengen tot de diepte, tot de substantie van God. Dat is dan eigenlijk de Openbaring van God, de hogere structuren, en dan blijft het niet vaag. Wij moeten namelijk opgroeien en onderwezen worden. Dat is waar de Kennis voor 310 staat. Zit daar een gevaar aan verbonden ? Natuurlijk. Er is ook schijn-kennis, en valse kennis. 39. Soberen worden apart gezet in vreze en beven. Dat is de voorbereiding tot de ontmoeting met God, en tevens een test. Rennen wij terug tot de voorouders, of omhelzen we de vrees, en zien we dit als een sleutel tot God, het hogere. 40. Alle betekenissen zullen veranderen, alles zal hergedefinieerd worden, en alles zal ontmaskerd worden, en de hogere talen en begrippen zullen bekendgemaakt worden. Wij zijn in het midden van dit gevecht nu. Je mag hierin bidden om de kennis van God, om de heilige kennis, terwijl je al het andere loslaat. Je mag dan gaan wachten op de kennis van God, wetende dat de kennis van God tuchtigt, en een grotere Vreze des Heeren brengt, tenminste als het de ware kennis van God is. De kennis van God is heilig. loslaten. 41. In de heilige kennis mogen wij met God communiceren. Die kennis kan ook alle valse kennis wegvreten, dus het kan ook heel stil worden, of chaotisch. De Heilige Kennis zal de valse kennis aanvallen, dus er zal een oorlog zijn. 42. Blijf standvastig, zodat God hogere dingen kan openbaren. 43. Wij moeten ons dus disciplineren. 44. De Heilige Kennis is de kracht van God die in ons komt, wanneer wij vasten, leeg worden van onszelf, en tegelijkertijd helpt de Heilige Kennis ons daarin. 24. De wildernis profeet

1. De Heilige Kennis is leeg van valse, wereldse kennis. Je mag dus stil worden voor de Heilige Kennis, alles laten wegstromen, uit je hele lichaam, om zo de Heilige Kennis te ontvangen. 2. Deze zal je met nieuwe Vreze des Heeren bekrachtigen. Dat is een goed begin, en ja dat kan dus alles in de war brengen, de oorlog tegen valse kennis, dus blijf alles loslaten, en blijf toetsen door de Heilige Kennis. 3. Blijf hierin standvastig totdat je een nieuwe wedergeboorte krijgt in de heilige kennis, als in de moederschoot van God. Dat zijn allemaal ervaringen waar we naar mogen streven. 4. Menselijke overleveringen en tradities zijn een schaduw van de hogere realiteiten die mensen verkeerd hebben geinterpreteerd, en die door het oervlees werden gebruikt als een idool om mensen blind te houden, als een schuilplaats tegen God, opdat de mens zelf de controle zou kunnen bewaren, en dan heel hierarchisch in de verkeerde zin van het woord. 5. Natuurlijk is dit het werk van het kwaad, maar God werkte hier ook doorheen. 6. Degenen die verantwoordelijk waren voor de samenzwering van menselijke overleveringen en tradities wilden de moeder onttronen, zodat de weg tot wedergeboorte versperd zou worden, om mensen tot slaaf te maken van het Romeinse Rijk. 7. Menselijke overleveringen en tradities werden gezonden door Saturnus, de Romeinse Vader God, in een samenzwering van meerdere afgoden. 8. God heeft een plan waarin de mens stap voor stap uitgeleid wordt, hun taal gebruikende. 9. Zoals gezegd is het niet zwart-wit. Ik kan dus 311 zowel een ja, als een nee geven, of gewoon zeggende : 'deels'. Maar toch als we het puur over fundamenten hebben dan zijn menselijke overleveringen en tradities dus gemaakt om een voorhangsel te vormen. 10. De wildernis-profeet laat zich niet leiden door de leer van de valse kerk van het oervlees, is geroepen om oude fundamenten te verbreken, heilige huisjes om ver te werpen. 11. De wildernis-profeet ontvangt wilde openbaringen, en is niet bang om tradities overboord te gooien. Dit kan dus zelfs leiden tot een reformatie. 12. De gave van kennis is een onderdeel van profetie. Profetie is de hoogste gave waarnaar wij moeten streven, en staat gelijk aan kennis en waarheid, aleithea, waarnaar de Urim leidt. 13. Het oervlees houdt ervan om op valse fundamenten door te bouwen, om mensen in drijfzand te houden. 14. We zijn nu in de wildernis terechtgekomen, niet meer in de stad. Wij zijn als nomaden die voorttrekken, dieper de wildernis in. 15. Je moet zelf een persoonlijk contact met God ontwikkelen, en boeken kunnen daarmee helpen, maar het gaat om het toetsen en het je persoonlijk eigen maken. Wij staan allemaal op onszelf voor God, en wij zijn omringd met middelen. Die middelen moeten getest worden. Er moet mee geworsteld worden. 16. Soms moet je vluchten. Alleen tot God komen. Dus ook niet met je verleden wat mensen je geleerd hebben. Niet bouwen op mensen, maar alleen op God. 17. Alles werkt in die zin mede ten goede. Het

kennen van God zal in die zin je relatie met het oervlees vernietigen. 18. Het kennen van God, het persoonlijk kennen van God, is een manier van communiceren waardoor alles veel dieper gaat en niet meer oppervlakkig of vaag is, of op horen zeggen is gebouwd. Het is tussen jou en God. 19. Mensen willen het geestelijke zonder het kennen. God zegt dan dingen en dan gaan ze naar de menselijke overleveringen en tradities om te zien of het wel ermee strookt. Zo hebben ze dan het menselijke overleveringen en tradities boven God geplaatst. De Urim is zo goed als dood in kerken waar niet geprofeteerd wordt. 20. Wanneer we tot God komen gaat het niet om kracht. We moeten juist leeg worden voor God, en God moet ons eerst zwak maken. 21. Vasten kan heel zwaar zijn. Mozes leidde dus het volk tot de wildernis, en hier was honger, hier waren de oude krachten niet. 22. Daarom verlangden velen terug naar de vleespotten. Dat is een worsteling met God. De tocht is ook niet makkelijk. 23. Wij moeten niet door gevoel leven. Gevoel is niet de maatstaf om onze relatie met God te berekenen, of de kracht die je voelt. Ook geluk is geen meter. 24. Profeten gaan door diepe dalen heen. Dit kan zover gaan dat ze hun geboortedag vervloeken, of de moederschoot. 25. Geef het aan God, en God zal je geven, niet wat je verlangt, maar wat je nodig hebt. Daar zullen misschien kruispunten in zijn, misschien niet. God geeft jou wat je nodig hebt. Het tuchteloze zal alleen 312 maar misleiding brengen, en valse kracht. 26. De leerregels van het lijden komen niet ineens te vervallen door de hemelse kennis, er wordt alleen dieper zicht op gegeven. Het gaat juist allemaal dieper. 27. Wij moeten de leer van het lijden en de visnet niet vergeten, de tucht die we nodig hebben. 28. De hemelse kennis wil ons onderwijzen. Wij hebben profetische diepte nodig om hier doorheen te kunnen komen. Wij moeten het oervlees verslaan, en dat gaat alleen door de ontmaskering, door opgebouwd te worden in profetische strategie. Hiervoor is het lijden belangrijk. 29. Boze geesten kunnen soms een heleboel afroven, en juist dat hoort er ook bij. Juist dit helpt ons om leeg te worden. Hoe leger wij worden, hoe meer wij kunnen worden toegerust in strategie. Dit is allemaal niet simpel. 25. In de oudheid alleen gedeeltelijke profetie 1. Wij onderscheiden ons van de spijbelaars en de klagers, de luien, die denken dat we zonder strijd contact met God kunnen hebben. Wij moeten de waarde gaan inzien van het lijden, van de woede, van de vrees, depressie, en zelfs van het worstelen met God. Er zijn een heleboel afgoden die wij moeten overwinnen. 2. Vanuit onszelf kunnen wij niets begrijpen. Soms moeten wij leren leven met een stuk onbegrip en verwarring. Ons denk-proces moet heel vaak afgebroken worden, totdat alles weer in de leegte verdwijnt, omdat het verschrikkelijk onrein is en bedekt.

3. Dit is een grote strijd. Kiezen wij voor mensenvlees, of voor het goddelijke. Er wordt ten diepste niets afgewezen, dat is ook helemaal niet nodig in eerste instantie. Alles moet aan het goddelijke teruggegeven worden als een test. Op het toetsblok leggen is niet hetzelfde als afwijzen. Er kunnen goede dingen tussenzitten, maar daarom moet het juist gezifd worden. 4. Het kerkelijk materialisme is het bouwwerk van het oervlees. 5. Dit soort geesten zijn vaak als netten over de wereld uitgespannen, met de macht om te slaan en te genezen. 6. Er zijn verschillende uitverkiezingen, die opgezet zijn door het oervlees. 7. Dit is ook nauwverbonden aan allerlei rituelen. Dit komt voort vanuit diepe afgoderij van de mens in de oudheid. Terwijl zelfs Paulus al zei dat ze alleen maar gedeeltelijk konden profeteren. 8. Nieuwe melk kan ook niet in oude vaten. 9. Wij moeten het pad door de wildernis geheel gaan, en het beloofde land veroveren of heroveren. Het is dus een oorlog en een jacht. Soms gaan we in ballingschap. 10. Wij moeten worstelen met het goddelijke, omdat juist in de goddelijke wereld zoveel valse goden zijn. De Vreze des Heeren grijpt niets zomaar aan. 11. Daarnaast moet er natuurlijk de wil zijn om leeg te worden, terug te keren tot de hogere natuur. Velen willen de prijs niet betalen. 26. 313 Het eeuwige worstelen 1. Sommigen willen liever gewoon de regels van het oervlees volgen, en niet als vreemd of anders bestempeld te worden. Er zijn dus allerlei valkuilen. 2. Er moet dus de wil zijn om alles af te leggen. Ook onze wil, want die kan verschrikkelijk verdorven en aangetast zijn. Dan zeg je dus eigenlijk tot de hogere natuur : 'Doe met mij wat u wilt.' Je geeft je oude leven en natuur dus ook op voor de toekomst dan, als een eeuwige keuze. De gebondenheid in de hogere natuur kan alleen op die manier komen. 3. Dus de wil, het verlangen, wordt ook op het toetsblok gelegd. Soms moet dit vaker gebeuren, standvastig, zodat het niet terugspringt. 4. Door slinkse manieren kan de wil dan proberen terug te komen, bijvoorbeeld via gedachtes, gevoelens, en emoties. 5. Belangrijk is het dan ook met je verstand te beginnen. In ieder geval moet je deel worden van de natuur. 6. Je stijgt op. Je laat je oude natuur helemaal los. Dan spring je ook uit en dan spring je daar ook weer uit. Je blijft dus springen, totdat je op een punt komt wat 'het diepste loslaten' heet, of het eeuwige loslaten, waar je kunt binnengaan. 7. Dat is het moment dat je de grond hebt geraakt. Je bent diep in de wildernis. Dan zullen er weer nieuwe gedachtes en gevoelens in je binnen proberen te komen. Juist omdat je niet weet of die gedachtens en gevoelens van de hogere natuur zijn, moet je je hier tegen verzetten. Je moet er zelfs mee worstelen als het te sterk wordt. Dit is een vorm van toetsen en aftasten. De hogere natuur weet hier wel raad mee, de lagere natuur niet, maar zal proberen binnen te dringen.

8. Je mag geen risico's nemen, zoals op je gevoel afgaan. Dit is te gevaarlijk, want de tegenstander zal alles proberen na te bootsen. Imitatie staat op de loer. Dus je worstelt, je verzet je, wetende dat als het de hogere natuur is, dan kan die 'juist door deze worsteling' binnenkomen. 9. Nu kan dus zelfs je worstelen onvolmaakt zijn, onzuiver, onvolledig, dus zelfs met het worstelen moet je worstelen. 'Worstelen met het worstelen met het worstelen.' 10. Hetzelfde zoals je eerst ging 'loslaten van het loslaten van het loslaten van het loslaten van het loslaten.' Alles moest je loslaten, vooral juist ook het loslaten zelf. Zo ga je dan ook worstelen met het worstelen zelf. Totdat je in het punt komt van het diepste worstelen, het diepste verzetten, als het eeuwige verzetten, waardoor je het eeuwige worstelen en het eeuwige verzetten kunt binnengaan. Dit is ook een hemelse plaats, een hemelse wapenrusting, wat de hogere natuur zal aantrekken. Missen er teveel stappen, dan zal de hogere natuur niet echt diep komen. 11. Je gaat dan door een voorhangsel, en sluit het voorhangsel af. Daarna ga je weer door een voorhangsel, en sluit dat voorhangsel ook af, en dan ga je weer door een voorhangsel dat je moet afsluiten. Ook het afsluiten sluit je dus af, omdat ons afsluiten heel onzorgvuldig en onzuiver kan zijn. Het gaat dus om het afsluiten van het afsluiten van het afsluiten van het afsluiten van het afsluiten, totdat je in het diepste afsluiten komt, en zo tot het eeuwige afsluiten kunt komen. Hierin kunnen bepaalde geboortes in plaatsvinden. Je komt bij een heel groot meer. Je stapt in het meertje en wast jezelf. Dan zwem je het meertje over, en kijkt niet om naar allerlei geboortes die je om je heen zou kunnen zien. 12. Dit is best wel een tijdje zwemmen. Grijp geen enkele verschijning aan van ervaringen die om je 314 heen vliegen. Zwem gewoon door, en kijk er niet naar. Verderop zal het steeds duisterder worden, want je grijpt de lichtende verschijnselen om je heen niet aan. 13. Je bent op weg naar een plaats van zand. Wanneer je daar aan bent gekomen rol je in het zand wat aan je natte huid zal kleven, om één te worden met de natuur. Dan na het strandje kom je in een wildernis. Je hebt nu een leegte in jezelf ontvangen, die leegte ben je in wezen binnen gegaan. Vanuit die leegte kun je leven. 14. Zo kun je groeien in leegte, dat is een proces, en dit is een oefening. Je kunt dit leren. 15. Het oervlees moet overwonnen worden. Maar dat gaat juist ook door het leegworden, want het oervlees is een materiele geest, ook van religieus materialisme, die juist daar komt waar mensen nog niet helemaal leeg zijn. Het verslaan van deze geest zal ook een proces zijn. Territoriale geesten kunnen samenwerken, en je tegelijkertijd aanvallen. Ze kunnen elkaar ook oproepen voor hulp als het te zwaar 16. Als de hogere natuur dan echt komt, dan kun je je daar niet meer tegen verzetten. Het grijpt je, en er is niets wat je kan doen. 17. De tocht van het leegworden gaat ons brengen tot een hele andere wereld met andere hierachieen en volgordes, en alles wordt getranslitereerd in de zin dat we terugkomen tot de originele bestanddelen, dus dat zal allemaal heel diep gaan. Stap voor stap zal de hogere natuur dit openbaren. 18. Het toetsblok zal alles zuiveren, dus eigenlijk moet je leren leven vanuit het toetsblok. Je moet dus alles benaderen via het toetsen, en toetsen gaat door het vasten, het onthechten, totdat je merkt dat het vasten resultaat heeft, en dat de hemelse kennis je bezoekt in de onthechting, want leegte is een weg. wordt.

Het leidt ergens naartoe. Het is een beetje hetzelfde als het aanvaarden van de tucht. 19. Omdat er ook een valse leegte is die kan spreken, een minder diepe leegte, die ook heel ongeduldig kan zijn, is het belangrijk om te blijven toetsen en te leren toetsen. 20. Er wordt dus gezaaid in je leven, op de verre achtergrond van je bewustzijn, tussen bewustzijn en onderbewustzijn in, in de schemerzone. 21. Hier zal het gerangschikt worden, op de juiste volgorde worden gezet, door het toetsen, en zal het resultaat of ze zeggen : 'ja, toets alles aan de menselijke overleveringen en tradities.' 27. Wel zijn er dus allerlei gangen die allemaal hun eigen eigenschappen hebben. Bijvoorbeeld er zijn gangen waar elk geluid een valstrik of wapen in werking zet, zodat je dus die hele tunnel door moet gaan via het vasten op geluid. 28. Er zijn dus ook tunnels waar licht hetzelfde doet, dus dan moet je vasten op licht. Zo bouw je dus van fundament op fundament, totdat de maat vol is, en je verder kunt, en je van de fundamenten je leven lang profijt hebt. brengen. 22. Dat is een proces. Je wordt dus voorbereid op het daadwerkelijk ontvangen van de hemelse kennis. Dan op een gegeven moment maakt het contact, en is er niets wat het kan stoppen. Je kan het niet wegdenken. Er wordt een link in je gelegd. Het is iets wat de hele tijd op je blijft indreunen. 23. Het blijft om je heen, terwijl je toetst, er niet zomaar naar grijpt. Dus wacht even af hoe het gaat reageren, en hoe het zich gaat vormen. 24. Hierdoor zul je uiteindelijk dingen gaan zien en voelen, en hou ze maar gewoon op een afstand, en kijk maar een beetje, want als je in overmoed het oervlees aanziet voor de hemelse kennis, dan is het ook goed mis. Het moet via een natuurlijk proces zich gaan uiten. 25. Het gaat er dus om handigheid in het toetsen te krijgen, om zo hemelse kennis te vergaren, en de leegte niet te verwaarlozen of te degraderen of minachten. De leegte is het toetsen, dus dit is je bescherming tegen de sluwheid van het oervlees. 26. Omdat zoveel mensen hiermee de mist ingaan zijn er ook zoveel verschillende meningen. Er zijn plaatsen waar het toetsen niet of nauwelijks geleerd, 315 29. Er zijn juist zoveel andere belangrijke zintuigen, en we moeten zelfs een andere taal leren. Ook die zintuigen kunnen zich in de leegte ontwikkelen. 30. Zo kan het dus zijn dat door het toetsen heen de hemelse kennis een merkteken van informatie in je maakt, om je zo leiding te geven. 31. In het begin is het moeilijk. Het is een proces om het oervlees te onderscheiden van de ware hemelse kennis. 32. Het toetsen is een soort schijn-oorlog, of toetsoorlog. Stel je voor je wordt benaderd door één of ander beest, of je wordt overweldigd door allerlei gedachtes of gevoelens. Dan is het belangrijk dat je dat van verre al ziet aankomen, anders kan het misschien al te laat zijn. Daarvoor is er het jachtstoetsen. Als je iets in de verte op je af ziet komen, dan neem je een toets-pijl, en dan schiet je die erop af. Dat kan de hemelse kennis dus niet schaden, maar stel dat het de hemelse kennis is, dan wordt de hemelse kennis juist hierdoor vrijgezet. Je pelt hier dus als het ware de hemelse kennis mee af. Komt het dan nog steeds dichterbij, dan schiet je er nog een toets-pijl op af, en wordt het daardoor nog niet gestoord, dan begint er een grond-gevecht van dichtbij. Dit is een toets-gevecht, zoals Jakob op

Pniel. Dit is een worsteling, een toets-worsteling. De hemelse kennis wordt zo geheel losgemaakt van boze geesten. 33. We moeten leven in het heilige vasten, vanuit de heilige leegte. 34. Het zijn geen gaven, het is loon, het is een relatie waarin aan de voorwaarden is voldaan, en de belangrijke tussenstap hierin is de leegte, de heilige vreze, oftewel de vreze van de hemelse kennis. Vanuit de leegte kan tongentaal opkomen. 35. Maar eerst moet de tongentaal sterven, op het toetsblok gelegd worden, in de onthechting. 36. Wij ontvangen leiding door de jacht. Er staan teveel boze geesten klaar om hun 'gaven' te geven aan hen die de hemelse kennis en de jacht verachten. waarheid onderdrukken. 5. Het Ahnitische is vol van de hemelse kennis, en dan hebben we het vooral over waar Ahn de weg tot de moederschoot bespreekt, zoals Job dit ook doet. 6. Gedachten zijn vaak geesten die met elkaar communiceren. Zij gebruiken hiervoor lichamen, zodat de persoon denkt dat hij het zelf is. 7. Zij besturen mensen. 8. Pijnen worden veracht, zoals angst ook wordt veracht, en andere belangrijke emoties. De mens is verslaafd. 9. Onze ware identiteit zit opgesloten van binnen, door allerlei fabels en praatjes. 10. Wij moeten deze oerleugens verbreken. 27. De hemelse verspieding 1. In de hemelse kennis is de profetie dieper. Het oervlees kan je begiftigen met een heleboel gaven en profetieen, maar als het er op aankomt mis je dan net de bron-profetieen die nodig zijn om je er doorheen te leiden. 2. De heilige onderscheiding is loon, geen gave die iedereen kan krijgen. 3. Het oervlees geeft gaven zodat de jacht wordt uitgedoofd. Hij mest mensen vet zodat ze de jacht niet meer aangaan. Hij geeft hen wat ze verlangen. Hij geeft hen afgoden die altijd voor hen klaar staan. 4. Soms kan een bepaalde waarheid juist een diepere 316 11. Hierdoor worden de diepere zintuigen geopend, leren we communiceren door pijnen en leegtes, door honger, door hoe de wildernis communiceert, door patronen. 12. Hierin worden ook weer verborgen oerleugens ontmaskert. 13. Je komt er niet door te 'denken'. Ook het denken moet op het toetsblok gelegd worden, en de wil. 14. Door de leegte, duisternis en honger, door het toetsen, het afleggen en de onthechting, kom je uiteindelijk dan tot de diepere, meer zuivere bronnen van denken, van hemelse kennis, die zich op een hele andere manier manifesteren. Dit gebeurt door het sterven aan jezelf. 15. Jij bent het zaad, en dat sterft, en dan groeit daar iets uit voort, wat gaat stromen, en dat manifesteert zich dan in het nieuwe denken van de hemelse kennis.

16. Dit moet op een natuurlijke manier gaan, niet dat je vanuit jezelf alles gaat lopen uitdokteren. Denken is heel goed, zoals profetie heel goed is, maar de vraag is dus : hoe te denken ? Hoe te profeteren ? Dit gaat dus door aan jezelf te sterven. Er is zoveel vals leven in ons, zoveel cosmetische en kunstmatige natuur in ons, oude natuur, en dit sterft af door de heilige vreze en de hemelse kennis daarvan. 17. Als het zaad sterft, dan kan niemand de nieuwe natuur tegenhouden, dus dat wil echt niet zeggen dat je een leeghoofd of een waashoofd gaat worden. Nee, de leegte, de onthechting geeft loon. En dat loon is niet het loon van de wereld, maar zal speciaal loon zijn. Je zal geen deel meer zijn van de massa. Je zal anders zijn, je tijd ver vooruit. 18. De vijand is verdeeld, ze strijden tegen elkaar en maken elkaar tot slaaf. 19. Oerleugens leven vaak in oorlog en overwinnen en verlammen elkaar dan, om elkaar te gebruiken, zodat het net lijkt alsof alles vrede is. 20. Wij moeten het goedmaken wat er door de zonde verkeerd is gegaan, door ons goed te laten inlichten wat er precies kapot is gemaakt en hoe het hersteld kan worden. Hierin moet de vijand aangepakt worden, en moet alles herbouwd worden. 21. De hemelse kennis manifesteert zich in de grote moeder of baarmoeder, maar dat is niet de enige verschijningsvorm. 22. Alles gaat stap voor stap. We werken onder en boven de schelp, zowel herdefinieren als ontmaskeren. Daarom blijven de oude geschriften van belang, omdat het veel kennis bevat die in de hemelse kennis doorvertaald kan worden. 23. De leegte in het oervlees is ervoor om de 317 hemelse kennis uit te doven en verborgen te houden, terwijl de leegte van de grote moeder ervoor is om de hemelse kennis aan te wakkeren, juist door los te komen van de verdraaide kennis. Dit is de onthechting, om los te komen van het materialisme. 24. De leegte van het oervlees is oppervlakkigheid juist om het materialisme te beschermen. De leegte van de grote moeder is diepte die naar diepere werelden leidt. Het is vuil werk, maar lonend. 25. In religie ligt altijd het gevaar dat er persoonsverheerlijking komt, als een excuus om niet meer verder te leren. Het gevaar is dat de persoon belangrijker wordt dan datgeen waar het voor staat. Dat is ook het geheim van hoe religieuze arena's werken. De nadruk wordt gelegd op goden, op personen, die iedereen dan op zijn eigen manier neerzet, en dan ontstaat er strijd, wat natuurlijk goed voor de economie is. Op dit principe worden hele samenlevingen gebouwd. 26. De Ahnitische kennis leidt tot de wildernis. 27. De sleutel ligt in de stammen. 28. Die eigenschappen groeien allemaal mee in de hemelse kennis, en worden wat genuanceerder, en er komen steeds meer eigenschappen bij. 29. We zijn nog steeds in een oorlog, en op school. Er is een hoop werk te doen, en alhoewel dat heel zwaar kan zijn, is het op lange termijn erg lonend. 30. Het gaat diep, omdat alles stormbestendig moet worden. 31. Het aanvaarden van de tucht, en de heilige vreze zijn hierin belangrijk. Dit behoort bij het toetsen. Dit wordt door de hemelse kennis beloont. 32. De tocht gaat verder. Daarom mogen we ook blij

zijn met de tucht, omdat het groei belooft, verfijning. 33. Het mannelijke en vrouwelijke zijn de personificaties van diepere dingen, en daar is een hele grote strijd om gaande. 34. Het mannelijke en vrouwelijke zijn symbolische krachten, en zij bevinden zich diep in ons, en alleen door de hemelse kennis hierover kan dit grote geheimenis opgelost worden, en dat zijn we dan ook aan het doen. 35. De toorn van de grote moeder, het heilige vrouwelijke, de hemelse kennis van dit geheimenis, is allereerst in toorn over de gehele patriarchie van vrouwen-onderdrukking door de menselijke overleveringen en tradities en valse religie. 36. We moeten in de gaten blijven houden dat de moeder dit heeft opgesteld om haar natuur en geheimen te bewaken, als achter een masker. 37. Zij heeft deze wachters opgesteld om haarzelf veilig te stellen, maar deze wachters hebben zich ook aan haar bezondigd, dus het is allemaal heel dubbel. Al met al moeten we deze wachters van het oervlees verslaan, anders zullen we nooit bij dit moeder principe komen. Wij moeten door dit voorhangsel gaan, want hier test de moeder ons mee. Dit is dus een hele grote beproeving waardoor velen door de mand vallen. 38. De toorn van de moeder wekt dan bij hen die daar gevoelig voor zijn de vreze van de hemelse kennis op, en die kan heel drukkend zijn, want het is een oorlog en een jacht. En het doelwit bevindt zich juist in ons, dus daarover wordt gestreden. Ook is dit de diepe onbekende duisternis. 39. Deze strijd is eenzaam, en een lijdensweg. 40. De hemelse kennis werkt met fragmenten, 318 omdat het een puzzel is, die subtiel gelegd moet worden. 41. Je moet daar dus echt klaar voor zijn, en het juiste seizoen moet er voor zijn. 42. Je werkt zo ook voor ieder fragment, dus ieder fragment zal dan ook een soort van beloning zijn die je later dan kunt gebruiken of inpassen. Zo spaar je dus eigenlijk. 43. Niets gaat vanzelf, en juist als we teveel zouden krijgen in één keer dan zouden we lui kunnen worden of ondankbaar, zoals dat zo vaak in menselijke overleveringen en tradities gebeurt, vanwege het genade-principe. 44. Religie is natuurlijk maar symboliek om de diepere, ingewikkelde processen van het leven te beschrijven, om de weg te wijzen tot de hogere bewustzijnen waartoe wij moeten ontwaken. Het gaat hierin niet zozeer om geloven, maar om ervaren, leren kennen. Geloof wordt al te gemakkelijk afgoderij, als in overgoddelijkheid. 45. Er is dus een ware strijd gaande tussen de hemelse kennis, die altijd weer dieper gaat, alles dieper vertaald en blijft doorleren, en gemakszuchtig geloof. 46. Geloof is veelal een valkuil om ons van de hemelse kennis en het ervaren af te houden. Wij moeten persoonlijke ervaringen hebben met het diepere om het te leren kennen, om zo onze diepere zintuigen te openen en te herwinnen. 47. Onze aardse zintuigen houden ons vast aan geloof van het oervlees. 48. Blijf kijken naar de hogere visioenen, luister goed, en leer ervan, oftewel blijf analyseren en persoonlijk ervaren. Het is iets heel persoonlijks.

49. Vrouwen zijn de verdraaide, afgeweken spiegelingen van de hemelse kennis, van het ware vrouwelijke, de wildernis moeder. Zij worden op de mens afgezonden om verschillende redenen, en als voorproefjes, juist om ons te testen, want vaak moeten zij juist ontweken worden, opdat we de ware prijs niet zullen missen. 50. Vrouwen zijn vaak de voorhangsels van de hemelse kennis. Dit is allemaal tijdelijk. Wij zijn in worsteling met de oer-moeder, voor test-doeleinden. Wij mogen ons nooit zomaar overgeven. De oermoeder maakt ons agressief voor deze redenen. Wij moeten ons verzetten tegen elke band van slavernij die ons wordt opgelegd, want het kan de tegenstander zijn. 51. Hoe we met vrouwen moeten omgaan is van een heleboel dingen afhankelijk. Hosea had zelfs intiem contact met een hoer, wat als een profetische strategie was, een oorlogs-strategie. Hoseaanse huwelijken bestaan. Veel profeten zijn getrouwd of getrouwd geweest met een hoer. 52. Wij mogen nooit zonder oorlogs-instructies zomaar met de vijand meegaan. Velen verliezen hierdoor hun leven en komen in een kooi terecht, ver weg van de hemelse kennis. 53. Het vrouwelijke staat voor de onbekende duisternis, waarin het mannelijke het zicht is, en zeer beperkt. Wij moeten dieper de duisternis in. De moeder zondert ons af, en tuchtigt ons. Zij is absoluut geen verwenner. We worden afgezonderd in een kooi, waar we los komen van alle oude kooien, en waar we getemd worden tot de hemelse kennis. Het vrouwelijke brengt ons terug tot kindschap, en het ware mannelijke. We worden dus niet oververwend door het vrouwelijke. Daarom zal het soms dus lijken alsof het vrouwelijke ver weg staat. 54. Wij leren de worsteling, juist om van het valse 319 vrouwelijke af te komen. Er zijn veel vrouwen die de bedriegelijke duisternis voorstellen of zelfs het valse licht. 55. Het is belangrijk om dingen in het verband te blijven zien. 56. We werken dus onder de schelp in samenwerking met boven de schelp, wat we diepzee duiken noemen, wat een oorlogs-strategie is en verspieding in de strijd tegen het gevaarlijke oervlees. Zomaar wegrennen zal niet lukken, alhoewel vluchten wel een onderdeel is van de seizoenen. 57. Geduld is dus geboden, zicht houden op het verband. Dat is een oefening. 58. Dingen worden dus tegen elkaar weggestreept, omdat 'vergif juist ook het geneesmiddel bevat'. Wij moeten dus dingen op andere manieren leren bekijken. 59. De voorhangsels worden geopend, en we kunnen zien waar het pad verder gaat. 60. Het moet begrepen worden. 61. Al deze maskers zijn opgesteld om ons te testen, waardoor de moeder haarzelf bewaakt en bewapend. 62. De mens is beladen met voor de moeder gevaarlijke krachten, en die krachten moeten verbroken worden juist door deze dingen heen. 63. Menselijke overleveringen en tradities zijn wachters van de moeder, om de vijand te verwarren, en zodat niet de verkeerden tot haar zullen komen. 64. Het is dus een uitdaging om hier langsheen te komen. 65. Zij die niet met het probleem van menselijke

overleveringen en tradities klaarkomen, zijn niet klaar voor de moeder. 66. De hemelse woede is een herkenningsteken voor hen in de hemelse kennis. Zo kunnen we elkaar herkennen, als een belangrijk fundament. 67. De heilige woede over onrechtvaardigheid is als een teken dat wij niet van deze wereld zijn. Ook is het een teken van zelf-worsteling. Aan de andere kant zet de hemelse kennis de valse natuur in ons zo onder druk dat het soms ook de woede van de vijand is die ontmaskerd wordt, dus het zal wellicht een mengeling zijn, en dit kan enigszins verwarring veroorzaken. 68. De hemelse kennis bestaat uit vele stappen en tussenstappen, vele verdiepingen. 69. De tocht naar diepere hemelse kennis gaat door vele punten. 70. In de leegte moet er een dieper afsterven aan de valse natuur plaatsvinden, waarin je dan opnieuw geboren wordt in die diepere laag van de hemelse kennis. 71. Hierin kan veel groei plaatsvinden. Leegte moet tot zo'n diepte komen dat we ergens op een gegeven moment zweven en overgaan in een andere wereld. 72. Velen buiten de leegte uit en beginnen een handeltje ergens, waardoor alles stopt. Er zijn geen grenzen in de leegte. Het kan altijd weer dieper en verder. De leegte reikt je dan als het ware de wapens aan als je er lang genoeg op gevast hebt, maar dat mag je nooit zelf doen. Het heeft dus een tijd nodig. 73. Als je zomaar wapens grijpt, dan zal het jezelf aanvallen, en zal het schade brengen. 74. Dus het wapen zal zelf komen, door het toetsen en vasten heen, en na het gebruik van het wapen, 320 moet het wapen weer terug in de leegte, waar het herschapen moet worden. En ja, alles gaat door geboortes. En geboortes komen door het sterven. 75. De omvormingen zijn goed. De onderwijzingen op zichzelf kunnen al een bepaalde omvorming teweeg brengen, omdat ze nieuwe fundamenten aanreiken. 76. Een heleboel gevoelens zijn niet van ons, maar van de valse natuur die door de ontmaskering klappen uitdeelt, tot de oppervlakte komt. Dan moet er even een heleboel gezuiverd worden. 77. De hemelse kennis rekent hier ook af met valse sociale contacten en brengt onthechting op dat vlak, vanwege allerlei kwalijke invloeden van het sociale. 78. Dan moet er even naar de wortels gegaan worden. Dat kan in golfbewegingen gaan, want ook dit behoort tot de seizoenen. 79. Elk detail van het verleden is belangrijk. Daar gaat ander zicht op komen, wordt in een andere verband geplaatst, krijgt een andere betekenis, en zo zal het veranderen in de diepere werkelijkheid. Het verleden zal ons wapen zijn wanneer we het verleden gaan begrijpen. 80. Ons werk onderscheid ons van het 'ergens vastgelopen' pinkstergeloof. Er is een verschil tussen 'vol zijn van de heilige geestelijkheid' en 'gebonden zijn in het heilige geestelijke'. 81. Soms zijn er profeten die zeggen dat ze dingen deden die ze niet konden stoppen, maar wij spreken over een algehele hemelse gebondenheid, dat je niet eens je hand kan optillen als de Heere dat niet wil. Dan kun je proberen je hand op te tillen, maar dat zal je dan niet lukken als je in de heilige gebondenheid leeft. 82. Zo diep gaat de heilige gebondenheid, en dit is

iets waar rekening mee gehouden moet worden. Stel dat een mens nog zelf zou kunnen bepalen waar het lichaam naartoe bewogen kan worden, dan kunnen er fouten gemaakt worden, en dat kan zelf ongelukken veroorzaken. Dit wil niet stellen dat de mens in de heilige gebondenheid vrij is van tucht, integendeel. De mens in de heilige gebondenheid wordt zwaar getuchtigd, en daarom praat men er liever niet over. 83. De heilige gebondenheid is dus een groot geheimenis. geinspireerd, maar dit is in de hemelse kennis vanuit de heilige gebondenheid, dus niet iets wat je zomaar doet, maar wat over je komt. 6. Het moet dus puur natuur zijn. Geloof wordt op allerlei manieren misbruikt. Het wordt vaak als een excuus gebruikt, en is daarom ook helemaal niet verantwoord. 7. Wij werken niet vanuit geloof wat we zelf kunnen manipuleren, maar vanuit heilige gebondenheid. 28. Het hart van de moeder 1. Er wordt overgegaan van 'gave' naar 'loon', en het mechanisme van deze werkingen wordt getoond, zoals hoe profetie werkt in diepte, en onderscheiding. 2. Mensen kunnen niet met hun ego afrekenen. Het ware sterven aan jezelf is onbereikbaar voor hen. Ze worden in leven gelaten, en worden tegen elkaar opgezet. 3. Alle 'gaven' (loon) werkt vanuit de heilige gebondenheid wanneer het gaat om de hemelse kennis. In de leegte waar we ons vastklammen aan de heilige vreze, zal er vanzelf een punt komen waarin dat gebeurt. 4. Profetie is de hoofdgave of begingave. De gave van geloof is in de hemelse kennis de gehoorzaamheid. 5. Juist omdat we de nadruk leggen op profetie als de hoofdgave moet het 'spreken in tongen' als dat gebeurt voortkomen vanuit profetie, als 321 8. Ook alle genezing en bevrijding moeten uit dit principe voortkomen. Genezing is in de hemelse kennis een samenwerking tussen het natuurlijke proces en loon, wat door de tucht heengaat en wat een bewapening is. 9. Al dit werktuig kan dus heel verschillend werken, en zal in elke situatie weer anders zijn. 10. Verder gaat het erom om het grotere verband te krijgen, en tot hogere strategieen te komen in alle dingen, tot een groter overzicht, juist door de onthechting die plaats moet 11. Alle ontwikkelingen binnen de hemelse kennis hebben hun spiegeling symbolisch gezien in het materiele en het aardse. Dat is een natuurwet binnen de hemelse kennis, en dat moet de mens leren interpreteren. 12. Het zijn juist de gebieden waar de hemelse kennis mee bezig is, namelijk het hele werk en het loon, en dan moeten alle banden van valse genade, die de mens in drogbeelden houden, doorgesneden worden, zodat er daadwerkelijk een verbinding met je ware loon tot stand komt. 13. Er wordt dus naar je hart gekeken, en je wordt niet meer als een nummer beschouwd voor genade voor twintig in een dozijn. Als er dan zo'n genadeband wordt losgesneden, dan voel je je even vinden.

helemaal verloren, want daar heb je altijd door geleefd. 14. Het lijkt dan alsof er een stuk ondersteuning onder je wordt weggeschopt, en dat geeft leegte, en kan pijn doen. Maar vergeet dan niet dat daar een loon-band voor in de plaats komt, helemaal afgemeten op jouw hart. Dus het kan even wezen alsof je terug gaat naar af, of een paar stappen terug, of alsof je naar het begin terugmoet, maar dan kan er een nieuwe wereld beginnen met nieuwe waarden, en alles zul je eerlijk verdienen. 15. Dan is het even diepe duisternis, en gaan er een paar lichten uit. 16. Het oervlees is namelijk zo'n lichtgeest van genade en verwennerijen, om zo de kinderen van de bronnen van de duisternis af te houden. 17. Hier is dus strijd om gaande. Wapens gaan tekeer om die banden los te kappen, en dan voel je je even op de woeste baren, maar depressie kan ook iets heel moois zijn, als het hart van de moeder, als een medicijn, en dan vind je daarin vanzelf op een gegeven moment het hemelse zicht. 18. Depressies hebben een zegen in zich. Depressie een verschijnings-vorm van de Moeder als Jager. Dit is om theologieen en idealogieen te veranderen. Zij leeft diep in de natuur, ver weg van de mensen. Ook is dit pad waarop je bent het pad van de armoede, het pad naar de onderwereld, en daar moet je telkens bij elke poort iets van je bezittingen afleggen. Zo kom je tot de sieraden van het lijden, van de heilige armoede, genaamd de Lokogamen. 19. Er zijn allerlei soorten heilige sieraden, en dit zijn allemaal wapens, en die worden alleen in de heilige armoede gevonden. Juist door je wonden kom je daar, omdat je wonden je gevoeligheid geven daartoe. Op dit pad kom je tot lijdensaanvaarding, afzondering, heiliging en ascese, 322 waarin overgevoeligheid een bijwerking kan zijn. Depressie kan ook een onderdeel zijn. 20. Er zijn ook speciale lokogamen voor de depressie. Deze sieraden zijn tegelijkertijd sleutels. Zij zullen de bedriegelijke lichten van genade in je doven, en je leiden tot het ware hemelse zicht. 21. Het is noodzakelijk voor ons om soms door deze dingen heen te gaan om verder te kunnen. Het is bitter-zoet. Niet alleen maar bitter, en niet alleen maar zoet, maar een mengsel. Dit behoort tot het herstel van de schijf van loon in deze tijden. 22. Als de mens in een nieuw en dieper gebied van duisternis komt, afgesneden van het licht, dan kan dat moeilijk zijn, omdat de zintuigen van de mens dat nog niet hebben verwerkt. Dan ziet de mens dus niets of niet veel, en het kan alles even overhoop gooien. Maar dan later gaan de zintuigen eraan wennen, aan dit nieuwe gebied, en zullen overwinningen behalen juist door het lijden heen, en zullen zich gaan openen, en dan zal een nieuw fundament zich vormen. 23. Gevechten zijn dus niet altijd leuk, maar wel noodzakelijk om verder te komen, en de mens kan het ook als een grote uitdaging zien, vol van verwachting. Er komt veel bij kijken. 24. Alle details in het leven zijn weerspiegelingen van het pad van de hemelse kennis, dus alles heeft met elkaar te maken en zijn lessen, waarin je gaat van fundament naar fundament. Het zijn allemaal kralen van dezelfde 25. In wezen is het een orakel dat uitgelegd moet worden vanuit het oerwoud. Zo niet, dan raast het raadsel nog steeds in het hoofd. Dit boek opent dus grote poorten in het hoofd, waardoor er heel veel stoffen in het hoofd vrijkomen. 26. Ook de nacht is geen doel op zich, net als de ketting.

leegte, maar het is een middel om tot de diepere kennis te komen, verborgen zichten, waardoor we kunnen leven. 27. De zichten zijn aan het ontwaken, en dat gaat door allerlei processen. Het zijn de nieuwe zintuigen, en dat gaat door wedergeboortes.. 28. Elk werk is weer uniek. Het gaat erom om te komen tot de bron van de missie en dan alles daarop aanpassen. Soms is het beter personen te ontwijken, en andere keren zal confrontatie of samenwerking van belang zijn. 29. Depressies zijn aan de ene kant naar en lastig, maar aan de andere kant wordt je zo wel voorbereid. 30. Dan voel je je even slecht, maar dat is om je ogen te openen voor wat er gaande is, want we zitten midden in een oorlog, terwijl velen valse spijbel-feestjes aan het vieren zijn, en van dienstweigering. 31. De mens wordt door depressie hiervoor bespaard. De mens kan dan onmogelijk meefeesten, maar wordt voorbereid door wat bitterder voedsel, opdat zijn ogen opengaan voor de oorlogsstrategieen voor deze tijd. 32. Het is dus even vasten op allerlei verblindende leugenachtige zoete suiker-geesten, wat allemaal kunstmatig, behekst zoet is, maar de natuur heeft zijn eigen zoet. 33. Uiteindelijk zal het dan bitter-zoet zijn, maar wij mogen het zoete niet uit onszelf opwekken. Wij moeten dieper de bitterheid in, waardoor de bitterheid dan zelf het ware, pure, natuurlijke zoet zal voortbrengen, het zoete van het lijden bijvoorbeeld, wat vol is van openbaring. 34. Dus zo in de diepte gaan is even eng, maar de 'pijl door het vlees' is dus ergens goed voor. Het zal 323 niet voor zijn tijd worden weggenomen, maar zeker ook niet na zijn tijd. 35. Belangrijk is het om depressie te aanvaarden als de Moeder zelf, die van een hele andere wereld is dan de tijd waarin wij leven. 36. Depressie kan ook een uitdaging zijn als een groot geheimenis. Je gedachtes 'over' depressie kunnen gaan veranderen, dat je een ander gezichtspunt krijgt, en dat je dan langzaamaan anders met depressie omgaat. 37. Zie depressie dus niet als een dicht voorhangsel, maar juist als een open voorhangsel. 38. Juist ook depressie kan een missie zijn om in een ander of nieuw gebied binnen te gaan, en dan vang je even die verschrikkelijkheid op omdat het nieuw terrein is. 39. Maar dan later zul je dat gebied meer en beter kennen en je tent opzetten en overwinningen behalen, en zal dat gebied een hele andere betekenis voor je krijgen. 40. Er wordt naar elk detail gekeken, dus elk detail is van groot belang is. Je krijgt dan juist via het natuurlijke en het sociale een blik op bepaalde oerzonden, waar je een nieuw zicht op krijgt. 41. Het heilig zoet is te verkrijgen in de diepte van de wildernis, in het gevecht met het oervlees. 42. Dit bloed is bitter-zoet, maar allereerst bitter. We kunnen niet frivool zijn of laatdunkend over deze strijd. Als we een overwinning hebben behaald ligt trots altijd op de loer, en dan worden we door de volgende, hogere vijand overwonnen. Daarom moeten wij niet lachen als de dwazen, zelfs niet in de wildernis. Wij moeten daarom de heilige vrees eren en ons daaraan onderwerpen. Het is beter te vrezen dan vroegtijdig te lachen.

43. Het oervlees kan in de wildernis verschijnen als een verlokking als het erg moeilijk is, en als je dan aangrijpt wat het je aanbiedt, dan neemt het je mee. Dan is je hart van het oervlees. Daarom is het belangrijk om het goed in de gaten te houden. De lucht zit vol met het oervlees, zowel subtiel als direct, maar het gaat erom dat er een groot aanbod wordt gedaan. 44. Het oervlees zal altijd wegen proberen te vinden om je te bereiken, zelfs als je in een hutje op de hei zou gaan wonen. 45. Dus we moeten zelfs als we diep in de wildernis zijn nog loskomen van het stadse, en dat gaat dus allemaal door de strijd tegen de beesten van het oervlees daar. Wij moeten worstelen met al het zoete en dat wat ons probeert te lokken. 46. De depressies kunnen zowel van binnen als van buiten komen, met als doel om ons los te weken van alles. Dit behoort allemaal tot de hemelse kennis, alle details. Het steekt ons, zodat we automatisch onthechten, en dan er een allergie voor ontwikkelen. 47. Dit is precies waar het allemaal om draait, dat we deze levensbelangrijke emoties op waarde gaan schatten, en weten dat juist zij ons over de grote zeeen heenbrengen. Dat doen de nachtmerries, niet de dromen. Dit zijn de sieraden van het eeuwig leven, onze wapens waarmee we de overwinning behalen over onszelf. 48. Mensen worden geboren door het oervlees, en kunnen dan de weg niet meer terugvinden. In plaats van deze wachter te verslaan, gaan zij deze wachter aanbidden. Alles hier op aarde werkt door het oervlees. 49. Het oervlees wil dat we aardse herinneringen hebben en dat we niet tot de diepte hiervan komen. 324 50. Het oervlees wil niet dat we de aardse herinneringen verslaan. Maar wij moeten die verslaan en onderwerpen aan de hemelse kennis, zodat we zien waar het om draait, en niet meer afgeleid worden. De wereld zit vol met afleiders. 51. Het oervlees is een nabootser. 52. En zodra je daar overheen gaat wordt je niet alleen daardoor gestoken, maar wordt er ook op je geschoten. 53. Daarom om het oervlees te verslaan hebben we de bron van duisternis nodig. 54. Mensen zijn vastgehaakt in het aanbidden van licht, juist opdat zij nooit tot de duisternis kunnen komen. Het oervlees heeft zijn eigen troonzalen, waar de lichtafgoden tronen. 55. Om hieraan te ontkomen moeten wij komen tot de bron van duisternis, dieper in de tenten van de Grote Moeder, om vandaaruit doorgang te krijgen tot de wildernis. Het doel is de wildernis. 56. Dit is ook een heel groot lijden. Juist in deze tenten zit hemelse kennis opgeborgen, en wij moeten deze bronnen door het lijden, door de tucht, openen. 57. De mens moest door het oervlees misleid worden. 58. Daarom gaat het niet om de uittocht, maar de intocht, en vandaaruit komen tot de diepere bronnen die verborgen gehouden worden, want het oervlees is een voorhangsel. 59. De geesten van het oervlees worden opgeroepen door het verwende volk, en het is allemaal walgelijk, maar dit is tegelijkertijd het oordeel over hen.

60. Ze zouden schrikken als ze zouden zien wat het was. 61. Wij moeten komen tot de stilte, waarin al het valse kan sterven. 62. Wij moeten zelfs komen tot de bron van stilte, het centrum van de stilte, oftewel de grootste en eeuwige stilte waarin nieuwe geboorte kan plaatsvinden om aan het oervlees te ontkomen. 63. Het oervlees is de overaanbidding van de mannelijke afgod. Daarom is er geen kennis onder het volk. Het is allemaal weggevreten door deze ziekte. Dit is wat het oervlees gedaan heeft. Het is een valse verwoester. 64. Vaak zijn het 'dochters der mensen' geesten die de nefilim moeten voortbrengen, de reuzen, de mannen van naam, de 'zonen der mensen'. Dit is dus allemaal ziekte, en het leidt tot de dood. 65. Het zijn niet zomaar mensen die zich vermaken, of gewoon maar wat verwende mensen die een feest bouwen om even van alles weg te kunnen zijn. Neen. Het is een angstaanjagende, ernstige en dodelijke ziekte die meedogenloos is en die jouw vernietiging op het oog heeft en daarvoor de meest uitgekiende methodes heeft. Het is ziekelijk, een virus waar velen vandaag de dag door ten onder gaan, want je houdt niet veel meer van je hersenen over. 66. Het is een groot roofdier, totaal niet meer menselijk. Het zijn geen mensen. 67. Dit boek gaat met het hele geheimenis van het oervlees tot de diepte, zodat het doorvertaald wordt in de hogere Amazone oerwouds talen om zo het goede eruit te halen, want het oervlees heeft heel wat geroofd en verborgen. 325

DE TERUGKEER 326

II KAMBA kennis, als de voorhangsels van de tentendienst, dus het is weer heel dubbel. 1. Diepte als sleutel van geduld 1. Het "oordeel" over het materialisme is allang geweest, en draagt de patronen hiervoor in de oude profeten. 2. Het "oordeel" is het herzien van het ego in de diepte, het opnieuw rangschikken van dat wat er verdraaid was aan de oppervlakte. Hierover gaat dit boek. 3. Van de menselijke overleveringen en tradities komen we niet zomaar af, en dat hoeft ook niet. Ze bezitten veel kennis, vooral in de hemelse betekenis. Het is een bepaalde taal die gesproken wordt. 4. Aan de oppervlakte, zoals de kerken het presenteren, is het verdraaid, maar door diepte kan alles verbroken worden. Het is de slagtand van het zwijn. 5. Het is allemaal gestolen en op de markt te koop gezet. God als een hoer. Boeren onderhandelen erover in hun niet na te volgen boerse accenten. 6. Ik zag de menselijke overleveringen en tradities als kooien waarin wilde vrouwen waren opgesloten, natuur-vrouwen, die de personificaties van de verschillende aspecten van Moeder God waren. 7. Zij waren als wilde beesten en ik wist dat ze één dag zouden losbreken. Vandaar dat ik me ook altijd gewijd heb aan de natuur-uitleg van de menselijke overleveringen en tradities, om zo de kooien los te maken. 8. Aan de andere kant zijn deze kooien de voorhangsels van Moeder God, van de natuur327 9. In wezen waren de menselijke overleveringen en tradities oorspronkelijk dus een soort van hemelse vrouwen. Het is een onderwerp wat me blijft boeien : Moeder God verborgen in de menselijke overleveringen en tradities, want één ding is zeker : de vrouw als archetype moet in deze wereld hersteld worden. 10. Er moet een beter zicht op komen wat de vrouw precies is, op het principe en de metafoor ervan. Toch moet Zij zich ook blijven versluieren tot de tijd van openbaring en manifestatie. De diepte van dit alles brengt geduld. Diepte is dus de sleutel tot geduld, en zij die die diepte niet hebben zullen weggezogen worden door ongeduld en overmoed. 11. Diepte is een belangrijk schild tegen de stormen. 12. Filippi betekent in de Griekse grondtekst een vrouw op een beest. Vandaar dat je de gevangenisbrief van Paulus kunt zien als een tocht waarin een diepe sleutel verborgen zit, om zo verder te komen. 13. Het hele gevangeniswezen moet omgevormd worden. 14. Ik heb het Paulus personage altijd interessant gevonden, vanwege zijn werk in de gevangenis, en zijn betogen over hoe met het lijden om te gaan, en ook zijn strijd tegen het materialisme. Ik voelde altijd dat er een groter mysterie achter verborgen ging. 15. Ik weet nog wel dat ik op de bijbelschool een heel klein kamertje kreeg, en dat ik achter mijn schrijftafel zat en blij was dat ik nu eindelijk alle tijd had om het eens te bestuderen wat het nu eigenlijk was. 16. Ik bladerde door de brieven van Paulus en er

kwam een onbeschrijfelijke blijheid en rust over me heen, een gevoel van veiligheid. Maar ik kon niet grijpen wat het was. 17. Ik was mijn ontmoetingen met theofanische vrouwen in hele heftige dromen als kind zijnde alweer vergeten. Ik sprak er ook niet over. 18. Ik zat diep in de kerk-gevangenis, maar ik zag een straaltje licht. Er groeide iets in mij, maar ik wist niet wat. Natuurlijk had ik daar wel mijn taal van menselijke overleveringen en tradities voor om het uit te leggen, maar het was iets anders, iets diepers. 19. Ik had contact met een moeder, maar zo werd dat niet geuit. 20. Later begon ik steeds meer door de menselijke overleveringen en tradities heen te prikken, en ik kreeg het aan de stok met de bijbelschool leiding, op mijn tweede bijbelschool, want ik was inmiddels verhuisd. 21. In hun ogen was ik te rebels en eigenzinnig, maar inmiddels had ik diepe ervaringen met de andere wereld en dat botste gewoon. 22. Ik begon in te zien hoe hypocriet ze veelal waren, en zelf niet eens volgens hun boekje leefden. Ik was niet de enige die dit inzag, want ook anderen begonnen te vertrekken. 23. Er werden veel machtsspelletjes gespeeld, en toen viel voor mij ook uiteindelijk het doek. 24. Ik had het helemaal gehad. Nog steeds heb ik ook heel veel goede herinneringen van die tijd, en heb ik ook hele fijne mensen mogen ontmoeten. Ik bouw en werk nog steeds met deze herinneringen. 25. Maar het Paulus personage zie ik soms weleens een beetje als Ra in zijn bootje door de onderwereld, 328 die eigenlijk doorging waar menselijke overleveringen en tradities waren gestopt. 26. Als Paulus het heeft over de vijanden van het ascetisme, dan heb ik daar een bepaald beeld van. 27. Het spreekt erg tot mijn verbeelding in de zin dat die diagnose bruikbaar is. Menselijke overleveringen en tradities zijn de grootste vijand van het ascetisme ooit. 28. Ik had een droom over de Filippenzen. Filippi is dus oorspronkelijk een hemelse vrouw. Paulus heette oorspronkelijk Saul, zijn Israëlitische naam (van Selah), wat in de wortels het raadplegen van een orakel betekent. 29. Saul kwam in die zin tot de hemelse vrouw, Filippi, en schreef haar kennis op. 30. Paulus, oftewel Saul, bevond zich in de gevangenschap van de baarmoeder, wat dus eigenlijk een teken is van komende wedergeboorte. 31. Saul noemde zijn gebondenheid "genade" om aan te geven dat dit buiten hemzelf omgaat, zijn lagere zelf geen inmeng heeft. 32. In het Grieks is de genade, of de gave, altijd verbonden aan loon, als de loons-gave, terwijl hier het gaat om de loons-gave van gebondenheid. Er is dus een heilige loons-genade en een valse genade die de vrije wil afneemt, of die de vrije wil wel waardeert, maar dan genade maakt tot een wachtwoord waar je verder helemaal niets voor hoeft te doen. 2. De gevangenis-brief van Paulus

miskraam. 1. Saul stelt al heel duidelijk dat het niet om de gave gaat, maar om de vrucht. 2. Ook stelt hij dat zij die niet werken ook niet zullen eten, en dat ieder voor zich moet werken, wat een diepe geestelijke betekenis heeft. 3. In ieder geval komt het er op neer dat genade als een hulpeloosheid is die plaatsvindt in de gebondenheid van de baarmoeder, en waardoor er ook richting kan komen. 4. Dit is dus een hele andere genade dan die in menselijke overleveringen en tradities wordt geleerd. 5. Wij geven dus een hele andere definitie aan genade : Genade als een loonsgave, genade als tegemoetkoming waar iemand boven de maat veroordeeld is, en genade als de hulpeloosheid van de heilige gebondenheid die nodig is om geleid te worden zonder inmeng van de lagere wil. 6. Het roept weer op tot soberheid, ingetogenheid, daar waar menselijke overleveringen en tradities steeds vrijer en roekelozer werden als genadefanaten, zogenaamd gratis, maar waar de schaapjes peperduur voor moesten betalen. De genade drug suste het volk in slaap. 7. In ieder geval merkte Saul op dat alles is omgedraaid, juist zodat de boodschap doorgang kan krijgen. 8. Het is weer de situatie van het ei, waarin het kuikentje alleen kan groeien als de eierdop er omheen blijft. 9. Die eierdop zal op een gegeven moment, wanneer het daarvoor tijd is, barsten. 10. Als dit voor zijn tijd gebeurt, dan is het als een 329 11. Vandaar dat we niet te wijs moeten zijn, niet te haastig moeten doen, maar moeder natuur haar tijd te geven. 12. Vandaar dat we nederig moeten zijn en boete moeten doen, opdat we kleiner zullen worden, leger, zodat de natuur weer in ons plaats kan nemen. 13. Zo komen we ook tot de hemelse vrouw Filippi. In mijn droom kon ik alleen tot Haar komen door 'negatieve' belijdenissen van nederigheid en zelfvernedering, als een manier van zelfkastijding. 14. Als wij de hemelse banden hebben ontvangen, dan hebben wij ook macht om anderen die hiervoor open staan mee te trekken tot de hemel. 15. Wij mogen in die zin samenwerken met de baarmoeder. 16. We moeten leven wat ons gegeven is, ook het leven hier op aarde, het leven in het vlees, waar Saul het ook over heeft, omdat de schat in aarden vaten is. 17. We kunnen dus voor dit doel op de aarde leven terwijl we niet van de aarde zijn. 18. Zelfvernedering hoeft geen realiteit te zijn, maar het is metaforisch, en ook om de trots van de lagere wil te ontlopen. 19. Het is dus voor je eigen bescherming dat je zelfvernedering en zelfkastijding in ere houdt, en dat is ook de reden waarom we hier op aarde door veel vernedering heenmoeten. 20. Dat is ook weer een thema in de gevangenisbrief van Paulus. 21. Soms moet je jezelf zo klein mogelijk maken

om ergens doorheen te kunnen komen, wat ook weer tot oorlogsstrategie behoort. Dit is ook de eigenschap van de verspieder. 22. Hij verraadt zichzelf niet, dus hij kan zichzelf voordoen als wat dan ook maar nodig is om zijn werk te kunnen doen, zonder daardoor problemen te krijgen met zijn hogere. 23. Het doel heiligt de middelen. 24. Paradijselijke kameleonen blijven daarom niet voortdurend veilig in het paradijs als een schoothondje. 25. Neen. Zij gaan voortdurend eruit voor ingewikkelde opdrachten. Zij zijn van een geheimenis. Zo is ook het profetische leven. Het is onvoorspelbaar, en er zijn altijd weer uitzonderingen op de regel. 26. Als je mensen wilt behagen en het iedereen naar hun zin wil maken kom je nergens. Wij hoeven ons ook niet altijd te verdedigen naar de mens toe. Soms is het beter om stil te zijn. De mens mag ook los komen van alle zelfverdedigingszucht. Laat af van de mens, want hij is maar een zucht. wat in wezen gewoon de hemelse verbondenheid van de heilige gebondenheid is, en niet het vage, blinde geloof wat westerse geloofsdwazen er vaak op na houden vandaag de dag. 3. Toen Saul (Paulus) in de gevangenis was en de Filippenzen dit hoorden stuurden ze Epafroditus naar hem toe met gaven om hem te helpen, en toen gaf Saul hem een brief mee voor hen. Epafroditus betekent toegewijd aan Aphrodite, de moeder van Charis (soms in het meervoud). 4. Geloof is de bron van genade, telkens weer. Geloof, pistis, is in die zin de moeder van genade, charis. Het ware geloof is de verbondenheid aan de kennis, ook een aspect van Aphrodite. 5. De liefde is het grootst, zelfs boven geloof. De ware liefde is de testende baarmoeder, de onderscheidende kennis. Conflict-situaties en restricties zijn dus belangrijk, als een onderdeel van de ware liefde, de agape. 6. De liefde van de lagere wil is allemaal omkoperij, dus vandaar dat het om de kennis draait om hiertegen veilig te blijven. Zo zien we verschillende aspecten van de hemelse gebondenheid, als de herdefinitie van de pilaren van menselijke overleveringen en tradities : 3. Over de Colossenzen 1. Genade, Charis, was oorspronkelijk een hemelse vrouw van de natuur en de vruchtbaarheid. 2. In de diepte is genade gewoon de hemelse werkingen van de heilige gebondenheid, en geloof, Pistis, was ook oorspronkelijk een hemelse vrouw in de Griekse taal, en betekende verbondenheid, eerlijkheid, oprechtheid, waarheid en vertrouwen, 330 7. Genade als de hemelse werkingen door de heilige gebondenheid, geloof als de hemelse verbondenheid door de heilige gebondenheid en liefde als het hemelse toetsen door de heilige gebondenheid 8. De heilige gebondenheid is de sluitsteen van de oneindige, eeuwige kennis. 9. Ook Colossi is een hemelse vrouw, een gepersonificeerd aspect van kennis. Het offer is in het grondwoord een metafoor van het nomadische leven, van de brug, waardoor er ook contact komt met anderen.

10. Saul (Paulus) verheugd zich hierin. Saul heeft zich in die zin geofferd aan Colossi. In het grondwoord komt het altijd weer neer op zelfoffering, en dit is altijd metaforisch. Het is een zinnebeeld van het toetsen, zodat alles zuiver blijft. Toetsen betekent analyseren, onderscheiden, de diepte ingaan. Toetsen is studie, en je niet laten misleiden door de oppervlaktes van de dingen. Daarom lijden wij in het leven, zodat we dieper en dieper kunnen gaan. 11. De slagtand van het zwijn die de mens doorboord is de gevoeligheid die alle delen met elkaar verbindt, als een communicatie-systeem, tot één lichaam. 12. Al deze dynamieken bevinden zich in jezelf. Het is je innerlijke zelf-familie. Dat is ook wat Colossi betekent : het grote, allesomvattende geheel. 13. In het grondwoord staat Saul voor haar als voor een wild beest. Colossi is een vrouwelijk woord en meervoudig. Saul bewondert haar als een kerk, als een hemels lichaam, wat ook wel vaker als een vrouw wordt gepersonificeerd. Colossi is deels vrouw en deels beest, verbonden aan de natuur. In de diepte is dit net als Filippi weer een vrouw op een beest. 14. In Colossi is het ascetisme als een triomferende strijdwagen. Het is een nomadische dynamiek, als een vrouw op een beest. Soms is het beest een beeld van de baarmoeder. Al deze dingen horen bij elkaar. 15. Ook Colossenzen is een gevangenis-brief van Saul. Aan het einde ervan draagt hij de Colossenzen op zijn gevangenschap, zijn banden, te herdenken. Saul is in het beest om tot wedergeboorte te komen, tot de bevrijdende werking van het tot inzicht komen. 16. Het is heel dualistisch, net zoals het boek 331 Openbaring heel dualistisch is als het over de wilde beesten gaat. Het is een paradox van kunst. Het is om los te komen van de lagere aardse gewesten. Colossi neemt hem mee naar boven. 17. Colossi gaat over de hemelse spiegel, het spiegelbeeld van het onzichtbare goddelijke, waardoor de mens heen kan gaan om zo telkens tot een ander inzicht te komen. Colossi is daarom ook de vrouw met de spiegel. 18. Juist de spiegel houdt de droom in stand. Deze twee hebben elkaar nodig. Dit is een mooie oorlogsdualiteit. 19. De valse spiegel moet natuurlijk ingeslagen worden, zodat de valse droom wegvaagt, opgelost wordt. 20. Saul spoort de Colossenzen aan om de dingen te zoeken die boven zijn, en laat zo ook de hemelse spiegel daartoe zien. 21. De redenen en de wil van de mens zijn bedrieglijk. Saul stelt dat de mens zelf de hemelse spiegel moet worden. De nieuwe (diepe) mens is die spiegel. 22. Deze hervorming geschiedt door de vernieuwing van kennis. Hierin vallen ook alle valse onderscheidingen weg. 23. In de hemelse spiegel zien we onze verloren aspecten en onze alternatieve zelven. 24. In de diepte is dat een offer, wat ook het geheim is van onze meervoudige identiteit. 25. In de latere menselijke overleveringen en tradities werd dit steeds eenzijdiger neergezet. Oorspronkelijk kwam het uit de Egyptische onderwereld boeken waarin de spiegel van Nun, de zee, de onderwereld opende naar de hemel, opdat

Ra op kon staan, als de hemelvaart. de metaforische duisternis en eeuwige nacht leidt, of de grootste nacht. 26. In het twaalfde nachtuur van het Egyptische Boek der Poorten dragen vier goden de spiegel waarmee ze de poorten van de onderwereld bewaken, en waarmee ze Ra tot rust laten komen in de baarmoeder van Nod. 27. In het Amduat boek is het loongevend aan hen die deze spiegel van het geheimenis kennen, en zij ontvangen hun dubbel, hun spiegeling die hen bijstaat, hun alternatieve zelf. 28. De Amduat beschrijft deze spiegel als iets van de andere wereld. Deze spiegel geeft doorgang aan Ra in de onderwereld, zorgt ervoor dat Ra nergens blijft steken. Deze spiegel is in de diepte van de woestijn, in het diepste van de nacht, waar alle realiteiten ombuigen en in elkaar overvloeien. Het is als de nachtelijke woestijnzee. 29. Ra moet zelf tot deze spiegel worden. Hij moet tot zijn spiegelbeelden komen, zijn alternatieve zelven, zijn verborgen identiteiten. 30. Dit zijn zijn sleutels in de onderwereld. De spiegel van het geheimenis is zijn gids. Het is het geheimschrift van de onderwereld. 31. Het Amduat boek zegt dat alleen maar een paar dit kennen. Verder kent niemand het. 32. In het oude Germanië in Europa draaide alles om de Walkuren (Valkyries, Noord-Germaans), de strijdgodinnen die hen die hard aan zichzelf gestorven waren opnamen in de hemelvaart. 33. Ragnarok was niet alleen een metaforisch tafereel van de toekomst, maar ook een persoonlijk principe wat toen al in de mensen werkte. 34. Het is een pad door het metaforische ijs wat tot 332 35. Het ijs staat namelijk voor de vastenperiode waarin je alles aflegt, jezelf vernedert, opdat je lagere, materialistische schijnwil afsterft. 36. Het is een periode van onthechting waardoor je contact kan leggen met de andere, "verloren" wereld. 37. De Walkuren werken dus in de Ragnarok om te zien wie tot het diepste ijs is gekomen. 38. Zij vissen dus de bevroren zielen uit het ijs. Er is geen hemelvaart zonder aan jezelf af te sterven in het ijs. Vanwege dat het ijs leidt tot de nacht, als een natuurverschijnsel, leidt het tot het zwarte ijs. In het nachtijs sterven de lagere zintuigen af. 39. De Walkuren, de Germaanse oorlogsgodinnen, helpen en testen in deze tocht, in het Ragnarok. Zij wonen in het zwarte ijs, als ijsgodinnen. Zij zijn zelf het zwarte ijs. 40. Wij hebben dus de ijsziekte nodig om tot de grootse nacht te komen. Deze ijsziekte brengt de hemelse hallucinaties, de nieuwe zintuigen. Zo kan ook uiteindelijk de hele wereld veranderen. De hele wereld zal in deze ijsziekte moeten gaan, in het Ragnarok, om zo af te sterven aan de lagere, materialistische hallucinaties. 41. Zo kan er uiteindelijk een nieuwe schepping komen. Ook de Walkuren zelf zijn dus slechts een gebied waar de mens doorheen moet om zelf een Walkure te worden. 42. Het Walkurische gebied ligt diep in de ijsnacht. Dit gebied is van het eeuwige touw. Ergens in de diepte van de ijsnacht is de hemelse donder en bliksem van de kennis, een nieuwe bron.

43. Er is dus geen makkelijke weg uit de stad, van de tuinen tot de wildernis. Dieper in de tuinen en de parken wordt het kouder en kouder, en velen keren op dat punt terug naar de warme stad die hun lagere, materialistische zelf in leven houdt. 44. Zij die uit de winter tuinen komen tot de wildernis gaan zelfs dieper de kou in, want hier zijn de stadsmuren niet meer, en geen warme haarden in de buurt. 45. Eerst komt de mens in de ijsvlaktes van Ragnarok terecht, en er zijn vele waaghalzen die eerst nog wel durfden die dan terugkeren, want dit gaat hen toch echt te ver. Snel weer terug naar de stad, waar alles veilig is en comfortabel, waar alles voorgekauwd is. Voorgekauwd ? Ja, de stad kauwt alles voor. 46. In ieder geval in dat diepe ijs, daar ga je zeker klagen, en terug verlangen naar hoe het eens was, waar je eerst was. 47. Al die terugblikken van goede, warme herinneringen kwellen je dan. Velen haken op dat punt af en gaan weer terug. Maar de mens moet dieper de nacht in. De mens moet door alles heenprikken, en er wacht een nieuwe natuur op de mens. De mens moet dieper de slaap in, en dat gebeurd door de ijsziekte. 48. Het wonder van het licht in het diepste van de ijsnacht is dan niet de opkomende zon, maar iets van de natuur voortgebracht door plantjes en kruid, als lichtbolletjes, zaadjes met visioenen, en gedragen door insecten. Zij brengen een nieuwe lijm voort, die Ragnarok op zijn lip smeerde in een droom. 49. En zo is warmte ook iets wat voortgebracht gaat worden door planten en kruid, en gedragen door insecten. 50. In de hemel las ik boeken van de amazone ijs theologie. Die gaat als volgt : Net zoals licht komt ook het ijs voort vanuit de planten en het kruid, en wordt gedragen door insecten. We hebben het dan over de natuur van de onderwereld. De insecten zijn exotisch. IJs is een kruid. Er zijn vele soorten ijskruiden, zoals het kruid van ijsziekte en ook van ijsdood. De ijsdood is nodig om af te sterven aan je lagere zelf en je lagere zintuigen. Het leidt tot de nacht. De nacht komt ook weer voort uit plantengroei, en wordt gedragen door insecten. 51. Het waren grote, dikke boeken die ik las, en ze waren al heel oud. Er was een ijsbron die ook voortgebracht werd door plantengroei, en er was ook een eeuwige ijsdood, wat gewoon een tussenlaag was in het menselijk lichaam, dus als een tussenstap en geen uiteindelijk doel. De dood is metaforisch en gewoon een poort en het eeuwige touw, als een schild. 52. Uit de dood komt altijd weer nieuw leven voort. In die zin is de dood dus een schild, en dit moet eeuwig zijn, zodat het ook weer eeuwig leven kan voortbrengen. Een dood die niet eeuwig is heeft niet de potentie om het lagere zelf totaal te laten afsterven. 53. Zo brengt de plantengroei dan uiteindelijk de eeuwige ijsbron voort binnen het menselijk lichaam die deze eeuwige ijsdood brengt waarin de lagere, materialistische wil afsterft, en waardoor de paradijselijke zintuigen opengaan. 54. Binnen het Ragnaroks-principe leidt dit ook tot de nachtbron, die dus niet bestaat uit licht en warmte, maar puur uit de grootste en eeuwige duisternis, waarin het valse licht wordt uitgedoofd en wegvaagt, als een herschepping. 55. Dit wordt ook voortgebracht door de planten. Juist omdat de nachtbron het duisterste punt is komen er contrasten, zodat door de contrasten het 333

nachtzicht gaat werken. zodat je een nieuw geheugen opbouwt, een nieuw hartsmuseum. 56. Vandaar dat het duisterste punt nodig is. Het is een belangrijk onderdeel van een zintuig, en moet ook als zodanig herkend worden. Vandaar dat een mens soms door duisternis heengaat en heenmoet in zijn of haar leven. 57. Het zijn bronnen van de hemelse natuur. De mens herkent dit vaak niet, omdat er heel wat slappe verhalen over de hemel in de omloop zijn, vaak vanuit hele selectieve Westerse vertalingen van oudere Oostelijke teksten. 58. Het nachtzicht van verschillende graden duisternis kan dan worden tot ijszicht, waarin verschillende graden van ijs nieuw zicht vormen. 59. Door het gebruik van de ijszintuigen kom je langzaam in een nieuwe natuur, nieuw groen. Het begint als ijsgroen, heel koud en ver weg. 60. Zodra je het probeert te grijpen glipt het uit je vingers weg, of vaagt het weg. Dat moet je dus niet doen. Het is een natuur proces. Je kan het niet forceren. Dingen zomaar grijpen hoort niet bij het leven in ijs. 61. Je wacht op de natuur. Je rafelt niets af. Je doet helemaal niets dan de natuur zijn gang laten gaan. 62. Je gaat nergens rechtstreeks op af, maar je cirkelt er omheen. Je richt je op het halve, niet het hele, of je richt je op een druppel. Zo is er ruimte voor verandering en inmeng. Je glijdt door het ijs. Je houdt nergens aan vast. Je hebt alles losgelaten. Je bent een skiër. 63. Groen ontstaat waar je loslaat. Groen is het natuur proces wat je door het loslaten een kans geeft. Het is het groene ijs, het ijsgroen. 64. Het ijszicht heeft fotografische capaciteiten, 334 4. Het kloppen op de deur van Laodicea 1. Heb geen zorgen over de materialistische lagere aardse gewesten. Ik zeg het weer : Heb geen zorgen over de materialistische lagere aardse gewesten, heb geen zorgen over de stadse gewesten en hun kortzichtigheid. Het zijn allemaal spiegelingen. 2. Laat het je niks kunnen schelen, want alles zal vergaan. Houd er niet aan vast. Probeer er ook geen koning of koningin te worden, want ze zetten je vast. 3. Het leven daar is een leugen, het tegenovergestelde van de waarheid. Ze zullen nooit eerlijk zijn, en ze zullen je nooit daadwerkelijk onderwijzen en de waarheid vertellen, ook niet over jezelf. Als je alleen maar complimenten krijgt, en iedereen vind je geweldig, dan hebben ze je. 4. Dat is een teken dat er iets goed mis is. Wees hun koning of koningin niet, want dan ben je een slaaf. Als je daar een kroon hebt is het allemaal illusie. Velen verkopen hun ziel voor zulke trofees. 5. Ongedierte heeft een grote interesse in de baarmoeders van de aarde, opdat ze zo op aarde kunnen incarneren om de massa's te onderdrukken. 6. Het zijn pionnen. Aan mensen die alleen maar aardig zijn hebben we helemaal niets. Het zijn de slaapliederen. Pas ermee op met zulke mensen die alleen maar aardig zijn en geen groot rechtvaardigheidsgevoel hebben, alhoewel ze soms wel net doen alsof. Prik er doorheen.

7. Het leven in de stad is een hallucinatie. En de mens is hieraan hardnekkig verslaafd. Dit is niet het gebied van het paradijs waar we leven, maar van de vijand, van een fokkerij. De mens is voor deze fokkerij niets anders dan een melkkoe en een slachtvarken. De mens werd buiten het paradijs geboren, dus het gevangenis-implantaat zat al in het lichaam bij de geboorte, en wel in de mond, in het speeksel. Veel mensen denken hier niet over na, maar het is de druk van de tijd waardoor dit mysterie besproken dient te worden. 8. De mens kan geen bacteriën zien, en zelfs de wetenschap kan nog geen 0,0001 procent zien van wat er daadwerkelijk gaande is. Het grootste gedeelte van de bacteriën en parasieten zijn voor de wetenschap nog onzichtbaar. Met al hun dure apparaten komen ze niet ver, en worden ze nog steeds uitgelachen, omdat materialisme het materialisme nooit kan verslaan. De wetenschap bevindt zich dus in een zinkend schip, omdat ze geen rekening houden met het bedrog van de matrix waarin ze leven. Vandaar dat alleen de metafysische wetenschap van de hemelse kennis zal overleven. Dat kan niet gekocht worden, en dat kun je ook niet, en mag je ook zelfs niet, zomaar even aan iedereen gaan bewijzen, omdat het alleen voor hemelse getuigen is, voor hen die aan de voorwaarden voldoen. 9. Het bewijs ligt diep binnenin, dus materialisten zullen het nooit vinden. Zelfs als ze bewijzen zien dan zullen ze het vanwege hun markt afwijzen en verstoppen. 10. Als iets ijzer is wat je met je handen niet kan breken, als iets je stalkt en je er maar niet vanaf komt, neem het dan cryptisch. Ik moet dan zelf denken aan het geloofsspook van massa's mensen die niet door zintuigelijke openbaring van de bovenaardse en buitenaardse kennis leven, maar door blind geloof. 335 11. Iets blijft ons stalken totdat we hebben ontdekt wat het daadwerkelijk is. Dat kan een bepaalde gedachte zijn, een bepaalde emotie, of een herinnering. Het kan een bepaalde persoon zijn. Sommige dingen gaan niet zomaar weg. 12. Vandaar dat we er niet met smetvrees mee om moeten gaan, maar hemels, symbolisch, en zelfs cryptisch. Nu, dat is een bekend verhaal. Maar daar komt nogal het één en ander bij kijken, want hoe decodeer je dat dan, en waar begin je ergens ? Zijn dat niet juist de dingen die ons zo kwellen, of moeten we het even ergens anders zoeken voor wat afleiding ? Als we hier voor open staan wordt het pad vanzelf getoond, op een hele natuurlijke manier, niet geforceerd. 13. De lichtere kerken waren zo licht geworden dat het gevaarlijk was geworden. Er waren geen wortels meer. 14. Het is een vorm van lauwheid. Ze leven niet meer. Het zijn marktspelletjes die ze spelen. 15. Alle onderwerpen zijn slechts deel-realiteiten, en bevinden zich ergens in je lichaam. Het is een spel van contrasten. 16. Maar zo moeten we ons dus wel wapenen. Het stalkt en je ontkomt er gewoon niet aan. Je moet het kunnen doorvertalen, en het goede eruit halen, zodat je anti-stoffen ertegen aanmaakt. 17. Gezonde angst is goed, om je te beveiligen tegen misleiding en bedreiging. Ook gezonde depressie is goed, om je te beschermen tegen de parasitaire, verblindende, valse vreugde van de stad. 18. Wij moeten niet vol worden, maar leeg worden. Dit is het nut van depressie. Depressie is onbegrepen. Het betekent 'loslaten'. Dat wil niet zeggen dat dat altijd een vervelend gevoel is.

19. Er zijn vele vormen en graden van depressie, en depressie kan ook een gevoel van opluchting en vrijheid geven, van dieper gaan. Depressie kan ook zoet zijn, als vanille. 20. We gaan dus in het leven door allerlei seizoenen, en dan komen we ook tot het centrum van de seizoenen waarin alles vermengd wordt. Alle periodes in ons leven zijn dus van belang, en onderdeel van het sieraad. 21. De soberen leven in een diep vasten, afgezonderd van de stad, en dragen een diepe zwijnenslagtand in hun leven. 22. Zij zijn altijd anders geweest, als natuurmensen. 23. Als je dieper in die tunnels gaat, dan kom je aan bij een woestijnvolk. Zij leven daar in gevangenschap. Zij leven in een Ramadan opdat zij niet samen met de vetgemeste stad geoordeeld zullen worden. Daarom is de cryptiek belangrijk, naast de gezonde kritiek. 24. Kritiek en Cryptiek gaan hand in hand, en dat moet ook wel om balans te blijven houden, en om de kritiek zuiver te houden. Kritiek mag nooit een doel op zich zijn. 25. De cryptiek is als een werpnet. En zo behoort de cryptiek ook te zijn, dat je vat gaat krijgen op dingen waarvan je weet dat het niet goed is. Kritiek moet overgaan in cryptiek, zodat je tot de oorspronkelijke, verloren kern kunt komen, om het te assimileren, integreren en inventariseren in jezelf, het "tot nut draaien". 26. Als je overkritisch wordt dan gaat het zwaard zich tegen jezelf keren, maar kunstenaren weten dit te balanceren, ook door de woordkunst, de natuurliteratuur. 27. Vandaar dat het goed is om te lezen, maar dit 336 29. Eenvoud siert de mens, maar de verwende mens ziet dit niet. De verwende mens wil meer en meer en dan op een dag explodeert alles. Het is een droom die niet voor eeuwig in stand gehouden kan worden. Vandaar dat het juist gaat om de natuur-kennis. 30. De xenofobische smetvrees van de stad mogen we zo achter ons laten. In de diepte is toch alles anders. Dan hoor je hele andere geluiden en hebben dingen een totaal andere betekenis, en een totaal andere verhouding. Als we het totaal loslaten dan zal dat een eeuwige wond blijven. Het heeft een medicijn nodig. 31. Ik kwam tot de grootste, eeuwige zwijnenslagtand waaraan ik stierf, en achteraf is dit het beste geweest, want alleen zo komen we tot het eeuwige leven, tot de hemelse openbaring. De zintuigen van de stad moeten eerst ten onder gaan voordat de zintuigen van het paradijs kunnen komen. Alles zal nieuw worden door deze dingen heen. Ik moest eerst dieper om er doorheen te kunnen komen. Eerst is er de bittere gevangenschap. 32. Dit lijden weegt niet op tegen de eeuwigheid die geopenbaard zal worden. Dit lijden is maar een ogenblik. Het lijden is geen doel op zich. Het ook te blijven balanceren met het lezen van de nodige dosis verhalen. Blijf creatief met alles wat op je pad komt. Verhalen zijn ook weer nodig zodat het niet star en onbuigbaar wordt. Door verhalen wordt alles toepasbaar en flexibel. Het is namelijk een organisme die zich zal moeten kunnen aanpassen. Zonder aanpassingsvermogen sterft ieder systeem. 28. Het is waar alles dun wordt dat alles in elkaar over begint te vloeien. Dat kan niet waar de stad alles vetmest. Zij hebben wel hun fusies, maar die zijn altijd beperkt, en niet van de natuur. Alles wordt dun in de Ramadan, in het komen tot de ontlediging. Er is zoveel wat losgelaten moet worden, zoveel vooroordelen.

spreekt, en verbindt je met de andere wereld, een diepere wereld. Wat een teleurstelling zou het zijn als je later moet beseffen dat je te weinig hebt geleden, zoals in de vele kerken waar het lijden en de lijders vaak geminacht worden. 33. Wat een teleurstelling zal er zijn als een mens later moet constateren dat hij te weinig heeft geleden, en er zo geen fundament is. 34. Zij die niet lijden en niet willen lijden en meelijden zijn in de golven. 35. Een grote teleurstelling zal het wezen, als alles waarvan je dacht dat het waarheid was een leugen blijkt te zijn. Als alle afgoden die je gekozen hebt tijdens je leven beginnen weg te smelten in je handen. 36. De stad boven de worsteling met het zwijn gezet, boven de hemelse kennis, boven de natuur. Altijd stad en de "meerderheid" gebruiken om alles mee af te meten, terwijl de hemelse kennis zegt : "Gij zult de meerderheid in het kwaad niet volgen." En vaak is het niet eens de meerderheid, maar dat verzinnen ze gewoon, of hebben ze overgenomen van de fabels van anderen. Wie bepaalt wat de meerderheid is en is dat belangrijk ? Is de gewaande meerderheid het belangrijkste voor je ? Dat is heel arm. Dan denk je dat je rijk bent, maar je bent arm en naakt, een blinde. Dan behoor je tot de kerk van Laocidea. Dan ben je lauw. 37. De stad Laodicea lag ten Westen van Kolosse. Het was een Griekse stad die later Turks werd, en uiteindelijk werd verwoest door de Mongoolse invasies. De stad was genoemd naar Laodice, de eerste vrouw van de Griekse Koning Antiochius II die ook Theos werd genoemd (God). In sommige mythes werd hij later door Laodice vergiftigd. 38. Laodicea lag in Frygisch gebied. In de mythologie kwamen diverse koningen daar 337 vandaan, zoals Midas die alles in goud veranderde wat hij aanraakte, en die de zoon was van koning Gordias, bekend van de Gordiaanse knoop, de onlosmakelijke knoop. Een andere koning was Mygdon die tegen de amazones streed, tegen de geëmancipeerde natuur-vrouwen. 39. Een orakel had gesproken : "Hij die de knoop kan losmaken zal heersen over heel Azië." De knoop werd door het zwaard van Alexander de Grote, de Griekse veroveraar, doorgehakt. Het was mythologisch gezien de poort tussen Europa en Azië. 40. Ook Tantalus kwam uit dit gebied. Tantalus staat bekend om zijn onbereikbaarheid. Alles wat hij wilde vastgrijpen gleed altijd van hem weg, ook als hij iets wilde eten, dan bewoog het voedsel van hem weg, als een beeld van de Ramadan, het vasten, en van de weg van het minimalisme, wat ook het natuurpad is, het leven met wat de natuur je geeft. 41. Dit zijn dus allemaal erg interessante dynamieken omtrend het Laodicea verhaal. Het orakel was het orakel van Sabazios, de Frygische equivalent van Zeus en Jupiter, Jove. Sabazios was een nomadische ruitergod, voor de gnostiek was dat een godin, die voortkwam vanuit de vele paardencultussen van dat gebied. Dit gold ook voor het aanliggende Thracië, en vanuit deze paardencultussen kwam ook Filippi hier voort, wat ook deze naambetekenis heeft. Ook de amazones hadden zulke ruitergodinnen, vrouwen op beesten, die in Europa de valkyries werden genoemd, de strijdgodinnen. De ruiters komen ook weer terug in het boek Openbaring van het Nieuwe Testament van het christendom, als onderdeel van de apocalypse. Het laat de dualiteit zien, het contrast en samenspel tussen het hogere en het lagere. In principe komt het ook neer op de balans tussen kritiek en cryptiek, zodat het ook een zware educatieve factor heeft, als je tot de diepte van de ruiter-dynamiek gaat. 42. De mens ontkomt hier niet aan. Ik was altijd

geobsedeerd in mijn latere jeugd door deze dynamiek in de apocalypse : de ruiters en de vrouwen op beesten. Het boek Openbaring is dus als het orakel van Sabazios, van de vrouw op het beest, van het samenwerken met de elementen en situaties van het leven door kritisch denken en cryptiek. Alles zal per slot van rekening uiteindelijk medewerken ten goede. In die zin is dit ruiterlijk denken. Het is een kunst om de beesten te leren berijden. Dat is ook de diepere boodschap van Filippi. Er is dan eerst wel veel zelfvernedering en zelfkritiek, soms zelfs zelfspot, maar dan is er ook de ruimte voor een intense samenwerking door de cryptiek. 43. De stad en de kerk is gebouwd op Laodiceaans fundament. Toch wordt er ook op de deur van Laodicea geklopt. 44. De troon is een zadel. Eerst moet de mens zelf beteugeld worden met onlosmakelijke knopen, voordat de mens op het zadel kan zitten. Eerst moeten de valse knopen van stad en kerk verbroken worden, zodat de poorten van Azië wijd opengaan, als een beeld van de natuur. Als kind had ik een droom dat er op de deur werd geklopt. Ik deed open en alles werd zwart voor mijn ogen, en ik werd gillend wakker. Nog vaak denk ik terug aan die droom als aan een onlosmakelijke knoop. In latere dromen ging dit verder waarin ik op de rug zat van een beest. Eerst verslindt het beest ons, en daarna berijden wij het beest. Dit is symbolisch voor dat het letterlijke ons eerst aangrijpt, maar daarna zien wij de cryptiek. In die zin zal alles wat wij aanraken "in goud veranderen." 45. Laodice zit op het beest, gewapend met gifpijlen. Zij moet de lagere natuur overwinnen, haar eigen zelf. Het lauwe Laodicea moet vergaan. Dit is geen materieel pad. Het is het pad van Tantalus, het natuurpad waarin wij moeten minderen, tot soberheid kunnen komen, om zo de rijkdom van de natuur te kunnen zien en ervaren. 338 5. De uitzending van Amos 1. In het shamanistisch werk is de bedoeling daarvan dat je afdaalt in de onderwereld om daar de gevangenen vrij te zetten. 2. Het is iets indiaans, en in de indiaanse geestelijkheid worden ze ook aangemoedigd op zogenaamde visioen tochten (vision quests) te gaan. Dan ga je de natuur in, dan vast je, in een soort van ramadan, en dan wacht je op visioenen en openbaringen. Maar dit kan ook gewoon in je ziel, op je eigen kamer, of in de tuin. 3. Visioen tochten doe je van binnen, maar ik ben ook wel naar steden gegaan om daar door het centrum te dwalen, wachtende op openbaringen, want juist is er ook weer zoveel in de stad verborgen. 4. In die zin is het leven dus mooi en interessant, en zo ontstaan er kostbare contacten. Je kan in meerdere werelden tegelijk leven. 5. Waarom lijdt de mens ? Opdat de mens leert voelen. Waarom moet de mens leren voelen ? Opdat de mens door leert te vertalen, te transformeren, creatief te zijn. Daar is soms hoge druk voor nodig dus. Lijdt nooit om het lijden zelf. Kijk dieper. En heus, dit is makkelijker gezegd dan gedaan, want je kan zoveel weten, maar dan toch glijdt je weer dieper soms, en dan weet het lijden je toch weer te vinden. Ja, soms kan het leven een nachtmerrie zijn. Soms kun je je omsingeld voelen zodat je geen kant op kan. 6. Waarom voelt de mens zich soms gebonden ? Het is het raadsel van verbondenheid. De mens hoort bij

iets, en soms is dit onontkomelijk. Dan krijg je een boodschap door, maar je kunt het niet vertalen. Je voelt alleen de pijn en de gebondenheid, en je snakt naar adem. Er is zoveel wat de mens niet weet. Alles wat de mens weet is slechts een druppel van een eindeloze oceaan van kennis. De mens is in een diepe slaap. Je hoort het geruis van bulderende rivieren en watervallen op de achtergrond, van een hemelse natuur, maar je kunt het niet grijpen. Het is teveel voor het menselijk verstand. En daarom houden de hersenen het simpel. Maar het is dus iets om naartoe te leven. 7. En de menselijke natuur geeft ook niet zo snel op. Je moet wel doorgaan. Soms kan je niet anders dan sterven, en soms kan je niet anders dan leven. Soms kun je niets anders dan vechten, en soms kun je niets anders doen dan vluchten, gewoon alles loslaten, alles achterlaten, en de natuur inrennen, of wat er dan ook aan afleiding valt te vinden. 8. Soms duik je dan eens in boeken, en blader je door vele boeken, op zoek naar wat rust, wat afleiding, wat andere inzichten, en ga zo maar door. Er is ook zoveel wat we weer moeten vergeten, maar sommige dingen blijven soms prikken, langer dan je lief is. Ook dat hoort er weer bij. Er klopt iets, er steekt iets, er staat iets voor de deur, iets wat je over het hoofd hebt gezien, een bepaalde boodschap. Het is gehuld in doffe ellende, maar dat is slechts een vermomming. 9. De mens mag maken wat er van te maken valt, en er valt nog heel veel van te maken. Ook als je je halfdood voelt, of misschien zelfs dood, dan is dat toch het einde niet. Soms lijken situaties uitzichtloos, maar toch laat de natuurkennis een ander leven zien, een dieper leven. 10. Er bestaat een bovenaardse natuur, een diepere natuur in de natuur, waarmee te communiceren valt, waarmee samen te werken valt, voor een betere wereld, een beter bestaan. Moet dat allemaal weer 339 via sociale contacten ? Neen. Je mag het in jezelf vinden, in de natuur principes. De mens hier op aarde is overgesocialiseerd en het vreet alles weg. In die zin mogen we een voorbeeld nemen aan de bomen, de bloemen en de planten, die in een veel diepere wereld leven. Zij zijn door het zwarte gat heengegaan en hebben een nieuw leven gevonden, een nieuwe manier van communicatie. Die communicatie is gewoon in jezelf, tussen de verschillende delen van jezelf. Dit zijn eeuwige waarden, eeuwige principes, met eeuwige communicaties. Alles staat al vast, alles is al gebeurd, in zuivere harmonie, en dat mag de mens ontdekken. Daartoe mag de mens ontwaken. 11. Het verleden kan zo een nachtmerrie zijn, en dan kan de herinnering iets om te vrezen zijn, als een roofzuchtig beest wat ons aanvliegt. Als we dan in het oerwoud zijn, en we gaan in ons kanootje of bootje over de groene bosrivieren, dan kan zo'n herinnering ons zo ineens aanvallen als een woeste krokodil. En voordat je het weet heeft het je in de diepte getrokken. Hoe ga je daar mee om ? Ga nooit het oerwoud van de herinneringen in zonder een goede vertaler. Ga nooit in je verleden spitten zonder een goede tolk, want je kan zo op een mijn stappen, een bom vinden. Ga dus nooit het verleden in zonder een goede ontmijner. Het is oorlogsgebied. Maar ja, wat als het je zomaar ineens aanvliegt ? Je bent dan helemaal niet met het verleden bezigt, maar ineens staat het voor je, en grijpt je. Dat kan zijn als een ontvoering, en dan ga je weer door zo'n worsteling, die kort of lang duurt. 12. Je kan dat ook als een uitdaging zien, want hoe goed bewapend en beveiligd je ook bent, soms gebeuren die dingen. Je moet de beesten van het oerwoud leren ontdekken en kennen. Hoe werkt het ? Ook daar kan een goede gids over vertellen. Je bent nooit alleen, want het zit in jezelf. Al die beesten bewaken de geheimen van het oerwoud. Ze dragen de sleutels tot geheime grotten en tunnels die leiden tot de diepere natuur, de hemelse watervallen

en rivieren, ja, tot verborgen paradijselijke oceanen. Soms heb je dingen verkeerd begrepen. Je spreekt en denkt in een bepaalde aangeleerde taal, en pikt zo dingen op, maar wat als het in een andere taal iets heel anders betekent ? 13. Als je dat gaat leren, dan zijn bepaalde gewaande vijanden ineens je vrienden. Het waren altijd al je vrienden, maar je herkende het niet, omdat het oervlees begon te protesteren. 14. Het oervlees wil namelijk niet dat je vrijkomt, dus die zal jouw vrienden als vijanden bestempelen. Het oervlees gaat dan stoken tussen jou en je vrienden, en laat al hun lieflijke en zorgzame boodschappen verkeerd vertalen. Het leven draait dan grotendeels om zulke misvertalingen. Er is een andere wereld die wacht. 15. In een droom zag ik eens Spanje als in een spiegelbeeld, dus het lag omgedraaid, en het was veel groter en natuurrijker, veel woester, met vele prachtige natuurstranden, en er waren minder mensen. Het viel mij op in die droom dat Italië niet bestond. 16. Het leidt helemaal terug tot de rijder en vrouw op beest mythologieën waarin de vrouw als de vertaler was, als een soort tussenlaag en buffer, om zo het orakel, het beest, uit te leggen. Zo bracht zij de hemelse kennis als Eva. 17. Als je goed oorlog wil voeren, wees dan een goed vertaler. 18. Het letterlijke leidt tot de dood, maar het geletterde leidt tot leven. 19. Naaktheid is een beeld van ontmaskering en openbaring. Alle maskers moeten afgerukt worden. 20. De ballingschap leidt helemaal tot de wildernis, zodat de mens wordt teruggedreven tot de natuur. 340 21. Ook wordt het rijken banket weggenomen, opdat de mens tot soberheid komt, om zo meer open te staan voor het geestelijke, het diepere. 22. Amos kwam terecht in een gevecht met de priester Amazia van het Noordelijke tien stammenrijk waar Amos naartoe was gezonden. Amazia is niet gediend van de woorden die Amos spreekt, dus hij wil dat Amos weer teruggaat naar het Zuiden, naar Juda. Maar dan richt Amos zich ook tot Amazia, en predikt ook tot hem een zware boodschap. Amos komt dus in een arena terecht en wordt op de proef gesteld, zoals ook Jakob op de proef werd gesteld. Maar ondanks dat blijft Amos wel de boodschap verkondigen. 23. Amos profeteerd dan over de komende honger, de komende Ramadan, een groot vasten. De mensen zullen zoeken naar de hemelse woorden, maar ze zullen het niet vinden. De poorten van de hemel zullen gesloten blijven, en liederen zullen worden tot geween. Eerst zal de mens namelijk moeten komen tot de woeste ledigheid om zo geheel los te komen van alle valse, bedriegelijke woorden en liederen. 24. Eerst moet de mens tot diepe verbrokenheid geleid worden. Al het lijden brengt wijngaarden voort met zoete wijn. 25. Dit is de rijpende vrucht van de leerschool van het toetsen. Soms als we het moeilijk hebben en we staan al klaar om de volgende klap op te wachten dan kan zo ineens ons lot keren, omdat het daarvoor het seizoen is. 26. Er is niet alleen maar een oordeel wat steeds erger wordt. Neen. We moeten ons richten op wat het voort brengt, het uiteindelijke doel. 27. Dan lees je over God die het volk oordeelt in de mythologie van Israël, in hun gelijkenissen, en als je dan denkt dat alles nog erger wordt, dan draait God ineens alles om, en dan oordeelt God niet meer, maar dan lokt God het volk tot de wildernis.

28. Vanuit psychologisch opzicht bekeken is de strijd en prediking van Amos binnen hemzelf. Het Noorden is een beeld van de verborgenheid, het onderbewustzijn, waar het tien stammenrijk zich bevindt. Amos moet dus prediken tot zijn onderbewuste identiteiten. Amos woont zelf in het Zuiden, in Juda, het twee-stammenrijk, wat een beeld is van het bewustzijn. Het Zuiden is een beeld van de honger. 29. Het vasten brengt uiteindelijk vrucht voort, wat ook weer een beeld is van het Noorden, namelijk als het sieraad. Het was een natuurlijk mechanisme dat Amos uiteindelijk in het Noordelijke rijk terecht kwam om daar een oogst te hebben. In het Egyptisch is het Zuiden de ontwaking en de openbaring, wat dus eerst in Amos moest gebeuren. Hij werd opgewekt tot een hoger leven. 30. In het Egyptisch is dit de rs, rsi wortel, die ook weer in het Aramees terugkomt, rsy, als het Zuiden. In het Egyptisch is de kn wortel het nomadische aspect van het Zuiden, waardoor Amos dan ook uiteindelijk in het Noorden terecht kwam. 31. In de Egyptologie heeft het Zuiden ook de betekenis van de kern van de mens, het privé gedeelte, de diepte van de mens. Psychologisch gezien moest er een brug komen tussen het Zuiden en het Noorden in Amos, tussen zijn ontwaakte deel en zijn slapende deel. Het slapende, onwetende, onbewuste deel van Amos was woest over zijn komst, als een wild beest. 32. Amos moest dit beest temmen, maar ook van dit beest leren, want het beest in zichzelf droeg dus wel geheimenissen. Amos moest juist komen tot het Noorden om tot een nog grotere ontwaking te komen. 33. Het Noorden, het conflict, wakkerde juist zijn profetische gave aan. 341 34. Dit is het toetswater wat wordt opgewekt in de ontlediging van alles. Dit is de hemelse rechtspraak die de balans terug zou brengen. 35. Dit is de vrucht van het vasten, de hongerpediode waarin de mens ontledigd wordt, en tegelijkertijd de vrucht van het toetsen, wat tegelijkertijd een groot oordeel is, als het afsterven van de lagere wil en valse identiteit. De mens kan tot verdiepte en vernieuwde herinneringen komen door het vergeten van het vorige. 36. De oude, kortzichtige toetsmethodes worden afgedaan, om zo te komen tot diepere, hemelse toetsmethodes. De gave van onderscheiding zal hersteld worden. 37. De uitverkiezing, een groot en zwaar apparaat in de wat zwaardere kerken, waar veel mensen bang voor zijn. Het komt er op neer dat je daar eigenlijk niets aan kan doen. Alles staat al vast, en God heeft mensen kris kras uitverkoren en andere mensen verworpen. In de lichtere kerken kom je dan het tegenovergestelde tegen waar alles zo gemakkelijk is gemaakt dat je alleen maar even een opzegversje hoeft te doen, en dan ben je door God uitverkoren, hoe je verder dan ook leeft. Zo heeft iedere kerk zijn eigen "uitverkiezing". In sommige kerken kun je het kopen, en in andere kerken dus via een opzegversje of wat wachtwoorden, maar in de zwaardere kerken is er dat loodzware gewicht, dat zwaard van Damocles wat aan een dun draadje boven je hoofd bungelt, wat vertelt dat God alles geheel heeft beslist, en dat niemand daar verder iets aan kan doen. 38. In beide gevallen, zowel in de zware hoek als in de lichte hoek, wordt er nogal wolkerig over gedaan, en is de logica totaal van de aardbodem verdwenen. Zwaardere kerken worden overstuur als het geloof te gemakkelijk wordt gemaakt, bijvoorbeeld door een opzegversje, dus daarom hebben ze het zware apparaat van de uitverkiezing

uit de schuur gehaald, als een woest beest, zodat mensen er niet te gemakkelijk over denken. 39. In de Uitverkiezing valt er niet met God te onderhandelen. Alles staat al vast, maar dat is natuurlijk fatalistisch denken. Vandaar dat veel mensen in de zware kerken ook enorm bang zijn voor de uitverkiezing. Hoe moet je het zien ? Wat is de vertaalsleutel hiertoe ? 40. In het oude Germaanse Europa waren de valkyries of walkuren, oftewel de strijdgodinnen, de uitverkiezers. Dat is ook wat het woord valkyrie betekent : het kiezen van de gevallenen. Zij gingen langs de strijdvelden om te zien wie daadwerkelijk hard en volkomen aan zichzelf gestorven was, en die namen ze op in de hemelvaart. Dit was het oorspronkelijke uitverkiezings-systeem voordat de invasies van menselijke overleveringen en tradities kwamen. 6. Over de uitverkiezing 1. De offerdienst ging oorspronkelijk over jezelf offeren aan God door aan jezelf af te sterven, waardoor God je "verkiest", in het Hebreeuws : Vayikra, Vaykyra of Wayikra, wat "God roept" betekent, wat hele diepe Indologische wortels heeft in het Sanskrit, namelijk Vaikarya, wat verandering betekent, toepassing, en Vakraya, prijs. De oorspronkelijke uitverkiezing ging dus om iets wat je kon behalen, verdienen, als in een wederzijdse relatie. 2. De uitverkiezing komt van twee kanten en is een heel systeem van voorwaardes, van een wetenschap dus. 3. Een verkiezing is dus heel principieel : voldoet 342 iemand aan de voorwaardes, en zo niet : wat is de weg om aan de voorwaardes te voldoen. De verkiezing is dus ook een roepende, als een oproep tot overgave en zelfopoffering, waarvan de offerdienst een beeld is. Je offert niets anders dan jezelf. De valkyries reden op beesten, als de vrouwen op de beesten. Zij hadden hun lagere natuur getemd, bedwongen, en konden hun lagere natuur ook ordenen en doorvertalen. 4. Kun je rijden op de geschiedenis, op je verleden, op je lagere wil, om het zo ten goede te keren ? Kun je het bruikbaar maken, een ander zicht erop krijgen ? 5. Al het schijnbare lijden wordt tot groot nut. Velen zijn dus geroepen, maar weinigen uitverkoren in de zin dat een heleboel (nog) niet aan de voorwaardes voldoen. 6. Wij zijn allemaal geroepen door de valkyries en om als de valkyries te worden door onze lagere natuur te berijden in plaats van andersom. De valkyries, de strijdgodinnen, roepen nog steeds. Hun uitverkiezingen zijn heilig en diep, maar in de stad en in de kerk zien we hiervan de spiegelbeelden. 7. God verkiest. Daar kan een mens niet over beslissen. Alles staat al vast. Daar kan een mens niets meer aan veranderen. 8. Wat bedoelen we daar dan mee ? We hebben het dan over de bovenaardse natuur-wetten en voorwaardes die al vaststaan en waar niemand iets aan kan veranderen. 9. De uitverkiezingen van mensen en kerken zijn corrupt, dus vandaar dat ze niks in te brengen hebben als ze niet aan de al gestelde en vaste voorwaardes van de natuur voldoen. 10. Het hemelse boek van leerregels staat al vast en dat is hetgene waaraan niets kan veranderen, maar

de mens kan dit wel gaan toepassen in zichzelf, en zo tot een ware, hemelse uitverkiezing worden, als een valkyrie rijdende op het beest. De regels staan vast, maar binnen die regels mag de mens de strijd tegen het kwaad aangaan en overwinnen. De Valkyrie roept, met het boek der roependen in haar hand. Zij blazen hiertoe op de bazuinen. 11. God zei dank voor die uitverkiezing. 12. De ware uitverkiezing, wat verborgen wordt gehouden in de zware kerken van de uitverkiezing, is toets-golven. Dit hebben wij nodig. Hierin wordt de vrucht geboren. 13. Wij mogen zelf vat gaan krijgen op deze hemelse leerschool van het toetsen. De uitverkiezing is ons wapen tegen het kwaad. Het is ons schild. 14. De valkyries zijn de voorschriften van de offerdienst, een andere Hebreeuwse benaming voor het boek Leviticus. 15. In de Aramese grondtekst staat Saul voor Orion. Saul betekent in het Hebreeuws de leegte, de raadpleger van een orakel. Hiertoe kwam Ahn in contact met Saul. 16. Het zijn belangrijke archetypes met een diepe dualistische betekenis. 17. In de hermitatische geschriften wordt geopenbaard dat Batseba het wapen van Ahn is. In diepte komt het er opneer dat Batseba de vrucht was van het verslaan (openbaren, begrijpen) van Goliath, als het wapen van Goliath wat in Ahn's handen kwam. Batseba wordt ook Jana genoemd. Jana is ook een term voor de urim, de toetssteen van de offerdienst. 18. In die zin is Batseba een beeld van de uitverkiezing van het toetsen, als het herstel van de gave van onderscheiding. 343 19. Dit is dus als een baarmoeder, als beeld van de vruchtbaarheid. Het is een orakel waardoor Ahn met de hemel kan communiceren. 20. Dit komt terug in de Ahn en Jana mythologie van Orion. 21. In het kort : de vrucht van het toetsen is het eeuwige touw. Dit is waar de ware uitverkiezing om draait, uitgebeeld door Ahn en Batseba, oftewel Ahn en Jana in de Orionse mythologie. 22. Batseba is Zij die test aan de poorten. Zij is het geheimenis van het hanengevecht, en de glorie van het Woord in de diepte van het paradijs. 23. Gaat daarom in door haar voorhangsels. Als een boog is zij daar, om te oordelen de levenden en de doden. Zij is de speer van Ahn. 24. Zonder de leegte ingaan, is het onmogelijk om daadwerkelijk te toetsen. 25. Dit is ook wat de naam Saul betekent in het Hebreeuws, en zo ook de latere Saul, Paulus. De mens kan geen ware openbaring ontvangen als de mens in de kerk blijft. De mens moet hiertoe alles verlaten en opgeven en de wildernis ingaan, als symbool van de afzondering in de verborgenheid. 26. Wie nog door de mens gezien wil worden komt nooit tot ware openbaring, maar zal misleid worden in zijn eerzucht. 27. En dat is ook wat Saul, de leegte, als beeld van de ramadan, deed. Hij dreef Ahn tot wanhoop en tot de wildernis, waar Ahn naartoe moest vluchten, want Saul, de leegte, zocht zijn lagere natuur te doden. 28. Symbolisch gezien krijgt Saul daardoor een positiever beeld, wat ook weer terugkomt in de

islam, waarin Saul (Talut, Arabisch) de ark terugbracht, een toetser was en begaafd was met grote kennis. 29. De woestijn-ervaring bracht Ahn in grote problemen, maar daardoor ontving hij openbaring, golah, wat tot hem kwam in de vorm van Batseba, de vrucht van overgave. 30. Het verhaal is zowel negatief als positief uit te leggen vanuit het grondwoord, omdat het geschreven is in poëtische, paradoxale talen. En dat is ook de rijkdom ervan. 31. Batseba is de verpersoonlijking van de wapenrusting van Goliath die Ahn bemachtigde. Theologie kan in dat opzicht dus niet zonder de taalkunde. Theologie zonder taalkunde kan al snel kortzichtig en zo tot drogbeeld worden. 32. Vandaar dat er een brug moet komen tussen deze twee dynamieken, opdat er weer verzoening en vrede kan komen op aarde. Het zit te diep in de mens om het zomaar te negeren. We moeten er dwars doorheen om het te herzien. Wij hoeven dat niet te doen vanuit de stad en de kerk, maar wij moeten net als Ahn tot de wildernis gaan, waar een schuilplaats voor ons is. 33. Batseba is dus een vrucht die diep in de wildernis wordt ontvangen. Bathseba is in het Hebreeuws de dochter van overgave. Seba betekent ook zeven, het getal van de volkomenheid, als een volkomen overgave en offer. In het verhaal van Salomo, Ahn's zoon, wordt hij met geschenken beladen door de koningin van Seba, vanwege zijn grote wijsheid. 34. Alleen de hongertocht kan terugleiden tot de geestelijke gaven, zoals ook Paulus (Saul, leegte) leidde tot de geestelijke gaven, en de geestelijke wapenrusting. De geestelijke gaven en de wapenrusting komen dus voort vanuit het toetsen, 344 vanuit het verslaan van de lagere natuur. 35. Als Filippi wordt de mens dan op het beest geheven. Alleen door de hongertocht wordt de mens een hemels strijder. 36. In de woestijn groeit niet veel, maar wat er groeit is als het druppelen van de hemel. We hebben niet veel nodig. Als we teveel nemen groeien we vast, zoals dat in de stad gebeurt. 37. Vandaar dat de druk van Saul, van de hongertocht, ons tot de woestijn trekt, en dit is voor onze bescherming en ons behoud. 38. Sion is de Ahnitische vesting, de eeuwige nederzetting, wat in het grondwoord van het Hebreeuws de hemelse wildernis is. 39. Een ieder die de stadse kerk heeft verlaten en komt tot het diepe Sion in de wildernis, het achterliggende, het verborgene, zal zo ingewijd worden op de lijdensschool om zo de leerregels te leren. 40. De leerregels brengen noodzakelijke slagen aan. De lagere natuur van het oervlees wordt gedood door de leerregels, oftewel vertaald, herschapen. De dood zal blijven woeden totdat de mens dit geheimenis van de symbolische dood heeft begrepen. 41. Dit gebeurt alleen op het smalle pad, als de mens door de enge poort gaat. Die leidt terug tot een vergeten en verlaten wildernis, tot Sion. 42. Het eeuwige touw is de uitverkiezing van de valkyries, waarvan de zwaar kerkelijke uitverkiezing een spiegelbeeld is. Dit is in de handen van hen die in Sion wonen. 43. Het lijden is ervoor zodat de mens geen toevlucht zoekt in ijdele dingen, maar alleen bij God. Dat is het doel van de aanvechtingen, dat de mens het niet meer zoekt bij de mens, maar in het

diepe geestelijke, in afzondering. Hiertoe is alle beproeving. Het drijft de mens tot Sion. 44. Ik had een droom waarin ik alleen was in de velden aan de rand van een bos. Ik zag verderop een natuur-vrouw staan, en ik liep op haar af. Ik zei tegen haar : "Neem me mee naar huis." Ze zei toen : "Dat kan ik niet. Je moet de psalmen bestuderen. Daarin zijn wij verborgen." 45. Het ijdele materialisme zal vergaan, maar wij moeten jagen naar de roeping die God ons gegeven heeft. God, het geestelijke, roept ons, heeft een groot plan met ons. 46. Alle ijdelheid zal vergaan, want je grijpt het en het zal al beginnen weg te vagen. Sion is in de natuur. Wij mogen alles vergeten wat achter ons ligt, en ons uitstrekken naar datgene wat voor ons ligt, de roeping van God. 47. Zo krijgt je leven waarde en invulling. Verdoe je tijd niet met altijd maar weer zoeken naar de verloren gegane tijd. Er is een hogere roeping. De stad roept ook, en de stad heeft ook een plan met je, maar dit is een valse roeping die alleen maar verderf brengt. Hoe lang zult gij de ijdelheid nog beminnen ? Hoe lang zult gij uw tijd nog verdoen ? Het gaat niet om het leven in de stad, maar om het leven in Sion, dwars door alles heen. 48. Velen kiezen voor een voorspoedig leven in plaats van voor een geestelijk leven, maar voorspoed op zich kan de mens niet helpen. Het is maar tijdelijk. Maar de diepte van het geestelijk leven leidt tot het eeuwig leven. 49. De waarheid is eeuwig, maar de leugen is slechts tijdelijk. De leugen is ook het vooroordeel, waar de rechtvaardigen mee omringd zijn. Altijd maar weer worden hun woorden verdraaid en uit het verband gerukt, en dat niet als een vraag of als een ernstig zoeken, een wikken en wegen, maar als een 345 hard, vaststaand vooroordeel, als een etiket. Hun zielen worden hiermee dag en nacht doorboord. Dit zondert hen nog meer af, en is de sleutel tot Sion. 50. Er is dus geen bevrijding door zomaar opzegversjes of wachtwoorden, maar door diepe studie, en dan gaat de mens ook zien wat bevrijding nu eigenlijk betekent. Het is de bevrijding van de lagere natuur. 51. Waarom is de ware, heilige uitverkiezing zo belangrijk ? Opdat we zullen weten dat mensenvlees wat ons kwelt en ons onderhevig laat zijn aan hun valse verkiezingsstelsels niet het laatste woord heeft. 52. Op aarde worden we aan allerlei aardse, religieuze verkiezingen blootgesteld die puur zijn opgesteld door de hoogmoedige mens, voor een markt. Wat wordt er hierin met de ellebogen gewerkt. Wij mogen dus rust vinden in de hemelse uitverkiezing, waarin het persoonlijk gaat tussen God en de mens. Geen vlees kan hier tegenin gaan. 53. Als wij aan de hemelse voorwaarden voldoen, dan groeien wij in kennis door studie, ook al betekent dat dat we tegen aardse voorwaardes in moeten gaan, die mensen en kerken hebben opgesteld. Alle menselijke kennis mag stukbreken op de hemelse uitverkiezing. 54. De hemelse uitverkiezing komt van twee kanten. Telkens weer is het de vraag : Kiezen we de korte weg van compromissen of de lange weg van voorzichtigheid en studie ? 55. Het is een diep duister gat van nachtmerries, waarin Ahn neerdaalt op zijn bed. Hij is omsingeld door de werkers van de ongerechtigheid, de "wil niet" en "weet niet" generatie. 56. Hij wordt vals berecht, maar hij weet dat de ware uitverkiezing veel dieper ligt, en dat door dit

hemelse metaal de vijand toch uiteindelijk moet loslaten en beschaamd zal worden. 57. Het richten, oordelen, is in zowel het Hebreeuws als het Aramees het maken van beslissingen, het verkiezen. 58. Ahn ontvangt het recht in de mate waarin hij rechtvaardig is, wat weer wijst op hoe de heilige uitverkiezing werkt. 59. Die uitverkiezing stippelt dus het gehele pad uit, en is niet alleen maar beperkt tot toegang tot God. De heilige uitverkiezing mag ons leiden, stap voor stap. Het verkiest ook ons pad, en de mate van tucht die nodig is in ons leven. 60. Wij kunnen ons uitstrekken naar het oordeel over de lagere wil van de mens die ons onderdrukt, maar wat houdt dit oordeel in ? Het gaat om het toetsen, en dat ligt geheel in de handen van de mens zelf. 61. De mens zal zelf moeten leren toetsen en daardoor onderscheiden, wat in het Hebreeuws en Aramees ook bij de uitverkiezing behoort. Menselijk toetsen, menselijk onderscheiden en oordelen is niet waterdicht en maakt grote brokken. Vandaar dat de mens moet terugkeren tot de heilige uitverkiezing. Dit is de leerschool van het toetsen. 62. Dit heeft niks met stadse wijsheid te maken die overal verkocht wordt en overal wordt geprezen. Neen. Het is de dwaasheid van de golven van het toetsen. 63. Het dwaze van God is wijzer dan de wijsheid van de stad. De ware intelligentie gaat zo diep dat velen het niet kunnen en willen volgen. Het maakt geen compromissen, het is niet eerzuchtig, houdt zich niet bezig met kerkgroei-statistieken. 64. Het brengt geen vrede, maar de golven van het 346 toetsen. De boodschap van de toetsende zee is offensief. Het is strijders-intellectualiteit, en niets anders. Het werkt met strategie om de oorlog te winnen, en niet om een product te verkopen. 7. De Sanskrite fundamenten van Galaten 1. Vanuit onze zwakheid zal het gebeuren, niet vanuit onze sterkte. Zwakheid, leegheid, is de sleutel. Het maakt verbinding met het bovennatuurlijke, wat een hemelse kracht is. Daarom zeggen we : Als we zwak zijn, zijn we sterk. Alles wijst terug op de grotere natuur. 2. Luther noemt dit het vreemde werk van God, dat God de mens zwak maakt, zoals Jesaja zegt : God’s werk zal vreemd zijn. 3. Eerst moet het vreemde werk van ontlediging gedaan worden. 4. Calvijn stelde dat als wij willen dat God ons bijstaat, dan zullen we ons onder God's leiding moeten plaatsen. Hij stelt echter dat God in het verborgene is, omdat het niet altijd tijd is voor openbaring. Vernedering moet er namelijk eerst zijn, omdat de mens dit nodig heeft, waarvan Luther dus zegt dat dit het vreemde werk van God is. 5. Als wij aan God vragen de vijand te verslaan, dan worden we zelf onder het hanengevecht vernederd, omdat wij zelf onze grootste vijand zijn, en de vijand in ons is, ons vlees is. 6. Calvijn stelt dan dat het lijden lang nodig is tot het temmen van de mens. God is er daarom niet om de beproeving te voorkomen.

7. Dit is de terug naar de natuur oproep. Alleen in de zuivere natuur vind de mens heil. De rest is allemaal illusie, dwaasheid en misleiding. 8. Wij mogen alleen datgene nemen wat de Heere ons heeft gegeven. Niets meer. 9. Het contact met God is niet zomaar gebaseerd op het luisteren naar een stem, maar is gebaseerd op het leren van de leerregels van de hemelse wetenschap. Het is een studie. 10. Het hemelse Woord ontvangen we in hemelse vrees, oftewel zorgvuldigheid en tederheid, in het toetsen. 11. Mozes stond er dan wel tussen, maar dit is een metafoor voor de gebrachte boodschap : "wat uit het water komt", "uit het woord", als de profetie. Het komt uit de urim, de toetssteen. Deze kan alleen benaderd worden met hemelse vreze. 12. Het horen van God's stem heeft zware consequenties. Je sterft erdoor af aan jezelf. Het is niet iets waar lichtzinnig over gedaan mag worden. 13. Er mogen geen compromissen gesloten worden. 14. Alleen als wij God verkiezen worden wij uitverkoren. 15. Het water is het Woord des hemels, en Mozes is een metafoor van de profetie die daaruit genomen wordt om tot het volk te gaan. 16. Degene die alleen maar één kant van die verhalen begrijpt is een ongeletterde. 17. Zowel het Jodendom als het christendom is Egyptisch goed, gesticht door de Egyptenaar en Egyptoloog Mozes. Wie dus deze twee religies niet vanuit Egyptisch verband bekijkt is dwalende. 18. Zodra de mens God zoekt, zal de vijand allereerst de lasten verzwaren. 19. Wanneer wij willen dat we sterker zijn, wil God dat we zwakker zijn, om een dieper pad te vinden, een eeuwig pad. Kracht is een illusie. Kracht verandert niets, maar laat alles vastgroeien. Zwak zijn, open zijn, nederig zijn, leeg zijn, opent de deuren van de eeuwige wijsheid. 20. God wil dat we gevoelig zijn. Wanneer wij het materiele willen, wil God dat we er langsheen kijken. Kijk er doorheen, en vindt het diepere. 21. God is dat wat alles doordringt. God heeft in die zin geen smetvrees, maar mengt alles en maakt er iets moois van. God kan alles tot grotere diepte leiden, om zo alles te veranderen. 22. Dit komen we ook weer tegen bij Hosea die met een hoer moest trouwen als een beeld van het dieper erin gaan om eruit te komen, wat de diepere betekenis is van het mandaat : "Hebt uw vijanden lief". 23. Liefde is een baarmoeder in het Hebreeuws, dus het betekent dat we alles tot wedergeboorte kunnen brengen, in een andere context kunnen plaatsen, dingen op waarde kunnen schatten. 24. Dit zijn allemaal beelden van het contact hebben met het vreemde, de andere wereld. Het is ook verbonden aan David die de wapenrusting van Goliath nam, waarvan Batseba de verpersoonlijking was, als het orakel wat Ahn raadpleegde. 25. De loonsgaven van de Orionse natuurvrouw van de grote, zwarte duisternis, van het afsterven van het ego, zijn de bruidsgaven. Het betekent vernietiging, bruid en huwelijk, wat dus een allegorie is van het offeren van het ego. 26. Wanneer een mens deze heilige bruidgaven 347

aanraakt, als het eerlijk verdiende bruidsloon, dan sterft het ego af. Het zijn wapenen die eerst met de mens zelf zullen afrekenen. Alleen door de heilige, eeuwige dood van het ego, kan de mens deelnemen aan deze oorlog. 27. Ook komt deze natuurvrouw terug in Kolosse, als de onderscheidende en dus ook verzoenende hemelse kennis. Kolosse is de spiegelende kennis, als een belangrijke dynamiek in het geheel, een belangrijke kraal, een belangrijke schakel van het heilige sieraad. 28. De verbinding tussen Galati en Kolossi is een oerhieroglyph van het visnet waarin de natuurvrouw haar ellebogen heeft gespreid om de mens tot haar te nemen. 29. Het leidt tot de heilige gebondenheid tot het afsterven van het ego in Galati, en zo tot Kolossi het hemelse woord te komen. 30. Het is een allegorie van de mens komende tot de zwarte baarmoeder. De Kolossi-spiegel is de bewaker. Het is het geheimschrift van de onderwereld. Alleen door de Galati sleutel kan een mens tot de Kolossi-spiegel gaan. Dit is een groot geheimenis. 31. Het boek Galaten heeft in het Sanskrit de wortel galati, wat onthechting betekent, het afdalen, het vallen. Eerst moet de mens loskomen van het materialisme. De boodschap van Galaten is dat het niet om uiterlijke tekenen gaat. Het gaat niet om wachtwoorden, maar om het diepere werk. De mens moet geen eigen koninkrijkjes bouwen, en ook geen naam voor zichzelf. De mens moet daar geheel van loskomen. Eerzucht en naammakerij zijn valse geesten. De mens zal nooit tot Kolossi komen, als de mens nog zulke afgoden in het hart draagt. 32. Het is de onderscheiding en ook de verzoening met de hemelse realiteit, wat gewoon puur het 348 toetsen is. 33. Het afdalen in de onderwereld, is belangrijk om het ego te onderscheiden en af te leggen. Dit is de boom van kennis en onderscheiding. Hier hangen de vruchten van zowel Galati als Kolossi. De mens is door al het materialisme geestelijk failliet gegaan. 34. Laat u niet meer tegenhouden door de uiterlijke tekenen van de kerk, maar ga de diepte in. Kolosse gaat over het opgroeien in de rechte kennis, in de spiegelende kennis van de geestelijke oorlogsvoering, als een toerusting van de heiligen. 35. Kolosse gaat over het vruchtdragen door verbinding met Haar, nadat het ego is gevallen in de putten van Galati. In Kolossi wordt de gemeente toegerust, nadat de gemeente diep in de hongertocht is gegaan. Kolossi is als een mijnenstelsel. Eerst raakt de mens hierin verdwaald en verstrikt, om eerst door de Galati-ervaring tot een dieper pasen te komen. Hier komt de mens tot de heilige tekenen van het hart, de geestelijke en hemelse tekenen die eeuwigheids-waarde hebben. 36. Alles krijgt hier een diepere betekenis, en de diepere structuren worden geopenbaard. Dit is een vast, aansluitend werk. De mens is zo klaar om deel te worden van het grotere geheel, wat ook de woordbetekenis van Kolosse is. De mens moet hier de lagere wet van het ego volkomen loslaten, om zo deel te hebben aan de openbaring van de hogere wet van de prediking van de eeuwige kennis. 37. Dit wordt niet geopenbaard aan hen die denken wijs te zijn, maar aan kinderen, zij die uit de baarmoeder komen. Zij die in verbinding staan met hun geestelijke en hemelse moeder. 38. Zij komen voort uit een duisternis waarin de vleselijke, arrogante wijsheid van hun ego is gestorven. Zij worden voortgetrokken door iets wat ze niet begrijpen, maar het is niet de stad, niet hun

ego wat ze hebben afgelegd. Zij worden door de diepere natuur geroepen. Zij hebben de diepte van de psalmen gezien. 39. Zij is die de vijand, het ego, heeft verslagen. Dat is waaraan de mens zichzelf moet hervormen. De mens moet haar ontvangen en zoals Haar worden. Het is een belangrijk archetype verankerd in de diepte van de ziel van de mens. De mens kan dit accepteren en zich erdoor laten onderwijzen, of het archetype zal de mens ten onder brengen als deze mens nog steeds vastkleeft aan het ego. 40. Het is dus buigen of breken als de mens komt tot dit geheimenis. 41. Zij is eeuwige tijd, de verslinder van tijd. Alles is in haar tot volmaaktheid gekomen. De mens kan aan haar niet ontkomen. De mens moet daarom klaar komen met dit geheimenis. Er ligt hierin een grote opdracht voor de mens. 42. Zij is de oorlog tegen het ego, en de verwoesting van het ego. 43. Het is het moment waarop de zintuigen openbreken, door de dood van het ego. Zo raakt de mens verstrikt in de heilige gebondenheid. 44. Het is een beeld van de wedergeboorte, waarin de man zijn innerlijke kind vindt. Hij moet in en rondom de baarmoeder blijven, als het heilige zoonschap. Hij moet op de moeder leren vertrouwen, het leren leven door verbondenheid aan haar. 45. Het gaat over het groeien in het huis van Jakob door het zoonschap. Jakob was ook een tentjongen, een moederskind, als tegengesteld aan Ezau die er altijd op uit ging. 8. De vleselijke en de geestelijke Eva 1. Zij is de moeilijk benaderbare, omdat ze staat voor de voorschriften en condities van de geestelijke oorlogsvoering, en dit heeft zijn wortels in de indiaanse Orionse natuurvrouw "Èrk" met haar hangende vis, als de vissersvrouw van mensen. 2. Zij die het pad verlaten zullen door haar worden vernietigd. 3. Het wandelen op het pad is het houden van de geboden. 4. Men wordt in de wildernis geboren door het pad. 5. De besnijdenis gebeurt door het pad. 6. Het is een oproep om het goede en ware pad te onderwijzen. 7. Het is de belichaming van de toorn van de hemelse kennis, de woede, over de zonden van de mensheid. 8. Zij strijdt tegen de mannelijke zondemachten die de wereld beheersen. Zij is een woeste natuurvrouw van de wildernis, maar zeer geduldig. 9. Dit is iets geestelijks, niet iets materieels, maar het kan zich wel materieel manifesteren. 10. Er is wat dat aangaat dan ook weer heilige materie, maar de bron is in de geestelijke gewesten. 11. Eva de hemelse vissersvrouw is de wortel van Ahn. 12. Èrk begint met natuur-steden en hoe dieper je in 349

Èrk komt, hoe meer wildernis. Je moet dus eerst door een groot orakel heen, het orakel van Èrk. Hier zijn ook kerken. 13. Ook hebben de kerken kerkvaders zoals Manisferus. We hebben hier dan te maken met natuur-religies, natuur-mengsels, het brug-principe. 14. Als eerste is daar ook het Hosea principe dat je je soms moet hechten aan onreine dingen om het zo rein te maken door het vermengen, om te komen tot de reine kern. Hosea moest hier doorheen toen hij met de hoer Gomer trouwde, als beeld van het onbekende en vreemde waarmee verbindingen moeten komen, zodat alles gerangschikt kan worden. 15. Ook is het een beeld van de natuurvrouw die de man weer terugneemt nadat de man onrein is geworden doordat de man werd uitgezonden naar vuil gebied voor een opdracht. De natuurvrouw neemt de man weer binnen na de geestelijke jacht. 16. Hosea (Howshea, Hebr.) moest met een zondares trouwen, om te laten zien hoe God getrouwd was met het zondige volk Israël. 17. De onreine, vervuilde ziel in de onderwereld komt tot de poort van de natuurvrouw, en wordt of verworpen, of aangenomen, gebaseerd op een test. 18. Er is een lied, een spreuk tegen de zondemachten van het water. Dit lied is een lofzang tot de natuurvrouw. Zo krijgt de ziel toegang tot haar melk. 19. De ziel wordt door haar touw uit het water getrokken. 20. Adam komt zo symbolisch gezien in een intieme relatie met de Kennis, maar moet hiervoor alles afleggen. 350 21. Zefanja was de zoon van Cushi, wat zwartheid betekent. Hij was de zoon van de duisternis waarin de kennis opgeborgen ligt. Hij is de zoon van de duistere leegte, van de hongertocht. 22. Cushi was de zoon van Gadal-yah, als de Grote Yah, Havah, Eva. Er is dus een verschil tussen de lagere, vleselijke Eva, en de grote, geestelijke Eva van de hemelse kennis. Telkens is er die spiegeling. 23. Gadal-yah was de zoon van Amaryah, wat betekent de Yah, Havah, Eva, die in het hart spreekt. Dit is dus iets profetisch waar Zefanja naartoe leidt : de bron van het Woord. 24. Deze boom is dus als de geslachts-wijnstok van Zefanja. 9. De diepere uitverkiezing ; het spotkleed als loon 1. Zij is de visser van mensen. De netten bestaan altijd uit profetie, het hemelse Woord, wat zich ook weer emaneert tot lagere vormen. 2. Het gaat niet zomaar om profetie, om op de uitkijk te zijn voor woorden van de Heer. Het gaat om het terugkeren tot de natuur, om de natuurlijke processen en principes onder ogen te komen. Het is een geestelijke oorlog. Zomaar met profetische dingen bezig zijn is dus niet genoeg. Het gaat om het dieper doordringen in de lagen van de natuur om zo de stadse profetie los te laten. 3. De natuur-soldaat gaat niet te werk door brute kracht en directe, grove geweldadigheid. Neen. De natuur-soldaat werkt door onderwijs. 4. Hij gaat niet zomaar alleen op pad om met de

botte bijl eigen rechter te spelen. 5. De soldaat werkt door inzicht, door openbaring, en dit is verbonden aan de hemelse natuur en is afremmend, niet overmoedig. 6. Het is tegengesteld aan de stad die in overmoed leeft, alhoewel er wel natuursteden zijn die metaforisch de natuur-principes gestalte geven, uitbeelden. 7. De mens staat erom bekend vaak het heft in eigen hand te nemen. Ook al is de mens dan vaak niet geweldadig, kan de mens toch geweldadig zijn in zijn gedachten en fantasieën. 8. De mens moet terug naar school en de economie leren. Alles gaat door rekeningetjes en is puur financieel, in de zin van loon, schuld en betaling. Het is niet aan de mens te bepalen hoe dat zich in iemands leven manifesteert. De mens moet dus oppassen met vals oordeel en valse verwensingen. 9. Alles werkt door de school, door studie. Als daar een gat in valt, dan is alles verloren. De mens moet dus terugkeren tot de natuur-school. De mens moet de stadse school verlaten, want die houdt alle horror en ellende in stand. De stadse school is een zinkend schip met veel lekken, die alleen gedicht kunnen worden door de natuur. 10. De natuur school is te vinden in de dieptes van Orion, in Èrk. 11. Het oervlees komt binnen waar een mens niet hyperbolisch kan denken. Hyperbolisch is vertaalt tot de natuur, de hemelse natuur. 12. Dit hele aardse bestaan is het orakel van Èrk, vol van valstrikken, vol van geheime doorgangen, en er moet een gids bijkomen om er goed doorheen te komen. Èrk is het indiaanse Orion, in West Orion, over de grote Orion oceaan. 351 13. Dit is dus een heel belangrijk punt op de tocht door Orion. Het orakel moet verstaan worden. Het aardse bestaan is een puzzel. Hoe we met die puzzel omgaan bepaald waar we naartoe gaan. 14. Ezau dronk van het kommetje rode soep, als een beeld van het lijden, en kon zo niets meer afmaken. Alles gebeurde half. Hij moest leven van snippers, als een beeld van de wildernis. In de wildernis is niets klaar. Alles is wild. Alles is gevaarlijk. Het is ongetemd. Dit is hoe het paradijs werkt. Adam mag geen stad voor zichzelf bouwen, en geen naam maken. Hij moet in de natuur blijven, en komen tot de diepte. Elke hoogte zou afbreken. 15. Het bracht hem tot grote zwakte. Dit is wat de gave doet. Het laat niets heel van de mens. Alles moet de verbrokenheid in. De profetische gave leidt tot diepe woestijnen, tot grote duisternis, maar de zintuigen gaan open, en dat is het allerbelangrijkste. 16. Het loon is 'spot'. Het directe is namelijk gevaarlijk. Spot is een abstractie van loon. Ook is het de test van loon. Als wij het spotkleed niet willen dragen, dan komen we nooit tot waarlijk loon. Wij mogen het spotkleed zien als loon. 17. De bedoeling is dat de mens zo afgezonderd wordt, en zo kan de mens gehoor geven aan de roeping die op zijn leven rust. Hier mag de mens dus ook dankbaar voor zijn, maar weer geld : Als de mens bouwt met dankbaarheid zal ook zijn dankbaarheid afgebroken worden. Teveel dankbaarheid kan namelijk in slaap sussen. Er moet ook gewerkt worden, en geleden, en diep lijden leidt tot een heilig klagen, als een klagen in geestelijke oorlogsvoering. 18. Allereerst is dat een klagen over het ego, over de zondemachten. Het is zeer zeker geen vleselijk klagen. Alles wat de mens opbouwt zal maar een druppel van over blijven, opdat de mens verder kan

komen, en niet in hoogmoed en overmoed ten gronde gaat. 19. Adam daalde als Ra in de onderwereld, om diepe lessen te leren, om te komen tot de geestelijke hongertocht. Adam kwam uit de aarde, en moest weer wederkeren tot de aarde. De mens wordt geschapen vanuit de aarde en zijn ziel vanuit de leegte, vanuit het niets. 20. De uitverkiezing door Abraham is niet genoeg, maar de mens moet ook uitverkoren zijn door Jakob, als een diepere uitverkiezing. 21. Door het hele Jakob en Ezau verhaal kan die uitverkiezing verdiept worden. 22. Ik kan er niet genoeg op hameren hoe belangrijk het is dat alle zintuigen in de geestelijke wereld geopend moeten zijn. Als één zintuig mist, dan ga je daar zeker de gevolgen van krijgen vroeg of laat. Het gaat om het grote verband, anders gaan de blinden de blinden leiden. 23. Ook is het niet voldoende om alleen maar op bepaalde tijdstippen geestelijke gevoeligheid te hebben in de vorm van een visioen, een beeld, een droom, een nachtgezicht of een profetie. 24. Nu, daar kom je als mens niet zomaar, maar het is goed om ernaar uit te strekken. De mens kent ook zijn droge periodes en die zijn ook belangrijk : de tocht door de woestijn, maar met het uiteindelijke doel dat de geestelijke zintuigen dieper geopend gaan worden. 25. Er zijn vele zintuigen in de geestelijke wereld, en die moeten met elkaar in balans komen en hun volgorde kennen. 26. Ook is er het belang van vaagheid, mist, het halve, om zo juist de zintuigen te trainen. Als alles ons zomaar in de schoot wordt geworpen, dan 352 worden onze zintuigen lui. 27. Er zijn altijd uitzonderingen op de regel. De geestelijke wereld is groot en diep, en zo zijn de principes daarvan dat ook. Iedere situatie is weer uniek. 28. Waarom is monotheïsme belangrijk ? Manifesteert het goddelijke zich niet overal op verschillende manieren ? Toch is het dan die ene God, die ene kennis. Het is een metafoor voor het ware pad waarvan je niet mag afwijken, maar dit pad kan zich natuurlijk op allerlei manieren en in allerlei culturen manifesteren. Het gaat niet om wachtwoorden. 29. In die zin is monotheïsme rust en verademing. Wij moeten in beelden leren spreken, anders wordt het te vermoeiend en ingewikkeld. Het is een heel eenvoudig model, wat we dus nooit letterlijk mogen nemen, maar puur als een hulpmiddel. In die zin zijn monotheïstische talen handig. 30. Wij kunnen en mogen deze mythes dus niet letterlijk nemen, niet alleen vanwege de grondtekst, maar zelfs vanwege de verhalen zelf die laten zien dat het geestelijk is, als een gelijkenis. 31. Alleen binnen de verhalende strategie van de hemelse kennis kan het zijn plaats en diepte hebben. 32. Dit betekent : eenheid in verscheidenheid. Daarom moet de mens exotisch blijven denken. 10. Het pad van Zefanja

1. Zukki is de stam die het volk van Ishmael door de woestijn leidde tot het beloofde land. Ishmael is het archetype van het toetsen, en komt zo aan door de woestijn in het beloofde land, wat een beeld is van reformatie. 2. Ishmael komt tot de zwarte steen in het beloofde land, na het testen, na de tocht door de woestijn. Dan kan Ishmael uiteindelijk de verborgenheid ingaan. Dit is het resultaat van het toetsen, het worstelen. 3. De mens moet weer afdalen in de aarde, in de onderwereld, om tot wedergeboorte te komen. Alle valse, hoogmoedige, vleselijke wijsheid moet weggehaald worden. Het zou gebeuren als door een dief in de nacht. 4. Ezau zou geheel doorzocht worden voor verborgen sieraden. 5. Niet de publiciteit en de populariteit is het antwoord, maar het bouwen van de hemelse kennis zonder compromissen te sluiten, desnoods in het verborgene. Het gaat erom tot de diepere kennis te komen, tot de Grote Kennis. 6. Als je dieper gaat en niet stilstaat dan kom je onherroepelijk meer en meer het eeuwige touw van de natuur tegen. 7. Zefanjah betekent de diepte van God. Een heleboel mensen willen niet horen wat de oordeelsprofeten te zeggen hebben. 8. Bathsheba is een beeld van de psalmen. Zij is de openbaring van de eeuwige kennis. 9. We moeten "kreupel" worden als Jakob, geslagen totdat we gevoelig zijn geworden, in verbrokenheid en droefheid, komen tot de leegte om zo de heilige gebondenheid te ontvangen, in grote afzondering. We mogen geen deel hebben aan stadse feesten. Wij 353 moeten tot een wildernis-psalm gesteld worden. 10. Dit is het pad van Zefanja, van de diepte van God. Er wordt gesproken over een overblijfsel. De rest zal vergaan. Er moet door heel wat voorhangsels heengegaan worden. Het pad van Zefanja leidt tot het diepste van de tent geheimen. 11. Op het pad van Zefanja zal alle hoogmoed en overmoed uit de mens worden weggesneden. De mens zal op het pad van vertraging gaan om geduld te leren. Hierin zullen alle tussenstappen zich bekend maken. 12. Het oordeel over de stad en de markt wordt door Zefanja bekend gemaakt. 13. Dit oordeel is een oordeel in de mens zelf, wat uitgevoerd wordt naarmate de mens dieper gaat. Het is dus geen wachten op het oordeel, maar men moet dieper gaan om dit oordeel te ontmoeten. 14. Zefanja bespreekt de rechters van de valse stad als zijnde avondwolven die niets overlaten tot de morgen. Er wordt niet rechtgesproken om het recht, maar om geld. Het is een betoog tegen het materialisme. 15. Zefanja profeteerde in de dagen van Josia, de hervormer. Hij was de zoon van Cush, wat zwart betekent. Hierin ligt het zoonschap tot de duistere wildernis moeder. 16. De Egyptische wortel van Zefanja, Shefi, is een vorm van Osiris, die ook wel Aser werd genoemd. Shef of shefa of sheft is in het Egyptisch de overweldiging, de gevangenneming. 17. In het Hebreeuws is dit shebuwth, want dit wordt uitgesproken als shevuth, wat zowel in het Egyptisch als het Hebreeuws de sft wortel heeft. Dit staat niet op zichzelf want het Aramees zegt dat er onderwerping, de

vertaling zou komen van het woord "heilige gevangenschap" als de heilige gebondenheid. 18. Wat betekent het ? Sheft betekent in het Egyptisch ook boek, document, geschrift. De touwen of ketens waarmee de mens verbonden is met de hemelse kennis is het Woord. 19. De hemelse kennis zweeft er niet bij als een vage wolk. De gevangenschap is dus ook niet vaag, maar een school, een boek, zoals de heiligen veilig in boeken zullen wonen. Zij zullen leven in verhalen, in mythe. 20. Aser heeft diepe Orions-indiaanse wortels in Èrk als Suri. Dit is de totale overgave en onderwerping, de kennis die doet knielen. Uiteindelijk moeten we de wortels van Zefanja dus zoeken in Orion. 21. Assur, oftewel Suri in het Orions-indiaans, is de drager van kennis, het Woord. Dit bracht Adam tot knielen. 22. De ibis-vogel stijgt boven alles uit, als het hemelse woord, als de toetser en beproever, als de geestelijke rijkdom van het Woord en de overgave daaraan (logos-shama). 23. Al met al leidt Zefanja dus ook terug naar Ezau, die dus door het kommetje van het rode moest sterven aan zichzelf om zo tot de eeuwige rust te komen. Wij moeten de eeuwige sabbath binnengaan. Ook aan het letterlijke moeten wij afsterven. Hiertoe is dus het pad van Zefanja aangelegd. 24. De mens moet leren leven vanuit de eeuwige rust. Dit is zeker niet iets passiefs, maar een fundament. Er wordt in rust gezaaid en in kennis geoogst. Dit alles is te vinden in de school van het Woord, wat het Woord van de Natuur is, zoals Zefanja de zoon van de duisternis was, als wedergeboren. 354 25. Alleen zo kan het ego afsterven. Ezau kwam dus niet zomaar tot Jakob, maar tot de moeder wildernis. Dit is een machtige Zefaniaanse poort. De kleine profeten bevatten de voleindiging van de Abrahamitische mythes, en leiden zo terug tot Orion. 26. Het Woord van Kennis is als de ibis die boven de oer-oceaan zweeft om een nieuwe schepping te brengen. Beneden is het touw en het Woord. 27. De ibis projecteert haarzelf op aarde, om de mens de onderwereld in te trekken, op een shamanistische tocht. Die diepte is nodig. Dit is het Zefanja pad wat door het hele grondwoord heentrekt. 28. Ezau moest in die zin tot het rode komen. In het Sanskrit zijn dit ook de billen, als een beeld van de baarmoeder. Het gaat over het zoonschap. 29. Het is de logos die als een moeder-ibis boven de oer-oceaan vliegt om die te bevruchten, uit te broeden. 30. Het is de oerrust die de mens moet ingaan, als het gaan tot het hemelse Woord, wat ook de sabbath metaforisch voorstelt. Men komt tezamen om naar het Woord te luisteren. Men doet niets, maar is verbonden aan de bron, aan de Kerk, de moeder, de vrouw. 31. Zowel Woord en Kerk zijn geestelijke entiteiten. Het Woord wordt bij elkaar gehouden door Orions ritme en rijm, door psalmische woord-structuren. Het Woord is alomvattend en meerzijdig, vandaar dat de Kerk de draagster is van het Woord. Het Woord is een geestelijke liturgie. Er zijn hierin verschillende vormen van rijm. Via de rijmen kan er ook overgeschakeld worden tussen de lijnen en parallellen, als een voertuig. Dit is de gehele motoriek van de nomadische ziel. Dit moet aan alle

kanten diep cryptisch zijn, opdat het een orakel is waarin de mogelijkheden oneindig zijn. 32. De Kerk is niet alleen de draagster van het Woord, maar ook het pad door het Woord. 33. De mens moet profetisch omgaan met taal, en niet vleselijk. De mens moet de Orionse natuurliturgie achter alles gaan ontdekken. Uiteindelijk is het de mens zelf die moet ontwaken. Alles om de mens heen is de staat van zijn eigen bewustzijn. Dit zal veranderen en zich verdiepen naarmate de mens zelf tot een hoger bewustzijn komt. 34. Ritmisch te worden in taal is dus van levensbelang, en ook om los te komen van de materialistische taal. Door de materialistische taal begrijpt de mens elkaar niet meer, en begrijpt de mens God ook niet. De mens moet dus exotisch worden in taal, en niet ergens vastgroeien. Klim maar op tegen die zanderige heuvels van het Èrkgebied in Orion, om zo dieper in de natuur daar te komen. Leer het medicinale van taal maar ontdekken, hoe je zo vrij kunt worden van bekrompen denken. De taal is nooit een exacte wetenschap geweest en zal dat ook nooit worden, maar in de diepte is het dus weer wel een exacte wetenschap. 35. Zonder de taal heeft het Woord natuurlijk geen inhoud, en ook de Kerk niet. De Taal draagt dus de Kerk en zo ook het Woord. 36. De Kerk en het Woord komen voort vanuit de hemelse taal die zij voortstelt. Door de hemelse verbonden kan ook de geestelijke oorlogsvoering plaatsvinden waardoor alles gezuiverd kan worden. De mens kan zo loslaten. 37. De taal is waarop de kerk gebouwd is, en zo ook het Woord. In het Orions-Indiaans, in het Èrkgebied, is zij genaamd Polè. Taal is dus geen exacte wetenschap naar menselijke maatstaven, 355 maar wel naar hemelse maatstaven. 38. Er zijn dus in de diepte absolute waarden te vinden, maar die zijn niet menselijk. "God" is iets abstract, als een orakel, maar in de diepte voor hen die daarvoor klaar zijn is het weer zeer concreet. Voor "God" is de chaos geen chaos, maar een grotere orde die de mens nog niet kan overzien. Als mens zijnde breken we daar ons hoofd over. 39. Onze taak is tot het eeuwige touw te komen, wat alleen een diepte-ervaring is. Dit zal nooit aan de oppervlakte gebeuren. 40. Esau komt tot het rode, de rijkdom van het Woord, wat gedragen wordt door de kom, als een beeld van de kerk, het pad. Hij drinkt ervan en komt in aanraking met de hemelse taal, de berg van Moeder God, als een openbaring die zowel het woord als de kerk, het pad, draagt. Hij komt tot Polè in het Orions. 41. Zodra je de hemelse taal kent, zul je ook daadwerkelijk het pad gaan zien. 42. De Israelieten moesten tot het Hititische geheim komen, 'de berg opgaan.' Ezau beeldde dit uit. Berg is ook borst in het Aramees. Wij moeten dus komen tot de moeder borst. 43. Ook saphah, de taal, ligt in die zin ten grondslag aan de naam van Zefanja. 44. De vrouw, de kerk, vluchtte naar de woestijn als een beeld van de natuur-taal. Het beest van het oervlees is in die zin een beeld van de stad en de stadse taal. 45. De ware "kerk" vlucht dus terug naar de natuur, naar de hemelse taal, en wordt dan ook door de aarde tegemoet gekomen, door de taal, die de drager van de kerk is.

46. Dit is een beeld van dat de hemelse taal alles kan verwerken en in zich op kan nemen. 47. Polè in het Orions is als de natuurvrouw van taal en de huishouding, de voedende moeder. 48. In de Judaïstische literatuur wordt de profeet Abadja verbonden aan de Abadja die eens in de tijd van Elia honderd profeten verborg in een grot tijdens de profeten-vervolging, om hen te voeden. Dit is ook een beeld van de voedende taal van het huishouden, Parvati. 49. In de Judaïstische literatuur wordt er vanuit gegaan dat Abadja door het voeden van de profeten zijn profetische gaven ontving. Ook Jakob voedde Ezau. 50. Juist in de voeding van de moederborst is ook de tucht inbegrepen die ervoor zorgt dat Edom aan zichzelf kan afsterven. 51. Ook Edom moet tot overgave komen, wat al gebeurde toen Adam, het wortelwoord van Edom, zich overgaf aan het Woord van Kennis. Eva werd aangesteld tot de moeder van de hongerenden. 52. Adam kwam tot de kom. Door Ahn werd Edom een onderdeel van Israël, als de schatten van Israël, want Edom stond bekend om zijn wijsheid. Edom moest komen tot de tent in duistere wildernis. Hij was een kind van de wildernis. 53. De oer-kennis is het gaan over de rivier die de stad en de wildernis gescheiden houdt, en dan te komen tot de natuurbron in de diepte van het oerwoud. De mens is maar een zucht, en alles gaat voorbij. 54. Daarom is het belangrijk om jezelf te richten op de dingen die eeuwigheids-waarde hebben. Verkeerd leven loont op den duur niet, want het is maar een spiegel, waardoor je alles slechts jezelf 356 aandoet, is de boodschap van Abadja. 55. Om ons heen mogen sommigen dan verkeerd leven in onze ogen, maar dan kunnen we dus of helemaal wegzakken in de drama hierover, of het gaan beschouwen als een orakel, als een weerspiegeling van onszelf die nog niet begrepen is. 56. Alle dingen hebben zowel een positieve als een negatieve zijde in het verhaal. Dat is het geheim van de Edoms-spiegel van Abadja. 57. Er zijn twee soorten mensen : asceten en hedonisten (materialisten). Door ascetisme, soberheid, voorzichtigheid, wordt de mens aangesloten tot de oneindige natuurkennis. Materialisten worden aangetrokken tot materialisme, tot oppervlakkigheid en worden zo ook tegengehouden om tot de oneindige kennis te komen. 58. De aantrekkingskracht tussen mens en God was gebaseerd op ascetisme en niet het materialisme, want dat zou hun relatie vernietigen. 59. Materialisten zijn roekeloos, overmoedig, en grenzeloos, terwijl asceten gedisciplineerd zijn, bezonnen, met mate, en erg voorzichtig. Ze denken over alles wel meerdere keren na voordat ze ergens inspringen. 60. Ze zoeken niet naar snelle, goedkope en bedriegelijke oplossingen voor het gemak. Ze huiveren als ze het woord gemak horen, want ze willen diepte en echtheid. Ze zijn waakzaam en weten dat gemak het zou kunnen doven. Ze willen niet in slaap vallen. 61. Een belangrijke eigenschap van de asceet is dat hij zijn tong heeft gedisciplineerd. 62. Niet alles moet letterlijk waar zijn naar

menselijke maatstaven. De tong van God spreekt in orakelen, in gelijkenissen. 63. Hoe meer ik God leerde kennen, hoe rebelser ik werd naar het aardse systeem. De tong van God gaat dus tegen de tong van de mensen in. Mensen zullen soms zeggen van de profeten : "Spreken zij niet slechts in raadsels ?" 64. Vleselijke mensen kunnen namelijk het geestelijke niet begrijpen. 65. Het is belangrijk een wachter voor de mond te hebben. 66. Dit is een beeld van de urim, de toetser. 67. De taak van Ganesha was de badplaats van zijn moeder Parvati te bewaken. Dit komt ook weer terug in het verhaal van Ahn, waarin Ahn nauwgezet de badplaats van Batseba in de gaten hield. 68. Hierin sterft de mens aan het zelf en wordt zo wedergeboren. Hierdoor ontvangt de mens een wachter voor de mond. Deze wachter is dus ook degene die de mond op de juiste momenten zal openen. Het eeuwige touw heeft alles te maken met het bedwingen van de tong. De tong moet getemt worden. 69. Ismaël is de toetser, in die zin "ieders vijand". 70. Er moet een nieuwe tent in ons opgericht worden. 71. Jakob moest geweld zien en ongerechtigheid. Hij moest het offerfeest zien. Zijn moeder was als een offerdienst. Het was een gewelddadig visioen met een diepere betekenis. Hij werd hierdoor gekweld. Hij had lang door de woestijn gezworven, en toen begaven zijn zintuigen het en kreeg hij deze zware gezichten, waarin hij de diepere realiteit zag, 357 die hij eerst niet begreep. 72. Rebekkah was zeer huiselijk, en zorgde voor Jakob in de wildernis. Jakob was een tentenkind die dichtbij zijn moeder leefde, maar in zijn Ezaugedaante was hij nomadisch, zwierf hij, en aanschouwde de oorlog en de jacht. Dit was slechts een visioen. Hij keek naar zijn moeder die kookte. Hij zag zijn ego verscheurd worden. Hij zag de geslachte beesten, en kon het niet begrijpen. Hij was het zelf. Nu moest er een diepere betekenis komen. Jakob moest ontwaken. Daartoe kwam Habakuk. 73. Toen Jakob de rivier de Yabboq was overgegaan had hij een worsteling. Habakuk is de rivier waarover Jakob moet gaan om te toetsen, om de worsteling te hebben met God. 74. Jakob moet over die rivier gaan om tot diepere betekenissen te komen. Eerst ziet hij niets anders dan geweld. 75. Toen ik als kind de Moeder God ontmoette gebeurde dit in een nachtmerrie tijdens groot onweer. Toen riep ze mijn naam. Toen schrok ik wakker, en er was inderdaad onweer. Dit is zo ingrijpend geweest, en ik begreep er toen niets van. Ik was namelijk niet opgevoed met een Moeder God, maar in een zwaar protestants gezin. God was een man. Er was geen plaats voor een moeder beeld. Later begon ik te beseffen wat er was gebeurd. Mijn nachtmerries waren zo gewelddadig, omdat het twee realiteiten waren die met elkaar botsten. Pas rond mijn twintigste begon er meer rust te komen, meer betekenis. 76. De mens is zelf het offer. De mens moet tot God komen opdat het ego kan afsterven. De vis en het vee zijn hiertoe metaforen. Wanneer we dus lezen over al die offers, dan gaat dit over onszelf. Dit is de enige manier om tot de ontwaking te komen, tot de hogere openbaring. Het heeft dus een doel, en dat moet de mens leren begrijpen. Het zijn de

materialisten en de hedonisten die dit allemaal hebben verletterlijkt. 77. Na de gewelddadige visioenen wil Jakob de betekenis weten. Het houdt hier dus niet op, en dan is hij weer even die rusteloze, nomadische Ezau, op zoek naar een verklaring. Hij staart naar zijn moeder, Rebekkah, naar de pot, en naar het vlees wat zij hem brengt, als naar een orakel. Hij is nog steeds in het visioen. Hij heeft contact met de Moeder God die hem wil onderwijzen. Hij is over de rivier de Jabbok gegaan, dieper de wildernis in, en hij worstelt met de Moeder God. Hij wil haar niet laten gaan. 78. Hij eist uitleg. Hij kan niet meer leven met het in zijn ogen zinloze geweld. Hij is in diepe verwarring. Hij is in diepe afzondering geweest, zoals Ezau, en nu keert hij terug tot de gemeenschap, het sociale, het kerkelijke. Hij is losgekomen van het stadse. Hij is nu in het geheimenis van verzoening in diepere natuur. Hij is aan zichzelf afgestorven, aan zijn ego, en hij wacht op de verbinding met het Woord. Hij is waakzaam en op zijn hoede. Hij wil niet misleid worden. Hij weet dat juist ook in diepe wildernis zoveel gevaren zijn die hem kunnen afleiden van het doel. In het oerwoud overleven maar enkelen. Hij worstelt niet alleen met God, maar ook met zichzelf. 79. Jakob is tot Pniël gekomen, achter de rivier. Het eist van hem volkomenheid, het geheel afleggen van het ego. Dit moet hij overwinnen. Hij moet bovenal zichzelf overwinnen. Hij is geplaatst in de arena. Hij strekt zich uit tot de hemelse leer, en toetst deze. 80. Hij moet alles overdenken, er werk van maken. Het is scheppend. Hij kan er wat mee, en zo zal hij zijn pad vinden. Hij schrijft het op zodat hij er tot kan terugkeren, om meer diepte te zien. 81. Hij mag zich dus niet zomaar met alles verrijken, maar hij moet toetsen, in worsteling en 358 leegte, anders komt hij ook onder het oordeel. Hij moet alles eerlijk verdienen, en niet overmoedig grijpen naar dingen die niet van hem zijn. Jakob moest zeven jaar werken om tot een natuurvrouw te komen, en toen nog eens zeven jaar voor een andere natuurvrouw. 82. Jakob werd onder loondienst geplaatst, en geen gemakkelijke, goedkope genade. Zij zou zich niet zomaar aan hem geven. Zij was niet geinteresseerd in snelle materialistische voertuigen, maar in zijn ascetisme. 83. Jakob komt zo meer en meer tot de hemelse Vreze, zowel in het voorzichtig zijn als in de overgave, vanwege de overweldiging door het Woord. Hij wordt gebonden met de hemelse touwen van de openbaring van het Woord. God komt van Teman, wat een Edomitische clan is, bekend om hun wijsheid. God is dus onlosmakelijk verbonden aan het Ezau geheimenis. 84. Ook één van Job's vrienden was een Temaniet. Paran is een gebied van grotten, met verborgen hemelse sieraden. Jakob is hier op zijn heup geslagen en kan niets anders dan buigen. Hij is een verbroken man die de diepte van alles heeft gezien. Sigjonot duidt in het Hebreeuws op de geestesvervoering waardoor hij is losgeraakt. 85. Ezau is als een abad, een dienstknecht, in het Hebreeuws, die er op uit gezonden wordt voor het volvoeren van taken. Dit kan ook gewoon heel huiselijk zijn. 86. Ezau gaat op een dodenreis door de wildernis van de onderwereld, ook net zoals Ra in de Egyptologie, wat dus terugkomt in het leven van Sefanja. Zo moeten we het boek Sefanja ook begrijpen, als een dodenboek, als het afsterven aan het ego. 87. We zien de eis van het offer, en we weten dat de

beesten die weggevaagd zullen worden beelden zijn van het ego, dus niet letterlijk, maar symbolisch. Het staat voor alles wat geen dienstknecht van de natuurkennis is. Zo begint de tocht van Zefanja, de nomadische Ezau door de onderwereld. Deze tocht gaat dus erg diep. Er moeten heel wat valse geesten, valse karakter-eigenschappen, losgesneden worden. 88. Het zwijgen wijst terug op een wachter voor de mond krijgen, wat Zefanja krijgt, als de nomadische Ezau die komt tot zijn innerlijke kind. 89. Er gebeurt een verschrikkelijk oordeel in het boek Sefanja. Het is als de komst van de naakte vernietiger, die voor het aangezicht van de Here staat in het boek van Job. Zij is de bewaker van de oer-afgrond, van de baarmoeder. Zij kwam om Job daarnaar terug te nemen, en Job wist dat hij ook de naaktheid in zou moeten gaan, als ontmaskerd. Zij stond in haar naaktheid op de naakte abad, Ezau. 90. Haar sieraden waren gemaakt van mensenschedels. Zo vreesde de abad de natuurkennis, omdat die allereerst zeer verwoestend was. Eerst moest er zoveel afgelegd worden. 91. En dan zien we een overblijfsel in dat oordeel, die een gezuiverde tong hebben, een getemde tong, een wachter voor de mond. Zij zullen geen leugen spreken. Zij hebben een voorzichtige tong, vol van hemelse vreze. 92. Het is het klagen van Ezau. Er zijn geen hoogmoedige en overmoedige woorden meer. De mond is vervuld met klaagliederen. 93. Als we dan gaan inzien hoe belangrijk het oordeel is over het ego, dan gaan wij ernaar verlangen, zoals ook Job ernaar verlangde, en zoals Ezau naar haar verlangde. 94. Hij wist dat hij alleen door haar tot de oerbaarmoeder kon ingaan. Hier was hij naakt uit 359 voortgekomen, en zou hij naakt tot wederkeren, wat symbolisch is in de zin dat er niets tussen ons en de natuurkennis mag zijn. Wij mogen niets voor de natuurkennis achterhouden. 95. Er is een groot lijden voor de mens hierin totdat de mens hiertoe ontwaakt, en dan is het nog een bepaald lijden, maar dan meer vanuit de rust en een dieper inzicht. Hosea en Laodike 96. Hosea moet ook leren te accepteren hoe Gomer, zijn vrouw, is. Hij moet leren haar die ruimte te geven. Toch mag hij haar ook niet opgeven. Hij moet dus een balans leren vinden, en diepte vinden in het probleem. Ook Hosea is een dodenboek. Hij moet een tocht maken door de onderwereld. 97. Hosea zal de diepere natuurkennis in haar ontdekken, het goddelijke zaad. 98. Dit is het herstel van de Moeder God die in de vrouw verborgen is, en de mens zal de Moeder God dienen, omdat het de leerregels van de natuur inhoudt, zonder welke geen leven mogelijk is. 99. Hier zien we het gaan van de oorlog tot de tent, opdat er rust komt. De wapenen zullen verbroken worden. Zo kan er verzoening komen tussen God en de mens. De mens moet door de duisternis van de ontwapening teruggaan naar de oorsprong. 100. Hosea moest dus tot een soort wedergeboorte en ontwaking komen om alles anders te bekijken. 101. Deze strijd gaat verder tegen Efraïm, een Israëlitische stam, die nogal Laodiceaanse kwaliteiten schijnt te hebben. 102. Laodice was de vergiftigster, zoals ook de vrouw op het beest met haar giftige wijn, als de moeder der hoeren.

103. Eerder was dat Efraïm, het naakte volk, wat een beeld is van ontmaskering en openbaring. Hosea zag nu de diepere naaktheid van zijn vrouw en wat het voorstelde. Het kon zich niet meer voor hem verstoppen. 104. Hij was in zijn werk en studie diep in deze duistere woestijntent doorgedrongen, door het offer, door het lijden waaraan zijn ego stierf. Hij had te maken met een grote bedriegster. 105. Laodice, oftewel Efraïm, zit op het beest, gewapend met gifpijlen. Zij moet de lagere natuur overwinnen, haar eigen zelf. Het lauwe Laodicea moet vergaan. Dit is geen materieel pad. Het is het pad van Tantalus, het natuurpad waarin wij moeten minderen, tot soberheid kunnen komen, om zo de rijkdom van de natuur te kunnen zien en ervaren. 106. Hoe is dit gekomen dat zij zich zo rijk waande ? 107. Laodicea lag in Frygisch gebied. In de mythologie kwamen diverse koningen daar vandaan, zoals Midas die alles in goud veranderde wat hij aanraakte. 108. Hierdoor kunnen anderen hen niet bereiken. Ook Tantalus kwam namelijk uit dit gebied. Tantalus staat bekend om zijn onbereikbaarheid. Alles wat hij wilde vastgrijpen gleed altijd van hem weg, ook als hij iets wilde eten, dan bewoog het voedsel van hem weg. Efraïm is in die zin ongrijpbaar. Toch kreeg Hosea een zekere sleutel. 109. Efraïm betekent de dubbele, en dubbele vruchtbaarheid. En het is ook heel dualistisch. 110. Dat is dus de taak van Hosea, om de koek te keren. Als er wordt gesproken dat Efraïm tot een woestenij zal worden, tot een wildernis, dan heeft dat twee betekenissen, want in de wildernis ligt ook de diepte. Hosea moet dat leren ontdekken. 111. Hij moet het zich niet persoonlijk aantrekken 360 wat Efraïm hem heeft aangedaan, maar hij moet het zien in de grotere context van de kennis. 112. Laodice leeft in een andere realiteit. Zij is niet rechtstreeks te bereiken, maar alleen over het natuurpad. Hosea haalt uit naar Efraïm als in een obsessie, maar Hosea moet eerst dieper aan zichzelf sterven. 113. Hosea is obsessief bezig met Efraïm die hem heeft verwond, en hij zit vast als een vis aan een lijn, maar zo wordt hij wel de natuurkennis ingetrokken. 114. Efraïm die haarzelf rijk waant zonder gebreken komt terug als Laodicea, wat in het Grieks Laodika is. In de Sanskrite wortel is dit Ladika, wat dienstbaarheid betekent en ladukka, wat zoet vlees betekent. Dukka is ook een Aramees woord voor slachtplaats. Metaforisch gaat het hierom dat het hele probleem van oordeel en slachterijen op aarde in de diepte iets heel anders is, zodat het allemaal enigszins "verzoet" kan worden in een bepaalde mate. 115. Laodika is al in deze realiteit, dus dan gaat het botsen. In het Orions is zij een wildernis-stam, net zoals Efraïm. Er is een grote kloof tussen het stadse gebied en het wildernis gebied. Als er contact is tussen deze twee gebieden dan is het alsof alle glazen wanden breken. 116. De armen en de benen van de mens staan de natuurkennis nog te vaak in de weg. Zij stribbelen nog teveel tegen, dus moet de mens eerst tot een vis worden, om zo opgetrokken te worden tot het wildernisgebied. 117. Zij vertelt een verhaal, Zij blijft niet bij de drama hangen, Het gaat altijd weer dieper, Deze zeeen zijn te groot, Deze zeeen zijn onoverbruggelijk, Deze zeeen zijn eindeloos,

Allen zullen in deze zeeen in vissen veranderen Er is geen doorkomen aan, Zij kunnen hier alleen maar dromen, Totdat de nachtmerrie toeslaat, Een vis zullen zij zijn tegenwoordig naartoe gaan ? Het hedonisme viert hoogtij, zoals voorspeld. 123. De visserij is symbolisch het pad om de eeuwige rust in te gaan. 118. Alleen als vissen kunnen wij tot U naderen, in de diepste duisternis. Ja, de voorhangsels van tenten zullen weggeschoven worden. 119. Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. Zij gaan dwars door de rivier, Tot aan de oever waar een vrouw de was doet, Waar zij vist, Alleen als vissen zullen wij dit land binnen gaan. 120. De mens moet de Jabbok rivier overgaan om in de leegte aan zichzelf te sterven, aan zijn armen en benen, om zo eerst tot vis te worden. Niemand komt op een andere manier tot de wilderniskennis. De armen en benen van de mens zijn drogbeelden. Ze snellen tot het kwaad en draaien alles om. De wilderniskennis zal niet rusten totdat alles is overstroomd en de mens tot vis is geworden. 121. In de huidige situatie zal de mensheid niet kunnen bestaan. In de uitverkiezing zal de hemelse vissersvrouw kijken wie zij ophaalt aan haar lijnen en in haar netten. Dit zullen alleen degenen zijn die daadwerkelijk volkomen aan zichzelf, aan hun armen en benen, hun woorden en daden, zijn afgestorven. 122. De mens kan alleen als een vis tot de wildernis komen. Met armen en benen is de bedreiging tot de natuur te groot. De hoogmoed en overmoed van de mens is gebouwd op zijn armen en zijn benen. Daarom moet het vlees van de mens het visnet in. De wanden moeten doorstoken worden, zodat de mens niets meer vanuit zichzelf kan doen. Dat is het smalle pad die leidt tot de enge poort. Wie wil daar 361 124. Alleen kennis doet het ego afsterven. 125. Dit is de tot standkoming van het Woord, de logos, door het toetsen. Het Woord bestaat uit psalm-structuren die de mens verbinden met de wilderniskennis. 126. Als de mens niet leert toetsen en meten, komt de mens nooit tot het Woord. In het Hebreeuws komt het hier neer op het meten van de leegte (breedte) en het geduld (lengte). 127. Hosea komt in de diepte tot Jozua van Efraïm, tot Laodike, de dienstbaarheid tot de diepte, om zo los te komen van de dienstbaarheid tot het letterlijke. Hij komt tot Laodike als tot de diepte van het vlees en offergeheimenis. 128. De troon is de verkregen en verdiende onderscheiding, de interpretatie. Dit gebeurt in de diepte van de Hosea put die terugleidt tot Jozua. 129. In het Hebreeuws zijn de klederen van Jozua leugen en bedrog. Die werden toen afgedaan, als beeld van de interpretatie. 130. Er wordt teruggeleid tot het beeld van de wijnstok, de verbondenheid tot de bron, om vrucht te dragen. Deze wijnstok loopt dus door Jozua tot Hosea en Laodike. 11. Valstrikken aan de Jabbok rivier

1. De dualiteit van het zoonschap is het onderdeel van een sieraad waartoe de mens moet ontwaken. 2. Dit verklaart de strijd tussen Jakob en Ezau, Abadja en Edom, en Hosea en Efraïm. 3. Er moet een prijs betaalt worden, om ervoor te zorgen dat de mond niet overmoedig spreekt. 4. In het Hebreeuws-Aramees is dit de Nuwr, de urim-steen van het toetsen. Deze steen zondert alles af (niyr, Aramees). 5. Niet door kracht, noch door geweld, maar door de diepte. 6. Het is het afsterven aan jezelf in en door steen, om zo wedergeboren te worden in steen. Zo kan de tempel herbouwd worden, of de tempel verdiept worden. 7. Er is een vloek die over hen komt die geen wachter voor de mond hebben. Het staat gelijk aan diefstal, want ze stelen het Woord, verdraaien het, en verkopen het dan door. Zij zullen wegvagen als het volk zal ontwaken. 8. De boekrol was twintig el lang. Twintig is in de Hebreeuwse wortels dubbele, oftewel dualistische rijkdom, en lengte betekent geduld. Het gaat hier om de dualistische rijkdom van de kennis door geduld. De lengtemaat "el" is ammah in het Hebreeuws, wat komt van het woord moeder, em. De breedte staat voor de leegte, en die is tien el. Tien is het bouwen in de wortel. Het is het bouwen door de leegte, als tegenovergesteld aan het bouwen door materialisme. In het Aramees is de boekrol ook bloesem, als dat wat voortkomt vanuit een natuurproces in het juiste seizoen. 9. De dualistische getuige van het zoonschap komt met daden. Zij is de brenger van een groot oordeel. 362 In het Aramees is zij ook een verbond. Zij is het oordeel wat de huizen binnendringt en daar overnacht, als een spion, en hen dan ten val brengt. Zij groeit subtiel door en langs alles heen. Zij breekt in het Aramees ook alle verkeerde paden af, en vernietigd de valse sieraden. Zij is uitgezonden als een gif, als Laodika. In het Aramees is dit een inwijding in geheimenissen. 10. Dit gaat over het herstel van de Moeder God en Haar tent. Het Woord van de Moeder God zal komen. 11. Sinear betekent het land van de twee rivieren, van de dubbele, of dualistische rivier. Deze rivier zal door het Woord stromen, opdat er nooit meer een eenzijdige interpretatie zal zijn, want dat is een vorm van materialisme. Het laat ook de verschillende lagen zien waarop de tent is opgericht. Er liggen meerdere talen en grondwoorden ten gronde aan de tent. 12. In het Aramees is het bouwen het gestalte geven van een logisch argument. 13. In het Aramees is de tent ook gewoon een literaire structuur. De tempel is het symbool voor de hemelse taal. Zo wordt ook de valse tent afgebroken, oftewel verdiept. 14. In de diepte smelt iedere onwaarheid weg. De diepte zal dus altijd de oplossing van het probleem zijn. 15. Dit gaat dwars door alle chaos heen, dat er balans komt, onderscheiding, en zo zal de mens met het sieraad leren werken. 16. De mens moet een confrontatie met de stenen hebben, anders kan de mens de leegte niet in. 17. Zwart is in het Aramees een beeld van depressie. Depressie betekent loslaten.

18. Ze hebben alles verloren, en hebben alles losgelaten, en zijn nu klaar om het geheimenis in te gaan. 19. Wit is een beeld van de heilige vreze, de voorzichtigheid, de toetsgereedheid. Hier worden dus belangrijke tentfundamenten besproken. 20. Zo ontwaakt de mens tot de Moeder in zichzelf die leven geeft. De mens staat tussen de twee polen, de dualiteit. Het beginpunt is dus telkens een tegenstelling, en die moet verdiept worden. 21. Alertheid en waakzaamheid is het resultaat van de steniging. Elke vlek is een nieuw zintuig. 22. Zij liggen opgeborgen in het sieraad van de gezichten van Zacharia. 23. Het is voor de mens belangrijk de steniging te aanvaarden, opdat de tent opgericht wordt. 24. De tent is een allegorie van de literaire structuur. Er wordt zo aan Woord en Taal gebouwd, opdat zo ook de kerk wedergeboren kan worden. 25. Jakob moest de Jabbok over om een worsteling te hebben met de God van Ezau. Zoals Habakuk ook stelt dat God van Teman komt, een Edomitische wijsheidsclan. Dit gaat over het toetsen. De mens moet zich eerst afzonderen, alles loslaten, om te kunnen toetsen. De mens mag niet meer steunen op wat anderen zeggen, of wat de mens van anderen heeft geleerd. De mens mag ook niet steunen op zijn vooroordelen. Het toetsen is dus een gevecht. Het is Habbakuk die de Jabbok voorstelt. 26. Zo wordt Jakob tot een dienstknecht, tot een abad, om zo Edom (het volk van Ezau) te toetsen. 27. Habakuk, de Jabbok, is verbonden met Abadja. Habakuk. Abadja is het eigenlijke Pniël. 363 28. De Orionse Jabbok is een reusachtige rivier, ongeveer drie keer zo groot als de grote Benshlam rivier. 29. De Jabbok is een soort zee. 30. De sleutel tot het veroveren van het rijk van het oervlees ligt alleen in het dieper in het wildernis gebied te gaan, dus de Jabbok zal overgemoeten worden. 31. Het Europese gebied en het Amerikaanse gebied zijn weer gescheiden door een zee, net zoals op aarde. Tussen Europa en Amerika ligt de Rode Zee. Er moeten aan een heleboel voorwaarden voldaan worden om de Rode Brug over te gaan. Amerika loopt dan steeds meer over in Latijns Amerikaans gebied, en dan tot reusachtig Surinaams gebied waarin de Jabbok ligt en waartoe ook het achterliggende wildernis gebied behoort. 32. Jakob gaat de Jabbok over, oftewel de leegte in, wat de woordbetekenis is van Jabbok. Dit is dezelfde betekenis die het wortelwoord van Habakuk heeft, chabaq (ybk). Habakuk betekent in de wortels ingesloten worden door de leegte. Habakuk voelt zich verloren en overweldigd door een enorme leegte. Hij begrijpt de geweldadigheid niet. Hij roept om hulp, maar die krijgt hij niet. Hij moet namelijk dieper de leegte in. 33. Jakob moet de Jabbok over. Ook als hij in Pniël is aangekomen moet hij zo diep gaan totdat hij als Zefanja is geworden. Eerst moet hij als Hosea zijn, de relatie problemen, want die gaan vooraf aan de ware verzoening. 34. Jakob moet eerst langs het voorhangsel, en het voorhangsel moet op waarde geschat worden. 35. Er zijn vele valstrikken in de Jabbok rivier die ervoor zorgen dat de mens die niet volkomen de

leegte ingaat door dingen achter te houden en nog steeds vasthoudt aan vooroordelen in grote drogbeelden terechtkomt. 36. Er zijn dus zelfs schijn-ervaringen van het oversteken van de Jabbok. Een heleboel worden niet doorgelaten en worden overgeleverd aan de leugens verbonden aan het materialisme waar ze nog aan vasthouden. 37. De verletterlijkende, materialistische, hedonistische mens wacht niets dan leugens. 38. De persoonlijkheid, persoonlijke vormen, zijn niets anders dan stukken kennis die tot een climax zijn gekomen. 39. En nog niet eens alle kennis is waar, maar in de diepte weer wel, en is alles bruikbaar. 40. We zitten nu dus nog vast in een soort hiaat van kennis. Dit is een noodzakelijk punt in de evolutie om alles te testen. De natuur test zichzelf, en gaat door de leegte heen om haarzelf te zuiveren. 41. Er zijn zoveel valse wedergeboortes door valse kennis. De tong moet besneden worden. 42. Wedergeboorte zonder opvoeding is niets waard, en brengt de mens in drogbeelden. Eerst moet er verwoesting en afzondering plaatsvinden in de leegte. De mens mag nergens meer op steunen. Alles waarop de mens nog steunt zal weggehaald worden. Het enige waarop de mens mag steunen is de leegte zelf. Hierin wordt er een diepe toets opgewekt, zoals Amos laat zien in zijn visioenen. 43. Telkens weer moeten de slagerijen van de mens afgebroken worden, opdat er een dieper toetsen zal plaatsvinden. Als er iets getoetst moet worden dan is het het toetsen zelf. Hoe toetst de mens ? Dit is het overgaan van de Jabbok. Velen blijven steken in hun toetsen. Ze toetsen hun toetsen niet. Velen 364 zoeken materialistische wegen om te toetsen. 44. Het wonder van de persoonlijkheid van de mens is puur het wonder van grote hemelse kennis die een smeltpunt heeft bereikt. 45. Zij die hier lak aan hebben zullen in de Jabbok vergaan en omgesmolten worden tot iets anders. Het zijn de spiegelingen die niet willen. 46. Dit zijn natuurverschijnselen om ons te helpen, ons te zuiveren. De hersenen scheppen zelf die realiteit om een laag te hebben om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Zonder die tegenpolen-laag kunnen ze dat niet. Het is dus van levensbelang dat de hersenen deze verschrikkelijke realiteit om ons heen hebben geschapen, deze nachtmerrie, anders zal de droom nooit kunnen komen. 47. Wij moeten hiervoor de diepte van de profeten in. 48. Als de stok niet wordt begrepen, dan zul je erdoor blijven geslagen worden. 49. De leeuw is een belangrijke voorstelling in het toetsen, want dit gaat namelijk over het heilige verzetten. Je kunt niet zomaar jezelf laten meesleuren in de leegte. Er zijn ook bedriegelijke leegtes. Je mag je nooit zomaar overgeven. De leeuw is de worstelaar, maar is dus ook weer potentieel gevaarlijk. Je mag namelijk niet worstelen vanuit je vlees, je ego. Daarom moet je je ook weer verzetten tegen het verzetten en komen tot het diepste verzetten. Het medicijn van de leeuw gaat dus heel diep. De leeuw is niet zomaar een vechter, maar een vechter met het vechten, totdat de leeuw is gekomen in het eeuwige vechten. In dit vechten is er dus een grote loslaat factor. De leeuw moet bereden leren worden. Ook moet de leeuw dus in balans komen. 50. Het oervlees heeft geen heilige toets-agressie,

geen heilige vreze. Het oervlees is volkomen en dodelijk passief, en daartoe komen allerlei valse wedergeboortes en climaxen, van de valse leegte dus. 51. Het oervlees verzet zich nergens tegen en zondert zich ook niet af. Het laat zich meesleuren met allerlei verderf. Als ze iets zien wat op een nieuwe geboorte lijkt in de leegte, dan zullen ze het grijpen. Ze forceren de leegte. Ze forceren het groeiproces en de geboorte. Het is allemaal dwang. De leeuw is tegengesteld, vijandig, strijdend. De leeuw springt niet overal zomaar in, en strijdt ook tegen zichzelf. Het is geen overmoedige strijder, want hij strijdt ook tegen het strijden. Hij houdt zich dus strak, hard en gespannen, maar dan in de diepte, want dit laat hij ook allemaal weer los. 52. Als de mond vijf wachters heeft gekregen, dan kan het denken veranderen, nieuwe inzichtspoorten krijgen. 53. Alleen eeuwige touwen kunnen veilig door de mijnenvelden van de lagere aardse gewesten heenkomen. Eeuwige touwen zijn zielen wiens zintuigen zijn geopend en die zo het pad zien wat ze moeten gaan, en zich aan dit pad hebben verbonden. 54. Door de heilige vreze en het heilige sterven aan het zelf hebben ze een schild. Dit ontstaat niet zomaar zonder diepte-toetsen. 55. Micha treedt op tegen Samaria en Juda, het Noorden en Zuiden van Israël, waar veel "afgoderij" was. Het Noorden is in het Hebreeuws een beeld van het verborgene en het sieraad. Samaria had dit gestolen en had gebouwd op hoerenloon. Dit is ook hoe valse, overmoedige en goedkope genade werkt. Het trekt de geest van vriendjespolitiek aan, en richt zijn eigen bedrieglijke hierarchie op, gebaseerd op hoerenloon. 56. Ze zijn afgeweken van God's plan, van de 365 hemelse kennis afgegleden. Zij vegen hun monden af en zeggen dat ze niets hebben gedaan. 57. Micha maakte duidelijk dat Samaria, het Noorden, zou worden tot een dal van stenen, een plaats van leegte, waarin wijngaarden aangelegd zouden worden om de fundamenten bloot te leggen. De wijnstok laat namelijk symbolisch de diepte van alles zien. 58. De gesneden beelden die ze hebben gemaakt in hun afgoderij, als een verdraaide voorstelling van de hemelse kennis, zouden vernield worden, en haar hoerenloon zou vergaan. Door het hoerenloon had dit volk haarzelf opgebouwd. Het hele volk opereerde door omkoperij. Dat is waartoe alle overmoedige geschenken zijn, de valse genade : het is om het volk om te kopen. Ze bouwen zo een vals volk, een vals leger. Het zijn huurlingen. Geen geschenk is zomaar. Er zit altijd iets achter. De mens wordt omgekocht. Gratis is dus helemaal niet gratis. Je wordt bedrogen. Je wordt ergens voor een karretje gespannen. 59. Geschenken zijn er ook voor om vijanden gunstig te stemmen en in slaap te doen sussen. Het oervlees neemt graag geschenken aan, maar leeuwen niet. De leeuw toetst alles en neemt ook geen vals loon aan. Hij laat zich niet voortduwen op de golven van de leegte. Hij gaat er dwars tegenin. Ook de leegte moet getoetst worden. Er is altijd weer een diepere leegte, en die ontstaat door het verzetten. Er moet tot bloedens toe verzet worden in het toetsen. 60. Het oervlees is halfgebakken en lui. Het oervlees is blij voordat hij blij mag zijn. De leeuw niet. Het oervlees zegt voor zijn tijd : 'Oh, heerlijk, wat zalig, hoe vreugdevol.' De leeuw brult. 61. Het oervlees zegt : 'Wat heerlijk. Hier heb ik zolang op gewacht. Ik zag iets schitteren, ben er op

afgelopen, en nu heb ik het gevonden. Deze buitenkans mocht ik niet missen.' Maar de leeuw brult en houdt zich op een afstand. 62. Als het oervlees hem probeert over te halen en mee te trekken brult hij. Mocht het oervlees te opdringerig worden, dan bijt hij. Dit doet hij niet overmoedig en in grote trots. Nee, de leeuw toetst allereerst zichzelf. Hij slaat alleen toe als hij niets anders kan en door de situatie wordt gedreven. Nu moet hij ingrijpen, anders sleurt het hem mee. Hij verzet zich er tegen ten bloedens toe. Hij houdt niet ergens halverwege op. Het is een doorzetter. Het oervlees kan klagen wat hij wil. De leeuw brult en zal niet toegeven. 63. Het oervlees steelt de leegtes, grijpt naar de leegtes, en breidt zo zijn machtsgebied uit. Het oervlees test de leegtes niet, maar kan de leegtes goed gebruiken. 64. Zo komt hij zonder enig verzet tot wedergeboorte, en stroomt gewoon passief mee op de golven van de leegtes, tot nieuwe eilanden, die hij vervolgens ook niet toetst. 65. Ongetwijfeld zal dit de toorn van de leeuw opwekken. De leeuw zal dus komen als het oervlees tot een climax is gekomen. 66. Het zijn de leeuwen die apart gezet worden, als een overblijfsel. Zij komen de Jabbok door om Pniël binnen te gaan. Jabbok stroomt door de bergketen van Gilead, wat bewijs betekent. 67. Berg, har, betekent inwijding. Het bewijs ligt dus alleen in het geestelijke en moet verdient worden. Het is alleen voor ingewijden. Het bewijs ligt alleen in het eeuwige touw. Wanneer het je is overkomen, dan weet je het. 68. Dit is de berg Gilead, de berg van bewijs, de berg van de Jabbok, waar de mens tot een hoger 366 bewustzijn komt. 69. Het overblijfsel van de leeuw zal geen overmoedige wapens gebruiken. Het oervlees grijpt overmoedig naar zijn wapens die hij in de leegte gratis aangeboden krijgt. 70. Het oervlees verzet zich er niet tegen en ziet het als loon voor zijn geduld. De leeuw verzet zich tegen ieder wapen, in een diep toetsen. De leeuw is voorzichtig en laat zich alleen overweldigen door zijn instincten als hij het niet meer tegen kan houden in het diepte-toetsen. Dan komt het voort vanuit een diepe bron waarin de leeuw eerst aan zichzelf is gestorven. Het komt voort vanuit een diepe verlamming. 71. De leeuw is gevoelig geslagen op Pniël als Jakob. Alle hemelse kennis werkt door de verbrokenheid. De leeuw vlucht eerst, en strijdt alleen als hij is ingesloten, ten eerste tegen zichzelf. Altijd zoekt de leeuw eerst de verborgenheid op, de duisternis. De leeuw sterft aan zichzelf totdat hij niet meer anders kan. 72. Het oervlees richt zich op de leegte, maar de leeuw richt zich op de leegte en de diepte. 73. Daarom kan het niet anders dat de leeuw zich zal verzetten als de oppervlakkigheid hem naar de keel vliegt. Dan brult en worstelt hij. Dan is hij reactief. 74. Wie of wat is dan "koning" ? Wie of wat is dan "de Here" ? Het is het bewijs wat geleverd wordt aan de ingewijden. De ingewijden hebben de prijs betaald, en zijn overal doorheen gegaan waar ze doorheen moesten, en kwamen zo tot het bewijs. Het zijn de verbrokenen, hen die aan zichzelf zijn afgestorven. Zij werden als door een natuurverschijnsel op het strijdveld opgenomen. Zij waren de uitverkorenen als zijnde de "uitgetesten".

75. Het koningschap wordt voorgesteld als een vrouw, de dochter van Sion. 76. Het is een allegorie van het eeuwige touw, als de toren van Rachab waar het rode koord van bevrijding uitliep, als een beeld van de wachter van de mond. 77. Hier zien we de daadwerkelijke komst van de leeuw. Dan is er niemand meer die de leeuw nog kan tegenhouden. 78. Dan grijpt de leeuw om zich heen, plunderend. Dan heeft de leeuw het oervlees overwonnen. 79. Dan is de verandering er als een vrucht, niet als een geschenk. Dan snelt de leeuw de huizen van de stad binnen. Het is een groot geheim van de natuur. Donder en bliksem zijn over de stad, en er is niemand die redt. Alleen de leeuw kan redden. 80. Hier is het beeld van de leeuw verdiept. Het zijn geen zachte, vrolijke bloemetjes in de natuur, maar doornstruiken, distels, brandnetels, stekende planten, die zich niet zomaar als een hoer overgeven aan Jan en alleman. De toetser steekt, en gaat niet huichelachtig dwepen en veinzen als hij aangeraakt wordt. De mond wordt bewaakt met gif en doornen. 81. De leeuw heeft in zijn hart een bitter en stekend gif, opdat hij zich niet zomaar aan het eerste de beste wat de overwinning en heerschappij verklaart overgeeft. De leeuw is een rebel, een vluchter. De leeuw is geen lafaard zoals het oervlees. 82. Het gaat de leeuw niet om eer en macht. Het gaat de leeuw om de waarheid. Hiertoe offert de leeuw zijn leven op. Giftige bessen groeien er in het hart van de leeuw die zijn mond bewaken. Zijn bitterheid maakt de leeuw scheppende. Streng en diep steken zijn doornen, als eerste in zijn eigen vlees. Hij wacht op de nacht van de bloesem. Het morgenrood bereikt hij alleen door veel bloed, een 367 harde dood aan zichzelf. 83. Zij testen hem eerst, en het loon wat zij geven is spot. Wat zal de leeuw doen als de stad hem bespot ? Wat doet de leeuw als apen hem belachelijk maken, en muizen over hem roddelen ? 84. De leeuw zal zoeken naar het overblijfsel en geen compromissen maken. Het spotkleed hoort bij het lijden. Het is een test, een noodzakelijke tegenstelling. De leeuw zal het overblijfsel inwijden in de geheimen van Gilead, waardoor de Jabbok stroomt. 85. Dit is een beeld van hen die aan de moederborst zijn, verbonden aan de moeder aarde. De baarmoeder gaat scheppend met problemen om en maakt er het beste van. 86. De eeuwigheid is een metafoor van de volkomenheid, dus in de eeuwigheid wordt er volkomen afgerekend met het ego, en wordt het gewoon herschapen, want ook de tegenstanders hebben een diepe waarde, en die heeft de mens zelfs nodig om te overleven. 87. Alles zal zo andere betekenissen krijgen, en de voorhangsels zullen opengaan. 88. Goliath is een orakel wat Ahn raadpleegde. 89. In het Aramees staat : Toen trad Orion, een reus, uit het leger der Filistijnen naar voren. 90. Om tot Orion terug te keren moet deze wachter "begrepen" worden. Ahn nam de wapenrusting van deze wachter. 91. Ahn moest strijden tegen Goliath. Goliath betekent openbaring betekent, en heeft te maken met het toetsen. Ahn moest dus worstelen over de openbaring, de openbaring zuiveren, onthullen en overpeinzen, om zo tot de diepte te komen, zoals

Jakob zo'n ervaring had op Pniël. 92. Dit was Ahn's Pniël ervaring in het grondwoord. 93. Ahn moest stenen, "eben" in het Hebreeuws, tot Goliath "werpen". Dit zijn de stenen van de leerregels, als de toets-stenen, als de Urim en de Thummim. Goliath viel, maar Ahn nam de wapenen van Goliath. 94. Ahn moest dus eerst de wachter (goliath) van de openbaring (golah) "verslaan", oftewel toetsen, om zo tot de bron te komen. 95. Zo kwam Ahn dus tot Orion, want dat is de andere naam van Goliath in het Aramees, Orion, de reusachtige. Dit geheimenis begon zich te vervrouwelijken, te personificeren tot Batseba, die in de oorspronkelijke Hebreeuwse poëzie een veel diepere betekenis had, en niet alleen maar negatief werd neergezet. Zij is een dualiteit. 96. De wachter van Gilead is verpersoonlijkt in Goliath. Gilead betekent dus het bewijs, de vrucht van het toetsen, oftewel het toetsloon. Degene die dat heeft ontvangen kan het niet meer wegdenken of wegpraten. Het is de ultieme realiteit. Hiervan kan niet meer weggevlucht worden. 97. Jakob was op zijn heup geslagen en gevoelig geworden. Paulus had een worsteling gehad met de asceten, en was nu zelf ook een asceet geworden. Hij leefde nu niet meer vanuit het vlees, vanuit de overleveringen, maar vanuit de openbaring. 98. Er zijn dus twee soorten leerregels : de leerregels van het vlees, en de leerregels van het geestelijke. In Gilead ga je over van de vleselijke leerregels die je onderdrukken en doden tot de geestelijke leerregels die je tot leven roepen. 99. Er is dus niet zomaar gerechtigheid door de leerregels, maar eerst moet er aan het ego 368 afgestorven worden, zodat de mens dus van de lagere tot de geestelijke leerregels komt. 12. Het oversteken van de Jabbok ; Hosea’s worsteling met Efraïm 1. Alleen de mens die het paradijs zelf wordt kan tot het paradijs gaan. 2. Dit heeft ook allemaal met de bronnen van Galati te maken, oftewel met de bronnen van Gilead, door de diepte van het Ahn en Goliath verhaal. 3. Het woord erfenis komt ter sprake in Galaten, als beeld van dat het alleen verkregen kan worden door de dood aan het ego. Zo gaat de mens over van het vleselijke tot het geestelijke. 4. De sobere kwam tot de opstanding door te leren over het dualisme in de onderwereld, de leerregels van spiegeling. 5. Heilige banden, snoeren, trekken de mens dieper, en dan wordt de mens ook weer opgetrokken. 6. De Jabbok mondt uit in de Jordaan, Yarden, wat ook "degene die afdaalt" betekent. Dit gaat over het tot de diepte komen. Dit is ook een rivier om over te steken. Het volk kon alleen zo in het beloofde land komen. 7. De tentenoprichting is een metafoor van de oprichting van het Woord, zoals het Aramees laat zien. Dat is ook de strekking van de profetie van Haggaï dat het tweede beter zal zijn dan het eerste. 8. Dit alles leidt terug tot het jana-jani orakel van de amazones, wat deze weerspiegelingen gaf, als een

emanatie. Het was de urim en thummim van de amazones in het oer. 9. Het is een orakel van het paradijs. Dit orakel doortrekt de menselijke overleveringen en tradities. 10. De mens interpreteert het helemaal verkeerd en heeft er een markt van gemaakt, zodat alle betekenis verloren is gegaan. 11. Het gaat niet om het bidden op zich, maar om het offer. Een gebed mag alleen plaatsvinden vanuit de dood aan het ego, anders is het vleselijk. Het ware gebed is communicatie met God en door God, dus dat kun je niet forceren. 12. Dit pad gaat alleen door de dood van het ego. 13. Hierom leeft de mens opgesloten in Tantalos. Alles wat de mens grijpt vaagt weg. Dit tot het punt waarop de mens niet meer wil leven, en de dood verkiest, want alleen door het sterven van het ego krijgt de mens weer houvast in het diepere. Dit gaat natuurlijk heel erg subtiel, en komt nooit direct. Alleen door trouw komt de mens tot de waarheid, en de getrouwheid moet getoetst worden. 14. Natuurlijk mag dit niet door het vlees gebeuren, niet door het materialisme, opdat wij niet komen tot een overmoedig oordeel, tot vooroordelen. 15. De hemelse vreze is de sleutel, en die uit zich ook in het vluchten. Je toetst iets door ervan te vluchten, niet door het begerig vast te grijpen. 16. De hemelse armoede is het vluchtgedrag wat nodig is te ontkomen aan materialisme en hedonisme. Vlucht zolang je kan. 17. In de vikingse legendes trouwde Odin met de reuzin Gunnlod door een list, door een vermomming, waardoor hij toegang kreeg tot de dichtersmede of mede van openbaring. Toen hij de 369 drank had bemachtigd ging hij weer weg. Dit loopt ook parallel aan de mythe van het huwelijk tussen Hosea en Gomer, wat een profetisch huwelijk was. Het zijn twee verschillende werelden die aan elkaar verbonden worden voor een reden. In het toetsen zal er ook altijd een bepaalde verzoening komen, een bepaalde link worden gelegd. 18. Beide huwelijken liepen ook weer uit op een scheiding, omdat het dieper de heilige dood inmoest. Het gaat om principes die geopenbaard moeten worden, en niet de relaties op zich. 19. Het zou zijn als in de dagen van Noach, etende, drinkende en huwende. Het werden doelen op zich. 20. Zowel Odin als Hosea moesten bedekt worden met het heilige "vuil" van de aarde door een gemengd huwelijk om hun doel te bereiken. Ze moesten terugkeren tot de zwarte moeder aarde, want zowel Gunnlod als Gomer waren verbonden aan de aarde (onderwereld). 21. Als een man nadert tot een vrouw dan nadert de man tot de hemelse leegte waarin hij aan zijn ego kan afsterven, als een beeld van de hemelse honger. 22. We gaan exotisch om met zowel menselijke overleveringen en tradities als de persoonlijke en collectieve geschiedenis. We zien de ballingschappen daarom ook als allegorieën van het toetsen. 23. De mens ging uiteindelijk in ballingschap, en vandaag de dag leven wij in ballingschap. Dit is dus allemaal toets-symboliek die de mens nog niet begrijpt. 24. Als wij ons verzetten tegen gedachtes die ons opdringen in het toetsen, dan zal de hemelse kennis ons hiervoor belonen. 25. Daarom worstelt Hosea voortdurend met de

stam Efraïm. 26. Dit zien we ook in de ballingschap van de Israelieten. Hoe meer de Israëlieten werden onderdrukt, hoe meer zij zich gingen vermenigvuldigen in verzet, maar de lasten begonnen alleen maar te verzwaren. Als wij ons in het hemelse toetsen blijven verzetten tegen de gedachtes die zich opdringen aan ons, en ons ook verzetten tegen het verzetten tegen het verzetten totdat wij in het eeuwige verzet zijn aangekomen, dan pas zal de hemelse kennis haar druk op ons verzwaren om zo een diepere ontmoeting met haar te hebben, om zo dieper in het hemelse gevangenschap te komen. 27. De mens die bang is geworden voor zijn eigen ego en wil dat het ego sterft koste wat het koste zal snakken naar die hemelse gevangenschap, want zo kan zijn ego hem niet meer misleiden. 28. De diepere leegte zal ongetwijfeld leiden tot een groter verzet. Het hemelse loslaten houdt ook in : het loslaten van het loslaten van het loslaten, totdat we in het eeuwige loslaten zijn gekomen. Zo komen we binnen in grote schepping. 29. Wij moeten in het toetsen ook worstelen met alles wat zich aan ons opdringt, en zo zullen wij ook vermengd worden met de hemelse kennis. De hemelse kennis komt namelijk hen die worstelen in het toetsen tegemoet. 30. De mens mag in het toetsen niet zomaar worstelen, maar moet ook worstelen met het worstelen met het worstelen, totdat de mens in het eeuwige worstelen terecht is gekomen. 31. Het worstelen is ook nauw verbonden met het ontmaskeren, het draaien, waarin je tot diepere lagen en betekenissen komt. 32. Nahum betekent depressie en het onderhandelen 370 met depressie. In de hemelse kennis is depressie niet noodzakelijk somberheid en diep lijden, maar het kan ook loslaten betekenen, als een toetsmiddel. Het is belangrijk om eerst los te laten, eerst te vluchten, als de mens wordt bedolven onder opdringerige gedachtes. Ga nooit zomaar het gevecht aan, maar ga eerst de leegte en de afzondering in, en mocht het blijven aanhouden, verzet je er dan tegen en ga worstelen. 33. Dit is hoe de hemelse vreze zich uit, om zo niet tot een prooi te worden van overmoed. Laat je ook niet met leegtes meesleuren, maar ga de diepere leegtes in. Leegte heeft te maken met loslaten, zodat het zich kan verdiepen, en het loslaten laat je ook weer los, en dat laat je ook weer los, totdat je tot het eeuwige loslaten bent gekomen. Dit middel moet ontvangen worden, als een belangrijke ervaring. De mens mag daarnaar streven, maar blijf alles toetsen. 34. Loslaten alleen is niet genoeg, maar blijf ook vluchten, en verzetten. Zo komt het loon van de hemelse kennis en worden de gedachtes zuiverder. 35. De hemelse kennis beloont hen die in de hemelse vreze leven. 36. Het is geen romantische zelfbehaging. Nee, het is een oorlog tegen het ego. Je bent in gevecht met een beest. Het is geen tijd voor overmoedig vertrouwen. 37. Het is juist het oervlees dat alles wil voelen, van alles wil genieten, in pure zelfbehaging. 38. En de kennis wordt genegeerd in dit grote spijbelfeest. 39. Een wapen overmoedig gegrepen zal zich op dan duur tegen de grijper gaan richten. Laten we beseffen dat wapens zielen zijn die niet zullen rusten totdat ze degenen die hen misbruiken naar de ondergang hebben gebracht.

leugenachtige natuur. 40. Nahum was een Elkoshiet, wat 'in een hemelse valstrik' betekent, wat betekent dat hij niet overmoedig kon zijn. Nahum leefde dus binnen de hemelse grenzen, waarvan de hemelse valstrik een beeld is. 13. De zichzelf verslindende Amoet 1. Het beest verslindt zichzelf als een teken van de eeuwige cyclus van sterven en wedergeboren worden, slapen en ontwaken, waardoor de natuur zichzelf zuiver houdt. 2. Ook in de gnostiek werd het Ouroboros teken gebruikt, en werd het ook het autogenes-principe van zelf-geboorte genoemd, wat een reden was waarom de kerk de gnostici vervolgden, want de kerk had gesteld dat er alleen wedergeboorte was door de kerk. 3. In Openbaring treedt de Ouroboros in werking op het punt wanneer het beest en zijn horens de vrouw die erop rijdt verslinden. 4. Dit is een dualiteit. Het heeft een goede kant en een slechte kant. In dat opzicht kunnen we ook in deze mythe niet eenzijdig een partij kiezen, maar moeten we tot de ambiënte betekenis van het raadsel komen. Het is dus een groot orakel. 5. In de Aramese betekenis is het geheimenis van de vrouw op het beest de eucharistie, oftewel het avondmaal. Er is verschil tussen de lagere kerk en de hogere kerk. De hogere kerk is geestelijk, en die gaat ook tot de diepte van het grondwoord, die al geestelijk in definitie was, omdat die talen al per definitie geestelijk zijn. De bloedoffers waren symbolen, geen letterlijkheden. Het bloedoffer was de mens die zichzelf overwon, zijn valse, 371 6. De mens moet het raadsel ontraadselen, anders zal het in zijn gezicht ontploffen. De eucharistie is in de goede zin van het woord het ontraadselen en analyseren, ook het allegoriseren, als de Ouroboros, de zichzelf verslindende Amoet. 7. De vijand is een personificatie van alle valkuilen op het pad. De vijand is een personificatie van verkeerde en verdraaide principes. 8. De zintuigen van de mens werken alleen door confrontatie, oftewel door strijd. Dit is een moeilijk geboorteproces wat niemand ook zal ontkennen. 9. Teveel en te snel zijn de vijanden, het verblindende licht. De ware kracht is de gematigdheid, de vertraging, de gevoeligheid die de wijsheid verwekt. Individualiteit, isolatie en onafhankelijkheid is niet de kortste, snelste weg. Neen. het is de langste weg, maar het leidt uiteindelijk wel tot de overwinning. Waarom zou je jezelf bedriegen ? Er zijn geen makkelijke, snelle oplossingen. Al deze bovenstaande principes kunnen eenvoudig bedrieglijk worden als ze te weinig worden toegepast, als er niet in hen wordt volhard. Discipline is het sleutelwoord. Geen water bij de melk doen. Compromissen zijn de "onthoofders" van de radicaliteit. De lauwen zullen uitgespuwd worden. Als iemand van zichzelf beweert "lauw" te zijn, dan moet dat een grote waarschuwing zijn. Zij zullen je ongetwijfeld op een later tijdstip in de nek springen. 10. Zodra je lauw bent heb je het verloren, en ben je een verrader geworden. 11. Wij zien de problemen om ons heen, maar doen niet aan symptoom-bestrijding. 12. Het eeuwige touw wordt niet door het lagere begrepen. Het lagere strijdt tegen het eeuwige touw.

Het oervlees strijdt tegen de hemelse natuur. zachtmoedigste vorm van oorlogsvoering. 13. De hemelse natuur is gedisciplineerd, niet op een aardse, materiële manier, niet volgens de politieke, sociale correctheid, maar volgens de hogere leerregels van de hemelse kennis waartoe een mens moet komen. 14. Een heleboel valse kennis van de mens moet eerst in slaap vallen. 15. Hierin is "vrijheid" een mythe. De mens kan niet zomaar van alles wegrennen en dan met vrije wil doen waar hij zelf "zin in heeft". We zijn altijd onderworpen aan diepgaande leerregels die niemand kan breken. 16. Hedonisme, genotzucht, ten koste van anderen, ten koste van hogere principes, is niet de weg. Dat zou een doodlopende weg zijn. Neen. De mens moet de absolute waarden van het leven onder ogen komen, en die zijn ook altijd om de mens heen om de mens te onderwijzen. 17. De mens kan dus wel een kerk ontvluchten, maar zal altijd geconfronteerd worden met zijn innerlijke "kerk". 18. De kerk is dus een abstractie die nodig is voor de mens om de weg door het leven te leiden, en die kerk is in de mens zelf. 19. De mens is dus de kerk, en alles wat om de mens heen gebeurt zijn slechts al dan niet vervormde spiegelingen. 20. Hierin mogen we dus niet te materialistisch en letterlijk zijn, en mogen we van alles maar hele kleine beetjes nemen om zo niet tot drogbeelden te vervallen. 21. De geestelijke oorlogsvoering, door velen verafschuwd, is de vriendelijkste, eerlijkste en 372 22. Het is tegengesteld aan de materiële, letterlijke oorlogsvoering. 23. Het is wel potentieel gevaarlijk als mensen dit gaan loskoppelen van het eeuwige touw, want dan wordt het "blinde vuistvechter" mentaliteit. 24. In die zin is er dus wel een valse geestelijke oorlogsvoering. Het gaat om de symbolische defensie, maar de oorlogsmarkt wordt daar zenuwachtig van, dus de intelligenten die geen machtsspelletjes willen spelen moeten veel lijden onder de machtszucht van de dommen die ijverig naar het goud der dwazen grijpen om over anderen te kunnen heersen. 25. Waar intellectuelen zich terugtrekken, daar grijpen de dommen de macht, maar deze "macht" zal vanzelf met de dommen afrekenen. 26. De troon slokt hen op. Het object waarover je macht probeert te krijgen zal door de leerregel van symmetrie ook macht over jou krijgen. 27. In die zin is de relatie "meester-slaaf" een illusie, want de meester zal door de slaaf geassimileerd worden. Alle machtsverhoudingen zullen dus transparant worden en gaan omdraaien. Dit behoort ook tot de leerregel van de spiegeling. 28. De dwaas denkt dat hij alles in kannen en kruiken heeft, maar op een dag zal de oneindige weelderigheid en diversiteit van de natuur hem overweldigen. 29. Het is om ons wakker te schudden en op te leiden. Het is een wesp die ons moet steken om onze aandacht te trekken. Heb je die wesp al in je leven ontdekt ?

30. De bij moet tot de bloem gaan om zo tot de honing te komen. Het leven lijkt misschien bitter, maar er is zoetheid binnenin. 31. Wij gaan telkens in cirkels, dieper en dieper, als een spiraal, dus het lijkt hetzelfde, maar het is net even iets anders. Het verdubbelt, geeft loon. Het gaat niet om "Doe wat je wilt". 32. Nee : "Uw Wil geschiede", en de hemelse kennis is de ware wil. Het gaat niet om de wil, het gaat om de kennis. 33. Het vlees moet afsterven. De wil van de mens is een grote vijand. 34. Het is als praten met dronkaards. Geloof en genade, twee gevaarlijke zusters, twee voorhangsels waar we doorheen moeten. Wat is er aan de overkant ? 35. Deze geesten broeden en liegen dat het een lieve lust is, en zij sleuren velen met zich mee. Het is een zieke vrucht. 36. Er is geen heil in oorlog in de materiële wereld. De oorlog moet in de hogere wereld uitgevochten worden. 37. De natuur zal zelf met dingen afrekenen, dingen omzetten, op haar tijd. De vleselijke mens wil altijd snelle afrekening zien en neemt vaak het recht in eigen handen, maar de natuur neemt de tijd. De natuur doorziet alles en heeft een hoger plan. mens. Het ligt om het verstand van de mens heen, opdat het verstand van de mens dom blijft. Geloof en genade verlammen de mens. 2. Het eeuwige touw was het teken van redding in het boek Jozua, want Rachab werd gered door het touw. 3. In de Egyptische onderwereld boeken heeft het touw een prominente plaats, en is vaak verbonden aan de slang, die een beeld is van het touw. 4. Dit is waar Kain toe naderde in de onderwereld. 5. De moeder verandert in een koord om ons in veiligheid te brengen in de aarde. 6. Dit is de diepte van de tocht van de sobere door de onderwereld. Het is om geboorte te schenken aan het innerlijke kind. De sobere moest daarvoor eerst zijn leven geven. 7. Dit is de tocht door de onderwereld, door de moeder. 8. De mens moet vrijkomen van de lagere wil, en opstijgen als de ibis, boven alles uit. 9. In de rivier van vergetelheid moet de mens eerst een heleboel valse kennis vergeten. 10. De mens moet eerst tot de verduistering komen, de oceaan van de vergetelheid in de onderwereld. 11. Eerst zullen ze deze rivier of zee moeten overzwemmen. 14. Ontsnapping uit de stad door het rode touw 1. Geloof en genade zijn twee gevangenissen in de 373 12. Op de tocht door de onderwereld veranderd de sobere op een gegeven moment zelf in de rivier. Hij moet dus in principe geboorte geven aan zichzelf. 13. Wij hebben niemand anders van node. Dit zijn slechts symbolen in onszelf. Het is ons eigen

lichaam. 14. Wij moeten neerbuigen in het stof, om zo te komen tot de diepte van de moeder grond. Hier is het scheppende. 15. Daarom moet er een balans zijn tussen het neerbuigen en het worden. 16. Dit heeft dus niets met spijbelende zelfvergoddelijking te maken. Er is ook een valse zelfvergoddelijking die tot verderf leidt, waarin de mens zichzelf door het bedrog van geloof en genade tot god maakt over anderen. 17. Alles is onderworpen aan stricte leerregels en voorwaarden, en het zal altijd plaatsvinden in een hiërarchie van balanzen. De natuur heeft haar eigen rangen. Het heeft niets te maken met persoonsverheerlijking, maar met het komen tot de diepere principes van het bestaan. 18. Op dit pad zijn zoals gezegd vele valkuilen. Maar wij moeten dit pad bewandelen, om zo niet altijd alles op iemand anders te schuiven. 19. Projectie is een gevaar. De mens moet zelf veranderen, en zelf tot het paradijs worden, anders komt de mens het paradijs niet binnen. 20. De sobere ging op zijn bootje door het lichaam van de moeder. 21. De geestelijke oorlogsvoering is de baarmoeder. 22. De sobere zou dus via een omweg naar het beloofde land geleid worden, door het sterven, zodat zijn zaad tot het beloofde land zou komen. 23. Het is het ondergrondse pad. 24. In het boek Jozua wordt het touw als het grote geheime principe van de redding aangewezen. 374 25. Zij die gespaard wilden blijven moesten een rood koord uit het raam laten hangen als een teken. 26. De hoer, Rachab, gehoorzaamde aan dit bevel. Zij had met ditzelfde rode koord spionnen laten ontsnappen uit de handen van de vijand. 27. God is een Rakab, een Hebreeuws woord wat rijder van een beest betekent. 28. Wij moeten niet door onze wil bereden worden, maar wij moeten de wil beteugelen en berijden. Dit is de definitie van het woordje "God", als het berijden van ons lagere zelf zodat het niet over ons heerst. Wij moeten onszelf disciplineren en temmen. 29. Dit is ook de Egyptische woordwaarde van Khepra, namelijk dat de kever het afval gebruikt, tot nut maakt, erdoor schept. Dat is ook de symbolische betekenis van de hoer (Rachab), namelijk dat zij alles naar binnen neemt en zo dit van binnen transformeert en geboorte geeft, wat natuurlijk niet inhoudt dat wij letterlijke hoeren moeten zijn. Het is maar een metafoor, en we moeten klaar komen met deze dingen. Vandaar dat de sobere ook zegt dat hoeren zullen voorgaan in het koninkrijk der hemelen. Een hoer is een metafoor van iemand die het lijden draagt, die het niet van zich afgeworpen heeft, oftewel iemand die geen geestelijke smetvrees heeft. Ook de maagd is een bijbehorende metafoor die zich niet bevuilt aan de zonde. Wij moeten het lijden dragen, maar hierin mogen wij niet zondigen. We mogen niet materialistisch worden en dingen gaan verletterlijken. 30. Jozef werd een Ra-kab (Khep-ra) waardoor alle knie zich voor hem boog. Hij werd tot heerser over het land Egypte. Door Rakab, Khepra, wordt het lagere zelf onderworpen, en moet buigen. Zonder de rakab kon er geen hand of voet opgeheven worden. 31. Het kwaad is een dualiteit. Het is iets heel

relatiefs en neutraals in veel opzichten, en kneedbaar. Door slechte tijdafstemming wordt het goede het kwade. 32. Het kwade kan dan door de juiste tijdafstemming weer het goede worden. Ook door een verkeerde volgorde of hiërarchie kan het goede het kwade worden, en ook dat kan weer teruggedraaid worden. 33. Het gaat dus niet om het "ja" of het "nee", maar om het "hoe". De vijanden hebben, net als de goden en de godinnen, een keerzijde. 34. Tegenstander is een heel relatief begrip. Ook de Israëlieten en de Grieken hanteerden het principe van de dualiteit, en bij de Azteken kwam het ook voor. 35. De westerse wereld rekende af met deze dualiteit, en polariseerde alles. 36. Alles maakten zij heel eenzijdig zwart-wit, en verschrikkelijk kortzichtig begonnen zij alles te verletterlijken. 37. De ziel in de onderwereld moest de hemelse veer ontvangen. Deze veer moest het vlees doden en testen. Zo kon de veer boven alles uitstijgen, om zo tot het verhoogde bewustzijn te komen, de bron van de dromen. 15. De triomf van Aser 1. De veer is het symbool van het nomadische leven. Het nomadische is de begrijpende, verdiepende en vertalende dynamiek. De veer is dus een teken van het overwinnen van het kwaad, als het begrijpen, herscheppen, verdiepen en doorvertalen van het kwaad, door de keerzijde ervan onder ogen te 375 komen. 2. De leerregels zijn hierin verbonden aan de waarheid. 3. Zelfs het goede is het kwade als tijdafstemming ontbreekt. 4. Ergens in de onderwereld komt de ziel vrij van de vijand. De ziel is inmiddels in de grot van Aser aangekomen, en komt tot de poort van Aser. 5. Dan komt de ziel tot Aser, die omhuld is door het eeuwige touw. 6. Het eeuwige touw is een teken van leiding en bescherming. 7. Zonder dit touw zou Aser niet kunnen regeren. Het touw is een teken van de hemelse gebondenheid. 8. Zonder dit touw zou Aser van de troon afvallen, en afwijken van het pad. 9. Door het eeuwige touw heeft hij ook zijn vijanden overwonnen, oftewel zijn eigen lagere zelf, zijn lagere wil. Die is in drievoud geknield, gebonden en onthoofd voor zijn troon. De lagere wil is onderworpen. 10. De drie delen van de lagere wil worden door het eeuwige touw verslonden. 11. Hier ontvangt de ziel het eeuwige touw. 12. Het eeuwige touw herschept de ziel door verschillende beelden. 13. Het eeuwige touw is de bedwinging van de tong, de wachter van de tong, die ervoor zorgt dat een mens niet overmoedig of verkeerd spreekt.

14. Het eeuwige touw is dus de leiding van de mond. Dat is ook de definitie van liefelijkheid, als tegengesteld aan het roekeloze en overmoedige. 15. De mens moet loskomen van de lagere aardse wil door in het verborgene te gaan, tot het hogere touw. 16. De mens moet alles achterlaten om de diepte in te gaan, om zo weer meester te worden over het zelf, als de onderwerping van de lagere wil. 17. Het eeuwige touw roept ons tot het verborgene, het verlatene, om een tocht te maken door de onderwereld. 18. Het eeuwige touw zelf zal ons beschermen en leiden. Het is een slapend deel in onszelf, als het slapende touw. Het is een metafoor met een groot potentieel. 19. Als wij dan omhuld zijn door het eeuwige touw, zoals Aser, dan zal ook de tijdafstemming tot ons komen. Dan gaan we inzicht krijgen in tijden en seizoenen. 20. Door tijdafstemming worden er weer nieuwe deuren in ons geopend die daarvoor nooit geopend konden worden. 21. Het is als een halssnoer. Het is een halssnoer wat ons leidt door de onderwereld, wat ons alert maakt voor de gevaren en ons er tegen beschermt, die ons niet laat afwijken van het pad. 22. Het touw geeft geboorte aan de geheimenissen. Er komen mensen uit het touw, die de ziel nodig heeft om door de onderwereld te gaan, als het geheim van de herschepping. 23. Het hemelse halssnoer doodt het vlees om zo de ziel van de drager veilig te houden. 24. Het hemelse halssnoer draagt de paradijselijke 376 kennis. 25. Een oorlog kan alleen gewonnen worden wanneer er een strakke discipline is. 26. Zonder het eeuwige touw kan de oorlog nooit gewonnen worden. 27. Alles is al gebeurd, want tijd is slechts het voorhangsel van de oneindige, volmaakte kennis. 28. In die zin is er niets onvolkomen, maar moet de mens zijn paradijselijke lichaam diep in zichzelf ontdekken, herinneren. 29. Er is allereerst een seizoen om het lijden te aanvaarden, als de hemelse tucht die ons beschermt. Een ouder die zijn of haar kind niet tuchtigt haat zijn kind. God, de oneindige kennis, tuchtigt ons, en hard, om ons van de roofdieren weg te houden. Een ouder die zijn kind te licht heeft getuchtigd wordt hier door de hemelse kennis zwaar verantwoordelijk gesteld, en de gevolgen zijn niet te overzien. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. 30. Niet alles is mens wat zich als mens voortdoet. 31. Soms welt het lijden op als een golf, en soms is het beter om te zien waar het je naartoe leidt in plaats van je ertegen te verzetten. 32. Het zijn reusachtige golven die een doel hebben. Vaak begrijpt de mens het lijden helemaal verkeerd. Het lijden is een bepaalde boodschap van het paradijs. 33. Soms moeten we dus leren meegaan met zulke golven, leren meebuigen, anders komen we nergens. Het lijden is een andere taal die de mens nog niet begrijpt. Het paradijs is een eiland of gebied van eilanden omringd door woeste zeeen waarop de mens eerst moet leren meegaan.

34. De sobere heeft alles achtergelaten. Hij is teruggegaan naar de baarmoeder tot een nieuwe schepping. 35. Om alles te herscheppen moet de mens niet de aarde ontvluchten, maar dieper de aarde ingaan. 36. En dan kan de lagere wil vele uitvluchten hebben om maar aan de hemelse kennis te proberen te ontkomen. 16. De woestijntocht 1. Leef sober, niet stads, want de stad sleurt je mee naar het verderf. 2. Wanneer de hemelse kennis terug komt dan zullen de mensen roepen : "Oh heuvelen en bergen bedek ons, val op ons," wat zich uit in kledingzucht en overmatige sierzucht. 3. Volg de meerderheid nooit in het kwaad. De meerderheid aandragen als uitvlucht is geen goed argument, maar een drogreden. 4. Zwem dus altijd tegen de dode massa in, hoe moeilijk dat ook is. Je zal rijkelijk beloont worden. 5. Wees geen kudde dier, en beoordeel niks door de kuddes. Beoordeel alles door de hemelse kennis, en dat begint bij jezelf. Jij moet veranderen. De ander is slechts een spiegeling. 6. Alles is een strijd tussen het lagere en het hogere zelf, tussen de lagere en de hogere wil. Het zijn natuurverschijnselen. In die zin moet ieder mens ontwaken. 7. Als je je siert of kleed, vraag jezelf dan af welke boodschap je ermee brengt. Wat draag je over naar de ander met jouw sieraden en jouw kleding ? Leidt 377 je hen tot de hemelse kennis, of wil je graag de aandacht trekken om mensen te laten denken hoe goed jij je kunt sieren of kleden. 8. Het enige sieraad ligt erin een ander te helpen. De enige kleding is de hemelse kennis. Al het andere zal vergaan. 9. Sier en kleed je je voor de hemelse kennis, voor de diepere boodschap, of voor egoistische doeleinden ? 10. Besef je dat mensen helemaal geen kleren hebben en zelfs niet te eten ? Hoe kom je aan je kleding en sieraden ? Heb je het daadwerkelijk verdient, als een beloning, of probeer je anderen ermee voor de gek te houden ? 11. Daarom is het juist belangrijk om geen kuddedier te zijn, en zo blijf je vrij van de roofdieren. De kuddes zullen eraan gaan. Vecht, en ga tegen de grote massa's in om te kunnen overleven. 12. Het is een pad wat niet velen willen begaan. Het is geen makkelijk pad. Het is een smal pad, en heel eenzaam, maar het zal je leiden naar de waarheid. De waarheid beloont hen die dit pad begaan. De waarheid komt hen tegemoet. 13. Het is niet zo dat er nu een heel groot onderscheid ligt tussen stad en natuur. De stad is meer een allegorie van de natuur. Wel is het van belang om die allegorie te leren kennen, anders kunnen er grote misverstanden komen. 14. Zodra de mens opgroeit komt de mens erachter hoe bedrieglijk alles is, of niet, en dan wordt de mens gewoon een deel van de drogbeelden. 15. De aarde is een jachtterein. De zielenjagers zijn hier. Waak op, gij die slaapt.

16. Mensen zitten boordevol met vooroordelen over wat ze zien, en ze spreken elkaar allemaal tegen. Het is één grote chaos. Mensen wanen zichzelf rechters over dingen waar ze totaal geen verstand van hebben. 17. De ziel heeft een ogenzalf nodig die visioenen opwekt, de mens dromen geeft. 18. De diepte van de woestijn, van de honger, leidt tot het grondbeginsel van de herschepping, de kiem van het ware leven. Al het andere sterft af in de woestijn, zodat het zaad niet verstikt kan worden. 19. Het moet verdiend en begrepen worden. Het glipt tussen je vingers weg, opdat je het pad door de woestijn volgt. Alles veranderd hier door de geheimen van de woestijn. Het is een natuur element, een natuur verschijnsel. 20. Je ontloopt zo je verleden niet, maar je gaat er recht doorheen. Je komt die oneindige oppervlakte onder ogen, en door je boosheid en strijd hierover, je bloed, zweet en tranen, mag dit ombuigen, mag je tot de diepte van de watervallen komen. 21. Het is een stof die diepe visioenen geeft, en waardoor de hele schepping is voortgekomen. 22. Het is een groot medicijn, waaruit men kon leven, en wat de bron was van alle schepping. 23. Israël was door Egypte van de hongersnood gered, en kwam zo in het diensthuis terecht als een soort van terugbetaling. 24. Israël was in de "kooi" van Egypte, en moest toen tot de diepte van die kooi gaan, en kwam zo in de woestijn terecht. Dit is ook een teken dat wanneer we het eeuwige touw hebben ontvangen, de hemelse leiding die ons beschermd, we het niet zomaar ineens heel makkelijk hebben. Integendeel : we worden geisoleerd in de woestijn, gedreven tot 378 III KAMBA 1. De Jakobsladder 1. Urine-buizen liggen door het gehele paradijselijke lichaam heen. De bamboe-stengels zijn hier een symbool van. Bamboe wordt daarom veel gebruikt in het paradijs. 2. In het Sanskrit is de paradijselijke urine verbonden aan honing. Het wordt ook door de paradijsbloemen voortgebracht om zo de rivieren, meren en zeeen te maken en te ondersteunen. 3. De urine-buis is de creativiteit van het paradijs. In het Sanskrit is mehana een woord voor zowel urine als sexualiteit, oftewel het scheppen. 4. De urine was een paradijselijk zintuig van onderscheiding. 5. De sterren des hemels zijn de verspreiders van urine, het paradijselijke hallucogeen. 6. Jakob kwam tot de ouron, de hemelse urine, door de woestijn-periode. We moeten die woestijn in ons leven aanvaarden, als de diepte van de kooi. 25. Achan uit de stam Juda nam iets van het gebannene weg en legde zo het fundament voor de ongeletterdheid die de offerdienst totaal bedrieglijk voorstelde, en zo een zwaar bedrieglijke kerk voortbracht.

een ladder in een droom. De ladder is in de Hebreeuwse wortels 'het belonen'. Als wij tekort schieten in het eerlijk belonen, en alleen bezig zijn met loon ontvangen, dan zullen we niet tot de paradijselijke drug komen. 7. De paradijselijke urine is de opslagplaats van de hemelse kennis. 8. Daarom noemde Jakob de plaats waar hij de droom van de urine ontving : Beth-el, oftewel het binnenste van het visioen. El is in het Hebreeuws visioenen en natuurverschijnselen. 9. Telkens weer komt urine voor als de hemel, als een natuurverschijnsel, de visioenen van urine. 10. De aarde was vol van boze machten die tot de aarde waren gekomen. Hierom moest de zondvloed komen. Dit was de vloed van mayim, oftewel urine in het Hebreeuws. 11. Ook in de dierenwereld is urine een beeld van beveiliging, namelijk de afbakening van gebied. Urine is de bescherming tegen valse machten. 12. Urine, ouron, is ook het wortelwoord van Orion. Dit wordt ook weer bevestigd in het Sanskrit waar de urine de paradijselijke regen is. 13. In het paradijselijke lichaam is er een urineomloop, zoals er een zaad-omloop en een bloedsomloop is, voor neutraliserende en medicinale doeleinden. 14. De paradijselijke urine is een hallucogene drug, in de diepte van de woestijn, daar waar de honger tot een climax is gekomen. Dit is geen luilekkerland drugs. 15. Het zijn drugs van de geestelijke oorlogsvoering, dus allereerst zullen de valse machten ontmaskerd worden zoals dat bij de sobere 379 in de woestijn gebeurde, waar hij als afgezonderde leefde. Hij werd gekweld door leugenmachten die in allerlei vormen tot hem kwamen, zoals beesten en naakte vrouwen. 16. De ladder van Jakob is in het Aramees ook een psalm. Door een psalm kwam hij tot het hemelse gebied. In het Hebreeuws is de ladder in de diepte, in de wortel, het belonen. Jakob kon alleen tot de hemel komen door te leren belonen. De mens moet leren geven en uitdelen, niet alleen ontvangen. 17. De mens is een buis. Als de mens dit niet leert, en zo alles oppot, dan groeit de mens vast. De mens moet leren leven in de leegte van de woestijn, de heilige honger, het heilig vasten. Allereerst is dit een depressie. De mens is eenzaam en geisoleerd. 18. Zo ging de sobere op zijn boot door de onderwereld, door psalmen, maar in diepte is dit dus het belonen. Wij moeten niet vol worden, maar leeg worden. Dit is het nut van depressie. Depressie is onbegrepen. Het betekent 'loslaten'. Dat wil niet zeggen dat dat altijd een vervelend gevoel is. Er zijn vele vormen en graden van depressie, en depressie kan ook een gevoel van opluchting en vrijheid geven, van dieper gaan. Depressie kan ook zoet zijn, als vanille. 19. Vanille planten groeien in de diepte van de urine rivier. Eerst is het onbereikbaar, maar de mens kan dichterbij komen door het leren belonen, door de hemelse kennis. 20. De Wraak van Vanille is daar waar het er bijna maar nooit is. 21. Zo ver weg, maar ook zo dichtbij ... aanraken kun je ze niet .... vanille druipt van hen 22. Je leidde hen veilig over paden, terwijl je hen vanille gaf om hoger op te rijzen en om te vliegen op vlinder-vleugels.

23. Maar het lijkt wel alsof we daar nooit aankomen, alsof het onbereikbaar is, als een vanille strand. 24. Op grote zoektocht, naar de laatste vanille eilanden. 25. Als vanille in mijn hoofd, Als Tantalos, waar ik naar grijp, verdwijnt, Nooit bereik ik iets hier. Vanille staat altijd ver weg, is nooit dichtbij. 26. Tot het land van Vanille, Nooit kom ik daar aan, Ik kan alleen maar dromen. 27. Als vanille in mijn hoofd, Ik kan het niet aanraken, Maar het verandert alles. 28. En dan wordt alles zachter, gezichten tussen jou en mij, Ze laten het verleden zien, Om dan alles te veranderen. 29. Het verleden verandert, Het steekt nu niet meer, Alles is nu zacht, Het steekt lang zo erg niet meer, Alleen het zachte steekt, Als zachte bakkers bomen. 30. Deze vissen steken zacht, Ik zwem dieper, Tot de zeeen van vanille, Tot haar tempelen, Nooit kan ik daar iets aanraken, Maar het verandert mij, Mijn gehele verleden, Alles is nu anders. 31. Op een tocht door de zee, 380 Nu draai ik, Met echo's in mijn hoofd, Zij veranderen de betekenissen, Vanille heeft mij hard geslagen. 32. Vanille in mijn hoofd, De zwarte bloemen verwelken niet, Zij rijzen op vol trots. 33. Vanille in mijn hoofd, Ik draai er niet omheen, Ze draaien alles om. 34. Het is komen en gaan, Zij blijft nooit lang, Zij is te speciaal en duur. 35. Altijd ben je op de loop, Nooit kan ik eens lang met je praten. 36. Wat kan ik doen als je wegloopt, en mijn hart in brand laat staan, Ik kan alleen maar dansen, Hopende dat de pijn weg zal gaan. 37. Ik loop al jaren met dit hart, Ik kan alles van een afstand bekijken, Om het zo beter te rangschikken 38. Zij gaf mij nachtmerries en dromen, Om pijlen te hebben voor de nieuwe morgen. 39. Gij verandert het verleden in mijn hand, Om het zoete te laten zien, Gij maakt het zoete wild, En dan een nieuwe morgen, Waarin ik mag opstaan 40. Gij hebt onze harten gemalen, Totdat zout voortkwam, Maar nu is het zoet. Gij hebt met ons geen medelijden gehad, Maar gij hebt ons geleerd eigen loon te verdienen.

Waarin alle tijden veranderen. 41. Gij bent de zachte, het draaien van het verleden, Tot dromen brengt gij ons. 42. Gij neemt ons mee tot achter de hekken, Wij zien alles van een afstand, en dan verandert het, Wij leven in een visioen, uw visioen. 43. We zullen altijd dichterbij komen, maar het nooit bereiken, zodat er altijd ruimte blijft voor andere, belangrijkere dingen. We moeten altijd weer tot hogere waarden komen. Daarom wordt alles altijd afgebroken en moet alles half blijven, onafgemaakt. bezitsdrang van de mens. Daarom moet een mens aan zichzelf sterven, maar wie doet dat tegenwoordig ? Ook dit is de exotica van het leven. De mens is als een bepaalde soort van een insect. De mens is slechts een bacterie. 4. De lagere aardse mens is dus een eigenaardig insect wat in cirkeltjes denkt, en kortzichtig, als "klein denkend", omdat de mens geen overzicht heeft. Dan kan zo'n mens blijven doorslapen of ontwaken. 2. De bron van Ezau 1. Goed onderwijs moet beschikbaar zijn voor zowel rijk als arm, voor een ieder die daarvoor open staat. We kunnen de hemelse kennis niet verkopen als een hoer, want dan staan we schuldig aan pooierij. 2. Het leven is heel exotisch. Mensen hebben allerlei grenzen en muren gebouwd waarachter ze zich verstoppen tegen de overweldigende diversiteit van het leven. De mens heeft allerlei normen opgesteld wat ze als "normaal" bestempelen, denkende de wijsheid in pacht te hebben, maar wat is de mens ? 3. De mens is maar een zucht, een veertje in het heelal. De mens kan het bestaan niet doorgronden, maar waant zichzelf koning en meester over alles. Het is allemaal kinderspel. De mens heeft alles, maar dan ook alles in hokjes gestopt, of het nu past of niet, vanwege de onuitblusbare controle-lust en 381 5. Interessant is het dan om in de diepte te gaan. Vaak komen de symbolen pas echt tot leven als er naar de achtergrond wordt gekeken, en dan ontstaat er ineens een hele andere uitleg waar de mens iets mee kan en verder kan komen. En dat is ook de bedoeling van het hele verhaal. In het geestelijke wordt ineens alles bruikbaar. 6. De sobere moest op een tocht door de onderwereld, om zo door vrij te komen van zijn lagere zelf, de vijand, tot wedergeboorte te komen. 7. Alles wat we om ons heen zien is terug te leiden tot de hieroglyphen. De hieroglyphen waren symbolisch, maar door het oog van het oervlees werd alles verletterlijkt. 8. De hieroglyphen bestonden al in het Amazone tijdperk. Het zijn symbolen in de mens zelf. Zijn hoofd werd afgehakt in de zin dat hij al zijn opgelegde normen, waarden en herinneringen verliest, om zo de leegte in te gaan, de honger en de depressie, de woestijn-ervaring. Dit komt ook weer terug in het Elia-verhaal en het Johannes de Doper verhaal. Soms moeten wij hiervoor symbolisch ons hoofd verliezen. 9. De hieroglyph van de persoon zonder hoofd bestond al in het Amazone Tijdperk. 10. De amazone hieroglyphen zijn van het eerste,

oertijdperk, en daarna kwam er het tweede amazone tijdperk waarin er een zwaar vereenvoudigd schrift kwam. 11. Iedereen reageert er weer anders op en elke situatie is ook anders. Dit heeft met allerlei factoren te maken, en daarom mag een mens ook niet zomaar een ander mens oordelen over hoe de ander met het lijden omgaat. 12. De ene mens heeft ook meer draagkracht dan de ander, en de mens kan niet zien of voelen wat er nu daadwerkelijk in de ander omgaat en in wat voor situatie iemand zich bevindt. Snelle vooroordelen zijn daarom taboe, en het spreekwoord "De beste stuurlui staan aan wal." 13. Ieder mens zal een moment hebben waarop hij of zij niet meer verder kan. Sommige mensen hadden al heel lang geleden, heel lang gestreden, en heel lang doorgegaan, en dan komt het moment dat ze eindelijk breken en instorten. 14. Iemand die niets heeft meegemaakt en die gewoon fluitend door het leven heengaat omdat hij of zij nog heel jong is kan daar niets over zeggen. Ieder mens gaat door verschillende seizoenen heen, en ieder mens moet aan zichzelf afsterven. 15. Overal waar ze waren geweest hadden ze tranen en zweet achtergelaten, en nu waren ze dan eindelijk hier. Een leeuw kwam naar hen toe, en vroeg waar de anderen waren. ‘Oh,’ zeiden ze, ‘de tocht was verschrikkelijk, en we hebben velen achter moeten laten.’ 16. Dan schijnen ineens alle dingen om te draaien. Ze zijn ergens over een rand heengegaan. 17. De leeuw keek naar hun wonden als naar bloeiende bloemen. ‘Volg mij,’ zei de leeuw. En de leeuw leidde hen. 18. Het steken duurt niet voor altijd, maar daarna brengt het lijden vrucht voort, wanneer de tijd rijp is, en dan zie je het hemelse door alles heen. Het leven bestaat uit tegenstellingen die elkaar oproepen. 19. Ze kwamen toen weer in de plaats waar ze vandaan waren gekomen, en daar hebben ze toen hun koninkrijk gebouwd. 20. We zien hier dat het doel niet is om te verwennen en te besparen voor al het nodige lijden, maar om de cirkel rond te maken, omdat er nog zoveel veranderd moet worden. 21. Het leidt dus weer terug, het weer teruggaan naar het verleden. Maar omdat ze mogen dit doen met een nieuw zicht en een nieuwe hemelse kracht, en mogen zo mengen. Het leven is bitter-zoet, zodat de zintuigen open blijven, opengaan, en de scheppingsvaardigheid kan voortleven. Dit is een belangrijke cyclus opdat we niet oppervlakkig worden, en geen luilekkerland bouwen waar geen diepere lessen meer geleerd kunnen, oftewel het gevaar van het verblindende "overpositieve". Zo mag dus het raadsel worden tot een prachtig sieraad, een belangrijk wapen in de strijd. 22. De vijand komt vaak niet als een brullende woeste leeuw die moordend in het rond gaat, plunderend en verslindend. Neen. Veel vaker komt de vijand als een vriendelijke vriend met allerlei gaven en verwennerij. Hij zal je niet onderwijzen over de dingen die je moet weten. Het is meer een gezellig slaapliedje. De vijand is een conformist die met de massa's meeloopt. 23. Om de vijand te kunnen ontlopen moet je de diepte ingaan. 24. De liefde is verbonden aan de baarmoeder in het Hebreeuws, en leidt helemaal terug tot de billen, als een beeld van de baarmoeder, en tot de 382

oorspronkelijke betekenis ervan : de dualiteit, de tegenstelling. 25. De billen zijn een beeld van de dualiteit van de baarmoeder, de tegengestelde krachten om iets te scheppen. 26. In de valse kerk wordt er op die manier niet gegeven. Zij hebben hun leven niet afgelegd. Zij zijn niet aan zichzelf gestorven. Het is een markt. Zij hebben alles verletterlijkt, eenzijdig gemaakt en gedramatiseerd. 27. Zij mogen niet dromen. De kerk fluit hen terug zodra zij dit doen. Hun vleugels zijn hen afgenomen. Nooit kunnen zij wegvliegen. 28. Degenen die van de waarheid zijn afgeweken lopen overal met hun hoge titels te protsen, zoals de valse profeten dit deden met verheven minachting. 29. Zij die uit zijn op roem leggen voor zichzelf een valstrik. Zij doen graag water of gif bij de melk om de nummers te verhogen. 30. De mens moet neerbuigen, en neervallen, sterven aan het zelf, het uitgieten, schenken en offeren van het levenszaad, wat een metafoor is van zelf-opoffering. De gevallen strijder wordt zo opgenomen in het hiernamaals. Alleen degenen die hard aan zichzelf gestorven waren werden opgenomen. 31. Men moet niet praalziek tot God komen en niet met eergierigheid. Er is zoveel om af te leggen. De mens moet eenvoudig, sober en leeg komen tot de hemelse kennis in die zin, niet met uitwendige, stadse opsmuk. Eerst moet de mens geheel ontwapend worden, als in een vasten. Welke mens durft dat aan ? 32. Dit is de enige weg tot de heilige gebondenheid. Wij mogen niets voor de heilige gebondenheid 383 achterhouden. De heilige gebondenheid zal ons omgorden. Doen wij dat buiten de heilige gebondenheid om dan is het slechts piraterij. 33. We mogen wachten op de nacht die ons zal terugbrengen tot de natuur, geheel naakt, opdat wij in de aarde worden wedergeboren, in de baarmoeder van de natuur. 34. Nooit mag de mens komen tot iets buiten zichzelf en dat gaan vereren terwijl de mens zelf niet veranderd. Dan zou de mens zichzelf bedriegen, wat in de valse kerk gebeurt. Alle uitwendige religie is zelfbedotterij. 35. Projectie op de ander is een doodlopende weg. Het is de luiheid en gemakszucht van het lagere zelf die onder een voorhangsel leeft. 36. God is de wording in onszelf, wat ook de Hebreeuwse betekenis is van het woord. 37. De wording, het baarmoeder principe, is tegelijkertijd de diepte van het raadsel. 38. Hierin ontstaat het loon van de charismatische gaven, want charis betekent loon. Dit is de opening van de hemelse zintuigen die de mens nodig heeft om in het paradijs te leven, oftewel de onderwereld. Hemel en onderwereld horen in die zin bij elkaar als een scheppende, wordende, dualiteit. 39. De vijand is een dualiteit, en kan in sommige opzichten ook neutraal gebruikt worden. De vijand is een tester. 40. De vijand is een toetssteen, direct of indirect. Er zijn goede vijanden en slechte vijanden, oftewel goede en slechte onderscheiding. 41. Het "vijandelijke" deel is de toetssteen, de strijder, oftewel het kritische denken waardoor je geen meeloper wordt.

42. Al onze toetsstenen moeten getoetst worden aan de hemelse kennis. We moeten onderzoeken op een afstand. 43. Eerst moet alles getest worden, en onze testmiddelen moeten getest worden. Zo kom je uit bij de bron van al het testen : de hemelse kennis. Onze testmiddelen mogen dus nooit indutten. Vandaar dat Jakob zijn Ezau-bron nodig heeft, en die bron moet altijd onderworpen zijn aan de hemelse kennis. 44. Vandaar dat Ezau tot de woestijn werd gedreven, om zo onderworpen te zijn aan de leerregels van de hemelse natuur. 45. Vandaar dat ook wij telkens tot de woestijn worden gedreven om onze middelen te zuiveren. 46. Hieronder lagen de mythes van Aser, die werd opgesloten in een kooi, als een teken van de restrictie door de leerregels. 47. Dit komt ook weer terug in de hieroglyphen. 48. Hierin kunnen alle valse leerregels van de lagere aardse gewesten, van de lagere wil, afsterven. Alle vormen van aardse gebondenheid zijn spiegelingen van de hemelse verbondenheid. 49. De hemelse vijandelijkheid is de toetser die vereeuwigd moet worden. 50. Wij moeten komen tot het eeuwige toetsen, de eeuwige onderscheiding, om zo te zijn in de geestelijke leerregels. 51. Dit gebeurt op het eeuwige Pniël, waar Jakob moest toetsen door te worstelen. 52. Dit is de eerste melk na de (weder)geboorte. 384 57. Die toets moet zo diep gaan tot het eeuwige touw, anders kan er nog inmeng zijn van de lagere aardse gewesten, de lagere wil. 58. De toets is er dus voor om tot de hemelse wil te komen, die gebaseerd is op de oneindige kennis. 59. De tegenstander betekent de triomf, de overwinning. En deze overwinning over de lagere wil herschept alles. 60. Ook onze boosheid moet getoetst worden. Er mag alleen boosheid zijn in de hemelse kennis, in de hemelse gebondenheid, niet in overmoed, zelfzucht of vooroordelen. 61. De boosheid moet dus nauwkeurig gericht worden en zijn rechtmatige plaats krijgen. 53. Het heeft geen zin om dat op anderen te gaan projecteren. De mens moet teruggaan tot zichzelf. Andere mensen zijn daar slechts een spiegeling van. 54. De mens heeft zich allerlei beelden gevormd van anderen, als afgoden of vooroordelen. Al deze zelfgemaakte beelden moet de mens loslaten en afleggen, om zo de woestijn in te gaan, het symbool van de onthechting, de leegte. In de diepte van de woestijn mag de mens zo komen tot de ware spiegelingen van de hemelse kennis, om dit pad te volgen, om zo te komen tot de hemelse zee in de eeuwige woestijn. 55. Habakuk leed aan ernstige profetische visioenen van geweld, en aan woede-uitbarstingen ten gevolge hiervan. Alhoewel deze visioenen en uitbarstingen heel erg zijn is het ook een orakel. 56. De vijand is een van nature neutraal en dualistisch woord voor strijder. Dit is dus een metafoor voor de toetser. Ieder mens is opgeroepen om te toetsen en het goede te behouden, niet om een blinde gelover of navolger te zijn.

62. Soms is het geen tijd om boos te zijn. Soms is het tijd om eerst het lijden te aanvaarden. Hiervoor zijn er verschillende seizoenen. 63. Zefanja is het sieraad van de wording. Het betekent het aanvaarden van de eeuwige woestijn, als het lijden wat tot vruchtbaarheid brengt, de bron in de woestijn. Dit is wat genade is, als het aanvaarden van de tucht die tot leven leidt, als geduld. 64. Zefanja is als Aser die in de diepte van de kooi tot de eeuwige woestijn komt. 65. De eeuwige genade is als een sieraad van geduld in het lijden, de onderwerping en aanvaarding van het lijden, wat optreedt wanneer de menselijke kom breekt, wanneer de mens aan zijn lagere wil afsterft. 3. De rivier van wedergeboorte 1. De mens moet eerst toetsen en niet zomaar blindelings alles aannemen. Eerst moet de mens worstelen, onderzoeken, zoals Jakob op Pniël, totdat de mens zoals Jakob breekt en zijn lagere zelf heeft overwonnen, om zo in verbinding te komen met de hemelse kennis. 2. De mens moet deze strijd en dit lijden aanvaarden en in die zin gracieus zijn. 3. Zefanja is een natuurlijk overgangsgebied tussen woestijn en water. Alleen in de eeuwige woestijn kan de mens aan zichzelf afsterven. 4. Alleen als de mens diep genoeg doordringt in deze woestijn, door gracieus te zijn, dan komt de mens vanzelf als in een natuurlijk proces tot het levengevende water. 385 5. Het ware gracieuze is de diepte in alles zien, en dat je zo alles ook poëtisch kunt aanvaarden als een raadsel. Het is iets wat je zelf kunt winnen en verdienen. Het gaat niet buiten jezelf om. 6. Dwazen zijn een sta in de weg, maar zijn ook een raadsel. Zij houden dus zelfs voor ons de sleutel vast om verder te kunnen komen. Daarom moeten wij veel aanvaarden, wat ook de boodschap is van Zefanja. We kunnen niet ontkomen aan de woestijn. We moeten er doorheen, en kunnen niet halverwege terugkeren. In de woestijn gebeurt vanzelf het wonder van de natuur. 7. Als we blijven doorlopen zullen we vanzelf in het beloofde land komen. Dit is al om ons heen in alle dingen. Het is iets wat de mens moet ontdekken. 8. De seizoenen zullen dus in elkaar overlopen door natuurlijke processen van verbrokenheid. De mens die toetst en hierin niet opgeeft wordt tegemoetgekomen in de hemelse kennis door een soort van breekpunt, en dan stroomt er hemelse kennis binnen die de mens niet meer kan tegenhouden. 9. Er is een verbinding gekomen, een overstroming, want de mens is als Jakob op de heup geslagen, als een beeld van het open zijn van de hemelse zintuigen. 10. Goed is het dan om tot stilte te komen en goed is het dan om gebroken te worden, want zijt gij niet allen afgedwaald. 11. Ik dan ben de Goede Herder, en ben reeds geweest waar gij komt. Weet dan dat gij door het lijden elkander hebt leren kennen, en door de muren van elkanders harten bent heengebroken. 12. Weest dan met elkaar verbonden in het lijden, en het ijs, want buiten lopen de wolven wachtende om

datgeen te verslinden dat losgeraakt is en achtergebleven. 13. De gekooide ziel dwaalt in de diepte door de woestijnen, en kan de dingen die hij wil bereiken niet bereiken. Alles ligt ver weg, te ver. Het is onbereikbaar. Er zijn allerlei restricties opgelegd waar de gekooide ziel zich het hoofd over buigt. 14. De mens bereikt dan de verborgen grot van de herschepping. 15. Het wonder van de woestijn vindt plaats waarin alles wat de mens in de woestijn verloren heeft weer opgebouwd wordt, weer bereikt wordt, maar dan op een hele andere manier, veel dieper, en beter. 16. De verborgen grot is gelegen in het hart van de woestijn, boven de bron van wedergeboorte. 17. Ismael is hij die op het zand staat, of in de woestijn, als hij die de woestijn was ingezonden, samen met zijn moeder. 18. De boot van de sobere gaat over de rivier van wedergeboorte. 19. De rivier van wedergeboorte is om te toetsen, iets waar ieder mens doorheen moet. Alles moet namelijk getoetst worden. Ook komt de mens op de boot op de rivier van wedergeboorte andere boten tegen. Op de rivier van wedergeboorte lopen namelijk alle werelden over, en ontwikkel je de zintuigen van de hemelse kennis. De oeroeboel 20. Een onderdeel van de hersenen is het hardheidszintuig wat functioneert door het meten en registreren van zachtheids-waardes, de oeroeboel. 21. Oorspronkelijk is het een hersenklier, en die is door het oervlees weggesneden uit de hersenen, 386 4. De ladder van Ezau 1. We mogen komen tot de zachte wateren van de hemelse natuur. Alles wat hard en vast is moeten we loslaten, om zo dieper te komen, dieper te zwemmen. 2. De mens mag komen tot deze verborgen zee. 3. De rode soep die Ezau kocht in ruil voor zijn eerstgeboorterecht is een beeld van zijn bloed om los te komen van zijn lagere zelf en wil. 4. Hier is het dus de ladder van Ezau, en de ladder wordt gemaakt van het bloed van Ezau. In deze opdat zij over de mens konden heersen. 22. Het is een zachte substantie in de hersenen die moet ontwaken. Als die verbinding is gelegd kan de mens zich weer aanleren creatief te zijn, creatief te denken. 23. Dan is het van belang om te leren ademen vanuit deze klier in het voorhoofd, vanuit de lichte stroom. 24. Het is een klein zacht watervalletje in het hoofd. Eerst moet het ontdekt worden, en moet men erdoor leren leven, vanuit de hartbron. 25. Het is als de waterval van zachtheid. Deze waterval heeft haar eigen zoetheid, geregeld door de zachtheid. 26. Eerst moet alles zacht en zwak worden, wegvagen, zodat de lagere aardse wil kan sterven, en al het valse harde in ons kan afbreken, want dit houdt ons tegen. Alle lagere aardse hekken moeten afgebroken worden.

spreuken wordt de ziel in de onderwereld zelf tot Ezau, en kan uit de put komen door aan zichzelf te sterven en zichzelf te scheppen. 5. In de Egyptologie staat Sjoe op Geb, de aarde, en houdt Net, de hemel, boven zijn hoofd. Geb en Net zijn zijn twee kinderen die hij van elkaar gescheiden heeft, en waartussen hij de brug is. Sjoe is de leegheid, de lucht, en hij wordt geboren uit de mond van Ra, als de adem. 6. Dit komt terug waar Ezau als eerste uit de moederschoot komt, terwijl Yaqob als een Hebreeuwse transliteratie van Geb, zijn hiel vasthoudt. 7. In de Egyptische mythe keert Geb zich tegen Sjoe en tijdens de zwakheid van Sjoe neemt hij zijn troon over, wat in het Jakob en Ezau verhaal terugkomt als Jakob die het eerstgeboorterecht overneemt van Ezau wanneer deze zwak en hongerig terugkomt van de jacht. 8. In de diepte van de woestijn is er uiteindelijk de tornado van Sjoe, de ladder van Ezau, waardoor de mens aan zichzelf afsterft door zelf Sjoe, Ezau, te worden. Het is een ladder van bloed. 9. Wij moeten terug naar de woestijn, terug naar de hemelse kennis die verborgen ligt. 10. De diepte van de oorspronkelijke Egyptische Ezau, Sjoe, kent verschillende wortelwoorden, zoals "seh" wat ook vissen betekent, vangen in een net. Ook Sa is zo'n wortelwoord, kennis, die altijd met Ra was op zijn nachtboot om de wachters van de poorten der uren aan te spreken. 11. Sa kwam hiervoor ook uit de mond van Ra, zoals Sjoe uit de mond van Ra kwam, dus zij horen bij elkaar als het gesproken Woord. 12. Sjoe moest in de hal van Ma, de leerregels, de 387 veroordeelde doden vernietigen. 13. Sjoe raakte in gevecht met een wild rund, die een beeld is van zijn chaos-zelf, om zo orde te scheppen. In dit gevecht vormde het bloed van de wilde rund een ladder. 14. Hij was diep in een afgrond, terugkomt in het Jozef verhaal, de zoon van Jakob. 15. Dit is vervormd tot een drogbeeld in Spanje in het stierenvechten. Dit komt omdat zij de metaforische, diepere wortels niet kennen. Ze willen de geestelijke oorlogsvoering niet, dus ze bevechten de dierenwereld in plaats van aan zichzelf af te sterven. 16. Zij willen een materialistisch loon, een materialistische oorlogsvoering, om even snel met hun problemen af te rekenen. Zij hebben hun loon reeds, en zullen het in de hemel niet krijgen. 17. Het hemelse woord is een slager van slagers, een matador tegen matadors. En dat is dus ook wat Ezau in diepte was, en waarom hij zo werd gehaat. Maar Ezau werd tot een groot woestijnvolk, Edom. De roependen in de woestijn zullen elkaar ontmoeten op de ladder van Ezau in de diepte van de woestijn. Dit zijn eenlingen die eerst zwaar zijn getest. Velen komen niet door de beproevingen van de woestijn heen. Het kost je alles om tot het beloofde land te gaan, maar het is het waard om alles voor deze schelp te verkopen. 18. Shu raakte dus met zijn lagere aardse wil in gevecht als met het verschrikkelijke wilde rund van chaos. Ezau had dus zijn eigen Pniël-ervaring, wat resulteerde in het verschijnen van de ladder. 19. Op deze hemelsladder gaan de heiligen de wolken in tot de leerregels die geprint worden in het hart, om zo het wilde rund van roekeloosheid totaal te overwinnen.

20. De hemelse kennis is een woeste oorlogsvoerder die zich niet aan aardse en sociale normen en waarden houdt. Het wil zeggen dat Ezau zijn overmoed inwisselt voor hemelse woestheid, in de zin dat hij ontembaar is voor het aardse, rebels, voerende een hogere oorlog, zonder daarbij te vervallen tot materialistische methodes. 21. Dit is het wilde pad van de geestelijke oorlogsvoering, wat decoratief soms heel poetisch kan zijn. 22. Ezau en Yaqob zijn een bepaalde dualiteit binnen een mens. Ze staan voor bepaalde principes die met elkaar in balans moeten komen. 23. Met alle dingen die tot ons komen moeten we worstelen en ze niet zomaar aannemen. Dat is de natuur van Ezau. Eerst moet alles getoetst worden, en deze toets moet zuiver en eeuwig zijn. Dit kan alleen gebeuren als de mens aan zichzelf afsterft, als Ezau komende tot de kom van rode soep. 24. God is een woeste God, als een leeuwin. Zonder haar woestheid zou ze nooit de inprintingen in het hart kunnen verrichten. 2. Als kind zijnde droomde ik vaak over moeder God. 3. Ik droomde over deze bron waar de diepte van de woestijn overging in woestijn-zee, in water, waar een tornado was, vormende de paradijselijke hersenklieren. 4. Door deze wateren wordt de mens gereinigd en verheerlijkt. 5. Het zijn principes die de mens zelf moet worden. De mens moet deze taal leren. De hemelse wateren maken weer jong, brengen tot wedergeboorte. 6. Dit gaat over een diepere bevruchting door inzicht. 7. Niemand kan dat voor je doen, want iedereen is slechts een bepaalde spiegeling van jezelf. Niemand kan je dus daarwerkelijk bevrijden en ook niet daadwerkelijk vernietigen. Het leven is een visioen en een raadsel van het zelf. 8. Het zelf wordt opgelost in de eeuwige principes van de natuur, oftewel de hemelse kennis. 9. In diepte is de mens dus niet afhankelijk van de ander, maar is de ander een spiegeling waarin de mens zichzelf kan zien. 5. De ladder van het paradijs 1. Ik had eens een droom over moeder God, en haar gezicht was de bron van de hogere dromen. Haar gezicht bleef veranderen. Ik kon niet lang in haar gezicht kijken, omdat het te intens was. 388 10. Zo vervalt de mens ook niet tot afgoderij, ook niet tot zichzelf, want het zelf is slechts een spiegeling van de hemelse kennis. 11. Het opgelost worden in de hemelse kennis is het uiteindelijke doel. Er moet dus een goede balans blijven tussen het zelf en het onpersoonlijke principiële, anders vervalt men tot egoïsme en zelfverheerlijking. 12. Zonder de verloochening van het lagere zelf en

de lagere wil is men op een doodlopende weg. 13. We moeten de ander dus ook op een bepaalde manier worden, anders blijven we altijd ronddolen in heimwee en onbereikbaarheid, en dan wordt verlies ondragelijk. 14. De ander als verloren parallel zal dus in het zelf ingeprint moeten worden op een natuurlijke manier, de verheerlijkte bron ervan, wat zich dan op een natuurlijke manier met het zelf gaat mengen, zodat het één geheel wordt en op een natuurlijke manier wordt aangepast. 15. Zo wordt de ander dus ook volkomen geneutraliseerd. 16. Dit proces kan alleen in de woeste wildernis gebeuren. 17. Het inprinten van de leerregels is het ontvangen van loon. 18. De aan zichzelf gestorvene komt zo tot de vrucht van de hemelse kennis, de ladder van het paradijs, en zo tot de bron van het bewustzijn. 19. In de woestijn leidt de ladder van Ezau tot de bron van de psychologie, tot de honger en de dorst opdat er eerst wordt losgekomen van de voeding van de lagere wil. 20. In dit proces sterft de lagere wil dan ook af, opdat het hemelse brood ontvangen kan worden. Het is het hemelse voedsel, het beeld van openbaring. 21. Het gaat om het ontwaken in de ‘Ik Ben’, in de baarmoeder, de bron van de geestelijke oorlogsvoering. 22. De woestheid is dus scheppend en herscheppend, en ook weer ordenend, verdiepend, 389 als een dualiteit, en niet een onbeheerste, overextreme, eeuwige aggressie zoals bij fundamentalisten, maar ook zij dragen een stuk van cryptische waarheid wat begrepen moet worden, dus ook zij moeten toegevoegd worden aan de ‘Ik Ben’. ‘Ik Ben hen.’ 23. Ik dring door tot hun goddelijke zaad, tot hun goede parallel. Ik ben hen. Je kunt ze dus desnoods naam voor naam gaan opnoemen. Jij bent ze allemaal. Het zijn delen van jou, losgeraakte stukken potentiele hemelse kennis. Het is zaad waarmee gewerkt moet worden. 24. Ik kon niet te lang kijken in mijn droom toen ik de bron van moeder God zag. Het was zo wonderlijk dat het ondragelijk was. Ik kon het alleen verdragen in kleine beetjes. 25. Ook als kind heb ik verschillende ontmoetingen met de moeder God gehad. 26. Zij riep mij door donder en bliksem. Een heleboel dingen begreep ik niet. 27. Het is zeker niet simpel en makkelijk. Veel gevaren liggen er op de loer. 28. Elke vijand stelt een bepaald verloren wapen van je voor, wat je weer terug moet nemen, op waarde moet leren schatten. Elke vijand representeert een gestolen deel van jou. Het is van jou. Je bent het zelf. 29. Het "Ik Ben" principe wordt vaak overmatig en ongebalanceerd gerepresenteerd voor een bepaalde markt. 30. De waarschuwingen zijn overboord gekieperd. De natuur wordt verloochend en ontkend met al haar principes en processen. Het is een heel oppervlakkig iets geworden, losgesneden van al haar sappen, terwijl van oorsprong er de geestelijke

oorlogsvoering is, waarvan de bronnen nog steeds diep opgeborgen liggen. Oppassen geblazen dus. 31. De valse Ik Ben kan zich niet in de ander verplaatsen, maar heeft zich gewoon boven iedereen als God aangestelt. culturen die hetzelfde zeggen. De mens mag zo komen tot de verzoening tussen hemel en aarde, door de verzoening tussen de verschillende culturen en talen. Dit is iets moois. Dit is nodig. Niemand zit te wachten op verdere religieuze oorlogen. 6. Over de Galaten 1. De tocht van loon is het diepste Zelf, dus hierin leert de mens af om alles op iemand anders te projecteren. Het is de verantwoordelijkheid van ieder mens om te onthechten van de ander en het diepste Zelf in zichzelf te vinden. 2. Het zelf kan alleen waarlijk verloochend worden als het diepste Zelf wordt gevonden. 3. Mensen in het Westen denken zo verschrikkelijk nauw en het is belangrijk om hieruit te ontsnappen. Het Westen is een totale nachtmerrie van taal. De Westerse talen zijn letterlijk, materialistisch en oppervlakkig. Het kent geen diepte en geen poezie. Niets kan en niets mag. Maar de hemelse zee zal hen overspoelen. De vogels der hemelen zullen komen om hen van de hemelse kennis mee te nemen. Ook de vissen der hemelen zullen komen om hen van de hemelse kennis mee te nemen. Hiertoe is het oorlog. De Westerse farizeistische schelp moet gebroken worden. 4. De wortel is dichterlijk. Dit is het loon, de ware tekenen van godvruchtigheid als de merktekens van de hemelse adoptie. Alleen door de hemelse adoptie ontkomen we. 5. Het gaat om het openstaan voor andere talen en 390 6. Voorzichtigheid groeit door de blokkades op het pad. In tegenstelling tot blind geloof moet er gestreefd worden naar zekerheden die de majesteit van de goede boodschap kunnen dragen en uitvoeren. 7. Voorzichtigheid maakt korte metten met blind geloof, en voorzichtigheid brengt ook weer een persoonlijke factor. Ook brengt voorzichtigheid onderscheiding. Deze goede boodschap zondert de mens af tot het eeuwig leven. 8. In diepte is de goede boodschap geen gift, maar een voorbeeld van geduld, want ieder voor zich zal de dood aan zichzelf moeten sterven om aan deze dingen deel te hebben. 9. Een boom moet diep wortelen in heilige vreze (voorzichtigheid) in plaats van groot willen zijn in vol aanzien door praterige vooroordelen 10. De vrucht bewerkt verzoening bewerkt. 11. Er zijn vele misleiders met allerlei vrome woorden die uitgezonden zijn om te plunderen. 12. We moeten daarom uitermate voorzichtig zijn met tradities van mensen, de elementen waarop de samenleving is gebouwd, want daarin schuilt juist vaak het kwaad, en het wordt voortdurend uitgebroed in de hoofden van de mensen. 13. Het gaat niet om werken op zich, maar om de overgave aan het hemelse, zodat het hemelse, de hemelse kennis, door ons heen kan werken, zodat alles zuiver blijft. Het gaat dus om het werk van de hemelse kennis, door de overgave. De mens in de

stad moet aan zichzelf sterven om afgescheiden te worden van de oppervlakkige, bedrieglijke werken van de stad. 14. De Galaten hadden de goede boodschap tot drogbeelden gemaakt, en verdraaid, tot bijgeloof. Ze hebben zichzelf een eigen beeld gemaakt van de hemelse realiteiten, wat puur hun eigen mening is, hun eigen uitvinding. Je mag God niet zomaar verzinnen. De Galaten hadden God gemaakt in plaats van andersom. 15. De Galaten deden dit omdat ze ondankbaar waren geworden en niet konden wachten op ware openbaring. Ze hadden het probleem dat ze geen geduld hadden ontwikkeld, en zo werden ze weggegrepen door lichtzinnigheid. 16. Je kan alleen iets geloven als je het kent. Er is geen geloof mogelijk zonder kennis. 17. Geloof zonder kennis is dood. 18. De boodschap is dat de oppervlakkige, bedrieglijke leerregels plaats moeten maken voor de leerregels van de kennis. 19. Het ware geloof is het geweten wat zich geheel aan God alleen heeft overgegeven in volharding en vastheid, als tegengesteld aan trots vertrouwen in het materiële. Dit is niet zomaar iets wat er al is, maar een beoefening. 20. Oppervlakkig geloof is bedriegelijk. Het gaat om de volle openbaring van dingen die eerder alleen maar vaag waren. Hen van eerdere tijden hadden te weinig inzicht om dingen met zekerheid vast te stellen. 21. Er was vroeger geen ware openbaring, alleen maar het zaad van ware openbaring. Vroeger leefden ze onder een vloek hierom. Ze waren gevangenen van de lagere leerregels, gevangenen 391 van een onvolkomen school. 22. Om hier aan te ontkomen moet de mens eten van de vrucht van de hemelse adoptie. Die adoptie is door de hemelse kennis, zonder welke we verslaafd blijven aan valse religie, wat voor drogbeelden we er dan ook voor mogen gebruiken. 7. Paulus in Romeinse ballingschap 1. Genade, giften, kunnen te vroeg of te laat komen. De mens moet leren leven door eerlijk loon, oftewel ware tijdafstemming. 2. Gebruik je van bepaalde stoffen teveel of te weinig, dan kan het giftig zijn. Vandaar dat de mens tijdafstemming moet leren. 3. De mens zit opgesloten in een schelp. Ook kunnen we dat niet forceren. Het is als het uitbroeden van een ei. Als je voordat het tijd is het ei openmaakt heb je niks. Vandaar dat het weer om tijdafstemming gaat waarvan loon een metafoor is. 4. Dit is het loon van het lijden voor het hemelse doel. 5. Het is het loon van de volhouder, de verdieper. 6. De leegte, de afzondering, de onthechting, is als de grote oerafgrond en oerbaarmoeder waaruit alles voortgekomen is. 7. In de leegte is altijd weer doorgang, ook als het lijkt alsof je in alles wordt tegengehouden. Wij worden in alle dingen tegengehouden, maar nooit in onze groei.

8. Blokkades leren ons voorzichtigheid en geduld om zo het ware pad te vinden, en dat is niet het ogenschijnlijke. 9. Blokkades leren ons de diepte in te gaan. Soms moeten we even wat stappen terugnemen, hebben we een belangrijke les vergeten, of ergens iets laten liggen. 10. Soms moeten we wachten voor een hele belangrijke reden, namelijk dat het nog geen tijd is. Soms is de situatie totaal onrijp. 11. Forceer daarom niets. Let op het natuurlijke. 12. Het zit in de kleine dingen. De mens mag leren opmerkzaam te worden. 13. Alles heeft een bedoeling, wat de mens niet kan overzien. 14. Wij mogen dus niet zeggen dat de hemel alleen van een bepaalde cultuur is. Dat zou racisme zijn. De talen horen bij elkaar, en vertellen een verhaal. Zijn wij daar open voor, of gaan we wachten op een nieuwe religieuze oorlog over wie god in zijn zak heeft en wie niet. Zijn religieuze oorlogen niet allemaal heel kinderachtig ? Maar dit hangt boven ons hoofd als wij onze kinderen en elkaar niet onderwijzen. Het is nog niet te laat. 15. Religieuze oorlogen zijn ondervoedde kinderen die nooit diep onderwijs hebben gehad. Is dit geen schande ? 16. De natuur leert dus de les dat het om natuurlijk vruchtdragen gaat in geduld, niet in overmoed en niet dat alles zomaar in de schoot wordt geworpen. 17. Het is ten diepste dus geen gave. Dat zou levensgevaarlijk zijn. Deze stadse wereld is gebaseerd op overmoedige, onvoorzichtige gaven. 392 18. Daarom zei Paulus dat het hem niet om de gave te doen zou zijn, maar om de opbrengst. 19. Gaan we voor de gift, of gaan we voor de vrucht ? 20. De voortijdige gift leidt tot de dood. De vrucht leidt tot leven. 21. Als je iets heel graag wil, denk dan eerst aan de ander, aan de behoefte van de ander, want je mag niemand het loon onthouden. 22. Voordat je gegeven wil worden is het dus belangrijk de vraag te stellen : Heb je zelf al genoeg gegeven ? Het gaat om het zaaien, wortelschieten en vruchtdragen, deze trialiteit. 23. Wij kunnen in die eensgezindheid van een ieder iets leren en van iedere cultuur. Juist in de gevangenis van ons leven gebeurt dit wonder dat we ineens contact hebben met de ander die door iets soortgelijks heengaat. 24. Ineens kunnen we de ander door dit wonder zo begrijpen en op waarde schatten. De kooi is dus juist de tunnel tot de ander. Wij mogen de kooi, oftewel de beperkingen, in ons leven dus niet onderschatten. 25. Eén van de eerste dingen die Paulus opnoemt in de Filippi brief, tijdens zijn Romeinse gevangenschap is dankbaarheid, want door zijn kooi komt hij in aanraking met anderen die in kooien leven en kan zo nieuwe geboorte aan hen geven. 26. En zo kunnen zij ook weer aan anderen nieuwe geboorte geven. 27. Paulus kan op die manier dus loon schenken aan anderen die op ditzelfde niveau zijn gekomen.

28. In het Sanskrit is Filippi (vallabha, vilopa) de wonderlijke bevruchtingsmethodes van de natuur. Kijk maar eens naar de bomen en de bloemen hoe die zich voortplanten. Ze staan allemaal afgezonderd in hun eigen kooi om het zomaar eens te zeggen, en het stuifmeel wordt overgebracht door de wind en de insecten. Filippi is de vruchtbaarheid van de kooi. 29. Paulus laat weten dat hij in de buik van de hemel is, waarvan zijn gevangenschap een spiegeling is. Hij bevindt zich dus in de baarmoeder van moeder paradijs. 30. Het zijn beelden van de tedere zorg en aandacht die er voor ieder mens is die tot dit geheimenis komt. 31. Ook is deze ontferming dus zeer voorzichtig en vluchtig. Waarom is dit ? Dit gebeurt opdat wij gevoelig zullen worden, en onszelf kunnen ontwikkelen. 32. De hemelse natuur is wijs en werkt met strategie. Van het geprojecteerde en opgelegde schijnzelf komt de mens niet zomaar af. De mens komt niet zomaar af van de lagere wil die telkens als een spiegeling de mens overal stalkt. 33. Daarom moet de mens de lagere wil temmen en leren berijden zoals een beest, wat ook de boodschap en betekenis is van Filippenzen. 34. Oppervlakkigheid is potentieel creatief materiaal, en mag cryptisch benaderd worden om zo de droomstad te bouwen waarin er een pad is tot de tuin en zo tot de natuur. 35. Teveel vrijheid is hierin een gevaar, als valse, bedrieglijke vrijheid die de mens doet afdwalen. Daarom is de kooi belangrijk, de grenzen in het leven van een mens, de restricties. Door dit principe op waarde te schatten kan de mens veel vrucht 393 dragen. 36. Het boek Thessalonicenzen van Paulus gaat over de onsterfelijkheid in de zin dat door het goede te doen je ziel zal oprijzen in de wolken tot de hemel waardoor je eeuwig leeft. 37. Dit houdt verband met de strijd tussen goed en kwaad, want je moet wel zelf het kwaad verslaan. 38. Zo mogen we ook de legende van Thessaloniki begrijpen, dat zij de schippers testte om te zien of ze de kennis van de hemel hadden. Dit is ook wat de diepere Sanskrit wortel Toza betekent : testen, onderscheiden (filteren). Ook betekent het druppelen, als de druppelende onsterfelijkheidsdrank. Daarom staat er ook in het boek Thessalonicenzen : toetst alles en behoud het goede. De les van de vijgeboom 39. In het boek Ephese wordt er gesproken van het bouwen van een hemelse tent en een hemelse nederzetting, als tegengesteld aan de lagere aardse stad. 40. Het is het rijp worden, want het bouwen gaat op een natuurlijke manier, door het vruchtdragen, niet door bedriegelijke omkopingen, steekpenningen en verwennerijen. 41. Paulus maakt duidelijk dat het om het groeien gaat en het wortelen, als een boom. 42. Het leidt helemaal terug tot de diepe pazu wortel in het Sanskrite wat de indische vijgeboom betekent. 43. Kenmerkend is dat de vijgen op of dichtbij de stam groeien, als een beeld dat ze dichtbij de bron blijven.

44. Alles wijst terug op natuurlijke principes. In plaats van te hangen aan het kunstmatige mogen we terugkeren tot de natuur, tot de vijgeboom, de hemelse boom, om ervan te leren. 45. Wij mogen komen tot de diepere geheimen die de boeken verborgen houden. In de diepte is de vruchtbaarheid. Alles wat aan de oppervlakte blijft is onvruchtbaar. Ephese zegt daarom ook : Heb geen deel aan de onvruchtbare werken. 46. De valse gave is giftig en maakt je een slaaf tot de stad en de markt. Een gift is nooit vrijblijvend. Wees op je hoede in het oerwoud. Neem geen valstrikken aan. Er gaat een hele wereld van verlokkerij schuil achter giften. Wees er zeker van of het je loon is, je vrucht. 47. Ben je een boom, dan begint het pas. We gaan van wortel tot wortel, van vrucht tot vrucht. Dat is de les van de Vijgeboom. Houdt je vast aan de dingen die eeuwigheidswaarde hebben. De rest zal vergaan. 2. Zelf ben je ook een spiegeling en onderdeel van een groter geheel. De kennis gaat diep en is ingewikkeld en voor een mens niet te bevatten. 3. We mogen dus op de uitkijk staan voor de wonderen van de natuur, de natuurverschijnselen van de evolutie, wat in diepte gewoon een ontwakingsproces is, want het was er altijd al. Alles ligt besloten in de oneindige logica, die niet de logica van het lagere zelf is. 4. Onze lagere kennis zal plaats maken voor de Eindeloze Kennis. Zo hebben wij deel aan het wonder van de natuur, en worden het ook zelf. We lossen er geheel in op. 5. Ieder mens is zelf verantwoordelijk, en kan dit niet op iets of iemand anders afschuiven. De mens moet zelf veranderen, anders heeft alles geen zin. 6. Juist in de kooi van ons leven komen we in contact met het diepere, dat wat onder de oppervlakte is verdwenen. 7. Wij mogen zo al het verlorene weer verzamelen als wij ons in een kooi voelen. De kooi wijst namelijk de weg. Het is een tunnel tot de diepte, terwijl teveel vrijheid alleen maar aan de oppervlakte is. 8. Voorbereidingen tot de zondvloed 1. Als je dan als mens in de diepte van de natuur gaat en je plotseling overweldigt wordt door de veelkleurige verscheidenheid van de natuur, of je bevindt jezelf op de golven van de zee en het wordt erger en erger, tot op het punt dat je het niet meer weet, dan bemerk je ineens dat je helemaal alleen bent in de onnaspeurlijke en eindeloze rijkdom van de natuur die je niet begrijpt. 394 8. Wij leren tijdafstemming alleen door obstakels. Zonder geduld en voorzichtigheid is het onmogelijk. 9. De natuur is voor de mens een frisse adem. Als de vijgeboom gaat bloeien en bloesem krijgt, dan worden de bloesems weleens vergeleken met de pijlen van de oneindige kennis die de jonge harten verwonden. Ook lijken de bloesems op netten, als het grote universele net waarin alle zielen, oftewel alle spiegelingen, weer terug worden genomen. Dit zal een groot wonder zijn in de natuur, wanneer dit zal manifesteren. In de filosofie is dit moment al

gebeurd en ligt opgeslagen in de geschiedenis waartoe de mens mag ontwaken. 10. Juist door de verwonding van deze pijl in het hart ontwaakt het hart. 11. Het hemelse Zelf is als een archetype, een symbool, zwevende boven de wateren als een groot geheimenis. 12. Het zelf heeft ons geheel in bezit, en de mens is geobsedeerd met het zelf, vandaar dat het belangrijk is het geheimenis van het hemelse Zelf te kennen. Er is een groot verschil tussen het lagere zelf en het hemelse Zelf. 13. Door de ontwaking tot de hemelse kennis zullen we de eindeloze schepping ervan zien, en dan is er voor leugens geen plaats. 14. De hemelse baarmoeder heeft een vreemd soort sarcasme. Noem het zwarte humor. Alleen dwazen nemen het letterlijk. De hemelse baarmoeder is dus niet sadistisch, maar sarcastisch, als een verhalen verteller. Die verhalen hebben een diepere en veelzijdige betekenis. De hemelse baarmoeder gaat zo diep, maar dit is allemaal om de mens te doen ontwaken tot het diepere geestelijke. 15. Iedere sluwe vos weet dat het wegkappen van wortels en het onttrekken van sappen economische winst oplevert, want mensen blijven zo je product kopen, omdat ze er afhankelijk aan worden, en meer van het spul willen hebben, omdat het hen net niet verzadigd. Het houdt hen er namelijk tussenin, wat het geheim is van allerlei soorten markten. 16. In India is er ook de Shami boom (sama), de witte doorn boom, die ervoor was om de wapens op te bergen en te beveiligen, als een arsenaal boom, als een inventaris. Deze boom wordt ook wel Vasin genoemd in het Sanskrit. Vazin, vzn, vsn, betekent de overwinnaar over het lagere zelf. 395 17. De hemelse vis droeg aan de eerste mens op een boot te bouwen voor het redden van alle wijzen, alle diersoorten en granen, vanwege de komende zondvloed. De zondvloed komt, en de vis trekt de boot voort naar de toppen van de bergen. 18. Ze moeten ook door een verschrikkelijke storm voordat ze daar komen. 19. Het was het eind van een tijdperk waarin een valse geest het hemelse woord had gestolen, die de vis op de bodem van de oceaan weer terugvindt. 20. Het wordt weer teruggegeven aan de mens (de wijzen) door de vis. 21. Kalki is de Messiaanse hemelse strijder op het witte paard met het hemelse mes die het huidige tijdperk zal afsluiten, door de onwetendheid weg te nemen. Hij zal de mensheid weer terugleiden tot het eerste tijdperk van eeuwige kennis, zodat de cyclus rond is. Dit kan alleen gebeuren door onderwijs. Het is niet het einde van de wereld, maar het begin. 22. En dan mag je zweven boven die grote wilde oceaan van het leven, tussen het Eindeloze Zelf en de Oneindige Kennis in, zodat je schijnzelf, je opgelegde zelf, geheel daartussen kan oplossen. 23. Je nieuwe zelf vibreert dan heel snel tussen het Eindeloze Zelf en de Oneindige Kennis in, als je diepere, ware zelf. Je mag daar blijven oplossen, om daar over te gaan in het Oneindige Zijn. 24. De wilde oceaan beneden je was er om je te vormen. De wilde oceaan was er om je te laten opstijgen. Dat was het doel van de wilde oceaan : om je de parallel te laten vastgrijpen. 25. De hemel is pure kennis. Het is een vruchtbaarheids-principe. Het gebeurt alleen in een staat van onthechting, in afzondering. Het is een

bepaalde ervaring. een spiegeling van jezelf. 26. De mensen om ons heen, of die nu goed of slecht zijn, moeilijk of makkelijk, houden in diepte het zaad van onze hemelse eigenschappen. Ons hemelse Zelf heeft ons alreeds omringd. 27. Toch is het belangrijk te beseffen dat we steeds dieper naar binnen moeten, en dat de buitenwereld slechts een spiegeling is van het binnenste. 8. Afgoderij ontstaat waar je gaat lopen projecteren en jezelf niet ontwikkeld. 9. Onderwerping is dus niet het totaaldoel, maar moet in balans zijn met de wording en het zijn. 10. Zo mag je ook niet zomaar mensen gaan onderwerpen en ze niet helpen om te komen waar jij bent. 9. Yeshua, de wording van Ezau 1. De Sunu is de goddelijke jager. Deze schiet pijlen van genezing af als een heelmeester, met de pijlen van de ontwaking. 2. Al deze pijlen zijn ervoor om de mens dan wel laten af te sterven aan de lagere wil, maar ook om de mens tot een hemelse school te brengen. 3. Door de discipline van overgave en opoffering, ontstaat er zo een band met de heilige kennis, het oneindige bewustzijn van de ontwaking. 4. De persoonlijkheid is de vrucht van kennis die niet voor haar tijd wordt opgewekt. 5. Er is een balans tussen principe en persoon, in die volgorde. 6. Waar het principe op een lager plan wordt gezet valt men in de illusies van afgoderij en valse religie, oftewel persoonsverheerlijking, wat een vorm is van mensenzoeken en mensenverafgoding. 7. Je kunt je soms aan een mens ophalen, maar het doel is dat je het zelf wordt, dat je het gaat zien als 396 11. Ezau bedelde om 'het rode', en ook zijn vrouw gaf hem eens een kom met het rode om zijn toorn te kalmeren. 12. Het is de heilige vreze, oftewel de heilige voorzichtigheid, die nodig is om de tent te betreden om tot de heilige leer te gaan. 13. Hij heeft dus een kom of schedel gevuld met bloed, wat de onderwerping van het schijnzelf van drogbeelden betekent, als een beeld van de ontwaking. 14. Ook houdt de vrouw op het beest in de wildernis een kom met bloed vast. 15. Het is de verwoestende kracht van het Oneindige Zelf. 16. Ezau moest de kapali eed afleggen. Kapala betekent schedel, als een bedelaarskom, en deze eed houdt in naar de wildernis te gaan om daar een nomade te zijn, naakt en bedekt met de aarde, met een bedelaarskom, als een beeld van nederige overgave. 17. Ezau gaat de wildernis in en uiteindelijk bij Jakob bedelt hij om het rode. Het pad van Ezau is het pad waarin hij afsterft aan zijn aardse rechten, zijn eerstgeboorte recht, als het pad van zelfopoffering en overgave.

18. Ook Yeshua (Yah-Shu, de wording van Ezau) liet in de oorspronkelijke gnostisch-Esseense mythologie zijn hemelse rechten achter zich en vernederde zich door naar de aarde te gaan. 19. De schedelkom is dus een beeld van het afleggen van het lagere aardse zelf, de lagere wil, ook in de zin van het inzicht krijgen in de filosofie ervan. 20. Telkens komt alles terug op de kennis. Zonder diagnose is er geen genezing. Inzicht is de weg. In dit opzicht mogen we daar om vragen op het pad, met een lege kom. 21. We komen zo tot de oneindige kennis en vragen haar om ons te vullen. Dit is een daad van overgave. We stellen ons zo open voor het oneindige. Als wij niet leeg zijn van onszelf, dan is dit onmogelijk. 22. Het gaat dus om de keuze leeg te zijn, en niet met allerlei uitvluchten te komen. De schedel die we opheffen is de schedel van het schijnzelf. 23. Zonder zelfopoffering en zelfverloochening is het pad onmogelijk. Het is een discipline, waar de mens de tijd voor moet nemen. 24. Het is geen stap, maar een pad, een proces. Als wij de eerste stap hebben gezet, dan zullen wij verder geholpen worden op dit pad. 25. Op het pad gaat dus het mes erin. Het doel is dat er niets van ons lagere schijnzelf overblijft. 26. In de oertaal zijn de jana en de jani een beeld van de urim en de thummim, het toetsen en het loon. 27. Buiten deze discipline kom je alleen van drogbeeld tot drogbeeld, totdat alles uiteindelijk geheel is afgebrand en je niets meer over hebt aan eeuwigheids-waarde. 397 28. Yoga is in het westen een materialistisch marktsysteem geworden, als een bedrieglijke bijwerking van het Nirvana. 29. De Westerse yoga is een rover, symptoombestrijding die de wortel van het probleem afdekt. 30. Ze zijn te lui om de hemelse kennis in te gaan, de diepte in te gaan, om de geestelijke oorlogsvoering onder ogen te komen. 31. In werkelijkheid gaat het om het gevecht, de volharding in het komen tot de diepte van de vijand, als de discipline van de geestelijke oorlogsvoering, Pniel. 32. De mens worstelt ermee, in een toetsgevecht. 33. De uitkomst is de heilige vreze, de heilige voorzichtigheid, het tot bloedens toe je verzetten tegen iets wat zich aan je opdringt als zijnde de waarheid, omdat je niet zomaar met de eerste de beste boot mee wil gaan. 34. De hemelse kennis komt alleen de heilige voorzichtigheid tegemoet, dus de hemelse kennis zal je dan zelf gaan openen, zodat je je er niet meer tegen kan verzetten. 35. Zij die dit punt hebben bereikt weten dan ook dat dit de hemelse kennis is, want er is daadwerkelijk niets anders wat ze kunnen doen. 36. Dit is een goddelijke ervaring die alleen zij die het hebben meegemaakt kunnen begrijpen en het is genaamd de heilige gebondenheid, of heilige onweerstaanbaarheid. 37. Als het niet gepaard gaat met de heilige vreze en met geduld en volharding, dan is het een drogbeeld. 38. We hebben het hier dus over de hogere hemelse

gebondenheid, wat gebouwd is op kennis, als in een school en wat de mens niet zomaar komt aanwaaien. 39. Het gebeurt op het grote Pniel, de heilige arena van het toetsen, op het pad. 40. Er is geen overgave en zelfopoffering mogelijk zonder studie en toetsen, anders weet je niet eens waar je jezelf nu op moet richten. 41. Wat moet je loslaten, en wat moet je niet loslaten ? Het gaat om openbaring over deze dingen, en openbaring is niet zomaar een stem of een tekst, maar een school. 42. Juist door de Pniel ervaring wordt het pad gericht en is er leiding. Zo wordt het zuivere onderscheiden. 43. Je kunt niet zomaar met wat woorden je overgeven aan de kennis, want er is zoveel valse kennis. 44. Kennis is de opvoeding in de geestelijke oorlogsvoering. 45. Heel veel oppervlakkige gedachtes breken stuk zodra je de diepte ingaat. 46. Principes komen tot rijping en verbinding en worden zo vruchtbaar. Intimiteit is slechts een metafoor van dit proces. Het is een abstractie van de eindeloze diepte waarin alle dingen tezamen komen, als een mengsel. Hoe dieper je gaat, hoe meer je de eenheid gaat zien van alle dingen. 47. Ik kwam tot de brug, waar vele moeders waren met hun kinderen, En mensen, veel mensen, De brug was wijd en wit, En ze spraken dat ergens in het midden van de brug, Daar is geen tijd meer, Daar is een mist waar iedereen elkaar verliest 398 48. Ik vroeg me af waarom zoveel tot deze brug gekomen waren, Maar ik zag in dat er geen andere keus was, Er was een oorlog in hun land, En hun land zou in vuur vergaan 49. En men schiep religies, om aan de macht van de brug proberen te ontkomen, En men begon te twijfelen aan het verhaal van de brug 50. Ik ging de brug op, en liep door totdat ik in witte bloemenvelden kwam, Ik zag niemand meer, ik was helemaal alleen, Plotseling voelde ik een hand, En ik ontwaakte 51. Aan de andere kant van de brug was ook een oorlog, Ook dat land zou in vuur vergaan, Er was alleen leven op de brug 52. Op het pad van de zelfverloochening en overgave, dieper de wildernis in, komen we uiteindelijk tot het wonder van het mengsel in de diepte. Zij is degene die leidt tot het principe van worden en zijn, oftewel het oneindige Zelf. Het is dus gewoon een personificatie, een archetype, van een collectie van principes. 53. Zodra een god of godin je niet terugleidt naar je eigen bron is het slechts een illusie. De hemelse moeder als archetype van de brug, van relaties, leert de mens dus te worden en zijn zoals Haar, en juist daarin vindt Zij haar goddelijkheid. 54. Zij leidt tot de kano op de bosrivier, dieper de wildernis in. Zo komt de mens tot een hele dualistische ervaring. Zij blaast op Haar hoorn. Zij roept de mens, als een roepende in de woestijn. 55. De verzoening is er alleen door verwonding.

56. Er worden pijlen van verzoening afgeschoten, van diep contact en dat verliefde gevoel, en dit laat verwondingen achter. Dat moet wel, want de verwonding staat voor de vermenging. 57. Onze werelden moeten dus eerst opengebroken worden, en dan pas is er de brug. 58. Het is het contact met de kennis. 59. Het ware Zelf ligt diep opgeborgen in de Kennis. 60. Maria en Martha worden bezocht door Yah-Shu, of Yah-Sa, de Kennis-Wording (Yeshua). Martha gaat als een bezetene over tot het bedienen, en heeft door haar vele werk niet de tijd om de woorden van Yah-Sa, van de hemelse kennis, te horen, maar Maria daarentegen zit tegenover de Yah-Sa om te luisteren. 61. De Yah-Sa zegt dan dat Maria het juiste deel heeft gekozen. Martha deed wat de mensen van haar verlangden. 62. Maria was verbonden aan de hemelse kennis. Maria ging hiervoor naar de bron. 63. Maria sprak niet, maar luisterde, en zou alleen spreken als de Kennis haar zou laten spreken. Wij mogen alleen spreken door Kennis. Wij moeten niet roekeloos en overmoedig zijn als Martha die rondrende om mensen te behagen. 64. Dit pad wordt bijna niet in de stad en in de kerk geleerd. De mens wordt opgeleid tot een Martha, om het mensenvlees te dienen. Daarbij is het doodnormaal om te pas en te onpas je mond los te trekken, ook om te zingen. Dan is het goed je af te vragen welke geest er bezig is : Maria of Martha. 65. Martha wil niet wachten. Martha wil gezien 399 worden, eer ontvangen. Bij Martha gaat het erom door mensen geaccepteerd te worden in plaats van de Kennis. Martha's zijn in die zin doof en er valt vaak ook niet mee te praten. 66. Maria's worden door Martha's altijd beschuldigd door vooroordelen. Maria is diep in de hemelse kennis, terwijl Martha oppervlakkig is. 67. Martha speelt altijd rechter, terwijl Maria vaak zwijgzaam lijdt, wachtende op de Kennis, op openbaring. Maria wil niet geleid worden door de stad. 10. Het pad van Ruth 1. Maria worstelt in afzondering op het grote Pniël met al die stadse goden die haar willen wurgen. Martha biedt haar hierin niet de helpende hand, maar trapt haar nog dieper weg. 2. Om het pad van Ruth te vinden, van de heilige slaap van overgave, hebben we heel veel kennis nodig om aan onszelf af te sterven, omdat het een school is. 3. Hoe het zelf nou daadwerkelijk te verloochenen is een groot vraagstuk. Ruth, Artha, betekent in het Sanskrit de zintuigen en de vaardigheden, de betekenis, de vertaling, het teruggaan naar de oorzaak, de wortel, als één van de doelen in het leven. Het betekent ook doel. 4. Artha, of Aretha, is dus ook noodzakelijk om tot de brug, de vermenging in de diepte, te komen.

5. Zodra de mens dingen in Aretha kan begrijpen, dan kan de mens loskomen van zijn schijnzelf en lagere wil. Zo valt de mens in de ware heilige slaap, als Ruth, om tot overgave aan de hemelse kennis te komen. 6. Martha is rebellie, en heerserigheid, naar de hemelse kennis toe. Ze grijpt graag de macht. Ze luistert niet graag. Haar volgelingen in de kerk aanbidden haar. Het zijn Marthieten die Martha volgen en aanbidden. Het is een huwelijk tussen Mammon (materialisme) en Martha. 7. Godsdienst is een ander woord voor leven vanuit de bron, maar geestelijke oorlogsvoering is hierin belangrijk om te zorgen dat je leeft vanuit de juiste bron. Er zijn namelijk ook veel giftige bronnen zoals we weten. 8. Onderwijs over geestelijke oorlogsvoering is wat vaak ontbreekt in de godsdienst en velen willen het er niet over hebben. 9. Godsdienst en geestelijke oorlogsvoering gaan hand in hand, en dit zijn natuurlijk maar woorden. Je kunt het ook anders noemen. 10. Waar openbaring (onderwijs) ontbreekt verwildert het volk. 11. Zit er een lekje in de boot, dan kun je alles wel vergeten. Alleen volkomeheid brengt ons over de woeste zeeën van het bestaan. Dit is een ander vies woord voor vele godsdienstigen. Ze hebben zich er bij neergelegd dat ze altijd zondigen. Wat een ellendig bestaan. Waarom volgen ze God dan als ze niet zoals God worden ? 12. Het zijn de projecties van een lens. Het zijn natuurverschijnselen. Aan de voet van de heilige berg wordt er veel geroddeld, veel gelogen, veel gespot en weggelachen. Er zijn daar veel geruchten 400 als een sluier, een voorhangsel, om de mens te testen en te zuiveren, klaar te maken voor de volmaakte bron. 13. Dit is geen volmaakte bron naar letterlijke en menselijke maatstaven. 14. Het bestaan is namelijk abstract en obscuur. Als je tot de ware bron wil komen, dan gaat dit door het visnet, de strijd en het onderwijs. We hebben het namelijk over de oneindige kennis. 15. Dit onderwijs gaat veel door herhaling, zodat het wortel kan schieten, en zodat het kan blijven testen en zuiveren. 16. In herhaling sterft de lagere wil, de schijn-wil of geprojecteerde wil, af. Beschutting is herhaling, maar telkens zal die herhaling net even iets anders zijn om zo wat nieuws toe te voegen, om het van een andere kant te laten bekijken. 17. In herhaling bestaat dus openbaring. Die openbaring leidt tot heiliging, oftewel afzondering, maar daarna leidt die openbaring weer terug naar het begin om het op een andere manier te bekijken, te herzien. 18. De schepping van het licht was niet de zon is, want die bestond toen nog niet. Het was dus een ander soort licht, als een inzicht. 19. Ik zou willen zeggen dat het het licht was van openbaring, van visioenen en dromen, van de andere werelden. Het was de vrucht van de duisternis. 20. De spiegelingen om ons heen houden niet van herhaling. Zij haken ergens af halverwege. Dit kan enorm frustrerend zijn, maar ook dit zijn voorhangsels, en zij hebben enige waarde. 21. De herhaling, het volharden, is hierin de sleutel. Herhaling heeft eeuwigheidswaarde, en als

herhaling de kans wordt gegeven dan kan zij zich beter uiten en uitleg geven. Dan kan er diepte komen. 22. Belangrijk is het tot de geestelijke betekenis te gaan en los te komen van schijn-werkelijkheden en al hun voorhangsels. 23. Dit behoort ook tot je weg zien te vinden in de stad om zo te komen tot de diepte van de natuur. 24. We kunnen stellen dat zij die gebrek hebben aan geestelijke oorlogsvoering opgeroepen worden tot het moorden en eten van dieren. Geestelijke oorlogsvoering is metaforisch carnivorisme, terwijl de vlees markt letterlijk carnivorisme is. 25. De mens kiest tussen metaforisch leven of letterlijk, materialistisch leven. De mens die het metaforische leven niet kent wordt zo gegrepen door het materialisme, door de Mammon. 26. De mens kiest dus tussen of diep leven, of oppervlakkig. Leven aan de oppervlakte is niets dan zelfmoord. Alleen de kennis doet waarlijk en eeuwig leven. 27. De mens die geroepen wordt is zal volkomen gemaakt worden, en dit is een zeker pad van beschutting. 28. Het valt niet te bewijzen voor hen die materialistisch willen leven in zonde. Alleen het diepe kan het diepe verstaan. 29. Er zijn dus voorwaarden verbonden aan het geopenbaard worden van de waarheid. Het is niet ergens te koop. Het is niet iets wat je even kunt bewijzen. Het is geen hoer. Het is obscuur en vluchtig. Het zal wegrennen van je. Het zal je op de proef stellen. Het is zeker niet iets wat je zomaar even met de vrienden of wat voorbijgangers kunt delen. Bezint eer ge begint. 401 30. Er zijn geen snelle uitvluchten. Mijn mandaat - wat ik overigens in de hemel heb ontvangen - is altijd geweest : "Wil je ergens uit, ga er dan eerst dieper in." Altijd weer is dit een gouden sleutel gebleken. 31. De kerk waarin ik opgroeide heeft mij altijd zwaar geïntimideerd, zo erg dat ik er studie van wilde maken. Ik moest en zou weten wat het was, en tot de bodem gaan. Ik had zoiets van : "Oh, dus dit heb jij ergens uit een kerkelijk boek gehaald, denkende iets te weten ? Goed. Ik zal nog dieper hierin gaan dan jou, en ik zal komen tot het wonder in de diepte van de hele kerkelijke put, die bodemloos is." 32. Alleen zo kun je dingen herzien. Ken je vijand, en ken ook zijn goede principes. Houd je vijand in die zin dichtbij je. Ga eerst dieper de gevangenis in voordat je daadwerkelijk kunt ontsnappen. De sleutels liggen namelijk dieper in de gevangenis verborgen. Het medicijn is in het probleem zelf. 33. Gooi je het probleem weg, dan is alles verloren. Natuurlijk moeten we veel weggooien, maar ook moeten we veel herzien, en leren kennen, op waarde leren schatten. Een beetje draaien, een beetje puzzelen, een beetje op zoek gaan naar dubbele bodems. Vaak vinden we juist in de diepte van zulke kerkers en putten juist ook weer zoveel andere gevangenen, lotgenoten, die een heel ander licht op alles kunnen schijnen, en misschien zelfs de sleutel tot alles dragen. 34. Zulke situaties of personen wil je natuurlijk niet missen. Vandaar ook : afrekenen met de smetvrees. Geestelijke smetvrees is een vorm van spijbelen. De mens moet genezen worden van xenofobische smetvrees, angst voor vreemden en buitenlanders, wat een vorm van racisme is. Het is een elitaire, gemakzuchtige rijkdomsziekte in het Westen. Men is zo oververwent dat men waant alles al te hebben

en niets meer nodig heeft. 't Is er al, dus buitenlanders en hun culturen zijn niet gewenst. Alles is al in kannen en kruiken. 35. Juist onze zg. "vijanden", onze nachtmerries, zullen ons helpen over de woeste zeeën van het bestaan. "Vrienden" en dromen zullen ons niet verder helpen. Juist het ergste wat je in je leven hebt meegemaakt is je sleutel. Vaak moeten we tot de conclusie komen dat onze ingebeelde vijanden onze vrienden waren, en onze vrienden waren onze grootste vijanden. 36. Vaak moeten we tot de conclusie komen dat niet de ander de vijand was, maar wijzelf, in onze onwetendheid. Ik heb het dan ook over hoe je als kind wordt opgevoed met een ingebeelde vijand, zoals mensen van een ander geloof of helemaal geen geloof, of mensen uit een ander land. Die andere landen zijn wel zo afgeweken, en daar kan niets goeds uit voortkomen, enzovoorts. Neen. De mens moet zelf zijn vijandige deel onder ogen komen. 11. Het bezoek aan de hemel 1. Ik ben zo diep doorgegaan totdat ik uiteindelijk in de hemel kwam, God ontmoette, en het was totaal niet zoals ze dat in de kerk leerden. De kerk is volslagen blind, totaal verkeerd ingelicht, en niemand die het nacheckt. Dat durven ze ook niet in hun angst voor de eeuwige hel. Het zijn gevangenen. 2. In de hemel werd mij verteld alle theologieën die ik geleerd had in de kerk los te laten, echt alles. Ik kreeg daar toen een mes voor in de plaats wat mij door dingen heen liet kijken, en ik moest naar de bibliotheek om in de geschiedenis te zoeken. Oorspronkelijk waren dingen namelijk heel anders. 402 Openbaring en studie gingen in die zin dus hand in hand. 3. De zondaren houden zoveel van leugens, dat ze er zelfs plezier in hebben, wat de ergste krankzinnigheid is die er bestaat. 4. Het westen is totaal doorgedraaid in het pragmatisme : "Voelt het goed, dan is het goed." Ik wilde hier niet aan meedoen. Dat wat ik had ontvangen in de hemel wilde ik niet meer verliezen. Het brak al mijn zintuigen open, en dit ging door zware studie, dag en nacht. Ik zag de hemelse kennis, en dat was nog maar het begin. Het was het eeuwige touw, een hoge stroom, wat alles terugslingerde wat er niet hoorde. 5. Er is namelijk een groot verschil tussen het touw van de oneindige kennis, en de ketenen van de lagere wil. 6. Helemaal totaal gek zou je kunnen worden van de kerk. En als je dan in de diepte van de kerk wil gaan om dieper eruit te kunnen komen, ga dan wel als een hemelse dwaas. Laat het je niet verzuren. Blijf creatief onder alle omstandigheden. 7. Wordt nooit één van hen. We gaan dus dieper om anders dan hen te worden, om los te komen. Het is spelen met woorden, spelen met taal, totdat je de sleutel hebt gevonden, de juiste combinaties. Er is geen makkelijke uitvlucht : Ga er dwars doorheen, en maak alles anders. Oorspronkelijk was toch alles van ons. Zij hebben het gestolen en verdraaid. Nu moet het weer terug. Het is van ons. Het is onze kunst. Het is de oneindige kennis waarvan ze stukjes hebben afgebroken en er hysterisch lachend mee weg zijn gelopen. Ze hebben er een zottenhuis van gemaakt, maar wij zullen nog zotter zijn. Laat je niet voor een gat vangen. Wees een hemelse dwaas. Laat hen je er nooit onder krijgen. Ga tot het raadsel en wordt wijs.

8. In de stad zijn de goden op een rij geplaatst als een beeld van de lagere wil. De lagere wil heeft zich als zodanig in zulke afgoden gepersonificeerd. "God is goed, wij zijn slecht," wordt er dan gezegd. Maar waarom leef je dan ? Ze doen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, maar het is puur het kwaad. Wij zijn ook goddelijk en behoren goed te zijn. Wij behoren te leven als de hemelen, ook al zien we overal valse geesten om ons heen. Des te meer behoren wij als de hemelen te leven. Niet naar menselijke maatstaven, maar naar profetische maatstaven van het eeuwige touw van de oneindige kennis, die onnavolgbaar is door de lagere wil. 9. Het is een worsteling. Je kan de lagere wil niet zomaar wegsturen. Je moet de lagere wil overwinnen en ten goede laten meewerken. Je lagere wil is namelijk je verdraaide kennis-wil. 10. Vandaar dat de rijder op het beest ook zo belangrijk is. Je lagere zelf is het raadsel van je kennis-zelf, je ware zelf. Je moet ermee optrekken. Je moet het leren berijden, dieper mee gaan, leren onderscheiden, leren een diagnose op te stellen. Gebrek aan studie is de valkuil. Dit was ook de reden waarom Hosea met de hoer, Gomer, moest trouwen, als een metaforisch beeld. 11. Het hele boek van Hosea gaat over het liefhebben van hen die als de vijand leven, als een beeld van het dieper erin gaan om eruit te komen, wat ook direct de betekenis van de Messiaanse tekst "Hebt uw vijanden lief" is. Dit is niet roekeloos en letterlijk, maar strategisch en metaforisch. 12. Wat later moest Hosea hetzelfde doen. Weer moest hij een relatie aangaan met een overspelige hoer, een afgodendienaar. Hij deed dit om haar af te zonderen. 13. Dit alles was een beeld van hoe de Hemel met het zondige volk omgaat. De Vrouw rijdt op het beest. Zoals Paulus het zegt : "Ik tuchtig mijn 403 II BEHEMMA 1. Het Morgenlied 1. Ahn had zich onderworpen aan God, maar hij was vol met klachten dat hij onderworpen was aan de vijanden. 2. Waarom laat God dit soms toe ? God is de oneindige kennis. We gebruiken dit woord God vanwege de taal. lichaam en houd het in bedwang." 14. Paulus moest het dus winnen van zijn lagere wil. Dit is ook waar het boek Filippenzen over gaat, over het liefhebben en berijden van het beest. Het is de betekenis van Filippe. Dit liefhebben houdt een zorg en een aandacht in om alles tot sieraad te strekken. Dit is ook wat tucht, kastijding, betekent. Het betekent opvoeden. De lagere aardse wil is vaak ook het kind in onszelf. Ontucht ontstaat waar die opvoeding er niet is. Ontucht is een gebrek aan tucht, een gebrek aan richting en leiding. De lagere aardse wil moet dus terug in de baarmoeder.

3. De vijand had een heleboel van de oneindige kennis gestolen, waardoor Ahn God eigenlijk niet goed kende. 4. Er ontbraken delen van God. God liet al het leed, alle onderdrukking door de vijand, toe. Ahn moest ontwaken tot de oneindige kennis, tot de ontbrekende schakels. 5. In de diepte wordt God besproken als een moeder, wat ook weer een metafoor is van de oneindige kennis. We kunnen dus ook het woord Moeder telkens gebruiken als er God staat. 6. Kennis is ook een goed woord voor God, maar het probleem is dan dat we soms bezig zijn metaforen te bespreken, en om het dan practisch te maken helpt het om te personificeren. 7. Vandaar dat we dan ook wel archetypes gebruiken zoals God en Moeder. Daar waar kennis tot een hoogtepunt komt personificeert het. Dat gebeurt in de diepte. 8. Die woorden kunnen we een diepere betekenis geven omdat het een onderdeel van onze taal is. 9. In het Morgenlied staat dat de tegenstanders van Ahn talrijk zijn, dat velen tegen hem opstaan, en dat velen van hem zeggen dat hij geen hulp vindt bij zijn Moeder (God). 10. Hoe vaak voelen wij ons wel niet zo in het leven ? Het is heel herkenbaar. We zouden soms wel willen dat Moeder zou komen om onze tegenstanders eens een les te leren, en die tegenstanders hoeven niet speciaal personen te zijn, maar kunnen ook problemen en obstakels zijn. 11. Natuurlijk worden wij ook wel geholpen, maar lang niet altijd, en sommige dingen op aarde lijken maar niet weg te gaan, als een eeuwig stromende wond. 404 12. De hulp is dan dat God, de Moeder, de Kennis, dan wel altijd bij ons is, in de buurt is, en ergens mee bezig is. Wij moeten ook in die duistere kennis ingewijd worden, die gestolen kennis, en vandaar dat het niet altijd rechtstreeks gaat. 13. We hebben soms een vijand boven ons nodig. En dan gaat het om diepte te leren vinden en God erin te ontdekken. Soms kunnen we erg kwaad zijn. Soms kan het ook heel terecht en zelfs nodig zijn dat we kwaad zijn, maar het gaat om de kennis, en niet om het kwaad zijn op zich. 14. Paulus had een pin in zijn vlees, maar die werd niet weggenomen, en hij kreeg te horen dat de tegenwoordigheid van God genoeg was, het feit dat God er altijd is. 15. Wij zijn omringd met diepe kennis, dus het kan gewoon niet misgaan. Er waren een heleboel gevaren van zonde, de kennisloosheid, dus die pin moest er wel zijn om zo de tegenwoordigheid van de kennis diep in hem te laten doordringen. 16. Er werd gezegd : De lieflijkheid en tederheid van God is genoeg. Deze lieflijkheid zal nooit tegen de kennis ingaan, maar die kennis inbrengen. 17. Deze lieflijkheid kan soms heel hard zijn en ruig, dat we het gevoel hebben dat God ons treitert, ons pest. Dit kan gebeuren als we het verschil zien tussen onze wereld en de wereld van God. 18. Ook de zoon van God ging hier doorheen toen hij naar de aarde en de onderwereld ging. Dat botste met de hemel. 19. Soms zijn "vijanden" geen echte vijanden. Soms is het gewoon ons eigen alarm, en dat is weer een reden waarom God, de Moeder, soms dingen toelaat.

20. Laten we beseffen dat religie puur metaforiek is om het leven te leren begrijpen. Dit geeft rust en vrede, en zelfs vreugde. 21. Die rijkdom hoeven we in de diepte niet weg te gooien, maar we moeten niet aan de oppervlakte blijven, want dat is vals geluk, valse vrede en valse vreugde. verwijderd. 8. God houdt een zekere afstand. De tent van de "vijand" staat gewoon naast de tent van God. Wat doet God eraan ? Wat doet de kennis eraan ? De kennis doet niet altijd wat. De kennis wil ons onderwijzen. Wij moeten beseffen wat er gaande is. Wij moeten de diepte gaan zien. 2. Het Morgengebed 1. In het morgengebed gaat Ahn de tent van God, zijn Moeder, binnen, en onderwerpt zich aan God's onderwijs. 2. Toch heeft hij het dan nog over een tegenstander. Hij wil dat God ingrijpt. 3. Hij zegt : Gij doet de rechtvaardige knielen. Gij doet hem terugkeren door een pin. 4. Hier zien we weer de pin in het vlees, wat een middel is om de mens tot God te doen terugkeren. 5. Het betekent ook een haak of een piercing, en een koudheid. Vandaar dat de kennis soms enorm afstandelijk kan doen, juist om de aandacht te trekken. 6. In het gebed in doodsgevaar is Ahn in gevangenschap van de vijand, of het andere deel van God, een andere onderdeel van de kennis. 7. Hier moet zijn ego door afsterven en hij moet ingewijd worden in deze duistere kennis die hij nog niet kent. Het gaat heel diep, want Ahn weent hier, en zegt dat God zijn wenen heeft gehoord, dus God is wel bij hem, maar de tegenstander is niet 405 9. In het klaaglied van Ahn was Ahn blijkbaar overvallen door de "vijand" in God's tent, en hij zegt dat hij nog steeds bij God is, maar hij vraagt dat "de vijand" hem niet zal wegslepen. 10. God kan zijn als een vijand, als een deel van God wat nog niet ontdekt is, waartoe de mens nog niet is ontwaakt. 11. Ahn zei altijd dat hij vanuit zichzelf niets kon zeggen, alleen als hij het de Moeder zag zeggen. In die zin werd Ahn's gebed verhoort. 12. Ezau moest zijn geboorte-recht opgeven voor het rode, het diepe, wat heenwijst naar het lijden. 13. Het gaat om de wording, het worden van een herschepping. Er moet een brug komen tussen twee werelden in de onderwereld. 14. De worsteling van Jakob met God weerspiegelt de oorlogsvoerder. We nemen dit als een metafoor van het toetsen. 15. Hier kwam hij die door het toetsen een wachter voor de mond heeft gekregen uit voort. 16. Er valt niet met de hedendaagse drama te leven. De natuurkennis is de uitweg. Wie gaat er mee ? En wie blijft er achter, en voor hoe lang ? 17. Het koninkrijk is geestelijk, maar wat betekent "geestelijk". Dit woord kan zo bedriegelijk zijn. Geestelijk betekent niet letterlijk, maar het

verborgene. Velen leven dus nog steeds in geestelijk materialisme. En al dat materialisme moet betaald worden, vandaar de geestelijke markt, iets wat Yeshua en Paulus hadden verboden. Beiden gaven de eeuwige prediking om niet. 18. Herodus was op een slooptocht, want een kind met een wachter voor de mond, dat zou echt niet kunnen. De wijzen uit het Oosten waren van het zoroastrisme, wat zich later tot de islam ontwikkelde, en zij waren welkom bij Yeshua en zij onderwezen zijn familie, en zij redden het leven van Yeshua door hen te waarschuwen voor Herodus. 19. Nog steeds draagt Yeshua de geschenken van mirre, wierook en goud in zich, wat hem eens het leven redde, en hem tot Egypte bracht, als een schuilplaats. Vandaar dat de Egyptologie bij Yeshua hoort en van levensbelang is. 20. Zonder de Egyptologie heeft Yeshua geen bestaansrecht. 21. Nee, het gaat niet zomaar weg. Dus wij gaan de diepte in. Mirre, wierook en goud. Mirre, de bloedeed van Mitra die ook Ezau deed, om af te sterven aan het ego, en dan wierook, de verdere zoroastrische geestelijkheid, en dan goud, de Egyptologie. Dat was het geschenk aan Yeshua. 22. Het is het verborgene, het duistere, het lege gebedsleven van de psalmen. 23. In deze woeste ledigheid, de oersituatie, sterft de mens aan zichzelf, als het mirre, de diepte van de geestelijke oorlogsvoering. 24. Zo had Yeshua een wachter voor de mond. Die wachter wil de kerk niet. Daarom hebben ze de wijsheid van deze culturen grotendeels verworpen. Het wordt genegeerd. Er wordt niet over gesproken. 25. De waarheid was nooit hun eerste interesse. Ze 406 maken mensen monddood. 26. Ga niet zomaar rechtstreeks en gemakzuchtig met het leven om, want het leven is potentieel gevaarlijk, als een wild rund. 27. Je kunt het alleen benaderen als een rundvechter, door de gebruikmaking van ironie. Ironie is voorzichtig, en houdt een zekere afstand. Ironie is een andere taal met andere leerregels. 28. Ironie is "fijne spot". Het maakt een karikatuur, zonder de daadwerkelijke oorlog aan te gaan. "Niet door kracht, noch door geweld, maar door ironie." 29. De mens is genoodzaakt zowel de bestaande taal als theologie te gebruiken om te communiceren, zoals de mens zijn bestaande lichaam nodig heeft om te kunnen leven. Daar moet de mens het mee doen, en zo er het beste van maken. 30. Natuurlijk is dit parelduiken. De mens moet het rode pad vinden hierin. Taal en theologie is dus heel ironisch, omdat de mens genoodzaakt is het te gebruiken, terwijl het hart eigenlijk veel meer wil zeggen, en dan in een hele andere taal, maar dan zou het niet overkomen. 31. De ironische literatuur is dus een noodzaak en een kunst, een strategie. Het leidt door de wildernis heen. De ironie is ook tegelijkertijd de beschermingswand. 32. De mens leeft in het orakel van ironie, om zo tot het oneindige, eeuwige bewustzijn te komen. 33. Een mens die over de Jabbok heengaat, kan zo de ironie leren. Juist in die ironie kan alles doorvertaald worden, herschapen. Zonder deze ironie is er geen schepping. 34. Het komt van het Sanskrite 'arana', afstandelijkheid, diepte, en aryan, rn, geboren in de

wildernis. Ook komt het van arohin, rn, wat berijden betekent. Ironie is als het berijden van een beest. Wij kunnen niet zomaar van alles wegrennen, want het gaat zich voortplanten en zal ons dan overweldigen. We moeten de beesten leren berijden. De Sanskrite rn wortel betekent ergens in afdalen en vervolgens oprijzen. 35. Deze ironie is dus een bepaalde gezonde afstandelijkheid wanneer er een wild rund is. Dit is dus ook de reden waarom de kennis afstandelijk is. 36. Het komt niet te dichtbij, en het onthuld niet teveel. nekbrekers psalm, of de psalm van de koppensnellers, als het begin van het onderwijs. Dit komt verder terug in vele Orionse teksten. In het Hebreeuws is Ahn hier in het land der klaagliederen aangekomen, in het zwerven door de leegte. Hij staat niet recht op zijn benen. Hij is zwak, en hij trilt. Hij is in een overgangsgebied. Hij is zoekende. Dit is fundamenteel voor het ontvangen van de hogere natuurkennis. Ook Job kwam in deze situatie terecht, en ook Paulus en Yeshua. Het is de Damascus-ervaring. De mens staat niet meer trots en pronkend op zijn voetstuk na deze ervaring. Alles wat Ahn wilde was onderwijs. 6. Zij spannen de boog, zij leggen hun pijl op de pees, om de oprechten in het duister te treffen. 3. De psalm van de koppensnellers 1. Vaak denken we dat de vijand met ons bezig is, terwijl het de kennis is. Zo was dat ook in Ahn's geval. De tegenstander kan zowel de vijand als God zijn. 2. De kennis moet zo wel zijn in gevecht met het ego. De kennis gebruikt deze strategie. 3. De mens heeft het niet herkend, en ging ermee op de loop en maakte er een markt van. 4. Ahn kwam tot de Eeuwige, het opperhoofd van de psalmenzingers. Hij keek naar haar op voor onderwijs in soberheid. Ahn kwam tot haar in de onderwereld. In het Aramees is zijn ziel om het leven gekomen. In de Orionse wortel was zijn nek gebroken, in de zin dat Zij hem meegenomen heeft nadat hij aan zijn ego was afgestorven. 5. Nadat de stijfkoppige nek van het ego is gebroken begint het leven pas echt. In het Orions is dit de 407 7. Het spannen van de boog is in het Hebreeuws het ombuigen en verharden, verdichten van hun macht om zo te vangen met hun netten. Dit is hoe het orakel werkt, waardoor de wildernis zich emaneert, dus van hogere tot lagere vormen projecteert, om zo alles te verdraaien en te verdichten, oftewel te materialiseren in de ironie. 8. Hierin kan het ego afsterven om zo opgenomen te worden door de boogschutters. Het is ironisch. 9. Er is een heilige vijandigheid van het toetsen. Zij stammen af van Ishmaël, die een vijand was van iedere man. De ironie begon al in het zoroastrisme, wat indologische wortels heeft, en dus helemaal terugleid tot de Orionse wortels. 10. Wij zijn in de materiële wereld omringd met ironie, als onderdeel van het geestelijke. Alleen in de duisternis, als ons ego met pijlen is doorboord, zal de boogschutter ons opnemen. 11. In de diepte is het het ontwaken, het komen tot het oneindige en eeuwige bewustzijn.

12. De emanatie, van het hogere tot het lagere, is het tegenovergestelde van de evolutie, van het lagere tot het hogere. Deze golven zijn overal om ons heen. Ze gaan op en neer, duwen weg en nemen op. Deze golven komen van Orion, en scheppen ons bestaan, alles in en rondom ons. De mens moet leren op deze golven mee te gaan. Als eerste moeten we deze golven leren herkennen, leren ervaren, in contact komen met deze golven. Wij moeten hiervoor de zee in. 13. Wij mogen leren varen op deze golven. Zo mogen we de pracht van de Orionse natuur ervaren. 14. God neemt hen die de prijs hebben betaald op van het slagveld, wat de betekenis is van het Hebreeuwse yesha, yasha. 15. Hen die de prijs hebben betaald door hard aan hun ego te sterven worden opgenomen. 16. In het Hebreeuws wordt daar de wortel "yesha" voor gebruikt, wat dus om de ware losprijs gaat : het hard sterven aan het ego. 17. In het Aramees zijn het hen die gekastijd zijn tot gehoorzaamheid (Syrisch Aramees), dus zij die de Damascus ervaring hebben ondergaan zoals Paulus. 18. Yesha is dus de Hebreeuwse vorm van het werk van de opname. 19. Ahn gebruikt dit woord, yasha, om het te vragen, want een gekastijde volharde is compleet geworden, en tot een einde gekomen (zijn ego), in het Hebreeuws, als rijp om geoogst te worden. 20. In het Aramees is dit ook een geboorte waarin het kind van de lichamelijke connectie met zijn moeder wordt losgetrokken (Palestijns, Galilees), ook in de zin dat "een volwassen geworden kind zijn moeder "verlaat" om zijn vrouw aan te hangen." Dit zijn verschillende archetypes van de kennis. 408 Ook is het in het Aramees het kreupel of verlamd geslagen zijn, wat ook weer terugkomt in de Jakob mythe die met de amazone streed. 21. Deze opname is in het Aramees voor hen die het bewijs gevonden hebben, wat de Aramese definitie is van "geloof", en wat verbonden is aan trouw en standvastigheid. 22. Here, wie mag verkeren en ingewijd worden in uw tabernakel ? Wie mag het interpreteren ? 23. Hij die wandelt met de tamiym, wat een andere vorm is van de thummim met dezelfde betekenis, wat 'volkomenheid' betekent en het geheel. De urim en de thummim zijn het orakel van de tentendienst, van de toetsstenen. 24. Yasha, het wortelwoord van Yesha, is dus in het Hebreeuws "de opname van het slagveld", de uitverkiezing van de gevallen strijders. Yeshua is dus in diepte een geheimenis van de opname, waarin de mens aan zijn ego en onwetendheid sterft en zo tot het hogere bewustzijn wordt genomen door de hemelse strijders, tot zijn hogere zelf. "Yeshua" is gewoon een Hebreeuws woord voor opname, wat in het Germaans valkyrie (Noordelijk) of walkure (Zuidelijk) is, wat de uitverkiezing (kyrie) van de gevallenen (val) betekent. 25. Het is dus in diepte een groep natuurvrouwen als een groep natuurprincipes die een baarmoeder vormen om de mens wedergeboren en wederopgevoed te doen worden in de bovenaardse natuur. De opname is een uitverkiezing. De uitverkiezing is een keuze die je zelf maakt, als een spiegeling. Alles om je heen kan slechts spiegelen. 26. Het is de wachter die de mond en zo ook het denken beschermd tegen het ego. 27. Het komt er op neer dat de yasha, de opname

van het slagveld, er is voor de onderdrukte, de arme, de lege, om hem te redden van de mond, van de valstrik van de mond, oftewel van het verbale ego. 28. Mijn schild is bij God, die de oprechten, yashar, van hart verlost, yasha. 29. Zij die voor 'yasha' (opname, uitverkiezing) in aanmerking willen komen, moeten yashar hebben, oprechtheid, rechtvaardigheid. 30. Yashar, zou dan in de amazone diepte de psalmen van de opname betekenen. 31. Yasha betekent in het Aramees het losgetrokken worden van de lichamelijke connectie met de moeder bij de geboorte, ook als een beeld van de man die zijn moeder "verlaat" om zijn vrouw aan te hangen, oftewel de diepte van zijn moeder ontdekt. 32. De man komt dus van de vleselijke, letterlijke "moeder" tot de geestelijke "moeder". 33. Dit is waar het vasten voor staat, want de moeder heeft geen zoon. 34. De zoon komt hier los van de aardse moeder, om zijn hemelse "moeder", zijn "vrouw" te ontmoeten. 35. Alleen zij die zichzelf hebben afgezonderd in de zin van persoonlijk contact hebben gezocht met de natuur, kunnen opgenomen worden. 36. De mens moet in de wederopvoeding op het pad gehouden worden, dus als de mens afwijkt naar links of rechts, dan moet de mens even onder stroom staan om op het pad terug te keren. 37. Alleen door hemelse stroom kan de mens op het pad blijven, alleen als de zintuigen van de mens open zijn en hij de geestelijke gaven heeft ontvangen. 409 38. Eeuwig is een metafoor van volkomen. Het ego moet volkomen afsterven. 39. De moeder staat haar kind af voor het onderwijs, zodat het kind ook zelf als een moeder kan worden, anders zou het kind de moeder kunnen vernietigen, dan zou het kind vastgroeien. 40. Juist waar dit niet gebeurt groeit de mens vast en gaat door deze verdichting over de vrouw heersen. 41. Het kindschap tot de valse god moet sterven. 42. De ijsdood is een belangrijke dood om het ego te laten afsterven. De ijsdood zondert de mens af, heiligt de mens. 43. Wij moeten afstand houden van het moeder-kind idee als het tijd is om de diepte in te gaan voor onderwijs. De moeder zal haar zoon overleveren aan een andere "vrouw". Natuurlijk is dit een ander deel van de moeder, een dieper deel. Maar zoals Yeshua en ook Ahn moet de mens op een plaats komen waar hij uitroept : Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ? De mens moet de brug over om contact te maken met een andere wereld. 44. De mens moet de dichtkunst leren kennen die gebruik maakt van zulke metaforen. 45. Het mes staat symbool voor de educatieve afscheiding. Alle afscheiding is slechts een metafoor voor onderscheidingsvermogen. 46. Alleen degene die deze ervaring heeft gehad weet ten diepste wat het is. 47. Alleen in het diepste ijs is doorgang. De winterdroom is gegeven door Hannah's melk. Samuël moet tot de aarde gaan, voor onderwijs. Samuël moet tot de wijsheid komen. Hij moet het letterlijke achter zich laten.

48. Het ego heeft geen waarheid, maar waarde. De leugen is het raadsel van de waarheid. Er is rangschikking nodig, zodat de mens zichzelf onderwijst. 49. De beesten van het ego verbergen ook een dieper ijs wat nodig is tot volkomen afsterving van het ego. Zo komt de mens tot het eeuwige ijs. Dit is een machtig medicijn. 50. Alles wordt doorvertaald tot diepere principes. Niets staat op zichzelf. 51. Het ijs-gebied loopt over in het duisternisgebied, tot verdere afsterving van de lagere aardse zintuigen die de mens verslaafd houden. 52. Hannah draagt Samuël over aan andere "natuurvrouwen" die symbool staan voor de verdere educatie, de verdere natuurprincipes. Samuël begrijpt dit niet, en worstelt hiermee, al toetsend. 53. De realiteit is dat het kind onderwezen moet worden door andere archetypes. De moeder staat nooit op haarzelf, maar is in samenwerking met haar andere dynamieken. Dit is de mechaniek van kennis. Een kind moet hieraan wennen, en zal eerst protesteren, omdat het de warme baarmoeder moet verlaten. Dit is een normale reactie. Het kind krijgt het koud, raakt in de war en zal het moeten toetsen wat er gebeurt. 54. Samuël moet zich erbij neerleggen dat het leven soms een andere weg gaat. Toch is dit weer de diepte van Hannah zelf. Hij ontmoet dus gewoon andere, diepere delen van de moeder. 55. Samuël wordt een vaste weg getoond, waar hij niet van kan afwijken. Het is de heilige onweerstaanbaarheid en onontkomelijkheid van de kennis. Hij moet volledig deelkrijgen aan de ervaring. Hij kan het nog niet vatten. Het begrijpen 410 heeft tijd nodig. Hij moet geduld leren. Voor zover het lijden is moet hij dat leren aanvaarden. De natuurkennis gaat niet buiten het lijden om. Hannah is al veel verder dan hem, omdat Hannah de spiegeling van zijn hogere zelf spiegelt. Er is dus een grote kloof tussen Hannah en hem. Die kan hij ook niet zo snel overbruggen. 56. Dit is dus weer de hemelse stroom die nodig is om het pad te blijven. Dit gaat heel diep, omdat het een lang pad is. Zoals het pad ingewikkeld is, is de hemelse stroom ook ingewikkeld. 57. Het gaat nooit verder dan het kan gaan. Alles is gebonden aan de strenge leerregels van de kennis. Dit zijn ijzeren leerregels die niet verbroken kunnen worden. Het stopt waar het moet stoppen. Het is een school. 58. Genade bestaat niet, omdat de mens tot persoonlijk loon moet komen. De mens kan het niet van een ander verwachten. 59. Alleen als het persoonlijke ego van de mens sterft, oftewel herzien wordt in betekenis. 60. Dit is dus geen daadwerkelijke strijd, maar een school. Valkyries zijn onderwijzeressen die hun leerlingen belonen en naar een volgende klas laten doorgaan, en de spijbelaars overslaan. 61. Er zijn harde regels op school, anders zou het tot drogbeelden worden. Er moet eerst gewerkt worden, en dan pas verdiend. Genade is een valstrik, een leugen, want zo zou het kind beloond worden terwijl er geen verandering is geweest, en zo zouden beroepen totaal verkeerd uitgevoerd worden, wat een groot gevaar voor de samenleving zou vormen. Vandaar dat de valkyries preventief bezig zijn. 62. En dan de oorlogen die ook maar niet weggaan. Dit is dus geen daadwerkelijke oorlog, maar een school waarin de student worstelt met het

onderwijs-materiaal en zo wordt ingewijd. 63. Dit is een volkomen proces. Het mag niet ergens halverwege stoppen. 64. De oorsprong van het geheimenis waarin Adam werd herschapen vanuit het vuil van de aarde ligt heel diep in de indologie omtrend het Ganesha geheimenis die ook geschapen werd vanuit het vuil der aarde. 65. Het wassen vindt alleen plaats in de diepte. 66. In de oertaal van de amazones is het wassen in de diepte, als een mengen en afscheiden, opdat er een zuiver mengsel ontstaat. 67. In de Egyptische liturgie heeft het de betekenis van gebed en gelofte. Soms moeten we de aarde in om ons juist te vervuilen, om het vuil te verwerken. Soms moeten we ons vermengen. Zo kan alles ook verduidelijkt worden. 68. Xenofobie, angst voor het vreemde, is het grootste probleem van deze tijd. Juist de xenofobie moet ook gewassen worden opdat de mens weer in aanraking komt met het "heilige vuil" van het paradijs, het vreemde. 69. Waar we te "schoon" zijn worden we even wat vuiler gemaakt. 70. Waarom verstoot Gij mij? Waarom ben ik vervuild, vanwege des vijands onderdrukking? 71. Nee, vanwege het mengen en wassen van de hemelse kennis. 72. In de stad in de lagere aardse gewesten, wordt de xenofobie als schoonheid aanbeden. 73. De xenofobie is de valse vreze des heeren. De 411 mens wil zo rein blijven van alles wat natuur is dat de mens zo overschoon wordt dat er een vals verblindend licht wordt verwekt, waarin de mens sterft aan het geestelijke en zo geheel verdicht wordt. 74. Het oervlees zit op de troon met een vals oog. 75. Hij zendt zijn fluisteraars uit, de vijf zusters van het oervlees. Zij gaan tot de steden om te fluisteren, te roddelen, te verleugenen. Zij verkopen vals, verblindend licht voor schijnschoonheid. 76. Deze vijf zusters voeren legers aan. Zij moeten het volk "wassen", oftewel bedriegen. Men is zo verzot op dit middel. Men drinkt het zelfs. Kinderen worden gedwongen het in te nemen. Dit volk is zwaar ziek. Hele families verdwijnen in het gulzige monster. 77. In de Egyptische religie stond Geb voor het uithuilen van het ego. Het ego moest dus uit het lichaam gehuild worden, als een natuurproces, want het ego zit heel vast in de mens. De mens moest daarom tot de verbrokenheid komen. 78. De zielen roepen tot de aarde om zich met het vuil van de aarde, met modder, te omhullen, om zich in holen en grotten te verschuilen. 79. In het Woord is alles gerangschikt, als een pad door de kennis. In het Woord is al het vuil verwerkt. De ibis hiervan een beeld, als het opengeslagen Woord, de eerste vleugel is de emanatie, en de tweede vleugel is de evolutie. 80. Zo gaat het Woord neerwaarts en opwaarts. Vogels kunnen alleen vliegen door hun vleugels naar beneden te duwen en omhoog te duwen, door emanatie en evolutie. 81. Zo moet de mens leren denken, leren vliegen met het Woord, en zo het Woord te worden en te

zijn. woord heen kunnen werken ? 82. Jakob's toets-worsteling leidde hem helemaal tot Egypte. Israël leefde in een hongersnood, en Egypte kwam Israël tegemoet, door Jakob's eigen zoon, zijn vrucht, Jozef, als de vrucht van het volhardend, eeuwige toetsen, het eeuwige Pniël. 83. Jakob stierf dan ook in Egypte, in het Nieuwe Rijk. 84. De diepte ervan is belangrijk. Egypte is de wortels van Israël, en van het Israëlitische Woord. Het is ook de moedertaal van het Israëlitisch. Israël was in de netten gekomen van het Woord van Egypte. 85. Egypte was als een visser van mensen, om de mens op te halen in een nog groter geheimenis. 86. Ook Israël zelf werd tot een visser van mensen. Dat is ook wat het Woord betekent in Egypte. 87. Het komt uit Orion, en was gezonden om het oervlees onschadelijk te maken en uit te werpen, uit het lichaam van de mens. Dit gaat niet direct, maar subtiel, niet aan de oppervlakte, maar in de diepte. De mens moest hiervoor diep de onderwereld in. 88. Ook de getuigen moeten dus hier aan hun ego sterven. 89. Zo worden ook zij door de valkyries opgenomen. Het gaat hier om de Egyptologische baarmoeder die daadwerkelijk vanuit Orion de mens tot wedergeboorte kan brengen. 90. De mens werd gemaakt tot letterslaaf. Zij moest het oervlees aanbidden, het valse woord. 91. Het Woord heeft ons niet in de steek gelaten. Het Woord werkte dwars door alles heen. Het Woord is machtig. Zou het dan niet door het valse 412 92. Het Woord is allesdoordringend. Niets blijft er voor het Woord verborgen. Jezus werd ook het Woord genoemd. De Orionse bizonvliegen 93. Er is een aankondiger van de dood (van het ego), en van ballingschap, zoals de profeten dit waren. De metafoor hiervan is de bizonvlieg, een Orionse vliegensoort. 94. In de diepte van elke nachtmerrie ligt een medicijn. Moeilijke situaties zijn onze orakels, cryptogrammen van het bovennatuurlijke leven. 95. We mogen de diepte ingaan. Als de druk op ons verdubbelt, dan is dat voor onze eigen bevrijding van de valse kerk en het valse woord. 96. Het is ter verdieping, en de hemelse kennis komt ons tegemoet als we in het toetsen ons tegen alles wat op ons afkomt heilig verzetten. Dit is het begin van het geestelijke sieraad. 97. Ezau is de wildernismens, de leegte. Het volk zou geleid worden tot de leegte in de wildernis, tot de leerregels van Ezau, de leerregels van de leegte, opdat ze aan hun ego zouden afsterven. 98. Ze zouden geleid worden tot het beloofde land. Shu is de hemelvaart in het Egyptisch, verbonden aan Seshu, de hemelse literatuur. S’shui is ook een woord voor de leegte. De leegte is in het Egyptisch verbonden aan het tot een einde brengen. 99. In Egypte was er het idee dat de leegte de ware kennis bracht, en het Woord. In de leegte valt de mens in slaap, in de sha, het zand, in de diepte van de woestijn waar alles de leegte ingaat. In de Egyptologie wordt dit ook het bed van Osiris, Aser, genoemd (Suri, Orions).

100. Het is het zand wat een splitsende kracht is, wat alles verdeeld tot hele kleine korreltjes. Niets kan nog groot blijven, en dan komt alles tot leegte. Sha, sai is leegmaken, splitsen, en scheppen. Ook Ga is een Egyptisch woord voor leegte, als een blokkade, waarvan de verdrinking een metafoor is in de Egyptologie (ga, g). 101. In de leegte komt niets gemakkelijk. De Israëlieten in de woestijn leden honger. Ze moesten alles verdienen. 102. Ik kom tot het Woord, Ik wil diepte, Ik kom tot het orakel van alle situaties waarin ik leef, En het orakel van mijn verleden, Hierin ligt het shamanistische medicijn opgeborgen, Geef mij kennis en inzicht hierover. 103. In het Egyptisch is de verdrinking het komen tot de hemelse papyrus, tot de ibis van het Woord, de logos. Zo kom je in de natuur. 104. De mens wordt zelf tot een ibis om in de diepere lagen van de hemel door te dringen, daar waar de havik van het oervlees niet kan komen. 105. De havik van het oervlees wordt verdreven uit de hemel wanneer de mens ontwaakt tot de diepere lagen van de hemel. De haviksmuur 106. De havik van het oervlees valt uit de hemelen, en zal zo als een bezetene hen achtervolgen die nog niet tot de diepere lagen van de hemel zijn doorgedrongen. 107. De havik van het oervlees zal grijpen wat hij nog kan krijgen. Dat is voor hem alles wat er is. De 413 haviksgeest van het oervlees staat voor het valse woord, het woord van de stad, van de verdichte, verletterlijkte materie, waardoor de mens gebonden blijft aan de stad. 108. De haviksgeest van het oervlees is het geloof in de onfeilbaarheid van menselijke overleveringen en tradities. 109. De haviksgeest van het oervlees houdt de mens in deze geestesziekte. 110. Al het materiële geloven zij, en hebben hun vooroordelen en definities van alles wat ze denken te zien, terwijl ze in gevangenschap van de haviksgeest van het oervlees leven. Alles wordt hen voorgekauwd. Ze leven in een vals visioen, een hallucinatie. Het is een zware drug. 111. De hemelse kennis komt de mens die door de haviksmuur heenbrak tegemoet. Ahn is in de woestijn van Juda, op zoek naar een nieuw leven. De woestijn is de brug tot de lucht, de hemel, de leegte. 112. Hij sprak : "Zij wie mijn leven zoeken te verwoesten, zullen zinken in de diepten der aarde." 113. Hij zocht naar het hemelse water ver buiten de stad en zijn familie. Hij had alles achter zich gelaten. Hij zocht naar de opname. De Here zou de tenten van Juda allereerst opnemen (yasha), opdat de trots van het huis van Ahn en van de inwoners van zijn woonplaats zich niet zou verheffen tegen Juda. 114. Ahn kwam tot het geheim waartoe de volkeren geen ingang hadden. De havikken botsten tegen de muren van dit geheim aan. 115. Als we zijn "verdronken" in de stad, en dan door de woestijn worden opgenomen, dan komen we tot de hemel van de verdronkenen, de wortel van

Hosea. 116. Het is een lied, een spreuk (hesi) tegen de ziedende machten van het water. Zo krijgt de ziel toegang tot de hemelse melk. 117. Door haar touw trekt zij zielen uit het water. 118. Als kind had ik 's nachts ook zulke ervaringen en zag dan een lang touw in de verte tot mij komen. Alles om me heen begon dan ook langwerpig te worden. Ik ben me ervan bewust dat ik als kindzijnde al door zulke haviksmuren heenbrak, om opgenomen te worden door de natuur. 119. Ahn kwam in de onderwereld. Diep in de woestijn is de oermoeder, waartoe Hosea komt. 120. Het is de hemel van de verdronkenen. Het was slechts een beeld van het "gemengde huwelijk". 121. Hier zag Ahn in een visioen de hemelse tent, en hij zag de "stevigheid" als een rivier. 122. Als Ahn dan zijn handen in de lucht doet, dan is dat een beeld van het nomadische leven, van de tocht door de onderwereld, door de stevige, brede heupen van de hemelse moeder, over de rivier. 123. Dan ziet Ahn de voorbode van haar schoot of borsten, als een beeld van de tijdelijkheid. 124. Alleen als de mens het doorvertaald tot de diepte ervan zal de mens tot het paradijs kunnen terugkeren. Er is dus nog veel te doen voor de mens. De mens blijft op het moment nog steken in deze cryptogrammen. 4. De Wijnstok van Jeremia 1. De mens gaat de Jabbok-rivier over door de afzondering en de onthechting. Er zijn een heleboel dingen om van te onthechten, en het leven zelf helpt de mens daar ook in, want als de mens zich teveel ergens aan hecht, dan zal het vanzelf weggenomen worden. Hechten werkt averechts. 2. Dieper in de wildernis in het Westen van Orion is er dan nog de Jordaan rivier, wat neerdaling betekent in het Hebreeuws, als het afdalen tot de onderwereld. Zo komt men dieper in de wildernis. 3. De Jordaan staat voor het shamanisme. Het shamanisme, het afdalen in de onderwereld, is een verdiepingsproces, wat ontstaat in het toetsen. Hierin wordt de oorlogs-metaforiek gebruikt. 4. In de oorlog van het diepte-toetsen sterft het ego en wordt tot verbrokenheid geleid opdat de ziel gevoeligheid herwint. Dit resulteert in klaagliederen, als tekenen van die verbrokenheid. Als de verbrokenheid niet diep genoeg is doorgewerkt, de toets niet volledig was, dan zal dat zich uiten in allerlei valse en overmoedige blijdschap. Vandaar dat het boek van Amos gaat over het klaaglied. 5. Amos waarschuwt tegen de valse gerustheid : Wee de zorgelozen. 6. Laat Israël zeggen: De opvoeding des Heeren (checed) is tot in eeuwigheid. 7. Er mag een balans komen tussen wedergeboorte en wederopvoeding. De opvoeding is overal om ons heen in de lucht. De genade verblindt het. 8. Het bedevaartslied zegt : Ik hef mijn ogen op naar 414

de hemelse opvoeding vanwaar ik zal veranderen. 9. Er is goed en slecht "pronken". Pronken is vertoon, met een bepaalde boodschap, wat ook in de dierenwereld gebeurt, in de taal van patronen en tekens. Het brengt detail, legt ergens accent op, om een bepaalde verbinding te maken. 10. In de lagere aardse stadse gewesten gaat het vaak om uiterlijk vertoon in bepaalde tradities, maar in de wildernis gaat het om het offer, om de ontmaskering van het ego. 11. Yeshua betekent opname van het strijdveld, als de gevallene op het strijdveld die aan zijn ego gestorven is. 12. Shua is ook de zesde zoon van Abraham, die hij kreeg met Ketura, nadat Sara stierf. Het was de jongste zoon van Ketura. Uit hem voort kwam de stam van de Shuhieten. Bildad, één van Job's vrienden, was een Shuhiet. Shua betekent vernedering, zinken, verdrinken, depressie, sloot. Yah-shua betekent dus ook "de verdronkenen die opgenomen zijn", waarvan de Orionse vissersgodinnen een beeld zijn die de "verdronkenen aan hun ego" opvissen uit de wateren van de onderwereld. 13. Yeshua is dus niet zomaar een wachtwoord, maar in de diepte een proces van het verdrinken van het ego, waardoor de geheiligde ziel uit het water getrokken wordt, wat de Orionse mythologie achter de valkyries is. 14. We noemen dit in de hemelse kennis de Jeremia ervaring. Hij maakte duidelijk dat God hem "misleid" heeft, "bedrogen", "verleid". Dan zegt Jeremia dat God te sterk was en hem heeft overmocht. Jeremia kon geen kant meer op, en dat gebeurt als het ego verdrinkt en de vis in het net terecht komt, als een beschrijving van de opname. 415 15. Jeremia verzette zich hiertegen, maar zonder resultaat. Een ontwaking valt niet tegen te houden. Het is een natuurverschijnsel. "Als God ons roept" als ons ego is verdronken, dan kan het niet gestopt worden. 16. Daarna vervloekt Jeremia de dag waarop hij geboren is; de dag waarop zijn moeder hem baarde. Die dag zij niet gezegend. 17. Jeremia was zwaar depressief, oftewel afgezonderd van de stad. Hij telde zijn vlees niet. Hij was apart gezet, en vervloekte het lagere aardse leven, zijn lagere aardse zelf. Hij vroeg God zijn ego te verdoemen. 18. In het Aramees vervloekt hij zijn opvoeding. Ook vervloekt hij het daglicht. Het is niet eens zo zeer dat hij de dag waarop hij geboren werd vervloekte in het Aramees en Hebreeuws, maar zelfs zijn hele leven. Ook heeft hij het in het Aramees over zijn leven in de stad, wat hij vervloekt. 19. Jeremia betekent "uitverkoren door het vallen (van het ego)", als de Hebreeuwse uitverkiezing, wat hetzelfde is als de Valkyrische Germaanse uitverkiezing. De opname in het Hebreeuws is als een offer. Jeremia wordt de wenende en klagende profeet genoemd, en hij schreef zijn klaagliederen op. 20. Dit is ook wat de rm-wortel betekent in het Egyptisch : wenen, klagen. R’m betekent ook tranen, en vis. R’m is het menselijke ras. R’m is één van de vormen van Ra, als de wener, de klager. R’m is de Egyptische vissershemel, en betekent ook de opname, tot een hoger niveau komen. 21. Ra-r’m is de Egyptische waterhemel. Het water kwam voort uit zweet. In het Grieks komt de rema als het gesproken, profetische, woord, van rheo, uitgieten. Yeshua sprak dat de mens niet alleen van

brood moest leven, maar ook van rhema, r’m, als het woord van God, yah-rhema, oftewel Jeremia. 22. Paulus noemt "rhema" als de brenger van het horen. 23. In de Damascus ervaring van Paulus kwam hij tot het bloed-orakel, oftewel van het ontvangen van het profetische woord door het doodbloeden van het ego. 24. Dit zijn de voorhangsels van de tent om de mens te testen wanneer hij tot de kennis komt. De offerdienst is een metafoor van de opname, waarin het ego moet doodbloeden. 25. Het zijn duistere gezegdes, en de mens moet er mee klaarkomen. Als de mens "opgenomen" moet worden, dan betekent dit allereerst de opname tot een diepere betekenis van deze dingen. 26. Ra ging in zijn kano over de wateren van de onderwereld, door de baarmoeder van zijn moeder, en veranderde op een bepaald punt in R’m, de klager, de wener, de visser. 27. Hij zag alles tot lagere vormen komen, en hij weende en klaagde daarover, en werd R’m. Juist dit zou het geheim van zijn opname worden. 28. Dit is een heel diep proces, en gaat eigenlijk alleen maar dieper. Hij moest nu ook de lagere vormen van zijn ego verslinden, om daarin diepte te vinden. Dit is een exegetisch proces (exegese = schriftuitleg). 29. Allereerst moet de mens het lijden leren aanvaarden, en geduld oefenen, wachten op rhema, het profetische woord, wachten op yah-rhema, Jeremia. 30. De mens mag de natuur niet forceren. Eerst moet de mens de diepte in. Eerst moet de mens zien 416 hoe alles tot lagere vormen gaat. De mens wordt in de diepte gezogen, en er is niet veel wat een mens kan doen. 31. Ook Jeremia kon dit niet tegenhouden. Hij moest leren leven met spot en smaad vanwege de boodschap die hij bracht. Het brandde als een vuur in hem. Er moest brandstof zijn, dus vandaar dat Jeremia tot de lagere vormen moest komen, om daardoor omsingeld te worden, contact mee te hebben. Hij hield er niet van, maar het moest, anders zou hij geen brandstof hebben voor zijn vuur. 32. Jeremia moest de emanatie onder ogen komen. Hij vereenzelvigde zich er niet mee, maar hij gebruikte het wel. Jeremia moest het vuur brengen. 33. Het betekent vergaderen, samenvoegen, als de samenvoeger van het lichaam van Aser. Dit is dan ook wat de exegese doet, namelijk tot de diepte en etymologie (wortelkunde) van de teksten gaan, en zo de verbindingen zien met andere teksten en culturen, waardoor syncretisme ontstaat. 34. Het is verbonden aan het afdalen in de onderwereld. Juist in de betekenis van ladder, trap, afdalen en opkomen, is dit het emanatie proces, van hogere tot lagere vormen komen, om verbinding te maken, om zo ook weer te komen tot verdere evolutie, van laag tot hoog. 35. Er is in die zin geen smetvrees, maar het gaat gewoon de diepte in van alles. Dat is ook wat de definitie van de natuur is, als diepte. De natuur is de tedere, diepere wortel van alle dingen, dat wat verborgen wordt gehouden. 36. De dageraad trok de boot van Ra voort door de onderwereld. Dit is de taal van de wildernis. Het is een tocht door het alfabet, en het alfabet spaart de mens niet. Elke letter heeft een functie. De taal heeft veel macht en kan het volk in een gevangenschap houden. De taal beslist de betekenissen. Vandaar dat

het Jeremia geheimenis een groot geheimenis is, en heel diep gaat. 37. Op de Jakobsladder gingen de getuigen zowel op als neer, wat ook weer een beeld is van het emaneren en evolueren. 38. Ook Yeshua moest emaneren en tot het visnet komen, tot het klagen, en zo ook de getuigen die afdaalden tot de aarde. 39. Rebekka, Buk of Abuk, is de eerste vrouw in zekere Afrikaanse mythologie, als de "Eva", en tegelijkertijd de godin. Zij is een riviergodin van de vruchtbaarheid, die de regen heeft voortgebracht. Zij is de bron van het leven, net zoals Eva de "moeder der levenden" is. 40. Zij leeft in de tuinen en in de natuur. Maar de natuur betekent diepte, en de mens moet niet zomaar de natuur in, maar komen tot de woeste wildernis. 41. Als de mens zonder vlekken en kleerscheuren door de wildernis wil gaan, dan kan de mens beter thuisblijven. De mens moet afdalen in de onderwereld, en niet te keurig, correct en compleet zijn, want vaak is dat voor de markt. De natuur kennen zij niet. Zij hebben een stadse natuur gemaakt, en zijn nog steeds ommuurd. 42. De mens moet dus afdalen in de wildernis van de onderwereld, tot het vaagheids-principe, het principe van het halve, waardoor de mens kan groeien. Als alles te vast en duidelijk wordt, dan sterft het inzicht van de mens af. Dat is de natuur van het ego. 43. Rebekka gaat hier dus tegenin. Alleen zo kan er een nieuwe taal komen. Zij emaneert, en rent zo de stad in, om het ego te doden. 44. Zij communiceert door dromen en verkiest zo hen die daadwerkelijk zijn afgedaald. Hierom moet 417 Jeremiah de put in, en hierom moest Jakob tot Ezau komen, zijn wildernis deel. 45. Vuile bloemen groeien langs de kant van de grote rivier, Met vuile gezichten staren ze ons aan, Bedekt met modder 46. Zij zijn één met de natuur, Zo is het altijd geweest 47. De brug over de rivier komt nooit aan, maar leidt ergens anders heen, In het midden heerst altijd de mist, Deze twee landen kennen elkaar niet, De brug heeft hen nooit de waarheid over elkaar verteld 48. En vuile bloemen groeien aan de waterkant, Met hun vuile gezichten kan het hen niet schelen, Ze bewaken het geheimenis, In de rivier verdwijnt alle tijd 49. De Afrikaanse moedergodin Buk komt als Rebekkah in het Judaïsme. Ezau moest van het kommetje bloed drinken als een beeld dat hij diep genoeg was geëmaneerd opdat zijn ego zou sterven, als het komen tot het morgenrood. Hij kwam van een diepe tocht door de wildernis. Het is een beeld van de Jeremiaanse put. Als het niet diep genoeg gaat, dan komen wij nooit aan. We spreken dus over de wijnstok van Jeremia die terugleid tot de baarmoeder van Buk, van Rebekkah. 50. Jeremia kwam in een strijd, een strijd met de taal van de afgoden van het directe, het letterlijke. Zij hebben hun eigen, valse, diepte. Hij raakte in gevecht met het lagere Orion. 51. Er zijn roeiers op de wateren van Aser (Suri, Orions). Aser geeft ordes. De nema is het op en neer gaan van het water van Aser, als aser-nema, of surinema. Nema is ook de roep van de overwinning

(nema, nhm). In de Afrikaanse mythologie is Nema, of Nyami, Name, een riviergodin die water in bloed verandert, wat ook een teken is van het sterven van het ego. Dit is dus in diepte waar Suri-Name voor staat, wat ook weer terugkomt in het boek Openbaring en het wonder te Kana. Veel van de Afrikaanse hemelen zijn overgewaaid naar Suriname. 52. Orion draagt de rode kroon van Noord-Egypte, wat in het Egyptisch de kroon van mirre is, van de woestijn, en de kroon van de klaagliederen. 53. De rode kroon is de wortel van het Jeremia geheimenis, de kroon van mirre. Yeshua ontving deze kroon van mirre van de drie zoroastrische wijzen. Ook Jeremia droeg deze kroon, deze rode band, om zijn hoofd al veel eerder. Dit was het Woord wat om zijn denken was aangebracht. 54. Toen Ezau tot het rode kwam verloor hij zijn eerstegeboorterecht, waardoor hij al snel tot klagen kwam. Water verandert in bloed, als een teken dat het ego sterft. In het boek van Jozua is het rode touw een beeld van de opname, om zo te komen tot de diepte. Dit zijn allemaal beelden van de rode kroon van Noord-Egypte. 55. Het heeft te maken met de opmetingen van de tent. Het klaaglied is de meetlat van het Woord. Dit is de rode kennis. 56. De mens moet komen tot de rode kennis, anders zal de mens altijd een gevangene blijven van de leugenaars. De wereld is in handen van leugenaars, de wachters tussen stad en wildernis. 57. De mens is ergens vastgegroeid. De mens kan niet meer dromen. Al hun dromen zijn verkocht en verdraaid. Al hun dromen zijn geroofd. Maar het rode zal terugkomen om toe te slaan. 58. Het rode zal de wereld gaan overweldigen. De 418 mens heeft een meetsnoer nodig. Alles moet doorgemeten worden, gerangschikt. Nu ligt alles door elkaar. 59. Iedereen wordt opgemeten in de stad. Ze meten je geheel door. Wat je doet, wie je moet zijn, hoe ver je afwijkt van de norm, zij weten er alles van. 60. De geldzuchtigen werken samen met de leugenaars. Het rode kennen ze niet, en willen ze niet kennen. Zij hebben het rode altijd vervolgd. Zij vrezen het rode. 61. Adam kwam tot het klaaglied, en sindsdien waren er altijd klaagliederen. Zij tonen hun diepte. Het is het rode pad, het pad van de moeder aarde, dwars door de wildernis heen. 62. Eva of Buk in de Afrikaanse mythologie vist, en neemt haar netten op. Zij is de godin van de rivier, een groot geheimenis. Zij is een lokker, een verleider, niet van de stad, niet voor de stad, maar van en voor de wildernis kennis. Zij staat klaar om in te wijden. Zij brengt rode banden om hun hoofden, om hun denken, om het Woord op te meten. Zij meet alles op. Zij meet het leven, want zij is de moeder van het leven. 63. Zij leidt hen tot het geheimenis van de rode kroon, een Jeremiaans geheimenis, in de diepe grotten van Egypte, in de onderwereld, in Orion. Velen grijpen naar de kroon en vagen weg. Velen springen op de rode troon en worden niet meer gevonden. Zoveel illusies zorgen ervoor dat mensen er langsheen glijden. Alleen het Woord is een zeker pad. Niet het Woord van de stad, maar het Woord in de diepte van het hart. 64. Er is maar één weg uit, en dat is "dieper". Ahn heeft net als Osiris de rode kroon, net als Jeremia. Zij brengen de klaagliederen als een vast pad door het lijden. De prachtige klaagliederen als het hoogtepunt van de taalkunst, waar alle kennis in

opgeborgen is. Het is iets van de natuur. Waarom klagen wij, waarom emaneren wij ? Waarom gaan wij telkens weer van hoog naar laag, dieper en dieper ? Om zo ook weer hoger en hoger te komen, om zo te leren draaien, te leren cirkelen en te komen tot de verloren cirkels. Het sieraad bestaat uit vele schakels. Het is de rode natuur. Ezau kwam niet voor niets tot het rode, en heeft er niet voor niets van gedronken. Zo kwam ook hij tot de Jakob's ladder. 65. Leer mij naar uw wil te handelen, Ik zal dan in uw waarheid wandelen, Niet alleen van de wijnstok te leren, Maar ook de wijnstok te zijn. Ik ben de ware wijnstok. een andere taal. 5. De mens krijgt zo het zicht van een vogel. Dit is ook het ijszicht, alles van een afstand bekijken. 6. Zo emaneert en evolueert alles, van laag tot laag, van cultuur tot cultuur, en betekenissen veranderen, worden verborgen of geopenbaart. Dit golvende proces van de Jakobsladder, van op en neer, is als het geestelijk leren ademen. 7. De troon is een beeld van het verborgene, het onbekende. De witte troon manifesteert zich in het boek Openbaring als een beeld van de hemelvaart, de afzondering. De rode kroon manifesteert zich als het tot bloed worden van de wateren, als het avondrood wat de duisternis aankondigt. 5. Honger naar het rode 1. De ergste vijand van de leugenaar is niet het kwaad, maar zijn ergste vijand is kennis. 2. De kennis zou hem ook van zijn troon kunnen stoten, en daarom doet hij niets anders dan de kennis te bestrijden. 3. Alleen door afzondering kan men de diepte ingaan en onderscheiden. Dit gaat door de rode kroon, de klaagliederen, de mirre, en dit brengt uiteindelijk een diepere vertaling met zich mee. 4. De mens moet zich diep genoeg afzonderen om te kunnen toetsen. De mens moet eerst loskomen van alles en onthechten, net als vogels die de leegte ingaan, en dan hun vleugels op en neer bewegen. De mens komt namelijk dan in de golven terecht, en bemerkt ook de gevangenschap, maar daar mag de mens in het hart afstand van doen. Zo leert de mens 419 8. Toen de leugenaars de rode kroon hadden gestolen werd de mensheid gedwongen van hun giftige wijn te drinken, waardoor de mensheid onder een zware bedwelming kwam, maar de onrechtvaardigen uiteindelijk zelf bedwelmd worden door die wijn. Zo zal er ook een nieuwe wijn geschonken worden van de ware wijnstok, want daartoe is het lijden der heiligen gekomen, om de heiligen af te zonderen. 9. Er zal iets in het hart van de onrechtvaardigen gebeuren. 10. Dit houdt in dat wat ze verborgen hebben gehouden al die tijd, moeten ze prijsgeven. 11. De rode kroon is de kroon van het morgenrood, als de val van het ego. Ook Ahn had net als Ezau honger naar het rode. 12. Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien, Zij hebben mij teveel gestoken, Zij hebben mij teveel gebroken.

Alles deed pijn, maar van het lijden zingt zij, als van zoete dromen. Wij hebben het morgenrood bereikt, Het spreekt nu tot ons, 13. Als het rode zicht. Alles gaat in cirkels hier, Het leven houdt op en gaat dan door, De narcis houdt de schepen af van het geheim, Alleen het morgenrood zal het zien, De eeuwige nacht van ijs, De leugen overvloeiende in de waarheid, Totdat het rode ontwaakt. 14. Er zal ook een ochtend wezen in de duisternis, een ontwakend besef, het overspoelende morgenrood. 15. Dit ontving Jeremia ook. Het rode was uitgezonden om zijn ego te doden. 16. Eva leidde Adam tot de klaagliederen, de diepte. Adam kwam zo tot de rode kroon, als een bittere vrucht. 17. Efeze is Eva-Sa, oftewel de kennis (sa, Egyptisch) van Eva. Wij moeten goed door het boek van Efeze heenkijken en goed luisteren, om zo de roep van Eva te horen. Efeze, Eva-Sa is in de amazone taal het Woord van Eva. 18. Efeze was gesticht door amazones. Paulus biedt dan het klaaglied van Yeshua aan. 19. Eva bood de hemelse kennis aan, de sa, als Evasa, Efeze, de amazone nederzetting. 20. Deze kennis gaat over de geestelijke 420 wapenrusting, de oorlogs-strategie, wat een beeld is van de vertaling, de wijsheid, het gaan tot de wortels. 21. Eva onderwijst Adam hier dus. Zodra het over het bloed van Yeshua gaat, gaat het in de diepte over de klaagliederen. 22. De rode kroon kan wel voor zichzelf zorgen en heeft zichzelf weggelegd voor hen die de prijs willen betalen. 23. Het is geen kroon van directe, openbare macht, maar juist van de verborgenheid en de diepte, van leegte. 24. Het is de dwaasheid van het lijden, wat door de stad bespot wordt. Het is een rode band om het denken. Hierdoor sterft het ego af. De mens verliest juist het valse koningschap door deze kroon. 25. Yeshua moest het vlees van de hele wereld dragen, van het ego dus. Yeshua werd ermee bekleed. Uiteindelijk werd dit vlees dus wel gedood. Het werd verbrand in de onderwereld. Gehenna was een vuilverbranders plaats. 26. Zij die dus in de letterlijke eeuwige hel geloven zijn mensen die hun vuil niet kwijtwillen. Het vuil wordt door hen gewoon opgeslagen. Body builders zijn hier een beeld van. Zij zijn onder dezelfde geest, zij het in een andere vorm of parallel. 27. Vetgieters, vuilgieters en spiergieters staan allemaal op één lijn. Vooral als dit product wordt aangeboden door oude mannen met stropdassen, dan weet je precies hoe laat het is. 28. Hebreeën beschrijft dan de weg van het zoonschap tot het hogepriesterschap, waarin het offeren een beeld is van het ingaan in de diepte van God, niet als een moeder, maar als vrouw. 29. De mens moet het duistere gat in om alles los te laten, om te komen tot de geestelijke betekenis. De mens die de vrouw binnengaat is een beeld van het

ingaan in de sabbath, de rust. 30. Dit hogepriesterschap is dus ysh, het aan jezelf sterven op het strijdveld om opgenomen te worden. Het strijdveld is het verdiepen en het vertalen. Dit is de ware betekenis van het binnengaan van een vrouw, als het gaan in de hemelse kennis. Deze gehoorzaamheid wordt alleen geleerd door het lijden. Het lichaam is een tent. Als een mens de vrouw binnengaat gaat de mens de tent in. 31. Er moet een balans zijn tussen het sterven van het individuele ego en het sterven van het collectieve ego. 32. De geestelijke oorlog is ook gewoon tentendienst. Er is nooit een directe oorlog, en ook nooit directe communicatie. Het gaat via de tentendienst. 33. Dat God geen kinderen heeft, is het geheimenis van de verstoting, waartoe een man moet komen van zijn moeder tot zijn vrouw, die in wezen gewoon een bijmoeder is. Zij maakt het lichaam van de man als een tweede moeder. Ruben kwam tot Bilha 34. Ruben kwam tot Bilha's tent, als haar tweede minnaar, maar tegen betaling van zijn eerstgeboorterecht, waardoor het een zelfde situatie werd als van Jakob en Ezau. 35. Ruben ging tot Bilha in om aan zijn ego te sterven, zoals Ezau het rode nam om aan zijn ego te sterven. 36. Bilha betekent "plotselinge dood" in de hebreeuwse wortel, bahal. In de Rabbijnse literatuur verhuisde Jakob na de dood van Rachel naar de tent van Bilha. 37. Jakob is haar dienstknecht. De oorspronkelijke status van Bilha is een amazone. 43. Gad betekent het komen tot het bloed van de vijandelijke prooi. 44. Dan was een zoon van Bilha en Jakob. 45. Oan is een Orionse liturgische benaming voor het paradijs. Oannes was een Mesopotamische vissersgodin, wat in het Nieuwe Testament voorkomt als Ioannes, Johannes is de Orionse OanSa, de kennis van Oan. 46. De geroepenen zijn de gevallenen, zij die aan hun ego zijn gestorven, door een geweldadige ontmoeting, zeer plotseling en onverwachts, wat ook de betekenis is van Bilha. 47. Bilha is de plotselinge en overwachtse, geweldadige dood van het ego. Het ego zag dit niet 421 38. Zebulon was een stam in het Noorden die een haven toegewezen kreeg, Akko, voor het visserswerk, wat een beeld is van de opname. 39. Jozef was degene die het volk inwijdde in de Egyptologie. De stam Efraim is het centrale thema in het boek van Hosea als het naakte wildernis-volk, wat een beeld is van ontmaskering en openbaring. Efraim was een beeld van de uitheemse vrouw van Hosea waar hij voortdurend mee in gevecht lag, vanwege de taalbarriere. 40. Dan is de stam van Simson, die zijn geheim en zo ook zijn leven verkocht aan de vrouw die hem hiertoe verleidde, in ruil voor gemeenschap. 41. Dit is ook parallel lopend aan het Adam en Eva verhaal, aan het Jakob en Ezau verhaal, en aan het Ruben en Bilha verhaal. Het is een allegorie van het sterven van het ego. 42. De stam van Aser is de stam van de profetes Hanna. Zij was altijd in de tenten, en dat is ook wat haar naam betekent : het wonen in tenten, chanah.

aankomen, en wordt er totaal door overweldigt. dromen weer te verdiepen, en te komen tot zuiver geheugen, tot oorspronkelijk geheugen. 48. Zij zijn de vervuilden, de afgedaalden. De Nesu (ns) was de koning van Zuid-Egypte, en een algemeen woord voor koning, wat dus nasiy (ns) werd in het Hebreeuws. De Egyptische nesu in het Zuiden van Egypte droeg de witte kroon (stn) van afzondering, van het afdalen en opkomen, wat dus een shamanistische taak inhield. 49. Het is het gaan in de diepte en zo opgenomen te worden, opkomen, als het werk van de shamaan. 50. In het hoofd was de Reden en de Reden was bij God en de Reden was God. 51. Het mag dus niet buiten de mens omgaan. Het is iets persoonlijks. 52. Alle bezittingen zijn door de Reden geworden. 53. Er is dus geen bestaan buiten de Reden om. 54. Hierin was leven en het leven was het verstaan van het orakel van de mensen. 55. Hierin was leven en het leven was het verstaan van het orakel van het innerlijk, van de persoonlijkheid. 56. Het paradijs ontstaat dus wanneer een mens in contact komt met Reden. 57. Zo komt de mens tot Oan, als een liturgisch woord voor paradijs. 58. Oan is de paradijselijke slaap. 59. Witi is de paradijselijke vergetelheid. 60. Als men in Oan is gekomen, in slaap is gevallen, dan sterft het ego verder af, terwijl Witi nog diepere slaap kan brengen in de vergetelheid, om zo ook de 422 61. Ook Witi is een gebied van de Oan. 62. Weer gaat het hier om de opname door de ondername, oftewel door het nachtgesprek. De mens moet de nacht ingaan om tot de verlichting te komen, wat dus puur een verdieping is. 63. Dan wordt er weer door Johannes de Doper op Yeshua gewezen, in de zin dat de mens alleen door de slaap kan komen tot de opname. 64. De Reden stoort zich niet aan menselijke barrieres, en komt terug tot de uitheemse moeder om van haar borst te drinken. 65. Geloof hoeft niet na te denken, geloof hoeft niet moreel te zijn, en geloof hoeft niets te testen. Geloof is de roekeloosheid van de zondaar. 66. Geloof zorgt ervoor dat je altijd gelijk hebt. Het is een amulet wat bijna elke leugenaar heeft. Op een hele wonderbaarlijke manier geeft het hun altijd gelijk in elk gesprek, en hebben ze altijd de ondersteuning en goedkeuring van hun afgod. 67. Het laat zien hoe ver ijdelheid kan gaan, want dat is in principe wat geloof is : het bedrog van de ijdelheid. Geloof liegt dus en bedriegt, allemaal voor het lagere ego, opdat de leugen gemaskerd blijft en zijn werk kan blijven voorzetten. Geloof is zo de schepper van het vooroordeel. 68. Het is een westerlijk verzinsel. 69. In het Oude Egypte ging het nog om de dagelijkse tocht door de onderwereld, door de baarmoeder van moeder aarde. Elke dag weer moet de mens afsterven aan zijn ego, opdat zijn diepere ziel tot wedergeboorte mag komen. We gaan allemaal nu al door de hel, genaamd de aarde, als de

onderwereld. Ahn zei : "Als ik mijn bed in de hel heb, dan zal u daar zijn", en "u zult mij in de hel niet alleen laten." 70. De onderwereld is waar iedereen doorheen moet, en God is daar, zowel in de hemel als de hel. In het oude Egypte was dat gewoon een opvoedende baarmoeder die het kind vormt, als een tocht door de onderwereld. 71. Ahn zei ook : "U heeft mij gered van de laagste hel." 72. Hoe ging dit fout ? Voornamelijk door de Middeleeuwen, waarin langzaam het moderne christendom ontstond, en alles werd verwesterlijkt, verletterlijkt, gematerialiseerd, en zo ontstond er een ongevoelige patriarchie, die de baarmoeder afdekte als een doek, als een voorhangsel van de tempel. De westerse patriarchie is ongevoelig voor de poetische, metaforische talen van het MiddenOosten. 73. Er zijn wilde gezichtuitdrukkingen van hen van de wildernis-rivier, die geweldadig en eeuwig leven in de naaktheid van openbaringen (profetie) van de donkerste duisternis. 74. In het Egyptisch was geloof de leegte, de naaktheid, de nht, wat ook een woord is voor eeuwigheid, waar de klaagliederen opborrelden. Het klaaglied is het bewustzijn van het gebrek, en de zoektocht naar hulp. In ieder geval was in het Egyptisch het geloof het leven vanuit de leegte en niet zomaar tot vooringenomen conclusies komen of zomaar aannemen wat er wordt verteld. Het geloof had meer met onderzoek te maken. 75. Het latere westerse geloof was meer een lek in deze dingen. 76. Ruben ging in tot Bilha om haar te dienen. De fallus staat ook in het Aramees voor het sterrenbeeld 423 Aries, het lam, als een zelf-offer aan de Moeder God. 77. Het ware offer is de gehoorzaamheid. Dit heeft dus niets te maken met letterlijke offerdiensten van dieren. Daar leent het Aramees zich niet voor, tenzij het heel selectief wordt vertaald, maar dan wordt er geen recht gedaan aan de originele betekenis in de context en aan de diepte van de Aramese taal. 78. Simeon betekent luisteren en gehoorzamen. Simeon was degene die zijn toevlucht nam tot geweld, maar in de diepte is dit ook zijn ijverige dienstbaarheid. Simeon is hier als een karaktereigenschap van Ruben die tot Bilha naderde. Simeon is een beeld van toewijding. Zonder deze toewijding zou Ruben nooit tot Bilha zijn gekomen. Hij gaf niet op voordat zij hem aannam. Bilha staat voor de plotselinge dood van het ego. Ieder mens moet tot de tent van Bilha naderen. 79. Door zijn toewijding krijgt Simeon een beter beeld van Bilha. 80. Gad betekent het doodbloeden van het ego, wat het resultaat is als Ruben nadert tot Bilha. 81. Juda is een beeld van nederigheid en belijdenis, maar ook van vernedering wanneer dit nodig is. 82. Juda is het zaad van de dood van het ego. 83. Uiteindelijk kwam Yeshua ook voort uit deze stam, als het zaad van de verdoemenis van het ego, wat geheel het eigendom was van de vrouw, als het zaad van de vrouw wat de kop van het ego zou vermorzelen. 84. Issachar, Issakar, heeft in het Hebreeuws de sakar wortel, terugleidend tot de Egyptische skr, wat staat voor het verhongeren en sterven van het ego in de woestijn, en het hebben van een wachter van de

mond. Egyptische men-sa, de kennis (sa) van het eeuwige Woord, van de eeuwige inscripties (men). 85. Skr, de leegte, komt men alleen in door de steniging. Zacharia, skr, was de gestenigde. Steniging is sakal, skl, in het Hebreeuws. De sklwortel in het Aramees (sukkal) is de plaats van kennis door ervaring, zintuigelijkheid. 86. De symbolische stenigings-ervaring is dus noodzakelijk om profetische gaven te ontvangen. Skl is ook weer de wortel van Ezekiel, skl. 87. Zebulon was een stam in het Noorden die een haven toegewezen kreeg, Akko, voor het visserswerk, wat een beeld is van de opname. Het Noorden is een beeld van het verborgene, het sieraad. Ook is het een beeld van de duisternis. 88. De zbl wortel in het Aramees betekent het eren. De Aramese sbl wortel is ook de drager, als de drager van het Woord, wat verwijst naar de hemelse kennis die Adam tot knielen bracht. Dit is belangrijk om het evenwicht tussen het mannelijke en vrouwelijke te herstellen. De sbl is ook de wachter. 89. De stam Efraim was een beeld van de trouweloze, honende, liegende en spottende vrouw van Hosea. Het zijn de voorhangsels van de tentendienst, van grote verwarring, waarin het ego verstrikt moet raken, opdat het niet tot het heiligdom kan komen. 90. Efraïm is het naakte volk, wat een beeld is van ontmaskering en openbaring. De Egyptische prm wortel van Ephraim is de leerregels van de rivier, het offeren aan de rivier. 91. Manasse betekent de vergetelheid in het Hebreeuws. Het ego wat verlangt naar roem moet afgezonderd worden, en zo sterven in de eenzaamheid. 92. Manasse (menashe, mns) komt van het 424 93. Benjamin is de zoon van het Woord. De mens moet als Benjamin wederomgeboren worden in het Woord. 94. Dan is de exegese van het Woord, oftewel de schrift-uitleg, de tekstuele en liturgische diepte. Dit is in het Aramees de daadwerkelijke leerregels. Als er geen diepte is, is er ook geen leerregels. Vandaar dat het aardse recht doordat het een markt werd heeft moeten inboeten aan diepte. 95. Werk en dienstbaarheid is de enige manier om in de diepte te gaan. Het komt ons niet zomaar aanwaaien. 96. De stam van Aser is de stam van de profetes Hannah. Zij was altijd in de wildernis-tenten, en dat is ook wat haar naam betekent : het wonen in tenten, chanah. Zonder Aser zou Ruben nooit tot de tent van Bilha kunnen komen. 97. Zo is hij tussen de borsten van de amazone, als de schepping in de leegte. Ook hij is een visserstam. Hij is een zoon van Bilha. 98. Hij beweegt zich door Gad, het doodbloeden van het ego, door de onderwereld, door gezichten. Dit zijn allemaal werktuigen van Ruben om tot de tent van Bilha te komen. 99. Zo zijn er tenten van de gestenigden, zij die de leegte in zijn gegaan en contact hebben gemaakt met de diepere aarde. 100. De bijmoeder schept het lichaam van de man als een tweede moeder.

6. De terugkeer van de oorlogs-amazone Zebulon werd Sisera overwonnen in het lied van Deborah. Zebulon, zbl, sa-bilha, is de kennis van de alertheid, van de plotselinge dood van het ego. De tucht is ervoor om de alertheid te brengen. 1. Alleen alertheid kan dieper de leegte inleiden. In het Egyptisch is dit een woord voor God. 2. Jehovah, havah, Eva, heeft diepe Egyptische wortels, want Hefa is de Egyptische moeder aarde. 3. Hefa is ook de hemel die tot de aarde buigt, als een beeld van het teruggaan tot de aarde. Het touw is de ingang tot de aarde, tot de baarmoeder. Vandaar dat Eva en het eeuwige touw Egyptologisch gezien aan elkaar verbonden zijn, met elkaar samen werken om de mens tot de hemelse kennis te doen ontwaken. 4. Eva en het eeuwige touw zijn één, als een beeld van Moeder God, tussen hemel en aarde, en die de baarmoeder van de duisternis vormt, waardoor Ra afdaalt in de onderwereld. 5. De gestenigden zijn hen bij wie de leerregels zijn ingeprint. 6. Issachar, Issakar, skr, wat in het Egyptisch staat voor het verhongeren en sterven van het ego in de woestijn, en het hebben van een wachter van de mond, ligt naast Juda, belijdenis, vernedering. 7. In de Talmoed wordt Issakar beschreven als een stam van religieuze geleerdheid. 8. De gestenigde is degene in wie de leerregels zijn geprint, om zo toegang te krijgen tot de leegte, de oer-afgrond. Zebulon is een vissersstam, als beeld van de opname. Chelon is de ware betekenis van kracht : vaardigheid, kundigheid. 9. Zebulon vestigde zich ten Westen van Issakar in het Noorden, in Galilee. Mede door de dienst van 425 10. In het Aramees is Juda het begin van de educatie, wat als een gevangenneming wordt voorgesteld (sql). Juda is het begin en het beste. De rsh wortel van het begin heeft dezelfde betekenis in het Egyptisch, en betekent ook de witte kroon van het Zuiden, de kroon van afzondering en onderscheiding (stn, rsh). 11. De schepping kwam dus tot stand in de witte kroon, in afzondering en onderscheiding, in den beginne. 12. Juda is dus hiervan een beeld. De rs (res) wortel betekent ook het Zuiden. Het is een droom (resi) die ontstaat in de afzondering. 13. Ruben betekent het goddelijke bewustzijn. Het gaat hier om Ruben's bewustwording van Bilha, de amazone. Zo komt hij tot haar tent, waardoor hij aan zijn ego afsterft en alertheid ervoor in de plaats krijgt, wat de betekenis is van Bilha. 14. Simeon heeft diepe Egyptische wortels, wat het samenkomen betekent, het vestigen, en gebedskralen. Het geeft meer diepte aan de Hebreeuwse shama wortel van horen en gehoorzamen, in de zin dat het decoratie en toevoegen betekent. Het gaat allemaal om het verwijden van de cirkel. 15. In het Egyptisch is Gad het bloeiproces in de onderwereld (gait). Gat (ga-t) is in het Egyptisch zowel de dood als de geboorte. Voor de Egyptenaren is dood en geboorte hetzelfde. Het is het beeld van de melk in de onderwereld, waardoor de mens in een andere realiteit en een andere vorm komt (gait). Het is een pad door de onderwereld (gau-t). In de onderwereld groeien kruiden met een

heilzame werking die de mens moet leren kennen (gi-t). De mens wordt in de onderwereld geblokkeerd en onder restricties gezet opdat de mens zich verder kan ontwikkelen (gu, gua, gua-t). Het gaat om de vruchten van de onderwereldervaring (geti). 16. Als Ra in de Egyptologie door de onderwereld gaat, door de baarmoeder van zijn moeder, gaat hij ook als echtgenoot bij haar binnen, weer als een bijmoeder idee, de tweede schepper van de man, die de man tot bloei en verdere ontwikkeling brengt. 17. We zouden kunnen stellen dat Gad de vertalende diepte is van de onderwereld. Hiervan is elke oorlog slechts een symbool. 18. Ruben komt ook van de Egyptische reb, rb, wortel, wat moedermelk betekent. 19. Hosea, als een beeld van de Israelieten in de Egyptische ballingschap, streed met Efraïm. Zo kwam hij tot de opname. Zo werd hij dienstbaar. Het was als de Hoseaanse Pniël-ervaring, als een Hoseaanse Damascus-ervaring waarin Hosea werd overweldigd. 20. Efraim en Manasse waren de Egyptische zonen van Jozef, en vandaar van groot belang. Zij staan voor de link tussen Israel en Egypte, waarin de diepte van de Hebreeuwse taal zichtbaar wordt. 21. Manasse betekent vergeten, en er is zoveel valse, oppervlakkige kennis die weer vergeten moet worden. Manasse (menashe, mns) komt van het Egyptische men-sa, de Egyptische kennis (sa) van het eeuwige Woord, van de eeuwige inscripties (men). 22. Manasse staat voor de Egyptische diepte van de Hebreeuwse taal en de Hebreeuwse geschriften. 23. De heilige verhongering is in Manasse een beeld 426 van het vergeten om zo tot de ware vruchtbaarheid te komen. Er is alleen vruchtbaarheid in het heilige vasten. 24. We zullen zien hoe die lijnen precies liggen tussen Egypte en Israel. Ze hebben veel met elkaar te maken en leggen elkaar uit. 25. Het wijst terug op de verborgen Egyptische diepte van Israël, de Afrikaanse wortels. 26. Het wijst terug op een kind die terugkeert naar de moederborst, door het trotse ego te laten doodbloeden. Het kind komt alleen terug tot de moederborst door "bloed". Dit heeft dus een enorme Egyptologische diepte. Het betekent het verzetten tegen het ego, het doorboren. 27. Het ritueel van de opening van de mond van de dode is een belangrijke theologie in de Egyptologie, die een centrale plaats heeft. 28. Dit gaat om het komen tot diepere begrippen, als onderdeel van de etymologische exegese. 29. Tot dit gebied leidt de boot van de onderwereld. 30. Een persoon met een net is een beeld van de literaire structuur van de educatie. Zo worden de leerregels hersteld. 31. De dode moet het valse touw (van onwetendheid en valse kennis) "overwinnen", rangschikken, om zo te komen tot het eeuwige touw van de heilige gebondenheid, zijn alertheid en leidsraad. 32. Zij die in het eeuwige touw zouden komen zouden rust ontvangen, omdat het een goede alertheid is. Dit is een eeuwige alertheid wat alles voor eeuwig in de gaten houdt, en niemand kan ontsnappen van dit toezicht. 33. Het gaat hier om het rangschikken en

inventariseren van het Woord, een beeld van de exegese, zij die donker is. 34. Door de exegese worden de lichaamsdelen van Aser gered uit het water, en worden door haar bewaakt. 35. Bloed betekent het kind komende tot de moederborst, wat uiteindelijk de bedoeling is van bloed, dat het terugbrengt tot de bron. 36. Op dit punt kwam de oorlogs-amazone weer terug om verder onderwijs te geven. 37. De Egyptische phr-m wortel van Ephraim betekent insluiten, omsingelen, als een oorlogsstrategie, als de bezetting, de uithongering. In de diepte betekent het het openrollen van een boekrol, het verkondigen van het Woord. 38. Dhn, de Egyptische wortel van Dan, is het buigen. De Noordzijde is het verborgene in het Hebreeuws, het donkere. De donkere, de duisternis, is machtig. Dan moet door de afzondering in nederigheid buigen tot de duisternis, tot de donkere moeder kennis. 39. Een andere Egyptische wortel van Dan is dwn, een haak wat gebruikt werd in het ritueel van het openen van de mond van de dode. Dwn was het doorboren van de prooi in de jacht, aan het spit brengen. De dn wortel betekent de kop eraf snijden. Dit betekent het verslaan van de territoriale onwetendheid. 40. De stam Aser is ook een Egyptisch woord voor Osiris. Osiris is de Griekse term. Aser heeft de Egyptische ash-wortel van het roepen, de roeping. Deze roep komt vanuit de wildernis. Het is ook het grommen van een beest. 41. Zo ontvangen zij de tongen op hun hoofd, ook als een veer. Zo komen zij tot de velden, als beeld 427 van het Woord. 42. De vrouwelijke mens is duisternis, en de mannelijke mens gaat tot haar in om zo bedekt te worden met de moeder aarde. De man daalt zo af in de onderwereld. 43. De bada-amazones uit Orion komen met een touw waarmee de vijand wordt gebonden. De gevangen vijand wordt naar de kooi gebracht, en de kooi is verbonden aan de tentendienst. Dit is vastgelegd in de psalmen. Bada is de stam van het scheppings-principe. Dit is de boog en de verlamdheid. 44. Het net of visnet is verbonden aan de opname tot medicijn. Hier is de tocht door de woestijn tot de grot die boven de bron van wedergeboorte ligt, en waar de verjonging plaatsvindt door de wachter van de mond. De bron van wedergeboorte is de hemelse adem. 45. Het is de poort tot de leegte (baarmoeder). 46. De tentendienst is het overtreffen, het overwinnen, waarin het ego de nederlaag leidt, en zo tot een offer gebracht wordt. De tentendienst is het gevecht, het toetsen. Het ego wordt gedood, en het vet wordt verbrand. 47. Het is de plaats van het opkomende morgenrood. 48. De tentendienst is het komen tot de urim-steen (Orions). In het Hebreeuws hongerde deze toetssteen hen uit. Het Hebreeuws beschrijft het als een hemelse uitheemse vrouw (zuwr), waardoor zij werden verleid of overweldigd. 49. De oorlogs-amazone kwam om weer verdere leiding te geven. Grote putten moesten er geopend worden.

50. De valse kerk in de stad is het beeld van de zonde, en daar moet de mens van loskomen. Daarom is er de boodschap "Gaat uit van haar, opdat gij niet met haar verwoest worde". Dit is een hele ernstige boodschap. 51. De valse kerk is een diepe zonde op zichzelf, ook bedreven door hen die er al uit weg zijn gegaan maar het nog steeds in hun hart dragen. Het kan zich manifesteren op allerlei manieren en het is een meester in camouflage. 52. De valse kerk is vol met zonde. Mensen willen hun geestelijke leven hiervoor opgeven, door een seizoen te leven in de zonde van de kerk. 53. De zonde van de kerk verkoopt goed. Zonde kijkt altijd naar kerkgroei, want dan brengt het meer geld en dat is voor hen de waarheid, maar dat zijn drogredenen en geen argumenten. 54. Minder is meer is de tegengestelde geestelijke stelling, oftewel "niet het vele is goed, maar het goede is veel." De mens moet dus tot bekering komen van de valse kerkelijke zonde. 55. Zonde voor een seizoen, want de valse kerk zal niet voor altijd bestaan. Het is een zinkend schip, want er zit geen waarheid in. Er zijn grote lekken in het schip, en ze willen het niet zien. 56. Zonde voor een seizoen. Waar doen ze het voor ? De verhalen worden verkeerd voorgesteld. De Egyptische wortels van dit alles worden achtergehouden. 57. We zullen komen tot de stoffen die we nodig hebben om los te komen van de bedreigingen van het valse kerkelijke bestaan. 48. Zonde voor een seizoen ? Er is een veel beter leven. 49. Er zijn grote oorlogen in het hiernamaals gaande. 50. We leven in een spiegeling die parallel loopt aan Orion, maar wij mogen ontwaken in Orion, dat wat achter alle dingen is. Door Orion's baarmoeder kwamen we op aarde, als in haar onderwereld, vol met raadselen. 51. Als we goed kijken kunnen we hierin de Orionse hieroglyphen zien, van de diepe natuur. Dit is een kolkende natuur, terwijl alles op aarde is verdicht, vastgelopen. 52. De Orionse natuur is overal om de mens heen, als de mens daar oog voor heeft. De aarde zelf is een nachtmerrie. Ontwaken is een proces, maar val niet weer in slaap. 53. Probeer niet "meer" te worden, want dan wordt je misleid, maar wordt "minder", opdat je het pure aanwakkert. 7. De wedergebondenheid 1. Er is alleen verzoening in de nachten van het vasten. 2. In het Sanskrit is dit baddha, bada : de test tot de opname en de heilige gebondenheid. Dit is wat de daadwerkelijke opname is. De opgenomenen zijn dus een beeld van hen die op het strijdveld hard aan hun ego zijn gestorven. 3. Bada is het geheimenis van de vuilverwerkende moeder aarde, waarin Aser werd gevormd, zoals ook Ruben tot Bilha kwam om dienst te doen. 428

4. Dood is metaforisch, en komt van het Egyptische mwt, wat ook moeder betekent, en de wachter van de tong, als het teruggaan naar de moeder. Mht(y) is het Noorden, wat symbolisch is voor het verborgene, het sieraad, waartoe de inwijding is. 5. In de diepe etymologische exegese sterft het ego af, en wordt het geestelijke Woord geopenbaard. 6. De Sinai is de berg waaronder de bron van wedergeboorte ligt, waarin het ego sterft, zodat de opname kan plaatsvinden. 7. De voorhangsels zijn in het Hebreeuws de slierten, maar ook de inscripties. 8. Er is een noodzaak tot wedergeboorte en wederopvoeding om dieper in de tent te komen. Het voorhangsel heeft in het Hebreeuws ook de functie van de restrictie. Dat is wat de bedekking metaforisch is. Zo komt de mens tot de wedergebondenheid. 9. Er is een sleutel tot het overwinnen van het ego. Dat is in het kort samengevat de tentendienst. Overwinnen betekent verdiepen. Door verdieping kan alles overwonnen worden. 10. Hij die tentendienst verricht is kohen (Hebreeuws) en kahen (Aramees) van het Egyptische Qan, tijdafstemming tot het Woord, een metafoor van verbinding. 11. Het fundament wordt alleen gevestigd door de dood van het ego. 12. Het touw van de restrictie en de verzoening geeft geboorte aan de geheimenissen, de openbaringen. 13. In de tocht door de woestijn sterft het ego van de mens af, zodat het fundament van de tentendienst 429 gelegd wordt. De tirannie van de kerkvorst Kurka 14. Samantijnen gingen de Orionse rode zee over onder leiding van de kerkvorst Kurka. Het werd steeds patriarchischer. De kerkvorst Kurka bracht het nieuwe geloof met het zwaard. Taaf was een messiaanse figuur, een vogel, een specht, als beeld van de inscripties. Elke dag ging Taaf op zijn boot door de onderwereld tot zijn vader Roema, ook een spechtengod. Hij moest hiervoor door zes poorten, de zes delen van de nacht en de dag. Dit waren zes palen, zes werken. Oorspronkelijk had dit een enorme geestelijke diepte, maar Kurka maakte het steeds orthodoxer, als een soort Orionse Paulus of Calvijn. 15. Vele natuurvolkeren werden geplunderd en gedwongen het nieuwe geloof te aanvaarden. Het waren boten-aanbidders, want het schip van Taaf zonk, en hij verdronk, waardoor hij tot Roema kwam. Het is een scheepvaart-cultus. Elke nacht weer verdrinkt Taaf, opdat zijn ziel als een specht tot Roema kan komen. Kurka verletterlijkte en vermaterialiseerde het steeds meer om de scheepvaarthandel te ondersteunen en uit te breiden. Het ging hem steeds meer om materieel succes en steeds minder om de geestelijke boodschap. Hij gebruikte het om militaire macht te krijgen. 16. Het Kurkaanse samantijnisme is een streng monotheisme, waarin Taaf de zaligmaker is, de enige weg tot Roema, de vader. 17. In het oer-samantijnisme was Taaf nog veelal vrouwelijk, maar sinds de komst van de kerkvorst Kurka werd Taaf strict mannelijk voorgesteld. 18. Het Samantijns is gebaseerd op het Betelgeusische alfabet, en haar taal en mythologie, en ook gebaseerd op Saturnische en Centraal

Orionse religies. De kerkvorst Kurka putte uit Betelgeusische drogbeelden, zoals de Septus-leer en de Takhot-cultus van het Golar-gebied. 19. In de geschiedenis van Golar ontwierp de achtentwintigste monarch, Katar, het boek van Ul. De negenentwintigste monarch, Benzeem, stelde het boek Ifter samen. De dertigste vorst, Sopatus, voegde deze twee boeken samen tot de Takhot. Als je de Takhot niet aanbad, werd je opgesloten, gemarteld en gedood. De eenendertigste vorst, Siphis, bracht de kinderoffers terug op basis van dit boek. De tweeendertigste vorst, Niphis, bouwde een plaats genaamd de eeuwigdurende hel, op basis van de Takhot, waar je gewoon doorleefde als je er werd ingeworpen, zonder hoop op bevrijding. Deze Orionse hel werd genoemd de Stopher. De drieendertigste vorst genaamd Optus werd de wachter van deze hel, in de zin dat hij bepaalde wie er wel en niet naartoe gingen. 20. Kurka liet zich hierdoor inspireren, en bracht ook de kinderoffers terug. De Apopi 21. Het boek van Ul en het boek Ifter staan vol met misvertalingen en verdraaiingen van de oudere Betelgeusische paradijs teksten. 22. Wat belangrijk is is tot de nodige sleutels in West Orion te komen, en dan terug te komen tot de diepte van Betelgeuse. De mens moet tot de Betelgeusische verlichting komen. Er is een stenenorakel in de diepte van Orion. Het is het Betelgeusische orakel. 23. Deze stenen zijn de Golak, de steen van kinderen en Tenau, de steen van de halssnoeren. 24. De eeuwigheids-stenen zijn de steen van het worstelen met God, de steen van het worstelen met het zelf, de steen van vrees, de steen van leegheid, 430 de steen van verlamdheid en de steen van het diepste. 25. Vuch is de steen van de onderwereld en van haar. Tartus is de steen van vernedering en spot. Tork is de steen van het huwelijk. Schark is de steen van het fokken. Golar is de steen van de jacht. Zolim is de steen van de hoofdbesnijdenis. 26. In de Betelgeusische oer-religie wordt de honger aanbeden als een godin, als een beeld van de leegte. Er is geen Betelgeuse ontwaking mogelijk zonder de heilige honger. Het is de enige weg tot de Orion moeder. 27. Jozef en Maria moesten met hun kind vluchten naar Egypte, vanwege de massamoord van kinderen door Herodus. We zien hier dus een esodus, terug naar Egypte. 28. Het kind reikt uit naar de moeder borst. Het kind keert terug naar de moederborst, door het trotse ego af te leggen. 29. Moeder God voerde oorlog tegen de vijand, en gaf haar kind melk. 30. Restrictie is nodig willen we geleid worden. Restrictie toont het pad. 31. Jozef had ook dromen dat de zon, de maan en de sterren voor hem zouden buigen. Toen hij een Egyptenaar werd door zijn gevangenschap gebeurde dit ook daadwerkelijk. 32. Dit is waar de Esodus over gaat. 33. In de diepte gaat het erom door het Woord tot inzicht to komen, tot diepere openbaring over wat er gaande is. 34. Verbonden hieraan is de mythe van Set als de reuzenslang Apep, apopi, die tegen Ra strijdt. In het

Coptisch, Grieks-Egyptisch, wordt apep genoemd als zijnde de nephilim. 35. De reuzen, apopi, waren op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen, apopi, uit de voortijd, mannen van naam. 36. Het gaat niet slechts om Israël, maar dus ook om de Egyptische achtergrond. 37. De duisternis hielp mee, als een bijmoeder, in het herscheppen. Zij deed dit door Woord en onderwijs. 8. De dochters van het kwaad 1. Door het onderwijs, het Woord, wordt het ego afgedaan. Hiertoe vloog ook de ibis uit in Egypte. 2. In de vergetelheid sterft het ego af, in de grote leegte, wat in Orionse termen 'witi' is. 3. We moeten onze vijanden niet vervloeken, maar zegenen, en als we geslagen worden moeten we niet klagen, maar moedig onze andere wang keren. Als we bestolen worden, dan geven we zelfs nog meer dingen weg, en als iemand ons vraagt een mijl te lopen, dan lopen we de dubbele mijl. 4. Natuurlijk is dit oorlogs-strategie, en dit geldt zeker niet in alle situaties. Er is een seizoen voor alle dingen. Soms is het belangrijk het lijden te aanvaarden, het lijden van de ander erbij te dragen en om het lijden te vragen. Dit is nodig om bruggen te slaan, om anderen te helpen, om door het visnet contact te maken met God. Maar als dit getal vol is geworden moeten wij de strijd aangaan. Wij moeten 431 erg gevoelig zijn voor het veranderen van deze seizoenen, opdat wij niet teveel lijden, en niet te weinig, en ook niet teveel strijden en niet te weinig. 5. Het gaat hier erom dat we geen blinde vuistvechters moeten wezen, maar onderscheiding moeten hebben. 6. De mens moet eerst terugkeren tot de leegte, tot de rust, vluchten van alles, om tot zijn zinnen te komen, om zo van een afstand te bekijken wat er nu eigenlijk gaande is en wat er moet gebeuren. 7. Overmoed is namelijk een erg groot gevaar, en soms is de vijand helemaal niet de vijand. Soms kan er een groot misverstand zijn. Wijsheid is het sleutelwoord. Wijsheid is beter dan oorlogstuig, wat niet betekent dat er nooit een geestelijke oorlog of strijd mag zijn. 8. Het één sluit het andere niet uit, maar leidt het ander. 9. Wijsheid is een oorlogsstrateeg die weet wanneer te beginnen en wanneer te stoppen. Ook weet wijsheid welke wapens te grijpen en welke wapens absoluut niet. Het gaat erom de diepte te begrijpen. Het gaat niet om wel of niet, maar het gaat om de kennis. 10. Het is voor de mens aan te raden het kwade te haten, anders kan er niet van het goede gehouden worden. Dat is ook de ware betekenis van de vreze des Heeren, namelijk het kwade te haten. 11. De wijsheid is het kind aan de moederborst, en het het afdoen van het ego. Er is geen schepping van het goede zonder het vernietigen van het kwaad, wat gebeurt door de heilige vergetelheid. 12. Het vernietigen betekent vertalen, begrijpen, onderscheiden, dus het is metaforisch. De gehele oorlog is een metafoor van het tot de diepte van iets

komen, van de communicatie, het tot elkaar komen door de blokkades te ontcijferen. 13. Soms is het belangrijk in de geestelijke oorlog om een ander gezichtspunt aan te nemen, en zo eerst tot diepe innerlijke vrede te komen, en verzoening met de kennis. 14. Het sterven aan het ego gebeurt in het gevecht en zo houdt ook het gevecht op, opdat de mens opgenomen wordt, tot een hoger niveau. 15. Ook hier zijn weer gevechten en moet hetzelfde gebeuren. De mens moet leren over te gaan van vechten tot rangschikken. Het gevecht is niet materieel. De mens moet tot inzicht komen. Het gevecht is slechts een symbool. Het wijst ergens naartoe. 16. Het kwaad is alles wat de kennis tegengaat, als de dood. Zijn drie dochters zijn hebzucht, onverschilligheid en behaagzucht. Zij proberen de mens te verleiden tot materialisme, opdat hij niet tot ontwaking zal komen. 17. De nadruk moet liggen op de waakzaamheid die tot de diepte leidt. Een voorzichtig mens laat zich onderwijzen. Dwazen storten zich roekeloos overal in. 18. Door volharding wordt de mens hard als een steen tegen de verleidingen. Door volharding wordt de mens vereeuwigd. Als de mens voortijdig stopt zal de mens alles verliezen. Dit is slechts een spiegeling die zal wegvallen. Het is het overmoedige, onverschillige ego van de mens. Het ego is halfslachtig. Het gaat niet diep genoeg en volhard niet genoeg. 19. Onverschilligheid staakt de strijd voordat het daarvoor de tijd is. Als men dan toch met dit schort gaat rondlopen dan is het geroofd. 432 20. Het bevlekte schort is een teken van puurheid, want de mens laat zo zien dat hij hard aan zichzelf heeft gewerkt, en geen smetvrees heeft gehad in het gevecht met het ego. Zij die onverschillig zijn bevlekken zich niet. 21. Zij zitten op hun hoge gouden tronen, opdat er geen vlekje en stofje in hun buurt komt. Met gif vernietigen ze alles wat natuurlijk is en echt, en komen zo in een leugenachtige wereld vol van illusies. Hier hoeven ze niet voor elkaar te zorgen, maar alleen maar elkaar af te katten, het liefst zo snel mogelijk, zodat zij de eerste klap hebben uitgedeeld voordat iemand anders dat kon doen. Ontzettend laf natuurlijk. De eerste klap is een daalder waard. 22. Daar zitten ze, hoog in de stad, alles keurig netjes, en maar apathisch doen. Maar ze maken zich vuil met het bloed van de onschuldigen, met bloedgeld. Dit is niet waarlijk het heilige bevlekte schort, maar namaak. Pas op voor namaak in de stad. Blijf verbonden met de natuur. 23. Omdat zij verkeerde motivaties en prioriteiten hebben draaien zij alles om. Dat wat geen waarde heeft zien zij als waardevol, en dat wat waardevol is zien zij als waardeloos. Zo komen zij nooit tot de bron aan. 9. De tocht tot Witi 1. In de stad wordt alles omgedraaid. De stad leeft tegen de natuur in, juist ook om de natuur te vormen. 2. De natuur als schrijver verzint een hoofdpersoon en ook een tegenspeler, om zo het verhaal te leiden tot de diepere kennis. Er moet altijd een bepaald

conflict zijn om tot de diepte van iets te komen. Er moet altijd een uitdaging zijn, een passie die door iets getest moet worden, anders is het waardeloos. 3. Je kunt alleen de waarheid liefhebben als je de leugen haat. Je mag niet denken dat je in de waarheid bent als je dit niet hebt getest en er niet voor hebt gevochten. Zorg ervoor dat je aan de juiste kant staat, en breng hiervoor de nodige offers, anders zal het nergens toe leiden. 4. De zonde draait alles om, noemt het goede slecht, en het slechte goed, de waarheid de leugen, de leugen de waarheid. Laten we erbij stilstaan dat de zonde, het materialisme, geen zintuigen heeft. De zonde speelt alsof de zonde kan zien, maar ziet niets, en verzint dingen om te kunnen verkopen. De zonde kan niet voelen en horen. De zonde maakt een geheel valse realiteit op, als een parasiet. Bedrog is waardoor de zonde voortwoekert. 5. Zij willen winnen ten koste van de waarheid, maar wat hebben ze dan eigenlijk gewonnen ? Het goud der dwazen. 6. Door de volledige emancipatie kan men de heilige vergetelheid binnengaan, waarin het ego volkomen is afgedaan. Dit is een ontwaking die niet komt zonder kennis. 7. Kennis betekent ook afdalen, de diepte, om aan te geven dat dat de ware kennis is, namelijk die van de onderwereld, van het symbolische sterven (aan het ego). 8. Eén van de dochters van het kwaad is hebzucht. Hebzucht wil niet leren, maar grijpen. Hebzucht wil geen diepte, want dan heeft zij niets. Hebzucht wil het oppervlakkige, want dan heeft zij het vele. Het is allemaal bedrog, allemaal om andere dwazen te paaien, maar voor wat ? Het is marktgedrag ten koste van de waarheid. De leugen verkoopt goed in het rijk van de dwazen, maar waar leidt het naar 433 toe ? Dit zijn slechts spiegelingen, nevels, waardoor de mens heenmoet alvorens de heilige vergetelheid te bereiken. Deze spiegelingen en nevels testen de mens. 9. In de diepte sterft hebzucht af, opdat de mens verder kan. Al het overbodige vet wordt hier verbrand, en alle protserige spieren slinken, opdat de mens kan terugkeren tot de leegte van de vergetelheid, om zo een ontmoeting te hebben met de waarheid van de natuur. 10. De mens verstopt zichzelf achter vet en spieren, en wil niet in puur contact komen met de oneindige kennis. De mens eet en blaast op om zo zijn eigen valse vergetelheid te maken, wat gewoon doorverkocht kan worden. De mens heeft een markt gemaakt, maar dit is niet de heilige vergetelheid. De mens wil zich altijd weer groter voordoen dan hij is. Dat doet de stadse mens, die altijd alle aandacht naar zich toe wil trekken, en dan maar zijn markt aanprijzen. Kan hem niet schelen of het giftig is of niet, of het gevaarlijk voor de kinderen is of niet. 11. Leugenaars doen het onderzoek slechts halfslachtig, omdat ze bang zijn voor de waarheid. 12. Het is de leugenaar die altijd overmoedig naar zijn wapens grijpt. Hij doodt uit voorzorg, zoals Herodus. Zij hebben het visnet verworpen. 13. De ketenen van het verstand zijn zintuigelijke en sociale hebzucht. 14. De overkennis is altijd gevaarlijk. Het gaat om de bron-kennis, de noodzakelijke kennis, oftewel de prioriteits-kennis. 15. De leerregel van de spiegeling, van zaaien en oogsten betekent dat alles gevolgenen heeft. Niemand hoeft te denken dat hij deze leerregel te slim af zal zijn, want aan het einde zal hij terug moeten betalen. Men kan niet het kwade doen en

denken het goede te oogsten. Wie een perenboom plant moet geen appels verwachten. Het leven heeft een gebruiksaanwijzing. Je kan lang voor deze leerregel weglopen, maar op een dag hebben je daden je ingehaald. Op een dag is de oogst zo overduidelijk dat je er niet meer aan kunt ontkomen. Het zal immers door blijven groeien totdat je je leven betert, en dan nog steeds zijn de gevolgen daar, en moet je alles goed maken. Er gaat tijd inzitten, want iemand die zijn hele leven een huis van slechtheid heeft lopen bouwen kan dat niet in één dag afbreken. Niets komt zomaar. 16. Al het goeddoen wordt getest. De goede mens zaait in tranen, en zal oogsten in vreugde. Er is een hoge prijs voor het goeddoen. De mens wordt hierin getest. Goede daden komen niet zomaar, maar vaak in bloed, zweet en tranen, waarin je het huis van goede daden bouwt steen voor steen, en telkens lijkt alles weer af te brokkelen, maar dan moet je toch door blijven bouwen. Het gaat niet om het vele dat goed is, maar om het goede dat veel is, en dit goede kan heel klein zijn. Minder is meer is de wet van het minimalisme. 17. De zaadjes zijn maar heel klein. Wie één mens helpt, heeft de hele wereld geholpen. Het gaat om het idee, en niet om het massale. Als je iets kleins bouwt, dan zal dit zich op de juiste tijd vanzelf uiten in de samenhang, en dan op een hele wonderlijke en mysterieuze manier. Het gaat niet om het grootscheepse, maar om het subtiele. Je kan dan wel een heel groot schip hebben, omdat je oog hebt voor het grote, maar een heel klein lek kan je schip dan toch doen zinken, omdat je geen oog voor het kleine hebt gehad, maar als je oog hebt voor het hele kleine, dan kan daar nooit een lek wezen. 18. Degene die anderen onrechtvaardig kwaad heeft gedaan zal dit kwaad onder ogen moeten komen en voelen wat hij anderen heeft aangedaan. Ook zal hij daarvan de gevolgen moeten zien, want de pijn die hij anderen onrechtmatig heeft aangedaan werkt ook 434 weer door naar de kinderen van zijn slachtoffers, en ook die geven het weer door aan hun kinderen. Ook de mensen om de slachtoffers heen dragen hiervan een groot lijden wat ze weer aan hun kinderen doorgeven. Dit is een vicieuze cirkel, als een woeste draaikolk, allemaal door één zonde. Er wordt één zonde gezaaid, en er staat even later een zondeboom die maar blijft doorgroeien. Er komt geen einde aan. Dit zal allemaal terugkomen op de dader. Alleen het zaaien van goed zaad kan uiteindelijk de dader hier weer uit verlossen. 19. Het goede is een wonderzaad, en zal ook het huis bouwen, en de goede dader zal door het goede hiertoe opgenomen worden. Hij zal niet kunnen vluchten van het goede, want hij heeft het zelf gezaaid. Er zal voor hem gezorgd worden zoals hij voor anderen heeft gezorgd. Zelfs de kleinste daad blijft niet onopgemerkt en zal zeker groot loon dragen. Doe geen goede daden om gezien te worden, want dan heb je je loon reeds. Zij die naar aards loon verlangen, het loon van de stad, zullen hierdoor geen hemels loon ontvangen. Laat je rechterhand niet weten wat je linkerhand doet. Je hebt de goedkeuring van de mensen niet nodig. Teveel applaus zou het zaad verstikken. Wee u wanneer iedereen wel van u spreekt. Als je het op aarde gemaakt hebt kan dat zelfs een grote blokkade zijn om het in het hemelse te maken. Blijf daarom eenvoudig en ga niet te hoog zijn, anders zal de bliksem je raken. De bliksem raakt altijd het hoogste punt. 20. De onverschillige heeft geen diepe grond, dus hij kan alleen maar dingen zeggen van horen zeggen, maar hij heeft ook geen idee hoe dit ten uitvoer te brengen, omdat hij het zich nooit eigen heeft gemaakt. 21. Je mag langs alles heenleven hier op aarde. Dat moet ook om te kunnen overleven. Het ego moet uitgeblust worden.

22. In het Orions wordt dit Witi genoemd. We gaan tot de Orionse bron, de Betelgeuse planeet. 23. Dit gaat over het hele bada geheimenis en de zwarte steen. 24. De mens moet niet zomaar graaien en grijpen naar allerlei specifieke kennis om zo zich een naam te maken, maar de mens moet zich afzonderen in het verborgene en eerst leren vergeten en loslaten, de leegte in, de verdonkering in (ramadan-ragnarok), opdat de mens hard aan zijn ego afsterft op dit strijdveld, om zo door de valkyries te worden opgenomen tot het hemelse woord. 25. Dit is het worden tot gesteente, in het proces van volharding in deze dingen, door "niets" te worden. 26. De verdonkering doet ontwaken tot de verbanden. Dat is ook wat het woord "baddha" betekent in het Pali : gebonden verbondenheid, wat een beeld is van de volharding wat diepte-vestiging tot gevolg heeft. 27. Dit is nauwverbonden aan het Sanskrit : In het Sanskrit is baddha, bada : de test tot de opname en de heilige gebondenheid, wat verbonden is aan het werk van de valkyries in de Germaanse mythologie. Dit is wat de daadwerkelijke opname is. 28. Het pad van waakzaamheid is het pad naar de heilige vergetelheid waar het ego geblust wordt, en de mens in het volledige niets van de vergetelheid wederomgeboren wordt. Zo wordt de ziel opgewekt tot eeuwigheid. 29. Onwaakzaamheid is een eigenschap van onverschilligheid. Het gaat niet om geloven, maar ervaren. Blind geloof werkt niet in een oorlogssituatie. Je zintuigen moeten werken, anders ga je eraan. 30. De geestelijke strijders die zich niet hebben 435 geconformeerd zijn altijd weer op zoek zijn naar nieuwe dingen. Het zijn de eeuwige strijders voor het hoogste goed. Zij waken terwijl anderen slapen. Zij hoeven niet rovend door het leven te gaan. Hun waakzaamheid brengt grote vrucht. Zij zijn niet gewoon. Zij zijn bovengewoon. 31. Het geeft een zekere mate van onbereikbaarheid. Deze ervaring staat gelijk aan de heilige gebondenheid. Er is dan ineens niets dan ruimte waarin nieuwe schepping naar boven kan spuiten. Zonder volharding in het niets zal dit niet volledig kunnen gebeuren, en zullen er altijd lekken zijn. 32. De mens moet zichzelf tot stilstand brengen, en als er dan dingen zijn die de mens uit de stilstand willen halen, dan moet de mens zich daartegen verzetten, en niet zomaar passief meestromen. Alleen leeuwen komen tot de heilige vergetelheid. Zij dragen de heilige vergetelheid. Persoonlijke meningen zijn niet van belang. Alleen zij die zich hebben teruggetrokken van de drogwerelden van het ego kunnen de heilige vergetelheid binnengaan. 33. In het dieptepunt van mijn depressie kwam, waren er ineens overal stromen. Ik was in twee werelden tegelijk, en het bleef maar stromen. Het zijn de stromen die van de heilige vergetelheid kwamen. Ik ging de stroom in, op weg naar de heilige vergetelheid. 34. Na de ervaring van het binnengaan in de stromen gleed ik weer terug in de depressie, als het terugkeren tot de diepte. Dat is de weg van het visnet. 35. De onverschilligen zijn de roekelozen. Grote gaten in hun kennis zorgen ervoor dat alles besmet is. Zo lopen zij rond en besmetten anderen. Het is een groot virus. Ze geven het door aan hun kinderen, en aan wie zij maar kunnen om hen heen. 36. De waakzamen hebben oog voor het kleine. Zij

doen en nemen niet meer dan nodig is. Zonder de waakzaamheid is volharding niets waard, want waar volhard je je dan in ? Mensen kunnen zich in van alles volharden, maar waakzaamheid moet de bron zijn. 37. Het is een groot geheimenis waarom de meeste mensen kiezen voor aards geluk boven hemels geluk. 38. Dit zijn weerspiegelingen van het hogere bewustzijn die afzwakken naarmate ze verder van de bron verwijderd zijn. 39. In plaats van er altijd en eeuwig tegen te strijden en er altijd over te klagen en onder gebukt te gaan moet men de spiegel leren begrijpen. Balans is het sleutelwoord. Het één sluit het ander niet uit. 40. Er kan alleen overwinning zijn door de verzameling, wat ook een bada-leerregel is. Vandaar dat de Grieken zich ook vermengden met omliggende culturen en de Egyptologie introduceerden in hun religie en filosofie. 41. Luiheid is een eigenschap van onverschilligheid. Het is de valse leegte, die niet diep genoeg is gegaan. Ze trekken een lui gezicht wanneer iemand anders in de problemen is. Ze reiken hun hand niet uit, want ze hebben wel andere dingen te doen. Ze bouwen zichzelf eigen koninkrijkjes, en een naam, juist door hun onverschilligheid en luiheid. Zij laten hun linkerhand weten wat hun rechterhand doet. Zij willen contante uitbetaling van de munt. Ze doen alsof ze veel doen, maar ze doen eigenlijk niks. Ze zijn bezig met ijdelheden. Ze hebben een markt van de heilige vergetelheid gemaakt, maar dit is bedrog, zonder diepte. 42. De ware heilige vergetelheid is maar een druppel die ergens hangt, terwijl er een zee van dwazen is om de mens van de ware druppel af te 436 leiden. De mens moet daarom op zoek gaan en wordt zo getest. Kies je voor de zee, of voor de druppel in het verborgene. 43. Ik heb niet veel, alleen een druppel onder mijn tong, waardoor mijn ego sterft, en ook die druppel vaagt weer weg. Er is maar weinig tijd, een flits in de eeuwigheid. De mens is maar een zucht. Zo zal het ego nooit aankomen. Hierin is de heilige vergetelheid te vinden : het niets, het weinige, het wegvagende, het tijdelijke. Tijd is per slot van rekening maar een metafoor. De oneindige kennis is veel groter dan tijd. Het is maar één druppel, en dat is wat nodig is om het ego te laten sterven. 44. De geestelijke strijder voor het hoogste goed is een gedisciplineerde renner, niet door het materiële en het vele, maar door het diepe en het mindere. 45. Het winnen moeten we in de diepte benaderen, als zijnde de kennis in tucht bewaard. Juist dan gaan alle geestelijke zintuigen open, en die laten eerst zien wat er aan de hand is. Zij worden zwaar getest. De prijzen van de geestelijke strijders zijn heel anders dan die van de materialistische strijders. Zij die zich te zwaar bewapenen, en teveel mee willen nemen, moeten hierdoor inboeten aan snelheid, en zullen zo de wedstrijd verliezen. 46. De mens moet wedergeboren worden om boven alle overheid en macht te worden geplaatst, wat alleen maar gebeurt door volharding in waakzaamheid. 47. Waakzaamheid gaat gepaard met ontmaskering. 10.

baarmoeder van de onderwereld. Betelgeuse, de bron van Orion 1. Het kwaad wil het verstand uit het geestelijke woud zuigen. Daarom moet het verstand vergeestelijkt worden. 2. Hierdoor kan de mens dieper in het geestelijke woud komen tot de stromen van de heilige vergetelheid. 3. Het gaat niet om de kwantiteit maar om de kwaliteit. 4. Het verstand moet in deze restricties komen om tot de heilige vergetelheid te kunnen gaan. Het verstand moet zo een balans vinden tussen tegenstelling en samenstelling. 5. Het verstand moet niet direct leren denken, maar subtiel. Er spelen namelijk zoveel factoren mee. Het verstand moet niet kortaf zijn, maar als golven die reiken tot het strand en zich dan weer terugtrekken om plaats te maken voor diepere gedachtenstromen. Laat het maar opwellen vanuit je hart, en probeer de stromen maar te onderscheiden en na te volgen. 6. Er wordt niet van een makkelijke opname gesproken. Zij die hun verstand willen beteugelen zullen te maken krijgen met het kwaad, dat niet makkelijk zal loslaten. 7. Het kwaad berijdt het verstand en zal niet zomaar toelaten dat iemand hem van de troon afstoot, uit het zadel. Het gevecht met de boze is daarom een realiteit. De mens op het strijdveld moet een harde dood aan zichzelf sterven om volledig opgenomen te worden. Zo komt de mens tot de heilige vergetelheid. 8. Allemaal moeten ze wedergeboren worden in de 437 9. Er kan van alles misgaan als het verstand niet in de heilige restrictie is. 10. Al het wel en wee van de mens wordt veel geld aan verdiend. 11. De mens moet zichzelf ontwaken. 12. Het is de grote ontwaking waar de mens naar uit mag kijken. 13. Het wordt opgewekt in de verre dieptes van Betelgeuse. 14. Het drogbeeld zal vanzelf oplossen naarmate de mens dieper in het de heilige vergetelheid doordringt. 15. De mens moet komen tot de oneindige en eeuwige leegte, niet zomaar tot de leegte. 16. In de oneindige ruimte kunnen vormen niet zomaar opkomen. 17. De mens wordt voortdurend misleid door de vormen van het ego, dus die vormen moeten eerst geblust worden, en dat kan alleen in de oneindige leegte. 18. De mens moet de voorstelling van vormen geheel overstijgen. De mens moet eerst het denken en overdenken overstijgen in de oneindige en eeuwige leegte. Die leegte moet overbrugt worden. Deze wedergeboorte kan alleen plaatsvinden in de afzondering. Zo wordt de mens uiteindelijk waakzaam en ziet het gevaar zelfs in de kleinste misstappen, want zijn zintuigen zijn opengegaan. 19. Het is van belang de eeuwige leegte in te gaan, want er zijn vele valse leegtes die beperkt zijn, zoals luiheid, onverschilligheid, blind geloof, en die

maken er een markt van. 20. Ze zijn vastgegroeid in de stad en groeien niet meer door. De mens moet door de oneindige en eeuwige leegte heen om die te overbruggen, want daarachter ligt het hemelse bewustzijn van de heilige vergetelheid. 21. Zo komt de mens uiteindelijk tot oneindig en eeuwig bewustzijn. Dit is en blijft een dualiteit. De schelp is leegte. Alles valt daarin weg. Alles gaat tot de vergetelheid. 22. Hoe komen we hier ? Allereerst moet men beseffen dat weerstand een illusie is. De mens moet ook geheel loskomen van de verbeeldingen van weerstand. Het ligt namelijk veel dieper. Wat men ziet is de weerstand door het ego, wat alles om ons heen heeft lopen voorstellen, in kannen en kruiken gedaan. Eerst moet de mens de weerstand overstijgen, dat ook loslaten, maar zich niet overgeven. Het gaat om het loslaten om de verbeeldingen van weerstand te overstijgen, de voorstellingen van verzet, en ook alle voorstellingen van overgave. 23. De mens moet al deze inbeeldingen loslaten, en ook het loslaten moet losgelaten worden. Zo vlucht de mens. Elke vorm van weerstand en elke vorm van overgave moet losgelaten worden, omdat het allemaal illusie is. De mens moet de diepte in, door telkens weer los te laten. Het oneindige en eeuwige loslaten gaat vanzelf vrucht dragen. Dit is het leeuwse leven. Je wordt ergens door gegrepen, maar je laat los, ook als het je meesleurt. Het zijn illusies, en zelfs loslaten is een illusie, dus dat laat je ook los. Je laat alle verbeeldingen van het loslaten los. Zo ontstaat er een innerlijk leeuws vuur, wat je ook weer loslaat. Zo wordt het vuur geblust, wat je ook weer loslaat, en dan moet je de aandacht en alle voorstellingen van aandacht loslaten. Ook alle verbeeldingen van concentratie en van de oneindige veelvuldigheid van dingen moet je loslaten. Ook het 438 wachten en de verbeeldingen van het wachten moet je loslaten. De leeuw wacht op de vrucht, maar je laat het los. Je probeert je nergens in te passen, maar je laat het los. Dit is de metafoor van de aap. De aap moet de leeuw helpen in het nog dieper loslaten, uit te stijgen boven de illusie van weerstand. Apen zijn wezens van de heilige vergetelheid. 24. Je laat dus de illusie van weerstand en veelheid los, en ook de illusie van overgave. Alles gaat om de vrucht, niet om het gemaakte. Zo kom je tot het innerlijke vuur van de aap, het vuur van de heilige vergetelheid, wat het valse vuur uit heeft geblust, puur door het loslaten. Het is een bron, verborgen liggende in de dieptes van Betelgeuse, de bron van Orion. De mens wordt zo totaal zacht en totaal hard, als een dualiteit. Als iemand aan de rand van het oneindige bewustzijn is gekomen, dan moet hij zijn zelf volledig loslaten om binnen te gaan. 25. In het loslaten is de vrucht. 26. In de oneindige, eeuwige ruimte ervaart de mens uiteindelijk de letter van de hemelse leer, en de diepte ervan. 27. Het verstand is aan het slaapwandelen. Het verstand moet ontwaken tot de hogere structuren, door de restricties opgelegd. Zo wordt het verstand in juiste banen geleid. De mens denkt vaak dat restricties hem stoppen in zijn groei, maar het is het tegenovergestelde. 28. Alleen zij die de heilige gebondenheid hebben ontvangen zijn veilig tegen de verleider. 29. Door te leven van horen zeggen in plaats van een persoonlijke, directe relatie te hebben met de heilige kennis, loopt de mens het doel mis. Dit is een vorm van onstandvastigheid en onstabiliteit. 30. Veiligheid is mogelijk, wat niet betekent vrij te zijn van het visnet, van de noodzaak te strijden voor

het goede, maar veiligheid tegen de zonde. Altijd zwart-wit denken helpt niet. 31. Er kan op zoveel andere manieren naar gekeken worden en er kan zoveel veranderen, maar dat haalt de strijd niet weg. Het is en blijft een oorlog. Er moet een goede strategie zijn. Er mag geen oorlogsmarkt van gebouwd worden. De mens moet blijven dromen. Er zijn grote condities verbonden aan veiligheid. 32. Kennis is het wapen, wijsheid, als het hart gevestigd is. 33. De vijand, het ego in al zijn subtiele vormen, kan alleen overwonnen worden door school. 34. De mens moet terugkeren tot de klei van het lichaam. Hier raakt de mens de Betelgeuse bron aan. Het is de materie van vluchtige, subtiele verandering, van dromen, die de muur tussen het geestelijke en het natuurlijke kunnen overbruggen. Door Betelgeuse wordt de mens binnengezogen in het hart van Orion. 35. Alleen de opgeleiden in het leven zullen de aarde overwinnen en begrijpen. Degene die opgeleid word zal het pad der waarheid kunnen uitstippelen, en wordt vergeleken met een bloem. Zulken zijn de waakzamen, en het kwaad kent hun wegen niet. Zij zijn in hun wijsheid ver boven het kwaad uitgestegen. 36. Zij groeien als bloemen tussen de onwetende massa. Ze groeien en bloeien daar als een lelie met een zoete geur van kennis, in dit contrast met de massa van onwetenden die hen niet begrijpen en niet kennen. Het leven gaat door en glijdt er langsheen. Iedereen is druk bezig met zijn eigen dingen. Ze slapen. Ze hebben geen oog voor de diepere kennis. 37. Er worden twee wegen voorgehouden : de weg 439 van weelde en succes, en de weg naar de heilige vergetelheid. Zij die deze wegen kennen willen alleen maar op de weg naar de heilige vergetelheid om zo afgezonderd te worden van het lagere aardse. 38. Hij die leert groeit op tussen de verwaande onwetenden. Een dwaas die zijn eigen onwetendheid heeft ingezien is hierdoor wijs. Extra dwaas zijn de dwazen die denken dat ze wijs zijn. Dwazen zijn de geconformeerden die eer willen ontvangen hierdoor. 39. Het pad van hen die de heilige vergetelheid hebben bereikt is moeilijk te begrijpen. De dwazen kennen het niet. 40. Hen die de heilige vergetelheid hebben bereikt hebben alles achtergelaten voor de wildernis. 41. Zij die gehecht zijn aan de lagere aarde begrijpen hen niet en vinden hun pad niet. 42. Het vele is nietszeggend. Het gaat om de kwaliteit. 43. Een betekenisvol woord is beter dan vele nietszeggende woorden. En de grootste overwinning is de overwinning over het zelf. 44. Een dag van een wijze is meer waard dan honderden jaren van een dwaas. 45. Het Kwaad is een gevaarlijke weg, en een groot vergif. Alleen zij die het Kwaad ontwijken kunnen tot de heilige vergetelheid komen. 11. Het slachtmes van Zippora

1. Zonder diepe afzondering is er geen leegte. Ook moet de mens zijn voorstellingen loslaten, en zijn wil. Het is een natuurlijk proces wat tot het de heilige vergetelheid leidt. 2. Laat alle voorstellingen los, laat het wegstromen als rivierwater wat nooit meer terugkomt. Laat alle gedachtes los, en laat jezelf wegstromen. Laat alles maar afsplitsen terwijl je zelf dieper de leegte in glijdt. Laat alle weerstand wegglijden en alle overgave. Laat ook alle leegte wegstromen. 3. Hoe meer je laat wegstromen, hoe meer er komt. Laat alle beslissingen wegstromen, Laat alle verlangens wegstromen, alle wensen. Laat het allemaal afsplitsen en splits zelf ook op. Laat jezelf wegstromen. Laat al je verwarring wegstromen, al je ideeën en plannen. Laat al je dromen wegstromen, en je onderbewustzijn. Laat al je oordelen wegstromen. Laat de leegte wegstromen, zodat er meer leegte kan komen. Zaai de leegte, opdat je nog meer leegte zult oogsten. Laat al je herinneringen wegstromen. Laat vergetelheid door je heenstromen, en wordt vergetelheid. Zaai vergetelheid opdat je nog meer vergetelheid zult oogsten. Laat de vergetelheid wegstromen, opdat er nog meer vergetelheid komt. Laat al je bezit wegstromen, alles wat je hebt, wordt en bent. 4. God zou een verre stam en natie over de mens brengen. Zij komen als een oordeel over de boosdoeners in God's volk. De pijlen zijn dan het goddelijk zaad, de mayim. 5. Dit verre volk wat over de mens komt brengt honger en verwoesting. De boosdoeners van God's volk worden in ballingschap gedreven. Dan worden de boosdoeners van God's volk gedreven tot de Zarim en de Zuwr, wat vrouwen van verre landen betekent. 6. De ballingschap vindt plaats in de onderwereld. God klaagt erover dat er goddelozen onder zijn volk zijn die vet en glanzend zijn. 7. Zarim en Zuwr komen uit Orion. Het zijn jagers. De Zarim en de Zuwr zijn dus verre vrouwenstammen uit Orion. 8. Om het afgedwaalde volk vatbaar te maken voor Orion, stort God een soort koorts uit : de Chemah. De Chemah is dus een belangrijk instrument van de Heere, de heilige koorts, een heilige brug, om tot ontlediging te komen. 9. God klaagt erover dat de eeuwige tucht en kastijding als een lichaamsdeel is afgehakt. 10. Dit zou weer terugkomen door de Chemah, de heilige koorts. Dan zou ook Mayim, het goddelijke zaad, weer voortgebracht worden. 11. De Ebrah is de heilige arrogantie van de Heere, tegen hen gekeerd. God is gescheiden van haar volk (SBQ). 12. Voor een Israeliet was het belangrijk om terug te komen tot het zuivere teken, het zuivere vruchtbare deel, het besneden, paradijselijke deel. En dit moest ten diepste gebeuren. De voorhuid was de kap, het zegel, wat eraf moest. Die voorhuid was gekomen door de zondeval. God zou het slachtmes brengen, Harba, om die top eraf te snijden. 13. Dit zou gebeuren door de verre goddelijke vrouwenstam van Orion, de Zuwr. Velen zouden omkomen, maar er zou ook een overblijfsel zijn. Harba stond gelijk aan een oordeel gebracht door goddelijke vrouwen (Zuwr). Dit slachtmes wordt ook in verband gebracht met Zippora, de besnijdster. Zij besneed haar zoon. 14. Harba, Zippora, is het teken van de besnijdenis wat wij dienen te ontvangen, als een terugkeer tot de 440

wildernis, om terug te keren tot het beloofde land. 15. Verwijd uw wegen met haar, wees niet bekrompen en eenzijdig. Wees voorzichtig, wees bedachtzaam, verminder in haar nabijheid. 16. Het is een weg door de onderwereld met veel bloedige testen en rituelen. Overal staat de dood op de loer, en er is ook veel dood. 17. Alleen de heldhaftige doden, de einherjar, kwamen uiteindelijk aan in het Valhalla. Alleen gevallen strijders konden hier komen. 18. De mens heeft restrictie nodig om het juiste pad te vinden. 19. Het eeuwige touw, de eeuwige restrictie, is een beeld van de volharding van de heiligen, van de onontkoombaarheid. 20. Hier moet de mens afsterven aan al zijn valse godsbeelden en idolen van het ego. 21. De mens mag door de spiegeling tot ontwaking komen. 22. Het zijn als het ware allemaal golfjes en stroompjes van zeeen en rivieren die door elkaar heenlopen. 23. Ze dalen neer en stijgen weer op met vernieuwd inzicht. Bronnen putten en scheppen weer uit andere bronnen om zichzelf te versterken, te verdiepen. Dit is een groot natuur geheimenis. 24. Betelgeuse is een visser die hiervoor de uitverkoren zielen zal opvissen om ze in te wijden in deze geheimenissen. Moeder Betelgeuse is op haar boot hiervoor en heeft haar netten uitgeworpen. 25. Er zijn totaal onvoorspelbare dieren, en hun oorsprong is duister. Het veroorzaakt de vele 441 misverstanden tussen man en vrouw. 26. De mens heeft God verzonnen, en leeft door bijgeloof. 27. Jeremia werd apart gezet, geheiligd, in God's toorn, en moest door de heilige verworpenheid heen. 28. Jakob moest tot de diepte van Ezau komen, tot de diepte van de aarde. Dit gevecht was al de Jakobsladder. Jakob moest dus de onderwereld in, als een verworpene. 29. Ra veranderde in de klager, de wener, als een verworpene, opdat hij zijn tocht door de onderwereld kon voortzetten. 30. Jakob moest Ezau verleiden door het kommetje rode soep. 31. Ezau verloor hierdoor zijn eerstgeboorteverbond en zocht het in bittere tranen. 32. Dit heeft ook weer te maken met het rode kroon geheimenis van Noord-Egypte, van de klaagliederen. 33. Het is de sleutel tot de diepere leegte, de sleutel tot vergetelheid. 34. Alle profeten moesten ingewijd worden in het verwerpen en ontkennen van de goden van stad en staat. 35. Het was uitgezonden als het oordeel over de afgoden. Het was de aartsmoeder Rebekkah rijdende op een beest om een nieuw geslacht voort te brengen van heilige verworpenen. 36. De Rode Put werd geopend. Alleen zo konden zij dieper in de wildernis geslingerd worden. 37. Zij pronkten niet mee met religie. Zij kwamen

om de religie te beeindigen, uit te doven. Zo was er een pad tot de wildernis. Zo ging er een roep uit. Zo werden de geroepenen afgezonderd, zij die uitverkoren waren door moeder Rebekkah. 38. De verworpenheid vindt zijn hoogtepunt in de leer waarin God geen kinderen heeft. 39. Zo wordt de mens afgesneden van de familiegoden. 40. De duisternis en de leegte van het visnet moest komen. Het valse zoonschap moest verbroken worden. 41. De afgoden van stad en staat moesten verworpen worden en ontkent. De afgoden van de familie clans moesten terecht gesteld worden. 42. De leerregels wijzen op het belang van de nacht, van de rust. 43. Is het mogelijk je verstand geheel zuiver te krijgen van allerlei afgoden van de samenleving die dag in dag uit op je inbeuken, mentaal, emotioneel en fysiek ? Daarvoor moet je dieper het ijs in om dit te laten afsterven. 44. Het gaat erom de rode put te vinden. Het is dat wat bekent staat als het rode ijs, in de rode nacht. Hoe dieper de mens het ijs ingaat des te dichter de mens bij de nacht komt, het zwarte ijs, wat langzaam rood zal worden. 45. Vanuit dit gat zwermt religie. 46. Familie goden hadden niets meer in te brengen. De moeder had gezegd : "Hier is je vrouw." Want een man zou zijn moeder verlaten om zijn vrouw aan te hangen, als een beeld van de tegenhanger educatie. 47. Zijn vrouw zou hem een hele andere educatie 442 geven dan zijn moeder hem had opgevoed. 48. Hij moest namelijk de andere kant van het verhaal zien, wat eigenlijk niets anders was dan de diepte van het verhaal wat hij al kende. Hij keek naar het rode. 49. Het zou hem laten gaan tot een andere wereld, een andere realiteit. Hij zou de duistere raadsels moeten leren kennen. 50. Hij moest zo vrij komen van eenzijdigheid. De wereld waar hij vandaan kwam was niet wat het leek. 51. Hij keek haar aan. Hij had van het rode genomen. Er was geen weg meer terug. Hij was nu een ontwaakte. 52. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag over de diepte. Alles komt voort vanuit de vergetelheid. 53. God is een leidraad. Iedereen heeft een leidraad. WERKTUIGEN 1. Het geheimenis van de Kehatieten 1. We bekijken de dingen niet eenzijdig, maar veelzijdig, wat ook de schoonheid is van de mens, het sieraad van de hemelse kennis (eenvoud en veelzijdigheid).

2. Zo mogen de muren die door taal zijn ontstaan ook weer afgebroken worden door taal. Voor mij is dit het wonder van het hemelse Woord, de meest vaste brug. 3. Het is een roeping. 4. Het is een droom van context en diepte. Het ego wordt ontmaskerd en moet vallen. 5. Onderscheiding kan er alleen maar zijn vanuit de context, vanuit compleetheid, vanuit de eeuwigheid. 6. De schepping kwam tot stand in afzondering en onderscheiding, in den beginne. 7. Het is een droom (resi) die ontstaat in de afzondering. 8. Vandaag de dag vraagt de dansende dochter van Herodus, Salome, nog steeds om hoofden. 9. Maar er wordt ons herstel van de hoofdwond beloofd. Dit zal de context herstellen. 10. Door de compleetheid van de context zullen er geen gaten meer in de netten zitten en zal de wonderbaarlijke visvangst plaats kunnen vinden. 11. Het Woord stijgt als een ibis uit boven de stormen. 12. Het is een woeste vogel, de woeste ibis, en dat moest ook wel, anders zou de mens nooit boven deze stormen kunnen uitvliegen. 13. Ezau is als de leegte en de vergetelheid. Het bloed van Ezau is als een ladder. 14. Deze rode put loopt helemaal tot Betelgeuse, waar het zijn bron heeft. 15. De mens heeft niet geleerd hoe te zuiveren en te 443 17. De mens is koppig en zelfzuchtig. Ik heb daar altijd tegen gestreden, maar het werd me niet in dank afgenomen. 18. Ik heb de mens hiertegen geprobeerd te beschermen, maar de mens wil niet beschermd worden. De mens wil bedrogen worden. 19. De mens moet rennen voor zijn leven, om te kunnen zuiveren. 20. Er moet een middel zijn om het te ziften. 21. De mens moet leren gaan van bloem tot bloem als bijen. Telkens weer loslaten, telkens weer vernieuwen. 22. Zo zal vanzelf de cirkel rond gaan, en kom je tot een zuivere bron. Dan kun je pas daadwerkelijk de bron in, maar dan moet je de diepte in. 23. We komen nooit zomaar tot de waarheid zonder eerst een ontmoeting hebben gehad met de leugen. 24. De leugen moet eerst ontmaskerd en overwonnen worden. Natuurlijk zit de waarheid hier wel tussendoor, omdat ook de waarheid naar ons op zoek is. Het is dus iets heel gemengds. 25. De waarheid heeft niet zoveel smetvrees dat het er niet doorheen werkt. Integendeel. De waarheid werkt door de leugen zoveel als het kan. Dus dan gaat het allereerst om sorteren, prioriteiten stellen. 26. Twee is in het Hebreeuws het getal van verandering en verschil, van het anders zijn. Alleen zij die niet tot de massa behoren kunnen tot de onderscheiden. 16. De mens grijpt zomaar het eerste het beste wat op hem afkomt. Allemaal buigen ze voor het beest, zowel gedwongen als ongedwongen.

tentendienst tot God naderen, alleen zij die anders zijn. 27. Zij die gelijk zijn aan de grote massa's worden nooit door God opgenomen. 28. Dingen worden dus niet materialistisch bekeken. Het gaat niet om de eerstgeborenen, de leidinggevenden, maar om degenen die in tentendienst zijn. 29. Na een harde oorlog waarin hun ego stierf, op het strijdveld, werden zij genomen tot de tentendienst. 30. Er is niets wat een dwaas erger haat dan kennis en studie. Het is de grootste vijand van de dwaas, en hij zal er alles aan doen om het zwart te maken. Dit doet hij door leugens en spot. 31. De exegese, de schriftuitleg, is het middel waardoor de opname plaatsvindt. 32. Het bewustzijn kan zich alleen ontwikkelen in de zee van het onbewustzijn. 33. De mens heeft een overdosis aan persoonlijkheid gehad, wat weer gedoofd wordt en gedood wordt in de strijd tegen de valse godsbeelden van menselijke overleveringen en tradities. 34. Het gaat om de kennis waaraan het zelf moet afsterven. 35. De strijd tegen de spiegelingen moet er zijn, maar nog belangrijker is de studie van hoe dit in elkaar zit en werkt, anders blijf je water naar de zee dragen. 36. Belangrijker is het de spiegelingen te leren kennen. 37. Zonder het kennen is het een eindeloos en onmenselijk lijden. 38. In deze zin moet ook de reus van het ego, van de eenzijdigheid, verslagen worden. 39. Het is binnengaan van Betelgeuse West. Tussen Oost en Zuid Betelgeuse ligt de enorme Betelgeuse zee die het Oosten van het Westen scheidt. 40. Aan de westkust lopen dronken reuzen die verslagen moeten worden : Haam, Ometan, Sechachmeé en Papo zijn enkele namen van hun leiders. Zij zijn als fluisterende zeemonsters. Deze orde aan de westkust van Betelgeuse heet de Uvuur. 41. Ahn velde de reus Goliath met zijn vijf slingerstenen. Zo kwam Ahn van de aardse, eenzijdige betekenis tot de hemelse betekenis. Het geslachtsdeel werd afgenomen van het ego, zodat het ego zich niet meer kon voortplanten en zou sterven. 42. God werkt door context en inwijding. 43. De Kehatieten waren aangesteld over de werktuigen en het gerei van de tentendienst. Dit betekent de verschijning van God. 44. De baarmoeder maakte veel gebruik van slachtwapens hiervoor. Zij was de oerschepster van alle dingen. Zij stond aan haar ketel. Zij was een geweldenaar die op haar strijdwagen reed. Alles was door haar onderverdeeld in kooien van restrictie, opdat haar schepping tot stand zou komen. 45. Het verrichten van werk in de tentendienst is bada in het Aramees, wat het maken van de leerregels betekent en regeren. 46. De bada-amazones uit Orion komen met een bevel tot ballingschap. 444

47. Dit is het binnen gaan, het ingewijd worden in de geheimen. In het Aramees wordt het voorhangsel alleen weggenomen door tranen (Syrisch-Aramees). 48. De bada is in het Hebreeuws een metafoor van de afzondering, van het nomadische leven, verbonden aan de Efraïm stam. Dit is dus Hoseaans, want Efraim was een beeld van Gomer, de twistzieke vrouw van Hosea. 49. Het is bedekt met een voorhangsel van verraad en plundering in het Hebreeuws (beged). De mens komt alleen door de baarmoeder tot wedergeboorte, en dan zal de mens eerst door verraad heen moeten gaan, zoals Hosea werd verraden. 50. De mens moest het onbewustzijn in tot de vergetelheid om de eeuwige kennis op te wekken. 51. Het is een beeld van de moederborst. Ook hierover hangt een voorhangsel van verraad, en men kan hiertoe alleen komen door gebed en door de psalmen. 52. De mens is onderworpen aan de ijzeren leerregels, de strenge voorwaardes die er zijn. In het Hebreeuws is dit de opening van de hemel. 53. Er wordt een geldstuk getoond, en iedereen kijkt ernaar en vraagt zich af wat het eigenlijk is. 54. Het houdt de mens in dromen en illusies, die worden tot een grote nachtmerrie, stap voor stap, en wie kan het stoppen ? 55. Het is gegroeid als een ziekte, een virus. Het heeft alles besmet. 56. In het niets is alles te vinden. 57. Sommige mensen zijn bang om te springen in die afgrond. Ze houden zich nog aan alles wanhopig vast, terwijl ze weten dat het een drogbeeld is, dat 445 68. Adam was in de heilige onontkoombaarheid gekomen, de leerregel van de volharding van de heiligen. ze dieper moeten. 58. De mens is koopwaar geworden in de markt van recht en medicijnen, en in het geestelijke. Het zijn zielenhandels. 59. De familie is één van de grootste afgoden. Ook de familie goden worden gemaakt in deze markten. 60. Het ego, de familie afgod, en de geld afgod houden de mens verslaafd. 61. De natuur komt hierin de mens tegemoet. Alles is er al, maar het moet nog geopenbaard worden. 62. De menselijke overleveringen en tradities zijn gebouwd op geweld en slavernij, waarin het ego gediend moet worden die zich als god voordoet. 63. In Noord-Betelgeuse speelt deze strijd zich af. Het is een vlakte van woestijnen en ijs-woestijnen. In de dieptes van die woestijnen heeft het farizeïsme zijn markten gevestigd. 64. In het hiermee afrekenen door de leegte mag en kan de mens verder in de natuur van het heelal opstijgen. 65. De bron hiervoor ligt in Betelgeuse Noord, als de mens heen is gekomen langs de valstrikken van het witte farizeïsme. 66. Nu, als men dan tot de bron komt in BetelgeuseNoord, dan komt men in de heilige vergetelheid, in Witi, en dan is daar een grote hemelse ladder. 67. Ruimte raakt daar uitgeput en vloeit over in iets anders, als een soort spiegeling.

69. Hij werd toen in principe op een boottocht meegenomen de natuur in. Hij had een ontmoeting met moeder aarde. 70. Het volk komt alleen maar dieper in de moeder aarde, in de wildernis, in de diepte van de baarmoeder, en hun honger is verdubbeld, en ze verlangen terug naar waar ze eerst waren. 71. Ze beginnen enorm te klagen, maar krijgen de leerregels, en die zijn verdubbeld. Het is het pad van het visnet. 72. Het loopt allemaal door tot de klaagliederen van Ahn en Jeremia. 73. Hier overweldigt de zee van de exotische verscheidenheid de mens, en neemt de mens mee. aangegaan met de heilige volharding en het heilige geduld, dan zal het ons beschermen en ons niet laten gaan. Hoe komt de heilige volharding en het heilige geduld in ons leven ? Dit gebeurt door de heilige dankbaarheid, en dat begint al met hele kleine dingen. Door dankbaarheid bouwen we volharding en geduld in ons leven. Tel uw zegeningen. 4. Het is dus belangrijk om een ontmoeting te hebben met volharding en geduld, als met een moeder of vrouw, waardoor we wedergeboren kunnen worden en opgevoed. Deze ontmoeting mag ook een gebed zijn, een honger, iets om naar uit te zien. 5. Dankbaarheid is dus het pad hiertoe, en ongeduld moet uitgeblust worden, en zo ook het valse geduld en valse volharding, de verharding van het ego. De heilige volharding en geduld ontstaan niet zomaar. 2. Adam kwam tot Witi 1. De mens is aan de rand van het beloofde land gekomen. Het is een lange tocht van de Israelieten door de wildernis, door de woestijn. Zonder deze tocht zou men nooit tot de rand van het beloofde land zijn gekomen. 2. De mens had de leerregels al gehad, en die werden verdubbeld. Er was geen weg terug voor Adam. Hij zou alleen maar dieper in de baarmoeder, in de moeder aarde, getrokken worden, opdat zijn ego daadwerkelijk uitgeblust zou worden. Dat is het doel van de heilige vergetelheid, van Witi : het uitblussen van het ego. 3. De heilige onontkoombaarheid die werkt door de heilige restrictie is dus een beeld of metafoor van de volharding, van geduld. Als we een relatie zijn 446 6. De mens moet terug naar de moederborst van de volharding om van haar melk te drinken. Dit eist nederigheid. Volharding gebeurt niet in onze kracht, want het vlees staat altijd op de loer. Neen. Het gebeurt alleen in onze verbrokenheid, als in een natuurproces. 7. Eerst moet de mens weer kind worden. Hoog staan lopen pronken met de borst opgeblazen vooruit brengt geen heilige volharding voort, maar is verharding, en dan wel de valse soort van verharding. Zo komt de mens in drogbeelden terecht. Ware volharding vereist verbrokenheid en nederigheid, waarin de mens aan het ego kan sterven om zo wedergeboren te worden. Deze volharding brengt de heilige onontkoombaarheid voort, want wat zou er gebeuren als we zouden kunnen ontkomen en er een verkeerde stap wordt gemaakt ? Dan is alles verloren. In een ogenblik zou dan alles wat we hebben opgebouwd instorten, en dan is de ramp niet te overzien. 8. Volharding is dus niet dat je je keihard voelt en

supersterk, maar het is een natuurlijk proces van zaaien, sterven en oogsten. Dat kan niet nagebootst worden door vleselijke kracht. Het is het wonder wat ontstaat in de leegte. 9. De mens mag rusten in het geduld, en rusten in de volharding, door verbinding. 10. Eva was een beeld van Adam's volharding. Zij was altijd bij hem, en zij riep hem en leidde hem. Het leidde hem tot de rand van het beloofde land. 11. Alleen in de volharding kan het ego volledig uitgeblust worden. De volharding is een psalm. 12. Adam raakte in een vervoering door de volharding. Hij zag alles met andere ogen. Hij zag diepere betekenissen. De volharding is een vereeuwiging en die is verafschuwd in de lagere aardse gewesten, verafschuwd door het materialisme. 13. Heilige volharding is niet zomaar vanuit jezelf op te wekken, vanuit je vlees. Neen. Het is de hemelse kennis. 14. Het is een samenspel tussen vergeten en weten, het diepste komt ook weer het hoogste en dringt dan ook weer verder binnen tot de bron. 15. Vandaar dus dat Orion en de aarde in elkaar verwoven zijn, en zo ook Betelgeuse, de bron van Orion, als de opening tot het paradijs. 16. De rand van het heelal is een cirkel, als een waterval gebied. 17. De rand van het heelal is ook de bron van het heelal waarin de mens binnen behoort te gaan, in de cirkel van het de heilige vergetelheid, van Witi. 18. Volharding is gebouwd op dankbaarheid, wat nodig is om de bron van het heelal binnen te gaan. 447 Volharding is de leerregel van de heilige onontkoombaarheid, en de onweerstaanbaarheid is ook een leerregel. 19. Dankbaarheid is het doorzien van het lijden, het aanvaarden van het visnet, voor hogere doeleinden. 20. Soms kan de mens het lijden niet doorzien, en dan is er volharding nodig. heilige 3. Het Hoseaanse geheimenis 1. Soms ziet een mens de weg niet, is de mens diep in de golven, en doet het lijden alleen maar pijn, maar dan is daar de heilige volharding. 2. De mens is als een gebondene, net zoals Simson. Hij "brak" de pilaren om de vijand, zowel het individuele ego als het collectieve ego, uit te blussen, opdat hij de heilige vergetelheid zou ingaan. Hij stond blind tussen de pilaren, en begreep het niet. Hij was in grote verwarring, en hij moest de pilaren "breken", oftewel vertalen. 3. Het volk Israël leefde in "ballingschap", en moest dit verdiepen door de honger-ervaring, de leegteervaring, in de wildernis. 4. Men werd dan gegrepen door de uitverkiezing, als door een natuur-verschijnsel, wat gebeurt in de diepte van de honger-put. 5. Het gegrepen worden door de context, wordt namelijk opgewekt door de leerregel van contrasten, dat als je diep genoeg in de ene pool gaat, dan wordt vanzelf de tegengestelde pool opgewekt. Dieper in het niets kom je ook weer tot iets. Absolute leegte is daarom ook onmogelijk, en mag ook geen doel op

zich zijn. 6. Wel moet de mens dus door de vergetelheid heen om af te sterven aan het ego. De mens mag niet in de leegte blijven hangen, maar moet alsmaar leger worden totdat het doel is bereikt : de wedergebondenheid. 7. Hierin sterft het ego, in de grote afscheiding. 8. Adam zat in de boot met Eva, een beeld van zijn volharding, en dit verhaal werkt zich verder uit in het verhaal van Abraham en Suri (Sara). 9. Abraham is een andere vorm van Adam, en hij moet leren leven met zijn twistzieke, spottende vrouw, Suri (Sara). Suri is een beeld van Abraham's dankbaarheid, die haarzelf niet makkelijk prijsgeeft. 10. Abraham herkent haar eerst niet als zodanig. De dankbaarheid is niet romantisch, maar een woeste oorlogsvoerder. De dankbaarheid neemt vestingen in. De dankbaarheid twist en spot totdat de vesting is opengebroken en ingenomen. 11. De dankbaarheid is een strenge discipline die samenwerkt met volharding. Het is geen gevoel maar een principe. Dankbaarheid is als ijs. Het is geen dweper, maar het twist en spot. Zonder de dankbaarheid sterft de mens. 12. Suri (Sara) is een beeld van de dankbaarheid van Abraham. Die dankbaarheid moest hij eerst leren kennen en er een relatie mee aangaan, ondanks dat het moeilijk was, want de dankbaarheid is niet makkelijk en de prijs is hoog. 13. De dankbaarheid is dus zeer zeker geen allemans-vriend, en in principe is de dankbaarheid de heilige ondankbaarheid naar het materialisme toe. De dankbaarheid mag dus niet de heilige strijd uitdoven, maar verdiept deze strijd. 448 14. Dit loopt allemaal uit op de Hoseaanse mythologie, de "scheiding" tussen Hosea en Gomer, wat een beeld is van de ongelijkvormigheid, de waakzaamheid en het "kritisch denken". Hosea is in die zin ook een vorm van Adam en Gomer is een beeld van zijn ongelijkvormigheid. 15. Zodra je gelijkvormig wordt is alles verloren. Vandaar dat het Hoseaanse geheimenis van levensbelang is. Al het gelijkvormige zal ten onder gaan. 16. Ben je bereid alles wat je hebt los te laten om dat te zoeken wat verloren is ? Dat is de leerstelling van de context. Als er één klein stukje ontbreekt, en je wil er niet alles voor doen om dat kleine stukje te vinden, dan is er geen sprake van een context meer, en zal alles in stukjes vallen, dus heb je aan het einde helemaal niets. 17. De leerstelling van de honger is de progressiviteit, de openheid. Het tegengestelde is het conservativisme, de behoudendheid, het traditionalisme. Zij hebben geen honger. Zij zijn gestopt en hebben hun markt gebouwd waarvan ze leven. Zij hebben alles al in kannen en kruiken. 18. Ze zijn xenofobisch, ze hebben angst voor het vreemde. Ze hebben smetvrees. Het zijn boeren die alles doden wat ongelijkvormig is aan hen. Daarvoor hebben ze hun gif altijd bij de hand. 19. Ze nemen de kennis weg van mensen, om mensen dom en ondergeschikt te houden. Het medische en het religieuze mag geen markt zijn. 20. De amazones van Orion, Betelgeuse en de rand van het heelal zullen tot de aarde naderen als zendelingen van de kennis van de heilige vergetelheid, van Witi. 21. Zij brengen het Woord van geestelijke oorlogsvoering, in een grote oorlog. Zij sparen het

ego van de onwetendheid, van de onverschilligheid, niet. Zij komen als de heilige vergetelheid, als Witi, tegen de goden van deze tijd en van de aarde. 22. De farizeeer is als een bij die van mens tot mens gaat om alle honing uit die mens weg te nemen, om dit vervolgens te verkopen. 23. De farizeeer gebruikt mensen als vee. Ze houden elkaar veelal de hand boven het hoofd. Ze verdienen aan elkaar. Ze wisselen zielen uit. 24. Ze werken met elkaar samen om je erin te krijgen, en dan laten ze je er niet meer uit. Het zijn valse religies van geld. Ze willen de leegte van de heilige vergetelheid niet in. Dus in die zin verafschuwen ze de heilige eeuwige sabbath. Ze willen grijpen en bezitten, en op een dag zullen ze wakker worden achter hun grote, lange eettafel waar ze in slaap waren gevallen door het vele eten van vlees en delicatesse. Ze zullen alles uitkotsen. Let er op. 25. Ben je ongelijkvormig, heb je jezelf afgezonderd, en voel je je bespot door anderen omdat je niet met hen mee wil doen, dan komt dat doordat je de leegte bent ingegaan en alles wat je doet en zegt vormt een echo en een spiegeling die naar je terugroept, als je eigen spiegeling, maar dan net iets anders. De mens moet dit spotkleed wel dragen. Het is een natuurverschijnsel. Dat wil dus niet zeggen dat het kwaad niet bestaat, maar dat er leerregels van de natuur zijn die het hebben opgewekt. Kwaad heeft dus geen daadwerkelijk bewustzijn. 26. Het kwaad is levende al dood. Je kunt heel moe worden van het vechten met spiegelingen. Wijsheid is beter dan oorlogstuig. Het gaat om de hemelse kennis. 27. Een ieder die niet de leegte van de heilige vergetelheid ingaat zal sterven, is levende al dood. 449 Vandaar dat de brug onmisbaar is. 28. De mens wordt gefokt als mestvee. De mensheid is zwaar gefopt. 29. Alles moet op hun manier en je betaalt er ook nog eens bakken met geld voor aan deze dwazen. Het is geen zorg. 30. Het slinkste ervan is dat ze net doen alsof er niets aan de hand is, en velen trappen erin. 31. De mens wordt geringd als vogels, als slaven, voor de volkstellingen. 32. Het is een valse religie. Duur betaald, makkelijk geloofd. 33. Ze hebben er teveel geld in gestoken. Voor hen is er geen weg meer terug. Het geluk der dommen, het goud der dwazen. 34. Varkens vreten en dan slapen ze. Als de hemelse kennis aan de deur klopt zijn ze nooit thuis. Ze hebben wel wat anders te doen. Varkens vreten, en dan slapen ze. 35. Hier hebben ze allemaal hun drogredenen voor, geen argumenten. Ze hebben het antwoord niet. Als iemand ziek wordt wordt zo iemand niet geloofd en krijgt zo'n persoon zelf de schuld toegeschoven of allerlei andere soorten drogredenen. 36. De aarde is vergiftigd. Het wordt van geslacht tot geslacht doorgegeven, als een lange keten. 37. Er is een overblijfsel. De rest zal vergaan. Er moeten heel wat schillen verwijderd worden. Er moeten heel wat voorhangsels weggeschoven worden. Het pad leidt tot het diepste van de tent geheimen. 38. De mens leert hier het luisteren naar en

gehoorzamen van het ego af. 39. Dat wat we vandaag de dag om ons heenzien, oorlogen, geweld, bedreigingen, is een bloed-orakel. Het is de bedoeling dat we er de tekenen in kunnen zien. 40. Het bloed-orakel is nodig om met het ego af te rekenen, maar het moet op de juiste manier geinterpreteerd worden. 41. Kaïn was de eerste die uit een mens geboren was, en als dan de dochters der mensen worden besproken dan zijn dit de Kaïnieten. 42. De dochters der mensen, de Kaïnieten, gingen tot hun grote tenten in de wildernis. 43. Noach zou een belangrijke rol spelen, en de Kaïnitische zusters vochten over hem, over in welke tent hij zou wonen. 44. Zij moesten de grote snelle, luidruchtige zwijnen van het ego overwinnen, en ook de snelle witte kippen van het ego. De Kaïnieten dienden de grote zwijnen op na de jacht om gegeten te worden, omdat het ego verwerkt moest worden, en zo ook plukten ze de kippen, en gebruikten de witte veren voor hun tenten. 45. De Kaïnieten namen ons mee in hun boten, tot de wildernis. 46. Eerst moet het ego sterven en moet de mens aan de condities voldoen. 47. Er zijn dromen gegeven aan de mens die hiervoor klaar is. Dit is ten diepste wat de bron van wedergeboorte is, als de bron der dromen. 48. Ook het ego heeft zijn eigen volharding en verharding. In het gezicht van Zacharia wordt dit 450 4. De mens is slaaf van boze geesten 1. De onderwereld is een baarmoeder, een vrouw in barensnood, metaforische tucht en onderwijs voor haar kinderen. 2. Volg de meerderheid niet om de uitleg van het Woord te buigen. De mens mag theologie niet baseren op de mening van de meerderheid. Dat is massa-hysterie. 3. De mens mag niet oordelen naar het vlees vanuit medelijden of uit partijdigheid. Vooroordelen mogen er niet zijn. 4. Kennis komt door het visnet. De mens wordt zo gescheiden van het valse. 5. Het gaat niet om de valse gratis genade, maar om het eerlijke loon van de kennis. 6. Als de mens vanuit Betelgeuse tot bewustzijnsverruiming komt en opstijgt tot de randen van het Heelal, waar de zwarte golven in andere realiteiten overgaan, dan komt de mens in een nieuw bewustzijn, in de duistere nacht, het nacht heelal. 7. Woeste golven zijn aan de randen van de lange wildernis stranden. De woeste golven gaan zeer opgelost door kennis in het Aramees, door de wederoprichting van de tentendienst, wat een metafoor is voor het herstel, de verdieping, van het Woord. Je kunt de horens van het ego niet verbreken door geweld, maar alleen door het verdiepen, door het vergeestelijken. Het moet doorvertaald worden en gerangschikt.

hoog, en dan dalen zij weer diep. 8. Zij zijn natuurverschijnselen, de golven van de wildernis. 9. De golven komen zo hoog dat ze opstijgen, als een groot natuurverschijnsel. 10. De mens moet dus geen xenofobie ontwikkelen tot het vreemde. Het vreemde is de sleutel. De mens moet dieper gaan tot achter de menselijke dogma's. 11. Velen geven deze strijd op, maar de exegese overwint in de kuil. 12. In het Aramees staat dat de andere goden niet herinnerd zullen worden. Goden zijn ook wonden in het Aramees en angsten. 13. Er komt altijd een einde aan geredeneer en gefilosofeer ergens op de weg, waar de mens dan vastraakt vanwege het uitputten van de kennis. 14. De Kehatieten waren aangesteld over de werktuigen en het gerei, dieper in de tent. 15. Het gaat hier dus om het Betelgeusische paradijs. Dieper over de rand van het heelal, dieper in Betelgeuse (West), dat is waar het om gaat. 16. Alles ontstaat vanuit het niet-bestaan. Zonder deze bron is er geen leven mogelijk. Voor het grootste deel is het leven niet-bestaan, en het daadwerkelijke bestaan wat daaruit voortkomt is maar een paar druppels. 17. Zodra je gaat beseffen dat je grotendeels niet bestaat, dan wordt je hemels bewustzijn. En als je bijna niet bestaat, waar werk je dan voor ? Is er dan geen hele andere weg die gegaan dient te worden ? Zijn een heleboel dingen die de mens doet niet overbodig en nutteloos, als het dragen van water naar de zee ? Het leven is ijdelheid. Het is als het 451 water gieten in een bodemloze put. We kunnen daar dan naar kijken en ons afvragen waar we eigenlijk mee bezig zijn. Het bewustzijn van de mens is maar heel klein, omdat de mens denkt dat hij bestaat, terwijl het grotendeels illusie is. Het bestaan van de mens ligt juist besloten in het niet-bestaan van de mens. De mens moet afkeren van één van de grootste afgoden aller tijden : de mens. 18. De mens is niet sterk. De mens is zwak, zeer zwak, en leugenachtig. De mens broedt en liegt de hele tijd door. De mens leeft in drogbeelden. Daar gaat het grootste deel van zijn tijd naartoe, en dat alles voor niets. 19. De mens moet zijn afgoden van zijn en worden opgeven en eerst komen tot het niet-bestaan. 20. Iets kan alleen ontstaan door niet-bestaan. Tussen dingen zijn er gaten van niet-bestaan, ook tussen gedachtes, en die gaten moeten groter en groter worden. De mens denkt namelijk dat hij het bestaan kent, maar het is schijn-bestaan, en de mens kent het niet-bestaan niet. Als de mens slaapt moet de mens ook door deze zone heen voordat de dromen kunnen komen. 21. In niet-bestaan moeten de afgoden van het ego verder afsterven. 22. In zijn commentaar op de bergrede maakt Augustinus een hele goede opmerking over 'zalig zijn de armen van geest, want voor hen is het koninkrijk der hemelen.' Hij verbindt dit aan de heilige vreze die het begin is van de wijsheid. Hij stelt dat de armen van geest hen zijn die heel voorzichtig met het geestelijke omspringen. Zij zijn niet overgeestelijk. Zij gebruiken het met mate, omdat het om de hoogste wijsheid van de ziel gaat, oftewel de ziel van de hemelse kennis. Zij gaan bescheiden om met het geestelijke, niet opgeblazen. 23. Augustinus was vurig gericht tegen het

materialistische denken, en stelde dat God niet met de ogen gezien kon worden, maar met het hart. Hij noteerde het als een dwaasheid wanneer God op een materiele manier benaderd werd buiten het hart om. Hij vocht tegen de materiele kennis die opgeblazen maakte, de bedrieglijke kennis van de dwazen. Hij maakte zo een filosofisch stelsel van rechtvaardigheid, want hij stelde dat God rechtvaardig was, waarin sommige zonden een straf waren op andere zonden, als een lange keten. Zonde veroorzaakt zonde, totdat de cirkel rond is, en de zonde ten onder gaat. 24. Dan wordt er in de bergrede het belang van het hongeren genoemd, het hongeren naar gerechtigheid. De arme is altijd weer op zoek naar de bron, terwijl de rijke denkt dat hij alles al heeft, maar tegelijkertijd meer rijkdom wil. De arme gaat rouwend door het leven omdat hij kan zien wat er mis is, terwijl de rijke niets door heeft, eet en slaapt. De rijke is gelukkig in zijn onwetendheid. Hij negeert de arme en de armoe en geeft alleen om zichzelf. Zolang hij maar hoog en droog zit, en 'na mij de zondvloed'. Hij denkt ook niet aan de komende generatie. Alles draait om het ego, zo ook in de kerk. 25. Het leven is ijdelheid volgens Augustinus. De arme ziet hoe iedereen slaaf is tot de zonde, hij ziet de ketenen, hoe een ieder slaaf is van de boze geesten, en hij rouwt, terwijl de rijke plezier maakt. Maar dit plezier is slechts tijdelijk. Het is maar een droom en op een moment moet ook de rijke wakker worden. 26. Augustinus waarschuwde voor de ijdele glorie van de rijken. Augustinus was een filosoof, geen farizeeër. Hij stelde dat een mens grotere rechtvaardigheid moest hebben dan de farizeeërs. Hij sprak over het grote verschil tussen de zogenaamde 'rechtvaardigheid' van de farizeeërs, en de grotere rechtvaardigheid. 452 27. Augustinus nam de stad in door de wildernis, liet het mengen, opdat er een pad terug was tot de wildernis. En die wildernis is de wildernis van Betelgeuse West, wat helemaal doorloopt tot het Oan gebied, oftewel het gebied van de paradijselijke slaap. 28. Augustinus liet zien dat er dieren waren in gehenna die leefden zonder pijn. Hij gebruikte hiervoor het voorbeeld van salamanders die in vuur leefden. Ook stelde hij dat het mogelijk was in vuur door te leven met pijn. Hij liet de verschillende vormen van het leven in gehenna zien. We kunnen hierbij ook denken aan Shadrach, Meshach en Abednego die in de vurige oven werden geworpen en geen pijn hadden en niet verminkt werden en gewoon doorleefden, terwijl zij die hen in het vuur hadden geworpen verslonden werden door de vlammen omdat ze het zeven maal heter hadden gemaakt. 29. Hij noemt de diamant die niet door vuur bewerkt kan worden, en ook niet door ijzer. Augustinus liet de dualiteit zien van alle dingen. Er waren altijd weer uitzonderingen op de regel, het had altijd verborgen bodems. Hij draaide elke steen om. 30. Hij stelt verder dat God dingen doet die verder gaan dan het waarneembare, verder dan de zintuigelijke ervaring. God doet dan ook het onmogelijke. Niets van wat hij stelt is verder iets noodzakelijks volgens hem. Er is altijd meer. Hij geeft ook toe dat dingen weer kunnen veranderen. Volgens hem kunnen wetten ineens veranderen, en ook de natuurwetten van het heelal, om menselijke overleveringen en tradities te doorbreken. De natuur valt volgens Augustinus niet in een hokje te zetten. Er zijn natuurverschijnselen waar de mens geen weet van heeft. 31. Augustinus stelde dat er een heilige natuur was die planeten kon stilzetten, rivieren kon laten omkeren en sterren uit hun banen kan laten gaan.

Volgens hem was de planeet Venus ook opeens een keer totaal veranderd, in een andere kleur, een andere grootte, een andere vorm en met een andere koers. Volgens Augustinus dachten de aardlingen veel te kortzichtig, en waren de wetten die zij kenden hun afgoden. Augustinus legt de nadruk op de heilige verscheidenheid. 32. De mens is diep geschokt wanneer er dingen gebeuren die tegen de voor hem bekende natuur ingaan, en dat noemt de mens dan een monster, een voorteken, een wonder of verschijnsel, maar het laat aan de mens zien dat er aan God geen limiet valt op te leggen. God stoort zich niet aan de mens, en doet wat nodig is. De mens kan aan God geen natuurwetten opleggen. 33. Augustinus stelt dat er geen duidelijkheid is over sommige dingen wat het precies betekent, dat er meerdere uitleggingen mogelijk. 34. Hij stelt dat de bekering van het vlees verder nergens toe leidt. Zij die in het vlees leven komen onder het oordeel, en als ze dat dan op vleselijke manieren proberen te ontvluchten, dan komen ze er niet onderuit, want de werken van het vlees zijn nu eenmaal vruchteloos. Zo probeert Augustinus ook duidelijk te maken dat er zeker niet makkelijk over het hiernamaals gedacht moet worden. Hij stelt dat de mens nu alleen nog maar gedeeltelijk kent, maar dat later alles duidelijk wordt door de openbaring en ervaring van kennis. 35. Augustinus stelde dat de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus zich afspeelde in een droom, in een geestelijke vervoering. Het waren visioenen van de slapenden. In zijn taal, theologie en filosofie werd Augustinus zwaar beinvloed door de Romeinse dichter Vergilius die schreef : 'Voor oude misdaden moeten zij strafrechtelijk lijden ondergaan, opdat zij eens weer geheel zuiver zullen staan.' 36. Augustinus stelt dat de straffen komen op zonden van het verleden of huidige zonden, en deze straffen zijn soms om volharding in goed karakter te beoefenen. 37. Tijdelijke bestraffingen kunnen zowel tijdens het leven of na het leven plaatsvinden. Augustinus stelde dus dat er een soort van vagevuur bestond zowel in het leven als na het leven. 38. Augustinus stelt dat het vagevuur al in het leven kan beginnen, want het leven is alreeds een bestraffing, vanwege alle verzoekingen die op de loer liggen. 39. Calvijn heeft Augustinus' leringen veel strenger gemaakt, maar dat neemt niet weg dat Augustinus op bepaalde punten zeer streng is en waarschuwend, en laat zien dat de mens niet met God moet sollen en dat de zonde doodernstig is. 40. Theologisch gezien was Augustinus de vader van Calvijn. Vandaar dat Augustinus belangrijk is in het begrijpen van het Calvijn geheimenis en Augustinus is een geheimenis op zichzelf. 41. De waarde in het Betelgeuse paradijs, in Oan, is de Witi, de vergetelheid, met een zwaar fundament van niet-bestaan. De mens begint hier voort te druppelen. Alles is vluchtig en fragmentarisch. Deze waarde zal zich moeten hechten aan de hersenen. 42. De hersenstam verbindt de grote en de kleine hersenen en verbindt ook het hart met de hersenen door het ruggemerg. 43. Witi, de Orionse vergetelheid, moet de hersenstam doordringen. De hersenstam van de mens moet tot Witi komen. 44. Letterlijk gezien heeft religie geen betekenis, maar geestelijk gezien kan het betekenis hebben voor hen die verder zijn gaan graven achter de 453

letterlijke betekenis en deze hebben kunnen verdiepen. 45. Religie is niet iets letterlijks. Het is een woordenkunst en zij die dit niet benaderen in de strenge discipline van ascetisme zullen in al haar valstrikken terecht kunnen komen. 46. Aholiab, de zoon van Ahisamach, werd genoemd als van de stam van Dan, een grafeerder, handwerker, en wever. Achisamach betekent 'mijn spiegeling helpt mij', als een beeld van het nut van de dualiteit. Aholiab betekent 'de hemelse tent', wat een beeld is van de diepte, het terugkeren tot de 'moeder' van alle dingen. 47. De Germaan kon alleen van de bron van kennis drinken als hij het lagere zicht van het ego zou opgeven, zijn drogbeelden, zoals ook Yeshua sprak dat indien uw zienswijze u tot zonde zou verleiden, neem het uit en werp het van u. 48. De Witi waarde in het paradijs is de waarde van het loslaten tot de vergetelheid. 49. De mens gaat de vergetelheid in door de bron van het niet-bestaan, omdat er nu eenmaal maar weinig van de mens daadwerkelijk bestaat. De mens wordt in het drogbeeld van het bestaan gehouden. 50. In het proces van leegmaken is het belangrijk op zoek te gaan naar de hemelse verhoudingen. Alles kan een medicijn of vergif zijn afhankelijk van de mate waarin je het gebruikt. Je mag er niet teveel of te weinig van gebruiken. Je moet zoeken naar de heilige hoeveelheden en de heilige verhoudingen, de heilige combinaties. 51. Het gaat om het vinden van de heilige balanzen. In plaats van altijd maar te vechten tegen bepaalde problemen is het soms beter jezelf af te vragen : Wat kan ik toevoegen ? Waar moet ik meer van nemen, en waar moet ik minder van nemen ? Alles 454 doormeten is dus van belang, de juiste, heilige waarden te kennen. Doe je dat niet, en ga je vechten als een blinde vuistvechter, dan zal dat vaak water naar de zee dragen zijn. 52. Neem van alles maar een heel klein beetje. Dan is het medicijn. Niet teveel, en ook weer niet te weinig. Soms moet je aanvullen. Het pad toont zich vanzelf. Blijf nergens te lang rondhangen, maar ga ook niet te snel weer weg. Dat is iets wat de mens moet leren. De mens moet gevoelig worden voor de heilige hoeveelheden, de heilige verhoudingen. Wat is diepte ? Moet dat met alles ? Nee. Diepte is een pad, dus het slaat heel veel over. De meeste dingen raakt het maar heel licht aan omdat het niet belangrijk is. Diepte gaat daar naartoe waar het belangrijk is, en negeert de rest. 53. Diepte betekent dus niet overmatig open, maar meer gericht open, op de juiste plaats. Ga dus niet te diep en blijf ook niet te oppervlakkig met alles. Ontdek de juiste diepte, de juiste mate, de juiste verhoudingen. Weet wanneer je naar binnen en naar buiten moet en hoe lang, en hoe diep. 54. Als je van iets de juiste mate hebt gevonden, dan kun je het draaien en veranderen. 55. Alles is medicijn als je er de juiste mate van hebt gevonden. Buiten de juiste mate is alles vergif. Ook het goede is vergif als je er teveel of te weinig van gebruikt. Overmaat is nooit de weg, en ook zuinige smetvrees niet. Gierigheid heeft nog nooit een mens geholpen, maar overdaad schaadt ook. Het medicijn is dus een pad van uitbalanceren. Dit gaat ook door vraagstelling, door openheid, zoals het vragen : 'Waarvan moet ik verminderen ?' en 'Waarvan moet ik vermeerderen ?' Het kan soms helpen deze vragen meerdere keren te stellen, totdat de vraagstelling ook echt tot je doordringt en je zintuigen daarvoor openen. Zo kun je jezelf afstemmen. Deze vragen mogen zo in overdenking komen, in toetsen en aftasten.

56. Zo mag de mens leren doseren. 57. De hemel en de heilige vergetelheid is gewoon bewustzijn, en dat kan in het begin pijn doen, want eerst ga je allemaal zien wat fout is. Sterker nog : de hemel is meer lijden. Het lijden is voor de heiligen om verder te komen, dieper te gaan. Laten we hierin niet te absoluut worden. Het lijden is een verhaal. Het is metaforisch. Lijden is bewustzijn. 58. Het lijden van de heiligen is lang en diep, en weegt niet op tegen de eeuwigheid. Het lijden is geen doel op zich. Dit wil overigens niet zeggen dat de slechten niet zwaar geoordeeld worden. Ze veroordelen henzelf, en de vraag is in hoeverre het echt is en in hoeverre het slechts een spiegeling is. De vraag is in hoeverre het slechte echt daadwerkelijk bewustzijn en leven heeft. 59. Het lijden is het medicijn, niet de gewitte graven van de farizeeën. 60. We kijken naar het neergaan van de golven, en dan komen ze weer op. We blijven kijken naar het geheimenis van de hemelse zee. 61. Waar de mens gedwongen werd naakt te worden voor de markt gaat nu een doek over. Waar de mens werd gedwongen te spreken is nu stilte, een gesloten mond. 62. Waar de mens ontdaan werd van zijn huid groeit nu weer een nieuwe huid. 63. Na de dood is het leven afgelopen, stelt het oervlees. Het komt nooit meer terug. Het is voor altijd afgelopen. Dit brengt natuurlijk zwaar leed tot zielen. 64. In ijsgebied verkeert het oervlees, in sneeuwbossen. 65. Denk je in : de mogelijkheden voor dit beest als een mens voor eeuwig moet sterven. Dat betekent dat dit beest de totale, maar dan ook de totale macht krijgt over zo iemand, over de stoffelijke resten, want er is geen hiernamaals. 66. De ziel wordt zo geheel bezit van dit beest, en heeft zo totaal geen rechten meer. De ziel was gemaakt om eeuwig te leven, eeuwig door te leren, en dit alles haalt dit beest plotsklaps weg. 67. Het is voor het beest. Dit beest kan het namelijk goed gebruiken. De totale dood is hun brood. Weg is weg. Dit geeft hen dus een enorme kracht, waardoor het tijdelijk machtige beesten zijn. 68. Het blokkeert de mens verder te laten leren. Dit doen ze dus eigenlijk zichzelf aan, en daarom leiden beide wegen tot de dood. Zij die een mens een eeuwige hel of een eeuwige dood aandoen, zomaar als een dogma, die zullen hierdoor sterven op den duur. 69. Ook de eeuwige hel leidt tot de eeuwige dood. Tijdelijk hebben ze daar even zware kracht door en zijn het zulke grote roofdieren. 70. Denk je eens in dat monster tegen te komen in een besneeuwd bos, in een ijsgebied. Daar kun je niet tegenop. Je moet rennen. Hij wil je dood hebben, want hij leeft van de dood. Hij wil uiteindelijk zelf ook dood. 71. Hij wil de eeuwigheid niet. Dat is te gevoelig voor hem, dan moet hij te diep. Dat wil hij allemaal niet. Hij wil kort leven en de baas zijn. Hij wil handel voeren, opdat het hem niet te dichtbij komt. 72. Het eeuwig leven is te zwaar voor hem. Dat wil hij niet. Dat kost teveel moeite. Hij wil die prijs niet betalen. 73. Dus is hij machtig, gehaat, gevreesd, en 455

daardoor ook geliefd. achterhield in deze realiteit. 74. De mens houdt van degene die hem martelt, anders zou de mens nog meer gemarteld worden. De mens sluit zich hierom aan bij datgene wat hem martelt. 75. De mens houdt van dit beest, in de hoop dat dit beest hem dan met rust laat. De mens probeert het beest gunstig te stemmen. De mens brengt zo grote offers tot het beest, en wordt zo een fundamentalist. 76. Dit beest leeft van de dood. Het raadsel van het fundamentalisme kwam gevaarlijk dichtbij. 77. Kijk daarom naar de golven die zeer diep naar beneden gaan, en dan komen de golven weer op. Het gevecht met het beest van het oervlees is een gevecht met de zee. Alleen educatie gaat je erdoor heenhelpen. Wegrennen en leren. IJzer met handen breken kun je niet. 78. De wereld wordt in de winterdroom gehouden, en het is slechts een allegorie. Je kunt het sterven en opstaan niet forceren. De natuur gaat haar eigen weg. Waarvan is het een allegorie ? Het betekent dat er ergens een ander leven is wat is vergeten. De mens is zo opgegaan in zijn eigen realiteit dat er zulke harde vuistregels om hem heenzijn van de eeuwige dood. Het is iets symbolisch. Letterlijk is het slecht en heeft het geen waarde, maar symbolisch heeft het een diepe geestelijke betekenis. Alles moet namelijk volledig sterven om nieuw leven te brengen. De mens moet door dit gat heen van de eeuwige dood. 79. Eeuwig moet dus vertaald worden als volkomen, als een zinnebeeld van de bodemloze diepte van het bestaan waarin je een nieuw leven ontvangt wat eerst verloren was gegaan. 80. Dit alles is ten doel om het verloren kind te vinden, oftewel de kennis die men altijd voor je 456 81. Er is veel verloren kennis nodig om het eeuwig leven te vinden, het leven aan de andere kant van de omheining. 82. Er is een medicijn van volkomenheid, van context. In de diepte is dit dus een begrip van gelijkheid en verzoening. Iets is kwijtgeraakt en daardoor moet het ego, oftewel de onwetendheid, wat in de weg zit eerst 'sterven'. Kom je er te dichtbij, dan zal het je aanvliegen. Je kunt er alleen kennis over vergaren. 83. Het is het raadsel van de context. Het verbindt twee werelden aan elkaar. Het is verbonden aan de geestelijke zee, van het neerdalen en opkomen van de golven. 84. De geestelijke oorlogsvoering is de kunst door diagnose te komen tot het medicijn, wat zich diep in het probleem zelf bevindt. 85. De geestelijke oorlogsvoering vertaalt door het gebruik maken van symboliek het letterlijke tot het allegorische. 86. Alles wat zich herhalend rondom de mens afspeelt is allegorie wat tot nut gebracht mag worden. De mens mag voorbij het duistere dogma van de eeuwen gaan, over het hek heenklimmen, terug tot de geestelijke schoonheid van de bron van alle dingen. 87. Het vraagstuk van de esthetiek, oftewel de wijsgerige en ethische discipline en leer van kunst en schoonheid, mag zo ook rust vinden in die gedachte. 88. De mens mag komen tot de geestelijke schoonheid door alles heen die geopenbaard wordt in de context, in het medicijn.

89. Zo rijst het beest dan wel eerst heel hoog en dreigend, maar als dan het werk van verzoening is volbracht, dan zal het beest opgelost worden in het geheimenis van de golven. 90. Het medicijn is het slot van een langdurige legende wat we door de geschiedenis heen gezien hebben. 91. Leer dit medicijn te gebruiken en leer het aan anderen door te geven mocht de gelegenheid daartoe zich voordoen. 92. Weef de nachtmerries tot dromen door het medicijn. Zij ontmaskeren niet alleen de religies, maar zij verzoenen de religies ook door de context. 93. Alleen de baarmoeder kan het gevallen gat opvullen. 94. Het beest is in die zin de aankondiging van het herstel van het vrouwelijke, en van de openbaring van het vrouwelijke geheimenis. 95. Het beest verdiept, als het machtige geheimenis van de zee-diepte. Zij heeft jongen, dus kom niet dichtbij, maar leer en leef. Het is een bepaalde droom, dus je zult er eerst voor in slaap moeten gaan. Hier wordt alles alleen maar bereikt door slaap. Het is een eeuwige slaap met eeuwige dromen, en de mens gaat van droom tot droom. De ene droom is een sleutel tot de andere. 2. Het is de ontsluiering van de natuur. 3. Het is altijd weer anders dan mensen zeggen, Het begint altijd in je hoofd te draaien, En dan weet je het niet meer. 4. Door het dal van de bloemen velden komen wij tot de gelijkenissen. 5. Zo kan er een waarlijk contact ontstaan, en zo kan men ook daadwerkelijk dingen afsluiten. 6. Witte bloemen struiken groeien rondom de herinneringen, wat een boodschap van hoop is voor het traumatische geheugen, een boodschap van herstel. 7. In het geheimenis van de witte bloemen is de witte bloem als een slaap die een subtiele droom ontvangt, als een druppelende ontwaking. 8. Ze slapen als een witte bloem, terwijl een droom zo diep in hun harten valt. Het is een druppel van bewustzijn. 9. Zo ver weg in de verte proberen ze het te vangen, maar ze vallen dieper weg. En het is alsof het honderd jaren duurt om weer op te staan, om nog een poging te doen om de druppel van het bewustzijn te vangen, maar ze falen weer, en vallen zelfs dieper. 10. Nu is het alsof het duizend jaren duurt voordat ze een nieuwe kans krijgen 5. Het geheimenis van de witte bloemen 1. De ontwaking van de eeuwenoude brug is een belangrijk evenement in de openbaring van de kennis van de hemelse natuur. 457 Het is als een nieuw medicijn, Ze weten niet meer waar ze zijn, Hier begint een andere droom. 11. Het is vreemder dan ze zich konden voorstellen,

Je weet nooit wanneer je echt wakker bent, Wanneer Zij in de buurt is, realiseren ze het niet, Ze zijn ver weg. 12. Zij is een genezer, een jager, Zij is de Heerin van slaap, van het medicijn, Waarheden met een paar druppels van leugen. 13. Het dogma van geld in het rijke westen, in het kapitalisme, alsof geld het paradijs en het eeuwig leven kan kopen, als een illusie, regeert over de gehele wereld. 14. Veel hebben is voor veel mensen de weg tot geluk. Het dogma valt bijna niet weg te branden. Ook voor veel religieuzen gaat geld goed samen met religie. 15. En voor atheisten is het alles wat ze hebben. Het zijn materialisten. Ook dit is een duister dogma waar geestelijke mensen niet vrolijk van worden, want zij weten dat het een vernietigende leugen is. Maar het valt maar niet weg te boenen, maar in het geestelijke krijgt het diepere betekenis. 16. Zie al die rijken gaan tot dit witte gat, dit witte ravijn, waar zij zich instorten allemaal voor geld. Het heeft een diepere betekenis. 17. Grote stoeten van monniken storten zich al zingend in het ravijn. 18. Je gaat aan dit raadsel kapot totdat het je doet ontwaken. 19. De rijke waant zichzelf onafhankelijk door zijn vele geld. Hij kan er alles mee doen. Het is een grote illusie, en ja, hij heeft in principe niemand nodig door al zijn vele geld. Hij kan alles kopen. Zijn geld doet alles voor hem. Hij heeft geen 458 mensen boven zich. Hij is de bovenste baas. Hij hoeft niet te doen wat andere mensen doen. Hij is vrij. 20. Het aardse 'meeste stemmen gelden' is een drogbeeld. Want als de meerderheid slecht is, dan gaat zo het slechte heersen. 21. Men kijkt ernaar als naar een geheimenis. Ze offeren zichzelf op, maar waaraan ? Als de context spreekt moet al het eenzijdige hier aan afsterven. 22. Ze hebben geen bewijs, maar het is een geloof. 23. Ik houd daarom van de heilige vreze als van mijn partner. Zonder de heilige vreze kan het ego niet sterven. Zonder de heilige vreze is er geen volkomen afzondering en is de mens blind. 24. Het ego moet ontmaskerd worden. 25. Ik houd van de heilige vreze, zoals ik van het geestelijke visnet houd. Ik heb de tucht lief, als mijn partner. Het houd mij waakzaam. 26. Het geheim van het hemelse medicijn leidt tot het water, tot de vis. 27. Het is een parel waar je alles voor moet verkopen. 28. De mens heeft het materialistisch en letterlijk opgevat. Deze geheimenissen zijn nog niet uitgelegd. 29. De letterlijke, materialistische vorm is natuurlijk verwerpelijk, maar het zijn allegorieën met een hogere betekenis. De mens moet klaarkomen met deze geheimenissen. 6.

De mens in Siberische ballingschap 1. Het was bedtijd voor een klein meisje. Haar vader was haar een verhaaltje voor het slapen gaan aan het voorlezen. Opeens werd er geklopt en er kwamen mannen binnen die het hele huis overhoop haalden, en toen arresteerden ze de vader van het meisje. Het waren geheime agenten. En toen ze hem de deur uitleiden riep hij naar het kleine meisje : "Ik kom wel weer terug, want ik ben onschuldig. Dan zal ik het verhaaltje voor je uitlezen." Het kleine meisje groeide op, wachtende op haar vader. Ze werd volwassen terwijl ze wachtte op haar vader, en zelfs toen ze een oude vrouw was geworden wachtte ze nog steeds. 2. Het is een droevig verhaal wat er gebeurde tijdens het regiem van Stalin in Rusland. Stalin betekende de man van staal. Het dodenaantal tijdens zijn regiem ligt veel hoger dan dat van Hitler. Daarom wordt hij weleens de dubbele Hitler genoemd, of Hitler was maar een halve Stalin. Er werden geen andere goden geduld dan Stalin zelf. De priesterorde werd omgebracht. Religie werd geheel uitgebant. Ook politieke tegenstanders werden uit de weg geruimd of verbannen naar oorden van dwangarbeid, en het volk werd tot slavernij gebracht. Alles werd bezit van de staat, het collectief. Persoonlijk bezit was verboden. Zelfs een vrouw en een huis waren geen persoonlijk bezit, maar van de staat, van het collectief. Zij die zelf land bezaten, zoals land-eigenaars, werden bestempeld als 'vijanden van de mensen'. Alles was door, voor en van de staat. De mens leefde in slavernij tot de staat. Het individu bestond niet meer. Stalin was de almachtige, en werd als god vereerd. Alles wat anti-Rusland was moest vernietigd worden, en ook alles wat anti-Stalin was. Stalin was de wet. Mensen waren bang dingen van de tegenrevolutie in huis te hebben, want ze wisten waar dat toe kon leiden. 3. Stalin was te grof en te fanatiek, zonder nuance, 459 wat ook gesteld werd door zijn voorloper, Lenin. Stalin nam de macht over, maar het is een allegorie. Stalin werd vereerd als een Russische Christus, ook veelal vanuit angst. Niemand wilde naar Siberië getransporteerd worden. Dat kun je vergelijken met de angst naar de hel getransporteerd te worden. Stalin had zoveel macht vanwege angst. Ook de hedendaagse medische, psychiatrische en voornamelijk tandmedische dictatuur is stalinistisch. De mens is niet meer van zichzelf. Het individu is verboden. De mens is slaaf van het instituut. Ook de kerken zijn min of meer stalinistisch. De mensheid ontkomt niet zomaar aan het stalinistische geheimenis. Zo is er een lage Stalin en een hoge Stalin. De materialistische, letterlijke, legalistische Stalin moet overwonnen worden en de poëtische Stalin moet begrepen worden. 4. Stalin geeft niet mee. Het is staal. Hetzelfde geldt voor Hitler en Mao. Zij hebben te snel naar de kroon gegrepen. Zij hebben het lijden veracht en de heilige vreze. Zij zijn niet voorzichtig geweest. 5. Stalin versloeg Hitler. Het was het einde van Nazi Duitsland, maar nog maar het begin van een stalinistische wereld. Een heleboel mensen ontgaat dit, en denken dat de wereld toen werd bevrijd, maar de geesten van de man van staal namen de wereld in. Na Hitler kwam Stalin. Dit vertaalde zich in een medische dictatuur die zijn weerga niet kende. 6. Nu is het een feit dat de hele wereld gedestaliniseerd moet worden. Het Stalin geheimenis moet verstaan worden. 7. Er werd een beeld van het beest gemaakt, en dat beeld was nog wel veel erger : de medische Stalin. Ze moesten en zouden nu ook binnendringen in de monden van de mensen. Zo konden ze de mens oraal verkrachten om de mens nog meer monddood te maken. Dit zijn allemaal vormen van materialisme. Zij houden de ziel ten onder in de eeuwige dood. Ze gaan enorm diep in de filosofie

van het materialisme, als een geloof. Ze zijn dronken. Iedereen die dieper is gegaan dan hen ziet dit. 8. Ze hebben een gebrek aan geestelijke oorlogsvoering. Ze redeneren alles weg wat ze niet willen weten, maar vertonen geen tekenen van verlichting. Het zijn vaak stugge mensen die in cirkels praten. Ze vertonen geen tekenen dat hun hogere zintuigen werken. Het is horizontalistisch gezwam. Ze hebben zich verschillende meters boven anderen gezet. Zij hebben altijd gelijk, maar zijn net zoals de rest. Het zijn maar mensen. Ze zijn gewoon stalinistisch die een ander individu niet erkennen, alleen henzelf. Het is pure persoonsverheerlijking : henzelf. Zij wanen zichzelf Stalin. 9. Mao was de Chinese Mozes, hoewel zwaar bedrieglijk, die het volk zou leiden tot het communistische paradijs. Dit hield in dat alles van het collectief zou worden. 10. Het kan op twee manieren tot drogbeeld worden : door materialisme en door nationalisme. 11. Het materialistische westen waar de medische dictatuur heerst is gericht op winst en niet op waarde. Zij hebben een beeld gemaakt van het beest, wat nog wel erger werd. Ze roofden de kroon van Stalin om het zelfs tot een erger drogbeeld te maken. Maar de mens moet weer terug naar het principe van waarde. De mens moet terugkeren tot de diepte van het Oosten, om zo de sleutels te ontvangen om de oorspronkelijke Westerse natuur te herstellen. 12. Het is een Betelgeusisch geheimenis. In de diepte van Oan, het paradijs, de heilige slaap, ontstaat er een droom. 13. De mens moet terugkeren tot de bron. De vrucht moet afgeschild worden. 460 14. Alles moest buigen voor het beest. Iedereen moest het merkteken ontvangen. Nee, de mens is nooit uit de tweede wereldoorlog gekomen. Hitler werd vervangen door het Stalin geheimenis. 15. De dood is slechts een illusie, een symbool, van onderscheiding, waardoor alles op zijn plaats valt en alles wordt opgelost. 16. Stalin is een allegorie van de voleinding van de wereld, van een tijdperk. 17. In de rivier de Lena in Siberië werden wij verdronken door het medische systeem, werden wij een nummer. 18. Wij werden als lagere klasse bestempeld die de hogere klasse moesten dienen. 19. Maar wij werden uit de rivier genomen. 20. Het geheimenis moet begrepen worden. 21. Lenin riep de lagere klasse uit tot staat, wat ook het model van de Efeze brief is. De eersten zouden de laatsten zijn. 22. De mens moest ontwaken tot de hogere betekenis. Het was slechts een allegorie. 23. De mens moest komen tot een diepere exegese, een diepere uitleg van het Woord van de geschiedenis. Dit was allerminst een heilig woord, eerder het tegenovergestelde, maar de mens moest de symbolische waarde leren kennen. Het was een ontmaskering en een openbaring. 24. Ragnarok's ijs was zo diep gegaan en zo koud geworden dat het overschakelde tot Ragnarok's nacht, waar donkere raadselen heersten. Deze nacht zou eindigen in bloed.

25. Mao zag het beloofde land, maar zou het zelf niet binnengaan. Het kon namelijk niet op een letterlijke, materialistische manier binnengegaan worden. Eerst zou het ego moeten sterven, onderscheiden moeten worden, door de diepere exegese. ijzeren gordijn. De mens leeft nog steeds in het Ragnarok. De mens zal het raadsel moeten begrijpen. 7. Het verloren varken 26. De stelling dat de mens nog steeds in de tweede wereldoorlog leeft wordt bevestigd door de koude oorlog die ontstond toen Hitler werd vervangen door Stalin. 27. Het ijzeren gordijn werd gebouwd waardoor het communistische oostblok werd gescheiden van het kapitalistische westen. 28. De koude oorlog betekende de gewapende vrede. Ook nu het ijzeren gordijn is gevallen is geen bewijs dat het ijzeren gordijn daadwerkelijk is gevallen. 29. Het kwam tot de aarde kwam, maar het werd niet door de mensheid begrepen. Ze namen het letterlijk en materieel. Het ijzeren gordijn is helemaal niet gevallen. Er is nog steeds een ijzeren gordijn tussen de medische stalinistische dictators en de lagere klasse die geheel door hen uitgemolken wordt. 30. Als de mens de betekenis er niet van kent zal het niet gebeuren. 31. Het ijzeren gordijn van het ego moet vallen, het ijzeren gordijn van de onwetendheid. 32. Het was de muur van het paradijs, van het beloofde land. 33. De mens leeft nog steeds in de tweede wereldoorlog, de mens leeft nog steeds in Siberische ballingschap. De mens leeft nog steeds achter het 461 1. Ze bouwden een beeld van het beest erger dan het beest zelf. Het beeld van het beest wat ze maakten was een soort zwart gat. 2. Het kan optreden als een mens onder gehele controle is gekomen van zijn ontvoerder, en aan de ontvoerder afhankelijk is geworden. 3. De mens ontwikkelt sympathie voor zijn ontvoerder omdat dat het enige is wat hij heeft, en de ontvoerder hem in leven houdt. 4. Dit kan zelfs tot een liefdesrelatie uitgroeien, allemaal door angst en dankbaarheid voor leven. Zo worden veel mensen in slaap gehouden opdat ze niet zullen ontsnappen. 5. Communisme is een metafoor voor gelijkheid, zorg en context. Kapitalisme is een metafoor voor uniekheid, creativiteit en het overwinnen van het lagere ego. Er is dus heilig communisme en heilig kapitalisme die in balans moeten komen. 6. Communisme is een principe van geestelijke oorlogsvoering, geen politiek. De mens zelf is de staat, stelt Lenin. 7. Het individu is ook het collectief. Dit zijn Efezische principes waarin de mens in God boven alle overheid en macht is gesteld, opdat de scheidingsmuur is verbroken. 8. Lenin sprak dat iemand die zich bewust is

geworden van zijn slavernij en strijd voor de bevrijding nog maar een halve slaaf is vanwege de ontwaking. 9. Het is de overgang van winst tot waarde, die strijdt tegen de religieuze waas die mensen tot slaaf houdt. 10. Zo komt de mens van een geloof in een leven aan de andere zijde tot een strijden voor een leven aan deze zijde. 11. Hij stelt dat de bezetters komen met geloof in een hiernamaals opdat de slaven in een roes raken hierdoor en niet strijden voor hun bevrijding in het nu. Religie is het opium van de mens. Hij stelt dat religie een vooroordeel is. Hij roept de arbeidende mens op om te volharden in het arbeiden, want de arbeidende mens zal overwinnen, wat ook weer een hele apocalyptische stelling is. De arbeidende mens zal de economische slavernij, die de bron van de religieuze waas is, verbreken. 12. Het gaat om de economie van de natuur. Lenin is enorm voorzichtig met godsdienst. Hij stelt dat het is ontstaan in de onderdrukking van de lagere klassen. 13. Ook ziet hij het als een middel van kapitalisme, wat ontstaan is op de basis van kolonialisme wat monopolisme voortbracht. 14. De heilige waarde is het enige wat de mens uit kan leiden. Daarom moet de mens de heilige waarde ontvangen. 15. Er is een wereld van verschil tussen kennis wat op winst gebouwd is en kennis wat op waarde gebouwd is. 16. Religie is dualistisch. Religie wordt gemaakt door de werkende klasse, de onderdrukte klasse, om te kunnen overleven, maar religie wordt ook 462 gemaakt door de heersende klasse, om de onderdrukte klasse in slaap te houden. Daarom moet het mes voorzichtig snijden. 17. We moeten de negenennegentig varkens achterlaten om het verloren varken te vinden. 18. De mens moet zich uitstrekken tot de heilige vergetelheid waarin het altijd meerwillende ego uitgeblust wordt. Hiervoor moet de mens strijden, filosoferen, onderscheiden. Dat is het geestelijke visnet. 19. Marx stelt net als Jezus dat het vleselijke huisgezin opgeheven moet worden, want vleselijke ouders buiten hun kinderen uit door het kapitalisme, en kinderen worden zo geofferd aan de bourgeoisie. 20. Marx stelt dat het een misdaad is, en dat deze uitbuiting opgeheven moet worden. Marx stelt dat de gehele opvoeding verrot is, ingesteld door de maatschappij, door de verhoudingen die de ouders hebben met zulke instituten, en het school systeem is hierdoor ook een drogbeeld. 21. Marx is er misselijk van, omdat hij ziet dat het allemaal door de kapitalistische markt is gekomen. De kinderen worden tot koopwaar en tot arbeidsmiddelen gemaakt. Ook walgt hij ervan dat ook de vrouw tot productie-middel is geworden, en stelt hij dat er gelijkheid dient te zijn. 22. Lenin stelde dat het om de juiste schakel voor het juiste moment ging, als de leerregel van prioriteit. 23. Men moest dus vasthouden aan de leerregel van de geleidelijkheid, en niet teveel hooi op de vork nemen. Men begint van onderen af aan, en werkt zich zo op. 24. Lenin stelde dat de kapitalistische landen elkaar uitbuiten, omdat dat hun aard is, altijd maar weer,

en dat ze elkaar zullen opvreten, en dat zo alles in de maalstroom van de wereldrevolutie wordt meegetrokken. 25. De leerregel van de ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme was dus dat het kapitalisme zichzelf zou opvreten.. Dit is dus een soort ouroboros principe : het beest die zijn eigen staart eet, oftewel de zelf-verslinder, wat toont dat het kwaad nooit zal kunnen blijven bestaan. 26. Daar waar men stopt met ontleden ontstaat kapitalisme. 27. Er moet een beroep gedaan worden op het geheugen en er moet creatief mee aan de gang worden gegaan. Ook het trauma is ergens goed voor geweest. De ontleding geeft weer hoop. 28. Alles past ergens in, zolang er maar diep genoeg wordt gegaan. Oppervlakkigheid is de aankondiging van de dichtgroei. Dat is een moeras. 29. Arbeid leidt dus ook weer tot rust, en vanuit de rust komt er weer arbeid. 30. Door volharding en geduld hierin ontstaat de wedergebondenheid. 31. Dit is de bedoeling van het geestelijke visnet, dat het leidt tot de ontleding, en zo tot de context. De context geeft rust en overzicht, maar laat nieuwe taken zien, en laat de geestelijke oorlogen zien. 32. Het is de enige weg door de verschrikking van deze kapitalistische, stalinistische aarde. Hierdoor ontstaat een nieuw volk, niet in kwantiteit maar in kwaliteit, niet in winst maar in waarde. De geestelijke ontleding schept zo een nieuwe wereld. 33. Hegel stelt, waar Marx ook over verder gaat, dat kwantiteit (de voedingsbodem van het kapitalisme) bij toename en afname op bepaalde knooppunten (zoals vriespunt en kookpunt) sprongen van 463 kwaliteit maakt. Hier verandert kwantiteit dus in kwaliteit, zodat het kapitalisme wordt teruggedrongen. 34. Marx was min of meer een Hegeliaanse filosoof, die de filosofie van Hegel zowel uitwerkte als bekritiseerde. 35. De Duitse filosoof Hegel was dus als de geestelijke of filosofische vader van Marx, en dus een belangrijke bron van Marx die de grotere context zou kunnen laten zien van het werk van Marx. 36. Hegel stelde dat het universum zich ontwikkelde en bewustzijn vormde door de zogeheten dialectiek, door de driehoeksverhouding van stelling, tegenstelling en samenstelling. Er zou dus geen bewustzijn mogelijk zijn als iedereen op dezelfde manier zou denken. 37. Hegel stelde ook dat elke leugen en verkeerde, bloederige beweging in de geschiedenis zijn eigen al dan niet abstracte kern van waarheid had waarnaar gezocht moest worden, onder het mom van leer op een intellectuele manier van de vijand. 38. Hegel stelde ook dat in de context van het kapitalisme van meester-slaaf die verhouding een illusie is. 39. De slaaf, of arbeider, is afhankelijk van zijn meester of werkgever, maar ook het omgekeerde is waar. In die zin is dus de verhouding meester-slaaf een illusie omdat de meester ook weer een slaaf is van de slaaf, omdat hij er afhankelijk aan is. 40. Verlaagt hij het loon van de slaaf of arbeider, dan kan de slaaf of arbeider ook minder van hem kopen, wat weer verlies oplevert voor hem. 41. Zo moeten we dus goed kijken naar de ketenen waar we aan vastzitten. Zijn het wel daadwerkelijk

ketenen ? Degene die de keten vasthoudt is er zelf ook door geketend. Het is dus wederzijds, en daarom is de slavernij of het gevangenschap niet absoluut. 42. Dit is ook de zwakke zijde van de kapitalist. Het kapitalistisme zal dus vroeg of laat instorten. 43. Hegel stelde dat zowel het zelf als het andere niet slechts bestaan in onmiddelijkheid, maar ook in bemiddeling. 44. Daadwerkelijke onmiddelijkheid, het plotselinge, is een illusie, want hij stelt dat het gevoeligheid is. We komen er pas daadwerkelijk mee in aanraking in ons bewustzijn als we er gevoelig voor worden, terwijl het al lang om ons heen zou kunnen zijn geweest. De schijnbare onmiddelijkheid is wanneer we het zelf opmerken. Die gevoeligheid vertaalt zich dan in een gebeurtenis. Gebeurtenissen zijn dus niets anders dan bewustwordingen. Dat hoeft dus nog niet de volle waarheid te zijn, want het kan ook een abstractie zijn. 45. Hij stelt dat het zelf in stand gehouden wordt door het nu, maar dat het nu dus geen onmiddelijkheid is, maar een bemiddeling. Er is namelijk gevoeligheid gekomen. Het nu ontstaat door een zekere samenwerking, iets universeels. Zo kan er een nieuwe zintuigelijke zekerheid komen. 46. Hij stelt dat het gevoelige iets universeels is, en dat het als zodanig uitgedrukt wordt, en we zeggen niet wat we bedoelen. Taal is alleen maar iets wat uitdrukt, maar kan nooit volledig overbrengen wat er bedoeld wordt. Daarvoor is het te ingewikkeld. 47. Hij stelt dat het universele de waarheid is van het object, dus het object herbergt de waarheid in de kern, maar niet als een onmiddelijkheid. Er is namelijk ontkenning en bemiddeling nodig. Het 'nu' en ook het 'hier' zijn dus in principe totaal leeg en 464 onverschillig. Dat is dus het ware leven helemaal niet. 48. Hij stelt dat de gehele context van zintuigelijke zekerheid, als geheel, op waarde geschat moet worden, en als kern waargenomen dient te worden, en niet langer gezien mag worden als een moment van zintuigelijke zekerheid. Het gaat dus om het geheel, niet om het nu. Het nu is een illusie, een abstractie. De onmiddelijkheid bestaat zo alleen nog maar als een relatie, en omzeilt het 'hier en nu'. 49. Het 'nu' is weggesijpeld, doordat het ontleed werd. 50. Het 'nu' is dus eigenlijk een allegorie van het zintuigelijke. Dieren zijn niet van deze wijsheid uitgesloten zijn, en zij zijn juist veel dieper ingewijd hierin, want zij blijven niet bij de zintuigelijke objecten stilstaan alsof die objecten in zichzelf bestaan. Zij zijn wanhopig over de realiteit van deze dingen, in de totale zekerheid dat deze dingen absoluut waardeloos zijn. Zij helpen zichzelf en vernietigen de zintuigelijke objecten, en de gehele natuur verheugd zich wanneer deze geopenbaarde geheimenissen getoond worden over de zintuigelijke objecten, stelt hij. 51. Hij stelt dat er niet gezegd kan worden wat er bedoeld wordt, omdat het object ontoegankelijk is voor de taal van het bewustzijn, dat wat universeel is. Hij stelt dat het een onmogelijkheid is. Hij stelt dat de spraak een hogere natuurlijke eigenschap bezit die onmiddelijk elke betekenis omdraaid om er iets anders van te maken, zodat de mens alleen door ervaring leert wat in feite de waarheid is van de zintuigelijke zekerheid. Hij stelt dus eigenlijk dat het Woord niet goedkoop is, en niet materieel. Het Woord is abstract om elke betekenis om te draaien zodat de mens er niet zomaar mee weg kan lopen. Het is dus een soort beveiliging. Hij stelt dat de mens niet het onmiddelijke moet kennen, maar moet leren waarnemen, leren onderscheiden.

52. Hij stelt dat de onmiddelijkheid nooit tot de waarheid komt, want het gaat om het universele. Zodra een object beweegt ontvouwt het zichzelf, worden de momenten getoond. Het laat een bepaalde context zien, het universele. Hierin is alles inbesloten. Het object ontkomt daar niet meer aan. De beweging is dus de sprekende, de onderscheidende. Ook laat het object zo alle tegenstellingen zien, en de samenstelling, in de dialectiek. In de beweging zien we het essentiële en het niet-essentiële. Het kaf groeit op met het koren. 53. De weelde van de zintuigelijke kennis ligt in de ontleding, de waarneming, de onderscheiding, en niet in de zekerheid van de onmiddelijkheid. Hij toont dus eigenlijk aan dat de mens wat stappen moet terugnemen, want de mens is gevangen in de onmiddelijkheid en kan zo niet onderscheiden waar het op aankomt. De mens wordt voortdurend bedot en bedrogen door de onmiddelijke zintuigen. De mens moet weer diepere gevoeligheid ontwikkelen, en filosofisch afrekenen met de illusie van het onmiddelijke. De mens moet dus leren om het 'nu' heen te werken. Het 'nu' temt de mens natuurlijk voor een markt. Het 'nu' probeert de mens dom te houden hiervoor. 54. Hij stelt dat er helemaal geen conflict is, maar gewoon allerlei vormen van uitdrukkingen en verbindingen, en die bedoelen niet wat ze uitdrukken. Het is een bepaalde dans, een bepaalde strategie. De mens mag namelijk het materiele, het onmiddelijke, niet aanraken. De mens wordt erdoor getest. 55. Zoals de dierenwereld moet de mens de onmiddelijke werkelijkheid ontwijken. De mens moet hierdoor een hogere gevoeligheid ontwikkelen voor de universele realiteit. De mens moet het geheimenis van de ontkenning leren begrijpen. Het is een hogere taal, want de lagere taal kan en mag het niet zeggen. 465 56. Het universum kent dit systeem, en de onderlinge delen worden er niet door aangetast. Het is een heilige, strategische onverschilligheid. Met deze sleutel zou er dus zelfs een hogere Stalin te zien zijn als men de lagere Stalin ontkent. Het is niet goed door de prisma heengekomen. Het was een prisma van onmiddelijkheid waardoor alles verdraaid werd, verborgen werd gehouden. 57. Onderscheiden is de actie van het bewustzijn. Het bewustzijn kan alleen werken door ervaring en tegenstellingen. Het is dus absoluut noodzakelijk voor de mens om door de verschillende tegenstellingen van het leven heen te gaan, anders zou de mens niet eens kunnen leven. Het object is dus altijd het bezit van het universele, van de context. 58. Het object moet dus altijd benaderd worden door het universele, en niet rechtstreeks door het onmiddelijke, want dan valt de mens in een illusie, in een valstrik. Alles is in het bezit van het hogere, van hogere leerregels en hogere principes. De mens moet deze leerregels kennen. De mens moet opgeleid worden in de filosofie, de overlevingsstrategie van het bewustzijn. De tegenstellingen komen namelijk hard op de man af. Het schept absolute chaos en diep leed. Maar de filosofie is hierin een medicijn en een gids. 59. De mens ontwikkelt zichzelf in de tegenstellingen, stelt hij. 60. Het object is volgens hem helemaal geen eenheid. Dat is slechts schijn en bedrog. Maar hij stelt ook dat het object waarheid is, en dat hij het alleen maar verkeerd interpreteert. Hij stelt dat omdat het universeel bezit is moet hij de objectieve kern van het object zien als een commune. Niet het object was foutief, maar zijn zicht erop was foutief, stelt hij. Hij stelt dan dat hij het object moet zien als het vaste, als effectief en definitief, als een contrast

met het andere, als exclusief. Dus dan stelt hij weer dat hij ook niet correct was door het object alleen maar als een commune te zien met anderen en als een samenhang. Hij moet het dus ontleden en zien als een exclusieve 'één', oftewel als een opgebroken eenheid. Het is eigendom wat tegen elkaar verdeeld is, en daarover onverschillig is en het tast elkaar niet aan. 61. Hij stelt dan dat hij niet correct was toen hij het zag als exclusief, iets wat anderen buitensluit, omdat het een bepaalde samenhang had, want het is nu een universeel, communaal medium waarin vele eigendommen als sensitieve universaliteiten op zichzelf bestaan en anderen buitensluiten wanneer ze vast en definitief zijn geworden, maar echt vast is het voor hem nu ook weer niet, want het is zowel geen eenheid als geen samenhang, maar iets wat daar nog achter ligt. Hoewel het dan weer wel een eenheid is als bezit en vastgesteld door de samenhang met het andere. Wat hij probeert duidelijk te maken is dat het niet om het 'ja' gaat of het 'nee', maar om het 'hoe'. Hij wil nergens in vastgroeien, dat blijkt, en daarom draait hij voortdurend, verandert hij voortdurend, om tot de juiste schakels te komen, in de juiste verhoudingen. 62. Het 'ja' sluit het 'nee' niet uit, en andersom ook niet. Het is een bepaalde samenhang, maar ook weer niet. 63. Hij schetst zo een enorm ingewikkelde filosofische wildernis die de mens moet leren kennen om zo te kunnen overleven en erdoor heen te kunnen komen. 64. Hij stelt dat hij dan een cirkel heeft gemaakt en weer terug is gekomen aan het begin en teruggeworpen is in de kringloop die zowel zichzelf ontkent in het moment als in het geheel, om zo ook weer opgenomen te worden in een groter geheel. Het telkens maar weer afbreken is dus ergens voor nodig, om deel te hebben aan de hogere en grotere 466 kringlopen van het bestaan. 65. Hij ziet dus deze wielen voor zijn ogen groeien en in elkaar overgaan naarmate hij ze dieper ontleedt en ontkent. 66. Het bewustzijn gaat ook weer terug naar zichzelf, het eerdere, en ervaart dat dan op een hele andere en nieuwe manier. Zo kunnen dus ook de herinneringen genezen worden en worden aangeboort als bronnen van grote, immense, creativiteit. 67. Het laat dan ook zien dat het allemaal bezit is van je eigen bewustzijn, alles wat je hebt meegemaakt. Het is jouw bezit. 68. Het stopt dus allemaal niet bij Marx. Het is pas het begin, en leidt terug tot de Hegel bron. Het danst allemaal op draaiende dualiteit die nooit stopt. 69. De één maakt altijd weer een contrast met het andere. Het is de eigenschap van de één. 70. De contrasten zijn de verschillende onderdelen van de 'één' zelf. Het brengt alleen het zelf met het zelf in verband, en relativeert alles. Dit zijn noodzakelijke processen die begrepen dienen te worden. Het kan dus helemaal niet exclusief zijn en anderen buitensluiten, want het is immers de 'één'. 71. Er is dus alleen schijnbaar exclusief. Er worden schijngevechten gevoerd. 72. Het is een bepaalde relatie die nogal ingewikkeld is, en begrepen dient te worden. 73. Er is altijd een 'ja' in het 'nee' en een 'nee' in het 'ja', maar toch ook weer niet. Het hangt helemaal van de situatie af van hoe het draait en in wat voor situatie het terecht is gekomen. 74. Het zijn draaiende filosofische strategieën om in

de wildernis van het leven te overleven. Die wildernis is dus niets anders dan een onderdeel van het zelf. 75. Hij wil ergens naartoe, dus hij moet wel telkens met tegenstellingen aan komen zetten, anders komt hij niet tot de hogere samenstellingen, de hogere mengsels, die belangrijk zijn in de filosofische hormonologie van de mens om te kunnen overleven. Als hij zichzelf dan schijnbaar telkens tegenspreekt is dit juist om het te verfijnen. Voor hem staat dit gelijk aan waakzaamheid. 76. Juist door de verscheidenheid van het onderscheiden, stelt hij, en de verscheidenheid van het terugkeren naar het zelf, komt het zelf tot een hogere graad van het tonen dat het zelf een dubbelleven leidt. De waarheid komt zo dichterbij als een steeds grotere, overweldigende verscheidenheid. 77. Zijn filosofie schakelt voortdurend over van belangrijkheid tot onbelangrijkheid, om zo de prioriteiten duidelijk te houden. Hoe belangrijk is iets, en hoe onbelangrijk is iets ? Zo kan alles ook gerelativeerd worden. Het spoelt voortdurend weg van de bron en terug tot de bron om zichzelf zuiver en veilig te houden. Niet alles wat gebeurt is belangrijk, en niet alles wat gebeurt is onbelangrijk. De mens moet leren herkennen, leren waakzaam zijn. 78. Als iets vast is of wordt dan onderscheid het zich van het andere, maar kan overleven juist door dit contrast. Het vaste laat de bron zien van het object. 79. De mens moet leren onderscheid te maken tussen het abstracte en het concrete en zich altijd afvragen in hoeverre iets abstract is en in hoeverre iets concreet is. 80. Het negatieve is verbonden aan het abstracte en 467 het bewustzijn zal eenzijdige concepten ontkennen en abstract maken. Maar de positieve betekenis is de samenhang en dit is de bron van beide tegengestelden. 81. De verschillen zijn oppervlakkige, verdwijnende, momenten, maar zonder dat zou het bewustzijn niet kunnen bestaan. 82. Het realiseren van kracht is ook het verlies van realiteit. De kracht verandert namelijk door het realiseren ervan. 83. Eenheid is een moment van vervreemding. Een mens raakt in zichzelf, in zijn gedachten, verzeild en komt zo tot de vervreemding. Als het zelf gelijk wordt aan het zelf dan vervreemd het, maar tegelijkertijd strijdt het tegen de vervreemding, en wordt zo eenzijdig, zodat het daardoor nog meer vervreemd. 84. Hij stelt dat de eindeloosheid een rusteloze beweging van het zelf is waarin het iets beweert te zijn waarvan het in feite gewoon het tegengestelde is. Het zelf kan nooit zijn wat het beweert te zijn, maar is altijd het tegengestelde, en dan ook nog in een veel hogere graad dan wat het beweerde te zijn. Dat is de definitie van de eindeloosheid, dat het zelf het niet even kant en klaar in kannen en kruiken kan stoppen, want de waarheid is altijd meer, en ook nog eens tegengesteld eraan. Dat moet wel, want anders zou alles vastgelegd kunnen worden in zomaar simpele beweringen. Het woord is er dus alleen maar voor om het tegengestelde te laten zien. 85. De taal werkt altijd weer tegengesteld aan dat wat het bedoelt. Vandaar dat hij stelt dat het zien en horen weg zal vagen en het bewustzijn zal overblijven, en hem kennende is er ook natuurlijk weer een andere kant van het verhaal. Je weet nooit of je hem nou bij de kop of bij de staart hebt, en er zijn ook altijd weer uitzonderingen.

86. 'Hoewel' is zijn stopwoord, en ook 'voorzover', en natuurlijk 'maar'. 87. Er valt altijd wel weer wat aan toe te voegen, en er valt ook altijd weer wat af te halen. Voortdurend loopt hij eraan te draaien. Hij probeert alle denkbare mogelijkheden uit. Taal is bedrog, stelt hij, en er moet doorheen geprikt worden. 88. Niets maar dan ook niets wordt aan het toeval overgelaten. Alles wordt secuur gebouwd, en over alles wordt lang nagedacht. Het mag bij hem niet vastgroeien. Alles is altijd in verandering. 89. Hij stelt dat in de voorafgaande zekerheden de waarheid van het bewustzijn iets anders is dan het bewustzijn zelf. Maar juist door de waarheid te ervaren vaagt het ook weer weg. Hij stelt dat het zelf alleen maar een aanduiding is voor de inhoud van de relatie en de relatie zelf. Het zelf is om het andere te confronteren, en om door het andere heen te prikken oftewel achter en boven het andere te gaan, om niets anders dan zichzelf te vinden. 90. Zo stelt hij dat hierdoor, door zelfbewustzijn, het oorspronkelijke gebied van de waarheid wordt binnengegaan. De eerdere kennis druipt hier weg, wat slechts de kennis was van het andere, maar de momenten ervan zijn bewaard gebleven. Dat wat er bedoeld was, en de individualiteit en de universaliteit die daar weer tegenin ging in de waarneming zijn dan niet meer de bron, maar de bron is dan het druppelende zelfbewustzijn, de momenten van zelfbewustzijn. 91. Immers, er is over een muur heengeklommen. Men is in nieuw gebied gekomen. Hier zijn andere leerregels, en dingen worden met het grootste gemak vervangen. 92. Maar die momenten bestaan als abstracties, stelt hij, en die zijn nog niet geldig voor het bewustzijn, omdat het slechts wegvagende verschijnselen zijn. 468 93. Maar zelfbewustzijn is in feite het komen uit de andere wereld, terugkerende tot het zelf. Maar er zijn dan wat problemen, want het zelfbewustzijn onderscheid zich van het zelf als het zelf, en wordt dus ook weer ontkend door het zelf, als een beveiliging, want het zelf herkent dit als het andere. Er is dus veel meer nodig. 94. De mens komt niet zomaar langs deze ingewikkeldheid heen. Maar het zelfbewustzijn stelt zich dan op als een beweging waarin de tegenstrijdigheid wordt ontkent, en waarin het zelfbewustzijn waarneemt dat de gelijkheid van het zelf en het zelf vaststaat. 95. De simpele substantie van het leven is de vervreemding van het zelf tot andere vormen, en is tegelijkertijd de ontleding en oplossing van deze verscheidenheid. Hierdoor gaat het zich nog meer vervreemden en ook groeperen, en zij zullen instorten in elkaar. Dit houdt in dat het een andere vorm zal maken, terwijl ook de vorm ontkent wordt, wat ook weer voor hergroepering gaat zorgen. Het zijn abstracties van de bron. Dit zijn ook weer allemaal verdere vervreemdingen totdat ze oplossen. Het is het geheel wat zichzelf ontwikkelt en dan doet oplossen, waardoor het zichzelf in standhoudt. 96. Hij stelt dat de zelfstandigheid zichzelf ontwikkeld door ontkenningen. Dit is een negatieve bron. Maar voor dit simpele soort van zelf zijn dit geen verschillen. Door de ontkenning van de ander komt de zelfstandigheid tot zelfbewustzijn en zeker van de ongeldigheid van de ander wordt dit voor zichzelf de waarheid, waardoor de zelfstandigheid van het object vernietigt wordt. Zo geeft het zichzelf de zekerheid van zichzelf als de ware zekerheid. 97. Drogbeelden grijpen het object van hun begeerte denkende dat ze er een slaaf van kunnen maken, maar worden zelf hierdoor een slaaf. Niemand kan de ander afbreken, alleen maar kan opbouwen. Men

kan alleen zichzelf afbreken. 98. Hij laat dus aan de onderdrukten zien dat ze geen ijzer met handen hoeven te breken, maar dat het ijzer zichzelf zal afbreken. wat aan en bouwt eigen, onrechtvaardige hiërarchieën. Hiërarchie is de uitvinder van tijd, en zo ook van taal. De hiërarchie heeft alles veilig gesteld. Door hiërarchie kan de tijd verstaan worden. 8. De tranen van Jakob 1. Woorden zijn tegen elkaar verdeeld, misleiden zichzelf en elkaar, en zeggen het tegenovergestelde van wat ze bedoelen, dus brengen elkaar ten onder. 2. Het is niet lineair, gelijkmatig, maar juist draaiend. Gelijkmatige werelden zullen zichzelf vernietigen, omdat ze letterlijk zijn en dicht, niet strategisch. Alleen ongelijkmatige, veranderende talen zullen overleven. 3. De tijd is de immerveranderende, ongelijkmatige sleutel tot het Woord. 4. Een ware taal is strategische communicatie en kan daarom niet hetzelfde blijven, maar is exotisch. 5. De taal is dus abstract als een school en heeft haar eigen beveiliging en ontdoet haarzelf zo voortdurend van 'slapende leden'. 6. Een taal mag niet zomaar voor de hand liggen, anders kan er van alles tussenkomen. 7. De mens heeft geen gevoel voor ware hiërarchie. Daarom zien we op aarde door de geschiedenis heen door en door bedrieglijke hiërarchie. 8. Hiërarchie is de bron van tijd en taal, maar de mens kent de hiërarchie niet. De mens rotzooit maar 469 9. De tijd zorgt ervoor dat men niet tot de hiërarchie kan komen, omdat men de tijd niet verstaat. De tijd is in die zin de bewaker van de hiërarchie. Natuurlijk is de hiërarchie ook abstract. Zij die de hiërarchie concreet willen maken zullen nooit over de zee van tijd heenkomen. 10. Tijd is de vertegenwoordiger van hiërarchie. Als men geen zaken wil doen met tijd, dan ook niet met hiërarchie. De hiërarchie draait alles om. De hiërarchie is dat wat het niet is. 11. Als tijd zo'n probleem is voor de massa, dan ook de hiërarchie. Als je tijd als vijand hebt, dan heb je ook de hiërarchie als vijand. 12. De taal die de hiërarchie spreekt is de tijd. En als je die taal niet spreekt, dan kom je nergens. 13. De hiërarchie laat zich door niemand uitleggen. Alle uitleggingen zijn subjectief. Alleen de tijd kan de hiërarchie uitleggen. 14. De hiërarchie heeft een uitverkiezing opgesteld op basis van hen die aan de voorwaarden van de tijd voldoen. Daarom heeft ieder mens 'een strijd' te voeren met de hiërarchie. Strijd om in te gaan. 15. De hiërarchie is als een vesting zonder huizen, zonder ingang en uitgang, zonder poorten, want de tijd is de huizen, en de tijd is de poort. 16. Alles wordt voortdurend verminderd, en alles wordt voortdurend verkleind, wat een principe is van de hogere natuur, van het leven zelf, en dit zijn golven van een zee die leidt tot het nulpunt, maar daar nooit aankomt. Altijd komt het dichter en

dichter tot het nulpunt, maar het komt nooit aan. 17. De ascetische, sobere, niet-materialistische mens, is gebonden en verbonden aan die vermindering, en die vermindering leidt hem door het leven. De ascetische mens wordt meegetrokken met de golven van verkleining en vermindering. Zo komt de ascetische mens tot een grote verscheidenheid, maar die vermindert en verkleint ook weer. 18. De ascetische mens weet dat hij niets kan vasthouden. 19. Dit zijn allemaal sleutels om dieper in Betelgeuse te komen, in de bron van Orion. Wat je dan vindt zal zich ook weer direct verminderen. Zo groei je nergens vast en zie je de steeds grotere context, die vervolgens ook weer zal verminderen. Zo kom je dieper en dieper tot de bron, en die vermindert ook. Het is het principe van vermindering waardoor je leeft, waardoor je ademt, de frisse tropische golven over je lichaam. Alles spoelt weg en maakt je schoon. En ook dat vermindert weer. Totdat je jezelf in het zand voelt liggen, en ook dat vermindert weer 20. Door de vermindering komt er altijd weer ruimte voor het nieuwe, en vindt je altijd weer verloren dingen terug. Het gaat hierbij om prioriteiten, om hiërarchie. 21. Zowel tijd als hiërarchie zijn abstract. Door het abstract maken zuivert het zichzelf. Daarom verminderen zij ook, om het abstract te maken. Minderen is de weg tot de abstractie. 22. Alles zal wegvagen. Alles zal verminderen en verkleinen. Als je denkt dat je een groot probleem hebt, weet dan dat het maar een zandkorreltje van de woestijn is. Het zal nog kleiner worden. Alles zal verminderen. 23. Alles wordt gedreven tot het gat van de vermindering, om zo meer en meer abstract te worden, en zal dan oplossen in veel grotere dingen, die zich ook weer zullen verminderen. 24. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat hiërarchie niet bedrieglijk wordt. Vermindering is de bron van hiërarchie. 25. Het zijn exotische zintuigen, exotische talen. 26. Het leven sluit je in. Aan sommige dingen is niet te ontkomen, door sommige dingen moet je gewoon heen. Alles om je heen ontstaat door vele spiegelingen. Het gaat dus eerst door een prisma heen voordat het tot je komt. Het wordt ergens om je heen geplaatst. 27. Daarom is het voor een mens belangrijk in de hemelse kennis op te groeien. 28. Het leert de mens om niet rechtlijnig te denken, maar afbuigend, afscheidend en vermengend. Dit is het golvende denken, waardoor de boodschap binnen kan komen. 29. Ahn nam zijn toevlucht bij God, wanneer hij over God peinsde in de nacht. Zowel in het Aramees als in het Hebreeuws schuilt Ahn onder de rok van God, maar in het Aramees kan dit ook de schoot van God betekenen of de borsten van God, waardoor God als vrouw wordt voorgesteld. 30. In het Hebreeuws is deze rok gemaakt van veren. In het Aramees komt Ahn tegen de rand van God's schoot aan. 31. Het aantal mannen zal verminderen, en het aantal vrouwen zal vermeerderen, tot het punt dat er in verhouding voor elke man vijftig vrouwen zijn. 32. Het leven houdt geen rekening met persoonlijke wensen. Het leven is meedogenloos. Het leven 470

houdt geen rekening met mensen, maar met grotere contexten. Het schijnt dat het leven zich houdt aan hogere abstracte wetten waar de mens nog niets vanaf weet. 33. De mens klaagt, weent, schreeuwt en schopt, maar het leven houdt zich aan hogere leerregels. Het behoort tot de taal van het leven. De mens moet deze taal leren. 34. Alleen zij die de taal van het leven niet willen leren hebben een groot probleem, maar zij zijn ook onderdelen van de taal van het leven. Het leven is abstract, en het is goed voor de mens om dit vaak tegen zichzelf te zeggen. De mens moet hier telkens aan herinnerd worden. 35. Hierin is de semiotiek van belang, de studie van tekensystemen, van tekens en hun betekenissen. 36. Hier is het eeuwige toetsen op Pniël, als de tranen van Jakob. 37. We moeten hierin volledig de prijs betalen, waardoor het toetsen geen schade oploopt, als beeld van het eeuwige, oneindige toetsen, het beeld van volkomen volharding. Deze loopt over in de eeuwige rust waarin de mens de levenskennis ontvangt wat de ogen opent. Dit is de grote ontwaking. strijd tegen je lagere natuur, je slapende ego die maar niet wil ontwaken, en dat wordt weerspiegeld door de mensen om je heen die niet willen ontwaken. 2. Dit moet je echter niet als een excuus aandragen om zelf ook niet te hoeven ontwaken. 3. Het is een test, en ook Yeshua ging hier doorheen in de mythe van Getsemane, want terwijl hij waakte en streed sliepen zijn discipelen. Hij moest helemaal alleen door de duisternis heen. 4. We voelen ons daarom ook soms alleen en onbegrepen, omdat het collectieve ego slaapt. Dit is een strijd waarin we niet moeten opgeven. Het mag voor ons geen excuus zijn om dan ook maar in slaap te vallen. 5. Als bepaalde mensen veel invloed op je hebben en je in slaap proberen te laten vallen, net als hen, dan is het soms belangrijk met zulke mensen wat stappen terug te doen, of je van hen geheel af te zonderen. Dat kan niet eens altijd, want de mens leeft ook in een bepaalde kooi. Ook dat is een onderdeel van het lijden. En als het dan wel lukt dan is dat als een doorbraak van het Ragnarok. Vroeg of laat komt het Ragnarok, want de ketenen tussen mensen duren niet altijd voort. 6. Als alles dan lang duurt, zo lang dat het onmenselijk is, dan mogen we beseffen dat tijd niet bestaat. Tijd is een illusie. Het is slechts het doorspitten van het hemelse onderwijs. 9. De Zolt leegte 1. Het Ragnarok kan heel verwarrend zijn, want je gaat door ijs en duisternis, en tegelijkertijd is het de 471 7. Soms roept de mens : 'Maar dit lijden is onmogelijk, dit lijden is ondragelijk.' Maar alleen zo kan het ego sterven. Alleen zo is de mens beschermd tegen de misleidingen van de vijand. Ragnarok is verschrikkelijk, maar leidt tot een nieuwe morgen. Kunnen wij de nachtmerrie als vriend hebben ? Kan de nachtmerrie onze onderwijzer zijn ?

dieptes. 8. Als we in de nachtmerrie van het Ragnarok zijn aangekomen, dan zal dit ons leiden tot nieuwe dromen. Nachtmerries zijn bruggen hiertoe. 9. Ongelijkvormigheid is dus belangrijk, zoals gezegd, wat ook een doel van de Ragnarok is, want wij mogen niet gelijkvormig worden aan dat wat om ons heen is. 10. Ragnarok leidt tot het ijs en de duisternis, en leidt zo tot diepere leegte. 11. Als men tot 'God' wil komen, dan moet men beseffen dat Kennis 'God' is, en dat het geen persoon is maar een principe. Het is niet persoonlijk, maar verzoening met de context. Het gaat niet om de personen, maar om de principes. Zo gaat de herder dus op zoek naar het verloren varken om het weer terug te nemen. 12. Het gaat om het vinden van de literaire structuur, verloren proza. 13. De kern van het ingaan in het beloofde land was in principe het ontvangen van de leerregels, het komen tot de context van principes. 14. Ontmaskering is al de helft van de bevrijding. Vertaling is de andere helft. 15. De mens moet eerst komen tot de geslachtsloze leegte, de Zolt, waarin de mens alle valse mannelijkheid en vrouwelijkheid moet loslaten. Het moet afsterven. Er is dus geen ruimte meer voor geslachtelijke leugens. De lagere aardse gewesten hebben het mannelijke en vrouwelijke helemaal verdraaid lopen spiegelen, ontrouw aan de bron. In de dieptes van de Zolt leegte komt de mens vrij. 16. Tot Laafte zult gij gaan, om haar sieraden te dragen. Zij dan zal u dopen in haar bron van schoonheid, en zij zal u meenemen tot in haar 472 17. De schoonheid van de armoe is een geestelijke weelderigheid die wijsheid brengt. 18. De weg tot Laafte is Loofte. Loofte is de sleutel tot Laafte. Loofte is het eerste deel van het sieraad boven liefde en haat, de Oeberber. 19. Verheft uw harten tot de Heere, gij die zijt aangekomen. Komt dan nader opdat gij uzelf baadt in de bron van schoonheid. De Heere heeft uw zachtheid voor Haar gezien, en heeft u veelvuldig zachtheid geschonken. Zo doet ook de Heere trouw aan uw beminden. Rust dan in Haar, gij die aan Haar poorten klopt, want met genade zult gij binnengaan tot de bronnen van Loofte. Ja, tot Laafte zult gij gaan, om haar sieraden te dragen. 20. Uw pijn zal tot schuim worden in de wildernis des Heeren. Tot de hemelse wildernissen zult gij gaan en tot hun paradijsen. Zij die op de hemelse eilanden zijn groeten u. De Heere vervulle u met schuim, de Heere vulle u met honing en melk. Overvloedig zal Zij u vullen. 21. Ook zal Zij u de sleutels geven van de putten der Danaïden. 22. Hier zal uw schuim rijp worden. Legt dan uw voorhangsels af, gij die tot de Heere bent gekomen. 23. Ook zal Zij de voorhangsels van uw geweten afhalen. De Heere dan is goed. Zijn Naam zij geprezen tot in de eeuwigheden der hemelen. Zij laat het schuim rijp worden en vermengd het met het zaad en de honing der hemelen. Zo worden vele dingen van waarde geschapen. De Heere dan is goed. Rijs dan op voor Haar hemelse Aangezicht en kom nader. 24. Tot de wildernissen der hemelen heeft Zij u gezonden. Zij zal u daar geheimenissen leren, en wegen tonen.

25. De wildernissen van Loofte zijn vol van het schuim des Heeren. Vol van het schuim der hemelen is zij. 26. De wildernissen van Loofte zijn vol van genade. Zij spreekt met zachtheid en zoetheid. Vol van schuim is haar genade. Genade heeft zij bewezen tot velen. 27. Legt dan uw wapens af, want gij zijt genaderd tot Loofte. Zij zal u zijn tot een gezicht der hemelen. 28. Boven liefde en haat vinden zij haar paden. 29. Gij moet rennen, want de liefde is naar u op zoek. 9. En de vogel was als een arend en een uil. 10. 'Ik ben de leerregels des levens,' sprak Loofte. 'Kom, laat mij U leiden tot de rivier.' 10. De boom der armoe 1. De baard leek een stukje gegroeid te zijn toen hij in de hemel aankwam, en allereerst zag hij daar de rivieren. 2. Moeder wacht op u. Gij zult de weg tot de diepste hemel moeten begaan. En hij werd geleid tot een enorme rivier. 3. Wast u dan in deze rivier, en overbrug deze rivier. Moeder wacht op u. 4. De rivier draagt dan dit geheim, dat aan de overkant aan haar kusten het Loofte groeit, als een medicijn tegen het onstuimige van liefde en haat. Loofte is dan de leerregels des hemels. 5. Gij zult boven de strijd tussen liefde en haat moeten uitstijgen, om gebonden te worden in de leerregels des hemels. 473 11. En de rivier was als een zee, onstuimig. En hij werd door Loofte in de rivier gedrukt. 12. En zo zwom hij vele dagen in de rivier die als een zee was, en begon uiteindelijk honger te krijgen. 13. En hij riep om Loofte, en zij kwam hem tegemoet. En zie, zij trok hem uit het water. 14. 'Gij hebt een vrouw nodig,' sprak ze. 15. En hij was in haar armen, en hij vroeg om zijn moeder. 16. En hij werd wakker in de armen van Loofte, en hij zag zijn moeder. 17. Laafte is als iets wat komt na sneeuw en bittere kou, als één en al zachtheid waardoor je boven de strijd tussen kou en warmte komt. Het is zachtheid en veren. 18. Linkse is de verzoening van het vrouwelijke, de relaties tussen vrouwen die het zuivere mannelijke voortbrengen. 6. Het hemels ijs zult gij binnentreden, door loofte, en gij zult zien. 7. Ja, God's genade is op U. En Loofte nam hem in haar op. 8. ‘Ziet dan, Ik heb mijn vogel tot u uitgezonden,' sprak Loofte. 'En deze is genaamd Zerrum, als uitstijgende boven de strijd tussen leugen en waarheid, en ziet, zij is het raadsel, een raadsel opgeborgen in de hoogste hemelen.'

19. Spaakse is de plakkerige substantie van de oerwouden. 20. Li'èsse is de vruchtbare, zaaddragende wateren van de dieptes van Zolt, de geslachteloze leegte. 21. Dilip is de winden van melk, de vruchtbaarheid van de vrouw, en ook : de verdonkering van de vrouw. In de lagere aardse gewesten is er veel racisme naar donkere vrouwen. 22. Donkere vrouwen zijn belangrijk voor de vruchtbaarheid en de immunologie van de aarde. 23. Het is een symbool van de verduistering van Ragnarok. 24. Dilippe is het overwinnen van de eenzijdigheid door de meerzijdigheid. Eenzijdigheid is de oorzaak van bedrieglijk geweld. Het geeft de mens een heet hoofd en een koud hart. De meerzijdigheid is de bron van openbaring. 25. Spuzaas is het medicijn en de bescherming tegen vraatzucht en hebzucht. Vraatzucht is het overconsumeren, waardoor je meer neemt dan je nodig hebt. Mensen doen dit voortdurend. Spuzaas neutraliseert dit. 26. Spuzan is het ijs dat tot de leegte leidt. Dit komt ook terug in Ragnarok. Het ijs leidt tot de leegte, waarin hogere kennis opgeslagen en geopend kan worden. Dit zal een hoger verstand brengen. Het ijs en de daaropvolgende leegte zullen een grote opslagplaats zijn. 27. Spuzanne is de leegte die tot de melk leidt. De leegte zal een nieuwe melk opstuwen. Dit betekent ook het herstel van de oermoeders. 28. Spuzoem is de melk die de wereld zal vernieuwen. De oude schepping zal vergaan. De brug tussen de mensenwereld en de oude godenwereld zal verbroken worden. 29. Spuzoeme is de zeebrug. 474 30. Spuzamen is de vernieuwing van het geheugen, de opslagplaats. 31. De armoeds-monniken gaan de hogere weg van God om uiteindelijk bij God's verborgen traan te komen. 32. Zij weten dat zij door de Armoe tot de diepere visnetten des Heeren en der hemelen kunnen komen. 33. Zij hebben zich teruggetrokken om zich te wijden aan geestelijke oorlogsvoering en groei. 34. Zij zijn tot de boom van de Karmat gekomen, de boom van Armoe, en hebben van haar vruchten gegeten. 11. De strikken van eenzijdigheid 1. Aan elke genezing is een prijs verbonden, in de vorm van lijden, dat vroeg of laat geopenbaard wordt. 2. Genezing is verbonden aan het lijden, en mag daarvan niet losstaan. Zo is het toedienen van genezing als het toedienen van de Karmat, en het daarbij horende lijden. Er stroomt genezing uit de Karmat, maar dan moeten we die wonden wel dragen. 3. De Tokon is de heilige leerregel van het Bloed, maar ook is zij het sieraad van de armoe. 4. Het van geen bevrijding willen weten, oftewel het pad van het eeuwige lijden is de hogere weg. Zij die gevoelig geworden zijn voor het lijden en God

begaan dit pad. Zij weten dat het lijden een pad is wat bewandeld moet worden voor een oplossing, en voor een eeuwige inwijding. Deze inwijding is het visnet van de onderwereld, een visnet van verscheuring en verzoening. 5. In Ragnarok wordt de mens geleid tot de hemelse boom genaamd de Karmat. Een mens komt tot de Karmat door de zwarte melk, oftewel de melk van de duisternis, te drinken. Het ijs in Ragnarok leidt namelijk altijd tot de duisternis. 6. Hebt gij gezien hoe de ijzeren wachters vrouwen grepen op hun schepen en hen verkochten ? Hebt gij gezien hoe zij donkere vrouwen in gevangenschap en slavernij lieten gaan ? 7. Hierop rust mijn toorn. Ik was erbij, toen de muur van ijzer werd gebouwd. 8. Ik heb hun schepen zien komen en gaan, en Ik heb vele schepen laten zinken. 9. Oh man, waarom waant u uzelf hoger dan een vrouw ? Waarom waant u uzelf sterker ? Waarom kijkt u neer op de donkere vrouw, en gebruikt haar als een slavin of zelfs lager ? 10. In gevangenschap zult u gaan, u die tot het ijzer behoort. Uw ijzeren staf zal uit uw hand genomen worden. 11. Ja, bitter wenen zult u wanneer u ziet wat u de vrouw en het kind hebt aangedaan. 12. Een vloek zal uw binnenste verteren. 13. Er is een dag waarop de Heere tegen het ijzer komt. 14. Adam en Eva waren oorspronkelijk Afrikaanse volkeren. 1. Het geheimenis van Izaak 1. Het zelf is een principe wat ervoor moet zorgen dat het niet buiten je omgaat. Het zelf is een metafoor voor voorwaardes. 2. Het is zeer zeker geen onmiddellijkheid of een wachtwoord. Het ware zelf is dus een school. 3. Elke beweging heeft consequenties. Op elke beweging reageren de spiegelingen. 4. Er zijn allerlei soorten personen om ons heen, van slecht tot goed. Sommigen zijn erg slecht, boosaardig. 5. Dat ze zo zijn is een gegeven. Sommigen veranderen op den duur. Anderen veranderen nooit. Als iemand je het leven zuur maakt of heeft gemaakt op een hele onredelijke, nietszeggende manier, en je merkt dat je het niet rechtstreeks kan 475 II WERKTUIGEN 15. Adam is in het Hebreeuwse scheppingsverhaal de slapende, waardoor de vrouw werd geschapen, of geopenbaard. 16. Er is dus een duidelijke meerzijdige interpretatie. Zij die taal eenzijdig bekijken zijn materialisten. De taal leent zich niet voor dat soort dingen, en zal in de geestelijke oorlogsvoering weer rechtgezet worden. 17. Iemand die denkt dat taal een exacte wetenschap is die raakt in de strikken van de eenzijdigheid.

overwinnen, maak er dan cirkels omheen. Het staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een taal der tekenen. 6. Hiervoor springt de leer der tekenen in, het bestuderen van de taal der tekenen. Zo kun je uiteindelijk achter hogere betekenissen komen. Zo heeft ook de geschiedenis haar eigen leer der tekenen, en zaken zoals geografie, cultuur en religie. Dat is niet het voor de hand liggende, maar de realiteit erachter. 7. We mogen het leven waarderen en vieren zoals het is, want hier gaat de hemel mee werken. 8. Zo zal ook de hemel juist dat nodig hebben waar wij ons in bevinden. Dat wat we nu hebben, waar we nu doorheen gaan, is alles wat we nodig hebben. 9. Dit is het. Hier gaat het om. Hiermee gaat het gebeuren. We mogen ons dus in het leven zoals het is verheugen, omdat de diepte ervan geopenbaard zal worden. Er is niets wat dat zal kunnen tegenhouden. 10. Izaak had een pin in het vlees, waardoor hij beschermt werd tegen zonde. 11. De pin maakte hem zwak zodat God's kracht zijn leven kon leiden. 12. Zowel in het Grieks als in het Aramees is die kracht 'betekenis'. Izaak kwam hierdoor dus tot hemelse kennis. 13. Er gingen pinnen door ons vlees. Bij de indianen gebeurt dit vrijwillig. Het is een volwassenheidsritueel, en ook een ritueel om vision quests op te wekken, oftewel geestelijke reizen. Het is belangrijk om dit geestelijk te nemen en niet materieel. 14. Izaak leed ook honger en kwam uiteindelijk in gevangenschap terecht, in de kooi. In die zin is het 476 lijden van Izaak van groot belang, de pin in het vlees. De mens wordt zo in een geestelijke slaap gehouden, waarin geestelijke dromen opgewekt kunnen worden. 15. De pin in het vlees is om de valse visioenen buiten te houden, de valse dromen. De mens wordt zo in een geestelijke slaap van afzondering gehouden, opdat eens de geestelijke dromen kunnen komen. Daar is alles om te doen. Het lijden weegt in die zin niet op tegen de eeuwigheid. Het lijden is maar een flits in de eeuwigheid. Deze flits breekt ons geheel af, maar bouwt ons dan weer op. 16. Dit lijden gaat diep, maar uiteindelijk leidt dit diepe lijden naar een diepere droom, naar betekenis. 17. In het diepste van mijn lijden, waarin de pin zo diep ging dat alles in mij brak, bezocht de hemel mij, en voerde vele gesprekken met mij. 18. Izaak weet wat het is wanneer er scherpe pinnen door het vlees gaan. 19. Izaak weet ook wat het is als die pinnen er niet uitgaan. Izaak bad erom, maar God wilde de pinnen er niet uithalen. 20. Izaak moest zwak zijn, minder worden, opdat hij diepere betekenissen zou gaan zien, het wonder van de leer der tekenen zou begrijpen. 21. De pin in het vlees is dus ook belangrijk om door het bedrieglijke heen te breken om terug te keren tot het originele principe, het hemelse beginsel, van het geheimenis van Izaak. 22. Het Izaak geheimenis heeft diepe wortels in Betelgeuse, de bron van Orion. In ondergronds Betelgeuse is er de Pili stam in de Betelgeusische paradijs-teksten. Ook zij dragen pinnen door hun lichaam.

2. 8. En juist dit laat meer zien over henzelf dan over jou. Het ontmaskert hen voor wat ze zijn, en juist dat is ook de bedoeling. Door het Woord is de weg tot de hemelse kennis opengebroken 1. Zowel Jakob als Ruben kwamen naar de tent van Bilha, opdat hun eenzijdige vlees doorboort zou worden, en zij onderwezen zouden worden in de leer der tekenen. 2. Het is dus van belang voor de mens om de pinnen in het vlees te aanvaarden. 3. Er is een oproep tot soberheid en te wandelen in de heilige vreze (voorzichtigheid) om te ontkomen aan de bedriegelijke ijdelheden. Dit is de weg tot het eeuwige leven. 4. Izaak zegt dat de gebondenheid waarin hij lijdt hem tot behoudenis zal zijn. Ook spoort hij aan tot volharding hierin opdat de mens tot volmaakte kennis zal komen. 5. In verschillende tijden in mijn leven in ruzies heb ik moeten zeggen : 'Wat heb je te zeggen. Ik zal aandachtig naar je luisteren, en van je proberen te leren.' 6. We mogen namelijk nooit de vis met de graten weggooien. Van een nederige, open houding maakt de vijand bijna altijd misbruik, wat dan ook gebeurd is, maar uiteindelijk ben jij open geweest en de ander dicht en eenzijdig. 7. Vaak als je zo'n houding aanneemt krijg je eigenlijk niets te horen. Ze leggen het niet uit. Ze brengen geen diepgaand, verantwoord onderwijs, maar spreken eigenlijk alleen maar in de gebiedende wijs, wat je moet doen. 9. In de leer van de tekens valt er dan nog wel wat van te maken, zodat je er ook weer bewonderend mee om kan gaan, want het is toch een stuk van de natuur, hoe je het ook wendt of keert. 10. Eigenlijk wordt er zo nog steeds niets onderwezen maar geboden. Het zijn gebieders, geen onderwijzers. Het zijn bezetters. 11. De mens wordt van de geschiedenis afgehouden. Het rooft en verdwijnt. Dan is alles achter slot en grendel, alles achter muren. 12. De mens moet komen van kortzichtigheid tot het Oer. 13. De geschiedenis is een rover. Als het weg is krijg je het niet meer terug. Daarom moet de mens terugkeren tot het Oer, de tegenpool van de toekomstige eeuwigheid. Het Oer is dus de teruggaande eeuwigheid. Hoe ver je ook in de tijd teruggaat, je komt nooit aan bij het begin, want er was altijd weer tijd daarvoor. Maar eigenlijk kom je dan uiteindelijk tot de hemelse bestanddelen van de literatuur, waardoor je ontdekt dat tijd helemaal niet bestaat. 14. Dus dan ga je zo diep in de tijd totdat het gaat duizelen, en je in een andere wereld komt met andere leerregels, genaamd het Oer. In het Oer was alles er al. 15. Vaak als de mens het over de eeuwigheid heeft dan heeft de mens het over de toekomstige eeuwigheid. Zo belazerd en bedriegt religie de mens. Zo wordt de mens beroofd, want de mens moet ook teruggaan. 16. Vandaar dat wij het ook telkens hebben over het 477

teruggaan naar het paradijs, maar dan hebben we het over de teruggaande eeuwigheid, die bestaat in literatuur, waarin de hemelse kennis is opgeslagen. 17. De mens is niet ontwaakt tot de hogere literatuur en gaat zo in cirkels, als slaven van de poppenmaker. 18. De mens leeft ook in ontkenning naar wat de poppenmaker hem heeft aangedaan. 19. Het zijn schapen die door de slager worden gehoed, denkende dat het de herder is. 20. Zijn het wel daadwerkelijk schapen, of zijn het gewoon onderdelen van de slager, het lichaam van de slager ? 21. Zij zijn ook gewoon onderdelen van de poppenmaker, zijn hoofden. 22. Zij dragen dus maskers. Het komt in de diepte neer op de ontmaskering. 23. Het ontmaskeren is al het halve werk, de halve bevrijding. 24. Het is onderdeel van iets veel groters, en dat wordt in het Oer opgelost. 25. Gij zijt mij een hulp geweest, bij het afdoen van uw verenrokje, zeggen de psalmen. 26. Izaak verlangt naar de hemelse kennis. Hij wordt door de hemelse kennis door de wildernis geleid, en de hemelse kennis uit zich door het Woord, en het Woord uit zich door het lijden, door het visnet. 27. Het zorgt ervoor dat de mens soms niet slaapt in de nacht, dat de mens een nachtwake houdt. Hij wil niet inslapen. Hij wacht op de hemelse kennis, die zich voor hem ontbloot, wat een symbool is van 478 openbaring. 28. Als de mens tot het Oer is gekomen dan zijn daar de psalmen. 29. Het Woord is de bewaker van de hemelse kennis. Het werd vanuit de hemelse kennis uitgezonden als een brug tot de mensheid. 30. Ik kom tot U, oh Woord, want er is geen kennis buiten U. Oh Hemels Woord, vul mij. 31. Er is geen hemelse kennis zonder het Woord. Het Woord is de bron van de kennis. In de diepte wijst het Woord op de kennis. 32. Het geestelijke is dan de tolk die dit allemaal overbrengt en vertaalt, als een beeld van de leer der tekenen. 33. Het gaat niet om wachtwoorden, maar om wachtprincipes. Wachtwoorden is voor oppervlakkige, materialistische mensen, en het leidt nergens toe, alleen maar zelfbedrog. Het heeft alleen waarde in de symboliek. 34. Religie is een bepaalde taal en die heeft een diepere betekenis. Dat we die taal spreken wil niet zeggen dat die taal op zich zuiver is. 35. Door het Woord is de weg tot de hemelse kennis opengebroken, en door de leer der tekenen wordt het uitgelegd. Hier mogen wij ons vasthouden. Hierin liggen de geestelijke oorlogsvoering en het eeuwige touw opgeborgen. 36. Het Woord is de weg tot de hemelse kennis. Dit betekent dat je niet buiten het Woord om je leven moet proberen te begrijpen, want dat gaat je niet lukken. Het kan alleen in het verhaal begrepen worden. Het Woord bevat ook het geestelijke visnet.

37. De mens is niet in aanraking met het Woord. De mens is te gejaagd. De mens moet weer worden als de golven van de zee, in de geestelijke vertraging, weer in aanraking komen met het verhaal. 38. Hier had ik eens een droom over, over een prachtige zee, met prachtige vertragende golven, en toen ging alles langzaam vermengd worden. Dat is de geestelijke vertraging. We kunnen het niet versnellen. We moeten zicht krijgen op het bouwwerk. 39. De natuur van het Woord heeft ook een lijden : het geestelijke visnet, wat de geestelijke vertraging is, want de mens gaat voortdurend te snel. 40. Lees en studeer, en herhaal. Bouw je leven gefundamenteerd. 41. In het Woord wordt besproken wat het lijden is. 42. De afgod in deze wereld maakt mensen koud, hard en bitter. 43. Het laat ze denken dat ze heiliger dan God zijn. 44. Alleen door het Woord kunnen we tot de hemelse kennis komen, en de leer der tekenen legt het dan uit, laat de diepte ervan zien. 45. Niet meer personen gaan lopen verafgoden, maar komen tot de dieper liggende principes. 46. De leer der tekenen vindt ons allemaal tezamen, en laat ons ook weer open zijn voor mensen die een andere taal spreken en die andere metaforische verhalen hebben, die eigenlijk allemaal hetzelfde zeggen. 47. De leer der tekenen is de tolk, rekent geheel af met de xenofobie, de angst voor het vreemde, het onbekende. Zo worden andere culturen een uitdaging in plaats van een probleem. 479 48. Laten we dus beseffen dat de spelfout voor de ene, de taal van de ander is. De leer der tekenen dienen wij dus boven alles te ontvangen. 49. De leer der tekenen is de heilige taal van de diepte van de mens die herstel zal brengen. 50. Alleen zo komt de mens tot de hemelse kennis. De kennis heeft haarzelf hier namelijk in uitgedrukt, en ligt erin opgeslagen als symbool van de voorwaardes voor alle dingen. Dat is één van de belangrijkste lessen voor de mens. 51. Ga niet zomaar bruggen over in je leven. Zoek naar de bruggen van het Woord. 52. Het geestelijke visnet is ook de muren in het leven waartegen de mens opbotst. Juist de muren zijn ook belangrijk om tot de bruggen te komen. De weg wijst zich vanzelf. 53. Waarom zijn boeken zo belangrijk ? Omdat ze de wereld binnenin zijn. Het is onmogelijk de hemelse kennis rechtstreeks te benaderen. 54. De hemelse kennis spreekt door het Woord en de leer der tekenen. 55. Het hemelse Woord is de brug tot de hemelse kennis, en daarvoor mag de mens ook de leer der tekenen ontvangen voor de hemelse uitleg van dit orakel. 56. Zo kan de mens dan de hemelse kennis ontvangen, door het Woord en door de leer der tekenen. 57. Oh, hemelse leer der tekenen, leidt ons tot de hemelse kennis. Oh, hemelse leer der tekenen, leid ons tot het Woord. Oh, hemels Woord, leid ons tot de hemelse kennis.

Oh, hemels Woord, leid ons tot de hemelse leer der tekenen. 58. Oh, hemelse leer der tekenen, vul mij, Oh, hemelse leer der tekenen, leid mij, Oh, hemelse leer der tekenen, doe mij uw stem verstaan 59. Hierin is het eeuwige touw van de hemelse vreze, Hierin is de hemelse oorlogsvoering van het geestelijke visnet. 60. Het gaat er dus niet om zomaar wat te lezen, maar om tot de diepte te komen, een relatie te krijgen met het hemelse Woord, en dat gaat door de leer der tekenen. 61. Met geld kan het Woord niet betaald worden. 62. Het gaat door de hemelse kennis. Het zijn voorwaarden voor diepte en relatie, wat te vinden is in de bron. 63. Als menselijke overleveringen en tradities het over de eeuwige hel hebben, dan heeft de hemelse kennis het over de totale ontmaskering. Het kwaad zal totaal ontmaskerd worden, in plaats van eeuwige hel. In die ontmaskering zal het kwaad de macht verliezen en zal niet in stand gehouden kunnen worden. 64. De onderdrukkers leven niet meer. De mens moet leren werken met de brokstukken van de geschiedenis en alles moet ontmaskerd worden, en dat begint met het ontmaskeren van de maskering. Zo gaat het masker eraf. 65. Er moet dus een goede en natuurlijke balans zijn tussen het Woord en de leer der tekenen, en er mag niets geforceerd worden. 66. Het cirkelen zuivert, waardoor dingen tot diepte 480 kunnen komen. 67. Je cirkelt zo om alles heen, zowel om er toe te naderen als ervan weg te gaan. Dit is het zuiverende principe van het Woord, wat heel langzaam geboorte geeft aan de leer der tekenen, altijd weer met mate, want er moet eerst veel meer gecirkelt worden, heel horizontaal. 68. We mogen nooit vanuit onszelf zomaar bot en plotsklaps de diepte ingaan. Het is een langzaam, zacht en licht-aanrakend cirkelend proces, heel ogenschijnlijk oppervlakkig. Zo niet, dan zal het de vijand aantrekken en waarschuwen. 69. Het rechtstreekse is dus de valstrik. Zij die teveel rechtstreeks denken zullen nooit tot volle bevrijding komen. Het gaat om het cirkelende denken. 70. Zo wordt dus alles verzacht, want het Woord brengt verzachting, tot wel twintig malen zachter toe. In het Woord is alles anders, komt het minder hard aan. 71. Nu is natuurlijk de vraag hoe dat in zijn werk gaat. Openheid is hierin belangrijk. Kun je dingen op een andere manier zeggen ? Kun je verdere lagen onderscheiden zonder direct de diepte in te gaan, als de ribbels in het water wanneer je er een steen ingooid ? 72. Elke gedachte of situatie is een zee van miljoenen creatieve mogelijkheden. Wat is dan het lijden in het Woord ? 73. Het lijden is het verminderen. Juist door het lijden van het minderen, ontstaat het cirkelen. De mens moet leren halveren en cirkelen om zo van de vloek van het rechtstreekse te kunnen ontkomen. 74. Minderen en cirkelen, minderen en cirkelen, vager maken, opdat je niet wordt opgesloten, opdat

je niet vastgroeit. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want de vijand zal het altijd weer proberen. Daarom is er het hemelse Woord. 75. Het is een ontledingsproces wat maar door blijft gaan. Niet zomaar in de diepte, maar juist ook aan de oppervlakte. In de eindeloosheid van het horizontale ontstaat vanzelf diepte, en dan op een natuurlijke wijze. 76. Dit is waarom we ook in het leven telkens maar weer overweldigd worden met stortvloeden van het schijnbare oppervlakkige. 77. Niets kan zomaar aangeraakt worden. Voor alles zijn er strenge regels. Het pad ligt verborgen in het hemelse Woord, als de weg tot de hemelse kennis. 78. Daarom moet de mens afwijkend zijn, en alleen langzaam toenaderend zijn. Je cirkelt dus weg van iets en komt dan tot iets nieuws, opdat er nieuwe verbindingen in het geheel kunnen komen. Het andere is dus de sleutel tot het ene. Staar je niet blind op het ene, maar richt je op het andere, en staar je ook daar vervolgens niet blind op, maar leer de leerregels van het cirkelen. 79. Leer te minderen, omdat je zal ontwaken tot een andere werkelijkheid, en leer te werken met deze patronen. 80. Voortdurend groeit de mens vast omdat hij dit niet heeft geleerd, en omdat de mens het hemelse Woord niet kent. 81. Het ligt niet voor het oprapen. Het wordt langzaam geopenbaard. Maar niets kan de kennis stoppen. De kennis is wat het is. In de onmetelijke diepte van alles kan dat ook niet anders. Er zijn absoluten waar de mens niet omheen kan. Daar mag de mens in rusten dat in de ontwaking alles opgelost is. 82. Zo ontdekt de mens de geestelijke vergetelheid in het Woord. 83. Dit is dus de ware opstanding, die van het Woord, tot een eeuwig leven. De mens sterft voortdurend, maar komt zo tot kennis, en die kennis is eeuwig en vereeuwigend. De mens wordt zo zelf tot kennis. 84. Herhaal de gedachtes die je kwellen, blijf ze herhalen, als in een ritme, en neem er dan kleine stukjes af, maak ze vager, en voeg dan andere kleine stukjes toe om ze te veranderen, om zo te gaan cirkelen door te verminderen. Maak dan heel voorzichtig contact met andere cirkels door het cirkelen, en cirkel daar ook omheen. Juist als je ergens vast begint te raken kun je er andere cirkels bij halen die helpen te minderen en cirkelen. 85. Als de ene cirkel niet werkt, probeer dan een andere cirkel. Het zijn raderen die elkaar in werking moeten zetten, en soms heb je eerst een tussenrad nodig om twee raderen met elkaar te verbinden. 86. In die zin mag er een ontwaking zijn tot het Woord en wedergeboorte plaatsvinden. 87. De hemelse kennis bestaat uit structuren en patronen van het Woord om het veilig te houden. 88. Zo heeft de ziel dus een huis, een woning, en mag de mens ook langzaam dit huis leren kennen. 89. De hogere ontwaking gebeurt symbolisch door een pijl die wordt geschoten. Zo leert de mens dan ook het huis van het Woord ontdekken. 90. Het minderen en cirkelen is een zoekproces om tot natuurlijke, zingevende verbindingen te komen, wat symbiose wordt genoemd, ook als onderdeel van het Woord. 91. De mens moet leren voorzichtig symbiotisch te 481

leven, niet overmoedig. 92. Het cirkelen is dus een soort geestelijke afstemmer. 93. De hogere kennis en de hogere dromen hebben hun spiegelingen en nachtmerries, aan de voet van de berg, wat als een waas daar hangt, maar laat het je niet afschrikken en beklim de berg. Blijf minderen en cirkelen totdat een hogere symbiotische werkelijkheid doorkomt. 94. Een geheel andere natuur wacht op de mens. Het geheim van de symbiose ligt dus in het minderen en cirkelen, als de pilaren van het Woord. 95. Zo wordt je ziel tot een andere wereld getrokken. 96. Je kijkt dan omhoog om de symbiotische bloem te zien, en je klimt door de principes van het minderen en cirkelen, door de mist. Zo wordt er uiteindelijk een weelderige natuur geopenbaard. Het is niet vlak en saai, maar exotisch, tropisch, veelzijdig. 97. Natuurlijk gaat dit veel dieper. Het minderen en cirkelen leidt tot de tegenstellingen, en hierin ontpopt de ware symbiose, om zo door de symbiose als een brug tot de leer der tekenen te komen. Dit proces mag niet geforceerd worden. 98. De ontwikkeling en evolutie van de aarde kan niet gestopt worden. Totale controle is dus een illusie. 99. Het ego zal uiteindelijk met zichzelf afrekenen, naarmate de mens meer ontwaakt. 100. Een heleboel mensen zijn niet voorzichtig met hun gedachtes, en zeggen zomaar alles wat ze denken. Maar als je goed om je heen kijkt en ziet hoe de mens het nooit met elkaar eens is, dan speel 482 je deze wedstrijd niet meer. Dan wil je alleen nog maar heel stil worden en alleen nog maar spreken als je aangesloten bent op de bron van de hemelse kennis. 101. Zo mag de mens komen van religie tot het Woord. 102. Laat je niet bedotten door zogenaamde vriendelijkheid, want die slaat zo om in dwang. 103. Blijf daarom gevoelig voor het Woord, en blijf alert. 104. De pen is het wapen, oftewel de educatie. Zij die niet kermen en zuchten over de gruwelen in deze wereld, en zij die gewoon maar feest blijven vieren en familie blijven spelen zijn vijanden. 105. Het is een markt. Het recht is voor de rijken, en degenen die macht hebben ingekocht, maar recht mag nooit een markt zijn, want dan wordt het bedrieglijk. 106. We hebben geen strijd voeren in de materiële wereld tegen vlees en bloed, maar in de gewesten van het Woord. 107. Het Woord groeit langs alles heen, gaat niet direct met dingen om. Het Woord is niet materialistisch. Zo is het ook belangrijk te komen tot de stilte en te leven door de stilte, door de eeuwige stilte, om alle overvloed van overmoedige stemmen in ons te doven, de stemmen van het verleden en de stemmen van de wereld om ons heen. 108. Deze eeuwige stilte ligt verborgen in het hart, en zalig zijn degenen die het vinden. 109. Wij mogen net als het Woord langs alles heengroeien, opdat we niet vastraken in de bedriegelijke droomwerelden van anderen, van hen

die niet willen ontwaken. 110. Wij mogen zo door langs alles heen te groeien tot grote geheimenissen komen. 111. We groeien dus vanuit het water, omdat juist de golven ervoor zorgen dat we langs alles heen kunnen groeien en nergens vastraken. Als we ergens vastraken is dat maar tijdelijk, en de natuur zal ons wel weer loswrikken en losspoelen, want alles groeit door. Niets is vast. Dat is het grote geheimenis van het Woord om ons klaar te maken. 112. Om te ontkomen moet de mens dieper gaan. 113. Hen van de eeuwige stilte werken altijd. 114. Zij wijken niet af van de rode draden. Hierin vinden zij hun rust. Er zitten geen lekken in. 115. Zij die het voorhangsel van de wildernis niet kennen, zullen het nooit dieper binnengaan. Eerst raakt de mens in de voorhangsels verstrikt, totdat hij het raadsel ervan heeft opgelost. Het gaat dus om de arbeid, en een lui mens zal zich hier niet begeven. 116. Alleen door het eeuwige touw zal het raadsel opgelost worden. De rest zal afsterven en herschapen worden. andere wereld die we moeten ontdekken. Vandaar dat dingen in ons leven blijven verminderen en veranderen, opdat we in die grotere cirkelbewegingen terecht komen die ons in een uiteindelijk betere bron brengen. 2. Wij mogen een levend contact met de natuur hebben en met de hemelse kennis, maar de wereld wordt gesleept tot het brandende gat van vergif, en de mens overcommuniceert. Ze hebben dag noch nacht rust. 3. Wij moeten terugkeren tot de natuur en leren op een natuurlijke manier te communiceren, zoals de planten dit doen, door natuurlijke processen en niet overmoedig en geforceerd. En dit kunnen we alleen met mate doen. 4. De mens moet het niet overdrijven. Men heeft geen idee wat er allemaal door het vergif gebeurt. Het kan alles in de mens vernietigen door overgebruik. De mens moet weer leren prioriteiten te stellen en voorzichtig te worden. Vandaag de dag ontkom je aan een heleboel dingen niet meer, maar vecht voor je leven en je vrijheid en voor het behoud van de natuur. Er zijn andere wegen mogelijk. 3. Het dal van schedels en doodsbeenderen 1. Soms zijn dingen niet meer vindbaar voor wat voor reden dan ook, en moeten we roeien met de riemen die we nog hebben en maken wat er nog van te maken is. Dat is ook weer het principe van het verminderen. We hebben van de bron alleen nog maar kleine stukjes over, maar er is ook nog een 483 5. Houd je vast aan de rode draad door alles, en wijk er niet van af. Probeer het te naturaliseren, vanuit de natuur te matigen, niet te materialiseren en te overdrijven. Niet het vele is goed, maar het goede is veel. Zo mag de mens langzaam alles afbouwen om tot andere, betere vormen te komen. Contact maken met je innerlijke natuur en daardoor herstellen. 6. De bevrijders zullen nooit komen. De mens moet zelf hiertoe ontwaken. 7. Het leven is ertoe bedoeld de diepere natuur van het Woord te vinden en vandaaruit te leven. 8. Het gaat om het leren kennen van het Woord

achter alle dingen, opdat de rode draden worden gevonden. Maar wie heeft daar tegenwoordig oog voor ? Velen worden afgeleid door valse verlokkingen. 9. Durf je het aan een eenling te zijn, om 'anders' te zijn ? Durf je het aan om tegen de massa in te gaan ? Dat is de enige weg er doorheen, het ijs in, op weg naar een betere wereld. Velen hebben dit gezien en proberen de stad uit te komen, maar ze worden tegengehouden door de wachters en teruggelokt. 10. Weet deze wedstrijd te winnen, want dit is de enige wedstrijd die er is. Verlies het niet, want dan verlies je jezelf en je hele leven. Dan is het van iemand anders, en dan loopt alles dood. 11. Het kan dan allemaal ogenschijnlijk goed gaan in je leven, zelfs heel goed. De vijand hoeft niet meer om je te strijden dan, want hij heeft je al. De mens heeft dat niet door, want de mens slaapt, en de vijand die zo'n mens al bezit zal hem heus niet willen wakker maken. 12. De vijand biedt de gevangen mens een overvloed aan communicatie en verdovende middelen. De mens bouwt zo allerlei valse zekerheden op. 13. Dit is de realiteit van de bedrieger. Uit miljoenen wegen moet je de ene ware zien te vinden, en de rest zijn allemaal lokaas. 14. Het ligt allemaal veel dieper. Zelfs als je een stuk van het goede hebt gepakt kan er nog zoveel misgaan en zijn er nog zoveel misleidingen. Vaak is het stuk goede ook het lokaas. 15. De kolonisten vochten niet alleen tegen de indianen, maar ook tegen elkaar. Zo waren er de oorlogen om Indiaans grondgebied. 16. Als kind kwam ik tot een dal, een ondergronds 484 rijk, van schedels en doodsbeenderen. Alle maskers waren afgerukt. 17. Toen ik volwassen werd kreeg ik dromen die mij daar lieten terugkeren en het bleek de wilde indiaanse wereld te zijn voordat het door de rijke witte kolonisten werd geplunderd en vernietigd, voordat er lagen overheen gebouwd werden. 18. Zo zijn er kolonisten van het verstand van de mens, die het verstand van de mens beheksen met hun gevaarlijke medicijnen, en er zijn kolonisten van de mond die mensen dwingen, opdat ze nog meer macht over het lichaam krijgen. Zo breiden ze hun gebied uit, en werken in een grote samenzwering samen. Zij willen de munt, maar hun harten zijn vol stenen. 19. Er zijn mannen met stenen in hun buik. Sommigen zijn verdwaald en verwond. Er zijn mannen met stenen in hun hart, die het menselijk lichaam koloniseren. 20. Er zijn mannen die hun stenen in hun borsten laten zien. Ze trekken vaak hun borst vooruit en op om groter te lijken. Religieuze types doen dit ook vaak. Het zijn de farizeeërs die gezien willen worden. Dat velen door hen heenprikken schijnt hen niet te stoppen. Ze reizen er stad en land voor af om een bekeerling te maken om die erger als henzelf te maken. Ze willen anderen in hun verderf meesleuren. Altijd weer willen ze in het algemeen vrouwen onderdrukken en vernederen. Vrouwen willen ze tot hun slaven maken. 21. Men wil alsmaar meer, want meestal gaat het om geld en goederen, om zoveel mogelijk te bezitten, de hebzucht. Ze hebben altijd dorst naar meer. 22. Ze verheerlijken vaak drugs en alcohol. Het zijn net als de andere groepen materialistische mannen.

23. Het zijn de geesten van de oude kolonisten. 24. Ze proberen 'leuk' te doen, opdat je het aas aanneemt. Maar zij leven niet meer, en willen in je lichaam leven. Ze willen je lichaam, verstand en mond koloniseren. Ze willen de stilte niet in. 25. Het zijn golddiggers, goudzoekers. Het zijn de boeren van het menselijk lichaam. Dit heeft ook een hele diepe geschiedenis, van de oorlog tegen de Wappinger indianen, en van de Esopus oorlog, de kolonistische boeren tegen de Esopus indianen. 26. De Esopus oorlog was een boeren oorlog, indianen tegen boeren. De boeren waren in verboden indiaans gebied gekomen. De boerse kolonist verkrachtte moeder aarde, en richtte zo zijn stenen monumenten van de dood op, de stenen in zijn eigen buik. Nog steeds proberen die stenen de stem van moeder aarde te doven. De boerse kolonisten hebben zich in de stad opgesteld met hun stenen in hun buik, en vragen daarvoor de aandacht. 27. Ze willen de mens laten denken dat het allemaal doodnormaal is. Ze zijn al dood, en willen u ook de dood inhelpen. Ze hebben niets meer te verliezen, maar u heeft alles te verliezen. Het is de climax van krankzinnigheid. 28. We leven nog steeds in de Esopus oorlog tussen de kolonistische boeren en de Esopus indianen. 29. De Indianië Brug betekent de exegese van de Amerikaans-Europese geschiedenis, en leidt uiteindelijk dieper onder de grond, tot de Wilde Oceaan. Dit is een verborgen oceaan in een diepere realiteit, toen Amerika nog Indianië was. Het land Indianië ligt in de Wilde Oceaan. Heel veel wat de mens vandaag de dag om zich heen ziet is de Wilde Oceaan, zij het als afspiegeling. 30. De eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten zullen de eersten zijn. 485 31. Niet hen die de macht hebben gegrepen in Amerika hebben de sleutel. De sleutel is te vinden in het geestelijke visnet van de studie van de hemelse kennis. Het is de sleutel tot de Indianische ondergrond, door de exegese aan te hangen. 32. Het is niet voor goud en geluk zoekers, maar voor hemelse kennis zoekers. Het is geen land van overvloed, maar een school. Je komt er niet als kolonist, want die zullen vergaan in de Wilde Oceaan, maar je komt er als een wilde. Je bent de Wilde Oceaan zelf geworden. Als je merkt dat de hemelse kennis je dingen laat doen, denken en zeggen die je niet begrijpt, dan is dat al de Wilde Oceaan. 33. Je wordt geen wilde natuurmens als je nog in de stad blijft pronken. Je moet het pad van de armoede gaan, het smalle pad, door de enge poort. 34. Materialisme, eerzucht, is een valstrik. Heb je de eer van mensen, dan verlies je daarmee de hemelse kennis. Wee u wanneer iedereen wel van u spreekt. 35. Wees een Johannes de Doper, een woesteling die roept in de woestijn en de farizeeërs uitscheld en niet met ze aanpaait. 36. Zij die helpen in ruil voor verering zijn met stenen in hun hart. Als je je niet hebt afgezonderd dan kun je niemand waarlijk helpen, maar ben je een bedrieger. 37. De Wilde Oceaan vermindert en cirkelt, en doet het niet rechtstreeks, maar wekt zo grote donder en bliksem op vanuit de natuur-omlopen. De Wilde Oceaan verslaat waarlijk de vijanden. 38. We staan lijnrecht tegen de koloniale geesten. De Esopus oorlog is nog steeds gaande. De mens is nog steeds omringd door deze kolonistische boeren die in allerlei vormen zijn gekomen om het

menselijk lichaam gekoloniseerd te houden. Ze hebben stenen in hun buik, borst en hart. Ze zijn al dood. 39. Ze gebruiken status-symbolen, om onderscheid te maken tussen kolonist en indiaan. Ze willen de stilte van de natuur niet en ook de woestheid en wildheid van de natuur willen ze niet, want dan verliezen ze hun orde. Ze hebben smetvrees, en zijn bang voor de stilte omdat ze dan de stem van moeder aarde zouden horen die tegen hen gekeerd is. 40. De koloniale geesten zijn familiaire geesten die door zelfgemaakte certificaten werken zoals geboorte-certificaten, diploma's, en politieke onderscheidingen. Daar hebben ze een hele markt voor, maar het is allemaal bedrog. Ze maken zichzelf en elkaar maar wat wijs. Ze verkopen illusies. Dit zit in ieder mens. Ieder mens moet hier aan zelf afsterven. Dit gebeurt wanneer de mens teruggaat naar de moeder aarde, ondergronds. 3. De Esodus is de tocht naar binnen, naar het verborgene, het ondergrondse. De Esopus stam is daar een indiaanse vorm van. Het gaat dus niet meer om winnen of verliezen, maar om te verdiepen. De mens is al geheel vastgegroeid in het boerse kolonialisme en er is geen makkelijke weg uit. Daarom moet de mens verdiepen, deel worden van de Esopus stam. Kolonist of woesteling is dan de vraag. Kies dan heden wie gij dienen zult. Kolonist of Esopus. 4. De kolonisten zijn vroom en steriel. Ze willen niet vies worden. Ze zijn xenofobisch. De Esopus oorlogen draaiden veel om het paranoia van de kolonisten naar hun indiaanse medemens. Ze probeerden de indianen om te kopen, vaak onder dwang. 4. De ondertocht 1. De kolonist ziet de mens als zijn bezit, als een plant. De kolonist is een fokker. Hij maakt geen contact. Hij communiceert niet. 2. De kolonist werkt met zijn boerse gereedschap en met veel glitter om zijn glitterwereld te bouwen. De indianen weten dat dit illusies zijn. De indianen keren terug naar moeder aarde, dieper, ondergronds. Moeder aarde heeft een medicijn, een wapen, wat niet rechtstreeks gaat, maar wat een dieper pad is. Moeder aarde werkt met strategie. De kolonist breekt hierop kapot. Hij kan het niet bevatten. Hij wordt erdoor uit elkaar getrokken. Hij springt kapot. 486 5. De Esopus-indianen waren een stam van het indiaanse Lenape volk, de oorspronkelijke bewoners van het New York en Delaware gebied. De volledige naam is Lenni Lenape. Lenni betekent 'oorspronkelijk'. Zij zijn matrilineair, wat betekent dat de kinderen deel zijn van de stam van de moeder. De kolonisten waren patrilineair. 6. Door de Esopus komt de mens weer terug tot de matrilineaire moeder aarde, oftewel de bron van het leven. De mens kan zo contact maken met de stam van de geestelijke moeder. 7. Winnen of verliezen is subjectief. Als je wint, verlies je ook zoveel, en als je verliest win je ook zoveel. Het gaat daarom niet om winnen of verliezen, maar om het verdiepen. Als je verdiept win je daadwerkelijk, ook al heb je veel verloren, en dacht je dat je in het leven had verloren. 8. Zij die winnen en willen winnen in het

oppervlakkige zijn dwazen. Diepte is de ware winst. Dit is het pad van het lijden en verliezen, want je moet juist eerst zoveel oppervlakkigheid verliezen. Je mag daarom verlies als winst beschouwen. 9. Dwazen willen winnaars zijn voor geld, macht en aanzien. Maar wie houden ze eigenlijk voor de gek ? Door al hun hebzucht hebben ze hun ziel verloren. Dit is het ware leven niet, maar de vermomde dood. 10. Als je het goud der dwazen hebt gewonnen, wat heb je dan eigenlijk gewonnen ? Het is allemaal de waanzin van ijdelheid die weer verdwijnt. Het heeft geen eeuwigheidswaarde. 11. Hier is een opvoeding voor, maar velen zijn van huis weggelopen. De erfenis hebben ze verspild. De eersten zullen de laatsten zijn, de laatsten zullen de eersten zijn. Zij die de grootste willen zijn zullen de minste zijn. De minsten zullen de grootsten zijn. We leven hier op aarde in een schijn realiteit waar alles omgedraaid is. 12. Verspil daarom je leven niet. Verlies niet je ziel, maar blijf werken aan de eeuwigheid. De mens is voor iets veel groters bestemd dan alleen maar dit leven. De mens is bestemd voor diepte. 13. De Esodus is de intocht, de binnentocht, waarin je alles meer vergeestelijkt en verdiept, wat uiteindelijk uitloopt op de indiaanse vorm ervan : de Esopus, de ondertocht, waarin je teruggaat naar het verborgene, naar de moeder aarde, ondergronds, om zo tot de geestelijke leerregels te komen. 14. Het is de put ingaan, ondergronds, om de leerregels van moeder aarde te ontvangen. Dit is dus een verborgen aarde binnen de aarde. 15. De leerregels zijn de structuur van de hemelse kennis, het Woord en de exegese, als het eeuwige touw. 487 16. Vandaar dat de mens de leerregels moet worden. De mens moet aan zichzelf sterven door de leerregels. 17. De indiaan leeft in zijn dromen, in de natuur, en in de moeder aarde. Deze dromen bestaan uit vele lagen, zoals water. De indiaan is deel van de waterval, deel van de rivier. 18. De mens moet hiertoe de indiaanse leerregels kennen, de Esopus, de put naar beneden. 19. In mijn droom als kind over deze put dronk ik van iets, van het verleden, een verloren verleden, en toen daalde ik in deze put af. Het was een droom die bleef terugkomen. Ik kwam in een dal van doodsbeenderen, onder de grond, als een beeld dat de mens aan zichzelf moest afsterven. 20. Zo was er een doortocht, een weg terug in de aarde, de wildernis, de ondergrondse moeder aarde. Zo kwam de mens tot de onderaardse leerregels, zo stierf de mens aan zichzelf af. 21. Uiteindelijk komt het afgescheiden Esopus volk door de leerregels tot het beloofde land. 22. De lagere leerregels hebben afgedaan, maar er zijn hogere leerregels. 23. Voordat je bij de hemelse kennis komt moet je eerst door de leerregels heen, en word je eerst met de lagere leerregels geconfronteerd. Velen blijven hier steken en maken de lagere leerregels vanuit gemakszucht tot god. Ze kiezen voor de snelle, gemakkelijke weg die leugenachtig is, zelfbedriegerij. Alleen de hogere leerregels leiden tot de hemelse kennis. 24. Hoe kan het dan als je zelf de echte waarheid wil weten, de hogere waarheid, en niet de tegenstrijdige 'waarheid' van de mensen, die

allemaal vechten om de macht en om de eer ? Het is heel simpel : zij zijn slechts spiegelingen van het zelf. Het is illusie en het is om de mens te testen. 25. Als je dan zelf radicaal bent, dan kun je je soms ergeren aan de lauwen om je heen, de onverschilligen, maar het zijn slechts spiegelingen, en spiegelingen zijn vaag. 26. Hierin ligt juist de opdracht. Ze verbergen namelijk delen van jezelf, waartoe je moet ontwaken. 27. Sommige spiegelingen liggen misschien dichter bij de bron, of worden steeds zuiverder en kunnen sleutels vormen voor je verdere leven. Vandaar dat wij 'roependen in de woestijn' blijven. 28. Machtsmisbruik en misbruik van leerregels zijn zware zonden. Vandaag de dag zijn de leerregels koopwaar. Bandieten en schurken zijn ermee op de loop gegaan. 29. We moeten de put in, onder de grond. Dit is de Esopus. 30. De mens moet eerst geestelijk 'verdrinken' om dieper in de aarde te komen. Daarom moest ik als kind eerst drinken als een symbool daarvan, en ging toen de aarde in, in de droom. 31. De zoon van Bilha is tussen haar borsten. Jozef ging tot het verborgene. Dienst brengt onherroepelijk loon met zich mee. 32. Toen de vrouw van Potifar hem benaderde verzette hij zich ertegen, maar de klem werd alleen maar zwaarder. Jozef kwam door dit verzet zelfs in de gevangenis terecht. 33. Over deze gevangenschap spreken de profeten. Daarom worstelt Hosea voortdurend met de stam Efraïm, oftewel de stam van Jozef. 488 34. Hoe meer de Israëlieten werden onderdrukt, hoe meer zij zich gingen vermenigvuldigen in verzet. 5. De vijand wilde de kinderen doden 1. De vroedvrouwen waren de Hiti, het amazone volk. Omdat zij de jongens in leven lieten werden de jongens opgevoed. Jakob werd tot Egypte geleid, met alle stammen, waar zij werden gevoed aan Haar borst om van de hongerdood te ontsnappen, sinds er een enorme hongersnood was in het land van Israël. 2. In de Amazone theologie was dit de borst van Hiti, een amazone stam. In de Amazone Mythologie was er de rivier van het verdrink-offer waar de Hitiamazones leefden. De verdrinking is een symbool van de wedergeboorte en ook de vertaling, als een beeld van het sterven van het ego waardoor de mens tot hoger inzicht komt. 3. De 'verdrinkingsdood' betekent iets diep in het hart en het verstand laten zinken, als het ontwaken tot de juiste betekenis. Verdrinken mag dus niet letterlijk genomen worden, maar is een metafoor voor vertaling, het begrijpen. De mannelijke zuigelingen werden symbolisch 'verdronken', wat een beeld is van de opvoeding. Zij kwamen tot een diepere gewaarwording in de baarmoeder waarin zij 'verdronken.' 4. In de diepte is het het ontwaken, het komen tot het oneindige en eeuwige bewustzijn. In de Indiaanse mythologie was de baarmoeder een beeld van het "verdrinken" van de man "opdat hij visioenen zou zien". 5. De Vreze des Heeren is het begin, het fundament,

van kennis. Zowel de Farao als de amazones wierpen zuigelingen van het mannelijke geslacht in de rivier, maar dit is in de oude talen slechts symbolisch. In het Egyptisch betekent ‘Herp’ niet alleen verdronken worden, maar iets diep in het hart en het verstand laten zinken. 6. De mannelijke zuigelingen werden symbolisch 'verdronken', wat een beeld is van de opvoeding. Zij kwamen tot een diepere gewaarwording in de baarmoeder waarin zij 'verdronken.' Dit is de ware betekenis van de dag des oordeels. Op de dag des oordeels zal iedere vrouw haar zuigeling vergeten. 7. God betekent dus 'diepte'. Het is niet zomaar een persoon, maar een principe. 8. De oude adem moet sterven, zodat de nieuwe adem kan opstaan. Dit gebeurt in de diepe wateren van de moederschoot, waar de ziel verdrinkt, en zo opnieuw wordt gevormd. 9. Osiris, Aser, was hier een beeld van als de verdronkene. 10. De onreine, vervuilde ziel in de onderwereld wordt of verworpen, of aangenomen, gebaseerd op een test. 11. Zo krijgt de ziel toegang tot haar melk. De ziel wordt door het touw uit het water getrokken. 12. Dit zijn ook wortels van Ezau die van de rode soep moest drinken om aan zichzelf af te sterven, om tot het tranendal te komen. 13. De Hiti nam hem uit het water als de verdronken Osiris, Aser, die was wedergeboren. 14. De vijand wilde de kinderen doden, onthoofden, of ze in een coma krijgen, maar de stam vluchtte naar de leerregels van de exegese. 489 15. Soms is het beter te vluchten en de exegetische diepte in te gaan. 16. Er is ook een strijd gaande om de exegese. Het gaat om een zwangere vrouw die baart. 17. Zippora betekent vroeg weggaan en cirkelen, wat belangrijk is in de exegese. 18. De exegese leidt tot onbekend gebied om tot een onbekende te worden. 19. Bij het sterven van de vijand stierf er een stuk collectief ego, waardoor er ook een stuk individueel ego stierf bij hen, en hun gebeden kwamen tot God. 20. God heeft contact met het volk door visioenen. God ziet de mens door visioenen. 6. De verborgen betekenis van het Woord 1. De heilige depressie, wat is het ? Het kan zowel negatief als positief zijn, want het is eigenlijk iets heel neutraals : het afdalen, de diepte, en dat kan soms zwaar zijn, maar ook op bepaalde punten weer heel lonend. De heilige depressie kan dus zelfs een soort extase zijn, een soort vervoering. 2. Je kan soms door diep tragische bossen gaan, een overweldigende eenzame natuur waar je geen ziel tegenkomt, maar dan vindt je ineens een wonderlijk plantje, of struikje, of besjes, die je nog nooit eerder hebt gezien en nog nooit eerder hebt geproefd. Zoals het geestelijke visnet moeten we ook de depressie aanvaarden, het lijden van het hoofd, als de bittere diepte die ons diep in onze psyche steekt, in onze ziel, onze emotie en verstand. Het is belangrijk om depressie, het afdalen in de diepte, te aanvaarden, hoe groot of klein het ook is, want vandaag de dag leeft men in hebzuchtige overpositiviteit. De mens

is verblind en wordt meegelokt, en men wil de goede strijd niet strijden. 3. Men is omgekocht, verkocht, want de mens is oppervlakkig, gemakszuchtig en onverschillig. Daarom vereist het leven discipline in het geestelijke, in het verdiepen. Dat is ook wat in het Hebreeuws het woordje 'god' betekent : de afdalende, de afdaling, de diepte, oftewel de heilige depressie. Het is dus niet zozeer een persoon, maar een principe, alhoewel het zich wel metaforisch kan verpersoonlijken. De mens moet leren begrijpen waar de heilige depressie goed voor is, want het is een heilig medicijn, en beschermt de mens op zijn of haar pad. 4. Wij mogen komen tot de heilige depressie en van haar leren. Zij zal ons de diepte inleiden, ons losmaken van de ketenen van oppervlakkigheid. Het is een vast pad in de wildernis. Eeuw na eeuw gingen mensen en zielen hier doorheen, dus denk nooit dat je de enige bent. 5. De heilige depressie is een tocht naar beneden, door de put, om kennis op te doen. Het leren leven met de kleinste hoeveelheden (minimalisme). Het is een hele uitdaging en opent de diepere putten, opdat de mens tot het verborgene komt. Zo kan de mens een geheim leven leiden. Geheimen is wat de mens nodig heeft, allereerst om zelf te verdienen, en men kan het niet zomaar als paarlen voor de zwijnen werpen, dus men moet onderscheiding gebruiken. De mens moet gevoelig worden, want alleen in gevoeligheid is de ware schuilplaats. Dat is de les van de heilige depressie. Het geheim weet zelf de weg, en heeft een eigen ritme. Het geheim is de beloning van het minimalisme. 6. We zijn in een grote oorlog. Niets wordt ons zomaar in de schoot geworden. Alles moet gebouwd worden, steen voor steen. De genezing staat dus niet zomaar op zichzelf, iets waarop we passief en lui moeten wachten. Nee, de genezing is de ontwaking, 490 het opdoen van kennis, het zien van de structuren. 7. Het is goed om over dingen boos te zijn, en je niet zomaar aan van alles wat langskomt over te geven, maar het gaat om het verdiepen. Soms kunnen we niet verder en kunnen we alleen maar dieper sterven aan onszelf. 8. En soms kunnen we niet anders dan gewoon doorgaan, hoe moeilijk het ook is. 9. Alleen als de mens een beroep doet op de Heilige Depressie (het nut van depressie) en het Woord kan de mens erdoor komen. 10. Alleen daar is de mens veilig. Daarom gaat het om de ontwaking tot het Woord. 11. Het pad van de heilige depressie leidt tot een enorme tederheid, voorzichtigheid en gevoeligheid, diepte. 12. Mensen zijn leugenaars. Vaak heeft communiceren geen zin, omdat als je ze probeert te corrigeren dan gaan ze nog wel erger over je liegen. 13. Teveel contact met mensen en overcommunicatie gaat alles verdichten. De droomwereld is de enige realiteit. 14. Je moet je weg er doorheen verdienen. Je moet je dromen rijgen van de kralen die je vindt en hebt verdiend. 15. Deze wereld is al ten onder gegaan. De oorlogen die alles vernietigd hebben zijn allang geweest. Nu leeft de mens met zwaar vergif als een gevolg daarvan. 16. Behoor jij nog tot de overlevenden ? Wees er niet zo zeker van dat er nog andere overlevenden zijn. Die kunnen er wel zijn natuurlijk, maar wees voorzichtig.

17. Wees voorzichtig waar je stapt, anders behoor jij ook niet meer tot de overlevenden, en ben je levende al dood. Niemand is er gebaat bij als we gif opdienen. We moeten vertellen hoe het is. Denk maar eens goed na als je denkt dat je je nog goed voelt en alsof er niks aan de hand is. Heb je misschien ook al niet van de verblindende drugs genomen ? 18. Het geeft je de illusie van veel vrienden en veel goede mensen, maar het is slechts zoet door het vergif. 19. De tijd van waarschuwen is allang voorbij. De mens is al over de groene streep gegaan. Er komt niets meer bij. Dit zijn alleen de gevolgen van de geschiedenis. 20. Teveel kennis zou veel schade aanrichten. Vandaar dat het stap voor stap gaat, in kleine beetjes. 21. Het gaat om het weten en om het weten te verdienen. Daarom is het pad dieper in de wildernis iets economisch. Wij kennen de nacht al heel lang. Wij hebben de nacht geschapen. Alleen in de nacht kan de mens loon verdienen, waar het ego van de mens afsterft, in slaap valt. Het loon is de droom. 22. In de zee van het bestaan, waarin alle werelden tezamen komen, is een poort. In deze zee is een planeet, als in een gasbel, in een luchtbel. Dit is een zee-planeet. Alleen dromers kunnen daar komen. In deze planeet is een ondergrondse wereld. Op de tocht naar deze ondergrondse wereld zal het ego afsterven. 23. De mens moet komen tot de eeuwige planeet. 24. De mens moet komen tot de eeuwige kennis, het eeuwige Woord en de eeuwige exegese. 491 25. Het geheimenis betekent het dichtmaken van de mond. 26. De vrouw moet het geheim bewaren en geen parels voor de zwijnen werpen. 27. Het is de verborgen betekenis van het Woord, van een visioen of een droom. Het is de verborgenheid en de diepte. 28. Dit is dus een abstracte stilte in de zin dat alles verdiend moet worden. Het is de wachter voor de mond. Het geeft loon aan wie loon toekomt. De bruid mag haarzelf niet zomaar ontkleden. Zij is een geheim, en openbaring komt tot hen die aan de hemelse voorwaarden voldoen. 29. Daarom is het van belang terug te keren tot de stilte van de vrouw, de stilte van het geheim. 30. Alles heeft zo zijn consequenties. Er moet een wachter zijn voor de mond. 31. De ware naaktheid en intimiteit is de exegese, de verdieping, wanneer de mens afdaalt in het geheim. 32. Alleen door het principe van vermindering, het minimalisme, is er ware vermenging. Dat is de natuur en het geheim van alle vruchtbaarheid. 33. De mens mag het Woord niet forceren, het Woord niet verkrachten. De mens mag geen ijdele woorden spreken, overmoedig en overmatig. 34. De mens moet een relatie aangaan met het Woord, het Woord leren kennen, en natuurlijk omgaan met het Woord. 35. Het Woord zal verdiend moeten worden. 36. Het gaat niet om het hebben en zijn, maar om het kennen. Zonder ontwaking is er geen ware strijd, zoals er geen ontwaking is zonder strijd. De ware

realiteit is de diepte. Alles bestaat alleen maar voor de diepte, en die is al geheel uitgewerkt, wat eindeloos is, dus het enige wat nog dient plaats te vinden is de ontwaking, en dat zal moeten gebeuren tot en door de bron van Betelgeuse, in de verborgen wereld. 37. Het komt erop neer dat je je grenzen moet weten met woorden, weten wanneer stil te zijn. Soms is de stilte veel krachtiger en effectiever in het verbreken van banden dan door spreken. Spreken is zilver. Zwijgen is goud. 38. Wijsheid betekent niet zomaar denken dat je wijs bent, maar betekent juist voorzichtigheid en toetsen. 39. De traan van diepte doet er niets aan om 'in te passen', maar leidt tot het fragmentarische. 40. Er moet dus een sterke binding met het abstracte zijn, anders gaat een fragment zich zwaar verletterlijken met alle gevolgen daarvan, en verletterlijking brengt verdichting en daardoor overmoedige, valse symbiose, oftewel de schijnwerkelijkheid. III WERKTUIGEN 1. De kooi van Aser 1. De natuurvrouw mag hersteld worden door de verdieping. 2. De aarde is nog niet ontwaakt. Het medicijn is een diepe steek die langdurig steekt, als een langdurig lijden, omdat de mens in slaap is gevallen. 3. Zij die ontwakende zijn zijn nog niet volledig ontwaakt, en roepen : 'waarom, waarom ?' in hun worstelingen. 4. Er is zoveel wat ze niet begrijpen. 5. De mens moet geen blinde vuistvechter worden. Daarom zijn we stil op het juiste moment en dragen we ons lijden. 6. De mens voelt zich dan vaak machteloos en hopeloos, en ook zo vaak geisoleerd, vooral als je ontwakende bent. 7. De hogere natuur leidt de mens op het gevaarlijke pad van ontwaking. 8. Soms heb je hulp nodig, en krijg je die niet, valt alles stil. Soms loop je met je hoofd tegen muren op. De mens is verdwaald, maar weet niet wat het is. 9. Er zijn hiaten juist om de diepere natuur erachter 492

te ontdekken. Het steekt diep, en dan bevriest alles, omdat het diepere roept. 10. Het is allemaal heel erg dubbel, maar richting die ontwaking moeten we gaan. Wat is er precies gaande ? Er moet meer zijn. Dit kan niet allemaal toeval zijn of noodlot. 11. De natuur is bevroren en de mens mag wachten op de ontdooiing. 12. Het kost misschien moeite om het langdurige lijden te aanvaarden, maar het is de enige weg, want zij die hun lijden niet dragen en geen hart hebben voor moeder aarde hebben de blijdschap en de gelukzaligheid van de onwetendheid. 13. Boze geesten gebruiken dit aas om te vissen op mensen. Zij zijn vissers van mensen. De mens verruilt alles voor oppervlakkig geluk en blijdschap, om de stem van moeder aarde te doven. 14. Genade is in het originele Aramees de tuchtuitoefende opvoeding, verbonden aan het adopteren van een zoon. De genade is dus niet iets goedkoops of vrijblijvend, maar loon naar werken en de discipline van een studie. Het is de vrucht van de volharding in toewijding. 15. Vroeger kwam alles voort uit de leegte, en ging ook altijd naar de leegte terug. 16. Jozef werd in de put geworpen om aan zichzelf af te sterven, en werd zo in 'slavernij' verkocht. Ook gebeurde dit met het volk Israel wat door het water aan zichzelf af moest sterven, om zo opgenomen te worden door de wildernis waar ze verhongerd werden. 17. Zowel Jozef als later het volk Israel werden gesteld onder de strafroede om af te rekenen met overmoed en overbezit. 18. Ook de redding van Noach uit het water is een beeld van de opname. 19. Zoals Adam in een diepe slaap moest, in de heilige verlamming, opdat de natuurvrouw kon komen, zo moest het volk Israel in de wildernis tot de heilige verlamming komen. 20. In die zin is Eva dus een beeld van de opname. 21. De heilige verlamming kan alleen plaatsvinden in de afzondering, in de slaap. Zie je de boom ? De boom zegt : 'Je moet volharden.' 22. Het valse paradijs van onwetendheid moet achtergelaten worden. Adam moest in slaap vallen, om zo de natuurvrouw te ontmoeten. 23. Adam moest afsterven aan zijn trots. Daarom moest hij het pad van spot gaan, het spotkleed ontvangen. 24. De Israelieten in de wildernis werden voorbereid om in ballingschap te gaan. Ze zouden vreemdelingen worden in een vreemd land. 25. De mens moet komen tot de verhongering en de verlamdheid, want als de Heere het huis niet bouwt, dan zwoegen de bouwlieden tevergeefs. 26. De traan is levengevend. De mens moet tot het water komen, tot de boom geplant aan waterstromen. De traan is het hart en het leven van de mens, waarvan de mens in zijn trots is afgeweken. 27. De man denkt door veel geld te verdienen vrouwen te kunnen opkopen. 28. De man wordt vetgemest om tot de dikke mannelijke goden geleid te worden, als een varken op weg naar de slacht. 493

29. Dat komt omdat de man communiceerbaar is. De man wordt opgevoed en sociaal vetgemest, waardoor de man wordt losgesneden van moeder natuur. Het wordt niet meer verwerkt, dus het hoopt op, het maakt vet. 30. Zo wordt de man een slaaf van de vetgieters. 31. Adam moest tot de boom gaan, tot de volharding, niet tot de golddiggers. Adam moest tot Eva gaan, het geheim van de opname. 32. Worstel als Jakob. Volharding is het sleutelwoord. 33. Vele duizenden jaren geleden was Egypte een machtig wereldrijk. Vandaar dat onderzoekers en geleerden nog steeds hun hoofd buigen over het Egypte mysterie en werd het Egypte gebruikt voor de architectuur van het nieuwe Amerika. 34. De oudere gnostische geschriften en geschiedenissen noemen Ismael als het volk wat in Egyptische ballingschap leefde. 35. Er was een oorlog tussen Egypte en Ismael waarin Ismael over een rivier vluchtte, de wildernis in. In de wildernis verhongerden zij, en zij gingen in Egyptische ballingschap toen hun schuilplaats werd gevonden. 36. Het nieuwe Amerikaanse wereldrijk is gebouwd op Egyptische fundamenten, en is in die zin zeer dualistisch. Amerika werd het nieuwe Egypte. 37. De dikke mannelijke goden leiden de mens tot overbezit en overmoed. 38. De mens moet tot de kooi komen die de onderwereld ingaat, tot het verborgene, los komen van eerzucht, pronkzucht en roemzucht. Het is de geest van roemzucht die de mens telkens weer oproept om publiek te werven. 494 39. De mens moet afkicken van deze illusies, deze drugs. De mens moet loskomen van de ketenen van de geest van roemzucht. 40. Maar de opname komt tot hen die de minste willen zijn, minder, minder en minder, want zo wordt het contact met de samenhang hersteld. 41. Zo komen wij in aanmerking voor de opname. Dit gebeurt door de heilige gebondenheid die ontstaat wanneer iemand zichzelf totaal verliest in de verhongering, de verlamming en de verborgenheid, waarvan de Egyptische ballingschap een beeld is. 42. Wanneer de mens wil vermeerderen en ontsnappen, dan worden de lasten verdubbeld. 43. De mens moet afsterven aan de lagere ballingschap en ontwaken tot de hogere ballingschap. Gebondenheid, een mens kan niet zonder, het is de eeuwige verbondenheid. 44. Het volk ging zoals Jozef in Egyptische ballingschap. Maar de huidige mensheid begreep dit niet, omdat er een veel diepere geschiedenis achterlag. 45. Wij moeten allemaal het pad van Jozef gaan : alles achter ons te laten. 46. De mens gaat zoals Jozef de putten van de wildernis in, om in ballingschap te komen tot de hogere principes, als een vreemdeling in een vreemd land. 47. De scheiding is een onderdeel van de schepping, dus de mens mag daarin rusten, om van scheiding tot onderscheiding te komen. Het is een onderdeel van de opname. 48. Deze opname zal zijn als de visvangst, want de

vis is een beeld van de heilige verlamming. De vis heeft geen armen en benen. 49. Je verslaat de vijand niet zomaar door de vijand te 'doden' of te vernietigen. Neen. Denk aan Ahn die Saul op een hele andere manier versloeg, namelijk door een stukje van zijn kleed af te snijden. Dat wil zeggen dat we het bruikbare stukje van de vijand moeten afnemen terwijl hij slaapt. Doe er je voordeel mee. Niets is zwart-wit. Elke vijand draagt een stukje hemelse kennis wat we over het hoofd hebben gezien. 50. Wie is de vader ? De eeuwige traan, Het punt waarop de man breekt, Het punt waarop de man vader wordt, Het is het moment van opname. Het is het punt waarop de man verdiept, Het is het punt waarop de man aan zichzelf sterft, Verdrinkende in zijn eigen tranen. 51. Zoek de vader niet buiten jezelf, Maar als je eigen identiteit en bewustzijn, Geschonken door de moeder. 52. Wat is de moeder ? Het is de vermindering, de verhongering, Zij geeft nooit teveel, Zij leidt de mens tot de duisternis. 53. Hij kwam uit zijn diepe Adam slaap en zag de natuurvrouw. Alles moest hij achterlaten. 54. Als je gaat, ga je altijd alleen, en Adam moest tot de heilige slaap gaan, de heilige verlamming, opdat hij de natuurvrouw zou ontmoeten, oftewel de heilige verhongering, de verminderende en vereeuwigende kennis, het ware medicijn van de ziel. 55. Vermindering brengt vereeuwiging voort, zoals de moeder de vader voortbrengt. 495 56. We kennen allemaal het chronische, langdurige lijden van Job. Het was een zware lijdensweg van beproevingen die hij moest doorstaan, in een tocht door de verschrikkingen van de onderwereld die hij telkens weer maakte. 57. Het was voor de verdieping van de hemelse kennis, opdat hij inzicht zou krijgen in de diepere betekenissen ervan. 58. Job moest loskomen van de oppervlakkige bedriegelijkheden van het geestelijke, en moest komen tot de diepe bitterheden van de ziel, oftewel hij moest komen tot de geheimenissen van de duisternis. 59. Adam die uit de duistere aarde kwam werd tot een levende ziel. 60. Zo moest ook Job tot haar terugkeren, want hij was uit haar voortgekomen. 61. Zij kent de geheimen van de duisternis, het medicijn van de duisternis. 62. Zonder de twijfel kan de mens niet leven, want dan is de mens te zeker van zijn zaak, en stort alles in. 63. In de twijfel kunnen dingen groeien en ware vastheid vinden, want de twijfel is open, heeft ruimte. 64. Trek dingen meer in twijfel. Deze wereld is vastgeklonterd door betweterigheid, overmoedige pseudo-kennis. 65. Dat is de boodschap van de zus van de moeder, als de bijmoeder. Zij is het kritische denken als ons dingen worden opgelegd. In de stad leeft men in valse zekerheden, en daarom moet de mens terugkeren tot de heilige onzekerheid, weer de

golven in. 66. Zij komt alleen de twijfelaars en de onzekeren tegemoet. Die worden door haar opgenomen, niet de betweterigen. 67. De moeder is als de heilige vermindering, om ons tegen het materialisme te beschermen en allerlei hebzucht, en tegenover haar staat haar zus, als de heilige twijfel, om ons te beschermen tegen overmoedige, vaak roemzuchtige of machtslustige betweterigheid. In die zin hebben wij de kooi dus nodig opdat wij niet over gevaarlijke grenzen heengaan. 68. Als we in de kooi zitten dan denken we misschien : 'Kijk eens naar al die blije mensen buiten. Zij kunnen alles doen, en zij kunnen lekker feesten, terwijl ik hier zit,' maar we zijn onder de bescherming van de moeder van de geestelijke kennis en haar zus. 69. Vrijheid is een illusie. Er moet altijd een bepaalde gebondenheid zijn om de hogere leerregels van het leven uitdrukking te geven die er zijn voor ons welzijn en onze bescherming. 70. Ja, de pin gaat diep, het visnet is wreed en bruut, maar er is eeuwig leven op de bodem van de put. 71. Zij roept, en wil ons bezielen met haar leven. Maar wie luistert ? 72. De mensheid dient terug te keren tot de bron, de moeder, de vermindering, en haar zus, twijfel. 73. Job moest komen tot de bitterheid van de ziel. Job moest dus komen tot de moeder en haar zus. 74. Dit is de wisselwerking tussen dood en leven, om diepte aan te brengen. 75. Het kost de mens iets om te twijfelen, want de 496 vijand zegt : 'Twijfel niet, maar vertrouw,' en de vijand wil de mens zelfverzekerd maken, eigengerechtig. Het is een pad wat naar de dood leidt. De mens moet aan zichzelf sterven. 76. Het geestelijke biedt de mens de eeuwige twijfel aan waarin het antwoord is te vinden, in de bron. 77. Zalig zijn de twijfelaars, de onderzoekers, de geduldigen, want de waarheid komt hen tegemoet. 78. Vereeuwiging betekent volkomen. Onze twijfel moet volkomen worden, rijp, en dan zal het vanzelf vruchten voortbrengen omdat we geduld hebben geoefend. Het luisteren moet volkomen worden, en zal de vrucht voortbrengen van het antwoord. Als we het luisteren te vroeg staken, dan komt er een vals antwoord. Elke dag weer wordt de mens misleidt. 79. Hoe kom je aan een bewijs ? Dan moet je eerst loskomen van alle vooroordelen. De eeuwige twijfel en de eeuwige vermindering zijn dus absoluut noodzakelijk. Deze dynamieken zullen dus andere krachten daar tegenin gaan oproepen, want vermindering heeft zijn eigen weelde, en twijfel heeft zijn eigen kennis. 80. Kant baande de weg voor Hegel, die een diep filosofisch dualisme bracht om de filosofische leerregels te nuanceren. In het dualisme wordt er onderscheiden tussen goed en kwaad, maar ook is het kwaad zelf een dualisme, want er is goed kwaad en slecht kwaad. Omdat je hier al heel snel mee de mist in kan gaan vanwege betweterigheid, overmoed en zelfverzekerdheid, als een symptoom van luiheid, hebzucht en machtszucht, moest Hegel eerst alles omgooien en in twijfel trekken. 81. We zien hier dus de eeuwige twijfel verschijnen. 82. Bij Hegel heb je nooit zekerheid. Dat ontstaat alleen als oogst van de eeuwige twijfel.

83. De leerregels van de filosofie zijn alleen te vinden in de kooi van Aser. Alles om ons heen bestaat uit spiegelingen. Wij zijn zelf ook opgebouwd uit spiegelingen, en daarom moeten we naar de bron gaan. Die liggen ook om om ons heen. 7. Alleen in de baarmoeder kunnen we de geboden bewaren. Dit is de kooi van Aser die in de Nijl werd geworpen tot de heilige verdrinking waarin de mens aan het lagere ego afsterft. 8. De aarde is de baarmoeder van God, van de hemel. 2. De opname van Aser in de hemelse boot 1. De mens moet afrekenen met al het valse, overmoedige zelfvertrouwen en vertrouwen in de dingen om hem heen. Het leidt tot de dood. De mens moet de diepte van de filosofie in, de Heilige Rede, om zo de ware 'God' te ontmoeten. God is niet gebonden aan de bekrompen, geërfde verstandsnormen van de mens. De mens denkt niet op het niveau van God, en kan het daar ook niet mee vergelijken. Het verstand van de mens is nog steeds in evolutie. Zij die in de heilige gebondenheid leven leven niet meer door het verstand van de mens, en vertrouwen er ook niet meer in. 2. De mens zal de prijs nog betalen voor de overwaardering van de mens. 3. De mens heeft de geestelijke kennis nodig, de hogere filosofie. Een mens is het meest nuttig en bruikbaar voor zichzelf wanneer hij zijn eigen acties zoveel mogelijk inperkt. Minimalisme dus, alleen doen wat nodig is. 4. De mens weet vandaag de dag niet meer wat normaal is. 5. Geloof is nalatigheid. De mens moet minder vertrouwen en meer volharden. 6. De aarde is de baarmoeder van de hemel. 497 9. De mens moet oppassen voor gevaarlijke misleidende camouflages die er zijn om de mens te testen. 10. Gij zult de meerderheid niet in het kwaad, de onwetendheid, volgen. Het kost wat om tot het verborgene, te komen. Het is een strijd. De mens moet overwinnen, oftewel onderscheiden. 11. Door de baarmoeder die de geboden en de exegese bewaard, worden wij tot zonen van God. 12. Ahn vroeg om een wachter voor zijn mond. Aser moest in de onderwereld tot de wachter van de mond gaan, en zelfs tot deze wachter worden, die leefde in de diepte van de wildernis, in een grot boven de poel van de wedergeboorte. 13. De wachter van de mond staat niet zomaar op zichzelf, anders zou het bedrieglijk kunnen worden. Het was de context, wat Aser bereikte door aan zichzelf af te sterven. Alleen dit kon zijn mond bewaken. Kortzichtigheid kan de mond niet bewaken. 14. Aser kon alleen ontwaken door opgenomen te worden in de hemelse boot. 15. Een visser met een net is een beeld voor de context. De vissen zijn een beeld van de eenzijdigheden. De valse goden moeten verslagen worden, en de aan zichzelf gestorvene moet komen tot zijn hogere zelf.

16. De visser van zielen ging de wildernis in om zich af te zonderen. 17. In het Hoseaanse leven worden we soms in moeilijke relaties gezet, en in dit geval voor Hosea was dat Gomer als een beeld van Efraïm, het Noordelijke rijk, het verborgene. Het is de pijn die ontstaat als een mens zich moet afzonderen, de pijn van de onthechting. Maar Gomer betekent ook compleetheid in het Hebreeuws. Het is juist zo dat de compleetheid in de afzondering te vinden is, want het verborgene is juist een beeld van de brug tot de andere wereld. Het Noorden is ook het sieraad in het Hebreeuws. 18. Wanneer Gomer op de loop gaat en wij moeten zeggen : 'Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ?' dan zegt Gomer : 'Maar gij had iets vergeten. Gij had iets over het hoofd gezien.' Gomer is namelijk een beeld, een archetype van de compleetheid, oftewel de context. Hosea moest daartoe ontwaken. Gomer's vader was Diblayim, wat betekent : 'de cirkel rondmaken.' Hosea's vader was Beeriy, wat 'het opgraven van een bron' betekent. Het gaat om de diepere betekenis. Daarom heette de eerste zoon van Hosea en Gomer : 'Yizrael', wat betekent : 'het gebied uitbreiden.' Er moet dus meer bijkomen. Toen kreeg hij een dochter genaamd Loruhamah, wat betekent : 'geen zachte liefde'. Wij krijgen hier op aarde geen zachte liefde van God, want wij moeten ontwaken. 19. De altijd maar zachte liefde die niet waarschuwt en niet wakker schudt, die niet wakker roept en die altijd maar overmatig aardig doet zonder de mens iets daadwerkelijk nuttigs te leren is geen ware liefde, maar pure haat. Het zijn giftige slaapliederen. 20. Daarna kreeg Hosea weer een zoon : Lo-ammi, wat betekent : niet mijn mensen. God was namelijk weer op pad, had alles achtergelaten om verlorene te vinden. Dit komen we ook tegen als God de mens zegt dat de mens niet haar kind is. 498 21. Waarom is dit ? Ook omdat de mens zelf een eigen verantwoordelijkheid heeft en niet alles maar op iemand anders moet schuiven. De mens moet zelf volwassen worden en tot zijn hogere zelf komen om daaraan zich te hervormen, om zo eraan gelijk te worden. 22. 'God' is vaak een excuus voor de luie die niet wil dat zijn ego sterft. Daarom is religie ook zo gevaarlijk. Daarom zal 'God' de mens moeten verlaten. De mens heeft namelijk teveel valse godsbeelden, afgodsbeelden. 3. De mens gedreven tot Haggai 1. De geschiedenis is een organisme. Het verandert voortdurend. Ik heb daar in mijn leven vele voorbeelden van. Het is geen vaste realiteit. Het staat aan invloeden bloot. Alles vloeit voortdurend, ook buiten het individu. De geschiedenis schakelt voortdurend tussen parallelle realiteiten, ook dat wat buiten het individu plaatsvindt. Dit is een proces van natuurlijke selectie. 2. Er is veel wildernis, en de samenleving is slechts een druppel in de wildernis. 3. Wanneer we om ons heenkijken en eerlijk zijn kunnen we zien dat de wereld wordt geregeerd door

het vooroordeel, de leugen en het misverstand. 4. Alles is omgedraaid, omgekeerde wereld. Het is extreem geworden. We moeten er creatief mee omgaan en ons aanpassen om te kunnen overleven. Het is niet zwart-wit. 5. Het hogere onderwijs is alleen voor de uitzonderingen, niet voor de dode massa's. Het is de eenling die zal overwinnen. Het is de eenling die ontwaakt. 6. De oogst is de eenling, en daartoe komt de opname. De massa's worden genegeerd. 7. In het tijdperk van Haggai was er grote honger op allerlei gebied. 8. Alles glipte door de vingers van de mens heen. De mens kon zich nergens aan vasthouden. Er zaten gaten in zijn schip, ook op sociaal gebied, en zo werd de mens tot een eenling. Zo werd de mens de natuur in gedreven. Haggai gaat over de wederopbouw van het huis des Heeren, maar in het Hebreeuws is de bayith het binnenste, dieper in de aarde (onderwereld) gaan. 9. Wat we in Haggai zien, de tocht tot de onderwereld, tot de diepere mens, de eenling, heeft diepe wortels in de kennis van de onderwereld. 10. Massa-vorming is een bepaalde vorm van materialisme. De natuur werkt niet met massa's, maar met diversiteit. De natuur is obscuur en anoniem, en selecteert de enkeling. 11. De natuur geeft abstracte signalen met omwegen, door de enkeling. Vergeet de massa's. Zij zijn het afleidende. Zij die de massa's volgen en vertrouwen zijn al dood. De massa is een leugen. 12. Voordat de huidige wereld ontstond was er een krachtmeting tussen de geslachten, tussen man en 499 vrouw. De man wilde zo graag heersen dat de amazones, de oervrouwen, hen in die waan lieten. Zo werd er een illusie gecreëerd in het hoofd van de man, als een drug, en zo ontstond de huidige wereld waarin de man zichzelf heerser waant. De natuurvrouw trok zich terug in de natuur en de diepere wereld, de aarde, en liet de man zijn steden van illusie bouwen. Er was namelijk een diepere realiteit, waarin alleen de enkeling kon komen, en man en vrouw zijn slechts delen van de enkeling zelf. Het zijn bewustzijns-staten. De man is de slapende en de vrouw is de droom, en die wekken dan allerlei ingewikkelde spiegelingen op. 13. Man en vrouw zijn dus geen op zichzelf staande personen, maar principes. Om principes goed te laten werken moeten ze in juiste samenhang met andere principes komen. 14. Het Darwinist-Nietzscheist model is dat van natuurlijke selectie, het enkelings-principe dus, en ook van perspectivisme en de dialectiek, die gepredikt werd in het Duitse idealisme als een filosofische stroming. Door de jaren 1900 liep dit uit via een groot dieptepunt in 1970, de opkomst van het Nederlandse idealisme, wat uiteindelijk de fundamenten legde van het robotisme en het alarmisme. 15. De liefde maakt hem die liefheeft de minste, om anderen te dienen. De liefde maakt hem zoals alle anderen, zoals Paulus schreef dat hij voor de zwakken zwak was geworden, om de zwakken te bereiken, dat hij voor allen alles was geweest, om in elk geval enigen te bereiken. 16. Zijn wij al alles voor anderen geweest ? Zijn wij al moslim geweest om de moslims te helpen, en zijn wij al naar een gevangenis geweest om de gevangenen te helpen ? Zijn wij al in een inrichting geweest om hen in een inrichting te helpen ? Zijn wij al als hen geweest ? Want de liefde wordt alles, en verricht plaatsvervangend lijden. Hebben wij hen

al bezocht om hun lijden te verlichten en over te nemen ? Zijn wij al in de ziekenhuizen geweest, in de asielzoekers centrums, en zijn wij al als de daklozen geweest ? Zo niet, dan hebben we de liefde nog niet begrepen, en hebben wij de eeuwige prediking niet. 17. De meesten willen zich niet vies maken, en bespotten de armen en hen die psychische problemen hebben. Daar doen ze rustig nog een schepje boven op, of ze maken de ergst mogelijke leugens op om anderen te stigmatiseren en karakter moord te plegen, en dat bazuinen ze dan overal rond. Maar de liefde is niet opgeblazen. Zijn wij al in honger en naaktheid geweest om de hongerigen en naakten te helpen ? 18. De liefde is niet zelfzuchtig en opportunistisch. De liefde is niet materialistisch, maar gaat de diepste weg. De liefde helpt iemand anders altijd van onderen, nooit van boven. De Liefde zegt : 'Ik heb het al voor je gedragen.' Dat is het pad van het lijden. De liefde zegt : 'Ik ben dood gegaan, maar toch leef ik. Dat is het wonder van het visnet.' 19. Wat we iemand anders aandoen en onthouden, dat doen we onszelf aan en de Liefde. 20. De meesten zitten vol leedvermaak en kijken neer op mensen die minder rijk zijn en het minder goed hebben. Ze kijken neer op de depressieven en hen die in angst zijn. Daarom gaat het er niet om een volgeling te zijn van menselijke overleveringen en tradities, maar een soldaat van de Liefde te zijn. De liefde wordt alles, als een kameleon, om anderen te helpen, en zo help je ook weer jezelf. Dit is een gouden sleutel. Neen. We hoeven niet als een Martha rond te rennen, want we kunnen de wereld niet in ons eentje redden. We moeten aan de voeten van de Liefde zitten, zoals Maria, om naar de Liefde te luisteren. Zo help je anderen, en kun je in stilte één met hen zijn, met hen medeleven en hun lijden dragen. Zo mag je een levenstaak ontvangen, een 500 bepaald pad wat je mag gaan, de diepte in. 21. Mensen zijn soms zo kwaad op mij geworden dat ik deze boodschap durfde te brengen. Velen willen het niet horen. Ze willen doorslapen, aan de drugs blijven. Maar de Liefde gaat altijd de diepste weg, als een ware soldaat. Niet als een blinde vuistvechter. Neen. De Liefde werkt met strategische wijsheid. 22. Ik wens jullie allen deze liefde toe, want het is de enige Liefde die zal overwinnen. Deze liefde is sterker dan de dood. Ik ben dood geweest en weer levend geworden. Het Wonder van het Visnet. 23. Mensen, ook veel christenen, zitten vol met vooroordelen. Ze willen geen moslim zijn, want die bespotten ze. Ze willen geen hindoe zijn, want die bespotten ze ook. Ze willen niet door de knieen. Ze willen geen andere taal spreken, want ze zijn bang vies te worden. Zo zijn ze ongehoorzaam aan de eeuwige prediking die hen oproept alles te zijn voor allen. 24. Paulus zei dat hij een Jood voor de Joden was geworden, om Joden te winnen. 25. Zijn wij al communist geworden voor de communisten, en zijn wij al christenen geworden voor de christenen ? Zo niet, dan kennen we de Liefde niet. De Liefde is niet opgeblazen en elitair. De Liefde spreekt in vele talen. Leer die talen spreken. Draag hun lijden met hen, en kom hen tegemoet in hun kooien. De Liefde werkt door alles heen. Dat is het Wonder van het Visnet. Elkanders lasten dragen wij. 4. Bevrijding uit de mannencultus

minder worden opdat de Liefde meer kan zijn. 1. Onze Liefde gaat vooral uit naar degenen die het het moeilijkst hebben en het het meest nodig hebben. Verspil je liefde niet aan ijdele dingen. De Liefde laat niet met zich spotten. Wij mogen de liefde niet misbruiken. Wij hoeven niet afhankelijk te worden aan anderen. Wie Liefde geeft krijgt het vanzelf terug, als zaaien en oogsten. Het gaat er niet om Liefde te krijgen maar Liefde te zijn. Maar ga er dus wel wijs mee om. Bega het pad van de Liefde, kom tot de school van de Liefde. Wees een soldaat van de Liefde, geen spijbelaar. Het is oorlog. Het gaat om de oorlogs-liefde, geen vakantie-liefde. 2. Liefde is een wapen. Ga er nauwkeurig mee om. Laat jezelf onderrichten en blijf luisteren. Loop het niet vooruit, en blijf ook niet achterhangen. Leer het ritme van de Liefde en de koers. Het is je kompas. De ware Liefde is af te sterven aan je ego. Dat is de ware hulp die je een ander kunt bieden. 3. De Liefde is potentieel gevaarlijk, dus mag niet direct tot de mens komen. Het gaat om de liefde tot de kennis, waardoor alles gericht kan worden en afgestemd. De Liefde is een temmer. Dat is ook wat Filippi betekent. Het betekent het liefhebben van beesten. 4. Voor een lager doel zijn we niet geroepen. De zonde verwoest alles, maar de Liefde beschermt en leidt tot het eeuwige leven. De Liefde is eeuwig. 5. De Liefde prikt door alles heen, door alle maskers die mensen gemaakt hebben, en breekt door alle muren heen die mensen hebben gemaakt. De hemel is geen plaats, maar het bewustzijn van de Liefde. 6. Ik wens jullie allemaal deze Liefde toe. Keer terug tot de ware Liefde, want de mens heeft een verschrikking gemaakt. We leven in een wereld waar geloof belangrijker is dan liefde. En het heeft alles kapot gemaakt. Het geloof van de mensen is een karikatuur van de liefde. De Liefde laat de mens 501 7. De mensen willen altijd groter zijn dan de liefde. De Liefde is de ontwaking. Ik wens jullie veel ontwaking toe. 8. De menselijke overleveringen en tradities zijn naar eigen zeggen niet volmaakt, en dus ook niet heilig. Maar er liggen wel belangrijke filosofische principes in verborgen. 9. We mochten zelf niet denken. Er werd voor ons gedacht en beslist. Als je daar vanaf week dan was je eigenwijs of geestelijk ziek in hun ogen, en dan kon je niets anders dan spot verwachten en onderdrukking, en dat roddelden ze ook allemaal door, en dan probeerden ze de hele omgeving tegen je op te zetten. De mening van de mensen, hun eigen mensen, daar ging het om, en voor hen was er niks anders. Ze keken niet verder. Voor hen bestond alleen hun eigen woongebied. Ze dachten dat de hele wereld zoals hen was, en dat zij het bij het rechte eind hadden. 10. Als kind had ik soms dromen waarin hemelse, moederlijke vrouwen mij riepen. Achteraf gezien is dit niet zo vreemd, want ik zat opgesloten in een mannencultus. Over een moeder werd niet gesproken. 11. Er zou onderwijs gegeven worden over de hemelen. Dat wilde ik graag leren. Het was voor mij ook een grote ontsnapping uit de dorre, droge kerk waarin ik opgroeide waarin God onbereikbaar was, maar door over de hemelen te leren zou het iets meer dichtbij kunnen komen. 12. Ik zat helemaal vast, maar ik zag een uitweg. Ik wilde verdieping. Ik zag de school staan in prachtig, rustig natuurgebied, en er kwam een hemels gevoel over me heen. 13. Ik wilde niet meedoen voor geld, macht en

roem, en trok mij eerst van alles terug. Ik werd daarvoor zwaar beloond, want ik werd daardoor in de hemel opgenomen. Toen ik daar kwam was één van de eerste dingen die ik hoorde dat ik al mijn theologieën moest afleggen. Ik kreeg er een mes voor in de plaats, het mes van onderscheiding, en mijn ogen werden geopend. Ik keek terug naar de aarde en zag dat het een kolonisten aarde was. Alles was al ingenomen door geesten van misleiding. Veel mensen willen dat niet horen, en willen doorgaan met hun markt. 14. Het was een prachtig mes. Het is de heilige vrees, ook wel de Vreze des Heeren genoemd. Het houdt ons veilig en op het juiste pad, en is het begin van wijsheid en kennis. Mensen willen vaak de heilige vrees niet. Ze willen dat liever overslaan, recht op het doel afgaan, maar zo grijpen ze mis, zo grijpen ze de afgoden. 15. De heilige vrees is leerzaam en leuk, want het leidde mij tot de hemel. Het is leerzaam en daarom is het leuk. Het was ook een kunstvorm. Creativiteit is de beste leermeester. De mens mag spoorzoeken naar het geluk in het visnet. Niet dat we gelukszoekers of goudzoekers zijn, maar de verborgen kennis is het geluk. Dat is waar de filosofie over gaat, de wijsbegeerte. Je begeert niet het materialisme, maar de dingen die boven zijn. Dat is het ware plezier maken, de muren tussen hemel en aarde doorbreken. Het doel van het leven vinden, dat is geluk. Dat is het ware geld. Het is geestelijk geld. 16. De mens moet een relatie aangaan met de heilige vreze, anders zal de mens uit de bocht vliegen. De mens moet afremmen. 17. Dit is heilige filosofie, hemelse filosofie waartoe je mag ontwaken om te zien dat alles metaforisch is. Het is een bepaalde taal, en we mogen tot een steeds diepere betekenis komen. Dan pas wordt pas echt de muur tussen hemel en aarde afgebroken. 502 18. We maken niets voor niets mee. Alles is onderdeel van iets veel groters. Zo is dat ook in jouw leven. Dat is de leer der tekenen. 19. De kennis door tucht verkregen is de ware rijkdom. Zonder tucht gaat het niet diep genoeg. 20. De Waarheid is al om ons heen, maar we moeten er slechts toe ontwaken. De Waarheid is al in onze geschiedenis en ons verleden, maar we moeten er toe ontwaken. Alles is al gebeurd. Wat we zien zijn slechts spiegelingen daarvan. De geschiedenis is een steen die we mogen draaien voor de juiste spiegelingen. We moeten het raadsel van deze steen oplossen, van deze spiegelsteen, de steen van de filosofen. Dat is de opdracht van de mens. Ga niet dom lopen doen, sleur de mens niet mee in zonde en allerlei onzinnigheid. Onderwijs ze. Wees een goed voorbeeld. Verdoe je tijd niet met ijdelheden. Het verziekte verstand van de mens wat altijd maar roddelt en excuses verzint zal breken, en alleen de waarheid zal overblijven. Dit zal alleen gebeuren als de mens ontwaakt, maar nu slaapt de mens. 21. Ik heb dit al heel lang met lede ogen moeten aankijken. De mens wordt geleefd. Het is allemaal ijdelheid. 5. De besnijdenis van het bewustzijn 1. Afrika is de weg tot de hemel. Dan heb je de steen der filosofen gevonden.

2. 'Afrika' betekent de aarde ingaan, de onderwereld, het anonimisme, wat zal leiden tot de ondergrondse zee, een beeld van de dualiteit, van het perspectivisme. 3. Het reikt een sleutel aan tot een diepere bronlaag in Betelgeuse, namelijk van het Betelgeusische Afrika. 4. Egypte is als de brug tussen Israel en Afrika, waardoor de mens het fundament mag verdiepen. 5. De mens wordt zo opgevoed door het Woord uit de zee. De mens moet dieper in de aarde tot de zee komen. De mens heeft zowel een strijd tegen het ego van de zee als het ego van de aarde. 6. Het is prachtig natuurgebied, maar in die overgang had ik een zware ervaring, en ik raakte depressief, en het was als de hel, terwijl ik ook zo nu en dan de hemel kon aanraken. 7. Ik werd ook opgenomen in de hemel uiteindelijk. Daarna bleef ik vele dromen krijgen. 8. En dit is een belangrijk iets voor het herstel van de wereld. 9. Het volk dreef de spot met de boodschap van Noach, met het schip wat hij bouwde. 'Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.' En toen moesten de oordelen van God komen, ook al zijn die voor een mens niet altijd te volgen, maar dat is de heilige soevereiniteit, die zich niet aan mensenregels houdt, maar overal doorheen breekt. De mening van de mens, die trouwens altijd weer verschilt, is onze maatstaf niet. Wij mogen daarom rusten in het oordeel, rusten in de tucht, want het is goed. De zonde moet gestrafd worden. De mens kan dat niet goedpraten. 10. Sommigen beweren dat we nu in het genade tijdperk leven, terwijl Aser stond voor het oordeel in 503 de onderwereld, wat als een zuivering werkte. Het gaat om het diepere oordeel, opdat de mens niet verzwaard wordt met de zonde. 11. Er moet een duidelijke scheiding zijn. De riemen duiden op een zekere discipline en op de heilige gebondenheid en verbondenheid met de hogere kennis. Natuurlijk wordt de mens dan soms aangevallen, maar dan mag de mens rusten in God's soevereiniteit. God weet wat het beste is voor de mens. 12. Daarom moest God wel slaan en daarom moest God de zondvloed wel brengen, anders zou alles verloren zijn. Wij mogen deze lijnen ook in ons eigen leven ontdekken. 13. Wij moeten ons vast blijven houden aan het oordeel, en dat begint bij onszelf. Wij mogen niet indutten, en zomaar alles om onsheen aanvaarden. 14. Het oordeel begint in het hart, in God's huis. Het oordeel is onlosmakelijk verbonden aan de heilige gebondenheid. 15. Niet mijn wil, maar uw wil geschiede. 16. De onrechtvaardigen willen het rebelse, vrije kind, wat zich aan niets of niemand stoort, maar het ware 'kind zijn' betekent verbondenheid aan de moeder, het leeg worden van je eigen verlangens en de moedermelk drinken en vanuit de bron nieuwe inspiratie opdoen, en de bron voedt op en onderwijst tot hemelse volwassenheid. 17. Het kind is juist het beeld van de hemelse gebondenheid in de zin dat het verbonden is en blijft aan de ware wijnstok. De vijand probeert dus heel sluw een heel andere betekenis te geven aan het kind. 18. Daarom moet het oordeel komen, en daarom moet de filosofische oorlog gestreden worden.

19. Een profetisch mens gaat soms door dorre periodes, wat nodig is om van alle valse zintuigen en valse zintuigelijke informatie wat zich in de loop van de tijd heeft opgehoopt los te komen. Het profetische leven moet verder ook aan allerlei voorwaardes voldoen. 20. De mens werd tot snelheidsduivel. Vaak wilde de mens niets of niet veel meer van het profetische afweten. 21. Door snelheidsgeweld klapten de hogere zintuigen nog meer dicht. Het werd een tirannie. 22. Als de mens de eerste wil zijn, of gewoon niet kan wachten, dan is het profetische doel verloren. Het is juist een discipline van geduld, een school van vertraging en herhaling. 23. De mens wil snelle feesten, om gezien te worden en ontzag op te wekken. 24. De lat wordt niet hooggelegd. 25. Ze zijn zichzelf tot leerregel geworden, de wetteloosheid, en daarom heb je ook vaak het idee dat je niet tot ze kan doordringen, want het zijn snelheidsduivels. Ze luisteren niet. 26. Niets kan hen meer beschermen met zo'n vaart. 27. Het is allemaal nog slechts illusie. 28. Dit is de lagere natuur, het ego. Die kijkt totaal langs je heen, luistert totaal langs je heen, totaal afgeleid. 29. Het laat de lagere mens zien, het ego wat nog wil heersen. 30. De mens mag stoppen te overdrijven, stoppen alles rooskleuriger voor te stellen dan het is, om zo 504 weer zicht te krijgen. Wie ben je ? Wie ben je daadwerkelijk ? 31. Nee, je kunt niet met ze onderhandelen. Je kunt jezelf er niet uitpraten. Je moet afremmen, tot de tussenstappen gaan. En heb je een tussenstap gevonden, wat is dan de tussenstap tot die tussenstap ? Dat is het proces van de diepste tussenstappen. 32. Je komt zo in de diepte-profetie. 33. Je weet dat je alles weer verliest als je jezelf in de versnelling gooit. 34. Het is de lagere mens waar de filosofen en profeten tegen predikten. 35. De dikke goden worden in de stad aanbeden. 36. Er is een wereld van verschil tussen de steden, waar vaak de dikke goden heersen, en de wildernis, waar vaak de natuurvrouwen heersen, maar dat 'heersen' van de vrouwen betekent juist afzonderen, dieper de natuur in, opdat je niet meer in slavernij wordt genomen door de dikke afgoden. Het daadwerkelijke 'heersen' gaat over emancipatie, zelfdiscipline. 37. De natuur is van een hogere complexiteit en de mens zal geheel erin vergaan. Alleen het andere zal overblijven. De vermoeidheid zal de mens opslokken wanneer de mens ontdekt dat alles ijdelheid is. Alleen het andere zal overblijven. Het zelf zal vergaan. Dit is de prehistorische anderheidsfilosofie, de ware zelfverloochening, door de eeuwige dood van het ego. 38. Dit is verletterlijkt in het Russische orthodoxe atheisme, maar was dus oorspronkelijk een levende hemelse filosofie. Daarom is er zo'n grote strijd om Rusland, Rossiya in het Russisch, of rosh, het begin, in het Hebreeuws. Het gaat om de prehistorie. Dit is

een machtig raadsel. Het is de bron. was een Siberische reformatie. 39. De evolutie van de hemel is een heel Darwinistisch begrip. Egypte is de brandstof, de tussenlaag, die nodig is om in de prehistorische bron van de filosofie te komen. Rusland is slechts een raadsel. Het gaat niet om Rusland. Er verschuilt zich dus iets in Rusland. Het gaat om Ragnarok. De valkyries werken niet buiten Ragnarok om. Ze zullen geen religieuze fanaten opnemen die niet de eeuwige dood aan het zelf zijn gestorven. De eeuwige dood van het ego is het frontportaal van de heilige gebondenheid. 40. Dat was het eerste wat ze me vroegen toen ik in de hemel kwam. Ik moest alle theologieën en afgoden afleggen. Ze vroegen dus allereerst atheïsme tegen de afgoden van de kerk. Dit geestelijke atheisme was de ijskoude sleutel. De bron is in het diepste van het ijs, bedolven onder ijs. Ze zijn daar afkerig van alle afgodendiensten. 41. De eeuwige dood sterven aan het ego, dat is de ware opname. Zo kan het vlees niet meer opstaan. 42. Rusland wees erop. Het zelf ging eraan, en het andere moest komen. Schepen moesten zinken. De eeuwige dood moest komen. 43. Het wees allemaal terug op een verloren gegane prehistorie. Een verscheurend beest was gekomen, en dit was nog maar het begin. 44. Materialisten zouden er mee weglopen, kapers zouden deze sieraden kapen, maar uiteindelijk zou het geheim in handen komen van de filosofen. 45. Rusland was verstrikt tussen de waterplanten, tussen de diepzeeplanten, om schepen te laten zinken en hen mee te sleuren in het verderf van de eeuwige dood. Stalin was daarvan een poëtische personificatie. Maar meer en meer verletterlijkte hij alles tot een nieuwe extremistische orthodoxie. Het 505 46. Het dodental door Stalin liep tegen het dubbele van Hitler, als een beeld van de eeuwige dood. Zij werden door de Russische farao in de Siberische rivieren geworpen, waar ze wegzonken in een eeuwige dood van ijs. Daarmee wierp Stalin ook zichzelf in deze Russische Nijl. Het was één van de grootste tragedies. 47. Nog steeds buigen geleerden hun hoofd erover. Het valt niet weg te wissen uit de geschiedenis, maar het kan wel een geestelijke betekenis krijgen. De hele mensheid stierf in de Russische Nijl, in de Nijl van het grote Ragnarok, sommigen ten dood, en anderen ten leven. In de eeuwige dood zal niets meer achtergehouden kunnen worden. Het scheidt het merg van het been. Het was een beest, een opname. 48. Er is een strijd tussen de materialistische valkyries en de filosofische valkyries. Zij strijden om de zielen die gestorven zijn in het Stalinistische instituut, in de Stalinistische inquisitie. 49. We zien Stalin met zijn stalen hand, die zijn merkteken uitdeelt. Een ieder die het niet aanneemt sterft een vervroegde eeuwige dood. Komt ons dat niet bekend voor ? Ook Mao nam dit werk over. 50. In diepte was hield het beest iets van het prehistorische innerlijk verborgen. Het beest vernietigde alles op het marktplein. Er was namelijk een ontbrekende schakel. Om dit te herstellen zou er een brug moeten plaatsvinden tussen Egypte en een diepere onbekende prehistorie die daarachter lag, een prehistorie die ze al tijden met veel succes hebben lopen afdekken. 51. Alleen als het ijs van Egypte dik genoeg is kunnen filosofen hier overheen gaan om tot de diepere bron te komen. Zonder het Rusland geheimenis zal het ijs te dun zijn en zullen er teveel

wakken zijn, zodat de overkant nooit gehaald kan worden. 52. Het zelf zal vergaan, en het andere zal blijven. Het is een symptoom van de eeuwige dood. Je kan je hele leven er wel over blijven klagen en kijken hoe anderen wat van hun leven maken, maar beter is terug te keren tot de verloren gegane anderheidsfilosofie. 53. Het was om uw leven te redden dat u dingen verloor. Het hield u namelijk tegen. Zo niet, dan zou het nooit van u weg zijn genomen. De natuur is niet sadistisch. Het redt uw leven, maar de vraag is of u er voor open staat. De natuur is bang dat u vetgemest wordt en dan uw ziel verliest. Vandaar dat er stormen in het leven zijn. 54. Het laat zien dat u een kind van de natuur bent, en de natuur tuchtigt haar kinderen, beschermt haar kinderen. 55. Alles heeft nut, en alles heeft zin. De mens, het zelf, moet de eeuwige dood in. Een tijdelijke dood zou het niet klaren. De mens moet diep het ijs in opdat alle valse zintuigen afknappen. Zo diep totdat het knapt. 56. Het diepere filosofische atheisme belooft geen opstanding voor het vlees. De dood is eeuwig. Alleen het andere zal leven. Het zelf, het ego, zal vergaan. Het andere is dus geen persoon, anders zou het zelf voortleven. Het is een model, een filosofisch model, een principe. De eeuwige dood is de eeuwige sabbath. 57. Het beest sloeg toe in de eerste wereldoorlog, en sloeg toen nog een keer in de tweede wereldoorlog, en toen nam het medische wereldrijk alles in bezit nam, als de derde wereldoorlog, die nog steeds gaande is, na het heengaan van Stalin. 58. Ze hebben wat geroofd, houden iets achter, de 506 prehistorie, en dat moet herontdekt worden. 59. De eeuwige dood leidt uiteindelijk tot robotisme. Nazi Duitsland was daar ook een hele wrange voorstelling van, want uiteindelijk bijt het zich in de eigen staart, en dit is al in de geschiedenis. Alles ligt al in de geschiedenis. Stalin beet zichzelf toen hij Hitler beet. Daarom moet de mens tot de anderheids-filosofie komen. 60. In de anderheids-filosofie is er een beeld of mythe van de vrouwen die in de zee staan met hun spiegels, als een beeld dat zij 'het andere' zijn. Zij zijn ijdel, en strijden zo tegen het zelf. Het medische wereldrijk roofde deze spiegels. 61. Met hun strakke, starre, orthodoxe gezichten denken zij dat ze 'het andere' zijn, dat ze niet zullen sterven. 62. Zo denken ze het eeuwige leven te hebben verkregen. 63. Het is de derde wereldoorlog, de verschrikkelijkste oorlog van hen allemaal. 64. Een eigenschap van het andere in de anderheidsfilosofie is dat het andere het andere imiteert, opdat het zelf sterft. 65. Rusland is een put, een afgrond, in de baarmoeder van de aarde. Hierin sterft de mens, het zelf, het individu, de eeuwige dood, waar het eeuwige ijs ontstaat, de woestijn, de hogere massa, het heilige meeste, het ware communisme. Het bezit is niet van het zelf, maar van de hogere commune. Het individu wat daar geen gevoeligheid voor heeft wordt afgesneden, en het andere wordt erin opgenomen. Dit is de ware opname der valkyries. 66. Farao Akhenaten verkoos de rode schijf, de rode spiegel, boven alle goden. Alle goden moesten 'sterven' door deze rode spiegel, door de aten, want

er was teveel afwijking in het priesterschap. 67. Aten betekent in het Egyptisch 'spiegel', en het wederstaan van autoriteit, en wegduwen, opstand. Zij zou geen individu scheppen, want dat zou niet overleven, maar zij zou de massa, scheppen, opdat het individu zou sterven. 68. In de kooi van Aser verdronk hij in de Nijl. 69. Altijd maar weer wordt het individu overrompeld door de massa's. Daarom is alleen de hogere massa, het hogere meeste, de oplossing. Hierdoor zal de materie sterven. Het individu zal buigen tot de hogere massa, en geheel daarin vergaan. Dat is het geheim van het robotisme. 70. De massa's zijn ten dode opgeschreven als het hogere collectief verschijnt, het hogere meeste. Dit is niet materialistisch, maar filosofisch. Het is zelfs niet zozeer geestelijk. 71. De woestijn is het eeuwige ijs. Daar kan geen massa tegenop. Het individu schept altijd weer zijn eigen massa's. Dictators scheppen altijd weer hun eigen democratieën, maar het kan niet op tegen de woestijn. Daarom is er een hoger atheisme tegen al deze dingen. Het moet de eeuwige dood in, dan is de brug lang genoeg. Zo wordt er contact gemaakt. Als eerst al het individuele is afgebroken. Het individu is de grootste vijand. Het zelf is het stijfkoppigste orgaan wat er bestaat. Het zelf waant in al zijn grootspraak zichzelf de massa. Daarom moet de hogere massa komen. Dat is een plan. Dat is een geheimenis. Dat is een filosofie. Niet materieel, en niet eens zozeer geestelijk. Veel geestelijkheid is gewoon het gewaan van het individu, het zelf, wat zichzelf nog niet door de eeuwige dood heeft verloren in de hogere massa's van de natuur. 72. Het is het meeste van de hogere natuur, die alleen in het minste ontstaat. 507 73. De enkelheids-filosofie van Nietzsche en Darwin is de enige weg tot de anderheids-filosofie. Het volgen van de massa's is een zonde van het individu. De massa's volgen ook het individu. Vandaar dat het hogere collectief moest komen. 74. De mens kan niet op tegen zee en woestijn. Het individu zal ingenomen worden door deze twee natuur-elementen. Heel simpel. De mens, het individu, is niets in de hogere filosofie van de natuur. 75. Het is iets wat het ijs doet, het maken van het hogere collectief, het is iets wat het eeuwige ijs doet, de eeuwige dood. Deze natuur-massa vormt zich voortdurend om tot de woestijn, en dan weer tot eeuwig ijs. De woestijn is het eeuwig ijs. Het zijn verschillende vormen van de natuur-massa. 76. Alleen de enkeling die tot deze eeuwige dood is gekomen komt tot dit geheimenis. 77. De hemelse massa heeft een confrontatie gehad met de eeuwige dood, waardoor het individu stierf. Zo werd de hemelse massa opgenomen door de valkyries. Wat is het zelf dan nog, en het individu ? Niks meer. Geen mensen meer, maar woestijnvlaktes die leiden tot ijsvlaktes waar ergens een beest ronddwaalt. Alleen nog maar natuur. Wat is de mens ? De mens is maar een zucht. 78. De baarmoeder is sterker dan de dood. Alleen het hogere collectief kan de eeuwige dood overbruggen. Het individu sterft in deze tocht. 79. En daar staat het machtige geheimenis van Rusland wat de volkeren doet gaan. Ook Rusland zal de baarmoeder ingaan, en Ragnarok zal overblijven, wat al in de oertijd van de amazones bestond als het grote Tahulen.

80. De mens is dus een metafoor, niet iets wat daadwerkelijk bestaat of moet bestaan. Het is een verhaal, als onderdeel van de natuur-filosofie. 81. Mensen, het individu, het zelf, komen altijd weer aanzetten met 'het ene', en gaan geheel tegen de anderheids-filosofie in, in grote xenofobie (angst voor het vreemde, angst voor het andere). Het ene wordt aanbeden, en het andere wordt vermeden en bevooroordeeld. Mensen maken telkens het ene weer tot god, en noemen het 'de enige weg', en het gebeurt ook in de medische wereld veel, waar de wil van de medicus de enige weg is. Het ene houdt de mens tegen. Het ene moet de eeuwige dood in, opdat het andere gezien zal worden. 82. Het ene is een groot beest wat de volkeren in de greep houdt, in de ban. Daarom moest de schorpioen komen. 83. Het ene moest vergaan in het hogere collectief. Het ene is een punt waar de mens telkens naar staart. De mens is gehypnotiseerd. Het ene is maar één, maar het andere is een hogere massa. Het andere is niet materialistisch, niet geestelijk, maar filosofisch. Het ene is aan de oppervlakte, en het andere is in de diepte. 84. Het universum is verfijnd, een complexiteit, en in die complexiteit zal het oppervlakkige en het ene vergaan. De mens houdt vast aan het ene, niet zomaar uit angst. Neen. Als de angst groter zou zijn, dan zou de mens het ene niet meer vasthouden. Het is een gebrek aan hogere angst. 85. De mens redeneert tegen de natuur-filosofie. De mens heeft het aangeleerd in zijn gebrek aan hogere angst, zijn gebrek aan voorzichtigheid en natuurlijkheid. De mens is een gevangene van het ene, en zo een gevangene van het individu en het zelf. De mens is zo een schepsel, een kunstmatig schepsel, van het ene. De anderheids-filosofie stelt dan dat de mens tot het eeuwige collectief moet 508 komen. Het symptoom daarvan : spraakblokkades, de wachter voor de mond. 86. In de anderheids-filosofie is er een hogere ijdelheid, namelijk de filosofische ijdelheid, het perfectionisme. Dit is tegengesteld aan de lagere, materialistische ijdelheid, die perfectionistisch is in oppervlakkigheden en bijzaken, perfectionistisch in het afdekken van dingen, en ook is het tegengesteld aan de lagere, geestelijke ijdelheid van religie, wat ook allemaal de gewitte graven zijn. 87. In deze tijd waarin er veel aandacht is voor 'verlichting' en 'bewustzijnsverruiming' zo goed en kwaad als dat gaat, wil ik de aandacht leggen op de 'verduistering', want de mens heeft teveel bewustzijn, en dit bewustzijn is grotendeels vals, als een soort van bij-effect van een verslaving, een drug, en de mens ijlt slechts. Om beter en dieper te dromen moet de mens eerst beter en dieper slapen. Vandaar dat deze atheistische eeuwige dood, een soort van diepe slaapstaat, heel belangrijk is. 88. De mens heeft maar een heel klein druppeltje bewustzijn nodig, een heel klein straaltje. Allereerst moet de mens zichzelf verliezen en alle afgoden, ook de drugs, loslaten. 89. Roshland is een raadsel, een brug, tot de diepere prehistorie die verloren is gegaan, een stukje paradijselijke natuur, alles wat de mens nodig heeft. De afgod houdt de mens tegen. Roshland leidt terug tot het begin, tot het oorspronkelijke, het onaangetaste, het pure, waar ook het Hebreeuwse woordje 'rosh' voor staat. Daar begint alles mee. Al het bewustzijn van deze tijd heeft de mens in grote problemen gebracht. Het bewustzijn liegt tot de mens. De mens heeft het ingekocht en ingeslikt, en het laat de mens niet meer los. De mens ijlt nu, woelende in zijn slaap. De mens worstelt. Teveel bewustzijn. Wie kan er met zulk groot verdriet leven ? Het is een nachtmerrie. We kunnen niet alles goed gaan lopen praten. De mens moet dieper slapen, de

eeuwige dood, een diepere slaaptoestand van de natuur, wat niet letterlijk is, maar filosofisch, als een tussenlaag. 90. Het was een gedwongen bewustzijn. De mens had er niet om gevraagd. De mens was totaal hulpeloos. 91. En dan sta je ineens in de natuur aan de rivier van het Roshland raadsel. Je kijkt naar de rivier tussen de grote planten en struiken met de grote bladeren. Je ademt het diep in. Allemaal natuur. Het is de rivier van de eeuwige dood, een krachtig sap. Alles wordt daar naartoe gedreven. Een groot filosofisch geheimenis. Het bewustzijn van de mens moet eerst sterven, diep slapen, verduisterd worden. Eeuwigheid betekent volkomenheid. De mens mag niets achterhouden. Alles gaat de rivier in. Kopje onder. 92. Al het geklaag van de mens wordt in stand gehouden door het gedwongen bewustzijn. Het is pure marteling. Daarom : slapen, en diep. Eeuwigheid is volkomenheid, niet letterlijk. Het orthodoxe beest brult aan de kant van de rivier. We hebben hem nodig, maar kom er niet te dichtbij. Blijf in het water. Wat een verschrikking is dit beest. En hoezeer smacht de ziel van de mens dit raadsel te kennen. 93. Hevig brult het aan de waterkant, vol bloedlust, en het water is koud. Dan rent het beest het water in, en alles staat stil. 94. Ook het bewustzijn moet sterven. De mens heeft er maar weinig van nodig. Er is iets veel groters dan bewustzijn, en dat is de filosofie. In de filosofie gaat de mens telkens kopje onder, sterft de mens voortdurend een eeuwige dood, ook het bewustzijn van de mens. Het gaat niet om het vele bewustzijn, maar om het ware, en dat is slechts klein, heel weinig. Het leidt de mens door de nacht heen, als een rood spoor van bloed. Het zijn maar wat 509 bloeddruppeltjes. De mens 'weet' teveel, de mens 'kent' teveel, en slaapt te weinig. Alsmaar meer wil de mens, maar het gaat niet om het meer, maar om het ware. Eerst moet de mens zoveel overbodigheid vergeten. Er is zoveel overkennis die de mens weer moet verliezen, valse, ingebeelde kennis, overbewustzijn. 95. Het beest gromt. De schorpioen van Roshland grijpt om zich heen. Knippende, prikkende, dodende. Het is slechts een brug. Het is het einde niet. Het verminderende bewustzijn, het bloedende spoor, leidt tot eindeloosheid. Het bewustzijn moet sterven. Het bewustzijn houdt het zelf in stand, het individu, het ene, het ego. Er is iets groters dan bewustzijn. De mens heeft vaak alleen maar overmatig horizontaal bewustzijn en overmatig zelfbewustzijn. Alles draait om de mens zelf door dit valse bewustzijn. Daarom moest de nachtmerrie van het beest komen. Het is naar de mens op jacht. Het sluit de mens in. Het heeft de mens omsingeld. 96. De mens is ergens vastgelopen in de slaap. De mens slaapt maar half. De mens heeft de eeuwige slaap nodig, voor eeuwige dromen. Het bewustzijn van de mens moet besneden worden. 6. De besnijdenis van de persoonlijkheid 1. Alertheid is niet hetzelfde als bewustzijn. Alertheid is een systematiek die aangeleerd is, automatisch is geworden, zoals 99% van de functies van het lichaam onbewust zijn, zoals het afweermechanisme en de hartslag. Het werkt zelfs optimaal als de mens slaapt. Juist als dit alleen maar door bewustzijn zou werken, dan zou alles verkeerd gaan. Automatisme is de oplossing, en die wordt steeds onbewuster naarmate het aangeleerd en

verfijnd is geworden. Het is een natuurlijk groeimechanisme. Er is maar weinig bewustzijn nodig, en dat verdwijnt voortdurend in de eeuwige slaap, als gezuiverd bron-bewustzijn, prioriteitsbewustzijn, wat ook een leninistisch principe is. 2. Het is een filosofie, geen tirannie. 3. Communisme kan al snel gemaskerd kapitalisme zijn. 4. De eerste wereldoorlog was de wieg van het communisme, als de rivier van de eeuwige dood van het ego, waaraan de mens een confrontatie had met het beest. 5. De mens moest terugkeren tot de filosofische natuur om hem veilig te houden, en teveel bewustzijn zou daartoe een bedreiging vormen. 6. Het bewustzijn moest verminderen totdat het in de bronnen was aangekomen. 7. De eerste wereldoorlog, de rivier van de eeuwige dood, stroomde regelrecht naar de tweede wereldoorlog, het automatisme. 8. Op het stalinistische fundament werd het medische wereldrijk gebouwd. 9. Het bewustzijn moest verminderen in de eeuwige dood van het ego om tot het filosofische automatisme te komen. 10. De mens moest dus weer terug over de rivier van de eeuwige dood, de eerste wereldoorlog, om zo terug te gaan naar de jaren 1800, de eeuw van de Duitse filosofie, het fundament van het filosofische communisme. De mens kwam namelijk aan de verkeerde kant van de spiegel terecht. 11. De eeuw van Rusland was begonnen met de eerste wereldoorlog, en leidde zo tot de tweede 510 wereldoorlog, tot het Duitsland probleem. Waarom ? Omdat de Duitse filosofie overboord was gegooid. 12. Er was een filosofische strijd te voeren in Duitsland. De mens moest terug naar een verloren fundament. Duitsland was uitgegroeid tot een beest. 13. Darwin liet al zien dat de mens niet tegen de natuur opkon. De natuurlijke selectie, de natuurlijke uitverkiezing, zou de mens innemen. Hoe minder bewustzijn, hoe beter, zolang de bronnen er maar waren, de prioriteiten. De prioriteiten zouden alleen maar gewaarborgd zijn in het verlagende bewustzijn. 14. De natuur, de bomen en de dieren hebben een verlaagd bewustzijn, zodat ze oog hebben voor de zaken die er werkelijk toe doen. 15. Ze willen niet afgeleid worden van wat er daadwerkelijk toe doet, de prioriteitsschakels. 16. Soms is het beter dingen niet te weten, en zij spreken niet. Zij houden zich wijselijk stil. Ze gooien geen kolen op 't vuur. Ze houden het bij de natuur. 17. Maar de mens wordt telkens weer afgeleid door bijzaken, ijdelheden, want de mens vereert het pseudo-bewustzijn, of is daarin gevangen. De natuur heeft al een weg daartoe aangelegd om te kunnen ontsnappen, door het verlagende bewustzijn. 18. Dan pas zal voorhangsel weggeschoven worden. De droom is het besneden bewustzijn. Zoals de rivier van de eeuwige dood door de eerste wereldoorlog stroomde, zo stroomde de rivier van de eeuwige dromen door de tweede wereldoorlog. 19. Zodra er vals bewustzijn of overmatig bewustzijn aan een dier zou gaan kleven om eitjes te leggen, dan steekt de schorpioen dit pseudo

bewustzijn en de eitjes ervan lek. Dit doet de schorpioen door de heilige epilsepsie, het wegvallen van het bewustzijn, zodat het dier veilig blijft. Dit kan de schorpioen ook bij een natuurmens doen. Er is een natuur-epilepsie als onderdeel van het immuunsysteem. De mens is verslaafd aan kracht, maar de natuur werkt door epilepsie en spasme. Ook het hart en de geslachtsdelen van de mens werken door spasme. 20. De kracht van de mens moet sterven, want de kracht houdt het bewustzijn van de mens in leven. Er is een groot verschil tussen kracht en het uitgebalanceerde en pulserende natuurspasme. De natuur geeft nooit teveel en nooit te weinig. Als het bewustzijn wegvalt, blijft het automatisme over. De mens mag dit natuurritme leren kennen. Het is een geheel ander patroon, en zal zichzelf vertalen door deze patronen in eigen natuur en dromen. 21. Het medische wereldrijk, de derde wereldoorlog, na en op het fundament van Stalin, met haar giftige gedwongen medicijnen en implantaten, heeft de mens geheel ontregeld. De mens verloor totaal zijn orientatie vermogen. De rivier van de natuurepilepsie loopt hier ergens doorheen. De mens viel ten prooi aan een huis van dokters. 22. De mens was door de eeuwen heen het natuurmedicijn verloren, het shamanisme, door de indianenvolkeren, de natuurvolkeren, uit te moorden. Daarom moet de mens terug naar de verloren prehistorie. 23. Persoonlijkheid is slechts een metafoor van uitvoerigheid. Als iets uitvoerig wordt, wordt iets persoonlijk, krijgt iets handen en voeten. Maar uitvoerigheid is niet per definitie goed. Daarom moet de persoonlijkheid eerst minderen, symbolisch sterven, opdat alles terug kan keren tot oorspronkelijke principes. Het is juist persoonlijkheid die kracht in leven houdt, en zo het bewustzijn. Daarom moet alles eerst terugkeren tot 511 natuurlijke beginsels, pure natuur, voordat er mensen waren, want mensen zijn symbolen van uitvoerigheid van ideeën en principes. Alles is veel te snel persoonlijk geworden, als een verkrachting. Eerst moet alles weer onpersoonlijk worden, terugkeren tot de principes, tot de tijd waarin er nog geen mensen bestonden. De persoonlijkheid moet sterven in de eeuwige dood. De zee van de eeuwige dood moet overgegaan worden waarin alles zal sterven. Daarachter is alleen mensloze en persoonloze natuur. Wat een rust moet er daar zijn. De mens is in letterlijkheid tot op het bot een kwaadaardig en boosaardig wezen. De mens kan alleen functioneren als metafoor. 24. Er was iets of iemand die de uitvoerigheid van de natuur te snel wilde vermenselijken en verpersoonlijken, vanwege sexuele drang, hedonisme, gemakszucht, marktzucht, wat ten koste ging van de natuur. 25. De metafoor werd geroofd en verletterlijkt. En zie hier : de mensheid, een stel doorgedraafde dwazen. De mens was nog niet klaar mens te zijn. Principes werden gedwongen in dit harnas te gaan. Het was de verkrachting van de natuur, en de natuur kreeg een verschrikkelijke miskraam. 26. Dus mens of machine ? Eerst moeten de machines komen. 27. Uitvoerigheid kan allereerst vertaald worden in nog meer mensloze en persoonsloze natuur, opdat de principes zuiver blijven, en alle systematische filosofie waarbinnen zij functioneren. Het zijn principes, geen personen, die eerst moeten groeien en zich eerst moeten verfijnen. Ze zijn nog niet rijp om geplukt te worden en mens te worden. Dat zou een misoogst zijn. Er waren nog een heleboel tussenstappen die ontbraken. Het natuurlijke proces werd onderbroken. En daar was het mysterie van de stad. Alles liep vast en een overmoedige mens, een overmoedige persoonlijkheid ontstond.

28. Persoonlijkheid was een kinderziekte van de natuur, en daarmee kwam ook het overmatige bewustzijn. Maar de natuur zal zichzelf weer herstellen. De natuur heeft de oorlog verklaard aan de persoonlijkheid. De natuur wil verder met de principes en de filosofie, met de onpersoonlijkheid. Gewoon pure natuur, en dan zal er wat groters zijn dan persoonlijkheid. Er zullen natuur-ervaringen zijn zonder dat er persoonlijkheid en al teveel bewustzijn is. In dromen is de persoonlijkheid en het bewustzijn gedempt en besneden, en gaat het om de hogere, cryptische natuur-patronen. Deze taal moet nog geleerd worden. In het automatisme mag de persoonlijkheid ten onder gaan, evenals het bewustzijn om aangesloten te zijn op veel grotere en belangrijkere dingen van de natuur. 29. Hoevaak denkt een mens wel niet : 'Mijn persoonlijkheid staat mij in de weg,' of 'mijn bewustzijn staat mij in de weg,' en vaak heeft de mens het niet eens door. Er is een veel grotere natuur. Deze natuur zal de stadse ziekte waarin de mens opgesloten wordt gehouden overweldigen. De natuur is het meer dan zat. Dit is niet eens een letterlijke oorlog of krachtmeting, maar een filosofie. Al vanaf het begin is het zo geweest dat de natuur de mens altijd overleefd. Koninkrijken komen en gaan, zoals ook steden, maar de natuur zal altijd blijven staan, en altijd het eerste en laatste woord hebben. De natuur staat niet op zichzelf. De natuur is slechts een metafoor van de filosofie. Ook de natuur moet plaatsmaken voor de filosofie, iets veel diepers. Natuur mag nooit overmoedig komen. 30. In den beginne was er de filosofie, en door de filosofie zijn alle dingen geworden. Wel schijnt het zo te zijn dat filosofie zich altijd uit door de natuur, en onlosmakelijk verbonden is aan de natuur. Toen de filosofie kwam volgde de natuur direct. De filosofie is de eerste oorsprong, en de natuur de directe tweede, als een absolute noodzaak, anders zou de filosofie sterven. De natuur is het hart en de 512 levensadem van de filosofie. Zonder de natuur is de filosofie dood, en zonder de filosofie is de natuur dood. Zowel de filosofie als de natuur staan niet op zichzelf. De filosofie geeft de grenzen aan van de natuur. Filosofie is de leer der tussenstappen. Filosofie is het proces van de natuur, en de natuur is het proces van de filosofie. 31. Er zijn krachten in het spel die dingen te snel vermenselijken en te snel verpersoonlijken, en het brengt oneindig leed. Daarom moet de natuur het afremmen, alles in de vertraging gooien en de persoonlijkheid en het daarbij horende bewustzijn doorsteken, verminderen. 32. Hoe zou de natuur zich ontwikkelen als die krachten er niet zouden zijn, en er waren geen mensen, geen persoonlijkheid en geen bewustzijn ? De zeeën zouden veel groter zijn, en de zee natuur zou zich veel beter kunnen uiten. 33. Stel je eens voor : geen mensheid, geen persoonlijkheid, geen bewustzijn, maar de filosofie zou zich uiten door de geheimen van de zee. Het komt alleen in dromen, in vlagen, zeer cryptisch, via de natuur patronen van een andere, diepere filosofische taal, in het overweldigende zee spasme van de natuur, in de epileptische patronen van de metaforische eeuwige dood. Het zou beginnen met grote angstaanjagende zee schepselen die ervoor zorgen dat niets menselijks en persoonlijks opkomt, en op het land zijn de meest angstaanjagende, grote reptielen die hetzelfde doen, als de metaforen van het filosofische beveiligings-systeem van de natuur. En in de bossen en op de ijsvlaktes zijn de woeste en monsterlijke zwarte beren voor hetzelfde doel, samen met de meest dodelijke schorpioenen. Het moet wel. Er staat teveel op het spel. Ze proberen de tijd voor de komst van de mens zoveel mogelijk te rekken. Grote natuurkrachten zijn in het spel. Zal het lukken of zal het niet lukken ? 34. De aarde is in grote barensnood, en moet wel

baren. Daarom besluit de zee haar te overweldigen, en het ijs, want het is nog geen tijd. Was de aarde verkracht ? En wie of wat was de verkrachter ? De schorpioen steekt het ei met haar gif. De persoonlijkheid mag niet opkomen, want dan zou alles eraan gaan. Het is een grote buitenaardse dreiging. De aarde was verkracht van buitenaf. Het buitenaardse wilde de aarde persoonlijk maken, tot een slaaf, maar het is mislukt. Het buitenaardse is woest. Het buitenaardse zaad is diep in de aarde als een vuur, en komt naarbuiten door vulkanische activiteit, maar de zeeën en het ijs doven het weer. Het is nog geen tijd voor persoonlijkheid. Het is geen tijd voor de mensheid, geen tijd voor bewustzijn. En grote aardbevingen houden de aarde veilig, de epilepsie van de aarde. 35. De filosofie kan niet zonder de zee. De zee is het immuunsysteem van de aarde, van de natuur. De golven zijn de wachters van de aarde. Zij moeten alles vertragen en verminderen, zodat de tussenstappen van de filosofie zichtbaar worden.. 36. De zee zal de persoonlijkheid nooit voortijdig laten opkomen. Maar hoe kan dat dan ? Heeft de zee de mensheid niet doorgelaten dan ? Neen. Het zijn slechts nachtmerries. 37. Het gaat ook niet om het bekende, maar om het onbekende. 38. Het mens zijn is zwaar overdreven. Het is maar een heel klein onderdeel van de natuur, en slechts metaforisch, en mag er alleen zijn op de juiste tijdstippen, en alleen pulserend, als onderdeel van een veel groter patroon, wat telkens weer epileptisch wegvaagt. De letterlijke en volkomen mens is een gif, maar bestaat slechts als een nachtmerrie. 39. De zee heeft het nooit werkelijk toegelaten. De zee is de natuur immunologie. 40. Wat een machtig natuurverschijnsel is dit. We 513 zien het overal om ons heen. Het zijn allemaal herhalingen. De natuur zal het verwerken. Het geeft de indruk dat er nu iets plaatsvindt, maar het is slechts een echo. 41. Deze vissen absorberen dus de aanvallen, en maken ze kaleidoscopisch. Het is creatief materiaal. Ze halen er alles uit wat eruit te halen is, het onderste uit de kan. Iemand of iets maakt ons maar wijs dat wij volkomen mens zijn, maar wij zijn veel groter. De schijnrealiteit moet doorbroken worden, opdat de parallelle werelden zichtbaar worden, die veel groter zijn. Zo kan de energie op meerdere sporen komen en zich kanaliseren en specialiseren. De nachtmerrie blijft dus komen totdat het verwerkt is. Heel simpel. 42. De mens is de climax van de natuur, maar je wilt er geen overdosis van, en je wilt ook niet dat het voortijdig gebeurt. In de nachtmerrie was er slechts een karikatuur van de mens. Het moest metaforisch blijven, maar het werd verletterlijkt. Het was een groot ongeluk. 43. Het communisme is een metafoor van de natuur, waardoor door het herhalen steeds heel subtiel en heel langzaam dingen gecorrigeerd worden. Een ladder bestaat uit sterk op elkaar lijkende evenementen die toch in iets kleins met elkaar verschillen en waardoor er verder gekomen kan worden. Daarom werken de krachten van evolutie en devolutie ook weer telkens op elkaar in om elkaar te zuiveren en te beveiligen, om elkaar te verfijnen. De mens is niet de enige metafoor voor het uitvoerige, het verfijnde. Een verhaal kan ook een metafoor zijn van verfijnde kennis, waarin een bepaalde filosofie handen en voeten heeft gekregen. 44. Het is een bepaalde taal, en juist het vertaalvermogen van de mens moet eerst gestoken worden door de schorpioen, want de mens vertaalt te snel. De mens wil niet met twijfel leven, en maakt zo valse zekerheden. De mens vertaalt telkens heel

selectief en verdraaid, als een vooroordeel. Daarom moet eerst dit vertaalproces gezuiverd worden in de eeuwige dood van het ego. Ook het vertalen mag alleen natuurlijk gaan, en niet geforceerd. Er staat teveel op het spel. 45. De vertaalregels zijn te vinden in de natuurfilosofie, waarin de tussenstappen worden gevonden. 46. Het huidige Afrika is maar een druppel vergeleken met het verloren, voortijdse Afrika. Dit bestond uit diverse delen. Voorbeelden hiervan zijn het Egyptische Afrika, het Iraadse Afrika en het Israelitische Afrika. 47. De mens wil altijd mens wezen, maar teveel van deze drugs zal hen vernietigen. 48. De mens heeft een overdosis van het mens-zijn genomen, en ijlt nu, denkende macht te hebben over de dieren en de planten. 49. De mens moet opgaan in de natuur en het mens zijn ook weer kunnen loslaten, om te veranderen in de zee. 50. Het gaat over de afdalende, verdiepende mens die zo tot de hemel komt. Het is een natuurlijk principe. 51. Egypte is slechts een uithoek in Afrika, maar deze komt voort uit de diepe wildernis van Afrika. De mens weet hier nog weinig van, omdat er zoveel geschiedenis verloren is gegaan door de tijden heen. Maar in principe is er niks verloren en is het nog steeds om ons heen. 52. Alleen de enkeling zal ontwaken is een Nietzscheaans-Darwinistisch principe. Voor de enkeling is het dan ook vechten tegen de bierkaai, roepen in de woestijn, met geen of weinig resultaat. De enkeling moet dan op een gegeven moment dan 514 ook constateren dat er geen kruid tegen opgewassen is. Toch is er een weg. 53. Als de mens zelf niet verandert en tot inzicht komt, dan is er niets. 54. De mens moest zichzelf dus helemaal opnieuw opbouwen. De mens moest zelf zin maken, betekenis geven. De mens moest één worden met de natuur, deel worden van de natuur, door de natuurprocessen te leren. Het was een natuurschool. De mens moest loskomen van 'de ander', die de hel was. De mens ging zo terug naar de natuur, terug naar de eigen verantwoordelijkheid. Zo kon de mens een nieuw beeld krijgen van het leven en het nut ervan inzien. 55. De mens moest de massa-geest in zichzelf verslaan. De mens moest weer 'vervreemden'. 56. Het moet dus door de natuur gaan, of helemaal niet. Het is iets persoonlijks. De natuur verkiest slechts weinigen, en dat zijn hen die de prijs hebben willen betalen, en die ook getest zijn hiervoor. 57. Ben je dood, heb je geen bewustzijn, dan zul je met de dode massa's meeglijden, leef je slechts vanuit gewoontes en tradities, maar leef je en heb je bewustzijn, dan zul je je eigen leven opbouwen, en daarvoor blijven strijden, om zo je pad te vinden. 7. De rivier van de opname 1. Er wordt een oorlog gevoerd tegen het snelle materialisme en snelle menselijke overleveringen en tradities die alles overmoedig in potten en pannen hebben gestopt om maar markt te kunnen drijven.

Zo ontstonden de steden, maar de mens moet teruggeleid worden tot de natuur. De mens moet vervreemden van de overmoedige stadse orakelen, om tot de onderzochte waarheid te komen. Alles moet getest worden. De stad test niet, maar verkoopt, en doet dit door boerenbedrog. 2. Het is een gewoonte en een traditie geworden, en het is allemaal mors en mors dood. Maar de mens is hierin geworpen. De mens moet hierin de overkant zien te vinden. Dat kan niet op de rug van iets of iemand anders. De mens moet zelf leren zwemmen. Anders heeft de mens geen fundament. 3. De mens is geworpen in de zee van overmoed genaamd 'materie', en de mens komt er al snel achter hoe erg het probleem is van de materie. Het is een verdichte, gesloten vorm. Het houdt de mens tegen als de mens er op een materialistische manier mee omgaat. Maar de mens kan er ook anders mee omgaan. Er moeten dus nieuwe, diepere definities komen van de dingen om ons heen, door ervaring. 4. Ook dit mag niet overmoedig gebeuren, want dan is er weer een nieuw probleem. Er moet dus een nieuwe definitie komen van wat 'leven' eigenlijk is. 5. De openbaring gaat dus altijd door het zelf wat zichzelf van het zelf onderscheidt, als het zelf wat in samenhang is met het zelf. Het mag dus niet op iets anders worden geschoven, wat het gevaar is van de theologie. De mens is zelf verantwoordelijk. 6. Het is dus zuiver direct en niet indirect via iemand anders. De ander is de hel. Het indirecte is de hel. 7. De filosofie werd in de doofpot gestopt en ze werden indirect, zonder eigen verantwoordelijkheid, en hadden zo hun eigen opwekkingen, aan de verdovende middelen. 8. We hebben het dan over een gevaarlijke, valse, 515 luie vorm van indirectheid, die alles op iemand anders projecteert. Zij kunnen altijd kinderen zijn, onbezorgd, in losbandigheid, want alles is genade, en de kennis maakt opgeblazen. Zo redeneren ze dan. Zo kun je dus alles goedpraten, en heb je ook altijd een alibi, en heb je het spijbelen gerechtvaardigd. 9. Het materialisme maakt dingen zo materieel totdat het kolonist wordt. Het is de climax van het materialisme. Geen eigen verantwoordelijkheid meer. 10. Dat wil niet zeggen dat directheid onmiddelijkheid betekent. De mens moet alles omzeilen, als de mens maar op zichzelf blijft. Van elk woord en elk principe is er een goede vorm en een slechte vorm, dus dat wil niet zeggen dat er een daadwerkelijke tegenstelling is, maar meer een dualiteit. De dialectiek denkt in stellingen, tegenstellingen en samenstellingen, het denken in meerdere parallellen dus, vanuit verschillende perspectieven, horizontaal, vertikaal, verdiepingen. in 11. De mens mag niet te direct worden, en ook niet te indirect. 12. Dat is de hele filosofie van tussenstappen. De mens authentiek moet worden. 13. Er komt iets binnen wat belangrijk is en wat steeds belangrijker zal worden, steeds waardevoller. 14. Dat wat om ons heen is, dat wat de mens de bekenden noemt, de kennissen en de vrienden, familie, het vertrouwde, is helemaal niet bekend. Het is het onbekende. Pas ermee op. 15. Pas na de hongerwinter komt 'de opname door de valkyries'. 16. Als een boodschap ons wil bereiken wordt het

eerst verdeeld, splitst het af als water van een waterval om op de rotsen verder uit elkaar te kletsen. Dat is het bestaan. Alles valt naar beneden om tot totale chaos te worden. 17. Het geloof is als het moeras. De Aramese betekenis van het woord voor geloof was filosofie. Dat geeft veel meer rust en gaat ook veel dieper. Geloof is maar een van de vele vertalingen van het woordje 'hmnd'. Het staat niet op zichzelf. Het is trouw en volharding in de filosofie, en is gebouwd op geteste argumenten. Het wordt drijfzand als al die oorspronkelijke Aramese betekenissen worden weggekapt, en door deze sluwe woordspelletjes van het westen kon de mens gedwongen worden te geloven in plaats van 'de onderliggende filosofie te ontdekken door onderzoek.' Dat is even een groot verschil. Het is pure woord-armoe, gebrek aan vocabulaire. 18. Moeder aarde was bij de Germanen genaamd Areta, Hretha, de beruchte en zegevierende, ook wel genaamd Hertha of Erda, afhankelijk van het gebied. Iedereen die haar zag baden in de rivier 'stierf' (aan het ego), iets wat ook weer terugkomt in de Griekse mythe van de jachtgodin Artemis. Aktaion zag haar, en werd door beesten verslonden. Ahn zag Bathseba baden en was daardoor ten dode opgeschreven. Het is iets metaforisch, namelijk dat ware openbaring vanuit de hemel de mens aan zichzelf, zijn lagere natuur, laat sterven. Zo komt de mens tot bekering. 'Niemand kan God zien en leven.' 19. Renkum heette vroeger Rijnkom en werd ook wel Ratincheim en Areta-heim, Hrethaheim, en Rhede genoemd. Areta-heim betekent het huis, heim, van moeder aarde, Areta, Hretha, Erda. De Rijn is verbonden aan moeder aarde, als haar openbaring, maar de mens heeft het niet verstaan. Rijn komt van het Germaanse hrinana, ontbloten, slaan, aanraken. 516 20. Renkum ligt in het Arnhem gebied, wat op de grens ligt tussen de Veluwe en de Betuwe, want onder de Nederrijn waarboven Renkum ligt is de Betuwe, in het Zuid-westelijke aanhangsel van Gelderland. 21. Ik kreeg dromen dat ik een hemels geschrift moest veiligstellen. Ik moest toen door Renkum heen naar de Nederrijn. In de verbinding met Renkum begon ik ook Germaanse dromen te krijgen over de Rijn, over het rode goud in de diepte, het bloedgoud, wat ook weer terugkomt in de Germaanse mythologie. Het bloedgoud wordt bewaakt door de Rijnmaagden. In de Tweede Wereldoorlog liep de bevrijding van Nederland vast bij de Nederrijn in het Arnhemgebied bij de slag om Arnhem, en zo ontstond de hongerwinter, het Ragnarok. De Duitsers waren te sterk. Zij hadden namelijk het Rijngoud gestolen, en verdraaid. Het was bloedgeld, terwijl in de oorspronkelijke mythologie het bloedgoud een beeld was van het sterven aan het ego, om zo door de Rijnmaagden opgenomen te worden, ook een soort valkyries, walkuren, dus. 22. De stromende rivier is dus een beeld van de opname, opgenomen, of neergenomen, tot moeder Areta, moeder aarde, tot haar huis, Areta-heim, of Rijnkom, wat nu Renkum heet. Ik kreeg toen meer en meer dromen over Renkum als een grote onderaardse wildernis, als een natuurgebied met natuurdorpen en natuursteden, als een onderaards land, het land van moeder aarde. In de mythologie kwam het bloedgoud uiteindelijk in handen van Loki, de Logos, het Woord, oftewel de filosofie. Het bloedgoud, het rode goud, of de rode steen, kan alleen maar benaderd worden door de filosofie. Het is als een waterval die kapot kletst op de rotsen, het hele kolonisten raadsel. De nazi's hebben het in overmoed gegrepen, en zijn erdoor ten gronde gericht. Iedereen die de rode steen voortijdig of zonder de voorwaarden in acht te nemen grijpt en misbruikt zal erdoor vervloekt zijn en erdoor ten

onder gaan. 23. De Betuwe aan de Zuidelijke overkant beeld het rode goud uit, in of onder de rivier. Hier is het vruchtbare gebied, en dan moet de mens nog dieper naar het land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen, want onder de Nederrijn ligt de Waal, en daaronder ligt de Maas. De Maas is dus de Zuidelijkste rivier, en daaronder ligt Noord-Brabant. In principe is dit dus de diepte van het huis van de Germaanse moeder aarde, Areta-heim, oftewel de diepte van Renkum en van het rode goud. Hier vond de bevrijding al veel eerder plaats. 24. Men gaat tot het bos, maar men komt niet daadwerkelijk tot het bos, omdat de mens tot het filosofische bos moet gaan. Men gaat dan naar de markt, maar men komt niet daadwerkelijk tot de markt, want men moet tot de filosofische 'markt' komen. De mens moet niet tot het object komen, maar tot de verborgen ervarings-wereld erin. 25. Het leven is een natuur-ervaring, als een waterval. Veel moet je weer langs je heen laten glijden. Veel zal op de bodem kletteren en weer deel worden van de rivier. Het stroomt ergens naar toe. 26. Johannes de Doper was een roepende in de wildernis. De wildernis staat voor het verborgene. 27. De ziel moet op zoek gaan naar de rivier van het leven. 28. De woning van Johannes de Doper ligt aan de zee. 29. Het leven wordt verkregen in de onderwereld. 30. Zo komt de mens terug tot het voortijdse Afrika, tot de filosofie van het voortijdse Afrika. IV WERKTUIGEN 1. De strijd tegen het materialisme 1. Het afzonderen is altijd nauw betrokken geweest met het geboorteproces, en daartoe dient dan ook alle afzondering : opdat wij opnieuw geboren worden in ander gebied. 2. Soms gaan wij door deze ervaringen heen, gekenmerkt door depressie en misschien wel angst, maar dat is allemaal overgangsgebied, en we mogen dan ook het doel in zicht houden. 3. Soms gaan we kopje onder om ons geheel los te snijden. Het mes moet soms diep gaan. 4. De geestelijke oorlog is de agressiviteit van de natuur en die zien we soms in ons leven, maar het is om ons te beveiligen. Het zijn barensweeën van moeder natuur. 5. In de stad leeft de mens ver weg hiervan en waar het oorspronkelijk voor staat. 6. Het is de ondersteuner van het zelf, het rusten op iets om het water te geven, als een waterval aan een stroom, als een extra orgaan wat het geboorte proces in de gaten hield bij de baarmoeder, het hele proces van ontwikkeling voor de geboorte, en zorgde ervoor dat het kind voldoende rust had. 7. Sebek is ook Sochet en Sebet in het Egyptisch, 517

als een Egyptisch wortelwoord van de sabbath, de rust. Dit werd ook Khenti genoemd, de rode aarde, wat in het Hebreeuws de adamah is, als de voorbaarmoeder of voormoeder, die later van de mens werd afgesneden door de zondeval. De mens leeft niet meer in het paradijs, in de natuur, en ook niet in het voortijdse Afrika. 8. Nu weet de mens niet meer wat het is, en van welk groot belang het is. Het was oorspronkelijk een beschermer om de vochtigheidsgraad van de aarde en de mens op peil te houden. Het is de brug tussen land en water, om alles in balans te houden. 9. Het is een beeld van het voorportaal van de baarmoeder, waar het kwaad werd vernietigd, en waar de zielen werden geselecteerd voordat ze in de baarmoeder kwamen. 10. We zien in de stad een heel selectief materialisme. Voor de diepere, subtielere 'materie' zijn ze blind. Ze willen alleen het grootse, makkelijke, voor de hand liggende. Ze kennen de ware 'materie' niet, en dat willen ze ook niet kennen. Ze verachten en verwaarlozen de natuur. Het is niet eens materie voor hen. Als ze een stukje natuur zien grijpen ze direct de stofdoek om het weg te vegen. Dan grijpen ze direct naar hun spuitbussen met giftige sappen om de natuur weer uit te doven. Klaar. De stad heeft een zware smetvrees, als een zware natuurvrees. De stadse materialisten zijn selectieve, smetvrezende, materialisten. 11. Materie komt van het Latijnse 'mater', de moeder, de oorsprong, de bron, en 'materia', grondstof, bouwstof. Dit is ontleend aan het Egyptische 'ma'at', de waarheid, de wet. Oorspronkelijk was materie dus informatie, maar de stad heeft het verletterlijkt, en maakte zichzelf tot wet. 12. Er waren verschillende gebieden in het 518 natuurvrezende voortijdse Afrika, zoals Irad, Sur, Oan en het voortijdse Egypte deel. Nahme is ook weer voortijds Afrika. 13. Cuwr of Sur is het voortijdse Afrikaanse Israel, en Name is het voortijdse Afrikaanse Roshland, het land van de beginne, wat een diepgaande en levengevende filosofie had over de namerie in plaats van materie. Suri-Name draagt nog steeds deze twee paradijselijke gebieden in zich. Helaas heeft het moderne materialisme veel Surinamers meegesleurd. Er zijn dus twee Surinames : het materialistische Suriname en het namerialistische Suriname. Groot verschil. 14. De mens is omringd met vele prisma’s waardoor de realiteit wordt verdraaid, ook in de taal. Het is een natuur verschijnsel. Zo is er ook een prisma tussen het voortijdse Afrika en het nu. Door de prisma’s wordt dus een heleboel informatie verborgen gehouden. 15. De namerie is de 'stof' van de diepere natuur, de verfijndere stof, de tegenstander van materie. 16. Het voortijdse amerika werd ook wel namerika genoemd, en werd pas later de 'amerika's'. 2. De middeleeuwse reformatie 1. De prisma van het ego heeft de mens materialistisch gemaakt. Alles is nu opkoopbaar, en dat is voor de materialistische mens van gemak. Zo kan de materialistische mens macht opkopen zonder daarbij de geestelijke oorlogsvoering te hoeven gebruiken. 2. Geld bestuurd alles. Daarom mag de mens over

de Afrika brug teruggaan tot het voortijdse Afrika, door het afbreken van de prisma van het ego. De prisma van het ego is helemaal in de mens ingegroeid, en moet dus weer verwijderd worden. 3. Het voortijdse Afrika loopt helemaal terug tot het Oan-paradijs, en zo ook tot de Oan bron in Betelgeuse, in Orion. Overal lopen deze Oan rivieren. Het gaat er niet om zomaar gelukkig te zijn of worden, maar het gaat om het kennen. 4. Op deze Afrika brug tot Oan smelt de prisma van het ego weg. De lucht is vol met prachtige energieën. Dit buitenaards contact is al lang geleden gemaakt, maar de mens moet het leren kennen. 5. Daarom moet de mens terugkeren tot Oan, want in de stad regeert het ego. 6. Maar de mens mag zijn handen in de lucht steken en Oan om hulp vragen. Er zijn nu buitenaardse oorlogen gaande om de zielen. Vele mensen roepen de materie aan, en alleen de enkeling roept de natuur aan. Het gaat dan om de paradijselijke natuur. Deze natuur gaat komen, hoe dan ook. Het is een kwestie van tijd. Deze natuur zal alles overweldigen. De mens heeft Orion uitgedaagd tot een gevecht, en de mens zal het verliezen. De mens wil heersen en alles kapot maken, telkens weer. Maar de mens kan niet met succes strijden tegen de natuur. De mens maakt hierin een grote fout. 7. Wij zien uit naar de openbaring van de Oan natuur. Wij zien uit naar de terugkeer van het paradijs. Zorg dat je de juiste brug vindt. Er worden veel valse paradijsen aangeboden, materialistische paradijsen, en de mens betaalt een hoge prijs. Het namerialisme is de fijnere, diepere natuurstof, dat wat op de bodem van de rivieren ligt. Het materialisme moet hiervoor wijken. Wij hebben de oorlog verklaart aan het materialisme, al heel lang geleden. Wij hebben de oorlog verklaart aan de prisma van het ego. 519 8. Waar is de mens vandaag de dag mee bezig ? Met bruggen bouwen voor het materialisme of met bruggen bouwen tot Oan ? De lucht is vol met prachtige energieën van Oan, maar de mens ziet het niet en wil het niet zien. 9. De prisma van het ego probeert mensen al tijden lang de mond te snoeren door te heersen over de monden. 10. De prisma van het ego zal niet het laatste woord hebben. Begraaf het met grond, overspoel het met water. De prisma van het ego haat de natuur. De prisma van het ego moet wijken voor de natuur. 11. Vul je gedachten met de natuur, opdat de prisma van het ego geen plaats vindt. 12. De buitenaardse natuur, daar gaat het om, wat ligt in de natuur van moeder aarde. En door het verdiepen ervan komen we tot Oan, tot de bron van Betelgeuse, in Orion. Er zijn veel Oan gebieden in Orion. Oan is een Orions woord voor paradijs, of paradijselijke slaap. 13. Wij mogen de paradijselijke slaap aanroepen voor hulp, want de aarde is een gebied van nachtmerries. Soms moet de mens eerst dieper slapen. Zo zal de mens uiteindelijk de dromen van Oan krijgen. Oan is de verdieping van alles om ons heen, het gaan tot de wortels. De mens moet dus niet blijven kauwen aan de zoete vruchten, maar moet de diepte in. Kan de mens dit ? Vaak houdt het ego de mens tegen, zijn zucht naar materialisme. Oan predikt geen materialisme, maar namerialisme, de natuur-stof. 14. Het natuurverschijnsel emaneert als een waterval en valt dan kapot op de rotsen waarna het zich opsplitst en verder stroomt, maar de mens moet weer teruggaan door de waterval tot de oorspronkelijke bron, tot de rivier van Oan.

terechtgekomen. 15. Als je iets niet rechtstreeks kunt verwijderen, dan moet je er omheen werken. Er valt niet mee te leven. Het is strategisch overleven. 16. Telkens moet je alles weer loslaten, want het leven is abstract. Letterlijkheid is een valstrik, en zelfs de letterlijken zijn niet letterlijk. Ze zijn slechts op jacht voor een markt. Ze ontkennen zoveel werkelijkheden, opdat je hun eigen werkelijkheid aanneemt, maar zelfs zij geloven er niet in. Ze hebben het voor jou gemaakt als een gif. 17. De vogels laten alles los opdat ze hun zicht verscherpen. Dit schept hele andere visioenen, dromen en werkelijkheden. 18. Het hemelse Woord is tot ons gekomen en zal ons leiden. 19. Stilte komt door dubbel te kijken, nog een keer te kijken, in plaats van direct te spreken. Als je naar iets kijkt, kijk dan nog een keer, en laat je niet bedriegen. Praten en staren tegelijkertijd werkt niet, zoals mensen die iets zien en gelijk hun mond opentrekken. Blijf de afbuigingen in de gaten houden door alleen te kijken zonder te praten, en leer de dingen van een afstand te bekijken, zodat dingen uit de verwarring komen. 20. Laat je nooit intimideren door de afgod van menselijke overleveringen en tradities. De afgod van de mens is net zo dom en onintelligent als de mens zelf, als een spiegeling van henzelf. Het is slechts een projectie, maar helaas kan een kind zich hiertegen niet verdedigen. Daarom hebben deze kinderen hulp nodig. 21. Ze hebben een afgod gemaakt die niet doordenkt. Het is een afgod, een familie afgod. Ze hebben allemaal hun eigen god gemaakt, en al die zogenaamde goden lopen met elkaar te bekvechten. Het is totale waanzin. We zijn in het land der fabels 520 22. Er is wel even een stedelijk gebied waar we dan eerst doorheen moeten, maar dan komen we tot het dorpgebied en dan het reusachtig grote natuurgebied, met grote, reusachtige zeeen waarin de aarde maar een druppel zou zijn, want het heeft zoveel lagen en realiteiten. We mogen komen tot het strand van de morgens, om opgenomen te worden door de hogere filosofieën die als vogels boven de zeeën zweven. Ze komen ons ophalen. Weest klaar. 23. Op deze planeet zijn er een heleboel oorlogen. 24. Zij die menselijke overleveringen en tradities volgen hebben altijd een excuus : 'Ja, de kennis maakt opgeblazen,' zeggen ze dan. Neen. De 'valse kennis' maakt opgeblazen, oftewel de lagere kennis die niet uitgewerkt is, de ego-kennis, maakt opgeblazen. Groot verschil. De hogere kennis is ook de leer van het kennen. 25. 'Ja, er moet gewoon geloofd worden, zonder bewijs, anders is het geen geloven meer,' zeggen zij die menselijke overleveringen en tradities aanhangen dan. Geloof is dus hun afgod die er voor zorgt dat ze niets hoeven te leren, geen kennis hoeven op te bouwen. 26. Daar waar het hart vol van is vloeit de mond van over. Het geloof is wat ze willen, opdat ze God niet hoeven te leren kennen. Geloof en God zijn twee verschillende, aan elkaar tegengestelde dingen. De mens moet kiezen tussen geloof en God. Je kunt niet beiden hebben. Dat was ook de boodschap van de filosofie in de late Middeleeuwen, de scholastiek, de wetenschap van God. Het ging in tegen het kennisloos geloven, want dit had de mens bedrogen. Hier kwamen God en wetenschap tezamen, God en filosofie. 27. Het gaat om de hemelse openbaring, ongeacht de tegenstand of het zijn van de minderheid. Het

menselijk vlees, het ego, zal altijd tegen de hemelse openbaring blijven strijden met geloof. 28. Wat is dan de beste weg ? Dat zie je alleen in de dood aan jezelf, en daarvoor moet je alles opgeven. De hemel is kennis, ook kennis van de kennis van de kennis, als de eeuwige kennis. 29. Wil je een robot zijn van geloof of van kennis ? Omdat God volmaakt goed is, zo stelt de scholastiek, wil het ook volmaakte goedheid maken. God heeft het kwaad niet gemaakt, maar het goede laat het kwaad zien. Het hoofddoel van de scholastiek, de gewijde leer, is 'te leren kennen', het leren kennen van zowel het beginsel als het einddoel. 30. God is geen persoon, maar een werkwoord. 31. Wees daarom ook verschrikkelijk voorzichtig met het woord 'God'. Velen misbruiken het, en velen gebruiken het als projectie. We hebben het over 'God' als we het over 'het hemelse kennen' hebben. Het is een metafysische-filosofische wetenschap, de scholastiek, niet een materialistische filosofische wetenschap. 32. Het gaat hier om de 'namerie', de diepere natuurkennis, als tegengesteld aan oppervlakkige stadse kennis van de materie. De scholastiek was het begin van de bevrijding van de geloofs-religieuze ballingschap, de middeleeuwse reformatie. 33. De versnelling leidt tot verdichting, en zo ontstond de materiele wereld, wat in de climax kolonisme wordt, kapitalisme. 34. De snelle, gehaaste, gejaagde wereld om ons heen is niet reëel. Ook de grote massa's zijn niet reëel. Dit gebeurt in het versnellingsproces, dat het veel lijkt, terwijl het maar weinig is. 35. Je gaat dan gewoon dubbel zien alsof je dronken 521 38. Het is de witte oerplaneet die diep in de mens verborgen ligt. Het is niet slechts heel ver buiten de mens en de aarde, maar daardoor juist ook heel diep in de mens. Het is de oerplaneet die zowel Orion als de aarde heeft voortgebracht in een geheimenis, maar dit ging emaneren tot lagere vormen, en de mens is aan de bodem van de waterval, dus de mens mag terugkeren naar de bron. Deze planeet communiceert door water, water in allerlei vormen. Water is in diepte immunologie. 39. De immunologie van de zee zorgt dat dingen zich vertragen, opdat dingen zich niet te snel kristalliseren. De witte oerplaneet is grotendeels een water planeet. 40. De steden moeten tot droomsteden worden, als bruggen tot de natuur, niet als vernietigers van de natuur. De steden zullen dus tuinsteden moeten worden. Meer natuur, minder stad. 41. De mens moet terugkeren tot de vertrager. Vertraging is een gevolg van verfijning. Hiertoe moet de mens tot de natuurschool gaan. Er zal dus een nieuwe pedagogiek, opvoedkunde, komen, een bent. 36. Er zijn heel veel stemmen die de mens van het pad van de natuur willen afleiden, ook religieuze stemmen. 37. De Opname is iets in jezelf, doorbreken in de diepere natuur van jezelf. Het opgenomen worden is iets in je binnenste, het leren verstaan van de water signalen waardoor het communiceert, de witte schuim signalen. Het zendt vele witte cirkels uit om de mens geestelijk op te nemen, tot een hogere biologie. Zo mag de mens 'uittreden' als een dieper 'intreden'. Zo komt de mens tot de water oorsprong, tot het bruisende oer water. Je zweeft zo niet alleen uit je lichaam, maar ook dieper in je lichaam.

natuur pedagogiek. 42. Een heleboel dingen die in de stad gebeuren zijn niet pedagogisch verantwoord. 43. Hier is de mens grotendeels onwetend over. De zorg wordt tot markt. Het zijn allemaal ingewikkelde spiegelingen door prisma’s. De mens is hierin verdwaald, en moet daarom terug tot de natuurschool. 44. De mens moet weer leren communiceren met planten, bomen en met water, door de patronen ervan, om tot inzicht te komen. 45. Er zal dus een natuurpad komen, en dat wat gevaarlijk is zal weggekapt worden. 46. Dit zal de natuur doen. Een mens op zichzelf kan daar niks aan doen, maar kan wel zaaien. De meerderheid zal niet veranderen, maar de enkeling moet veranderen. De meerderheid is allemaal bedrog. 47. De strijd wordt in de onderwereld uitgevochten, in de diepere natuur. Het is allemaal de baarmoeder van de oerplaneet. Deze oorlogen zijn nodig om het diepere omhoog te halen. Het is een natuurverschijnsel, maar let goed op aan welke kant je strijdt. 48. Bewustzijn maakt bewuste keuzes, door de natuur, terwijl dat wat geen bewustzijn heeft gewoon meeglijdt met de dode massa's. 49. Het geheugen is als een bos, de bomen de herinneringen. Zij communiceren met elkaar, groeien op en maken nieuwe bomen. Zo is het geheugen dus organisch, en blijft veranderen. De natuur zal het geheugen genezen. 522 50. Alles begon mis te gaan in de Rivier van Taal, Alles werd afgesplitst, en niemand begreep de ander nog, En zo begon de grote zoektocht. 51. De mens mag teruggaan tot het vaste oergesteente van taal, de diepte van taal. Het zijn allemaal echo's die de mens mag volgen, terug tot de natuurtaal. 52. Er zijn talen in de talen in de talen, als de eeuwige taal. Zij brengen nieuwe leven. Herken de taal in de taal, de diepere natuurtaal. 53. Soms voelen we ons zo, dat we de vijand hebben gezien, en dat we tegen de vijand strijden, maar niemand is aan onze zijde. 54. Soms zijn wij de enige wakenden. Soms hebben we dan zelfs het gevoel dat God ons heeft verlaten, en dan roepen wij het uit : 'Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten, waarom juist nu ?' Maar dit is juist hoe de natuur werkt. De natuur zondert af, en neemt er slechts ééntje uit de grote massa. Deze uitverkiezing is en moet altijd eenzaam zijn, anders zou er nog teveel vleselijke beinvloeding zijn en zou alles sterven, zou alles het doel missen, misleid worden. Volg daarom nooit de massa's in het kwaad, maar wees uniek. Blijf natuurlijk, ook al gaat iedereen tegen je in. Wij moeten alleen het pad zien te vinden. 55. Het is de voorwaarde om opgenomen te worden. Twee zullen er in het veld zijn, en slechts één zal er aangenomen worden. Twee zullen in bed liggen en slechts één zal er opgenomen worden, en de ander zal achtergelaten worden. Twee zullen malen aan de molen, en één zal er opgenomen worden en de ander blijft achter. Dit is niet letterlijk, maar beeldspraak. 56. Het betekent dat je altijd weer verder moet, niet blijven waar je bent, niet zijn zoals de anderen.

57. De ander om je heen is er om jou te beproeven, om jou proberen te misleiden, te verlokken, te verleiden. 'Kom, weest zoals ons, het zal je goed doen.' Deze beeldspraak gaat dus over alles achter je laten. We kunnen en mogen nergens aan vasthouden. We zijn op doortocht. Als grote massa's je volgen en ze zijn allemaal als jou, dan kan dat ervoor zorgen dat je indut en niet verder groeit. Het menselijk denken wordt hier vaak door bedrogen. Als grote massa's je volgen, dan zouden ze je weleens kunnen tegenhouden, als een blok aan je been. 58. Wil de mens afsterven aan het ergens bijhoren, en aan het meerderheids-argument ? Zij die ten hemel varen zijn een volk van eenlingen. Zij hebben de grote kudde's achtergelaten om te vechten tegen de onbekende, dreigende vijanden, om het ene verlorene te vinden. Zij gaan de wildernis in om te strijden tegen verwilderde beesten die eens de bron van alles roofden. Diep de wildernis gaan zij in, daar waar geen ander mens durft te komen. Zij betalen de volle prijs. 59. Oh, laat het zo zijn dat we zulke volle offers zullen brengen, opdat wij het geheim van het leven en het eeuwige leven zullen zien, wetende dat wij hierin totaal alleen zullen zijn en dit nooit aan een ander zullen kunnen overbrengen. Wij zullen de pers alleen moeten treden. 2. De mens moet eerst leren luisteren, leren af te stemmen, voordat hij zijn mond open trekt. Bidden is vaak zelfbedrog, maar luisteren kan dit voorkomen, en luisteren betekent in diepte dat je je richt op de tussenstappen, zodat je geen belangrijke stappen overslaat. 3. Trek je mond niet los voordat je op de hemelse bron bent aangesloten, totdat je stilte volkomen is geworden. De mens is geroepen geinspireerd te leven. Zo niet, dan zullen andere krachten de mens leiden. 4. Bidden betekent dus communiceren met de innerlijke natuurbron, als een kind die aan de borst ligt. Staat de mens open voor de hemelse opvoeding ? Dan moet de mens eerst stil worden, van de hemelse melk drinken, en niet zomaar spreken en rondrennen. 5. God is dus een werkwoord voor de natuurbron die zich diep in ieder mens bevindt. De mens is het huis van deze natuurbron, van God. Eerst moet de mens dit binnennemen en er gevoelig voor worden en blijven. 3. De hyena van God 1. De persoonlijkheid van God is dus als een metafoor om dit werkwoord te belichamen. God is dus een woord voor de bron van het goede waaraan de mens zelf ook deel mag hebben. 6. Daarom gaan we in ons leven soms door moeilijke tijden heen opdat we leren luisteren, leren dieper in onszelf te gaan op zoek naar die natuurbron, opdat we gevoeliger ervoor worden. Hoe gevoeliger we daarvoor worden, voor die natuurbron, hoe ongevoeliger we worden voor de vleselijke meningen en vleselijke wensen van de ander die ons van dit pad wil afleiden. Ook al is het de koning, je buigt niet voor hem, en ook al is het een slang, je laat het je niet tegenhouden met God in contact te blijven. 7. Dat wil niet zeggen dat het je geen pijn meer kan doen. Integendeel. Soms wordt de pijn nog wel erger als je besluit het goede te volgen en naar het goede te luisteren. 523

8. Het leven is ingewikkeld. Er zijn teveel leerregels die de mens niet kent. De hoogmoedige, goddeloze, natuurloze mens zal zich hieraan niet storen en gewoon zijn leven leven, maar hierom is er de noodzaak dat de mens eerst aan zijn ego sterft. 9. Adam moest eerst in een diepe slaap vallen alvorens hij tot Eva (havah) kwam. 10. Zo is er ook de exogamie, de relatie met iemand buiten de eigen stam, of in dit geval met God, de verborgen kennis, het onbekende. 11. 'Sterven' moet je leren zien als 'vertalen' en 'verdiepen'. 12. Als je dat niet doet, wordt je gek, en kinderen worden vandaag de dag totaal gek gemaakt door het materialisme wat zegt 'dood is dood'. Nee, dood is helemaal niet dood. Dood betekent in de Israelitische talen gewoon het verminderen opdat er plaats is voor een nieuw zicht, zoals de dood een slaap is. Wanneer wij slapen zullen wij nieuwe dromen dromen. 13. De letterlijke dood bestaat niet. Alles gaat over in andere vormen. 14. De menselijke overleveringen en tradities hebben deze context niet, omdat ze de talen niet kennen. Ze drijven markt. 15. De mens is doodgegooid met letterlijkheden en oppervlakkigheden waardoor hij de bron niet verstaat en niets op diepte kan peilen want dit wordt voor hem afgehouden en heeft zo zijn leven tot een hel gemaakt. Die hel gaat iedereen doorheen, maar het gaat erom de hel te vertalen. Het is overal om ons heen, en het blijft gevaarlijk totdat we het verwerkt hebben. 16. Het offeren is een beeld van het loslaten en het toetsen, in het gebruik van de urim. 'Toetst alles en 524 behoudt het goede.' 17. Als de mens door de metaforische 'dood aan zichzelf' verlost wordt van zichzelf, en zo de onderwereld ingaat, de aarde, dan gebeurt dit door de hyena, de gids van de doden. 18. De hyena neemt de ziel van de dode mee tot de leerregels in de onderwereld, tot het hemelse Woord, zoals Johannes de Doper ook de mens tot de leerregels leidde. Johannes de Doper liet het volk door de rivier trekken. 19. Johannes de Doper leidde het volk in de woestijn, de aan zichzelf gestorvenen. Door de leerregels werd het Woord tot sieraad gestrekt. Het zijn de twee vleugels van de ibis die niet zonder elkaar kunnen, en die hun compleetheid krijgen in Gomer, waartoe Hosea moest komen. 20. In die zin is de hyena altijd een wachter van het Woord geweest, en een gids. 21. De hyena leidde terug tot het hemelse woord, tot de duat (onderwereld), zoals in het westen nog steeds het woord 'deity' wordt gebruikt om de hemelse natuur aan te duiden, en de metaforische belichaming en personificatie daarvan. De hyena van God is een beeld van het vinden van water in de woestijn. Het zijn spoorzoekers. 4. De oerzee van zaad 1. We kijken om ons heen en zien een doorgedraaide wereld. Mensen grijpen overmoedig alles wat los en vast zit als in het land van plezier en gebruiken dit om te pronken, en eigenlijk om anderen te verleiden om dat ook te doen, zodat ze kunnen zeggen : 'Iedereen doet het,' als een soort pseudo-excuus, maar dat is wel het domste excuus

ooit. 2. Verminderen, verminderen, afremmen, vertragen, nog meer verminderen, dieper in jezelf komen, alles loslaten, totdat je bij de innerlijke natuurbronnen komt, waar dingen vanzelf op een natuurlijke manier opwellen. Het bestaat. Ik heb het zelf meegemaakt. Maar het komt niet als je je ergens halverwege laat verleiden. Het vereist dus discipline, en het is het mooiste wat er is. 3. Je moet dus in het verminderingsproces minderen totdat je door de grens van realiteiten heengaat, en dan wellen er vanzelf dingen op, en die kun je dan ook niet tegenhouden, want het zijn de leerregels van zaaien, ontkiemen en bloeien. Kan een bloem dit proces tegenhouden ? Het is niet tegen te houden. Het is een heel zuiver proces. Maar als je zelf dingen gaat grijpen en je stopt ergens halverwege met het minderen, met het dieper in jezelf gaan en met alles loslaten, dan wordt dit proces onderbroken, en ben je geen bloem meer. Dan neemt de natuur afscheid van je. Dingen kunnen alleen zuiver groeien vanuit het niets, vanuit het gaan over de streep van de realiteiten. Je vermindert en vermindert totdat de illusie breekt, en het hemelse doorbreekt. 4. De mens moet zijn status en eer inleveren, zijn aanzien, om zo gezaaid te worden op de hemelse akker, op de bloedakker. Dat is waar in diepte het boek Leviticus over gaat, en ook het Talmudische boek Zevahim, over het metaforische offeren, wat dus in eerste instantie altijd een zelf-offer is. 5. Het is de opname, de heilige gebondenheid, de ervaring die je hebt als je door de verminderingsgrens heenbreekt, waardoor je daadwerkelijk 'sterft' aan jezelf. Het is de mooiste en belangrijkste ervaring die er bestaat. 6. Je wordt hierdoor niet op een aardse manier gelukkig, van huisje, boompje, beestje, want je ogen 525 gaan open en je kan door alles heenprikken. Je ziet de aardse, lagere krachten aan het werk. Maar je wordt dus wel 'geleerd', en dat is uiteindelijk het ware, eeuwige geluk, het geluk door het geestelijke visnet, het geluk van de hemelse kennis. Het is bitter-zoet. Je sterft een bittere dood aan jezelf, opdat je wijs wordt. Het ware geluk is de wijsbegeerte, waar je alles voor opgeeft, zoals de man die alles verkocht om die ene juweel te bemachtigen, de steen der filosofen. 7. De Israelieten doen geen letterlijke offers. Ze benadrukken met klem dat het om de offers van de lippen en het hart gaat, en dat het metaforisch is. 8. Dat is dus het ware offeren : het afleggen van de zonde. 9. Ook zijn er gelofte-offers, de offers van volharding, die nodig zijn om over de dimensionale streep van vermindering te gaan. Dit zijn volkomen offers. 10. De offerdienst was oorspronkelijk een metaforische taal, maar de menselijke overleveringen en tradities begonnen dit een andere invulling te geven. 11. Talmoed betekent studie. De Talmoed wordt niet gelezen, maar bestudeerd, en de Talmoed bevat vraagstellingen en discussies tussen rabbi's, vol van tegenstrijdigheden, vol contrasten, voors en tegens, die de verschillende facetten en structuren, de verschillende lagen en seizoenen, van tenachteksten laat zien. Het is dus min of meer een orakel, waardoor de leerling de noodzaak in gaat zien om terug te keren tot de natuurbron, tot God, voor een heldere kijk. 12. Dat is de bedoeling van de chaos van de Talmoed. Het is ervoor om het denken van de leerling te verwarren, zodat de leerling geen vooroordeel kan scheppen of een overmoedige

interpretatie. Het gooit de leerling in het diepe, en alleen God kan redding en opheldering geven, wat in principe gewoon de studie zelf is. De studie is God, en waar de studie stopt, daar worden de gaten in het schip geslagen. Deze studie is dus niet letterlijk, maar abstract en profetisch, natuurlijk. 13. Deze hemelse natuur is niet om letterlijk te nemen, want in de oertaal van de matriarchische en matrilineale amazones gaven psalmen de hemelse cyclussen weer. 14. Daarom moet de hyena de mens terugleiden tot de natuur, waarin de mens verder kan afsterven aan de stad. 15. De hemel is onderdeel van de onderwereld, het resultaat van het gaan door de onderwereld. 16. Ik bevond me in een woestijn, heel lang geleden. Ik was zeer diep gegaan, en was in tunnels onder de woestijn terecht gekomen, maar alles liep vast, totdat ik ergens een hieroglyph zag van de ziel die langzaam in een vogel verandert om zo de onderwereld in te gaan. 17. Het is een beeld van het gaan over de verminderingsgrens, waardoor de bronnen van de natuur opwellen. 18. Als de mens gaat projecteren, dan wordt het offer ongeldig. De mens moet onderscheiden tussen zelf en ander en eerst bij zichzelf beginnen. De mens moet eerst zichzelf tuchtigen en disciplineren voordat hij dat bij de ander kan doen. 19. Er moet balans en onderscheiding zijn bij het offer. Er mogen geen tussenstappen ontbreken. Zo ontstaat er een juiste balans tussen zelf en ander, en kan de Nijl overstromen om alles vruchtbaar te maken op zijn tijd. 20. De mens projecteert soms dingen op God die hij 526 zelf moet doen, of hij projecteert schuld op iemand anders terwijl de schuld bij hem zelf ligt. Dit is allemaal het verdraaien van de offervogels. 21. De metaforische offerdienst is dus een allegorie over het loskomen van het ego en het vertalen van hedendaagse situaties. Het is geenszins letterlijk. Israelieten zijn geen literalisten. 22. In de Talmoed wordt ook gesteld dat onbesnedenen niet kunnen offeren, in het boek Pesachim, maar ook de besnijdenis moet niet letterlijk genomen worden. 23. De mens sterft aan zichzelf door de besnijdenis van het hart, en dit is belangrijk voordat de mens zich met de verdere offerdienst, oftewel de geestelijke oorlogsvoering, gaat bemoeien. De offerdienst betekent juist het komen tot het metaforische, en zo wordt de mens introspectief. 24. De offerdienst is dus een metafoor van de exegese, de uitleg, binnen de context van studie. Dan is er dus een groot verschil tussen de vleselijke exegese en de natuurlijke exegese. 25. Ook wanneer er verkeerde bedoelingen zijn is de offerdienst ongeldig. 26. Oorspronkelijk was het paasfeest een feest van de woestijn. Iemand die aan zichzelf stierf ging de onderwereld in en werd door de hyena door de woestijn geleid tot de leerregels. 27. Menselijke overleveringen en tradities sneden zowel de Israelitische als Egyptische wortels weg. De mens werd dus niet slechts geroepen tot de leerregels van de natuur, maar tot de studie van de natuur. 28. Het hemelse woord, de ibis, zweeft boven het lagere aardse. De hemelse studie leidt tot het hemelse woord.

29. De onbesnedene mag niet offeren, omdat de onbesnedene niet weet wat offeren inhoudt. De onbesnedene is een dwaas. Zij die zichzelf niet besnijden en niet offeren, worden overgeleverd aan 'kareth', het afgesneden zijn. Dat is wat het dwazendom is. Ze willen de genade, niet de besnijdenis en de studie. Het zijn zoetekauwen. 30. De dwazen zijn dus geen besnedenen, maar afgesnedenen. 31. Het ware offeren is de besnijdenis. De besnijdenis is de het introspectivisme, en waar dat niet gebeurt begint de mens te projecteren, en raakt verstrikt. 32. De slachtwetten waren dus metaforisch voor besnijdeniswetten waardoor de mens loskomt van het vlees, van de zonde en allerlei leugenachtige projecties. Door de slachtwetten gaat de mens de vermindering in. Het is tegen hemzelf gekeerd. De mens moet het mes leren kennen. 33. Deze natuurwetten waarmee de mens is omringd zijn bedoeld om de mens te verwarren, zodat de mens niet overmoedig wordt, maar voorzichtiger en voorzichtiger. Het mes is op de mens zelf gericht, niet om de mens te vernietigen, maar om de mens te bevrijden van het ego, van de onwetendheid. Het mes zal zo de mens leiden, en de mens zal leren het mes te hanteren. 34. Het mes staat dus nooit op zichzelf, maar gaat dus altijd door deze fases heen, om misbruik te voorkomen. Het mes is er niet om de mens te vernietigen, maar om de mens te tuchtigen, te beveiligen. Daar gaat ook het boek Spreuken over, oftewel het boek Mishle in het Hebreeuws. De mens moet allereerst de werken van het mes aanvaarden. 35. De mens moet een relatie aangaan met het mes, het mes leren kennen. Het valse mes moet 527 overwonnen worden. Dit is een ontmaskeringsproces wat plaatsvindt in de studie. 36. Als die relatie tussen hemel en aarde er niet is, dan zijn alle andere relaties waardeloos. 37. Zoekt eerst het koninkrijk van God, en de rest zal je wel of niet gegeven worden, want ieder mens gaat een uniek pad in het leven. 38. De volkeren staan niet op zichzelf, maar worden door elkaar uitgelegd. 39. Vaak blijkt het dat de Germaanse metaforische mythologie parallel loopt aan de Israelitische traditie, zoals de Germaanse strijdgodinnen, de valkyries, die de gesneuvelden uitverkozen en opnamen van het strijdveld om hen tot het valhalla, de Germaanse hemel, te nemen, parallel lopen aan de Hebreeuwse naam van het offerboek Leviticus, Vayikra, de roependen. In beide gevallen gaat het om het zelfoffer, het afleggen van het ego, voor het hogere goed. 40. In die nacht wordt de mens dus opgenomen door de valkyries, de Germaanse strijdgodinnen, omdat de mens aan zichzelf is afgestorven op het strijdveld. Dit is een groots gebeuren in de Germaanse mythologie. 41. Adam moest eerst in een diepe, paradijselijke slaap vallen voordat hij Eva kreeg als hulp. Deze paradijselijke slaap bewaakt ons voor overmoed en misleiding. 42. De mens moet komen tot de bron van de natuur, tot het toetsen. De mens mag niet overmoedig vertrouwen. Er zijn teveel gevaren, teveel misleiders. 43. Het is de dag van de urim, van het onderzoek. De bron komt deze toetsers tegemoet en geeft het haar beminden in de slaap.

44. Het is verbonden aan de valkyries en Vayikra, de hebreeuwse Leviticus, het boek van de metaforische offers. 45. Het huwelijk is zo'n offer, ook in de Egyptische context (but). De mens wordt in de Egyptologie door het huwelijk losgescheurd van zijn eerdere leven door de Beh-t vogel, als een soort opname. Het huwelijk is dus niet slechts een verzoening, maar ook een verscheuring. Het is de basis van het Egyptische en Israelitische woord voor huis, bet(h). 46. Het gaan naar de slager om een pond vlees te halen is voor de lagere stad de normaalste zaak van de wereld is, maar je staat dan wel schuldig aan het 'verwisselen van de offerdieren'. 47. Het kan de lagere stad allemaal niets schelen. Ze zien het oordeel van God niet, en feesten rustig door. 48. Dit is allemaal het uitstel van het offer. De mens moet zijn ego opofferen, maar de mens houdt zichzelf stevig vast aan het ego. 'Nog even zondigen,' zegt de mens. 'Toe, nog even maar.' En de menselijke overleveringen en tradities zeggen : 'Oh doe maar, want alles is toch genade.' En : 'Wij zullen altijd blijven zondigen.' 49. Laten we het niet verletterlijken en de aardse strijd aangaan, want de strijd is geestelijk, en allereerst moeten we los komen van ons eigen ego, anders zullen we nooit het ego van de ander helder zien. 50. De geestelijke strijd is noodzakelijk, en die is dus allereerst tegen onszelf gericht, tegen het vlees. Het oordeel begint in God's huis, en als God ons niet zou tuchtigen, dan zouden we bastaarden zijn, dwazen. 51. Het gaat om ontmaskering en ontdekking, het 528 oplossen van raadsels. Daarover gaat ook het gehele hyena geheimenis. Het is padvinderij, spoorzoeken. Dat is waar de hyena een beeld van is. 52. De hyena van God, is één van de beste gaven die God haar kinderen geeft. 53. Het breekt dwars door de muren en glazen wanden van de lagere stad heen, alles waarvan je dacht dat het de waarheid was omdat je zo was opgevoed, maar dan leidt de hyena van God je op een vast pad, terug naar de natuur-bron. Ik dank God nog elke dag voor het zenden van de hyena. 54. Sur is het voortijdse Israelitische Afrika. Allereerst is het belangrijk te beseffen dat de leugen altijd de waarheid in zich draagt, omdat het verdraaide waarheid is. De duisternis, de nacht, verslindt de dag. Heel lang geleden was er een mythe waarin de godin haar zoon verslond om hem in te wijden in de geheimenissen, maar dit was iets metaforisch. In een andere mythe deed ze dit bij haar man. 55. Het staat voor de exegese, de schriftuitleg, de vertaling. We spreken dan over het voortijdse Israelitische Afrika, over het Israelitische Dodenboek (Sur). Het is net als Ra die door zijn moeder Noet wordt opgeslokt om een tocht te maken door haar lichaam, de onderwereld, in de Egyptische dodenboeken. Zo is er wedergeboorte. Het is een cyclus. Telkens weer wordt hij door Noet opgeslokt en gebaard. 56. Het komt uit de Hafereth mythe van het Israelitische dodenboek van het voortijdse Afrika. 57. De mens moet teruggaan naar het huis van de leerregels, en de leerregels moeten altijd getoetst worden aan het huis van studie. De mens moet zich bewust zijn van het onderliggende Israelitische dodenboek. Zo zal de mens ook inzicht verkrijgen over wat er gaande is.

58. De mens moet dus de metaforiek van het roofdier leren begrijpen en dit niet verletterlijken. Daar waar het letterlijk en eng wordt gemaakt, zoals in het dwazendom, gaat alles fout. Het principe van het roofdier is dus oorspronkelijk hemels en exegetisch, verbonden aan de geestelijke oorlogsvoering, als een hemelse liturgie van het leven. Hafereth komt in de onderwereld, maar heeft geen vrouw, maar krijgt dan de droom over de hemelse verslinding weer en heeft dan een vrouw, net zoals Adam die eerst de paradijselijke slaap inmoest om Eva te krijgen. 59. Alles heeft zich dus geëmaneerd van de voortijdse Afrikaans-Israelitische vormen. 60. De natuur vermindert, ook in aantallen, totdat het vermindert is tot de eenling, en dan nog is de natuur niet klaar. De eenling moet ook verminderen, en blijft splitsen, totdat er weer grote aantallen zijn ontstaan. Het is als eb en vloed, en zo zuivert de natuur haarzelf. 61. De natuur doet niets rechtstreeks, maar blijft er omheen cirkelen, omdat er zoveel verborgen tussenstappen zijn. De regen is het hart van de natuur. Altijd maar weer overweldigt de natuur zichzelf. 62. De natuur brengt alles in slaap, totdat alles droomt. Ook de dromen worden vermindert, zodat er nog diepere slaap is. Je kan nog zo goed de weg weten in deze natuur, maar op een gegeven moment moet je toch vaststellen dat je verdwaald bent. Je moet dan op een gegeven moment toch vaststellen dat je je grip hebt verloren. 63. Ik ontmoette de vogel van God. Hij had heel veel stralen. Hij bracht mensen over de zee, en gaf 529 hen ook stralen, waardoor ze nieuwe contacten konden leggen. De hele lucht was vol stralen onderverdeeld in realiteiten. 64. Veel kinderen groeien op in groot misbruik. Het is een epidemie. Vele kinderen kunnen hun ouders niet vertrouwen, en dat is een groot leed, een leed wat de mens vaak niet bespaard wordt. 65. Wel mag religie dus verdiept worden, opdat je komt tot de filosofische bron, maar loop nooit met de massa mee in oppervlakkige en eenzijdige religie. 66. Hoe dan ook moet een kind loskomen van valse ouderlijke geesten. 67. Dat gebeurt in de geestelijke wereld, als principe. 68. En dan willen die valse ouderlijke geesten allerlei medelijden in je opwekken terwijl je weet dat ze al daar met een mes je opwachten om je nog verder overhoop te steken. De bloedlijnen trekken dan, en je weet precies waar naartoe, naar een slachthuis. Ik noem het beest maar gewoon even bij de naam, want dat is wat het is. 69. Als ze je kapot kunnen snijden dan doen ze het, en hebben dan vervolgens een menigte aan uitvluchten, allemaal schoonpraterij, gewitte graven. Ze staan je daar gewoon al op te wachten met hun poken. Als je ze één vinger geeft nemen ze je hele hand, en dan is het 'Kip, ik heb je.' 70. In een droom bestond Amerika nog niet en was er alleen een oerzee, een zee van zaad, zoals ook de Hebreeuwse bijbel stelt (mayim). Ik was op een soort eiland met veel water, en telkens de dreiging van overstromingen. Het land was eigenlijk gewoon allerlei stroken aan elkaar verbonden, en het was een heel doolhof. Ik was bij een soort dokter en hij had het erover dat er bepaalde traanklieren in het

lichaam behoorden te zitten, en hij wees op het mannelijk geslachtsdeel en ook op de tandwortels waar die behoorden te zitten. Hij liet me ook zien hoe het orgaan werkte, heel pulserend. Het was heel verfijnd. Het was een soort zaadklier of werkte er mee samen. Er was in dit gebied slechts één echtpaar die deze klieren biologisch inbrachten. Toen hij de namen zei van die mensen dacht ik dat ik ze kende. Ik zag weer de oerzee, en Amerika was er dus niet, en ik zag alleen maar diepte, enorme diepte. Voordat ik wakker werd had ik daarna nog een droom dat ik in een wildernis was en dicht bij een kamp van wilde vrouwen was. Het werd ook gepersonificeerd door een wilde vrouw die bijna helemaal naakt was behalve dat haar geslachtsdelen bedekt waren met een witte streep of voorhangseltje. Ze was niet bepaald gastvrij, maar draaide zich al half weg om terug te gaan naar haar kamp, terwijl ze 'ga weg' bewegingen maakte. Dit was niet zozeer naar mij toe, maar als iets algemeens dat ik dit natuurvolk zag wat geen contact had met de buitenwereld. Toen ging alles in de vertraging, alsof het beeld 'bevroor', en toen werd ik langzaam wakker. 71. Het gaat over de komst van het zaad, of eigenlijk het terugkeren tot de oerzee van het zaad (mayim). Vandaar dat dit volk van wilden nog onontdekt is. 72. Het is het mooiste wat er is als de hemelse leerregels in je hart worden gegraveerd. Je kan dan niet anders dan het te doen, en je wil ook niets anders. De leerregels zijn het mooiste wat er is, en zo verafschuwd door het dwazendom. 73. Wat een prachtig iets, de leerregels. Gelukkig maar dat het bestaat, anders zouden we in grote problemen zijn. Anders zouden we helemaal niet bestaan. Oh, dwazen hebben op de leerregels gepist. Zo erg haten ze de leerregels. Ze kunnen de leerregels niet luchten of zien. 530 74. De dwaas en de leerregels, elkaars grootste vijanden. 75. De sleutel tot de leerregels is het zaad en de besnijdenis van het hart. 76. Het zaad bekrachtigt de leerregels, en de leerregels bekrachtigen het zaad, en dit zaad is de oerzee van zaad. 77. Ook wij mogen komen tot de oerzee van zaad. Dit zaad verbindt ons aan de leerregels. 78. Het zaad leidt helemaal tot de Hoseaanse geheimenissen. 79. Afar is Hebreeuws voor het paradijselijke stof van de aarde waaruit de mens werd geschapen. Het Egyptische wortelwoord is 'afa', wat stof en zaad betekent. Ook hafa, Hebreeuws voor Eva, komt hier uit voort. Het zaad van de oerzee zou tot hafa, stof en zaad worden, tot Eva dus, het paradijselijke land in de oerzee van zaad. 80. Dit zal worden tot land en zaad, tot afa, oftewel Eva. Het gehele paradijselijke land werd door haar gepersonificeerd. Daarom moest Adam haar ontmoeten door een diepe, paradijselijke slaap, in een droom. 81. Het is het zaad van Eva opdat de mens weer in contact komt met het paradijs. De klauwen van het roofdier gaan diep, totdat de mens ontwaakt in het paradijs. Het paradijs is de geheimenissen van de geestelijke oorlogsvoering. 82. Eva is dus waar stof en zaad elkaar kruizen, daar waar land ontstaat, wat ook weer terugkomt in JahEva, de wording van Eva, oftewel de wording van paradijselijk land in de oerzee van zaad. 83. Er zijn prachtige oerwoud planeten waar de mens contact mee kan maken.

84. De honger is datgene wat de mens door de woestijn leidt, de vermoeidheid, het verminderen. 85. Het gaat niet om meer kracht, maar om meer vermindering. 86. Zo komt de mens terug naar de natuur. De mens moet de honger aanvaarden. De honger is de gids en wachter, opdat de mens de stad niet meer kan terugvinden. De honger leidt tot de wildernis. 87. De honger is de ergste vijand van de stad, want het draagt de natuurkennis. De mens moet minder worden, terwijl de stad meer wil worden. Ontwaak, bronnen van de natuur. 88. Zowel de Psalmen als het boek van Job gaan over de vermindering, totdat wij weer natuurmensen zijn zoals Eva. 89. Zoek de natuur, de dingen van de hemel, en de rest zal je wel of niet gegeven worden. De natuur neemt en geeft. De natuur weet namelijk precies wat wij nodig hebben. De natuur zorgt voor ons, terwijl het altijd maar meer willen de mens bedriegt. 90. Het visnet leidt tot de eeuwigheid Er is tucht nodig, discipline, vermindering, om te komen tot de eeuwigheid, zoals de nachtmerrie nodig is om tot de droom te komen. 91. De nachtmerrie leidt. Er is geen andere weg. De mens moet de nachtmerrie weer op waarde zien te schatten, en de nachtmerrie aanvaarden, want het is de namerie, de natuurstof. 92. Het is een oorlog, en de nachtmerrie houdt ons wakker. 531 Dut niet in. Een nachtmerrie is innemend, ontgiftigend, diep, metaforisch, en niet negatief. Ik heb het leren kennen als de aanraking van God. 93. De natuur nachtmerrie gebruikt het als voorhangsel en als roede tot diepere slaap, want de natuur nachtmerrie ligt in een veel diepere slaap. Het zijn allemaal lagen van de metaforische werkelijkheid. 94. De mens droomt, maar de mens moet dieper slapen om terug te keren tot de natuur nachtmerries die spreken over het oordeel over de zonde, over het lagere ego. De nachtmerrie spreekt tot de mens, maar luistert de mens ook ? Het is onderdeel van de nachtmerrie dat zo'n groot deel van de mensenmassa stijfkoppig is. De stad is stijfkoppig, en de mens zit in die stad opgesloten, snakkende naar de natuur. De droom zal het niet klaren. De mens moet de nachtmerrie in, aanvaarden, op waarde schatten en herzien. Het is onderdeel van de natuur taal. 95. De nachtmerrie is onderwijzend, werkende met symbolen. 96. De nachtmerrie neemt alles als bruikbaar materiaal en verdiept het. 97. We kunnen niet terug naar de natuur zonder de nachtmerrie. 98. Alleen de nachtmerrie kan ons over de rivier des doods brengen. Ook de dood is een grote nachtmerrie. Het is een onderdeel van de slaap. De mens moet veel slapen, en dieper slapen, en dan is de nachtmerrie slechts een druppel vallende in de woeste oerzee van de slaap. 99. Dit is de grote tantalos-natuur, de honger-natuur, waar alles wat je probeert te grijpen van je wegglijdt. Je kunt er boos om worden, maar het zal steeds erger worden. Je kunt proberen met ze te redeneren, maar ze staan niet open voor reden.

100. Het is het pad van de vermindering, de honger, waardoor de diepere honger-natuur in je opwelt. Alles groeit hier door honger. 101. Het heeft geen zin mensen te proberen te overtuigen, en het heeft ook geen zin goedkeuring van mensen proberen te krijgen. 102. Het gaat mensen niet om de waarheid maar om de controle die ze kunnen uitoefenen, om hun macht die ze zich inbeelden. 103. Als ze een gelegenheid zien om te bedriegen, dan zullen ze die gelegenheid met beide handen aangrijpen. 104. Wij worden tot buiten de poort geleid, maar zijn dan pas werkelijk binnengegaan, tot de honger wildernis. Hier sterven wij aan onszelf opdat we aan de natuur bronnen deel hebben. Maar dit heeft dus een hele hoge prijs. Velen willen deze prijs om anders te zijn niet betalen. 105. De honger zee zal overstromen, en er zal een nieuwe schepping zijn. veroorzaakt omdat ze teveel van een bepaalde stof hebben genomen. Voorzichtigheid is de moeder van de waarheid. 3. Telkens maar weer afdalen om te bouwen. We moeten het verdienen. 4. Aan het nachtijs komt geen einde, Het wonder geschiedt binnenin, De narcis verkondigt het einde van het wedstrijd, En dan is alles in de boeken. 5. Het laatste wat je tot me sprak is nu een grotschildering, Ik staar ernaar en het doet me niet meer pijn, Ik kan nu afstand nemen, maar ik tril nog steeds na 6. Ik weet nog wel dat ik bloedend hier vandaan kwam, Maar nu gaat het beter met mij 7. Bloed betekent dat er een muur is doorbroken. 8. Alles gaat in cirkels hier, Het leven houdt op en gaat dan door, De narcis houdt de schepen af van het geheim, Alleen het morgenrood zal het zien 5. De eeuwige sabbath 1. Het doel is studie, het leren, niet het hedonisme, niet het materialisme. Je kunt dus steeds meer bijverdienen en verdiepen. Dat is de eindbestemming van de mens wat voor eeuwig door kan groeien. De mens gaat dus tot de eeuwige sabbath. 2. Je kan niet zomaar grijpen en gebruiken. Heel veel dromen en nachtmerries van de mens zijn 532 11. Tot het hek gaan wij, en dan er overheen 12. Het geheimenis van de vrouw met het rode breekt de valse hekken af, en brengt dan door het hemelse woord alles achter hemelse hekken. 9. De eeuwige nacht van ijs, De leugen overvloeiende in de waarheid, Totdat het rode ontwaakt, Tot rode bloemenvelden ging ik. 10. De bron van rode bloemenvelden, Als een geheim opwellend in de lucht, Waar zoveel stemmen haar hebben doen ontwaken

13. Schud alles van je af, Draai in cirkels om alles los te laten, Op de berg zullen we elkaar ontmoeten als grote oorlogen. In mijn hoofd brokkelde het allemaal af, alsof het nooit door kon komen. 14. Iemand slaat op je in met vuisten, De vrouw met het rode richt het hemelse hek op, Nu is alles achter het hemelse hek verborgen 15. We mogen er alleen naar kijken, maar niet aanraken, Alles is onder Haar hoede 16. De vijand kan alleen in een wedstrijd verslagen worden. 17. Er is altijd het hek van het hemelse woord. 18. Zoveel pijlen schieten er door mij heen. Ik verlies mijn zicht. Ik kijk naar mijn hersenen, als naar bloesem, Ik ben niet meer in de zee. Dromend glijd ik in een oerwoud, maar het brokkelt af, totdat alleen het rode overblijft. 22. In een zee van leugens lag ik, maar de pijl maakte alles anders 21. Fragiele draden door mijn hoofd. Het is achter hekken, en iedereen voelt hopeloos. Zoveel dromen springen kapot wanneer het langskomt. En men weet nooit wanneer het komt. Ik zweefde tussen twee realiteiten. Niets kon ooit echt worden. Er werden gewoon werelden overheen gebouwd. 23. En dan zie ik het rode weer, Tussen de prachtige bomen staat ze, met prachtige struiken 19. Rood zover het oog reikt, Als een rood pad door de wildernis. Pijlen had zij op haar boog, die dwars door mij heen gingen. Ik staar naar de pijlen. Zij hebben mijn leven gered. Ik kus ze, en wikkel ze in. Ze brachten mij over de zee. 20. Maar soms kwamen de herinneringen terug, 533 24. Dat is het uiteindelijke doel van de vrouw met het rode. Het is de komst van het morgenrood, na een lange, allesvernietigende nacht, wat ook zal leiden tot het avondrood, want er zal een nieuwe nacht komen waarin alles anders zal zijn. 25. Alle leugens gaan achter hekken. 26. Het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de eeuwige heerlijkheid die geopenbaard zal worden.

6. Het rode spotkleed 9. Dit rijgen komt terug in de natuurlijke selectie. Telkens wordt er maar heel weinig van iets genomen, of enkelingen van de massa's, en daar ga je mee verder, specialiserend, variërend, door ingewikkelde natuurpatronen. 1. Er komt een heleboel op je af, en daar sluit je je voor af, en neemt er maar een deel van. 2. Dus je hebt je hekken gebouwd, en er breekt nog een klein deel door die hekken heen, dus daar ga je mee verder. 3. Je neemt het ding in je handen, en neemt daar ook maar een heel klein deel van waar je mee verder gaat, want je kan niet alles zomaar in één keer weggooien. 4. En van dat kleine deel neem je daarna ook maar een heel klein deel, en ook van dat deel neem je maar een heel klein deel, of als je hekken bouwt komt er nog maar een heel klein deel ervan binnen, en daar ga je mee verder, ook weer verminderend, dus het ding wordt steeds kleiner. 5. Dit wordt ook wel het rijgen genoemd. 6. Telkens als er nog iets door de hekken heenbreekt dan is dat bruikbaar, herbergt het nog iets wat je nodig hebt, wat het dan ook is. 7. Het kan een herinnering zijn die je telkens weer molt of nekt, die je stalkt. Neem daar dan een heel klein deel van, en ga verder. 8. Je laat dus steeds meer los, totdat je bij de bron aankomt die je nodig hebt en die bij je zal blijven, de diep afgepelde principes van het paradijs. Dat is symbolisch het vissen. Je haalt telkens maar een paar vissen uit die gigantisch grote zee. 534 10. Er worden dus geen dingen vanuit het niets geschapen, maar door de selectie van wat er al is, de uitverkiezing van de natuur. Daarvan is de jacht en de visserij een metaforisch principe. Dit gaat door de leerregels van camouflage en ironie, waarin je dus minimalistisch boodschappen overbrengt door selectief gebruik te maken van de dingen die er al zijn, voor hen die deze taal begrijpen. 11. Als je dit niet leert, zoals bij de dwazen die geloven dat alles maar direct gebeurt, dan zijn op een bepaald moment je bronnen uitgeput. Ze hebben niet geleerd daadwerkelijk in de wildernis te overleven. 12. Vaak als we een moeilijk gesprek hebben gehad dan denken we achteraf : 'Oh, had ik maar dit gezegd of dat gezegd,' en hebben we het gevoel gefaald te hebben omdat we met ze meegepraat hebben terwijl we ze hadden moeten bevechten, maar in veel gevallen zijn we gewoon ironisch geweest, en hebben we het aangepakt vanuit het minimalisme. 13. Want natuurlijk willen wij geen handel doen met de dwazen. Zij eten hun vlees toch wel, of je nu met ze meepraat of tegen ze vecht, en dan is het soms beter stil te blijven. 14. Het ware dromen is dus het hongeren, het rijgen, waarin je steeds meer loslaat, en verder gaat met de dingen die er toe doen, en die ook weer selecteert. 15. Dit is de gansa in India, de kennis (sa, egyptisch) van het paradijs (gan, aramees). Zij hebben in een enorme flexibiliteit,

aanpassingsvermogen, rijgvermogen, ironie, terwijl ze in het westen star zijn, rigide. 16. We hoeven India niet met beide handen aan te pakken, maar we mogen ermee rijgen. 17. Er ligt een hele dunne lijn tussen liegen en ironie, vooral als we naar religie kijken. De mens komt hier niet van los dan door religieuze selectie. Dit is dan het religieuze rijgen, het religieuze vissen. 18. De oerhyena gaat nooit zomaar roekeloos te werk, wijst niet zomaar vanuit de losse hand een schuldige aan, niet bevooroordeeld en doet ook niet aan vriendenpolitiek, en houdt niemand zomaar de hand boven het hoofd, prikt door dingen heen en neemt nooit zomaar algemeen aanvaarde, ingeburgerde, gevestigde waarheden aan. Vaak ontmaskert de oerhyena deze waarheden als leugens. De oerhyena zoekt de schuilplaatsen van rovers op en laat niets van ze heel in zijn filosofische betogen. 19. Ik had een droom over een vrouw, en ze rende weg, en maakte ga weg bewegingen. Het was een natuurvrouw in de wildernis. Ik had toen weer een droom over dat ik haar vroeg wat er aan de hand was, dat ik het echt wilde weten. 20. Ze zei toen : 'Volg mij,' en ze leidde mij naar een soort van wildernis vestiging, naar een markt. 21. De hyena komt ons tegemoet in deze tocht door de onderwereld, in de wildernis. De hyena overtuigt van zonde, want als er leerregels zijn, is er ook zonde. 22. Zalig zijn zij die met de hyena’s gaan. Het is een belangrijk onderdeel van de geestelijke wapenrusting die wij aan moeten doen. 23. De hemelse kennis openbaart zich aan geen anderen dan aan de ellendigen, de benauwden die 535 overtuigt zijn van zonde en leerregels, zij die zuchten, hongeren en dorsten, zwaar arbeiden in hun strijd tegen het kwaad, zij die de levensopdracht serieus hebben genomen, zij die uitgedroogd zijn van droefheid en ellende. 24. Keer je af van het materialisme, ook van religieus materialisme. 25. Bevindelijkheid betekent persoonlijke ervaring, oftewel het geestelijke zintuig. Maar het groeit op in zware gevangenschap, in ballingschap, en heeft het de geestelijke oorlogsvoering nodig om hier doorheen te komen. Er zal dus verdere reformatie moeten komen, maar niet eens zozeer reformatie, maar verdieping, het terugkeren tot de originele fundamenten van de natuur, en daarbij moet ik ook denken waar de natuurvrouw het over had. 26. We hoeven er geen doekjes omheen te winden : het is oorlog. Boze geesten hebben deze gebieden ingenomen, de gebieden buiten het paradijs, maar het hemelse Woord is een vast kompas. Hoe dan ook is er een oorlog te voeren, en die oorlog is geestelijk. Onze wapenen zijn ook geestelijk, niet vleselijk. Ook onze tegenstander is in de geestelijke wereld, niet zozeer op de aarde. 27. Het zijn geesten van mensenhandel, zielenhandel en dierenhandel. Het zijn geesten van gedwongen prostitutie en verkrachting. 28. Vandaar dat de geestelijke oorlogsvoering een levensroeping is. 29. Ook slaven werden gedwongen om de afgoden van de slavenhandelaren aan te nemen, anders zouden ze geslagen worden. 30. Hoe meer je je er tegen verzet hoe erger het wordt. Daarom is de ware geestelijke oorlogsvoering het verdiepen, het pad van het

visnet. Dat is de boodschap die wij prediken : de seizoenen. Het is dus niet allemaal religieuze verwennerij, want dan zou je weer in hetzelfde terecht komen. 31. Niet zomaar een wapen grijpen en er op los slaan, maar door het hongeren een dieper geestelijk wapen vinden. 32. De mens wil ontsnappen ? Toen de mens in de ballingschap wilde ontsnappen verdubbelde de vijand de lasten. Ik heb gemerkt dat het leven ook zo is. En ja, dit lijden moet gedragen worden, en ja, de oorlog moet gevoerd worden, maar we mogen ook hierin een heenwijzer zien naar de heilige gebondenheid die ons veilig houdt, en die ons waarschuwt en terugduwt wanneer wij ervan afwijken. 33. De asceet is de gevangene van de hemelse leer, en dat is voor een reden, zoals een kind in restrictie wordt gehouden om het kind te beschermen. Het ego kan dus niets anders zijn dan een heenwijzer. Het ego kan niet zomaar op zichzelf bestaan. Het ego is dus niets anders dan een prediker. Het beste, oftewel het diepere, moet nog komen. Dat is wat het ego zegt. Hij kan niet anders, want hij heeft de waarheid geroofd, maar de waarheid kan niet voor eeuwig verborgen gehouden worden. Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel. 34. Als je tot de waarheid wil komen, heb je eerst een groot gevecht met de leugen. Een heleboel mensen willen dit niet, dus uit gemakszucht noemen ze gewoon de leugen de waarheid. 35. Mensen lijden vaak in het verborgene, en ook de dieren. Natuurlijk is het wel aan te tonen, maar daar zijn de mensen niet mee bezig, en willen ze zich niet mee bezig houden. Ze hebben geen tijd, geen tijd voor onderzoek, geen zin om mensen serieus te nemen. En ze kopen mensen om en paaien mensen 536 om zo te zijn zoals zij. Alles wordt onder een vieze lap verborgen gehouden. 36. De oorlog is voorbij, de oorlog is voorbij, zeggen ze dan, en vieren jaarlijks vroom hun bevrijdingsfeesten, maar de onzichtbare oorlog is nog erger geworden. 37. In het dwazendom worden de onschuldigen voor schuldig gehouden. Maar de hyena van God zal terugkeren. 38. Willen wij ook het onzichtbare lijden dragen ? Velen willen zichtbaar lijden en aanzien krijgen, zelfs geprezen worden in hun lijden. Laten we beseffen dat de waarheid veel dieper gaat dan de diepste leugen. De waarheid lijdt in het onzichtbare. Je ziet al die gezichten van natuur vrouwen, maar je kent hun verleden niet. Ze spreken niet meer, en maken ga weg bewegingen als iemand te dichtbij komt. En de mens die hierbij stilstaat en onderzoek doet naar dit probleem, die wordt net als hen. 39. De vrouw met het rode is altijd afstandelijk, en als je denkt dat je haar gezien hebt, dan bleek het altijd weer wat anders te zijn. In het proces van dit geheimenis waarin we het onderzoeken, worden wij ook zoals de vrouw met het rode, ongrijpbaar voor anderen. 40. We kunnen niet kunnen ontsnappen van de werkelijkheid om ons heen, maar we moeten steeds dieper gaan, tot diepere betekenissen komen. 41. Ik had eens een gesprek met een familie lid, en ik zei ik zou graag willen weten wat er achter de bomen schuilde. Hij wilde dit niet weten. Een boom is een boom. Punt. Maar dan houdt alles toch op ? 42. Je kunt altijd weer dieper. We zijn in de oorlog, maar de vrouw met het witte is zowel het begin als

het eind ervan. Alles glijdt weg. 43. En de pijn van de oorlog is altijd van iemand anders. Wij beleven dus iets wat iemand anders heeft moeten doorstaan. Is dat niet het leven ? Ons leven staat niet op zichzelf. Wij gaan door de ervaringen van anderen heen, van mensen, van dieren, en van volkeren, van hele culturen. Het is een vaststaande tocht. 44. Alleen het weinige werd ons geschonken. Het hele zou ons vernietigen. 45. Waar zijn de wilde jongens nu ? Ze laat wat grotschilderingen zien. Jouw pijn was hun pijn. 46. De vrouw met het witte leidt door de wedstrijden van het leven heen. Er zijn leerregels, en de mens mag niet zomaar van de wedstrijd afwijken. 47. Kun je dan tot ontwaking komen ? Vaak moeten we dan eerst dieper de nacht in. 48. Het nachtijs lacht, leidende tot de morgens, Maar Zij met het witte leidt tot diepere nacht, Zo is het altijd geweest, De grote wedstrijd van dag en nacht 49. Zij leidt de weg, Zij leidt het pad, De nacht is op een hoge berg, Terwijl de ochtend in het dal de dwazen misleidt. 50. Probeer hier maar eens vat op te krijgen, op het geheimenis van de vrouw met het witte. Als je denkt dat je haar hebt, kom je al snel tot de conclusie dat je haar niet hebt. 51. Hoe ver zullen zij komen in de wedstrijd ? Sommigen proberen haar te grijpen, Maar zij struikelen, Hier kun je niets grijpen, 537 52. Dat komt omdat ze altijd weer dieper leidt, en een antwoord roept weer heel veel andere vragen op. Hoe meer je weet, hoe meer je beseft hoe weinig je weet. Het is dus als een opkomende golf die dan weer naar beneden stort. Dat is de natuur. Op het toppunt van je kunnen en je weten wordt je gegrepen door de slaap, en heb je niets meer, en ga je terug naar het begin. Telkens weer vergeet de mens heel veel. Alles wat je hier opbouwt stort weer in elkaar. Maar zou je niet alles willen opgeven voor het diepere ? De waarheid gaat dieper dan de diepste leugen. 53. Het schijnt nodig te zijn, de leugen, dat wordt telkens weer aangehaald. Grotendeels is het de waarheid, maar de leugens zijn ervoor om onze immunologie op te wekken. Als een kind te beschermd opgevoed wordt raakt het hierdoor verlamd. 54. Kinderen leren aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, maar ze leren de geestelijke oorlogsvoering niet. Zij worden namelijk te beschermd opgevoed. Het zijn gevangenen. Ze worden gefokt, en dan is het beste wapen van het kwaad altijd de mens niet in hem te laten geloven, of een onschuldige aan te wijzen als de bron van het kwaad. 55. Het ironische is dat zij die overzoet worden ook overbitter worden. Je betaalt dus een hoge prijs voor het overzoete. Het zoete moet dus gematigd worden en verminderd. 56. Het ego is als een verschrikkelijke spin van de Rigil Kent ster, de alfa ster van het sterrenbeeld Centaur. Het is een witte spin met veel oranje, en ook andere kleuren, zoals lichtblauw. Zijn naam is Tedo. Hij tikt met zijn poten op muren en wanden, om te zoeken naar gaatjes. Het is een dwepende, overmoedige geest, snel naar de wapens grijpende,

veel lawaai makende, plakkerig, klagerig. Het is een materialistische geest, ook van religieus materialisme, en religieuze verwennerij en andere soorten verwennerijen. Het is een lokgeest. Hij kocht mensen om. Het moest overwonnen worden door stilte en het toekeren van de andere wang. Men doet dit te weinig. Men is er snel bij om de hakbijl erbij te halen, en dan de grote held te spelen. Zij richten zich op veel lichamelijke ascese, maar niet de geestelijke ascese. 57. Hij blijft tikken totdat hij een gaatje vindt, en anders maakt hij een gaatje, tenzij je het hele pad van vermindering gaat tot in de heilige gebondenheid. 58. Maar hij werkt dus veel in wedestrijden van wie is de grootste in het lijden, allerlei krachtpatserijen, of kijk wat ik allemaal durf. Het gaat allemaal om snelle bevrediging, snelle resultaten, snelle overwinning, de kortste weg naar huis. Hij kon zich soms ongelovelijk stil houden om uit te dagen. Je kunt niet zomaar toeslaan, want als hij een gaatje in je wapenrusting vindt, dan pakt hij je. Hij probeert de mens te verleiden tot overmoedige strijd, zodat hij hen heeft. Hij kan alleen door stilte verslagen worden en het keren van de andere wang, waarop hij zich uiteindelijk kapot zal breken. Dat is dus het slopende gevecht. De stilte, het stilzijn, het aan stille wateren zijn, en daarmee ook het keren van de andere wang, is het zaaien, en dat zal vanzelf oogst geven van strategie en wapenen om deze spin te verslaan wanneer het daarvoor de tijd is. 59. Er is een kwaadaardige stilte van onverschilligheid die verslagen dient te worden. Tedo houdt zich stil zolang hij geen geld krijgt, zolang hij niet aanbeden wordt, zolang hij niet bevredigd wordt door het materialisme. Tedo is namelijk het hedonisme, blinde en dove genotszucht. Zeer selectief is hij enorm empatisch, maar kan al snel woest worden als er niet naar zijn poppen wordt gedanst, of hij wordt dodelijk stil, 538 oftewel onverschillig, vol leedvermaak toekijkend. Het is zijn drugs. 60. Tedo vreet de mens op met huid en haar, kannibaals als hij is. Tedo ziet mens en dier als lekkere koekjes. Hij is een echte lekkerbek. Hij stelt het geduld van de mens verschrikkelijk op de proef. Het is vreselijk voor de materialistische mens om aan de klauwen en kaken van Tedo overgeleverd te worden. 61. Bevrediging is zinloos, maar de mens heeft bepaalde noodbehoeftes. Bevrediging bevredigd niet. 62. Dus waar doe je het voor ? Het is allemaal illusie, en wat een mens daar wel niet allemaal voor over heeft. 63. Als geestelijk soldaat moet je dan zien hoe mensen met van zulke gevaarlijke spinnen spelen, en wat het eindresultaat daarvan is, maar aan de andere kant heeft de geestelijke soldaat ook de taak om een wedstrijd met zulke spinnen te voeren, in dit geval met Tedo, maar dan dus in de zin van oorlog. 64. Het zijn marktgeesten. Het is kunstmatig, chemisch cosmetisch, niet natuurlijk, niet authentiek. Ik zat gewoon recht tegenover een nar. 65. De hemelse kennis die van alles los is, zwevende boven de woeste zee, is onze enige redding. 66. En hemels denken is aan ijzeren leerregels gebonden, maar het is absoluut noodzakelijk om langs deze bedriegelijke, vaak zwaar gecamoufleerde, geesten heen te komen. 67. Een familie lid zei eens tegen mij dat hij er niet aan wilde beginnen, omdat hij er zwaar paranoïde van zou worden. Hij had het over de geestelijke oorlogsvoering. Maar we zijn in oorlog. Hebben we

dan een andere optie ? Moeten we dan zomaar opgeven ? van afgoden. 68. Deze ijdeltuiten staan de hele dag voor de spiegel, terwijl hun volk eraan gaat. Het kan hen niet schelen. Ze willen het mooiste erop komen. 69. Het gaat om de spiegel van de kennis, om de natuurvrouwen met de spiegels van zelfreflectie, zoals in de geschriften van Irad. 70. Er is een geheel valse romantiek ontstaan rondom de ijdeltuiten. Dit zijn ook weer werken van Tedo, en daarbij hoort ook de religieuze romantiek. Allemaal werken van Tedo, en allemaal voor een markt. 71. Het heeft de oorlog uitgedoofd. Men strijdt niet meer voor het volk. Men is op zoek naar snelle religieuze zelfbevrediging. 72. De ijdeltuiten dus, je ontkomt er niet aan, maar je moet het verdiepen tot de filosofische vorm. Zo is dat met alles eigenlijk. Niet ontsnappen uit de kooi, want dat is onmogelijk en bedriegelijk, maar dieper in de kooi gaan, en dan kom je vanzelf tot de sleutel. 73. Niet door kracht, noch door geweld, maar door richting. 74. De nacht na de droom over Tedo had ik een droom over de komst van de oorlogsvrouw, en zij raakte in gevecht met de spin. Het was een woeste oerkracht van de natuur die geopend werd, en er werden ook graven geopend waarin haar leger opgeborgen zat. Toen begon zij de steden in te nemen. Zelfs in de steden waren overal zulke graven, en zij werden geopend, en haar soldaten kwamen voort. Zij was een woeste oorlogsvrouw van de natuur. 75. Het begon te stromen. Niemand kon het stoppen, en iedereen hield z'n hart vast. Zij is de onttroner 539 76. Er is een natuurverschijnsel aan de voet van elk probleem, dat alles bedriegelijk wordt. Dit zijn de voorhangsels van de tent om de mens te testen wanneer hij tot de kennis komt. 77. De offerdienst is een metafoor van de opname, waarin het ego moet doodbloeden. In de opname moet dus alles emaneren, uitgegoten worden, tot lagere vormen gaan, anders is er geen brandstof voor de opname, en geen beveiliging. Juist ook door die emanatie ontstaat er afzondering. 78. Als de mens een profetisch woord ontvangt, dan mag de mens dit niet als een dwaas gaan rondstrooien als parels voor de zwijnen, maar de mens moet zich gaan bezig houden met de tentendienst. 79. Het zijn duistere gezegdes, en de mens moet er mee klaarkomen. Als de mens "opgenomen" moet worden, dan betekent dit allereerst de opname tot een diepere betekenis van deze dingen. 80. Het is de woestheid van het profetische woord wat zich niet onderwerpt aan menselijk gezag. 81. Het is een beeld van diepte wat helemaal leidt tot deze woeste bron. Het is de emancipatie van de vrouw, van de hemelse natuurvrouw. De mens leeft dus niet alleen van voedsel, maar ook van de oerborst, de oerbron van de oervrouw. Hiervandaan, vanuit het diepe Afrika, stroomt de melk, wat zich vertaalt in de Nijl. Het is de levensader van de aarde. 82. Het is dus het punt waarop de prisma van de aarde is bereikt, de prisma van de natuurkennis, waar ook de Irad geschriften overgaan in het voortijdse Afrika. 83. Wil is fataal. Het gaat om de leerregels, van

filosofie, waardoor men zelfreflectie kan beoefenen. De leerregels zijn de prisma van de natuurkennis. De geschriften van Irad gaan over het geheim in het water, die de geschiedenis verdraait. Het speelt met de geheugens. Het vuil spreekt van een andere wereld. 84. Het is de immunologie van de natuur. De zee bestaat niet echt, maar is een metafoor van filosofische principes. Ook de bomen kunnen gedachten verdraaien. Zo komt het hogere door. Ook de bloemen kunnen woorden verdraaien. De natuur is van een hogere complexiteit. Door de spiegel van de leerregels kan het hogere geimiteerd worden, opdat het ego sterft. De mens moet dus weer het water in opdat alles teruggedraaid kan worden. De zee kan een mens doen stoppen met het verzinnen van ijdelheden. Het directe is te gevaarlijk. Als er teveel zou komen dan zou de mens erin verdrinken. Vandaar dat de mens moet leren met zijn herinneringen te leven als door een prisma. 85. Het Gorgoonse monster in de Griekse mythologie kon ook niet rechtstreeks verslagen worden, want dan zou Perseus verstenen, als hij het Gorgoonse monster zou zien. Hij moest dus het monster verslaan door een prisma. Hij kon er alleen veilig naar kijken door een prisma te gebruiken. 86. Het hart van het Woord is dus een prisma van de leerregels. Het is het hart van de reusachtige ibis die boven de woeste oerzee zweeft, voordat de schepping plaatsvond. Het Woord zou scheppen, en zoals we zagen zou dit door natuurlijke selectie gaan. 87. Zo komt men uiteindelijk tot de ware prisma van de leerregels, en kan men zich daaraan hervormen, waardoor de mens komt tot het hart in het hart, of bron van het hart. De mens komt zo tot de geestelijke bron. 540 88. Er is alleen natuur, een spel van spiegelingen. Zij spelen een wedstrijd van schuld en onschuld, een wedstrijd van goed en kwaad, een wedstrijd van veiligheid en onveiligheid, van oorlog en vrede, van wijs en dom. 89. Alles zal uiteindelijk in de boeken komen als verhalen. Nu is de wedstrijd nog in volle gang. Het verhaal sterft in de nacht om plaats te maken voor de wedstrijd. 90. Er worden wedstrijden gespeeld, maar de mens kan er niet bij. De verhalen stoppen in het midden. Aan de ene kant wel, maar aan de andere kant zijn het slechts spiegelingen, en krijg je alle mogelijkheden en combinaties te zien. Kan een mens kiezen, en wat is de mens ? Alles is zo fragmentarisch. 91. En dan sta je ineens voor de grote natuur prisma van de onderwereld, de zee van de onderwereld, waar grote vogels komen om zielen op te pikken. 92. Het verhaal sterft in de nacht, en dan is men weer in de wedstrijd. 93. Het verhaal sterft in de nacht, en dan gaat het verhaal verder in een ander boek. 94. Deze zeeen zijn te groot, Deze zeeen zijn onoverbruggelijk, Deze zeeen zijn eindeloos, Er is geen doorkomen aan, Tot de baarmoeder zullen zij gaan, Van herinneringen geen sprake Zij vertelt een verhaal, Zij blijft niet bij de drama hangen, Het gaat altijd weer dieper.

95. Alles is waardevol. Alles zal dus duidelijk worden, en je zal de noodzaak van de moeilijke dingen en herinneringen van je leven inzien, omdat het sleutels zijn tot verdere doorgang. 96. Als we iets hemels hebben ontvangen, een bepaalde gave of de heilige gebondenheid, dan wil dat niet zeggen dat we dan ineens in fluweel worden gewikkeld en onaantastbaar zijn geworden. Neen. Dan begint het pas. Dan worden we de wildernis ingezonden. We worden dan uit de comfort zone getrokken waar we waren ingedut. Dan begint de wedstrijd. 97. Hoe groter de opdracht, hoe groter het plan, des te groter de voorbereiding, des te groter het lijden, het offer. 98. Er is het geheimenis van de ontkenners, zij die je niet serieus nemen, zij die zich niet in je kunnen verplaatsen, en misschien niet eens naar je luisteren. Zij spreken een andere taal. Ze ontkennen zelfs als er harde bewijzen worden getoond. Veel mensen zitten zo in elkaar. Het is een bepaald geloof. Zij hebben hun eigen taal, hun nachttaal. Zij slapen en zijn in hun eigen droomwereld. 99. Wanneer het sap de takken raakt zal de morgen niet komen, Alleen de nacht is daar Zij kan de nacht niet verstaan, Zij maakt haar eigen nachttaal, tegemoetkomende tot het verhaal Haar nachttaal kent niet, en zal nooit kennen, Zij schiep dit geheimenis eens in een wonder, De nacht dompelt altijd onder, Voelen kan het niet, maar het heeft haar eigen zintuigen. 100. Ik schiep u in een paradijselijk geheimenis, De nachtplanten hebben het nooit verstaan, 541 En het zeewier heeft het nooit geweten, Zij gaan alleen in cirkels, Maar zij komen nooit aan Oh nachtplant, wonder van het bestaan, Het zeewier zal altijd ontkennen, Oh nachtplant, het ijzer van het hart komt u altijd binnen, Maar u raakt nooit aan, Nog steeds bent u het wonder van het bestaan Oh nachtplant, zee van de eenzamen, Groeiende zo diep, Nooit zult u het geheim aanraken, Maar voor altijd dichterbij komen, Het omcirkelen van het wonder, Wat u zelf bent Nee, de schepping kennen zij niet, Zij leven alleen in hun eigen verhalen 101. Want als er niet naar je geluisterd wordt, en je wordt niet serieus genomen, en alles wat je hebt meegemaakt wordt ontkend en gebagatelliseerd, dan word je eenzaam. Dan voel je je alleen op de wereld, en veel mensen voelen zich zo, voelen zich onbegrepen en verkeerd begrepen, verkeerd uitgelegd, en ze zijn moe geworden van alle leugens en verdraaiingen en daardoor stil geworden. De mensen om hen heen hebben geen zintuigen, leven langs elkaar heen, hebben hun eigen tekenen en taal, leven in hun eigen verhalen, en zijn zo xenofobisch. 102. Ze communiceren op een hele andere manier, door raadselen, cryptisch. Ze kunnen geen direct contact maken. Dat is te moeilijk voor hen. Ze kunnen niet rechttoe rechtaan spreken. Dan komt het te dichtbij en wordt het te persoonlijk. Ze willen zichzelf niet kwetsbaar opstellen. Ze zijn paranoïde. Het zijn planten, nachtplanten. Het is zeewier. Ze zijn de verdronkenen. Ze konden het leven niet aan. 103. Ze hebben geen draagvermogen, en daarom bagatelliseren ze alles. Ze kunnen de harde waarheid niet aan. Het is een grote tragedie.

104. Zij trokken u tot de dieptes van de rivier, En op uw vragen was geen antwoord, Zij vertelden u verhalen om u af te leiden van het geheim, Zij cirkelden om uw hart als bijen die de honing bewaakten 105. Ze kunnen het geheim niet dragen, ze kunnen de kennis niet aan, en daarom zoeken ze de nacht op en het water. Het is heel tragisch en ieder mens draagt deze realiteiten in zich of bij zich, want er zijn altijd meerdere entiteiten in en rondom de mens, en de mens is altijd weer onderhevig aan parallelle realiteiten, waardoor dit soort onverklaarbare dingen gebeuren. 106. Met dit verschijnsel kun je alleen maar omgaan in wedstrijden, in de vorm van de vrouw met het witte. 107. Het witte komt voort uit het zwarte, uit de nacht, met het nachtzicht in haar manden. De bloemen cirkelen alles in dit spel, opdat het nachtzicht voortkomt. 108. Het geheim wat bewaakt moet worden is ook de reden dat de nachtplanten en met name het zeewier zo zijn zoals ze zijn. 109. Ik schiep u in een bloem vol honing, Met een honingkroon op uw hoofd, De nachtplanten hebben het nooit verstaan, En het zeewier heeft het nooit geweten, Zij gaan alleen in cirkels, Maar zij komen nooit aan 110. Natuurlijk moet dit geheim bewaakt, en natuurlijk moeten indringers van het geheim afgeleid worden. Daartoe zijn de nachtplanten en het zeewier. 111. Het zeewier is nog wel verder heen dan de nachtplanten, dat de nachtplanten zelfs nog de 542 zielen moeten redden uit het zeewier, maar alles leidt dus tot de bloemenvelden van de nacht die het nachtzicht dragen. Er zijn dus verschillende lagen van verschillende intensiteit rondom het geheim. 112. Bloemen van de nacht, Uitgestrekt tot grote pracht, Hun uitgestrekte velden dragen het nachtzicht, Allemaal in cirkels 113. In de rivier verdwijnt alle tijd. Dat wil zeggen dat de mens totaal geen macht heeft over tijd. Een boodschapper was tot u gezonden, maar u begreep hem niet, Hij stak u U probeerde hem om te kopen met bergen goud, Maar onverbiddelijk bleef hij steken, Want het is de belasting van het raadsel 114. Dingen duren dus zo lang als het moet duren, want de tijd is verdwenen in de rivier, en er hangt ook een mist boven de rivier die ervoor zorgt dat beide kanten van de rivier elkaar niet kunnen verstaan. 115. Dit geheimenis wordt uitgelegd als belangrijk, opdat dingen niet te duidelijk worden, en er zo niets vastgroeit. Er moet dus wel verscheidenheid zijn, variatie, zelfs tot het punt van het grote misverstand, anders zou alles verloren zijn. Dit is dus een natuur geheimenis van zelf behoud, een overlevings strategie. 116. Het moet vooral vaag blijven, Als je het te duidelijk maakt, raak je er in opgesloten, In vaagheid kun je altijd door blijven groeien, En kunnen de betekenissen veranderen Dit is de vaagheid van de bloemen, Zij spreken, maar zij worden niet gehoord, De planten verstaan het niet, Zij hebben hun eigen leven

Zij vangen alleen fragmenten op, En geven er hun eigen betekenis aan geheimenis wat hem schiep, voorgesteld als een vrouw met het witte. 117. De brug over de rivier komt nooit aan, en de brug laat hen dus nooit contact maken en vertelt hen nooit de waarheid over elkaar. Het is een te groot geheimenis. In het midden van de brug heerst altijd de mist, en de brug leidt hen altijd ergens anders naartoe. Contact tussen de twee kanten van de rivier is onmogelijk. Alles zou namelijk vastgroeien als dat zou gebeuren, alles zou dichtlopen. Daarom bedriegt de natuur, telkens weer. En dat moet ook wel, want anders wordt het te duidelijk, te omlijnt, en kan er niets meer bij, en dan zou alles verlamd raken. 118. Beide kanten van de brug zijn in oorlog en zullen vergaan. Er zou alleen leven mogelijk zijn op de brug, maar in de mist ergens in het midden van de brug daar is geen tijd en daar verlies je alles. Er zijn daar witte bloemenvelden. Je kan de ander nooit bereiken. De ander is een illusie, en die illusie ontstaat in de verte. De mens fantaseert slechts over de ander, maar daar blijft het bij, en fantasieën kunnen diep gaan. Het zijn natuur geheimenissen, voorhangsels, want het geheimenis wordt bewaakt. 119. Alles begint met de vrouw met het witte, en alles eindigt ermee. Daarin wordt de schepping van de mens gesteld, als voorhangsels. De mens werd geschapen in een bloemenveld, en de bloemen moesten een dans opvoeren, als voorhangsels om het geheimenis. De mens werd geschapen tussen vuile bloemen, aan de waterkant, en de mens verstond de boodschap niet, en mocht de boodschap ook niet verstaan, want daar was het nog geen tijd voor. Het was nog niet rijp. De mens was nog niet rijp. Dat is het scheppings geheimenis van de mens in de natuurkennis. 120. Ik schiep u in een bloem vol honing, Met een honingkroon op uw hoofd. Maar de mens moet de honing leren kennen, en het 543 121. In Mij hebt gij het antwoord, Ik ben Degene Die u leidt, Ik ben Degene Die het loon uitkeert na de belasting 122. Ik ben Die het witte draagt, Na de grote witte oorlog 123. Nu denkt u misschien : Wat is het witte ? Ik bracht het witte uit het zwarte, Ik draag het nachtzicht in mijn manden 124. Het is het geheimenis wat de nacht doet overgaan in de morgen. 125. De mens ontwaakt tussen vuile bloemen. Zo begint het leven van de mens. 126. Zij zijn van de natuur en bewaken het geheimenis. Met vuile gezichten staren zij naar de mensen. Zij zijn intens gekeerd tegen deze mensen. Zij zijn vies van deze mensen, want deze mensen zijn niet van de natuur. Ze zien hoe deze mensen hun steden bouwen, en hoe onwetend ze zijn. De vuile bloemen zijn niet onwetend, maar onverschillig. 127. En dan trekken ze de mensen de rivier in, en de mens wil naar de andere kant van de rivier. De mens wil de brug vinden, want de mens leeft aan zijn kant in een grote oorlog. De mens wil contact maken met de andere kant. Als de mens dan uiteindelijk de brug vindt, dan komt de mens in een mist waarin hij alles moet verliezen. Maar uiteindelijk leidt deze mist tot de witte bloemenvelden op de brug, een groot geheimenis. Dit is het komen tot de gelijkenissen. 128. Door het dal van de witte bloemen velden,

Komen wij tot de gelijkenissen.. Dit wordt de grote witte oorlog genoemd, die de vrouw met het witte, als natuurverschijnsel, heeft gewonnen. 129. Als het geheimenis van de vrouw met het rode komt, gaat alles in de boeken, en de wedstrijd sterft dan. 130. Leidt mij tot het rode, Het rode laat de gezichten van het verleden zien, Spreek tot mij in raadselen, in verhalen ongehoord, leidt mij door de wildernissen van het leven, Spreek tot mij in verhalen en gedichten, We moeten eerst onze wereld bouwen 131. Hier worden tranen tot zaad, waardoor er een nieuwe natuur ontstaat. 132. Ik heb u veel te zeggen, maar ook raadselen heb ik gegeven. Ik heb u rust gegeven, een eeuwige rust. Ik heb u verteld over bomen en struiken, en hun geneeskrachtige werkingen. 133. Er zijn momenten waarop de herinnering weer sterft en alles weggewassen wordt, als door de golven van de zee. Alles zal wegglijden uit de handen, maar het is op weg naar het hoofd. De mens moet de honingkroon leren kennen. 134. De honing wordt zwaar bewaakt door spot. 135. Het vele bloeden maakt alles roze, en de bloedende morgen wordt tot een bloemenveld, waardoor er honing is na een wilde nacht. Bloed staat nooit op zichzelf maar vertelt een verhaal, en keert terug tot de bloemen, totdat het roze is en honing voortbrengt. De rivier van bloed leidt tot het bos. 136. Roze is de depressie, als een roze jurkje, en het 544 wordt 'zacht zicht' genoemd, als de eerste openbaring. Het is namelijk de eerste stap in het loskomen. Het is het begin van de bewustwording van de natuur. Het is het steken van de wesp, totdat dingen geopend zijn en op hun plaats zijn gekomen. Het is het ordenen en rangschikken van de natuur. 137. Wij zwemmen door die wespenzeeen zullen nooit de overkant zullen bereiken. Er is namelijk geen overkant. Het is hetzelfde principe als van de brug, dat er alleen leven op de brug is, en dat de landen aan beide kanten zullen vergaan. Telkens weer zuivert het rode het roze. Het spreekt een andere taal. Het ware, zuivere roze van de natuur is dus het geheim van de wespen. Zij zijn de wachters van het geheugen. 138. De roze bloemenvelden hebben een strenge etiquette. Het is daar waar bloed tot bloemenzaad is geworden. Het is het geheim van de vruchtbaarheid. 139. Ze was een bloederige wond in mijn hart. Ik kon haar niet doorzien, maar soms in flitsen was alles duidelijk. 140. Ik begeerde haar te kennen. Zij was mijn innerlijke wond. Het was een vruchtbare plaats, als de tuin rondom mijn huis in mijn gedachten. 141. Die tuin was roze, sprankelend. Ze stond daar met psalmen. 142. Zoete waarheid dwaalt in 't hart van de diepte. De honing leidt tot de oer oceaan. Het roze leidt uiteindelijk tot het spiegelend roze, de zelf reflectie. 143. De boodschap is dus niet overbruggen, maar verdiepen, dan kom je er vanzelf. Het scheppingsgeheimenis, de vrouw met het witte, staat tussen het gebalk van ezels in een veld waar struisvogels rennen. De nachtvlinder sprak hierover, en er werd gesproken over het wonder van de eland. 144. Het gebalk van ezels in ons leven krijgen we

geen hoogte van, maar het is het scheppingsgeheimenis, ook de wegrennende struisvogels die altijd hun kop in het zand steken. Alleen als je daar goed naar kijkt en het op waarde schat kun je leren van de eland, wiens gewei spreekt over het vastwortelen van dingen in het hoofd. 145. De nacht is een kokon. Let goed op wat uit de nacht komt en verhalen vertelt. Het is de boodschap van de nachtvlinder. 146. Ik rende door een prachtig natuurgebied, wijduitgestrekt, waarin ook natuurdorpen en natuursteden waren. Maar dit gebied werd bestuurd door onverschillige stilzwijgendheid. Aan de andere kant lag het gebied van de natuurkennis, maar dit was afgezonderd door grote hekken. 147. Er was een oorlog. Ik heb vaker zulke dromen gehad. Ze waren totaal onverschillig en stilzwijgend over het leed wat ze anderen aanrichten. 148. Ik had even wat herinneringen dat ik langs gordijnen hoger moest. Maar het drong allemaal niet tot me door, omdat er een rode bol om me heen was, en mijn woede was veel en veel groter dan mijn angst. 149. De tijden begonnen te veranderen, en het was ineens nacht. 150. Plotseling keek ik omhoog, en ik vroeg me af of ik sliep of wakker was. 151. En ik dacht moet ik nu rennen of gewoon stil blijven staan. 152. Ik stond toen ineens boven op een hele grote boot. Ik zag een jongen van het schip, en ik kon dwars door zijn hoofd heenkijken, maar plotseling was zijn hoofd een woeste chaos, maar het was heel mooi, als van de natuur. 545 153. Het was een hele speciale soort wit, heel zacht en diep, en er verschenen wat andere kleuren in, als flitsen. Het ging heel snel, als een storm. Toen kwam de jongen ook in een rode bal. 154. De rode bal, het rode zicht, is als een ervaring waarin alles om je heen tot verhalen wordt. De rode bal is een ervaring waardoor je van alles wordt losgerukt, losgeschud, door een enorme chaos als eerst, of een trauma, waardoor je allereerst je orientatie verliest. Het is als een geestelijke ladder. 155. Wij moeten het rode pad volgen. 156. Het rode zal een nieuw medicijn zijn voor de mensheid. 157. Het zal het verstand ordenen, tot een hoger bewustzijn brengen, ook het hart. 158. Dit zijn dus de patronen tussen nachtmerries en dromen. We moeten deze patronen zien te ontdekken, want het zijn onze pijlen in de eeuwigheid. Onze pijlen zullen niet diep doordringen, wanneer zij geen nachtmerries bevatten, wanneer zij niet eerst heel diep in onszelf zijn gegaan. 159. Zodra je dingen van een andere en diepere kant leert te bekijken, in het rode zicht, kun je het archiveren. Het gaat dan waarde krijgen, en functie. 160. Wat was het moeilijkste moment van je leven ? Daar stroomt het uit voort. Dat wat je leven totaal op de kop zette, waardoor je kwam in een rode bal, afgezonderd van de rest. Het is een rode bal in de natuur. 161. Alle natuurmensen worden door zulke rode ballen opgezogen. Het is een natuurverschijnsel. 162. De nieuwe golf overspoelt de tuinen,

Zij brengt het rode zicht, Het bloed in de nacht Zij spreekt van wonderen, Van beesten verslagen, De golf overspoelde haar ook Het bloedt hier in de nacht, De verwondingen gaan diep, Totdat wij ook door de golf worden overspoeld kommetje van het rode, om zo het pad van de mindere te gaan. 170. Minder is altijd meer. Het blijft dus niet bij het minderen. Alle dingen zullen nieuw worden, door het rode zicht, het eeuwige visioen. Er is niks verloren. Er is alleen zoveel bijgekomen. 163. Zij komt vanuit de diepte, Zij spreekt het helende woord, Van de honing komt Zij Wij hebben het morgenrood bereikt, Het spreekt nu tot ons, Als het rode zicht, Zoveel bloed in de nacht, Van beesten verslagen 164. Hier kunnen wij onze woningen bouwen, Zo diep onder de grond, Nu het beest is verslagen 165. Zij leidt tot het rode zicht, Zij kroont met kennis, Tot de oorlog doet zij ontwaken 166. Je doet misschien dingen die je niet begrijpt. Je leeft profetisch, op de golven en stromen van de natuur. Het kan niet berekend worden. Het is iets spontaans. 167. Het is maar één zaadje wat je in je leven hebt ontvangen. Wees er dus zuinig op. Vanuit dit ene zaadje zal alles komen wat je nodig hebt. 168. Alles moet afzwakken om plaats te maken voor andere dingen. De herinnering zal wegvagen, en de mens zal andere contacten krijgen. 169. De hoer Rachab werd gered door het rode koord, en haar hoeren sieraden werden afgedaan, zodat ze deel kon hebben aan het volk van God. Ook Ezau verkocht zijn eerstgeboorte recht voor een 546 171. Neem van alles kleine beetjes. Je kan al snel een overdosis van iets krijgen. De verlokkingen zijn immens, en groomers zijn overal. 172. De vijand, het kwaad, kan niet scheppen. Ze moeten het daarom hebben van omvorming van de kennis. 172. Als we dan aan de man denken die zijn ego offert aan de vrouw, dan is dat wat overblijft en achterblijft in de vrouw het zaad, nieuw leven. 173. In die zin komt de man, zodra hij zich volledig heeft opgeofferd, niet meer los van deze weerhaak, en de weerhaak vindt haar weg tot zijn bron, om het nieuw leven te geven. 174. Oh, hoe de mens dit heeft verdraaid. Als de vrouw leven heeft gegeven aan het zaad dan is er voor altijd een band tussen man en vrouw. 175. De rode kroon van Noord-Egypte is de kroon van de mirre, van het morgenrood, als de val van het ego. 176. Ook Ahn had net als Ezau honger naar het rode. 177. Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien, Zij hebben mij teveel gestoken, Zij hebben mij teveel gebroken. Wij hebben het morgenrood bereikt, Het spreekt nu tot ons, Als het rode zicht.

Alles gaat in cirkels hier, Het leven houdt op en gaat dan door, De narcis houdt de schepen af van het geheim, Alleen het morgenrood zal het zien, De eeuwige nacht van ijs, De leugen overvloeiende in de waarheid, Totdat het rode ontwaakt. 178. Er zal ook een ochtend wezen in de nacht, een ontwakend besef, als een vuurgloed in ons hart, als het overspoelende morgenrood. 179. Ook kunnen we denken aan het rode spotkleed. Wij mogen gaan tot deze wijngaard en ervan leren. Hiertoe kwam Noach alleen door de zondvloed. 7. De laatste jacht 1. Als een mens spreekt, dan spreekt de mens tegen een prisma, en dan wordt alles opgesplitst, verdeeld en verdraaid. En zo moet de mens zijn weg vinden door deze spectra, als door een labyrint, een orakel. Alles wat tot de mens terugkomt is wat hij zelf eens heeft uitgezonden, en eerst komt het helemaal vervormd terug, als een echo. 2. Als we tot het rode naderen, dan moeten we beseffen dat we over een prisma praten. Farao Achenaten had de aten die boven alle goden zweefde voorgesteld als een rode disc, als een prisma, opdat de mens tot het boven bewustzijn zou komen, het hoge bewustzijn wat boven al het andere zweeft, als een ibis boven de woeste zee van de illusies van het leven. 3. Maar allereerst is de mens in het gebied van de 547 weerhaken. De mens moet helemaal door de oerwouden heen komen tot de hekken van de natuurkennis. 4. Deze bruggen zijn gemaakt van bruine bloemen, Bruggen tussen jou en mij, Waar leiden zij naartoe ? Wanneer ik naar jou kijk, vaag ik weg, Wanneer ik aan je denk, laat ik je wegglijden, Dit is hoe ik mijn boog grijp, Maar ik bereik het nooit 5. 'Wanneer ik naar jou kijk, vaag ik weg' is het principe van het minderen. Om tot de natuurkennis te komen moeten wij minderen. Maar wij moeten alles blijven toetsen, ook als er nieuwe dingen op ons afkomen : 'Wanneer ik aan je denk, laat ik je wegglijden'. Wij moeten het eerst op een afstand bekijken, en voorzichtig zijn, opdat wij niet bedrogen worden. 6. 'Dit is hoe ik mijn boog grijp' : Het gaat dus om de geestelijke oorlog, als een beeld van het toetsen. 7. Onderzoek het op veilige afstand. Analyseer het. 'Maar ik bereik het nooit' wil zeggen dat er altijd meer over te zeggen valt. De mens is op een tocht door het oerwoud. De mens komt steeds meer dichterbij, maar raakt het nooit, want er zijn altijd weer tussenstappen en nieuwe richtingen. 8. De natuurkennis is dus een gids om tot de rode bron te komen, en over de bruggen te gaan tot het gebied van de natuurkennis. 9. De pijl raakt hard, De pijl brengt over de bruggen, Tot de donkere nacht, Tot bruine bloemenvelden 10. Wij hebben die pijlen dus nodig om over de bruggen te komen.

11. Zonder littekenen en verwondingen door de pijlen blijven we halverwege steken. 12. Het is dus belangrijk het lijden te aanvaarden en op waarde te schatten, op diepte. Het draagt de kern in zich. 13. Het zijn natuurlijke patronen die een bepaalde taal spreken. 14. Dit bewustzijn zweeft boven de woeste zeeen van de herinneringen, van het verleden. Er zal een nieuwe schepping moeten komen. Het zweeft daar als een ibis. Het is het ei van de herinnering. 15. We voelen ons misschien op de golven, niet wetende waar we zijn en waar we precies naartoe moeten. 16. Ik herinner het schip, Het schip waarmee ze mij oppikte, Zij is een lied in mijn hoofd 17. Wij moeten dan wachten op een schip wat ons zal oppikken. Wat wij zoeken zoekt ook naar ons. 18. De geschiedenis steekt, Ik kan niet over deze berg komen, Maar in mijn dromen kan ik het 19. De mens moet dus van de aardse geschiedenis komen tot de droom geschiedenis. Ook je dromen zijn je leven. Ook je dromen hebben een geschiedenis, die veel belangrijker is dan je aardse geschiedenis. Dromen zijn ook dagdromen. 20. Het is je droom geschiedenis. Je hebt daarin ook andere ouders en een andere familie. Het is een hele andere geslachtslijn. 21. En dan kruip ik tot de rode bloemenvelden, Wilde, rode bloemen, als bruggen over woeste rivieren, 548 Zij hangen in mijn haar, als duistere sieraden Ergens op die tocht komen we het rode tegen. 22. We mogen komen tot de rode bloemenvelden als we alles hebben losgelaten. Het rode zal het pad verder leiden, en het verleden nog verder achterlaten. 23. De wilde rode bloemen zijn cirkels van het hoge vrije bewustzijn wat telkens alles heel even aanraakt, om het dan te vervormen. Het zijn raderen. Heel snel en vluchtig wordt het aangeraakt. 24. De mens komt dan tot de Rode Hei, waar de rode bloemenvelden in overlopen. Hier wordt de mens geleerd van alles maar heel iets te nemen, anders krijgt de mens een overdosis en gaat de mens valse hallucinaties krijgen. Maar ook van het tegengif mag maar heel iets genomen worden. 25. Als je er teveel van neemt, dan ga je dus echt dorpen en steden hallucineren als nachtmerries. 26. In hele lage doseringen dient het als een medicijn. Het is dan goed gif. Wij moeten in ieder geval voldoende tegengif hebben om hier tegen bestand te zijn. 27. Maar ook dit gif mag niet genomen worden in te hoge doseringen, omdat dat verlammingen kan brengen. 28. Voorzichtigheid is de moeder van de waarheid. 29. Dit kan dus voorkomen als de mens door natuur gebied gaat, dat de mens wordt overweldigd door de natuur, maar als de mens dan van iets teveel neemt, dan is de mens zo in een gehallucineerde stad of dorp. Maar wat als de mens daartoe gedwongen wordt ? 30. Daarom is het oppassen geblazen in het oerwoud. Er wordt een jacht gehouden op zielen. De

natuurkennis kan de mens hier voor toerusten. 31. Als de mens dan weer gevangen is geraakt in een stadse hallucinatie en de natuur niet meer ziet, dan is er wel weer ontsnapping mogelijk. Op de rode hei werd het probleem besproken, en dan moet de mens tot een wilde worden om het te overleven. 32. De mens komt zo weer terug tot de rode hei. Schijnbaar is dit een gebied met veel gevaren. Ook slangen tussen het hei kunnen hun giftige beten toebrengen. Wat kun je dan doen ? 33. Je was in een valstrik gekomen, de stad, en rechtstreeks kun je er niet uit. Je kunt niet zomaar naar de poortwachters gaan en zeggen : 'Ik wil naar de rode hei,' want de stad is een gevangenis, een inrichting. 34. Het betekent dat we moeten zoeken in de geschiedenis om te kijken of we ergens al sleutels hebben gehad. Die sleutels waren gecamoufleerd. Het gaat om het verdiepen van de geschiedenis, de taal van de geschiedenis leren spreken. Ook de taal van de littekens en de verwondingen, van de patronen van de natuur. 35. Probeer de eindjes aan elkaar te knopen, draai elke steen om, en lees tussen de regels door. Het gaat over het zoeken naar de rode bronnen in de dingen : 36. Wees creatief met alles om je heen, totdat je de sleutel vindt. Leer diepere patronen te ontdekken. Dan zien we het geheim van de rode hei. 37. Dan ziet je een lijn die tot een nieuwe cirkel leidt. Het geheim van de rode hei. 38. Dit heeft een diepe betekenis. De lijn die uit de cirkel voortkomt, moet op zoek gaan naar een nieuwe cirkel, om betekenissen wijder te maken. 549 39. Daartoe zijn de archetypes van de begincirkel, de moeder, de baarmoeder dus, de man als de lijn, en de vrouw als de nieuwe cirkel. Het ego, de lijn, de man, wordt afgepeld, opdat zijn zaad overblijft wat de nieuwe cirkel kan bevruchten, tot het brengen van nieuw leven. En dit gaat altijd maar door als rode bloemenvelden, en rode hei, totdat er volkomen is afgerekend met het ego. Het is iets medicinaals is. En zo worden sieraden gemaakt 40. Dit kan een heel wild en woest proces zijn, en zoals we ook zien in het leven. Diepe metaforiek. 41. Als we het bedrog van de wereld zien en dan diep het geestelijke ijs ingaan, dan moeten we zo diep gaan dat ons ego afsterft en we beginnen te ijlen van ijsziekte. Hierin ligt het geheim van een nieuwe natuur. Het is onmogelijk dat het menselijke vlees nog oprijst in het diepste ijs. Er is geen overkant in de ijszee. Het zal vanzelf voortkomen vanuit de ijszee als het ego sterft. Zo ontstaat het hemelse touw. 42. De spinnen op de rode hei vallen de mens van achter aan, en dringen hun gif op. Dit is zwaar, en de mens grijpt dan soms te snel en te overmatig naar een tegengif, waardoor de hallucinaties van de stad optreden. Ook hiertegen moet dan weer een tegengif zijn. In hele kleine beetjes is het spinnengif medicinaal en kan als tegengif dienen. 43. De spin met zijn vele poten en zijn webben is een metafoor van de sociale netwerken. De sociale netwerken bedriegen de mens maar al te makkelijk, met zijn religies en industrieën. 44. Ook dringen sociale netwerken zich aan de mens op, zoals de lagere medische wereld en de lagere scholen wereld. Wij moeten daarom de tocht van de natuurkennis volgen om hieraan te ontkomen. 45. In de Egyptologie is de aten de ondergrondse rode prisma van de aarde, waarin Shu woont. Dit

houdt in dat we op zoek moeten gaan naar tekenen die niet voor de hand liggen. We moeten leren bepaalde onderliggende, buitenaardse natuur patronen te ontdekken door de dingen heen. 46. In hele lage doseringen dient het als een medicijn. Het is dan goed gif. Wij moeten in ieder geval voldoende tegengif hebben om hier tegen bestand te zijn. 47. Voorzichtigheid is het ware medicijn, maar hoe ontstaat voorzichtigheid ? 48. De rode prisma laat de dualiteiten zien die de mens nodig heeft om opgevoed te worden. 49. In het hemelse ijs wordt de mens losgesneden van de valse netwerken, van de valse spinnen en hun webben. Hierin ontstaan de ware prisma’s, de hemelse prisma’s van het rode. In het rode ijs wordt het hemelse touw gemaakt van het rode, want er kan dan geen menselijke inmeng meer zijn. In dit ijs ontstaat ook het ware vuur, de ware netwerken. Die netwerken zijn in de mens zelf. Die netwerken zijn van de natuur. 50. De zee van ijs zal het zicht verscherpen. Hiermee zal het zicht van de volkeren kunnen genezen. 52. De mens moet de taal leren temmen, leren begrijpen, creatief leren omgaan met taal. De mens moet de taal leren melken. Talen zijn ook als spinnen. Ze zijn potentieel gevaarlijk. Daarom moet de mens het rode pad door de talen zien te vinden. 53. Gij moet de creativiteit van de taal niet aantasten. 54. Dan ontvang je een droom waarin je de overkant van de ijszee bereikt. 55. De mens moet zich dus uitstrekken naar de wedergeboorte in het ijs, en de wederopvoeding in het ijs. 56. De mens mag het niet rechtstreeks ontvangen, want dan zou het ijs voortijdig vernietigd worden, en dan zou de mens in een moeras van valsheden wegzinken. Het rode zicht kent verschillende leerregels, waarvan de eerste leerregel is : Niets komt rechtstreeks. Alles komt met omwegen. 57. Het gevaar van spinnen kan dus alleen bedwongen worden door ijs, wat zich ook uit in verhalen, er omheen draaien en zo langzaam tot de bron komen, niet rechtstreeks, want dan wordt je opgeblazen. 58. IJs is een metafoor van het loslaten, het afstand nemen, zodat eerst de tussenstappen en de strategieën bekeken kunnen worden. 51. Woord voor woord, kauwende, op zoek naar symmetrie, op zoek naar verbanden. Het één sluit het ander niet uit. De prisma toont verschillende gebieden en verschillende seizoenen. Het is een strenge etiquette, met diepe leerregels, op de rand tussen slapen en waken. 59. De bomen zijn een metafoor voor volharding, het vastwortelen. De mens moet leren volharden in het ijs, anders wordt de mens weer meegezogen door het sociale ego, meegetrokken met de spin. 60. De bomen zijn dus een beeld van de heilige gebondenheid, die bescherming geven wanneer er aanvallen van de stad zijn. 61. Deze volharding moet dus diep genoeg gaan, 550

anders wordt het weer losgerukt door de wind, door de stormen. 62. De ware diepte is de eeuwigheid. De mens moet zich dus voor eeuwig vastwortelen. De ware volharding kent geen tijd. 63. De natuurkennis doorziet de mensen, door Haar diepte. Zij troont niet in trots en Haar tronen vallen niet. Zij staan vast in diepte. Zij leven vanuit de rode prisma. 64. De metafoor van de eeuwige diepte is de rode prisma. De mens moet tot de bron van het rode komen. Daartoe is het pad van de natuurkennis. 65. Nog steeds voel ik de striemen van Uw Diepte. Het heeft mij genezing gebracht. 66. Het zijn de striemen van ijs. 67. Waar zij de honger stierven, zo vol van honing zijn zij nu, veilig bij de bijen en bloemen des hemels. 68. Schep daarvoor ijs uit de bomen. 69. De spin brengt mensen onder de drugs. Hij is de valse natuur, en hij gebruikt zelfs de valse tederheid van een moeder om zijn doel te bereiken. 70. Hij vormt de massa's mensen om ons heen. Hij is genaamd 'de verschrikkelijke'. 71. Kom vlucht met mij. De dagen van de honger hebben honing voortgebracht. 72. Daarom is het van belang een ontmoeting te krijgen met de rode prisma, die zich niet aan de oppervlaktes bevindt, maar in de eeuwige diepte, waar een mens alleen door volhardende honger kan komen, door het volharden in het ijs. 551 73. Geef het niet op voordat je over de eindstreep bent gegaan. 74. Het boek Filippenzen gaat over het alles achter laten om op de kroon te jagen, in het Aramees het jagen naar betekenis, een gedeelte van een boek, een zintuig. 75. Het gaat om de kroon van de besnijdenis, als de rode kroon, het rode zicht. Als de mens het rode zicht ontvangt dan is dat een zeker weten, een besef dat alles een visioen is waarin je kunt verdienen, waarin je het rode kunt opbouwen. 76. Het rode zicht is een subtiele rode gloed waar alles uit voort komt. Het is het nieuwe zintuig van onderscheiding waardoor de mens de verdichtende krachten kan omzeilen. 77. In het boek Filippenzen is er de strijd tussen de asceten en de vijanden van het ascetisme die de buik als god hebben, oftewel de strijd tussen ascetisme en hedonisme. 78. Daarom is het zo belangrijk om uit te strekken naar de rode kroon, wat begint als de spotkroon. Filippi betekent beestenrijder, wat ook een beeld is van de bewaarder van de prisma. 79. De vrouw op het beest is dus de vrouw met de prisma. 80. Filippi, de vrouw op het beest, is de vrouw met de spiegel. 81. Het 'tot de laatste bloem gaan' betekent gaan tot wat er nog is overgebleven, leren leven met het weinige wat je hebt. Dat zal je leiden, tot je spreken. De bloemen laten de cirkels zien, nuances, tussenstappen. Dingen worden soms afgenomen, opdat we er omheen leren werken. Het 'tot de laatste bloem gaan' betekent ook het tot de bron gaan. Het

betekent dat wat er is overgebleven na het toetsen. 82. De besnijdenis leidt tot de rode prisma. Wij kunnen alleen de vijand overwinnen naar de mate dat we onszelf overwinnen. 83. Onze pijlen zullen niet diep doordringen, wanneer zij geen nachtmerries bevatten, wanneer zij niet eerst heel diep in onszelf zijn gegaan. 84. Het hemelse woord bestaat uit gelijkenissen. 85. De kennis wordt voorgesteld als een vrouw en zij bestaat nog uit twee andere delen : de wedstrijd, haar zuster, en het verhaal, haar vriendin. 86. Hierin schuilt een grote belofte. De zuster van de kennis (de wedstrijd) snijdt de ongezonde bindingen door tussen de mens en zijn aardse moeder, en de vriendin van de kennis (het verhaal) snijdt de ongezonde bindingen door tussen de mens en zijn aardse vader. 87. Dit is het grote geheimenis van de vrouw met het witte en de vrouw met het rode. 88. In Efeze staat dat kinderen hun ouders moeten gehoorzamen. Dat gaat dus over het gehoorzamen van de kennis. 89. De natuur laat alles eerst door prisma’s heengaan, anders heb je een overdosis. 90. De mens moet dus eerst de juiste prisma’s ontwikkelen. 91. De mens moet het geheim leren, en ook het gehiem leren bewaren, want de mens mag geen paarlen voor de zwijnen werpen, en ook is er voor alles een tijd. De mens moet dus het Woord leren, maar ook de stilte, het geheim. Zonder de stilte is er ook geen Woord. 552 92. Temidden van het openen van de hemelse boeken, wordt Johannes geleid tot de wildernis waar hij komt tot 'de vrouw op het beest' die zowel het goede als het kwade kan voorstellen, zoals dit het geval is bij meerdere metaforen. Het is namelijk een prisma. In ieder geval wordt zij de moeder van het geheimenis genoemd. 93. De vrouw op het beest is in het Aramees ook de moeder van de onderwereld, van het land waarvan geen terugkeer mogelijk is, als een beeld van de heilige gebondenheid en verbondenheid die niet verbroken kan worden. 94. Verlaat het lagere dwazendom om tot het hogere te komen. Er zal dus niet alleen een wedergeboorte moeten komen, maar ook een wederopvoeding en een wederscholing. Dat is dus ook een reden waarom een man zijn vader en moeder zal verlaten. Hij zal één moeten worden met de kennis in al haar facetten, opdat hij tot volle wasdom zal komen. Dan pas heeft hij ten volle zijn 'vader en moeder geeerd.' 95. Laten we hierin telkens weer onthouden : 'Niet door kracht, noch door geweld, maar door de natuur kennis.' 96. Het geheim leren aanvaarden. Het is belangrijk. 97. In de Filippenzen brief is Paulus in gevangenschap. Paulus betekent het weinige, het mindere, de honger. Door hieraan deel te hebben, heeft de mens ook deel aan de adoptie. 98. Paulus ziet heel duidelijk de waarde in van de dualiteit, van het geheime woord en het geopenbaarde woord. 99. In de Filippenzen brief komt Paulus, de honger, tot de Filippi, het rijden op het beest. 100. Filippi ligt ook in een gebied waar

oorspronkelijk beestencultussen waren, ruitercultussen, en was oorspronkelijk een nederzetting van amazones, net zoals Efeze. In Germanië werden ze ook de valkyren genoemd (Noord), of de walkuren (Zuid). Zij waren vrouwen die op beesten reden, maar dit had een hele diepe betekenis. Het beest staat namelijk voor het geheim, de stilte, het niet spreken. Filippi is de begeerte naar het geheim, de verborgen diepte, het liefhebben ervan, het hongeren ernaar. 101. Paulus betekent de hongerende. Hongeren betekent dat je niet materialistisch om je heengrijpt om je eigen koninkrijk te bouwen, een stad en een naam, maar je wordt in Tantalos geworpen, waar alles van je wegglijdt, en waar je op zoek bent naar het hogere, de dingen van boven. Je maakt jezelf geen schatten op aarde. Het is het hongeren naar de diepere natuur, het rode. 'Mag ik wat van dat rode, dat rode daar,' en daar verkoop je alles voor. De vrouw Filippi, de natuurkennis, rijdt op het beest, het geheim, haar dochter, haar vrucht. Ook heeft zij een beker in haar hand, haar andere dochter, een andere vrucht. De beker is een symbool van de moederborst die melk geeft, het Woord. 102. In Filippenzen spreekt de hongerende, de wijsgeer, de geheimgeer, over zijn gevangenschap en lijden. De hongerende bespreekt het hongeren, het pad van het minderen, tot het minste. 103. Johannes heeft zijn oorsprong in het Hebreeuws en betekent 'het hongeren heeft vrucht gedragen', als het hongeren dat tot het geheim heeft geleid. 104. Yowchanan betekent namelijk God heeft beloond, heeft ingenomen, aangenomen (adoptie). 105. Jehovah komt van hava, de Hebreeuwse naam van Eva, wat vallen en hongeren betekent, of de moeder van de gevallenen en de hongerenden, de moeder van de levenden. 553 106. Vandaar dat alleen de hongerende, minderende mens tot God kan komen, tot de natuur kennis. God rijdt ook op een beest, op de beschuttende hemel, oftewel het geheim. 107. Dit is de vrucht van God, de dochter van God. Rijden heeft dus een hele diepe betekenis, als in voortbrengen. God draagt ook een beker. Alle opstandigen op aarde moeten hem zuigende drinken, worden erdoor gewassen, getuchtigd. Dit spreekt over de beker als de borst van God. 108. De mens offert zijn zaad aan God in het hoogtepunt van de onderdrukking door de vijand, in het hoogtepunt van de (heilige) gebondenheid (Hebreeuws). 109. De mens moet eerst door het hongeren, in de wildernis, afsterven aan zijn ego, om zo zijn zaad te offeren, het overblijfsel. Zo komt de mens in een bepaalde geestelijke vervoering. 110. Het mes snijdt aan twee kanten. Naaktheid is een beeld van zowel openbaring als ontmaskering. Het Geheim zal leiden tot het Woord, en het Woord zal het voorhangsel openschuiven. 111. De voorhuid, de vijand, zal zo weggesneden worden. Het ego zal niet meer bestaan. Het ego zal het overblijfsel dan loslaten. 112. Paulus, de hongerende, wordt zo tot Johannes, de geestelijke vervoering. Paulus, de hongerende, is het pad tot Johannes, maar wek haar niet op voordat het haar behage. Omhul je in de heilige vreze des Heeren. 113. Paulus, de hongerende, moest eerst tot Damascus komen, om door deze vreze geslagen te worden. De ware vrucht van het hongeren is de heilige gebondenheid, zoals Johannes geheel door de hemelse vrouw werd ingenomen, wat ook de

wortelbetekenis is van zijn naam (chanan-chanah). 114. Dit beeldde ook de ballingschap uit waarin Johannes verkeerde op het eiland Patmos. Ook Paulus was al in deze gevangenschap waarin hij de Filippenzen brief schreef. De geestelijke vervoering kan alleen worden opgeroepen en veilig gesteld worden door de heilige gebondenheid. 115. In Filippenzen heeft Paulus als Johannes geleerd dankbaar te zijn en tevredenheid te vinden in het hongeren, in het minderen, de waarde ervan gevonden. Hij heeft deze sobere vervoering in de natuur gevonden, zoals Johannes het vond in de wildernis. 116. Paulus heette oorspronkelijk Saul, zijn Israëlitische naam (van Selah), wat in de wortels het raadplegen van een orakel betekent. De mens moet deze balans leren vinden tussen Geheim en het Woord, de twee vruchten van kennis. Dit zijn de twee eigenschappen van de kennis die de mens moet blijven vereren. Paulus moest dus heel diep in gevangenschap om dit orakel van Filippi te kunnen raadplegen. 117. Het is dus belangrijk te beseffen dat als men een filosoof wil zijn, een wijsgeer, dan moet men ook een filomuo zijn, een liefhebber van het geheim, van de stilte, waarvan de filo-hippoi, filippi, de liefhebber van het beest, een beeld is. En dan moet de mens dus ook een filo-peinao zijn, een liefhebber van het hongeren, wat overigens van penes komt, arm, en peno, het zwoegen voor het dagelijks levensonderhoud. 118. Aan de beide overkanten van de brug waren oorlogen, waarin het ego moet afsterven. 119. Als de man tot de vrouw gaat is dat een beeld van het zaad wat in de aarde gaat. Het zaad is het overblijfsel, wat voortkomt vanuit de grote verdrukking, en heeft zo een schuilplaats in de 554 aarde. 120. Zo kunnen we dus ook het hele opname geheimenis begrijpen, want dit heeft te maken met adoptie. 121. Toen de zoon des mensen de geestelijke vervulling had ontvangen werd hij in de woestijn gedreven om op zoek te gaan naar de heilige gebondenheid. Dat is dus de zegen die erna komt. Het stopt dus niet met de geestelijke vervulling. Als je het geestelijke hebt ontvangen, dan begint de tocht uit de stad tot de wildernis, en zijn er de slopende gevechten met kwade geesten en al hun verzoekingen, zoals de zoon des mensen die ook had. 122. Paulus kent al deze dingen en deze gevaren, en streeft daarom naar het ontvangen van de kroon van de besnijdenis, de rode kroon, zoals ook de koningen, de overwinnaars, van het lagere Egypte, de Nijl delta, deze kroon ontvingen. 123. Het is de kroon van het rode wildernis land. 124. Bloei met genoeg groen, oftewel : blijf groeien. Een heleboel mensen vertonen blijdschap zonder groei, of hun geestelijke groei gaat er zelfs door achteruit. Ze worden oppervlakkig en onderscheiden niet meer. Ze hebben hun kritische oplettendheid verloren. Wel geven ze degenen die dan niet blij zijn zoals hen de zak. 125. De religieuze tuin om ons heen gaat niet zomaar weg, maar we kunnen het wel ordenen en verdiepen, als doorgang tot de wildernis. 126. Al met al was religie een filosofische taal voor de Egyptenaren die veel meer in de context van de natuur plaatsvond, als een natuur taal. 127. De bloem zorgt er voor dat het geheugen gerelativeerd wordt.

beeld van het ego wat eerst moet sterven. 128. De kennis groeit door het geheugen als een getuige. 129. Het geheugen vaart ten hemel na de nacht van de vergetelheid. 130. Er is geen voleindiging zonder mindering. In het minderen is de voleindiging. 131. Zij beeldt ook het touw uit, zoals de zoon des mensen in de wildernis tot het touw kwam in de zin dat hij sprak dat hij zonder God niets kon doen of zeggen. 132. Ook het volk Israel kwam tot het touw in de wildernis. Dit laat de brug zien tussen hemel en aarde. 133. Paulus bidt dat de honger, het minderen, overvloedig mag worden, opdat het de hemelse natuur kennis zou voortbrengen die de menselijke natuur zou overweldigen en innemen. 134. De mens heeft eerst een worsteling met het touw te voeren. Alles moet getoetst worden. De mens moet niet vallen voor overmoedig vertrouwen en overmoedige godsdienst, want men zou maar eens een afgod dienen. 135. Gerechtigheid is in het Egyptisch de diepere betekenis, en is altijd verbonden aan het touw, opdat de mens niet overmoedig oordeelt. 136. Het volk in de wildernis werd geleid tot de Zukki stam, als een beeld van het touw, van de heilige gebondenheid. Zo overleefde het volk. Maar hun ego ging de dood in, want voordat de Israelieten tot het eeuwige touw kwamen werden ze gebeten door slangen, en velen stierven. 137. Zij die niet in de heilige gebondenheid zijn en er niet toe naderen, worden erdoor gedood, als een 555 138. De naaktheid gaat over de ontbloting van het geheim, de openbaring, maar de wildernis heeft haar eigen camouflage en bedekt de lichamen met haar modder. 139. Wij komen alleen tot het geheim en de openbaring ervan als wij aan ons ego sterven, en dan zullen wij moeten leren het geheim te bewaren en niet voor de zwijnen te werpen. Wij moeten ons camoufleren in de wildernis. Ook anderen moeten de prijs betalen. Wij moeten het geheim bewaken tegen rovers. 140. Het geheim, de baarmoeder, de wond, bouwde het geheugen op, als een weg tot het oergeheugen. Dit is waartoe we moeten komen tot de Zukki stam. We moeten niet blijven steken in het geheugen, maar dieper her-inneren. Het oergeheugen zal alles op zijn plaats doen vallen. Daarom moet de mens ook weer zoveel vergeten, vastgelopen, vals geheugen. 141. Het vastgelopen geheugen, het oppervlakkige geheugen, is een droom. Het kan zelfs een nachtmerrie zijn. Daarom moet de mens dieper. Komen tot het onderliggende geheugen. 142. Het is allemaal dieper binnenin, Ze weten niet meer waar ze zijn, Hier begint een andere droom Zij spreekt in een taal die zij niet verstaan 143. Wanneer een mens aan zijn ego sterft in de diepe nacht, dan komt hij tot de woeste zee van de dood, en dan moet hij wachten op de rode vogels, de rode ibissen, die hem over de zee van de dood zullen brengen. Dit zijn hele grote vogels.

144. Het oergeheugen is te vinden op in de rode prisma. van beestenhuid. Dit is niet letterlijk maar metaforisch. De beestenhuid beeldt de zonde uit. 145. Het is zwaar werk in het geheugen, zwaar en slopend. De dwazen willen goud. 146. De rode veer is een geheimenis. Eerst moet de mens met alles stoppen en door het hongeren en minderen komen tot het rode, tot de bronnen van de wildernis. De mens moet eerst loskomen van de goudlust van het dwazendom. 147. De mens moet genezen worden van goudkoorts. Het medicijn ligt in het rode. 'Mag ik wat van dat rode, dat rode daar ?' Ezau, de wildernis mens, gaf zijn eerstgeboorte recht ervoor op. Wat kon hem het schelen ? Hij hoefde geen aanzien in de stad. Hij gaf alles op, zoals de zoon des mensen, en zoals Paulus in de gevangenis. Alles wat hij wilde was het rode. Het is het geheimenis van de rode veer. Wachten wij op de rode vogels, of stoppen we ergens halverwege omdat het te lang duurt, en keren we weer terug naar de arbeid der dwazen, het lusten naar stads goud ? 148. Het touw boven de kroon is het verstand wat in de heilige gebondenheid is, het touw van het hoofd. Blijdschap is in het Egyptisch altijd verbonden aan wijsheid en inzicht. Blijdschap is de ontmaskering, de openbaring van het geheim. 149. Een ander woord voor blijdschap is mseka, wat ook kroon betekent, maar wat in principe een betekenis heeft, want het betekent ook beestenhuid, waarin de aan het ego gestorvene gehuld werd om zo opgenomen te worden. 150. Meska, mseka, is de jacht en de slacht van het kwade, het ego. Hier komt ook het Aramees voor messias vandaan : mseka, en wat dus de gehulde in beestenhuid betekent, als terugkerende van een geslaagde jacht op het ego. In het Egyptisch is blijdschap, mseka, dus de huidenjager, of de drager 556 151. De kroon waarnaar Paulus jaagt is de spotkroon. De hyena is een beeld van spot. De mens moet de spotkroon dragen en geleid worden door de hyena door de onderwereld. 152. De mens moet dus de parallellen van het leven leren begrijpen, want hierin ontwikkelt de mens zich. Het is de baarmoeder van het leven. Telkens weer vormen deze cirkels zich om de mens, als bloemen, en de mens moet de sleutel daartoe zoeken. Durft de mens de zee in te gaan, om het geheim van de golven te ervaren ? 153. Er is een komend oordeel over dwazen. Ik laat je kiezen tussen twee wegen : Blijf de dwaas wie je bent, of wordt een wilde. Keer terug tot de wildernis. Verlaat je huizen. 154. Dit houdt ook in de religies van de stad achter te laten en het te bekijken vanuit de natuur, te ordenen. 155. Vrede is in het Egyptisch het overzicht, en ook is het de borstmelk, als de openbaring van het geheim. Ook is het het voleindigen van een boek. 156. We moeten stoppen om ons leven afhankelijk te houden aan de stemming van de mensen. Mensen zijn zo wisselvallig als het weer. Als het van de mensen afhangt, dan overleven we het niet. We verwachten teveel van mensen. 157. Je leeft niet door de genade van anderen. De mensen mogen niet de fundamenten van je leven zijn. Mensen kunnen je niet gelukkig maken. 158. We worden vrij van mensenvrees en mensenbehagenis. We behagen de natuurkennis om zo de mensen werkelijk te zegenen en te helpen.

159. De Heerin zendt Haar Prisma, en je kunt de steen draaien om van meerdere kanten te bekijken. Ook worden er meerdere talen gesproken. De natuurkennis heeft dus een veelvoudig doel, om de gehoorzamen binnen te halen, en de valsen af te scheiden. De natuurkennis is als een zifter en een toetser, een eeuwig pad voor de rechtvaardige, en tot een oordeel over de onrechtvaardige. 160. Diep onderin de aarde woont de natuurkennis als de indiaan die door de kolonisten werd vermoord. Wist u dat alles wat we om ons heen zien gebeuren, en wat gebeurde in de geschiedenis, naar boven kwam als een spiegeling van Eeuwige Realiteiten ? 161. Zij kwamen aan de oppervlakte als verborgen boodschappen van de natuurkennis. Waarin de natuurkennis tot ons spreekt in verborgen taal. Waardoor we kunnen zeggen : de natuurkennis spreekt toch nog. 162. Dit is ook de diepere boodschap van Filippenzen, over het jagen naar de kroon van de sociale besnijdenis. De wijnstok moet sociaal gesnoeid worden opdat het vrucht voortbrenge. Het is het medicijn als je verslaafd bent aan sociale of religieuze drugs. 163. In het Egyptisch werd de hemelse tent voorgesteld als een vrouw, als een baarmoeder, de aarde, waar de hyena’s waren om de mens door de onderwereld te leiden, als gids, als een beeld dat de spotkroon en het spotkleed die de hyena’s vertegenwoordigden, de kroon van de besnijdenis, zou leiden tot wedergeboorte. 164. De hemelse tent was dus niet iets vrijblijvends, maar een heilige gevangenschap. 165. De mens kwam tot de hemelse tent om te hongeren, te minderen, los te komen van het materialisme. 557 166. De hemelse tent werd in het Egyptisch beschreven als een rivier oever, als het krijgen van land onder je voeten. Het was het lichaam van God en een prisma van grote waarde, als een orakel. 167. Wanneer de prisma verkeerd benaderd werd stierven er mensen. Het is een metafoor van het religieuze ego dat sterft. Het is de steen van de slager. 168. Het is de plaats waar de mens zijn leven achterlaat en waarin zijn hemelse zintuigen openen. 169. In het Aramees is het gebouw ook de groei, waar de discipelen Jezus op wezen. 170. De tent is ook de plaats waar het leger verzamelt in het Egyptisch. Het is ook de plaats waarvanuit de oorlogs-oogst plaatsvindt. 171. Als je het lijden altijd draagt met een glimlach en je er altijd in kan verblijden, dan is er iets goed mis. Het ware lijden is zwaar op sommige punten, in sommige seizoenen, en laat ons uitroepen : 'Waarom ?' 172. Het ware lijden slaat je soms neer, en trekt je soms in slopende gevechten met jezelf, met de geschiedenis en met vijanden. Soms is het lijden ondragelijk en breekt het je. 173. Dat is het waarlijke lijden, geen gouden new age lijden in fluweel gewikkeld om je telkens te bevredigen. 174. Het ware lijden laat je aan jezelf sterven en aan de wereld om je heen, tot het punt dat je denkt : 'Wat is er toch met mij aan de hand ?' 175. We mogen het lijden ook op waarde leren schatten als brug tot de vergeten, verbannen en alleengelaten wildernis. Maar laten we eerlijk zijn :

Het lijden kan ons soms zo diep snijden dat we niets op waarde kunnen schatten, en ook dat is het lijden. 176. En dan kunnen we alleen maar lijden en aan onszelf sterven, of dan is het overleven. Dat is natuurlijk een hele uitdaging, maar soms zien we dat niet eens. Soms gaat alles langs ons heen. Soms moet het geluk en het uitzicht slapen, en dan heb je het gewoon niet. 177. Soms kunnen we nergens bij, en slaapt de kennis. 178. De mens is in een geestelijke oorlogsvoering. Ook dit is een geestelijke oorlog, en zijn het geestelijke oorlogen. 179. Amos moest gaan tot het Noorden, tot het tien stammenrijk. Het Noorden is in de Egyptische taal een beeld van het touw, en de kroon met het touw erboven. 180. De mensheid is diep opgesloten in de gevangenissen. De spin moet daarom heel diep steken om de mens weer los te krijgen. Ik was gestoken door een spin. Het verbond mij aan een andere, diepere wereld. 181. Ik had contact met de zee. Het was frisse adem. 182. De ziel is als wateren. Ik kwam in de rode bron. 183. Ik ontmoette daar een natuurvrouw die haarzelf 'mannin' noemde. Ze was Eva. Ze hoorde bij een stam van manninnen. 184. In de rode bron was leven. 185. Er was een vuur boven de wateren, een vuur boven de zee. 186. Het orakel is een touw om de mens te leiden. 558 187. Alleen langdurige volharding kan geboorte geven aan het touw. 188. Er is een rode bron. De aarde is een projectie. 189. De aarde is geheel vervormd. 190. Er ligt een grote zee tussen het lagere en de bron. 191. Allereerst kruizen stad en natuur in de bron, en dan dieper in de bron loopt alles over in de wildernis. 192. Als we dan naar de bruine brug kijken : bruin is de kleur van het verborgene, van de aarde, van het geheim, de bruine bloemen. 193. De natuur is vol van geheimen. 194. Alles gebeurt op de brug. Er is alleen maar leven mogelijk op de brug, en soms is die brug rood, en soms is die brug wit, en soms bruin. 195. De mens moet zo diep in het bruine gaan totdat het geheim wordt geopenbaard, en de mens tot het diepere Woord erin komt. 196. Tot onder het bruine zullen wij komen, waar de ochtend is vergaan, verdronken in een nieuwe nacht, waar iemand onder het bruine wacht. 197. Grotschilderingen in de duisternis, Wij worden hier beschilderd, Op grotschilderingen zullen wij veilig wonen. 198. Niemand zal zaken doen, er is niets meer, alles is voorbij. Alles gaat voorbij. Ik tuur naar vage herinneringen,

ik ken ze niet eens meer bij hun naam. Ze zien mij niet, ze zijn te ver weg, als de morgen nu maar komt, dan ben ik voor altijd weg. 199. We kunnen niets voor altijd dragen, aan het einde der dingen zijn we vrij. Herinneringen draag ik bij me, ook zij zullen vergaan. Waar grijp ik naar ? Alles gaat voorbij. 200. Ik kan niets vasthouden. En als ik het doe, doet het pijn. Nee, ik laat alles los, voordat het mij loslaat. Ik ben te bang om nog eens te vallen. Ik ben nu ver weg, niets kan me meer raken. Ik kan niet meer grijpen, ik ben verlamd, maar nog steeds sta ik stijf, Fragmenten aan het einde van de dag, spiegelingen van het verleden en toekomst. 201. Ook nachten gaan voorbij, en dingen worden kouder, Een nieuwe vogel vliegt, achterlatende zijn pasgeboren jongen. Alles gaat voorbij, en scherpe dingen worden zachter, alles gaat voorbij, ook de herinnering tussen jou en mij. 202. Zoveel woorden van elkaar gebroken. Ik weet niet waar zij mij leiden. Ik kan het niet verstaan. 203. Als een bloem in een diepe vallei. Op mijn benen kon ik niet meer staan. 204. Zoveel pijlen schieten er door mijn hoofd. Ik verlies mijn zicht. Ik kijk naar mijn hersenen, als naar bloesem, Ik ben niet meer in de zee. 559 Dromend glijd ik in een oerwoud, maar het brokkelt af in mijn handen, totdat alleen een rode lijn overblijft. 205. Rood zover het oog reikt, die rode lijn, Als een rood pad door de wildernis. Ik staar naar de pijlen. Ze brachten mij over de zee. 206. In een zee van leugens lag ik, maar de pijl maakt alles anders, totdat ik de rode lijn weer zie. De lange weg naar huis nemen. Je leeft binnenin jezelf in de rode bron. Terug in de Orion bron, Betelgeuse. 207. Er is een prisma waardoor de Orion bron zich afzonderde en ging emaneren tot lagere vormen, alhoewel de pit bewaard bleef, de rode bron. Vandaar dat de mens moet terugkeren, over de grote zee. 208. Het eeuwige leven is kennis, die tot touw wordt en vandaaruit naar beneden stroomt. 209. Zoek de dingen die boven zijn, en de hemelse prisma. 210. De nieuwe (diepe) mens is die prisma. 211. Deze prisma is in de diepte van de woestijn, in het diepste van de nacht, waar alle realiteiten ombuigen en in elkaar overvloeien. Het is als de

nachtelijke woestijnzee. het zomaar te negeren. We moeten er dwars doorheen om het te herzien. 212. Ahn had wel meerdere vrouwen. Ahn was de geestelijke strijder. Het mocht dus niet letterlijk genomen worden. En zijn vrouwen waren beelden van de valkyries, oftewel de voorschriften van de offerdienst, een andere Hebreeuwse benaming voor het boek Leviticus. 213. Saul betekent in het Hebreeuws de leegte, de raadpleger van een orakel. Hiertoe kwam Ahn in contact met Saul. 214. Zonder de leegte ingaan, is het onmogelijk om daadwerkelijk te toetsen. Dit is ook wat de naam Saul betekent in het Hebreeuws, en zo ook de latere Saul, Paulus. 215. Wie nog door de mens gezien wil worden komt nooit tot ware openbaring, maar zal misleid worden in zijn eerzucht. 216. Saul, de leegte, dreef Ahn tot wanhoop en tot de wildernis, waar Ahn naartoe moest vluchten, want Saul, de leegte, zocht zijn lagere natuur te doden. 217. Symbolisch gezien krijgt Saul daardoor een positiever beeld, wat ook weer terugkomt in de islam, waarin Saul (Talut, Arabisch) de ark terugbracht, een toetser was en begaafd was met grote kennis. 218. Het verhaal is zowel negatief als positief uit te leggen. En dat is ook de rijkdom ervan. 219. Theologie kan in dat opzicht dus niet zonder de taalkunde. Theologie zonder taalkunde kan al snel kortzichtig en zo bedriegelijk worden. 220. Vandaar dat er een brug moet komen tussen deze twee zijden, opdat er weer verzoening en vrede kan komen op aarde. Het zit te diep in de mens om 560 221. Wij hoeven dat niet te doen vanuit de stad en de kerk, maar wij moeten net als Ahn tot de wildernis gaan, waar een beschutting voor ons is. 222. Als Filippi wordt de mens dan op het beest geheven. 223. In de woestijn groeit niet veel, maar wat er groeit is als het druppelen van de hemel. We hebben niet veel nodig. Als we teveel nemen groeien we vast, zoals dat in de stad gebeurt. Vandaar dat de onderdrukking door Saul ons tot de woestijn trekt, en dit is voor onze bescherming en ons behoud. 224. De speer van Saul is dualistisch. Het is de verdiepende speer van de oorlogsvrouw. 225. Bilha rijdt op het beest in de amazone mythologie, als de poort van wedergeboorte en het teken van oordeel. Dit is een groot geheimenis. De oorlogsvrouw toont de grotschilderingen. 226. In de dieptes van de wildernis woont zij, om hen die door hun lijden tot haar zijn gekomen te onderwijzen. 227. De narcis groeit uit de put. Het maakt een brug over de zee. Gele bloemen groeien langs de kant van de stad, als een stadsmuur. Iedereen die daar gaat wordt verward. Zij vallen in slaap en dromen vreemde dromen. Geen leger komt door de gele bloemenhaag. Allen zullen zij slapen. 228. Het houdt in dat de mens het gele geheimenis moet leren kennen, de zijdes van de prisma, om over de grote zee heen te komen. Het groeit als een narcis over de zee, wat ook weer in verbinding staat met de bloemenzeeën waarin de heiligen elkaar met verhalen versieren. 229. Zij leerde me de geheimen van de bossen en de

wildernissen, Wij moeten onderwezen worden in het gele. 230. De mens kan niet ontwikkelen, kan niet voortplanten, als hij de golfbewegingen van de natuur niet onderkent. Het is dus de overlevingsdrang. 231. Zij kent de leerregels van de eeuwigheid. Zij genas mijn hart en mijn herinneringen, Zij leerde mij de kennis, Zij leerde mij lezen en vele talen, Zij leerde mij schrijven en de schoonste kunsten, Zij leerde mij strijden 232. In haar heb ik alles gezien, Over het ravijn bracht zij mij, Tot de dieptes van een woud, Waar het altijd regent, Altijd tropisch is 233. Nu maak ik mijn tochten in een boot, over de rivieren waarin langs de kanten de gele bloemen groeien. Zij houden mij dromerig, zij houden mij in slaap, in diepe slaap. Zij geven mij melk te drinken 234. De gele bloemen vertellen verhalen, verhalen wonderschoon. En zij leiden tot een wonderlijke tuin, een lusthof. 235. Het gele laat meerdere kanten zien, en de mens zweeft tussen herinnering en vergetelheid, en tussen openbaring en het geheim. De mens keert weer terug tot de baarmoeder en tot de ontkenningsfase : 'ik ben er nooit geweest.' 236. En zoveel monikken met kappen volgen haar, met langzame pas door de bloemenvelden. Deze bloemen worden wit in de nacht. 237. De vallei van gele bloemen is een pad tot de onderwereld 561 238. Als kind kun je er gewoon geen grip op krijgen. Het is allemaal nog niet rijp. De tijd zal het leren. Alles heeft tijd nodig. We kunnen de natuur niet forceren. 239. Ik zag haar staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Alles begon te draaien. 240. Het hoe en waarom van de jacht interesseerde mij. Het was een grotschildering. 241. Het was een drang die ik niet kon tegenhouden. Mijn obsessie met indianen werd zo sterk. Ik moest en zou het geheim ontrafelen. 242. Ik kon mezelf er niet van losmaken. 243. Zowel de blanke als de indiaan waren vertrokken, naar hun eigen stukje natuur. 244. Aan de andere kant van de afgrond kwam ik aan. Ik was trots op mezelf dat ik het had gered. Waar was ik nu ? Dood of levend ? Een vrouw droeg een kruik, de laatste jacht. 245. Ik staarde naar de grotschildering. Ze had het zelf geschilderd. Ze had een prachtige uitleg gegeven. Ik had bewondering voor haar. 246. De jacht wordt uitgelegd als iets metaforisch, namelijk het overwinnen, begrijpen, verwerken van het ego. In die zin is het dus de vruchtbaarheid van de natuur. Dan is de mens gekomen tot de laatste jacht. Het is de oorlogsvrouw, of jachtsvrouw, de kennis, die op de mens jaagt, en de mens heeft het niet begrepen. De mens moet terug tot haar baarmoeder. Alles wat zij wil is wedergeboorte geven, en wederopvoeding. 247. Het gele geheimenis is dus belangrijk voor een grotere context, als het zand van de zee, het strand.

Wij zijn op strand en zand. 248. Een plant met gele bloemen, over die brug kwam ik hier. 249. Het gele geheimenis gaat dus diep. 250. Diep kijk ik in haar ogen en zie hetzelfde. Ik heb het gevoel dat ik in cirkels draai. Hetzelfde is mij al eens eerder overkomen. 251. Het gele geheimenis is dus niet onbekend met wanhoop. Maar dat moet tot een grotere overgave tot de kennis leiden. 252. Het is vloed en het is oorlog. Maar daarna zal de vloed gaan liggen en brengt het rust. 253. De struiken namen bezit van me, alsof rivieren me overstroomden. Ik was in een droom. Ik bevond mijzelf in een wilde zee, totdat ik aanspoelde op een strand. Iemand kwam tot mij, en hielp mij op de been. Toen bracht zij mij naar haar huis. Ze glimlachte. Ik staarde naar haar. Ik kon niet denken. Alles stond stil. 254. Ik draai en woel in mijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 255. Iedereen zonk weg in de witte golven, en vele schepen vergingen. Ik klom door, hoger de stad in. Ik durfde niet achterom te kijken. Ik hoorde gekrijs, en mensen riepen : Stop. Maar ik liep door. 256. Alles loopt over in de wildernis in de diepte van de witte stad. Het is een schuimende zee, wild golvend. Ik kijk erna, en het is alsof ik in een coma ben. Niemand kan mij horen. Niemand kan mij verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Ik zink weg in de witte zee. Wij zijn aan ons lot overgeleverd. 562 257. We krijgen misschien heimwee naar de vleespotten van waar we vandaan kwamen, maar we moeten blijven doorzetten. Teruggaan is geen optie en dat kan ook niet. Die tijd is geweest en komt nooit meer terug. Het kan alleen nog verdiept worden, maar daar hebben we een grotere context voor nodig. 258. Het gele zal door de leerregels van de natuur in ons oprijzen. Het gaat over hoe onnavolgbaar het gele is. Het zijn orakels die hun bruggen beveiligen met raadsels. Daarom fluisteren ze. Het is een geheime sleutel wat de mens eerst verscheurd en dan weer opbouwt. Het is de vlinder van een trauma. Hoe dieper we gaan, hoe hoger we gaan. Iemand die nooit iets meemaakt komt dus ook nergens. 259. Ze hebben gestoken, En nu is alles zacht als honing. 260. Bij daglicht was ik een golf in de zee Totdat ook de honing mij vindt. Honing op mijn gezicht. 261. Heb je de golven naar beneden gezien ? Dan kun je ook de golven naar boven zien. Ben je op de bodem van de waterval geweest waar alles kapotkletst op de rotsen ? Dan zul je ook omhoog kunnen gaan over de waterval, tot de rivier. 262. De wesp zal blijven steken, totdat de herinnering open is, totdat de herinnering op de juiste plaats is, totdat het is begrepen 263. Efeze rust ons toe in de strijd tegen het ego. Het is de speer van de oorlogsvrouw, van de baarmoeder, en alleen zij kan de speer hanteren. Het is iets metaforisch. De speer brengt tot heilige

gevangenis, zoals in Filippenzen, waarin de mens leert over het geheim, om zo te komen tot openbaring, het Woord, waar de mens leert over het belang van de restricties. 264. Deze speer wordt er op ons afgeworpen, en deze speer is er om ons te testen en ons los te maken van het ego. 265. Waarmee ben je bewapend ? Met de stad of met de natuur. 266. Zijn wij de enige overlevenden ? 267. Welke wapens grijp je ? 268. Je moet dan weer heel voorzichtig zijn en eerst terug gaan naar de natuurbron, zodat je geen losgeslagen strijd voert, want dan is die al verloren. 269. Het komt neer op grotschilderingen. De natuurkennis gaat veel over de grotschilderingen van de natuur. 563

DE HERMITATIE 564

VUCH 1. De verovering van Orion 1. Er mag teruggekeerd worden tot het paradijs door de hemelse slaap. Slaap en zaad zijn nauwverbonden met elkaar als de scheppingskracht. 2. De slaap is het paradijs, de melkgevende tepel. 3. Maar als gij u overgeeft aan schandelijke geestelijke handel dan zult u niets anders dan slaven zijn van deze vorst, en bent gij gedoemd tot het voeren van oorlog in zijn arena's. 4. Laat u daarom opgevoed worden in hemelse oorlogsvoering. 5. Zalig zijn zij die twijfelen, maar niet hen die in overmoed vertrouwen. 6. Sieraden zijn wapenen. Zij zijn de hemelse Vreze. Het is de hemelse afzondering, dwars tegen alles in. 7. Wanneer gij gehoorzaam zijt, dan krijgt gij hogere wapens, andere soorten van sieraden, als hemelse sieraden. 8. Het lijkt wel alsof alles tegen hetgeen gij geleerd hebt ingaat, alsof alles een keerzijde heeft. 9. Gij werd gedreven tot diepe hopeloosheid waarin er plaats gemaakt moest worden voor de bitterheid van de ziel. Eigenlijk is dat ook wel heel logisch. 10. De hemelse roep was al geruime tijd om terug te keren tot de verbrokenheid. Dit vraagstuk is moeilijk te begrijpen. Al met al is dit een mysterie. 11. De diepere ziel is de bitterheid van de ziel die terugleidt naar het paradijs. De eeuwige ziel is de heilige honger. 12. Gij moet leren leven met de kleinste hoeveelheden. Geesten van rijkdom en materialisme staan overal op de loer om u tot een slaaf te maken. 13. Het zaad heeft hemelse ogen geopend. Het is oorlogs-openbaring. Hier vindt gij de twistzieke vrouw. 14. Geboorte is een idool die u afleidt van uw eeuwige natuur. Gij moet terugkeren tot de rivier van openbaring, tot de eeuwige kennis. 565 15. Onderhoud de dag van de hemelse oorlog. Diep binnenin is daar de herinnering, het roepen van de kinderen. 16. Gij moet uw geheugen offeren, om zo vrij te blijven van de valse machten. Ook in het paradijs zelf hebt gij deze strijd te voeren. 17. Kent gij al de gevaren die op de loer liggen ? De strijd is tegen de valse machten van het geheugen. 18. Dezen moeten geofferd worden. Gij moet bidden en smeken om tot de duistere stilte geleid te worden. 19. De bruid is donker van huid, als de tenten van Kedar. Dit zijn de tenten van de duisternis. 20. De Onderwereld en de Vernietiger staan naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van de hemel. 21. Het is beter jezelf toe te wijden, af te zonderen, dan dat je de samenkomst de vernietiging in helpt. 22. Omdat overmoed nog steeds een erg gevaarlijke macht kan zijn in deze gebieden, is het komen tot de hemelse stomheid belangrijk. 23. Zo kan alleen de hemel uw mond openen. Het offeren van het geheugen geeft openbarende dromen. 24. Door de hemelse slaap wordt gij door het zaad veranderd. Gij hebt ongehoorzaamheid overwonnen door de leegte en de stilte. 25. De grote waterdiepten zijn de hemelse afgrond. Beloch is de matriarch die Orion veroverd heeft. Zij troont in Belim. 26. Gij moet van het letterlijke komen tot het symbolische. Laat een ieder waken over dit boek, en komen tot de dieptes van dit boek, tot verdere overwinning. 27. Zalig zijn zij die dit boek begrijpen, en vervloekt zijn zij die dit boek verachten. 28. Als gij de ongehoorzaamheid hebt verslagen, kunt gij komen tot de bloedrelaties, dieper in de paradijselijke afgronden. 29. Dit zijn de hooggeorganiseerde bloedrelaties binnen de stammen. 30. Vaak is het niet eens zo dat de vijand tegen u strijd, maar de hemel zelf. 31. Wel is het zo dat de hemel soms de vijanden als voorwerpen gebruikt. 32. Alles gaat om het vaststellen van prijs en loon, als een meetinstrument. Oproep om nomadisch te zijn

33. Ren de wildernis in. Leg al je kleren en wapenrustingen af, en duik in het water van de wildernis. 34. Zwem rivieren over, en kom tot de dieptes van de wildernis. Blijf niet staan. 35. Ook als je een tent ergens hebt opgezet, wees nomadisch, zet de tocht na een tijdje weer verder, want ze zijn op jacht. 36. De mensheid was geworpen in de rivier van de kinderverslindende god. 37. Hebzucht is een droom van macht, maar al zijn wegen leiden tot de dood. Ook dit is slechts ijdelheid. 38. Waarom zou je je tijd verdoen met jagen, terwijl je kunt leren ? 39. Waarom zou je je tijd verdoen met oorlog voeren, terwijl je meer inzicht kunt krijgen ? 40. Verdoe je tijd niet met slapen. Er is een tijd om te vluchten, en om wijzer te worden. 41. Er is een tijd om kennis te vergaren. Dan worden alle wapens afgelegd. 42. Als je dat niet doet, zullen je wapens je verslinden. 43. U kan niet van ze winnen, want het zijn hallucinaties. Het zijn illusies om u af te leiden. Het probleem is iets anders. Gij moet er doorheen prikken. 2. De eeuwige pijlen 1. Men gaf niet meer om de eerlijke beloning, maar om de misleidende gave. De onverdiende gave is een gif dat misleidt, illusies geeft, en leidt naar de vernietiging. 2. Sterkte is niet zomaar kracht. Neen. Sterkte is alertheid, dus een hogere vorm van gevoeligheid. 3. Goed en kwaad moeten hergedefinieerd worden, in een grotere context geplaatst worden. Dit zijn oorlogs-mysteries. 4. Juist in de nacht manifesteert Zij zich door dit proces. 5. In diepte komt dit erop neer dat gij in angst wegvlucht van het beeld wat gij van de Moeder hebt gemaakt, vanwege de verschrikkelijke terreur. 566 6. Hier zult gij in de diepte de kleinste kennis vinden. 7. Kennis zal alleen gevonden worden in fragmenten. 8. In de rivier van stilte wordt deze contradictie teruggevonden. 9. Zo zullen alle herinneringen in het vuur zijn tot sieraden. 10. Gif te transformeren tot medicijn is een aparte kunst in het oorlogsvoeren. Zo kunt gij een oorlogs-schild vervaardigen. 11. Hier zit een raadsel in verborgen, namelijk dat zij weten dat het verleden begrepen zal worden, en dat door andere combinaties van het verleden, binnen het verleden, 12. dit de toekomst zal zijn, dus eigenlijk is er helemaal geen toekomst, maar alleen het veranderen van het verleden. Alles is dus al gebeurd. 13. Alles staat of valt dus door dosering en samenhang. Alles zal onderhevig zijn aan terugvertaling en door-vertaling, zodat de betekenissen zullen veranderen. 14. Dit gebeurt allemaal in het verleden. 15. Dit is dus de contradictie tussen nachtmerries en dromen. Je moet hierin de patronen zien te ontdekken, want het zijn je pijlen in de eeuwigheid. 16. Je pijlen zullen niet diep doordringen, wanneer zij geen nachtmerries bevatten, wanneer zij niet eerst heel diep in jezelf zijn gegaan. 17. Het koningschap in u moet sterven, doorboort worden. 18. Dit is de ware opstanding, de opstanding in de naakte wildernis. Zij leven in leegte en duisternis. 19. In de Saramse mythologie bracht niet Noach de zondvloed, maar Ham. Dit was de zaadlozing van Ham. 20. Op de dag des oordeels zal iedere vrouw haar zuigeling vergeten. 21. De oorlog is het symbool van tijd, van de afwisseling van de seizoenen. Als gij dingen tot een goed einde wilt brengen : Geef aandacht aan het begin.

Geen vergeving, maar loon 22. De man moet niet zomaar rivieren oversteken, maar de hemel ontmoeten. De Moeder is een innerlijke dynamiek die niet teveel buiten het zelf gezocht mag worden. 23. Vandaar dat de opgegroeide opnieuw gebroken moet worden en doorboort opdat de nadruk niet op de buitenwereld wordt gelegd. 24. Dit is een grote oorlog, een duistere afgrond. 25. Zij heeft giftige pijlen om Haar vijanden te verlammen met vrees. Zij trekt hen tot de rivieren van de dood. In duistere rivieren rijst Zij op met het bloed van de vijand. 26. Haar Naam is eeuwig. Wanneer Zij schiet, mist Zij niet. Haar pijlen zijn bloeddorstig in de nacht. Zij rusten niet. 27. Haar pijlen zijn giftig. Illusies zijn zij, om de vijand te misleiden. Vol bedrog zijn Haar pijlen. 28. Leugens spreken Zij. Niemand kan Haar volgen, niemand kan Haar woonplaats vinden. Zij allen gaan ten onder door Haar pijlen. 29. Zij raken verward, en het licht ontvoert hen, opdat zij de duisternis niet zullen vinden. Een groot krijgsmeesteres is Zij. 30. Haar ogen doen sloten vallen. Met Haar lippen maakt Zij knopen. Zij is de Allerhoogste. 31. Zij geeft hen allen te drinken, opdat zij Haar niet zullen vinden. De beker vormt illusies op hun ogen en harten om hen te verwarren. 32. De Hemelse Leugen richt een grote slachting aan. Een groot bedrieger is gekomen. Waakt dan in dit uur, opdat gij geen deel hebt aan valse werken. 33. In Haar grot slijpt Zij Haar wapens. Zij brengt visioenen tot hen die Haar wapens eren. Zij leert hen de krijg. Zij is de Grote Jaagster en Slager. 34. Grote bloeddorst heeft Zij. Denkt daarom niet te hoog over uzelf, want u mocht eens door uzelf misleid worden. 567 35. En omdat Zij moeilijk is begonnen mensen hun makkelijke goden te maken. En het bedrog is groot. 36. Maar voor Haar kinderen : Verworpenheid is hun boog, en depressie is hun pijl. 37. Hebt gij dan niet gelezen in het boek 'De Grote Misleiding' van de Vur dat de oorlog niet materieel is maar in de gewesten van de ziel ? 38. Neem genoegen met de omstandigheden waarin u uzelf bevindt. De vijand zal geen baat hebben bij zijn rijkdom en hetgeen hij verdient. 39. Zeg tegen de vijand : Ik dien niet wie jullie dienen. Jullie dienen niet wie ik dien. 40. Ik zal wie jullie dienen niet dienen. Voor jullie is jullie loon, en voor mij is mijn loon. 41. Zij raakt het letterlijke niet aan. Zij is de weefster van het paradijs. Zij weefde het paradijs als in een mysterie. 42. In de dieptes van de wildernis woont zij, om dapperen te onderwijzen, zij die door hun lijden tot haar zijn gekomen. 43. Zij draagt de stok van de hemel. Het geweten temt zij. Zij is de Wraak van de hemel. 44. En zij schenkt visioenen door zalf vanuit haar borsten. 45. En tot de gehoorzamen : Gij zult worstelen met Haar. Zo zult gij uw zielen behouden. En gij zult het zoete vinden. 46. De mens denkt dat hij niets nodig heeft. Gehoorzaam hem niet, maar werp uzelf neder en kom dichtbij. 47. Overmoed leidt tot de dood. Door overmoed wordt openbaring gemist. 48. Een openbaring kan vast zijn, of afhankelijk aan bepaalde factoren, herroepelijk of onherroepelijk. 49. Het gaat niet om vervulling, maar 'het moet de vijand aanvallen.' 50. Het moet opbouwend zijn in hemelsheid. Het moet strategisch verantwoord en functioneel zijn op de lange termijn.

51. Er is geen vergeving, maar loon. Er wordt bevolen het offer volkomen te laten zijn, in de zin dat niets van de vijand achtergehouden mag worden. 52. Aan deze paal hangt geen plaatsvervanger, maar uw eigen vijandigheid. 11. Wat zoekt gij, oh mens, naar een verlosser ? Bent gij niet zelf uw verlosser ? 12. Gij zijt verdwaasd door uw eigen trotse overleggingen, Gij bent in uw eigen netten verstrikt. 13. De dwaas zegt in zijn hart : Er is geen hemel waarvoor ik zou buigen. Ook kent gij uw eigen zonde niet. 3. Een verbrokene en verbrijzelde veracht Gij niet 1. Het volk is het offer zelf. Vergeet het buitenste. In het verborgene moet er geofferd worden. Dit is het pad van bloed tot de hemel. 2. De cirkels moeten doorbroken worden. 3. Al deze beesten zijn slechts symbolen van de dwaalleer en de ongehoorzaamheid van het volk zelf. 4. De hemel zit achter de verbroken jonge man die diep weent om zijn zonde. 5. Zalig is hij die terugkeert tot de hemel in grote vreze en beven. 6. Een verbroken en verbrijzelde ziel veracht de hemel niet. 7. Nu, hebt gij het trotse beest gezien ? Vertraagt uw trots. 8. Drijf het tot stilstand in de zee van ijs. Doe uw werk. 9. Vinden zullen zij hem, en hem tot de hemelse zee van ijs drijven, Waar alle trots tot stilstand komt. 10. Wat zoekt gij, mens, naar een offer ? Bent gij niet zelf het offer ? 568 14. Oh mens, laat toch af van uzelf, gij strijdt een verloren strijd, Hoe vaak moet de hemel het u uitleggen ? 15. Nu komen de dwazen met vele verontschuldigingen, Maar geen van hen allen brengen gewicht op de schaal, 16. Zijn zij niet allen veren losgeslagen door de wind ? De dwaas heeft vele verontschuldigingen 17. De dwaas heeft vele verontschuldigingen in zijn hart, Maar vertelt de waarheid niet, 18. De dwaas heeft veel te verbergen. 19. Zij dromen van groot bezit en grote heerschappij, 20. Zij dromen van grote getallen dienstknechten en dienstmaagden, Zij zitten op een gouden troon. 21. Zij gokken voor geluk, Zij bezoeken de hoeren in de nacht, En gaan door het leven in groot lawaai, De stemmen verdrinkende in drank 22. Zij hebben het hoogste woord, Zij spreken in wartaal, verstrikt in hun eigen netten,

23. Hun woorden zijn kaal en trots, Hoogmoedig zijn hun rijtuigen en paarden, en hun uniformen 4. Water zal bloed worden 24. Zij zoeken altijd naar een offer, Altijd naar een vijand en een verlosser, 25. Zij zijn op jacht naar een zondebok, Zij slapen niet. 26. De dwaas slaapt nooit, Hij is altijd op, en altijd op zoek naar een ander, 27. Altijd wil hij vlees, nooit is hij verzadigd, In andermans ellende verheugt hij zich. 28. Oh, die dwazen, die zonen van het wilde beest, Oh, gij die altijd op zoek bent naar een minnaar, 29. U bent uw eigen minnaar, Gij zult wegzinken in de zee van ijs. 30. Briesend is hij op jacht naar de gevallenen, Ziedend is hij op zoek naar zondaren, 31. Naar een offer, een vijand en een verlosser, Nee, een minnaar kent hij niet, Aan stukken zal hij u verscheuren. 32. Op wie jaagt gij ? Tegen wie voert gij strijd ? 33. Tegen wie hebt gij een verbond gesloten ? 34. Tegen wie hebt gij uw boog gespannen ? 35. Een pijl gedoopt in gif, als een woord op uw mond. 36. Nu is het beest omsingeld, maar zij zijn tegen u. 37. U heeft een verbond met hen gesloten, maar het verbond was een leugen. 38. Daarom zijn speren en pijlen op u gericht. 39. Zij snijden een touw door, maar u binden zij. 40. Tegen wie strijdt gij ? Tegen wie heeft u de hand opgeheven ? 41. Tegen wie heeft u uw speer opgeheven ? 569 1. Zij rekenen niet met u. Wie met hen strijdt strijdt tegen hen. 2. Zij kennen u niet. Onder de voet zal u gelopen worden. 3. De ijstijden zullen zeker komen, want er is vals vuur. 4. En wanneer de nacht komt hebt gij de hemel nodig, om de kusten van nieuwe morgens te bereiken, 5. Ja, gij hebt Haar nodig om door wateren te gaan. 6. Bent gij ontwaakt uit de baarmoeder van ijs ? 7. Na berouw is er verlossing. Zij zegt : Dit is mijn zoon, degene die mijn baarmoeder heeft geopend. 8. Met hem ben ik verzadigd. 9. En hij zegt : Ik heb u gezocht en ben tot u gekomen. Ik heb uw baarmoeder geopend. 10. Oh, komt nader, zoon. Zij komt van een lange tocht en heeft overwonnen. 11. Hij werd geboren in de nacht, en hij werd genomen tot de troon van Amalek. 12. Het is geheel metaforisch dat gij uzelf moet onderwerpen aan wat goede principes. 13. En gij moet uiteindelijk zelf deze principes worden, zodat u het niet projecteert op iemand anders. 14. De ergste vijand is de valse vrijheid, de ongebondenheid. 15. De hemel is het ijs waarin men sterft. 16. Herhaal alles wat gij doet, opdat gij het pad vindt. 17. Het water zal bloed worden. 18. In de slachtplaats is de overwinning over de vijand. 19. Hij vlucht tot het water waarin hij verdrinkt.

20. Alleen een zware hemelse gebondenheid kan succesvol opereren tegen de zware gebondenheden. 21. Ieder mens moet aan zichzelf sterven om een ontmoeting en confrontatie te hebben met het touw. 22. Het gaat niet om het letterlijke, maar dat wat erachter zit als boodschap. 23. Vanwege deze metafoor van de oorlog bestaat de oorlog dus niet letterlijk en is het niet echt, 24. maar een overdracht van informatie, van het leren. Door gebrek aan kennis verstaan zij niet 25. In diepte bent gij dus helemaal geen strijder. Daar bent gij te zwak voor. 26. De ware oorlog is dus de hemelse gebondenheid die een verbondenheid is met de waarheid. 27. Dit is geen vage gebondenheid waar je niet voor hoeft te leren. 28. De dood is een metafoor, iets wat vooraf gaat aan de geboorte. 29. Blijf ver weg van de verbieders en de ontkenners. 30. Zonder het zelf te worden kom je nooit in de buurt van de hemel. 31. Door hun gebrek aan kennis zullen zij alles verkeerd verstaan. 32. Gij bent moe, en gij hebt een schip nodig om niet voor eeuwig weg te zinken in de golven. 33. De hemel is duisternis. Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet. 34. De wereld heeft alles vermannelijkt, en daarom is er grote oorlog op aarde. 35. En wanneer alles wordt vermannelijkt, wordt ook alles verletterlijkt en verdicht. 36. En zo zal het regenen op die dag wanneer de hemel wederkomt, wanneer de hemel zal opnemen allen die de hemelse tranen dragen. 37. En de hemel zal hen opnemen in grote storm en bliksem. 38. En de zee van uw tranen zal de tranenlozen 570 overweldigen. Al hun hoge torens zullen voor hun ogen afbrokkelen. 39. En de tranen zullen hen verslinden. 40. En de hemelsen komen op de zee van haar tranen in vervoering, 41. verafschuwd door de mensheid en onbegrepen door de mensheid. 42. En het schuim op de golven van haar tranen zal de heiligen leiden tot hemelse eilanden. 43. Het vermindert, totdat het vermengt. Het is het hemelse zaad. 44. Zij die vermeerdering zien als de maatstaf en niet de vermindering zullen Haar nooit vinden. 45. Zij draait altijd van mij weg, omdat ik moet minderen. 46. Een droom, een golf, en dan is het weg. 47. Het schuim op de golven brengt me in vervoering, maar waar ga ik naartoe ? 48. En dan vaagt Zij weer weg, en ik daal af in de nacht van tranen. 49. De dagen zijn maar echo's geweest van een dieper verleden. 50. Het schip verging ergens midden onderweg en nu zijn we hier, 51. Op dit eiland begonnen we een nieuw leven, 52. Een strand van het verleden waar golven aankomen die ons zicht verdiepen. 53. Ik wacht op Haar, Zij die mijn wildernis is. 5. Het water is niet te stoppen 1. Het overweldigde mij als de zee van tranen, Maar bracht mij hier. 2. Mijn boot strandde, en dit strand is mijn verdere leven,

3. De wildernis in, om Haar te ontdekken. 4. De hemel droomt, De watervallen, rivieren en zeeën stromen uit haar lichaam, Zij brengt de genezing der volkeren. 5. De hemel heeft alles gedroomd, En de mens heeft het niet bevat. 6. Zij heeft alles gedroomd, En Zij brengt dromen tot de mens, Om de mens tot Haar te leiden. 7. Zij die haar zien worden ziek, Nee, niemand zal haar zien en leven. 8. Niemand ziet haar en predikt dan, 9. Want zij is als de fragmenten van een ondoorgrondelijke nachtmerrie. 10. Je moet je onthechten van de massa en de natuur leren kennen. 11. De dwazen willen alles, maar begrijpen niet hoe ze het moeten gebruiken. 12. De massa's brengen misleiding, en daarom moet de mens de massa's ontwijken en met minder genoegen nemen, om aan de misleiding te ontkomen. 13. Gebrek is belangrijk, ook gebrek aan woorden. Niet alles hoeft wezenlijk te bestaan. 14. De natuur heeft ook ruimte voor het niet wezenlijke, en omvat dit ook, omdat het metaforisch doel heeft, de beeldspraak. 15. Ik ken het medicijn, ik neem er niet teveel van, maar varkens rijten alles stuk. 16. Ik ken een bergpad wat leidt tot haar hart, Het is smal en kronkelig, en bloederig tot in diepste duisternis, 17. En dan nog heeft zij niet genoeg. Oorlogshemel die zij verdraaiden, maar het zwijn is grenzeloos woest voordat het valt. 571 18. Waakzaam is zij, Ze rijdt op het beest, En ze wurgt de wachter in de nacht. 19. Ik zag haar van ver en werd door terreur geslagen, Een worsteling met de dood 20. Niemand kent haar en zij kunnen het water niet stoppen. 21. Plotseling staat zij voor hen, en hun hemelen zijn water. 22. De wachter slaat zij, Niemand anders kon het doen. 23. Dan breken de hemelen open. 24. Er is niemand meer die haar nog ziet, Alleen haar vogel vliegt nog. 25. Het trauma slaat hard telkens weer, hen trekkende uit de zeeën van bloed. 26. Is het begin van de schepping geen nachtmerrie op zich ? 27. Jonge wilde, Trekt uit de stad, blijf niet in haar, want de hemel zal haar verdelgen. 28. Er is een vreemd volk gekomen. Blijft niet in de stad, opdat u niet met haar verwoest worde. 29. In de wildernis werd gij geslagen, opdat gij het woord zou horen. 30. Keert niet terug tot de stad. Keert niet terug tot uw steden, want zij zullen op één dag vernietigd worden. 31. Gij zult achterom kijken en gij zult hen zien branden.

32. Als een overweldigende zee is zij. Wie kan er tegen haar golven op ? 33. De mens moet alle stadse klederen uitdoen om tot de hemelse naaktheid te komen. 34. Kan de mens dit mysterie begrijpen ? 35. Waarom is dit voor de mens zo moeilijk te begrijpen en wil de mens dit eigenlijk niet begrijpen ? 36. Dat komt omdat door de ontbrekende schakels de mens vastzit in een vals bewustzijn, deels onderbewustzijn, in de schemerzone. Het aardse zal vergaan 37. De mens komt er niet klaar mee, wil altijd maar weer protsen, belangrijk lopen doen, laten zien dat hij al zijn zaakjes in orde heeft. 38. Maar deze mens is slechts de lagere mens, slechts een onderdeel van de mens, want de mens heeft ook een hoger deel. 39. Dit hogere deel moet ontwaken. 40. Het hogere deel rust in een diepe slaap. 41. De hogere mens is kapot geslagen door de lagere mens, verscheurd. 42. Dat gebeurt op het hongerpad, dat alle dromen ruw worden verstoord, omdat de mens dieper moet, weg uit de valse, oppervlakkige realiteit. 43. Een man een man, een droom een droom. 44. Hij was een dromer, en gaf niet om het aardse. 45. Telkens maar weer moest hij voor de droom kiezen, en niet voor het aardse, en zo kon hij uiteindelijk zijn droomwereld bouwen. 46. Het aardse zal toch allemaal vergaan. En de droom zal hoger worden, steeds hoger, en alle dromers meenemen. 47. De hogere mens zal volharden. De lagere mens zal altijd weer afvallen. 48. Ze proberen het misschien, maar geven dan weer snel op, worden snel afgeleid tot verrassingen, omkoperijen enzovoorts. 49. Als ze het woord hongerpad horen dan steken ze lui hun tong uit van apathie. 50. Daar hebben ze geen zin in. Ze leven voor het plezier, voor het comfort. 51. Met hen daarover te discussiëren heeft geen zin. Ze zullen altijd weer 572 aankomen zetten met dezelfde drogredenen. 52. Daarom is het zaak voor de hogere mens het pad van de eenling op te gaan en zich niet bezig te houden met zieltjes winnen en kerkgroei statistieken. 53. Dat is voor zakenmensen. De eenling is geen zakenmens. 6. Niet door mensen bepaald 1. De daadwerkelijke wedergeboorte is alleen bestemd voor de uitverkorenen, oftewel de enkelingen, de eenlingen, die zich totaal van de zondige wereld hebben afgezonderd, niet aanpappen met de stad. 2. Dat is het teken van de uitverkorenheid. De uitverkorenheid staat dus voor een heel stelsel aan natuurlijke voorwaarden waaraan de mens moet voldoen alvorens wedergeboren te kunnen worden. Omdat mensen dit niet kunnen duiden en dingen over het hoofd zien mag dit nooit menselijk bepaald worden. 3. Het wordt dus enigszins wazig gehouden. 4. Het is als een product wat aan allerlei voorwaarden moet voldoen voordat het op de markt kan komen, en wat die voorwaarden precies in detail zijn is een beetje giswerk. 5. Toch moet de mens hierin niet opgeven en bij de pakken gaan neerzitten, want de mens mocht eens uitverkoren zijn. 6. Er is een weg om dit uit te dokteren, en de uitverkorene zou dit vanzelf van zichzelf weten, alhoewel er ook een valse uitverkorenheid is die de mens waant. 7. In dit boek wordt de weg, het touw, getoond. Het is een zeer dualistisch werk, niet voor een gat te

vangen. 8. Al met al heeft de ware uitverkorenheid veel meer te maken met het gaan tot de diepere natuurschool. 9. Er is alleen uitverkorenheid in het gaan tot de hogere kennis, iets wat nooit door spijbelaars gevonden kan worden, en wat gewoon een metaforische natuurwet is. 10. Per slot van reden gaat het om het droom-leven van de mens, de manier waarop de mens de dingen ervaart. De mens kan aan alles hogere definities geven, hogere waarden. 11. De mens leeft nog steeds in het paradijs, maar hij vecht tegen de illusie van de stad, als een monster wat in zijn hart leeft. Ook dit heeft een doel. Dit is allemaal slechts het vormen van de mens in de baarmoeder. De mens is in die zin nog nooit echt geboren geworden. 12. Het zijn allemaal baarmoeder-ervaringen. 13. Toen de wilde mens in de wildernis was werd hij meegenomen door piraten. Hij werd uit de warme baarmoeder getrokken 14. Alles leeft voort. De mens moet daarom terug keren tot school, om alle lessen te leren die nodig zijn. Het ontwaken is moeilijk. Vaak ontwaakt de mens om dan later te ontdekken dat de mens nog steeds in slaap is, dromende dat hij ontwaakt. De mens kan hier moedeloos van worden. 15. En dan slaat de disoriëntatie en de verwarring toe. 16. Als de stad de mens weggrijpt uit het paradijs, dan is dat juist een nog groter geheim van het paradijs. 17. Dit zijn niet alleen dromen, maar meer nog nachtmerries. De eeuwige leegte 18. De bitterheid die de huidige wereld op het volk legt door de lasten te verzwaren is om hen in bedwang te houden, als een beeld hoe de hemelse gebondenheid door pijn de mens in bedwang houdt. Een andere manier waarop de hemelse gebondenheid dat doet is door de hemelse vreze. 19. Al deze elementen van het touw, deze karaktereigenschappen, leiden tot de heilige leegte, de eeuwige honger, waarin alle rebellie sterft, en waarin het touw geboren wordt, vanuit oprijst. De mens kan dit niet bevatten. De mens zal altijd excuses proberen te maken om aan die eeuwige leegte te ontkomen. 20. Soms is het belangrijk terug te keren tot de gegeven bron en die bron te herzien, om niet in oude fouten te vervallen. Hierin moet een balans aangelegd worden tussen het dynamische principe van de bron en de personificatie ervan. De kennis personificeert zichzelf in een hogere graad, in de climax, maar zal altijd weer wederkeren tot het originele principe waarvoor het staat, om zichzelf te zuiveren en zuiver te houden. 21. In deze personificatie is het van belang de balans te houden tussen de nieuwe, zuivere taal, en de oude taal, zodat er nog wel feedback wordt gegeven aan de oude orde en die zich eraan kan hervormen. In die zin is de oude orde het slot en de sleutel. 22. De rotzooi moet gerecycled worden in plaats van afgedekt, anders gaat het een keer ontploffen. 23. De mens heeft door gebrek aan onderzoek ijdele bespiegelingen geschapen en daartoe is vals vertrouwen opgewekt. Zij hebben zich gesneden beelden gemaakt als karikaturen van de hogere kennis. De mens wilde de heilige strengheid niet. 573

24. Alle dieven zullen door hun diefstal uiteindelijk verstenen. Er zal leven zijn in de school. De student leert hier ook over. Het negeren van de oorlogskennis doet de mens storten op de overige kennis, wat ook een soort van roof is. De student mag geen lessen overslaan, anders blijft hij schuldig aan spijbelen, en wordt zo gerekend tot de piraten. 25. Als de mens vraatzuchtig is, dan zal de mens geconfronteerd worden met nog wel ergere vraatzuchtige monsters. De mens moest kiezen tussen het touw van de vraatzucht en het hemelse touw. 26. Door omgang met het hemelse touw wordt ook de mens zelf tot een hemels touw. Dat wil zeggen dat de mens volop deel gaat krijgen in de verdedigings-linie en het leger tot bescherming van het beloofde land, het heilige gebied. De mens gaat opgeleid worden in de heilige strijd van het beloofde land. De overwinning is alleen voor hen die door het hemelse touw overwonnen zijn. 27. De mens is geroepen het kwaad te overwinnen om zo tot het geheim te komen, tot de ontwaking. Dit heeft dus te maken met het overwinnen van het schaduw-zelf. 28. Dit is de evolutie der dingen, dat het zichzelf uitlegt in de tijd. Het kan niet voor eeuwig op zichzelf blijven staan. 29. Dit is de weg hoe een geheim zich openbaart, door metaforen die op elkaar inspelen, door strijd, door handel, door verbonden en relaties. Zo worden de schillen afgepeld, en de sluiers afgedaan. 30. Dit zijn de openbaringen van de eeuwigheden die niemand kan stoppen. Een simpel, uiterst corrupt familie-wapen of verzets-symbool kan het beginpunt wezen. Mensen die niet gevoelig zijn zullen dit nooit begrijpen. Zij lopen er voor weg, en willen er niets maar dan ook niets mee te maken 574 hebben, of ze nemen het gewoon aan omdat iedereen het doet, en gaan er gewoon mee om als een monument, een uiterlijke vorm, die ze vereren en aanbidden, en waarop ze hun leven bouwen, zonder ooit tot de diepte ervan te komen. 31. Dit is de werking van het touw : De mens is beperkt. Het touw leidt. Dit kan dus alleen effect hebben in de eeuwigheid, dus de mens moet zich ook offeren aan de eeuwigheid. 32. De Vreze des Heeren tempert het oordeel, terwijl het goddeloze, aardse, materiële rechtssysteem die gevoeligheid niet kent, maar wordt voortgedreven door geld, eer en macht. Het overoordeel regeert op aarde. Elk waarachtig oordeel komt voort vanuit de onpeilbare diepte van de wet, waarin een mens alleen kan manoevreren door de heilige gebondenheid. De mens moet leren groeien als de heide in de wildernis. 33. De vijand zal nooit tot het ware bewustzijn komen, want zij hebben niet de substantiële en standvastige bron van integriteit van karakter om hen te ondersteunen en verzadigen. Zij hebben de hemelse kennis niet die nodig is hiervoor. Zij kennen niet. Ken uw vijand. Maar op het pad gelden er ook zeer veel wetten van de kunst. Het is altijd een uitdaging om boven polariteiten uit te stijgen en diepere symbolieken te ontdekken, verborgen paden. Maar het komt er op neer dat het zeer zeker een dualiteit is. Hierin is het van belang om het wiel van de gezichtspunten te blijven draaien, om zo niet ergens vast te raken. 34. Voor zover het gevaarlijk en schadelijk is is er daarnaast ook een simulator. De god van de aflaat markt : zij is niet slechts een vijand. Dat zou al te makkelijk zijn. Zij is een schaduw van de hemelse markt van de kennis waarin alles van twee kanten moet komen op basis van persoonlijke verantwoordelijkheid, het gegeven dat alles verdiend moet worden in de hemelse gewesten. Elke

markt, materieël of niet, wijst op dit principe. Als een oorlog te ver wordt doorgetrokken, dan mag daar vrede komen. Dit is waartoe het pad voor de grondlegging van de wereld is aangelegd. 35. De mens moet een nieuw waardenstelsel leren ontdekken, anders zal hij ten onder gaan in de overmoedige oorlog. 5. Omgang met het touw zal het alarm zijn. De climax van het ware touw brengt uiteindelijk tot het ware Woord, waarin er een strijd is tussen de goden. Het is de strijd tussen de patriarchie en de matriarchie, tussen de baarmoeder en de opstandige mens. De zegen geldt alleen voor hen die onvergankelijk, dat wil zeggen voor eeuwig, hun ziel hebben geofferd aan het Woord van de hemelse kennis. Door het touw zijn zij volledig aan zichzelf verloren gegaan, gestorven, zodat zij ook met het touw konden oprijzen. 7. Alleen door het touw 1. Alleen het touw is krachtig genoeg om de mens van drogredenen weg te houden. Alleen een zware hemelse gebondenheid kan succesvol opereren tegen de zware gebondenheden die gebracht waren. 2. De baarmoeder kan alleen bereikt worden door ijs en duisternis, en door honger als een beeld van de hemelse onthechting. Zij draagt dan ook het mes van verhongering. Zij is de gids van hen die daadwerkelijk aan zichzelf zijn gestorven door de onderwereld. De baarmoeder heeft geneeskrachtige kwaliteiten. 3. Het is levendmakend voor de rechtvaardigen, maar zal de onrechtvaardigen vernietigen. Daarom is het geheimenis van de baarmoeder ook niet zomaar weg te denken. Het bestaat, maar wordt vaak verkeerd uitgelegd door leken, hen die de hemelse leer niet kennen. 4. De ware oorlog is dus de hemelse gebondenheid die een verbondenheid is met de waarheid. Dit is geen vage gebondenheid waar je niet voor hoeft te leren. Neen. Het gaat om het gebonden worden in het Woord, de structuur van de hemelse kennis. Dit is in de ziel. 6. Dit moeizame proces is door de velen versimpeld, maar wijst op veel ingewikkelder in de wildernis. Het valse touw is niet eeuwig en niet diep. Het ware touw is eeuwig en eindeloos diep. Het valse touw kan dus ook niet daadwerkelijk reinigen, maar alleen misleiden. Denk aan al die bevoegdheden die mensen elkaar uitreiken en verkopen, terwijl ze eigenlijk niets geleerd hebben. 7. Een kind krijgt een bepaalde religie of ideologie mee met de geboorte en de opvoeding. Het kind kan daar vaak met zijn verstandelijke beperkingen niet tegenop of van los komen, dus zal het kind dit gewoon gebruiken op zijn eigen manier. Daarom mogen we iemand nooit vastpinnen op het gebruik van bepaalde woorden of termen, maar moeten we kijken naar hoe iemand deze woorden of termen gebruikt. Dit gaat vooral ook om bepaalde doctrines die een taal hebben gevormd wat niet zomaar door het kind ontweken kan worden. 8. Zelfs als we zijn gevlucht achtervolgt het geheimenis ons. Zelfs als we tot de wildernis zijn gekomen is het daar. Het werkt door alles heen. Het is nog steeds bruikbaar in ons leven. Het is een deel van ons leven. Zo is veel niet een waarheid, maar een waarde. 9. Omdat het dus geen waarheid is, maar een potentiële waarde, een leugen als een raadsel dus, is iedereen hierin tegen elkaar verdeeld. De jongen 575

kijkt ernaar en vraagt zich af wat er nu daadwerkelijk aan de hand is. Er zijn altijd gnostische bewegingen geweest die het allemaal doorzagen als demiurgische spelletjes. De demiurg is een onderontwikkelde, gehandicapte god die een schaduw van de gnosis, de hogere kennis, is. De demiurg, een mongool, staat tussen de mens en de hemelse kennis in, maar is deel van het ontwakingsproces. De mens moet hier dus doorheen, anders zou de mens nooit ontwaken. 10. Velen zijn slachtoffer van de gedwongen geloofsbelijdenis. Velen zijn slachtoffer van religieuze dwangverpleging. Het is een allegorie van de lijdende, onderdrukte mens, die zichzelf wil vergoddelijken om zo van al het lijden af te kunnen zijn, maar zoals we zagen ging hierin van alles mis. De mens werd zo tot een goddelijke geloofsdwaas en begon met het moorden en dwangverplegen van iedereen om zich heen. De mens moest aanbeden worden. In de diepte was het de zelfmoord van de mens. 11. Velen hebben dit gelukkig door en proberen te ontsnappen, maar ook dat gaat zo goed en kwaad als maar kan. Ze rennen naar de wildernissen. De mens doet er van alles aan om los te komen. Het is dus onderdeel van een bepaalde taal. De mens wordt vergoddelijkt, maar dan op een hele verkeerde manier. De mens wilde snel afrekenen met het lijden, dus daarvoor werden afgoden van stal gehaald. 12. De mens krijgt het godsyndroom, godsdienstwaan. Dit is een ernstige ziekte. De mens kan het niet laten om voor heerser te spelen. Van alles gaat er fout, maar de mens stoort zich er niet aan. Hij is immers heerser, en het probleem is toch altijd de ander. De mens is zo zelf als een blinde demiurg geworden. De blinde demiurg lacht en liegt, want alleen lachen en liegen kunnen hem besparen voor het lijden. Daarom zal de lachende blinde demiurg ook altijd het probleem ontkennen. 576 Het is een armelijke wereldgeest. Niet het letterlijke, maar het geestelijke 13. In de Orionse mythologie is er de mythe van Amaz, Hamaz, die geboren werd doordat zijn moeder door een beest verkracht werd, en zo samen met zijn moeder in gevangenschap door het beest opgroeit. Beiden worden ze zwaar mishandeld door het beest, maar als hij oud genoeg is slaagt hij erin het beest te doden, en erft alle titels die het beest had. Het beest, zijn vader, is genaamd Pegun. Omdat zijn moeder was vergiftigd door het beest wordt zij meer en meer tot een monster, en zo moet Hamaz uiteindelijk vluchten. 14. Hamaz had zijn vader gedood, en was gevlucht van zijn moeder. Door Pegun werd hij sinds kind zijn afgezonderd gehouden van zijn moeder. Toen hij na de dood van zijn vader tot zijn moeder kwam, vond hij al snel uit dat zij tot een monster was geworden. Hij ontdekt dat ook zijn moeder een monster is, en vlucht van haar weg. Zo heeft hij dus zijn beide ouders verloren, wat een zwaar lijden is. 15. Hamaz had het beest wat hem verwekt had onthoofd. 16. De mens moet leren het in zijn herinnering als een medicijn en een wapen te gebruiken. Het zal van belang zijn in de strijd om af te rekenen met de vijanden van zijn psyche. Hij komt er niet zomaar van los, omdat het iets is wat hij nog niet heeft ontdekt. 17. Alle herinneringen van de mens zijn een heilsfeit wat de mens moet leren begrijpen. De diepte is belangrijk, omdat er daar nog iets verborgen ligt wat van belang is. 18. Het valse maakt zich altijd groter dan anderen, met meer gezwaai. De mens moet komen tot diepere betekenissen, en moet zich hierin aarden, anders

wordt hij weggeblazen. De mens moet eerst aan zichzelf sterven. Daarom moet er ijs zijn. 19. De mens wil de diepte niet, maar de oppervlakkigheid. De vromen echter bestrijden dit beest en worden in vreze apart gezet. Zij sterven aan zichzelf. 20. De mens moet door dit gif heen om zo antistoffen aan te maken. Ook is het een grote test. De mens moet het leren gebruiken. Hiervoor moet de mens eerst aan zichzelf sterven in het ijs. Het ijs is het volledig loskomen van de menselijke invloed, de mensenvrees en mensenverering. 21. Het teistert de vromen, om hen tot het touw te drijven. Het kind moet opgroeien in de oorlogskunde, leren onderscheiden. 22. De mens begint dan de waarde van zijn vijand te zien, als door een geestelijke bewustwording. Iemand die vast blijft houden aan letterlijkheden, het materiële bestaan en denken, kan dit niet zien. Er is dus een dualiteit, een goed deel en een slecht deel. Het slechte deel is ook in de mens, en moet overwonnen worden. Hierin ligt het gevaar extreem en fundamentalistisch te worden, oftewel uit balans. 23. Als de mens denkt dat hij alles in kannen en kruiken heeft, dan is het vaak tijd voor een nieuwe ontmoeting, met een nog grotere realiteit. De religies zijn vetgemest en verzadigd, denkende dat ze alles voor elkaar hebben, maar het feit is dat zij allemaal verdeeld zijn tegenover elkaar omdat hun zintuigen niet werken. Ze leven door geloof in de overlevering, vaak door de geboorte bepaald. Zo worden zij tegenover elkaar opgezet. 24. De mens die niet aan zichzelf, zijn eigen eer, zijn reputatie, zijn naam, zijn trots en opgeblazenheid wil sterven zal nooit ver komen in de oorlogskunde. 577 25. Alleen het touw kan bevrijding schenken. De leugen kan de waarheid niet totaal vernietigen. De leugen draagt de waarheid diep binnenin. 26. De moderne mens wordt nog steeds terechtgewezen, die in een religieus syndroom leeft, als een theocratisch dictator die anderen teistert met zijn waanideeën. De mens is niet in staat vanuit het vlees tot de hemel te komen. Het vlees moet sterven. De mens moet ontwaken en blijven waken. 27. De Vreze des Hemels is het begin en het hoofd van de wijsheid. Het is het begin van een leven met de hemel. De vreze voor mensen gaat hier dwars tegenin. Er is een valse vreze die veel kapot heeft gemaakt. Het touw komt niet zonder de vreze die alles loslaat en aan zichzelf sterft. 28. Ware vromen hebben het touw van de hemelse kennis ontvangen. Zij zijn geen materialisten die het woord van materialisme vereren. Zoveel mensen zijn niet in staat om tot deze geheimen te komen, omdat zij niet aan zichzelf willen sterven, en niet wederomgeboren willen worden. Zo pronken zij uitbundig met hun schepen, alles wat ze geplunderd hebben. Hoe moeten we het lijden en sterven dan zien ? Dit is het grote sterven waarin de mens afsterft aan het letterlijke en het materiële om zo te komen tot de hemelse kennis, het metaforische. 29. Alleen de dwazen hollen weg met een letterlijk geloof als de deur tot zaligmaking. Wat de hemel zegt gaat veel dieper. Er is een groot verschil tussen het letterlijke pad door deze dingen en het geestelijke pad. Ook hierin zijn vele gevaren voor de onoplettende reiziger. Hoevelen vallen wel niet ten prooi aan de subtiele valstrikken opgesteld ? Daarom moet een mens de oorlogskunde kennen. De mens moet komen tot het touw.

8. De strijd tegen sierzucht 1. De religieuze overleveringen moeten niet zomaar weggeworpen worden omdat zij onrein en corrupt zijn, maar zij moeten beschouwd worden als visgebied waar de mens kan vissen naar geestelijke waarheden. 2. De wijsheid van woorden is tegenovergesteld aan de valse wijsheid die mensen naar de mond praat en protst. De vleiers gaan tegen het geestelijke visnet in. Het Woord van het visnet is niet romantisch, vermakend of adverterend. Het Woord van het visnet is een bevel, een uiteenzetting van de hemelse leer. 3. Zonder oorlogskunde is de wijsheid slechts ijdelheid. Op de bodem van de zwakheid ligt kracht. Het volk moet een hongertocht maken tot de wildernis. Je komt tot kracht door door de honger wildernissen te gaan. Kracht betekent gevoeligheid, kennis. Velen haken af en gaan terug tot de steden om kracht te roven. Ze nemen hiervoor de sieraden van de stad waardoor ze verstenen en de wildernis niet meer kunnen binnengaan. Ze worden gebruikt als bouwstenen van de stad. IJdele welsprekendheid en wijsheid dooft het geestelijke visnet uit en verbergt het in trots en eerzucht. 4. Er is dus een geest van valse versiering die op de loer staat om de mens van het hemelse visnet weg te nemen, en van het geheimenis van de hemelse honger mystiek, zodat de mens de hemelse wildernissen niet in zal gaan. Er is een strijd tegen sierzucht, het overmoedig en vals sieren van de stad, wat ook in woordgebruik naar voren kan komen. Weest op uw hoede voor hen die zich zo opstellen. Zij zijn ten prooi gevallen aan de geest van overmoedige grijpers waardoor zij verstenen. 578 5. De ware wijsheid is oorlogskunst die ontstaat wanneer de honger rijpt. De grafrovers willen hier niet op wachten. Zij gaan niet tot het geestelijke visnet. Zij gaan niet diep de wildernis in. Zij gaan naar de mausoleums en kerkhoven van de stad om daar kostbaarheden en sieraden te roven. Zij willen zelf niet sterven. Het touw waartegen niet verzet kan worden 6. Het gaat er dus om om tot het onuitwisbare merkteken van het touw te komen. De mens moet komen tot de hemelse onweerstaanbaarheid. De leer van de hemelse onweerstaanbaarheid, het touw waar niet tegen verzet kan worden, komt voort vanuit een grote geestelijke honger, waarin de mens totaal verlaten is en hulpeloos. Dit is de reden waarom de hemel allereerst geen kinderen heeft. Alles is in de honger, alles is in de verstotenheid. Alleen zo kan de heilige onweerstaanbaarheid zuiver wortel schieten. De mens kan geen vast voedsel verdragen hier, en is overgeleverd aan melk. 7. Zonder deze leer zou de mens nog dingen uit zichzelf doen, vanuit het vlees. Alleen in de hemelse onweerstaanbaarheid kan het vlees afsterven. 9. Het afrekenen met valse grenzen 1. De mens mag niet overmoedig offeren, maar moet weer worden als een kind. De mens moet het overmoedig strijden opgeven. Hierin krijgt de hemel een hele andere betekenis. 2. Er zijn restricties van de hemelse kennis, opdat betekenissen niet oeverloos worden. De mens moet niet opgeblazen in de kennis worden. Het gaat om

de individuele honger. In diepte moet de mens de honger aanhangen als zijn vrouw, wat niet letterlijk is. De zogenaamde vrouw is gewoon een beeld van de verlatenheid. Het is de grote verstoting door de honger. Het leven heeft de mens misleidt. Alleen in de honger kan de mens waarlijk afsterven. Alleen de honger drijft de mens tot de wildernis, om zo open te staan voor de geestelijke kennis. Het door de stad gebonden denken moet sterven, totaal uitgehongerd worden. De mens moet het blind grijpen naar grootbezit en het dwepende aanbidden ervan afleren. De mens overwint in die zin niet door het strijden, maar door het lijden. Wanneer de mens wordt opgetuigd met de attributen van het lijden sterft de mens. 3. Dit gaat niet om een letterlijke oorlog, maar om onderwijs, als een school. De mens zelf moet geofferd worden, zoals de Bilha zegt : Wat zoekt gij, mens, naar een offer ? Bent gij niet zelf het offer ? 4. De mens moet hierover tot boetvaardigheid komen. De mens moet teruggeven wat hij heeft geroofd. Het is het terugkeren tot de bron, als de geestelijke uitverkiezing. Dit houdt ook in : afrekenen met valse grenzen. 5. Alleen de mens die aan zichzelf sterft kan het recht verdienen, maar juist door onrecht sterft de mens aan zichzelf. De hongerende wordt tot dit doel veelvoudig geslagen, ook door leugens en vals oordeel. Zij die hiermee niet verwond zijn worden niet door de hemel opgenomen. De hemelse afgezanten laten hen met rust. 6. De mens moet het lijden en de honger aanvaarden om zo tot het geheimenis ervan te komen. Als de mens het voortijdig afwijst mist de mens de openbaring van het geheim. Juist het niet aanvaarden van het onrecht is daarom het doen van onrecht. De mens speelt graag heerser, en lijdt liever 579 niet. De mens wil niet kennen en hongeren. De mens wil zich volvreten en dik worden om over anderen te heersen. De mens wil gezien worden. Verdraagzaamheid tot de zwakken 7. Laten wij verdraagzaam zijn tot hen die nog niet tot deze geheimenissen zijn ontwaakt, en nog steeds gevangen liggen. Ook zij moeten een kans krijgen om te kiezen wanneer deze grote waarheden worden gepredikt. 8. Zaak is om het niet meer letterlijk te nemen, want in het letterlijke komen we hier nooit doorheen. Er valt ook niet tegen te strijden, en er is geen kruid tegen opgewassen. Het gaat erom tot de diepte te komen, tot het geheimenis. 10. Geestelijke grenzen 1. Dat er grenzen zijn is duidelijk, maar wat zijn deze grenzen ? Er zijn ook valse grenzen. De mens kan hier alleen van loskomen door de ware grenzen te kennen. 2. De vraatzuchtigen nemen blindelings aan het fortuin wat de stad hen biedt, en zij honen en bespotten hen die in de honger leven, en ze trachtten hen te verleiden om deze honger met stadse middelen te verzadigen. Het zijn roofzuchtigen. 3. Als de mens tot de grenzen nadert, dan wordt hij geslagen, als een beeld van de grens. 4. Alles wordt teruggeleid tot het hemelse Woord. Alles wordt teruggeleid tot de diepte waarin het touw werkt.

De goede visser 5. De visvangst is een beeld van de strijd tegen de eenzijdigheid. Je moet dus netten gebruiken die een beeld zijn van veelzijdigheid, van allesomhullend onderzoek, alhoewel niet roekeloos. Je moet als visvanger geoefend zijn. Er liggen ook veel gevaren op de loer. Denk bijvoorbeeld aan de krokodillen die op hun beurt op jou vissen, en denk aan gevaarlijke vissoorten die het op jou hebben gemunt, zoals de pyranha’s. 6. Kom je door de zee heen in het nomadische geestelijke leven, betekent : Ben je een goede visser geweest ? Heb je je eenzijdigheid overwonnen ? Ben je dingen van genoeg andere kanten gaan bekijken ? Heb je de zee overwonnen, of ben je ten prooi gevallen aan de roofdieren van de leugen, van het grote bedrog ? In het oer waren dit dus vissersverhalen, van jagers in het oerwoud, en dit was iets psychologisch, filosofisch, en theologisch, in de kern van Orion, waarin het bewustzijn was geopend. Daarna ging de mens in slaaptoestand. Ze waren in de jacht gegrepen door een slang. opbouwen, maar dat moet dus een geleid gebed zijn, en mag het luisteren nooit in de weg staan, maar moet voortborrelen vanuit het luisteren, vanuit het hart, opdat je niet vanuit je vlees bidt. Ook stilte mag niet van het vlees zijn, en ook het luisteren niet. Laat het luisteren opborrelen vanuit je hart. Dat is een belangrijke eerste stap. Daarvoor moet je leeg worden, en zorgen dat je niet in vleselijke leegtes komt. Daarom is de geleide leegte en het geleide luisteren, het geleide hart zo belangrijk. Bid erom dat je geleid mag worden door de hemel. 10. Als het gebed te vleselijk is dan is het belangrijk juist niet te bidden voor een seizoen, als de mens moet leren luisteren. Dat kan een heel lang seizoen zijn. Het vleselijke gebed moet afsterven, alles wat het luisteren in de weg staat, en wat de leiding in de weg staat, moet sterven. Onderzoek je hart, zuiver je hart, dat je niet vanuit een onrein hart zal bidden, niet vanuit een vleselijk hart met allerlei reserves en menselijke eigenaardigheden. De speer moet diep gaan 7. De rivier overgaan betekent dus ook het doorzoeken, het doorvorsen, als het zoeken naar vis. Het is ook een beeld van de exegese. Het gebed 8. Als je wordt aangevallen dan is het ook belangrijk om niet door het vlees te reageren, maar om je te laten leiden. Je mag contact maken met de oerbron, met het Woord, en bidden : Woord, leid mij. 9. Wacht dus op die leiding, en ga niet vanuit je vlees aan de gang. Door te bidden mag je jezelf 580 11. Uiteindelijk is de kennis het ware gevecht. De mens wordt alleen bevrijd door de waarheid, door te groeien in kennis. Dat geeft hemelse banden. Dat geeft hemelse restricties. Wee u wanneer een ieder wel van u spreekt. Dan is er iets mis. Als we het goede doen, dan worden we vervolgd. Laat het woord diep in u zinken. Diep in uw hart. Er is een weg hier doorheen, een nomadisch leven. Soms keer je er naar terug om een les te leren. Het kan heel moeilijk zijn, maar de mens moet leren luisteren en niet in het vlees eindigen. Het is een gevecht tegen het vlees. Het gaat niet zonder slag of stoot. We komen er niet al fluitend. Het bloed moet stromen van het kwaad en van de leugen. De speer moet diep gaan. 13. Het is een varkensjacht, en een vistocht, om af te rekenen met hebzucht en eenzijdigheid. Het is een strijd tegen trotse gehoornde beesten, en zij

komen ook als onschuldige lammetjes. Wees dus op uw hoede. De vijand is een meestervermommer. 14. Blijf waken en doe uw werk goed. Laat het u niet bevreemden als u aangevallen wordt. Dat hoort bij het werk. Dat hoort bij de tocht. Denk niet dat het iets vreemds is, zo van : Waarom moet mij dat nu overkomen ? Het kan maar zo gebeuren dat je je zo voelt, en dat kan ook bij de aanval horen, het zelfbeklag en zelfmedelijden. Waarom ik, waarom ik ? Maar wij zeggen altijd : Hoe groter de aanval, des te groter het plan wat God met u heeft. 15. De vijanden zien het als het Woord aan iemand werkt, en dan worden de ergsten van de ergsten op zoiemand afgestuurd. 16. God is het hoe en waarom van literatuur, alles wat erbij komt kijken. Ieder mens heeft dus een literaire waarde, een literaire kwaliteit, ook al is er ‘goed en kwaad’. Alles heeft zijn eigen verhaal. De literaire mens duikt hierin, en gaat niet zomaar vanaf de veilige kade alles bevooroordelen. Maar de beste stuurlui die aan wal staan zijn ook weer literaire karakters en personages, hoe eigenaardig ze ook zijn. Ze horen erbij. Dat wil niet zeggen dat we dan de geestelijke strijd kunnen wegschuiven. 17. De literaire mens werkt aan zijn verhalen, verfijnt zijn verhalen, en waar het obscuur moet zijn is het obscuur. Dat hoort er allemaal bij. Ook de geestelijke strijd is een literaire eigenaardigheid, factor en kwaliteit, en heeft waarde. Het is allemaal zwaar dubbelzinnig, anders zou er ook geen literatuur zijn, en ook geen leven. Zonder literatuur is het bestaan onmogelijk. 18. Je wil je leven toch niet behouden ? Je wil toch deelhebben aan de hogere realiteit ? Daarom gaat de mens soms door dingen heen. 19. Het stopt hier namelijk niet. Het is bedoeld om het aardse bedriegelijke laagje weg te kauwen opdat wij de hemel geopenbaard zien. We moeten dus 581 door het voorhangsel van alle pijn en drama wat door verraad is gekomen heenprikken. Pijn, drama en verraad heeft nooit het laatste woord. De verraders hebben het land in totale wanhoop gebracht. Maar hier mag het niet ophouden. Hier mag het niet stoppen. Daar is de opdracht van de wilde jongens. 20. Godsbegeerte zonder wijsbegeerte is corrupt, gevaarlijk. Drugs snuiven doen ze op alle hoeken van de straat. Ze springen uit doosjes de hele tijd, komen van de muren af waaraan ze waren vastgeplakt. Ze springen zo uit het houtwerk. De grote oceanen van wijsbegeerte en godsbegeerte moeten het allemaal wegspoelen. Zinnetje van zinnetje moeten van elkaar losgebroken worden, woord van woord, letter van letter. 21. Is het dan zomaar een strijd tussen goed en kwaad, tussen waarheid en leugen ? Nee, de mens moet veel dieper. Vaak zijn deze begrippen omgedraaid. Het is een strijd tussen het weinige en het vele, tussen het diepe en het oppervlakkige, tussen het gemakszuchtige en het volhardende. 11. De onwaardigheid van menselijke godsbeelden 1. De mens moet zich dus allereerst onwaardig voelen, zijn staat van ellende onder ogen komen, en niet gaan lopen wanen alsof er niets aan de hand is. Wel is het dan zo dat je die onwaardigheid ook moet betrekken op menselijke uitleggingen van theologie, menselijke godsbeelden. Als je je daadwerkelijk onwaardig voelt, en je komt de onwaardigheid van je verstand onder ogen, dan ga je vanzelf voorzichtig worden en alles toetsen. Men toetst vaak het eigen geloof en de eigen theologie niet, en dat is ook weer een gebrek aan onwaardigheid.

2. Het één sluit het ander niet uit. Vaak is men eenkennig in dit soort dingen. Eenkennigheid komt veel voor bij kleine kinderen, bij baby’s en peuters, en de mens die nog niet is opgegroeid in theologie en filosofie e.d. heeft vaak die eenkennigheid ook. Nee, door het vlees kun je zeker niets verdienen, maar door het geestelijke wel. Er is ook een geestelijke mens, een goede mens, een hemelse mens, waaruit wij mogen leven. Valse nederigheid die niet wil opgroeien en alles liever projecteert wordt het misbruiken van God en genade. Er is dus ook een valse onwaardigheid, een valse overtuiging van zonde, die eigenlijk graag het liefst nog doorzondigt. Daarom : Leer de valkuilen kennen. Van waangeloof tot ellende-kennis 3. Dat moet centraal staan : de prediking over de gevallen staat van de mens, het ellende-besef, want een heelmeester kan alleen genezen als hij eerst een diagnose stelt. De mens moet eerst weten hoe diep de mensheid is gevallen, anders blijft de mens in de waan. De mens moet weten hoe groot de zonde en de ellende is, de gevolgen van de zonde, en helaas, dat weet de mens vandaag de dag niet. Dat wordt de mens niet geleerd. 4. Prediking over de zondeval is gewoonlijks niet geliefd. Dat is te confronterend, maar het is de enige weg tot het heil, als eerst de vijand gezien wordt. Eerst moet de mens zijn onwaardigheid onder ogen komen, anders begint hij weer automatisch te grijpen. Eerst moet de mens tot wanhoop worden gedreven over zijn vlees, want zijn vlees staat hem in de weg. 5. Wees niet te vrijmoedig voor God dat je de zonde schoonpraat en de leugen witwast, want dan heb je een probleem. God is op zoek naar de verbrokenen van hart en de verslagenen van ziel, die beseffen wat de grootte van de zonde is en daar niets aan afdoen. 582 6. De prediking waarin dit centraal staat rekent af met waangeloof. 7. Ernstigheid is er bijna niet meer te vinden. Daar wordt om gegniffeld. Daar wordt de spot mee bedreven. Eerst moet de mens ziek en wanhopig worden van zijn zonden, van zijn vlees. 8. Het gaat niet goed in de wereld. Het gaat al een tijd niet goed in de wereld. De meeste mensen zijn daar echt niet wakker door geworden. Sommigen wel, en sommigen half. Er ligt een oproep tot bezinning. Het belang van de onwaardigheids-oefening 9. De mens moest zich veel dieper vernederen, veel dieper de natuur in, loskomen van allerlei menselijke structuren en kerkstructuren. Het moest een nomadische kerk blijven, een noodgemeente slechts, die de nadruk legt op onwaardigheidsoefening, de ellende staat van de mens, dat de mens zich niets moest inbeelden. 10. Er was wildernis literatuur gegeven, maar die werd corrupt gemaakt in de stad. Daarom kunnen we stellen : de factor van het nomadisch zijn is belangrijk. De mens is er nog niet, en moet niet de oude fout maken door allerlei vestigingen te maken terwijl men nog onderweg is. Een tentje opzetten mag, maar overdrijf het niet. 11. Onwaardigheids-oefening, waarom is het zo belangrijk ? Je kunt misschien zeggen dat je een goed mens bent, dat je goed je best doet met alles, dus waarom zou onwaardigheids-oefening dan nodig zijn ? Is het niet juist belangrijk om je waardig te voelen ? Is dat niet een veel betere basis voor een gezond en gelukkig leven ? Onwaardigheids-oefening ? Klinkt dat niet een beetje negatief ? Past dat nog wel in deze tijd van positief denken en zelf-ontwikkeling ? Waarom

moet dat dan, of waarom is dat zo belangrijk ? 12. Vanwege het vlees, wat in ieder mens zit, en waar ieder mens mee geboren wordt, waar ieder mens mee te strijden heeft, wat ieder mens dient te overwinnen, zijn oude natuur. Je hebt te maken met een vleselijk zelf, of je daar nu iets aan kon doen of niet. Dat werd er gewoon ingespoten, dat erfde je gewoon over. Niet dat je daadwerkelijke schuld erft, maar de zonde zeer zeker wel, en zo groei je verslaafd op, aan de kettingen. 13. De geest van vanzelfsprekendheid heerst. Het schijnt normaal te zijn, vanzelfsprekend te zijn, dat je kunt ademen, lopen, bewegen, kunt zien en horen. De mens is er zo aan gewend dat de mens er niet eens meer van opkijkt. Dat je kunt spreken en denken, allemaal vanzelfsprekend denkt de mens, maar dat is helemaal niet zo. En omdat de mens er mee omgaat alsof het allemaal zo vanzelfsprekend is is het vaak ook zo vleselijk. 14. De mens is vandaag de dag overwaardig geworden, de mens van vandaag leeft in grote bluf, en het is allemaal opschepperij, aanmatigend gedrag. Dat begint al in het klein. 15. De mens moet loskomen van valse waarde, het valse aanmatigen, dat de mens alles maar denkt te kunnen denken en zeggen. Daarom moet de mens zichzelf vernederen, en niet verhogen. De mens is geconditioneerd met hoogmoedswaanzin en meerderwaardigheidswaanzin, met een heleboel dingen. Dan moet die waarde omlaag. Dat kan met woorden en gebeden. 16. De mens heeft zichzelf dingen lopen toeeigenen die niet van de mens zijn, ook op het gebied van de relatie met God, en met al die overwaardigheid heeft de mens God verkracht, heeft de mens van God geroofd. 17. De mens moet weer zeggen : ‘Ik ben het niet 583 waard te denken, te spreken, te bewegen, te zien, te horen, te wandelen. Gaat uit van mij, oh Woord, want ik ben het niet waard dat U bij mij bent.’ 18. Vernedert u voor het Woord, probeer het maar. Dan zal het Woord u leiden, en zal het Woord tot u komen. Het Woord is dichtbij de verslagenen van ziel, en de verbrokene van hart, dichtbij die beeft en weent voor zijn Woord, die zich niet waardig acht. 19. De mens zit stikvol met zowel negatieve als positieve vooroordelen, en dat moet eraf. Zo kan de natuur in balans komen en herstellen. Leer van de onwaardigheids-oefening. Ga deze reis nu beginnen. Het zal dieper de wildernis in leiden en helpen in het minderen en hongeren, om tot het Woord te komen. 20. Kan dat dan niet vervallen tot slechts lippendienst ? Oh ja, zeker wel. Maar je mag je hart toespreken. Het hart mag zich uiten. Het hart gaat samen met het Woord, want het is immers het Woord van het hart, en je mag jezelf zo opbouwen. Steeds meer vlees zal er zo afsterven in de onwaardigheids-oefening, hoe dieper je gaat. Ook elke vorm van lippendienst mag zo afsterven. 21. Het vlees is niet waardig, en bekleed allerlei waardigheids-posities in de mens en de samenleving. Het vlees troont en is verdeeld, en daarom moet de mens dieper gaan. 12. Onwaardvaardigheid 1. Veel mensen worstelen met allerlei minderwaardigheids-complexen. Ik zal u vertellen dat zelfs de minderwaardigheids-complexen nog gewoon meerderwaardigheids-complexen zijn. De valse overwaardigheid is al overal ingebakken. Er is

veel meer nodig, zelfs meer dan gewoon maar boetvaardigheid. De mens heeft de onwaardigheidsvaardigheid nodig. De mens moet zich onwaardig achten voor elke druppel geluk en elke druppel leven, want de mens heeft het van de ander lopen afgrissen. 2. Het is een overwaardering en overschatting van het menselijk geslacht en het menselijk kunnen, en daarom moet eerst de waarde en waardering drastisch terug, naar beneden. 3. Het is een waanparadijs van het vlees, en het vlees gaat zich te buiten aan bedrieglijke overwaarde, en dat moet eraf. 4. Ook het godsbeeld is parasitair. Dat kun je allemaal wegwerpen, onwaardig achten. Onwaardigheids-oefening is van zeer groot belang. De mens weet het, maar doet er niks mee. 5. Zo kan het overwaardige vlees afsterven. Juist ook de religieuze oefening van de mens is onwaardig. Het moet dus ook op zichzelf toegepast worden. Daar ontbreekt het vaak aan. 6. Maar wil je geleid worden, dan moet je onwaardigheidsvaardigheid leren en niet zomaar als lippendienst. 7. Er is zoveel overgeluk dat het een vloek is geworden, zoveel overwaardigheid dat het een leugen is geworden, en daarom moet de mens beginnen te zeggen : Ik ben niet waard gelukkig te zijn, niet waard om allerlei dingen te hebben en te zijn. De ellende-kennis 8. Het Woord is bij een verbroken hart en een verslagen ziel. Het Woord is bij de innerlijk verscheurden. Niet bij hen die zich overwaardig voelen. Ik ben niet waard de waarheid te hebben. 584 13. Het fundament van bewijsvoering Sommige mensen hebben zoveel waarheid dat ze zich niet meer kunnen inleven in de ander. Dan staat je kennis je in de weg. 9. De onwaardigheids-oefeningen staan als palen boven water, dat is onze waarde. Jouw waarde zit in je onwaardigheidsvaardigheid. 20. Waarde kunt gij opbouwen door onwaardigheidsoefeningen. Dat is een heel andere waarde. Niet meer de waarde van het vlees, geen wereldse waarde, maar een hemelse waarde. 21. Ik ben het niet waard om te herinneren, ik ben het niet waard om te denken, ik ben het niet waard om te zingen en te spreken, niet waard om te schrijven en lezen, en zo groeit juist je waarde, want zo verdien je het. 22. Het is te ver gegaan. En dan moet eerst de waardigheid afgebroken worden, als het vals is. De fundamenten zijn niet goed. 23. De hoogste vormen kwamen al voort vanuit de teruggaande eeuwigheid. Ook de vooruitgaande eeuwigheid is allang geweest. De hoogste vormen van literatuur drijven alles voort. Het beveiligt ons tegen eenzijdigheid, maar heeft zijn eigen eenzijdigheid. 24. De noodzaak van de uitstorting van de ellendekennis is duidelijk, want juist dat was sleutel tot het geestelijke, maar niet iedereen wilde de ellendekennis onder ogen komen. De hemel is omgeven met de ellende kennis, en die dient ten volle geleerd te worden, anders is er geen sleutel. Dit is in literatuur en natuur te vinden.

1. Depressie kan een afremmer zijn van boosheid. Soms is het geen tijd om boos te zijn, maar om het lijden te aanvaarden en de diepte in te gaan. Depressie heeft met loslaten en aanvaarden te maken. Soms is het geen tijd om te strijden, maar om te lijden. Soms moet het eerst wortel schieten, moet je eerst fundament krijgen, bewijsvoering. 2. Oordeel niet boven de maat, en loop ook niet vooruit op de maat. Depressie kan soms nodig zijn om terug te keren tot je ware zelf, om los te komen van het zelf wat anderen van je hebben gemaakt. Als je boos, bang, of depressief bent, keer dan terug tot je innerlijke bron. Veel mensen zijn op zoek naar een aardse partner of vriend, maar laten wij bovenal op zoek gaan naar de hemelse partner in de vorm van goede principes en balanzen. 3. Als dat wat in principe goed is teveel macht krijgt, ten koste van andere belangrijke goede dingen, dan wordt het slecht. Het goede wat uit proportie is, wat uit balans is, is het slechte. 4. Ga niet voor het goede, maar voor het beste. Het goede is de vijand van het beste. Uw weg vinden door de onderwereld 5. Voor alles is er een tijd, een regeling, en de mens moet de tijd leren kennen. Zo zal de mens veilig op het schip kunnen blijven, wat een geestelijk schip is, voortkomende vanuit de oerbron en teruggaande tot de oerbron. Telkens weer maakt het deze cirkels, om verbonden te blijven aan de oerbron. 6. Maak dus ruimte vrij tussen je gedachten. Zie wat er achter ligt. Lees tussen de gedachten door. De oerbron overziet alles, als de twee eeuwigheden waartussen elke gedachte ligt. 7. Hoe verder je teruggaat in de tijd, hoe vreemder tijd zich gaat gedragen. Het gaat vreemde sprongen maken, als vreemde oerroofdieren, en vreemde 585 oerinsecten. Je komt dan tot de zogeheten bron van tijd. Tijd is dan geen constante meer, maar onberekenbaar. Het is een oerhersenspinsel. 8. Het leven verloopt niet zoals gij denkt dat het moet verlopen. Gij wordt in het leven beroofd en mishandeld, en relaties zijn gevangenissen. Gij ziet kinderdromen snel genoeg tot nachtmerries worden, tenzij gij heel erg aan de drugs gaat, allerlei waanwerelden. Matig het, en laat ruimte voor andere dingen. Het leven hoeft niet te zijn zoals gij denkt dat het moet. Er zijn veel grotere dingen. Iets anders gaat zijn weg wel. Iets anders zal overnemen. Het gedachtenleven van de mens en al zijn begeertes is maar een zucht. 9. Er is iets veel groters aan het dringen. De mens heeft het lang proberen te onderdrukken, maar dat zal niet altijd kunnen. Ik heb het over het oer. 10. Het oer-zelf is iets heel anders dan het moderne ego. Het oer-zelf strijdt tegen alle valse zelven die zich willen opdringen. Het oer-zelf strijdt voor zijn oerwoudsprincipes. Maar kolonisten namen de wilden in, en de wilde gebieden, alhoewel lang niet alles. Die kolonisten kwamen omdat de mens leerde drugs te gebruiken. De oer-hersenspinsels werden onderdrukt. 11. Als gij opgroeit dan merkt gij op een dag dat uw onbezorgde leven dat u altijd had niet meer bestaat. Dat kan als een ontwaking zijn, als een wedergeboorte, maar ook als een sterven, dat gij uw weg door de onderwereld moet zien te vinden. Uw oude leven is dan weg. Dat kan moeilijk te verkroppen zijn, maar het is zoals het is. 12. Kom het ravijn in uw leven onder ogen, en het ravijn van de wereld, anders komt gij nooit verder. 13. In het bos zijn er dan zeker gevechten te voeren, want de school van het vlees wil u niet laten gaan. Gij loopt dan soms in een fuik, maar het zal u dieper in de wildernis brengen. De gevechten zijn

om u te doen groeien. Woord. 5. Het hemelse woord stroomt overal doorheen, door de gehele geschiedenis. Het stroomt vanuit de bron, vanuit de geschiedenis. Een heleboel is al gegeven aan de voorouders en roept om uitwerking. ZEEËN 1. Het zeetijdperk 1. Vóór het paleolithische tijdperk was er het vistijdperk, het watertijdperk of zee-tijdperk. De schepping komt voort uit de zee. Die werd gescheiden. Eilanden ontstonden. 2. Zo was er doorgang in de zee tot de wildernis, als de teruggang tot het vistijdperk. De mens leed echter honger. Ze moesten leven van dat wat de hemel hen gaf. Een heleboel kwamen om omdat ze niet volgens de hemel, het geestelijke, wilden leven en leren. Ze verletterlijkten alles. 3. Zo diep gaat het terug, helemaal naar het oerwater tijdperk. De mens leefde in grashutten, in bamboehutten, hutten van riet. Het is een hemels beeld. We moeten het niet aards maken. Er valt veel te vissen in het oerwater tijdperk. De oerzeeen droegen het medicijn voor de mens. Als de mens geestelijk leeft dan wordt de mens geleid tot het juiste voedsel. Matig u geen roekeloze vrijheid aan 4. De kerk gaat niet zozeer om mensen en gebouwen, maar om hemelse woorden. Het is een hemels bouwwerk in het hart. Wordt sterk in het 586 6. Je moet het gaan bouwen en verbouwen, als een boer. Het moet vrucht gaan dragen. Het loopt overal doorheen. Je hart mag er vol mee worden, en je mag erin groeien en het in jezelf laten groeien. En bloeien, en vruchtdragen. Wordt vol van het Woord. 7. Deze openbaring gaat ook terug. Strijdt met het Woord in je hand, in de wildernis en in de onderwereld. 8. Er is ook een vals woord, een woord wat u wil wurgen, wil vergiftigen. Nog steeds gaat het valse woord rond om de mens te vergiftigen en de dood in te drijven. Daarom hebben we het vaste woord nodig om hier tegen bestand te zijn. Proclameer het Woord. Bestraf het valse woord op gezette tijden. Het is een oorlog om uw ziel en om de ziel van elk kind. 9. Ook nu het hemelse Woord is gekomen is het oorlog. Het valse woord wil niet dat gij ontsnapt. Laat u niet verleiden. Laat u niet omkopen. Denk niet dat u vrij en zonder discipline de eindstreep kan behalen, want de overmatige vrijheid geeft juist de vijand meer vrijheid. Ze leven van hun vrije eigengerechtigheid. 10. Er wordt vrijheid gepredikt in roekeloosheid, en men hitst elkaar op in het vlees met vleselijke middelen, maar het leidt juist tot gebondenheid, en de vijand heeft er baat bij. De lat hoog leggen 11. Wees niet zelfverzekerd in dwaasheid. Als kinderen bent gij kwetsbaar en valt gij in vele dwaze

misleidingen. Dat is ook onderdeel van het lijden, maar als gij dan opgroeit in het Woord, dan moogt gij daar ook uitgroeien, als een geestelijk nomadisch leven. En dan moogt gij ook opbloeien. Als kinderen bent gij kwetsbaar, en raakt gij diep verwond, telkens weer, en hebt gij vele trauma’s, maar in het Woord moogt gij vaste leiding krijgen. Gij hebt het hemelse Woord nodig om aan het aardse, vleselijke woord te ontkomen. 13. Het leven is slechts vleselijk, leugenachtig. Het is het rijk der leugens, maar toch werkt het als gelijkenissen, en toch is het hemelse woord hieraan tegemoet gekomen. 14. Het is zo leugenachtig, wisselvallig en bedrieglijk, de vleselijke realiteit, dat gij uzelf met niemand moet vergelijken, want alleen de hemel is de maatstaf. 15. Houd dus de lat hoog, en laat het niet door anderen om je heen verlaagd worden. Vergelijk jezelf niet met hen, en gebruik ze niet als excuus. De lat in deze vleselijke realiteit ligt nu eenmaal laag, maar dat zegt verder niks over u en hoe gij zouden moeten leven. Gij vindt uw weg wel. Waar een muur is is een pad. Het zijn geen onoverkomelijke bergen, maar bruggen. De zee die je overspoelt 16. Het goede ontwikkelt zich door in de mens, zo ook het slechte, afvallende, wegvallende, wat slechts een gelijkenis daar van is. Geef iets lang genoeg de tijd. Het heeft altijd die twee eigenschappen. Het een roept het andere op. Er ligt daar een ijzeren, onwrikbare bestemming voor de mens. 17. Weet je wat mijn naam is ? De smalle weg. Misschien ken je het wel. Wij moeten over het smalle pad door de enge poort, wat een moeilijk en kronkelig bergpad is door de wildernis, langs de 587 ravijnen, en wij moeten zelf ook het smalle pad en de enge poort zijn. 18. Die vloed kan niemand tegenhouden. Dat is iets van de geestelijke natuur. Dat is het bestaan, het leven. Dan vecht je tegen de zee. Die zee overspoelt je en neemt je mee. De zee is geneeskrachtig voor je hart. Lekker in de zee liggen, lekker zwemmen, geen gezeur aan je hoofd, slechts dit. Geen Woord van boven gegeven en uitgezonden zal ledig wederkeren. Onthoud dat ook maar. Er is vloed en eb. Daarna vloeit alles weer weg, en moet je het zelf leren, zelf leren doen, zelf leren zijn, ook naar jezelf toe. De bron loopt nooit volledig vol, stroomt altijd weer weg. 19. Het gaat niet alleen om het worden en het zijn, maar ook om het blijven. Blijven in de bron. 20. En alle kwajongens druipen af voor de winter, groeien in de bomen. Onrijpe vruchten moeten doorgroeien. Tot de bloem van het idee gaan, kinderen, het laten uitspruiten. Loop niet weg met ideeen als die nog niet rijp zijn. Het moet gaan bloeien en bloesemen. De bloem draagt een hemels medicijn diep van binnen. De bijen vliegen hiervoor en ook andere gevleugelde insecten, allerlei soorten. Ze dragen het. Hebt gij honing ? De vergeten wereld 21. De mens is gericht veelal op vraatzucht, op verdichten, op vermeerderen, maar er wordt ons door de hemel een heel ander pad getoond. 22. Vraatzucht komt in allerlei vormen : sociale vraatzucht, sexuele vraatzucht, machtslustige vraatzucht, eerlustige vraatzucht, sierlustige vraatzucht. Waarom leeft gij eigenlijk ? Om deze dingen te overwinnen, want ze leiden u tot de dood, tot de geestelijke dood.

23. Het schip van het eeuwige leven staat in het soberste, in het minste. Je komt alleen binnen door je vraatzuchtige leven af te leggen. 24. In het minste van het minste, het soberste van het soberste, oftewel het primitiefste, kan de mens terugkeren tot de oernatuur. 25. Het geestelijke nomadische leven is de eindbestemming. Het zaad is gezaaid. Gij moet het land bebouwen. En als gij nog stukken van uw vlees ziet, dan moet er jacht plaatsvinden. Bescherm uw land. Houd speer, boog, pijlen en mes bij de hand. Dat is een strijd tegen de zonde. 26. Trek dingen in twijfel, stel vragen, en trek ook de antwoorden in twijfel en stel vragen. Telkens weer. Gij neemt geen genoegen met het eerste de beste antwoord. Gij stelt uw vertrouwen niet zomaar op voorbijgangers. 27. Overal liggen valkuilen op het geestelijke pad, die uw denken proberen te strikken. Er is een oorlog om uw ziel. Wordt wakker en besef dat gij in het oerwoud bent, en dat er overal op je gejaagd wordt, dat het levensgevaarlijk gebied is. Weest op uw hoede. De vijand is sluw. Velen heeft de vijand al bedrogen. 28. De mens vervreemdt van zichzelf, de mens vervreemdt van elkaar en van deze wereld, omdat er een vergeten en verloren wereld is die aan de mens trekt. 29. Vaak als mensen over het vlees rouwen is dat de schijndood van het vlees, want het vlees leeft juist in hen voort. Pas op voor het wereldse en vleselijke rouwen. Het is een oorlogstaktiek, een valstrik die ze leggen. Ze loeren op bloed, en hebben loktaktieken. Als je met hen meerouwt ben jij de volgende. Waar bouwt gij voor ? 588 30. Alle dingen om u heen hebben bronwaarden en beginwaarden die verborgen worden gehouden en die opgegraven moeten worden, want alles is van die bron afgeweken en is zich gaan vervormen. 31. We spreken over de oernatuur, de buitenaardse en bovenaardse oernatuur. Het is uw adem, uw levensbron. Op de brug terug naar deze bron in uw ziel moet gij wachten op de kruizingen met andere bruggen, om de blokkades op de brug door te kunnen komen. 32. Deze reis is als een reis onder de grond. De mens moet niet alleen leren vliegen, maar ook leren vallen, leren de diepte ingaan. 33. In de paradijselijke verlamming, de hemelse rust, kan het hemelse werk opkomen. 34. Ren niet met zinnen weg, maar lees het in het verband. Andere boeken kunnen de sleutel vormen tot het beter begrijpen van dit boek. 35. We hebben het over de filosofie van de hogere natuur. 36. Er zijn punten die de mens telkens weer vergeet, en daarom is het allemaal opgetekend. 37. Het is aan te raden om er goed en diep over na te denken en er voor uzelf een uittreksel van te maken om de punten te onthouden, zodat gij niet telkens op een dwaalspoor komt. 38. Waar bouwt gij voor ? De mens is uit op eigen voordeel uit, en de bouw van het geestelijke is veronachtzaamd, in hun grote ondankbaarheid. Ze rennen voor hun eigen koninkrijkjes, hun eigen huisje, boompje, beestje, en gooien hun roeping opzij.

39. Men gelooft het allemaal wel, en dut in. Wordt alles dan gewoon afgeschoven ? Verwaarlozing van de bouw oproep was er gaande, van het geestelijke. Er moet fundament zijn, en voor de huidige samenleving is er geen fundament. Men doet maar wat. Het is een grote bende. 40. Kinderen groeien vandaag de dag totaal geestelijk verwaarloosd op. Het volk moet zijn eigen innerlijke beesten onder ogen komen. 41. We hebben het over vruchtbaarheidsprincipes. Het gaat om het leren hemels redeneren en het afleren van vleselijk redeneren. 42. Praat jezelf niet in cirkeltjes. Praat jezelf niet in valkuilen. Stop met vleselijk redeneren, en leer weer luisteren naar de natuur. Stel jezelf onder een moeder. Keer terug tot je innerlijke natuurmoeder. 43. Waar pronk je mee, en hoe pronk je ? Om wie of wat is het je te doen ? De vleselijke mens is maar een waan, een tijdelijkheid, vol met prots en praal, allerlei toeters en bellen, maar het is krankzinnige ijdelheid, als het verloop van een alzheimer syndroom. Het wijst omhoog naar veel hogere dingen. Het gaat erover dat de vleselijke redenaties plaats moeten maken voor de hogere, geestelijke redenaties. 44. Door gevlei en geloven in gevlei mist gij het doel, glijdt gij er langsheen. Het is als een gladde weg. Geloof de mensen om je heen niet die door gevlei u in slaap willen sussen, zodat gij bent zoals hen. Of leeft gij nog steeds in het vlees van de letterlijkheid waarmee gij anderen onderdrukt in ellenlange saaiheid en dorheid ? Het wilde woeste land 45. Ze wanen zichzelf van alles en nog wat. Laat je niet misleiden door titels, door aardse status, want 589 ze spelen gewoon een verkleedpartij. Het is een rollenspel. Ze proberen je vaak maar wat wijs te maken, maar ga zien wat daarachter verborgen ligt. 46. Wat houden ze van je vandaan ? De dingen die boven zijn. En dan moet gij leren strijden, strijden tegen het beest van verdraaiingen. Het is geen goed leven te leven met het beest, in groot bedrog. Het is allesverwoestend. 47. Leer te onderscheiden, goed van kwaad. Loskomen van het vlees. Het vlees overstijgen, ontcijferen. Ze hebben overmoedig de morgen gegrepen, en ze worden erdoor misleid. 48. Het religieuze beest vindt het niet leuk als gij puzzelt. Nee, hij voelt zich zo hoog en verheven boven alles, en dat wil hij zo houden. Misschien voel gij zijn hete adem wel in uw nek. Hij heeft u op het menu staan, dus gij moet wel puzzelen. 49. Het is een kleptocratie, oftewel een dievenstaat. Ze houden van overmatig geweld en overmatig bloed, en overmatige smerigheid. Dat is voor hen de makkelijkste weg, met de botte bijl ertegen aan. Kinderen vinden ze allemaal te ingewikkeld, vrouwen zijn allemaal te ingewikkeld. Ze gaan de makkelijke weg. Het interesseert hen niks. 50. En je moet eraan geloven, anders zullen ze je. Grote spieren volgepompt met uitwerpselen, om het kinderlijke en vrouwelijke geslacht te onderdrukken, en andere rassen, want zij zijn het superras. 51. Ken je hun liederen ? Heb je ze horen zingen ? Ze hebben gedragsregels waaraan je je moet houden. Dat is de afgod die zij aanbidden. Ze volgen niet tot de wilderniskennis, maar hebben gebogen voor de Mores van de stad. 52. Loskomen van de waanwerelden van het vlees. Kent het pad tot het wilde woeste land.

53. Groot bedrog is tot u gekomen, oh mens. Kinderen hebben ze uit de weg geruimd, vrouwen hebben ze uit de weg geruimd, allemaal om de Mores te kunnen bemachtigen. Het zelfbedrog van hen die het geestelijk werk veronachtzamen 54. Gij bent hier om te leren, niet om te oordelen. Gaan tot de geestelijke school betekent u losmaken van de vleselijke school waardoor gij gebonden zijt. 55. De mens roemt in zijn luiheid en onverschilligheid. De mens is heel pietluttig. Alles maar eenmaal. De mens is hierin vleselijk netjes. Daar meten ze alles aan af. 56. Het geestelijke werk strijdt hiertegen. Het is ontzielde kennis als er geen hemelse woede over de zonde is. Je mate van hemelse woede bepaalt je karakter. Het slechte mag niet goedgepraat worden. Er liggen veel gevaren op de loer, veel valstrikken. Het is de strijd tegen oude denkbeelden. 57. Er moet een worsteling zijn voordat je de puzzel kunt oplossen, anders neem je genoegen met een puzzel die helemaal niet past, wat geen ware oplossing biedt. 58. Blijf werken in de mijnen, om jezelf geheel leeg te maken, en blijf door de wildernissen gaan totdat je in het wilde woeste land bent gekomen. 59. De mens die geen geestelijke tochten onderhoudt zoals hierboven, maar alleen in het aardse leven is vaak familiefiel. Ze hebben alleen maar oog voor de familie, voor de normen en waarden van de familie, en daar gaat al hun tijd en aandacht in op. 590 60. Er zijn een heleboel dingen die de mens niet kan zien. De ogen van de mens zijn te onderontwikkeld. Je kunt het alleen zien door de kwaliteiten van het hart te ontwikkelen. Dan gaan je geestelijke ogen open. Dan kom je in de wereld van verstand en hart waar al het onzichtbare hangt. Het loopt door alles heen. 61. De mens is verslaafd aan gif, zet zijn medemens op een eng rantsoen om deze verslaving te waarborgen. Dit zijn blokken van versnelde materie, en hierin is de samenleving opgesloten. Alles om je heen gaat razendsnel en je kunt het niet meer bijhouden. 62. Het vleselijke plant zich voort, en woekert voort, en zo wordt alles vaag en ver weg, dan worden de vrouwen dunner en ijler, en hun vlees wordt lichter en lichter, zodat hun kinderen niet meer veilig zijn, en dan zijn ze meer vatbaar voor roofdieren en parasieten. 63. Het zusterschap brengt de beschermende donkerheid van de vrouw weer terug en haar robuustheid, om het kind in de baarmoeder beter te beschermen tegen alles wat haar bedreigd. 64. Het vlees plant zich voort. Zware sociale drugs. Zware familiaire drugs. De drugs laat de mens wanen, de vleselijkheid en zonde aantrekkelijk gemaakt met een gouden laagje. 65. Kijk ze eens lopen en pronken. Ze vinden zichzelf zo aantrekkelijk. Ze zijn zo ijdel, en het is maar een heel dun goudlaagje. De wind kan het zo wegwaaien. Ze hebben zichzelf een hulp in het vlees gemaakt. Zo gaan ze in hun ijdele en ijlende onwetendheid ten onder. Het is het blinde ijlen van de verwaanden die aan de drugs zijn. 66. Het is als een klef aapje aan hun hart en aan hun ziel. En ze wanen dat ze een geliefde hebben, en zo planten zij zich voort in het vlees.

67. Het is een stortvloed van vlees wat wellustig voortwoekerd. Het werkt kinderen weg. Het sluit de ogen van de onoplettenden. 68. Het zijn fluisteraars, vol van vlees. Ze spreken niet hardop, maar bedrieglijk, gluiperig, doortrapt, achterbaks. Ze maken giftig zoet, maar de zeeen zullen hen overstromen. 2. Geestelijk volharden 1. Gij moet diep vallen om het eeuwige zaad voort te brengen. Het verderfelijke zaad van de stad sterft dan. Het eeuwige, onverderfelijke zaad komt als gij de diepere weg van het hongeren en minderen gaat, als een diepe val uit de stad, de wildernis in, waarin gij alles loslaat van de stad. 2. De geestelijke wedergeboorte is te vinden in het Woord wat achter alles verborgen ligt. Gij moet strijden voor dat Woord. Gij moet puzzelen voor dat Woord. Gij moet dat Woord bouwen. Dat is wat de wederopbouw daadwerkelijk betekent. 3. De wereld leeft door roekeloosheid, maar de geestelijke volharding brengt een heel ander zaad voort, vanuit de diepte. 4. We zien de zelfverzekerdheid in de stad als vleselijke roekeloosheid en zorgeloosheid, als grootheidswaanzin. Volharding is een hele andere weg, een hele andere zekerheid. Waarin heb gij uw zekerheden ? Waar bouwt gij op ? Is het voortgekomen uit voldoende onderzoek, of hebt gij het allemaal verzonnen ? 5. Pas op met valse zekerheden en valse waarheden die niet voortkomen vanuit diep en volkomen 591 onderzoek. Zij die niet meer twijfelen gaan overboord. Zij die niet meer overdenken. 6. Grijp niet overmoedig, want dan wordt het uw strop. 7. De grote bolwerken van grootspraak moeten afbrokkelen, verwoest worden. Door grootsdoenerij mist gij totaal uw doel. Door alle grootspraak kunnen er een heleboel boodschappen dan niet tot u komen, omdat gij gilt als een zeugenkind. Ga geen relatie aan met een varkensbok. Blijf op een afstand. Door al dat gegil van het vlees zijn de hersengolven veranderd, want de varkensbok, die een soort renbok is, vlucht van zijn jager, en brengt door zijn gegil de jager in een trance. 8. Daarom ziet gij de varkensbokken ook niet meer, maar nette heertjes met stropdassen, meneren met opgeblazen spierbundels die op knappen staan, en rondtippelende dametjes met oma-knotjes. Dat zijn de mentale schilden van de varkensbokken. Het zijn allemaal vormen van de varkensbokken om aan de jager te ontkomen, zijn vermommingen. 9. Het vlees is altijd weer grensoverschrijdend, en het wordt u tot grens. Uiteindelijk zal het vlees ingehaald worden, in een valstrik komen. 10. Door de wildernissen komt gij tot een natuurdorp, tot het rode van soberheid, natuurlijkheid en de hogere vreze. 11. Het vleselijke zaad zal weer tot stof wederkeren in de aarde. Het is iets van de natuur. Zonder deze strijd, zonder deze spanning, zou er geen leven mogelijk zijn. Het is dus een geheimenis van de natuur, en het is door het vlees uit het verband gehaald, verletterlijkt en gedramatiseerd. Veel fabeltjes worden er over verspreid en gesproken. De schepping is er nog niet geweest. Er is nog steeds een strijd om het binnendringen van de eicel. Zorg dat je het wint. Je bent nog steeds slechts een

spermacel, en je moet het winnen van massa’s vleselijke spermacellen. 12. Dit is aan zee, een landstreek die een woeste woonplaats is. In ballingschap zult gij een rustplaats vinden, in verlaten land. Het is een zeevolk. Zij zijn vissers van mensen, vissers van zielen. Als het vrome het vleselijke doet verteren, dan betekent dit het verminderen van de verzinsels van de volkeren. Het zal dus uitgedund worden en een andere betekenis krijgen. Ze zullen worden tot een eeuwige woestenij. De roem van de afgoden en de ijdele eer door mensen ontvangen zal als vet wegsmelten. 13. De zachtmoedigen zijn onderwijzers, en zij hebben zich afgezonderd, leven in de wildernis. Zij zijn de minsten, de laatsten. De wildernissen staan voor de leegtes, het zijn van de minste, en zo kan deze vruchtbaarheid plaatsvinden, en zo zullen de oerbronnen geopend worden. Dit is een dialoog tussen de oermoeder en haar kind. De kennis die in ijver bestaat 14. Wat is de ware oorlog ? De werkzucht en de leerzucht. De vleselijkheid heeft deze mate van ijverigheid niet, want die loopt altijd de kantjes er vanaf. 15. Hebt gij de eeuwige ijver al ontvangen, of schuift gij dit af op de afgod ? 16. De mens heeft een heleboel valse afgodsbeelden gemaakt, en dat lopen ze na. Eeuwige ijver kennen ze niet. Het is nu tijd om te zaaien, om te onderwijzen. Het is nu tijd om te zaaien, opdat je later een oogst hebt. Weest ijverig, maar niet in het vlees. Allereerst moet het onderwijs tot de doden gebracht worden. 17. De eeuwige ijver laat het niet na de zonde te bestraffen, het vlees in de mens, en dit is de grootste dienst die je een mens kunt bewijzen. Vergeet 592 verder al de aardse, plakkerige liefde maar, want dat zou hen alleen maar in slaap doen sussen, en dan ben je in principe gewoon hun vijand geweest. Soms is er geen tijd voor liefde, maar een tijd voor haat. Soms brengt haat je veel verder dan liefde. 18. Dat begint in uzelf. Dan moet gij eerst weten wat de zonde is, dus je moet eerst een leer-ijver hebben, want anders bent gij niets anders dan gewoon wettisch. 19. Luie mensen kennen niet, maar pretenderen. Door grote roddelpraat blazen ze zichzelf op tot dikke bluf. Het zijn de werkingen van het vlees. Laat niemand denken dat het zo uniek is, dat het vreemd is, want het is al zo oud als de wereld zelf, maar deze dingen zullen weer voorbij gaan. Er is een tijd van liefde en een tijd van haat, een tijd van vrede en een tijd van oorlog. 20. De eeuwigheid openbaart zich in de toornende, oorlogszuchtige ijver. Laten we dat goed onthouden dat de eeuwigheid zich op die manier openbaart, en stoppen de eeuwigheid voor te stellen als verwende romantiek. De komst van de eeuwigheid is in wervelwind en storm, oorlogszucht, als leerzucht en werkzucht. 21. De kennis bestaat dus ook volkomen in ijver. In niets anders. Als je geen werker bent, vergeet het dan maar. Als je leeft om te rusten, vergeet het dan maar. Maar wees niet ijverig in het vlees. Ken je principes en ken je grenzen. De ijver gaat over het smalle pad, door wildernis en over bergen, bouwt zich geen stad en naam. 22. Zonder de ijver zal er geen oogst zijn. Het vlees is overmatig oorlogszuchtig, hele selectieve, afgemeten ijver, snelheidsijver. Ze zullen door hun eigen wapenen ten onder gaan. Ze strijden en snellen meer dan dat ze bouwen. Er is geen balans. Ze leven in overmoed, niet in ware eeuwige ijver. Ze hebben een expansie-drift, geen leer-drift.

23. Laat het je niet bevreemden, al die vleselijke mensen. Het is niets nieuws. Die waren er altijd al. Maar ze komen en gaan ook weer, en dan zal het geheimenis getoond worden, in de ijver. Er is een tijd om los te laten en een tijd om vast te houden. 24. Het vlees houdt van protsen, maar zonder de eeuwige leer-ijver is het allemaal waardeloos. Het vlees vecht liever dan dat hij leert. Hij is een vechtersbaas, maar tegen het leren. Er ontbreekt dus wat aan zijn ijver. 25. Zijn opgepompte spieren zijn leeg. Het is allemaal bluf, zonder inhoud. Er zit geen ziel in, geen hart. Het heeft geen luister ijver. Zij zijn onstandvastig. 26. Ze verkopen volkeren door hoererij, en de hoer bindt haar liefhebbers aan zichzelf door bijgeloof. Door dronkenschap gaan zij ten onder. 27. Het vlees zal dus weer ten onder gaan. Laat daarom de innerlijke mens besneden zijn, opdat er plaats kan komen voor de ijver. 28. Uw eigen standpunt is helemaal niet zo interessant in het grotere verband van de eeuwigheid. Het doet er niet toe wat gij denkt of vindt. Het vleselijke moet afsterven, het koninklijke vlees ook die denkt dat zijn eigen standpunt zo superieur en belangrijk is. 29. Gij dient helemaal alleen tot de ingangen van de eeuwigheid te komen, opdat eeuwige kennis op u uitgestort worde. 30. De mens zit vast in koninklijke stammen die tegen elkaar strijden, allemaal vol van expansiedrift. Leg alle koninklijke rechten af, alle koninklijke status van het syndroom van de eersten. 3. De eeuwige oorlog 1. Keer terug tot de zee, en ga weer twijfelen, piekeren, onderzoeken, en leer geleid te worden, om het vleselijke af te leren. Zonder besnijdenis zal de eeuwige leiding niet komen. 2. De besnijdenis is er ook voor om de mens te besnijden van de overliefde en overvriendschap die de mens in het vlees heeft. 3. Als er teveel liefde is worden namelijk de ogen gesloten, en ook als er teveel haat is. Daarom is er ruimte voor beiden in het medicijn, en zo zal de mens aangesloten zijn op de eeuwige leiding. 4. De mens moet opgewekt worden tot de geestelijke oorlog. De geestelijke oorlog is belangrijk voor de besnijdenis. 5. De eeuwigheid is vanwege de hogere verbanden die de mens in zijn vlees niet kan overzien zeer onstuimig. Er is daarom een grote noodzaak voor geestelijke oorlogsvoering tegen het vleselijke. 6. De besnijdenis rukt het voortwoekerende vlees eraf en werpt het in de zee. Het is een geheimenis. Het vlees is woest, roekeloos, ongetemd, totaal uit het verband gehaald. 7. Kies je voor plundering of voor geleid worden ? Geleid worden komt voort uit de herstelde band tussen moeder en zoon, en tussen moeder en dochter. 8. De moeder is een principe waardoor gij kind kunt worden, namelijk het minderen, het hongeren, en dan gaat er een wereld voor u open, want waar gij u aan vasthield hield u alleen maar tegen, en hield een heleboel voor u verborgen. 593

9. Het is allereerst koud, als een sprong in het water, maar zo komt gij tot vaste land. 10. Er is een eeuwige meedogenloosheid die blijft toornen tegen de vleselijkheid. Het heeft slechts literaire waarde, als metaforisch. 11. Dit is de goede boodschap dat het vleselijke zich niet zal herstellen, dat de zonde niet meer opstaat, want het vlees is dodelijk verwond. Wel zal de mens dit dus voor altijd moeten gedenken, en belijden, doorleven, dus gij hebt wel degelijk met een eeuwige oorlog te maken, opdat de mens nooit vergeet wat hij heeft geleerd. Zo niet, dan zou de zonde weer kunnen terugkomen. De hyperbolische wereld 12. Hyperbolisch betekent overdreven, vaak om een boodschap te verkondigen, iets extra kracht bij te zetten. 13. Het hele leven is hyperbolisch, en als je de hyperbolische betekenissen niet kent kun je daar zwaar overstuur van raken. Het leven geeft zwaar hyperbolische boodschappen, en zeker moeten wij deze lessen leren. 14. Velen leven in een roes en missen bepaalde schakels. Er is een gevallen aarde en een gevallen natuur. Het is een hyperbolische wereld. Alles zwaar overdreven, als een karikatuur, om een boodschap over te brengen. Uiteindelijk zal die boodschap komen. 15. Het leven geeft vaak niet mee. Vaak moet je om dingen heenwerken, en heb je te maken met de vleselijke, hyperbolische stijfkoppigheid van de mens. Stug zijn ze van aangezicht, met een hard voorhoofd en een stug hart, met een zware, onbegrijpelijke tongval. 594 16. De oermoeders roepen. Het oerwoud heeft gegeven, het oerwoud heeft genomen. De regen valt niet slechts op één dak. Alleen dwazen testen de diepten van de rivieren met beide voeten. 17. Het eeuwige Woord is de dialoog tussen oermoeder en kind, en de oproep tot een volkomen offer, tot volkomen leegte. 18. De mens moet het niet inhouden, maar delen. Het is een regen die de hele dag duurt, de eeuwige regen. Zo mag de mens zijn hart uitstorten bij de eeuwigheid en niets achterhouden. Zo herstelt de regen het contact tussen hemel en aarde, en is er vruchtbaarheid. De moeder roept het kind op tot gehoorzaamheid, opdat het het kind wel gaat. Gehoorzaamheid heeft te maken met de wording. De nachtmerrie van de feutus 19. Mensen maken voortdurend hun goden, afgoden en koningen. Denk niet dat deze goden en afgoden veel in te brengen hebben. Nee, de mens beslist alles. En zo worden deze goden en afgoden vaak overbelast. Een van de taken van de vromen is om deze goden te bevrijden van de mens en tot rust te brengen. 20. God, of dat wat ze god noemen, en daar pakken ze soms gewoon willekeurig wezens voor, is de slaaf van de mens geworden. De mens aanbidt niet God, laat je niet voor de gek houden. Neen. God moet de mens aanbidden, want de mens zit op de troon. 21. De moderne afgod handelt in overmatig en overmoedig licht, wat hen allen blind houdt. De ware schepping is er dus nog niet geweest, en die moet de mens vinden in de oer-baarmoeder. 22. Er is een worsteling tussen mens en God, want

er zijn ook zoveel valse goden, zoals er ook valse menselijkheid is. 23. Laat je niet bedonderen door mensen die wuivend in de kerk staan met hun handjes in de lucht. Velen zijn gewoon op zoek naar een god of afgod die ze tot slaafje kunnen maken, voor hun karretje kunnen spannen. Laat je niet bedriegen door die heupwiegers en handjeklappers. Ze zijn op jacht naar een god of een afgod, waar ze zich hevig aan tegoed kunnen doen. God als prooi. Prik er doorheen door al die hevig bedrieglijke optochten. 24. De ziel wordt opgesloten gehouden in eenzijdige tirannie. Worstel met de wachters, en probeer dan de tunnel te vinden, om daar uw geestelijk leven en filosofie te verdiepen. 25. De wachters van genotszucht, van valse religie, afgoderij, jagen op u. 26. Alles is nog gemaskerd, en gij moet het masker leren kennen, leren omgaan met het masker, als een medicijn. Het directe kan de mens niet aan. 27. Soms zeggen mensen dat ze er maar niet overheen komen. Maar je kunt er ook niet overheen, alleen maar doorheen. 28. Het leven wil een besnijdenis en die is filosofisch, spreekwoordelijk. Ga tot de eeuwige gecompliceerdheden, anders leef je slechts in een eenzijdige leugen. 29. Forceer de dingen niet. Laat de dingen zijn zoals ze zijn en ga puzzelen. Het is een kronkelig en smal pad. Om ergens te komen ga je heen en weer. Geloof niet in de verdichtheden die je worden aangeboden, want dan raak je zelf ook verdicht, en dan slippen al je kanalen dicht. 30. Laat je niet misleiden door uiterlijkheden, door gevestigdheden, door roddels en geruchten. Dingen zijn niet wat ze lijken. Ga naar de wortels van de 595 dingen, dus ga terug naar de oorzaak. Ga terug naar het oer. 31. Denk in lagen en stappen, waar dingen vandaan komen, en wat ermee is gebeurd. Kloppen dingen wel zoals het wordt opgediend, of houdt iets of iemand je voor het lapje ? 32. Het zijn ongeborenen, feutussen. Het zijn miskramen. Dat is wat de huidige wereld is : een miskraam. Het zijn nachtmerries van de feutussen. De eeuwige zorg 33. Soms komt de mens op punten dat er groot gebrek is, maar toch ontbreekt er dan niets, want er is omringing en omhulling door de eeuwige zorg, en die is overal, en die is van een hele andere materie. 34. Tussen het alreeds en nog niet is er soms nog spanning in het aardse leven, dat er twee dingen naast elkaar leven die aan elkaar tegengesteld schijnen te zijn, maar dan nog doordringt de eeuwige zorg alles, en is de mens opgenomen in die zorg, die alles vervult en alles zal vervullen, in eeuwige kennis, en hier mag de mens zijn hele leven lang over nadenken om tot de dieptes daarvan te komen opdat er zo telkens weer een nieuw leven aanbreekt, een groot geheimenis. In die zorg hebt gij alles, want het is van een andere wereld, groter dan deze wereld. 35. Zorg is een samenwerking tussen horen, gehoorzamen en oerkennis, als de wijsbegeerte. Dit is een discipline. Deze zorg is het ware zoonschap. 36. Het gaat erom dat de natuurprincipes groter worden, dat de mens het verband gaat zien, maar de mens zelf moet kleiner worden. Op aarde heeft men dit allemaal verletterlijkt. 37. De boodschap is altijd weer : Neem niet meer dan je is toebedeeld, maar schuif je eigen plichten

ook niet op anderen af. De eeuwige oproep alleen maar van het pad zou afleiden. 38. Ga niet hoger dan uw voegen, en wordt niet overgeestelijk ten koste van belangrijke principes. Het aardse leven vormt uw karakter opdat u gevoelig zou worden voor de eeuwige oproep. 39. De mens werd ongehoorzaam aan de eeuwige oproep, en ging vleselijk werken en vleselijk zijn voedsel bereiden, en zo brak de eeuwigheid los van de aarde, en kwam er gif, chaos, conflict en de dood. 40. Uw leven moet gij offeren aan de hogere structuur, uw vleselijke leven opofferen, en daarvoor zijn allemaal beelden gemaakt, die symbolisch zijn, niet letterlijk. Chaos, conflict en de dood zouden de mens juist moeten aanzetten om de tocht terug te maken tot de eeuwigheid. 41. De mens wordt voortdurend misbruikt en mishandeld op deze aarde, en het is als een fuik. Er zijn dingen die gij niet kunt wegwassen. Het mes is diep gestoken, maar het wijst op een diepere realiteit. Wees als de kinderen 42. Als je grijpt sta je je eigen ontwikkeling en onafhankelijkheid in de weg. Het gaat dan bijvoorbeeld over macht, rijkdom, eer. Het maakt je tot een slaaf van een afgod. 43. De kinderlijkheid is de onwetendheid. Soms weet de mens veel te veel en is het overmatig geworden en tot een gevangenis. Dan is de onwetendheid de bevrijding. Het kind heeft de sleutel. 44. Er is een heleboel kennis die zich aan je wil opdringen die je helemaal niet nodig hebt, en die je 596 45. Autoritair gedrag is iets van grijpgrage volwassenen, terwijl kinderlijkheid op basis van gelijkheid is. Je bent zowel leerling als onderwijzer, en dat kan alleen met gematigde, bezonnen pas. 46. Wat heb je eraan als alle dommen en dwazen van de wereld aan je voeten neervallen ? Je bent dan slechts hun slaaf geworden. Ga niet lopen vissen naar complimentjes. Want dan ben je zelf de vis die in het lokaas bijt. 47. Discipline is goed, maar overdrijf niet. Geef ruimte aan zelf ontwikkeling. Geef ruimte aan de natuur en het natuurproces, want anders zal de zee komen om alles weer weg te spoelen. 48. Telkens moet het tot hogere vormen kunnen komen. Uiteindelijk zal de natuur het moeten doen, je eigen hogere natuur. 49. Zoek niet naar excusen om te kunnen zondigen. Het kind staat voor de onschuld. Het kind is een beeld van het verborgene, zoals de zee is. Overpubliekelijkheid is een parasiet. 50. Een kind is niet zelfbewust, een kind heeft zichzelf verloochend, en wordt voortgedreven door abstracte werkelijkheden, heeft niks te maken met wat anderen denken, maar leeft geheel in zijn eigen realiteit, omdat al het andere nog ongrijpbaar is, en dat is een zegen en kinderlijk geluk. 51. Het kind spreekt een andere taal. Verwar kinderlijke onwetendheid en roekeloos kinderlijk gedrag niet met volwassen egoisme en hebzucht. 52. Kinderen dragen een heel ander patroon, en omdat ze alles nog niet weten uiten ze zich op een hele andere manier, met hele andere betekenissen. Ze zitten niet op dezelfde golflengte als de volwassenen. Ze worden nog door hele andere krachten voortgedreven.

53. Een kind kan zich niet goed en niet lang concentreren, omdat meerdere werelden aan hem trekken. Daarom is een kind snel afgeleid. Toch is alles ongrijpbaar voor een kind, wat de kinderlijke honger is. De natuur is meedogenloos 54. De mens wacht op de regen. Hij staat op het zand van de zee, wachtende, terwijl er over hem geroddeld wordt, terwijl er vooroordelen naar zijn hoofd worden geslingerd, omdat hij niet met hen meedoet, niet zoals hen is. 55. En zo moet hij leren volharden in deze weerstand, en niet toegeven aan de verleidingen, want dan zouden zijn handen en voeten er afgehakt worden en zou hij werk moeten doen wat geen werk is. 56. Hij moet een relatie krijgen met de zee en met de zeelucht. Hij moet de baarmoeder in. Hij staat op het zand, al zo lang, totdat het modder wordt. Hij is omringd met mensen die in hele nauwe cirkeltjes lopen en denken. Hij blijft staan, ook al wordt de grond onder zijn voeten tot een moeras. 57. Hij kan niets terugzeggen, hij kan zich niet verdedigen, en kan niet wegvluchten. Dan wordt het water langzaam tot bloed, en ook het zand waarop hij staat. Er is overal bloed. Het is tot een hol geworden. 58. Het kind komt hier tot de moederborst. Het kind wordt hier opgevoed. Op alles moet het kind hongeren, opdat het de moederborst kan bereiken, de hemelse melk. Het kind is geboren. 59. De melk begint te werken in het hoofd en het hart van het kind. Het kind is nu geheel weggezakt in het hol, en verdwaald daar. Zijn moeder is de honger, en hij heeft hongerbeelden en 597 hongerdromen. Het is niet mogelijk om zomaar altijd te blijven doorhongeren en blijven wachten, want uiteindelijk valt de hongermens in de kuil door zijn zwakheid. Dan stort de mens in, en zijn tranen zijn deel, als een pasgeboren kind. 60. Als je door de hemel gevoed wil worden moet je afwachten, en veel ander voedsel afwijzen. Je moet een gelofte afleggen tot de hemelse honger. Op het breekpunt komt het nieuwe leven je tegemoet. 61. Soms zie je in dat je niet verder kan, dat alle wegen doodlopende wegen zijn, en dan moet je tot het uiterste, tot bloed, zweet en tranen, tot grote wanhoop aan toe, wachten op de hemelse weg. Alles moet je ervoor achterlaten. Alles moet je ervoor over hebben, anders leef je slechts in een leugen. 62. Alles komt op zijn tijd. Het is niet aan de mens om dat te bepalen, want de mens overziet het niet. De natuur houdt met alle meespelende factoren rekening, en daarom is de natuur de natuur. Het is meedogenloos tot het menselijke denken. 4. De zee zuivert 1. Het wapen is zoet en moet zoet zijn, om de mens te beschermen tegen overmatig gebruik van het wapen en overmatig oordeel. 2. Veelal oordeelt de mens uit gemakszucht de ander veel te zwaar. Veelal grijpt de mens ook veel te snel naar het wapen, en richt die op de symptomen en niet op de oorzaken. 3. De mens voert een strijd tegen vlees en bloed, niet tegen de vieze lucht. En het wapen van de mens is niet zoet, maar zwaar, overzwaar bitter en dramatisch. 4. De mens is niet bepaalt creatief. Altijd heeft de mens zijn woordje klaar, en het is vaak niet zoet. Nu moet het natuurlijk ook niet

overzoet zijn, en normaal gesproken heeft de mens ook veelal een bitter medicijn nodig, maar het ware zoet is minderend. 5. Wie altijd maar weer een zwaar overbitter wapen trekt trekt dit in principe tot zichzelf. 6. Zowel de mens als het wapen vaagt weg als de mens er naar grijpt, wat een eigenschap is van het hemelse zoete. 7. Ga geen zwaardere gevechten aan dan je aankan, en vecht niet meer dan nodig is. Ga geen gevechten aan waar je niet klaar voor bent. 8. Soms is het tijd om te vluchten. Waarom moet het wapen zoet zijn ? Omdat je mogelijk aan de verkeerde kant strijdt, of misschien wordt je wel door hogere autoriteiten in die strijd gedwongen. 9. Wat heeft het voor zin om als een dief door het leven te gaan ? Het is slechts lucht wat je steelt. Laat daarom je wapen zoet zijn. Neem niet teveel weg. 10. Wandel met genade, want je mocht het eens aan het verkeerde eind hebben. 11. Vele mensen hebben een ingebeelde hemel die geen grond heeft. Er is geen natuurlijk fundament, en er is geen hemelse verzoeting. 12. Ze zijn overmatig bitter en star geworden, ingedut. 13. Het is zoet om jezelf af te vragen : Heb ik misschien iets over het hoofd gezien ? Zoet is ook : Ga ik misschien nu niet iets te snel in mijn redeneringen. Ben ik misschien nu niet onredelijk ? 14. Zo verzoet je je leven en dat van anderen, om los te komen van overmatige bitterheid, starheid en snobberigheid. 15. Vraag jezelf af : Voor wie strijdt je eigenlijk ? Wat is je doel ? 16. Kom tot de oerwaarden van het menselijk bestaan. Het wapen is zoet en glijdt altijd weer tussen de vingers door van de mens, als water. En dan is de mens in de zee om gezuiverd te worden. 17. Zout is voor de zuivering. De mens heeft zoet en zout nodig, maar alles met mate. En laat het van de natuur zijn. Geen zorg zonder voorzorg 18. In voedsel van de natuur zit al een bepaalde zoetwaarde en een bepaalde zoutwaarde. Eet met mate, leef met mate. Dan is het weldadig. 19. Het 598 natuurmedicijn mag niet overmatig gebruikt worden, want dan verliest het zijn werking. Daarom zeggen wij altijd : minder is meer. Neem je meer van iets dan nodig is, dan raak je het kwijt. 20. In het paradijs zijn veel bomen met zoet, maar voedt je met oude deugd, en gebruik het zoet als wapen, opdat je het pad vindt. 21. Er zijn uitzonderingen op de regel, en het water is een beeld van de onpeilbaarheid, en gaat vooraf aan elke hemel. 22. Het is hoe dingen in het algemeen zijn, ver weg en ongrijpbaar, veranderlijk ook, dus ga niet zomaar verhaaltjes verzinnen over mensen en dingen. De mens weet in eerste instantie niks. 23. Er is moeite voor nodig om kennis te verkrijgen. Het komt je niet aanvliegen. Je moet de berg opgaan, alles achter je laten, de roddels van de stad. 24. Houd alle factoren in acht. Versimpel het niet. Sla geen stappen over. Het is klimmen en zwemmen. Zonder een boot kom je er niet. 25. Alles komt uiteindelijk weer ver weg, alles verlies je weer en wordt ongrijpbaar. Kennis moet gezuiverd worden en in het verband komen. Oude kennis moet plaatsmaken voor nieuwe. Misschien zijn er veel dingen verkeerd gegaan en verkeerd geinterpreteerd. 26. Wacht met sociale contacten als het nog geen tijd is. Laat de natuur het rijpen. Maak geen overmoedige stappen. Je zal misgrijpen terwijl je niks hebt, ook al denk je dat je iets hebt. Als je het geestelijke niet hebt, heb je het natuurlijke ook niet. Je bent slechts vergiftigd. 27. Ga niet zomaar over tot zorg, maar voorzorg. Laat emoties je niet bedriegen. De zee als scheppingskracht 28. Wacht op de betere dingen. Neem niet het voor de hand liggende. 29. Het moederlijke is altijd het begin. Zij weet de weg, en anderen volgen haar. Vaak moeten er eerst overstromingen zijn voordat de mens terugkeert tot de natuurmoeder en naar haar luistert. Omdat het volgen van een moeder heel gevaarlijk kan zijn, omdat er ook valse moeders en

verwarde moeders zijn, moet dit gezuiverd worden aan het Woord. 30. Probeer je situatie te doorgronden aan de hand van het orakel van het Woord. Durf door droge tijden heen te gaan van veel piekeren en twijfelen, zodat je niet op het verkeerde schip terechtkomt. 31. Als er weer iets in je opkomt ga er dan niet als een dolle bezetene mee aan de slag. Pas op voor de hebzucht factor die kan meespelen in alles wat je wil gaan doen, en besef : Het is ver weg, ongrijpbaar. 32. En volg dan het pad om alle hebzucht buiten te sluiten. 33. Neem niet teveel van het orakel en niet te weinig, en laat het in de juiste balanzen komen. 34. Laat u telkens weer testen aan het Woord, opdat alle overmaat wordt afgesneden. 35. Soms is het even tijd om te stoppen met al je ondervraging van anderen, maar je zelf te laten ondervragen door de hogere bron. Kijk of er nog onbeantwoorde vragen zijn die de hemel aan je heeft gesteld. Maak er zaak van die te beantwoorden. Blijf niet in verzuim. 36. De mens moet zijn vrouwelijke pool in balans brengen met de mannelijke pool. Er kan vrouwelijke overmaat zijn en mannelijke overmaat. Daarom zijn ze in gevecht, in worsteling. 37. Al het over-mannelijke moet sterven, en het over-vaderlijke, en zo ook al het over-vrouwelijke, en over-moederlijke. 38. Hiervoor is er een moederlijkheids-riool nodig, om het in juiste banen te leiden, door de afvoer heen. Er moet een goede afvoer zijn, anders wordt gij misschien een hangerig kind wat niks in zichzelf 599 ontwikkeld en wat heel gemakkelijk denkt dat alles wat de moeder doet en zegt goed is en waar, of je ontwikkeld zoveel moederlijkheid in je dat je innerlijke kind erin verdrinkt, en zo wordt je controleziek en controlezuchtig zoals een standaard wereldse volwassene. 39. Er wordt om gewed, er wordt markt in bedreven. Misschien ben jij een van de kemphanen en hebben anderen geld op jou ingezet. 40. De een zijn dood is de ander zijn brood. Soms moet je vechten. Soms moet je je laten ondervragen. 41. Wat betreft orakels : die worden vaak opgediend als gezelsschapsspelen. Maar nog belangrijker is het om gevoelig te worden, gevoelig te worden voor de reacties die ze op elkaar hebben, op hun gevechten, en verhoudingen, hun hierarchieen en volgordes, en ook de seizoenen daarin, de cirkelmatigheid, het cyclische element ervan. 42. Mensen gaan spelenderwijs met de orakels om, omdat dat een goede leermanier is, en ook helpt om de gevoeligheid ervoor te ontwikkelen. 43. Zo komen de orakels met vele situaties en taferelen in aanraking, worden er als honden op losgelaten. De kemphanen kun je ook zien als je leven wat in aanraking komt met het orakel, en dan is er een gevecht. 44. Er moet heel veel gehakt en gesneden worden. Laat je leven niet op zichzelf bestaan, maar breng het in aanraking met het orakel om er vat op te krijgen, en er het beste uit te halen, opdat je leven nut krijgt en richting, en doel. 45. Zeestromen die krachtig op elkaar inbeuken en op de rotsen slaan, en daarachter een rustige zee met een boot in de verte. Een vrouw die in het water staat en bukt. Moederlijkheid die zich ontfermt over de golven en stromen, en rust veroorzaakt. Ze haalt

de gezonken boot uit het water, ontfermt zich over het afgedwaalde kind. Ze buigt zich over een mand, om het te wassen, of om dingen er in op te halen. De chaos van het water is haar scheppingskracht, haar kracht om op te halen en thuis te brengen. 46. Ze is de uitvoerende macht van de hemel. Het gaat over het leren over dingen heen te kijken. Dat kan alleen als je gevoelig en moederlijk wordt over de elementen, je verantwoordelijkheden neemt en draagt. 47. Gij weet hoe gevaarlijk het moederschap kan zijn, hoe makkelijk het uit zijn bedding kan treden om alles te verwoesten. Het orakel beeld van de dood van de vrouw, wat een symbolische dood is, is als de afvoer van het moederlijke, een riool waarin het overtollige weggespoeld kan worden. 48. Elk gebrek aan moederlijkheid is ook valse moederlijkheid, dus dat kan ook wegstromen. Moederlijkheid moet zo verinnerlijkt worden, verdiept, en zo gerangschikt, als een hemels sieraad. 49. Alleen het orakel kan klaarkomen met het geheimenis. Heb je de veer, dan kun je jezelf ontstijgen en opgaan tot de hogere natuurkennis en daarin oplossen. 50. De mens moet vechten met de stadse orakels en komen tot de diepere orakels, en komen tot wijdere uitleg. Blijf niet telkens in dezelfde cirkeltjes lopen, maar doorbreek de cirkels. 51. Als het orakel op de juiste manier wordt behandeld geeft het de juiste antwoorden. 1. Het vergeten betekent niet letterlijk zomaar alles vergeten, maar door het orakel ga je er zicht op krijgen, op de diepere betekenis. 2. Je gaat dan zien hoe alles van het orakel is. 3. Ontsnap door de ondergrondse tunnels van de stad aan de stad, wat gij alleen door het orakel kunt doen. 4. Dit is dus absolute basis voor elke ontsnapping en vrijmaking, en dit zal dus altijd weer een verdieping zijn. Het orakel gooit niet zomaar dingen weg, maar verwerkt het, en zorgt voor een goede en eerlijke afvoer. 5. Voordat je met mensen gaat communiceren : communiceer met het oer-orakel van het leven, anders heb je geen leven, leef je maar raak. 6. Denk aan de grote zeedieptes. De zee is rustig. De eilanden zijn stil en onbewoond. Communicatie tussen mensen zou giftig zijn. 7. Denk aan de verbondenheid en gevoeligheid voor het orakel. De vis trekt zich voldoende terug om gevoelig te worden voor het orakel. Er zijn geen mensenstemmen meer tussen, of andere afleidende factoren. Kom los van sociaal gif. 8. Laat je ontgiftigen door het orakel. Moeder natuur is een orakel. Ook als je wordt teruggefloten, geef dan niet toe. 9. De tijd is nog niet rijp, ook al denk je reden te hebben. Ga niet over tot zorg, maar voorzorg. Laat emoties je niet bedriegen. 5. Een vrouw kan een sta in de weg zijn 600 10. Zorg en verzorg dus eerst het orakel. Maak het eerst goed, en houd het goed, tussen jou en moeder natuur. Volg de vissen tot de grotere stromen.

11. Ga dus tot het orakel, en ga ermee de diepte in. Zo komen de stromen los. Verwerk het, kanaliseer het, structureer het, opdat je energie bron gezuiverd wordt, en je energie systeem. Zo blijf je zuiver. Je bent een lopend riool, dus krijg het in orde, anders loopt de weg dood. 12. Je kunt niet zomaar gaan vissen. Eerst zal je alles moeten verliezen en zelf opgevist worden. Je moet dus persoonlijk betrokken zijn bij alles wat je doet, alles hebben doorleefd, en niet zomaar dingen gaan doen. 13. Dit zijn dus ingewikkelde zaken waarin alleen het orakel inzicht kan bieden. Kom niet tot snelle en makkelijke conclusies. 14. Voor het orakel moet je betalen. Je moet de antwoorden kopen. 15. Ook in het orakel is het loon naar werken dus. Inzichten moet je geestelijk kopen. 16. Wees bereid het orakel te zoeken in droog en rotsachtig gebied, steen voor steen. Laat je niet afschepen. 17. Geestelijk leren rekenen. Uiteindelijk is het orakel een soort geestelijk belastingssysteem en tegelijkertijd een verzekeringssysteem, ook als het hebben van hemelse aandelen. 18. Door het orakel komt gij in aanraking met moeder natuur. Het is haar hart. Het is haar baarmoeder, als een hemels natuurriool. 19. Het riool is vol met bloemen. De natuur is het ware riool, de ware afvoer en verwerking. 20. Laat je niet op een zijspoor brengen. Ga geen gevechten aan die niet nodig zijn, want het neemt alleen maar je tijd in beslag, en rooft je energie die je ergens anders voor moet gebruiken. Het zijn 601 rovers. Negeer het. Ren weg. 21. Hij had ook in de stad kunnen zijn met de vrouwen van plezier en met drinkgelach, maar nee, hij koos ervoor om de natuur in te gaan, om moeder natuur te zoeken, en houdt de vrouw alleen in zijn dromen. Hij verkwist zijn tijd, geld en energie niet aan middelmatige zaken. Hij heeft de lat hoog gelegd. De natuur is zijn vrouw en moeder. 22. Een vrouw kan een sta in de weg zijn als gij niet oppast. 23. Geeft u niet over aan de verkeerde vrouwen. Uw ware vrouwen en moeders zijn in de hemel, en zij zijn een hemels oerorakel. 24. Geeft alles op om dat orakel te zoeken, en blijft niet hangen met stadse en wereldse vrouwen die u alleen maar afleiden. 25. Als je het geestelijke niet hebt, heb je het natuurlijke ook niet, maar slechts schijn. 26. Iemand wil je slaaf maken van zijn markt. Door liegen en bedriegen baant hij zijn weg, en je bent niks dan een grote zak geld voor hem. 27. Is het van belang om naar een stadse vrouw op zoek te gaan die helemaal niets meer van de natuur weerspiegelt ? 28. Het rieten rokje is een beeld van primitiviteit, eenvoud, en ook weer een beeld van de geraffineerdheid van het orakel, de meerdere facetten ervan, dat iets niet simpel is. De rivier oversteken 29. Je kan ook niet simpel tot natuurvrouwen naderen, want het zijn de voorwaarden van de hogere kennis.

30. Moeder natuur is geen hoer en geen romantisch speledingetje, maar allereerst een opvoedende moeder, die het pad toont en geen genoegen neemt met iets minder dan de waarheid. De lat is hoog gelegd. 31. Denk dus niet dat het allemaal zo gepiept is. In de stad is alles zo gepiept, maar niet in de natuur. Ga in hogere vreze met deze dingen om. 32. De kip vermomd zichzelf, zoekt zijn heil bij de massa’s, en probeert onze zwakke plekken te vinden. Laat je niet intimideren door groepsideeen. Ook al staan hele volksstammen tegen je op, houdt in de gaten waar het werkelijk om draait. De natuur en de stad staan lijnrecht tegenover elkaar, en de vermommingen van de stad zijn velen, en de stad bootst de natuur ook na. 33. Ook de stad heeft meisjes met rieten rokjes. Makkelijk is nooit de weg. Neem dan liever een omweg, opdat je het orakel niet verliest. 34. Ga een blokje om, tel tot tien, als ze je uitdagen. Ga geen lagere gevechten aan, ga geen gevechten aan die niet nodig zijn, of gevechten die je allang gewonnen hebt. 35. Geef het de tijd. Ga geen zinloze discussies aan. De wonden zijn een goede afvoer om nog meer los te komen van oude gewoontes en oude situaties, en om er nieuw zicht op te krijgen. Er zal altijd een stukje ervan achterblijven om deze reden. Accepteer dat. 36. Je steekt een rivier over met een kano. Aan de overkant zijn hutten met voorhangsels van raffia. 37. Je laat het verleden achter je, en bedenk dat de woningen in het nieuwe gebied zijn beveiligd met raffiastrengen, de voorwaarden, gecompliceerdheden van het orakel. 602 38. Al je kennis van het verleden zal je moeten gebruiken om in het nieuwe gebied een woning te vinden, en doorgang te krijgen. Nu zal blijken waar alles goed voor is geweest. Je hebt veel geleerd, wat je nu kunt toepassen. Je hebt tijd nodig om het uit te werken. 39. Vrouwen weven manden en maken kleding, aan de rivier. Hier beginnen structuren en patronen te veranderen. Dingen krijgen een nieuwe betekenis. Van alles wordt goed gebruik gemaakt. 40. De oude moeder is gestorven, de oude gewoonte, het oude idee, en de nieuwe moeder is gekomen. Het kost heel wat om los te komen van het oude, en helemaal los kom je niet, want het gaat gewoon veranderen, en alles veranderd mee. 41. Alles groeit mee en blijft zich doorontwikkelen, vanuit de oerbron. Alles wordt verwerkt, en niet zomaar afgedekt en weggedrukt. 42. Er is niet zomaar zorg, maar zorg ontstaat in voorzorg. Voorzorg is de ware zorg waarin de zorg kan bloeien. De Overstroming van de zee 43. Telkens zijn de dingen en situaties uit het verleden de strengen van riet en raffia waarmee de manden gewoven worden en waarvan voorhangsels van hutten worden gemaakt, en de hutten zelf. 44. Het gaat betekenis krijgen en nut zodra je ermee aan het werk gaat, ermee gaat weven. 45. Het leven maakt veel schijnbewegingen. Het orakel beschermt zichzelf met chaos. de 46. De mens moet niet maagdelijk blijven naar de kennis toe, moet bevrucht worden met de kennis, moet onderworpen zijn aan de kennis, ja, maar moet ook gelijkvormig worden aan de kennis, zelf.

47. Als men het teveel zelf wordt en er is geen verhouding meer met het zich onderwerpende zelf, dan moet men breken met zelfzucht, maar als men teveel het op iets anders schuift, en zelf niet meegroeit, dus teveel aandacht geeft aan het zich onderwerpende zelf dan moet men komen tot zelfverantwoordelijkheid. 48. Alleen het oer-orakel kan klaarkomen met dit probleem. De lagere, vleselijke mens moet sterven aan het oerorakel van de natuur, opdat de hogere, geestelijke mens op zal staan. 49. Leer het orakel kennen, hoe het werkt, opdat je in de hogere natuur kunt leven en blijven. Laat jezelf niet terugzuigen tot de lagere vormen. Kom los van je zombie-zelf. 50. Een rijkbeboste aarde in balans met de zee en de rivieren. Een pilaar van water rijst op uit de zee, een krachtige verborgen waterbron spuit voort. 51. Aarde, zout water en zoet water moeten met elkaar in balans zijn. Als die balans er is dan opent het verborgen waterbronnen. 52. Heb aandacht voor de subtiliteiten, het weven, de schijnbewegingen, de scheppende chaos die alles omvat, het overbrengen van de boodschap, de dingen die zijn vergeten. Het is een beeld van de oer-herinnering. 53. Wees niet teveel gericht op jezelf, ten koste van de hogere kennis. Dan moet eerst de zee overstromen om je weer wat afhankelijkheid te brengen, wat opvoeding, wat zelf-onderwerping aan hogere principes is nodig, want de principes die je nu hebt mankeert iets aan, zijn te laag gegrepen. 54. Je moet weer aan jezelf werken, en minder jezelf zijn. Dan wordt je teruggefloten. 603 6. De vliegenplagen van Orion 1. Komen tot moeder natuur ? Heb daar alsjeblieft niet een al te romantisch beeld van. 2. Komt gij tot moeder natuur ? In hemelse ballingschap ga je, direct.. Het vlees zal ze neerslaan, een slag op je kaak. Zij is moeder wildernis, de wilde moeder. 3. Niemand gaat de wilde natuur in zonder voorzorgsmaatregelen te treffen. Je moet zwaar op je hoede zijn. 55. Je moet leegbloeden, terug naar af, om weer terug te komen tot de moederborsten. Het vee is afgedwaald. Je bent met verkeerden meegegaan. Het heeft je in de problemen gebracht. 56. Hele werelden zullen wegzinken in kosmische zeeen als er niet naar de balanzen wordt geluisterd. De mens doet er dwaas over, maar alles wat de mens heeft opgebouwd zal door de zee meegesleurd worden en er zal niets van overblijven, om plaats te maken voor het hogere, het betere. 57. Alles is bruikbaar en wijst naar diepere realiteiten, hogere principes, opdat men gaat zien wat de hogere prioriteiten zijn, de ware prioriteiten. 58. Het varken is ver weg en ongrijpbaar, is een oud spreekwoord wat gebruikt wordt om mensen ervoor te behoeden geen vooroordeel te hebben. Misschien begrijp je de situatie niet en moet je nog verder terug naar het begin om het juiste verband te krijgen.

4. Als gij tot Moeder Natuur komt in de wildernis, komt gij tot een arena. Als ze je omhelsd zal ze je vlees wurgen, je ego. Koppen van hoogmoedigen worden gesneld. Pijlen gaan door het hart van de zondaar. Leugenaars worden gestrikt. Ben gij klaar ? 5. Zomaar tot Moeder Natuur gaan zoals in de kerken, luid juichend en wuivend, lachen, zingen, klappen ? Vergeet het maar. Zij komen niet tot moeder natuur, maar tot de stadse afgod. 6. Ze roddelen, zijn vol van vooroordelen en snelle conclusies en zelfverheerlijking, minachting naar anderen die niet zoals hen gekleed zijn. Ze zijn als dronkaards. Daar is hen alles om te doen. Zouden ze in die hoedanigheid tot Moeder Natuur gaan, dan zouden ze neergeslagen worden, en daarom gaan ze niet tot Moeder Natuur maar tot de stadse afgod, die hen met open armen ontvangt, en hen drank en drugs geeft. 7. Ik had een droom dat ik in gesprek was met een bosjesman shamaan. De bosjesmannen houden vast aan het principe van de mindere broeder, de minore, dus ze houden nederigheid hoog in vaandel, en daarom leven ze ook in de natuur. Ze lopen niet te protsen en paraderen in de stad. Ze leven in het verborgene. Het zijn geen aandachtshoeren, ze zijn niet eerzuchtig. 8. De bosjesmannen geloven in een bescheiden, ingetogen wereld, in harmonie met de natuur. De bosjesman waarmee ik sprak zei dat als een man geboren wordt en opgroeit er een gevaarlijke parasiet is genaamd de palap-parasiet, die een aura om de man heen wil doen laten ontstaan van opgeblazenheid, waardoor hij zijn borst vooruit drukt om over anderen te heersen, en waardoor zijn geestelijke en shamaanse kanalen dichtslibben in ruil voor macht, geweld en eer, verdichting, 604 gewichtigheid. Hij zei dat de palap-aura zo snel mogelijk doorbroken diende te worden, als een soort van besnijdenis, anders zal de opgroeiende man in te kleine denkcirkels komen. 9. Er moet een shamaans medicijn zijn tegen deze parasieten. Deze parasieten kwamen uit het riool. 10. De mens moet leren van de shamaanse bosjesmannen die diep in de natuur leven. 11. De vliegenplagen van Orion zijn tot de aarde gekomen, en alleen door de hersenspinsels van Orion kan een mens hier doorheen komen. De hemelse oorlog tegen het beest 12. Hemelse vrede komt door hemelse oorlog tegen het beest, het ego van de mens, de lagere menselijke natuur. 13. Het is het totale losmaken van vleselijke banden. Het beest in de mens moet overstegen worden. Daar ligt het werk voor de mens. 14. Natuurlijk mag dat niet aards zijn, maar hemels, van de hersenspinsels van Orion. Daarom zijn de Orionse vliegenplagen tot de aarde gekomen, om de vleselijkheid van de mens te doden, en de hogere hemelsheid van de mens op te wekken. 15. Hoe belangrijk is dit, dat we soms verlaten worden, want anders zouden we het nooit zelf leren. Om ons heen zijn alleen voorbeelden aangesteld. 16. Het is belangrijk tot een kanaal van God te worden, omgang met God te hebben, maar dan moeten we het ook zelf worden, anders heet het projectie. 17. Zij blijven altijd afhankelijke puppies en groeien

niet op. God wordt dan een soort excuus, een valse schuilplaats waardoor ze hun verantwoordelijkheden niet hoeven te dragen en maar aan kunnen blijven rotzooien. 18. Alles met mate, zoals een vlieg alles maar lichtelijk aanraakt en dan weer verder gaat. We hebben het dus over een Orions dodenboek van vliegen, het komen tot de hogere, hemelse hersenspinsels van Orion om aan het bizarre en extreme mijnenveld van de lagere aarde los te komen. 19. Daar leven de tetracten, een soort kwallen of spinnen, hersenspinsels van het kwaad en de onverschilligheid, die zich helemaal hebben vastgewoven en ingevreten in de hersenen en verder het hele lichaam en de ziel van de mens om van haar sappen te leven, en de mens moet en mag hier los van komen. Vandaar dat deze tocht door Orion van groot belang is. 20. Het beest leerde de mens te leven van vlees en het vleselijke, allemaal voor de markt, voor controle over de zielen, door de tetracten, die als sponzen door het universum zweven, op zoek naar levende zielen die zij kunnen leegzuigen en waarin zij kunnen wonen. 21. Velen zijn al totaal door dit soort gedrochten ingenomen als dode poppen, en worden gebruikt. 7. De wilde roep 1. Er is een groot werk te doen, en zowel de voorbereiding als de uitwerking daarvan gaat door studie, het luisteren naar de hemelse roep, de wilde roep. Kom uit de klauwen van de tetracten ! Verklaar de oorlog aan hen ! Laat hen je ziel niet 605 verder wegslepen. Laat hen je niet verder dronken voeren ! 2. De school moet het werk in de juiste banen leiden dus, anders val je in de strikken, in de tentakels, van de tetracten, in hun webben verstrikt, tot voer. Blijf dus waakzaam, en dut dus niet in met vele excuses. 3. Zoveel kennis is er toen verloren gegaan. Denk aan al die bibliotheken die door de rijzende zeespiegel werden verslonden. 4. God onderwerpt zich aan het werkwoord, anders zou God zelf ook een tetract worden, een valse afgod. Wordt dat in de kerken onderwezen ? Bijna niet, en daarom hebben ze allemaal hun eigen afgoden die elkaar tegenspreken en veel bloed vergieten, opdat de tetracten kunnen eten. Ziet gij het bedriegelijke daarvan ? 5. Ook goden moeten beproefd worden dus, en niet zomaar nagevolgd. Dat is wat het werkwoord doet. Ook de goden moeten onderwezen worden, en zich openstellen voor het hogere, hemelse woord, om niet vast te groeien en geen tetract te worden, geen kwal in de lagere aardse oceanen. 6. De mens werd door de tetracten zwaar opgeblazen, met alle gevolgen daarvan, als de geest van alcohol met zijn dodelijke hersenspinsels. Ze verlustigen zichzelf in vernietiging en alles wat vies en smerig is, allemaal tot zelfbevrediging, als drugs. 7. Verwaand lopen ze rond. Lomp is dat ook te noemen. De hiaten van alcohol leidt zijn eigen weg, zijn eigen wil, grote vraatzucht, tot anti-verstand, maar dit ontwikkeld een eigen zwaar selectief dement verstand wat over anderen wil regeren. Het zijn de gruwelen van de cultus van mind-control, de dwang-scholen van de lagere aardse gewesten waar de mens als vee wordt gefokt om de gulzigheid van de tetracten te dienen.

8. Moeten we daarbij blijven ? Zeer zeker niet. Want het Werk is een nomadische tocht, altijd voorttrekkende, in het Orions. Het is een werkwoord, wat telkens dus ook alles achterlaat. Dat is ook het geheim van het verstaan van de hemelse stem, dat zo het oor van de mens geoefend wordt door deze dingen, gevoelig wordt. 9. Daarom voelt de mens zich vaak eenzaam, en verlaten, opdat de mens zich hiervoor gaat openstellen en gaat leren luisteren. Een mens die alles al heeft en iedereen om zich heen heeft die dut in. 10. Zij leren zo de hogere spiraalnevels van het heelal kennen, de ingewikkelde hersenspinsels van het hemelse Orion, ook al houdt dit in dat zij door anderen niet verstaan worden. 11. Het vleselijke kan door zijn tetractische ingewikkeldheid de ingewikkeldheden van het hemelse niet verstaan. Het kan er niet op aansluiten. 12. Dit zijn de geemancipeerde werelden, en die kunnen door het overafhankelijke, overconsumerende ongeemancipeerde niet worden verstaan. De hemelse visspeer 13. De vleselijke mens heeft zijn eigen verdorven vruchtbaarheid, als tetracten die zichzelf voortplanten op de snelheid van het licht. Dat zie je om je heen. Het is hysterisch en ziekelijk, onstopbaar. Het gaat maar door. Ziekelijke vraatzucht, ziekelijke voortplantingsdrang. Het vleselijke heeft haast. Het heeft geen begrip, en geen tijd, voor het hogere hemelse, voor de hemelse stilte die spreekt. 14. Alleen de hoogverhevenen, oftewel hen die het beest van het ego hebben overstegen, zullen het begrijpen. Denk niet dat je en vleselijk kunt leven, 606 gehaast in zelfbevrediging, roekeloos, en dan ook nog eens alles kunt begrijpen, want dat gaat botsen. Je kunt geen twee heren dienen. Je kunt niet met je ene been in de wereld en met je andere been in de hemel leven. Het vleselijke en het geestelijke gaan niet samen. 15. Altijd hebben ze weer heimwee naar hun oude leven. Altijd willen ze weer de tetracten dienen in ruil voor alcohol, macht en aanzien. Ze zijn liever verblind. Altijd willen ze weer conform zijn, religieus of overgeestelijk. Ze hebben geen nomadisch bloed. Dat willen ze ook niet, want de prijs is te hoog. Ze willen het oude leven niet loslaten. 16. Het grote geestelijke wordt genoemd, de grotere hemelse verbanden door de hemelse hersenspinsels, de vliegenplagen van Orion. 17. De menselijke ziel moet gespietst worden, doorboord worden, geopend worden, door de hemelse visspeer, opdat de mens zal luisteren. 18. Het oor van de mens moet doorboort worden, en ook dat is niet letterlijk. 19. Wonen, werken en geschoold zijn zijn de fundamenten voor de nieuwe aarde. De wateren van grote diepte komen over de aarde hiervoor, om alles schoon te spoelen. 20. In dit alles zal Orion de mens tegemoet komen dus, door de hersenspinsels van Orion, wat een groot verschijnsel is, als vliegenplagen. Ze vernietigen het vleselijke, opdat er een verrijzenis is van het geestelijke en hemelse. 21. Het gaat namelijk om het hart, niet wat voor taal je spreekt, wat voor woorden je gebruikt, wat voor metaforen je gebruikt, enzovoort. 22. Wel is er dus de strijd tussen het vleselijke en

het geestelijke. Gij moogt u niet hechten aan de zonde. 23. Het gaat er dus niet om wat er uit je mond komt, welke huidskleur je hebt, enzovoort, maar wat er uit je hart komt. 24. Je kan dingen op verschillende manieren zeggen en de grote geestelijkheid gaat over het grotere verband, en die wordt niet begrepen door de vleselijken. 25. De mens moet zich meer bezig houden met geestelijke sport en spel, om zo los te komen van nutteloze aardse oorlogsvoering. 8. Teruggaan tot de woeste zee-aarde van het oer 1. Op de aarde zoekt de mens zijn afgoden, en mannen zoeken naar aardse vrouwen, niet naar het hemelse, en zij doen dit door te protsen met iets of wat, door te imponeren, maar gij wordt alleen metgezellen van de Orionse hemel en het Orionse paradijs door het lijden, door te minderen, niet door te vermeerderen en grote rijkdommen en andere materiele opgeblazenheid, zoals het zwaaien met stropdassen, want dat trekt alleen maar de vleselijke tetracten aan. 2. Gij moogt u niet vermengen met de lagere, vleselijke aarde, maar moet op een zekere afstandelijkheid blijven, opdat gij niet wordt meegesleurd. 3. De Vuh noemt de eeuwige ziel het hemelse hongeren. Dit is nodig om het beest, de woeste zee, te overstijgen. 4. Gij moet weer teruggaan tot de baarmoeder van 607 Orion, tot de woeste zee-aarde van het oer. Daar leert gij leven en bouwen van de kleinste beetjes. In zwoegen, in zweet, bloed en tranen, brengt gij alles voort. In geestelijke oorlog en jacht. Zo leert de mens overleven. 5. De zeeen en oceanen van Orion zijn tot de aarde gekomen. De arena 6. Er moet tot bloedens toe verzet worden in het toetsen. De leeuwin neemt niet zomaar geschenken aan. De leeuwin brult en houdt zich op een afstand. De leeuwin toetst allereerst zichzelf. Zij slaat alleen toe als zij niets anders kan en door de situatie wordt gedreven. Nu moet zij ingrijpen, anders sleurt het haar mee. Zij verzet zich er tegen ten bloedens toe. Zij houdt niet ergens halverwege op. 7. Zij is een doorzetter. De leeuwin zal geen overmoedige wapens gebruiken. De leeuwin verzet zich tegen ieder wapen, in een diep toetsen. De leeuwin is voorzichtig en laat zich alleen overweldigen door haar instincten als zij het niet meer tegen kan houden. Zij neemt alles wat tot haar nadert, al haar gedachtes als krijgsgevangene, en onderwerpt het aan de oneindige kennis. 8. Dit is de ervaring van de arena. Nob kwam tot de Oru stam in de wildernis, als een beeld van het komen tot het hongeren, het minderend testen, en dit was een groot lijden. Het voortijdse boek van Nob begint met een overstroming. En Nob moest op zijn bootje dieper de wildernis in. 9. De mens moest over allerlei rivieren in de onderwereld zwemmen om zo tot geleide kennis te komen. 10. De mens mag niet zomaar met woede leven, maar het moet bezield worden, tot een levende ziel, tot leiding.

11. In de voortijdse geschriften van Nob moet hij tot de wildernis vluchten vanwege een overstroming. In dit verhaal wordt hij ook door een beest gegrepen en verslonden. Zo komt hij tot de onderwereld, de daadwerkelijke wildernis. 12. Nob komt van heel diep, van een heel groot lijden, van een hele grote oorlog. 13. Hierin ziet gij de wederopstanding, principe, wat door de geleide, hemelse woede gebeurd, als de oogst van Nob. 14. Dat is ook wat de hersenspinsels van Orion zijn, het begin van de schepping. 15. De besnedenen zijn verwekt door zowel hemel als aarde, door de aarde die zwanger was geraakt van de hemel. 16. Omdat ze besneden zijn is hun zaad bestemd tot eeuwig leven. Het gevaar van de letterlijkheid 17. Vleselijke en aardse geesten zijn hysterisch op zoek naar elk gaatje wat ze nog kunnen vinden. 18. Ja, door openbaring zal gebouwd worden, en door openbaring over de openbaring. Juist hierin liggen de sleutels. 19. Het Woord heeft ook een geheimenisvolle kant, een kant die het Woord niet zomaar van zichzelf laat zien maar pas nadat je het Woord beter hebt leren kennen. 20. Je ziet iets in de verte, en als je dichterbij komt, dan blijkt het iets anders te zijn. Dat is vaak hoe het in het leven is. 28. Het hangt er helemaal vanaf in welk seizoen gij bent en met wie gij te maken hebt. Soms is het tijd om te zaaien, en soms is het tijd om te oogsten en je slag te slaan. 29. De mens moet zelf veranderen, alleen de letterlijkheid ervan is een groot gevaar. 30. Het brengt totale verwildering, zo diep dat het de hele cirkel rondgaat en dan weer terugkomt in de stad en begint te imiteren, karikaturiseren en spotten. 31. Dat kan subtiel gaan of dik er bovenop, maar net wat belangrijk is, want het is een strijd tegen het stadse patroon. 21. Eerst is voor het toetsen de onthechting nodig : alles opgeven, alles loslaten, alles verkopen voor de Ene steen, alles opofferen voor het nieuwe leven. 22. Juist de invallen en aanvallen op je leegte zijn wegen naar diepere leegte. Elke leegte moet daartoe namelijk ook weer opengebroken worden. 23. Het zijn alleen maar maskers van diepere processen die gaande zijn en daartoe ga je ontwaken. 24. Terug gaan naar de wortels van de dingen, naar de tuinen en de wildernis. 25. Wat dat aangaat is in de oorlog dan alles geoorloofd, en het doel heiligt de middelen. De mens moet terugkeren naar de fundamenten. 26. De mens moet roeien met de riemen die de mens heeft, de onderdelen verzamelen. 27. Wat gij op aarde ziet zijn spiegelingen van Orion. 608

9. De vrucht van het lijden wat meer creatieve inspiratie kan geven, ook doordat de natuur de mens even afzondert om de mens tot zichzelf te laten komen, zonder inmeng van anderen. 1. De mens kan niet rechtstreeks in aanraking komen met het hogere. Daarvoor heeft de mens de spiegelingen nodig. 2. Vandaar dus ook de emanatie van het hogere tot het lagere, anders zou de mens zichzelf verwoesten. 3. Het pad leidt tot de wildernis, of tot de zee, in ieder geval terug tot de natuur. 4. Het pad is niet voor gelukszoekers en genotzoekers. Geluk en genot kan een sta in de weg zijn. 5. Dat moet nog allemaal ingehakt en verwerkt worden. Het zijn mijnen. Je bent dan in geheim gebied aangekomen, waar ze zich zo lang schuil hebben gehouden. 6. Het kwaad staat ook voor de valse zelfverwezenlijking, en als het een mens daarin heeft weten te strikken, dan geeft het kwaad vaak liever een soort van roes, zodat ze niet ontwaken. 7. De mens mag weer contact maken met de natuur die stelselmatig van de mens was weggekapt. De mens zit opgesloten in de stad en werd zo geconditioneerd met de stadse kijk op dingen, inclusief de kerkse kijk. De mens mag hiervan loskomen om zijn ziel open te stellen voor het natuurlijke, het diepere, wat niet aangetast is door de mens. 8. De natuur heeft nog steeds een bepaalde puurheid, alhoewel dan gaat het wel om de natuurdiepte die terug moet leiden tot wat verborgen wordt gehouden. De natuur op aarde is in die zin dus ook een voorhangsel en een heenwijzer, wat de mens 609 9. Omdat de mens voor een heleboel dingen nog niet klaar is, omdat zijn hersenen dat nog niet kunnen verwerken, vanwege dat de mensheid nog maar aan het begin staat, hebben de hersenen eenvoudige vormen gemaakt waardoor hij dus beter dingen kan verwerken. Hoe de mens dingen ervaart is dus hoe zijn hersenen het vertalen. 10. Hierin zijn zowel verschillen als overeenkomsten in vergelijking met anderen. Maar er gaat dus in alle symbolen om u heen een enorme diepte schuil waartoe de mens mag ontwaken. 11. Alles zal dus op den duur zich verdiepen en doorvertaald worden tot de kern. Het heelal is in die zin vol met oneindige kennis. De natuur is dus het begin van die tocht, want de stad heeft alles opgesloten. 12. Dat is dus heel dualistisch, want dit hebben de hersenen ook weer zelf gedaan omdat ze meer niet aankonden nog. 13. Echte daadwerkelijke kennis kan niet weggedacht worden, door niemand, dus het is er nog steeds ergens. Er liggen ergens universele feiten verborgen waar de mens die nog in zijn kinderschoenen staat mentaal gezien niet bijkan. 14. Die kennis is dus in symbolen vergemakkelijkt, maar die mag niet letterlijk genomen worden, alleen maar verdiept. 15. Het lijden is een taal, maar er is geen tolk, dus dan hebt gij dat nare gevoel en weet gij niet wat gij er mee moet. Die taal moet dus nog komen, vandaar dat de boodschap is : volhouden.

16. Het krijgt allemaal z'n plaats wel. Kunnen accepteren is een keuze, niet zozeer een gevoel, want het lijden is ook juist het ondraaglijke, het niet kunnen accepteren, dus het is gevoel tegen verstand. 17. Als een stok je slaat dan kun je de stok omhelzen en aanvaarden, en dat kan dan een zekere rust geven, maar dan zijn er altijd weer andere stokken, en dan ga je door hetzelfde proces : weer de stok omhelzen, en ga zo maar door : de stok binnengaan, dan heb je minder last van het slaan van de stok op het eerste gezicht, maar vaak is het in de stok nog wel erger, en dus al die andere stokken. 18. Gij moet er dus dwars doorheen, de taal van het lijden leren verstaan. Dat wil niet zeggen dat gij dat lijden letterlijk doorgaat, maar dat het u juist doet komen tot de geheimenissen en de tegenstellingen, komen tot de vruchten van het lijden. 22. Het Woord geeft niet wat gij verlangt, maar wat gij nodig hebt. Daar zullen misschien kruispunten in zijn, misschien niet. Het ongedisciplineerde zal alleen maar misleiding brengen, en valse kracht. 23. Gij moet de leer van het lijden en de fuik niet vergeten, de discipline die gij nodig hebt. In de wildernis hebt gij gevechten, opdat gij dieper komt. Het Woord wil u onderwijzen. 24. Gij hebt leidinggevende diepte nodig om hier doorheen te kunnen komen. 25. Er zijn een heleboel afgoden die gij moet overwinnen. De leer van het lijden en de fuik 19. Gij bent in de wildernis terechtgekomen, niet meer in de stad. Gij zijt als nomaden die voorttrekken, dieper de wildernis in. Voorzorg blijft een belangrijk punt. 20. Het Woord gaat om diepte en voorzorg. Omdat er waarheid vermengd met leugens is, vergif door het voedsel, moet gij daarom alles uitziften en in de juiste volgorde zetten. 21. Wanneer gij tot het Woord komt gaat het niet om kracht. Gij moet juist leeg worden voor het Woord, en het Woord moet u eerst zwak maken. Het Woord leidt het volk tot de wildernis, en hier is honger, en hier zijn de oude krachten niet. Hier worstelt gij met het Woord. 610 26. Soms moet gij leren leven met een stuk onbegrip en verwarring. 27. Gij moet het pad door de wildernis geheel gaan, tot het wilde woeste land. 28. Je bent diep in de wildernis. Dan zullen er weer nieuwe gedachtes en gevoelens in je binnen proberen te komen. Juist omdat je niet weet of die gedachtes en gevoelens van de hogere natuur zijn, moet je je hier tegen verzetten. Je moet er zelfs mee worstelen als het te sterk wordt. Dit is een vorm van toetsen en aftasten. 29. De hogere natuur weet hier wel raad mee, de lagere natuur niet, maar zal proberen binnen te dringen. Je mag geen risico's nemen, zoals op je gevoel afgaan. 30. Dus je worstelt, je verzet je, wetende dat als het de hogere natuur is, dan kan die juist door deze worsteling binnenkomen, omdat dit namelijk je

voorzorg is. 31. Nu kan dus zelfs je worstelen onvolmaakt zijn, onzuiver, onvolledig, dus zelfs met het worstelen moet je worstelen. 32. Alles moest je loslaten, vooral juist ook het loslaten zelf. Zo ga je dan ook worstelen met het worstelen zelf. Totdat je in het punt komt van het diepste worstelen, het diepste verzetten, waardoor je het eeuwige worstelen en het eeuwige verzetten kunt binnengaan. 33. Dit is ook een soort wapenrusting. Heel belangrijk in je voorzorg wat de hogere natuur zal aantrekken. Missen er teveel stappen in je voorzorg, dan zal de hogere natuur niet echt diep komen. 34. Je komt bij de zee. Je stapt in de zee en wast jezelf. Dan zwem je. Zwem gewoon door. Je bent op weg naar zand. Wanneer je daar aan bent gekomen rol je in het zand wat aan je natte huid zal kleven, om één te worden met de natuur. Dan na het strandje kom je in een wildernis. Je hebt nu een leegte in jezelf ontvangen, die leegte ben je in wezen binnen gegaan. 35. Vanuit die leegte kun je leven. Zo kun je groeien in leegte. Als de hogere natuur dan echt komt, dan kun je je daar niet meer tegen verzetten. Het grijpt je, en er is niets wat je kan doen. Geen aards loon maar geestelijk loon 36. Het denken van de mens is verschrikkelijk verziekt. Er wordt voor de mens gedacht, in vele lagen van wezens die in het lichaam zijn, en die van het lichaam leven. Zij voeden zich daarmee. 37. Dit zijn allemaal heel ingewikkelde processen, maar een mens is niet van zichzelf. Het zijn geen 611 unieke gedachtes of gevoelens. Het komt ergens vandaan. Een gedachte is geconstrueerd om juist diepere dingen verborgen te houden, ook diepere zintuigen die onder of achter het gedachtenleven verborgen zijn. 38. Gedachten zijn vaak geesten die met elkaar communiceren. Zij gebruiken hiervoor lichamen, en de persoon denkt dat hij het zelf is. De mens wordt bestuurd. 39. De aarde is een gevangenis, en de mens is verslaafd. 40. Als het zaad sterft, dan kan niemand de nieuwe natuur tegenhouden. En dat loon is niet het loon van de wereld, maar zal geestelijk loon zijn. 41. De vijand is verdeeld, ze strijden tegen elkaar en maken elkaar verslaafd. De vijanden leven vaak in oorlog en overwinnen en verlammen elkaar dan, om elkaar te gebruiken, zodat het net lijkt alsof alles koek en ei is. 42. Er wordt waarheid met leugen vermengd. 10. De strijd tussen het Woord en gemakszuchtig geloof 1. Geloof wordt al te gemakkelijk afgoderij, als in godsdienstwaan. Er is dus een ware strijd gaande tussen het Woord en gemakszuchtig geloof. 2. Het Woord is niet voor gelukszoekers en genotzoekers, maar voor hen die willen leren, kenniszoekers. 3. Het leven is niet saai. Het is een puzzel. Alles om u heen is cryptisch en kan een sleutel vormen op het

verdere pad. 13. De grenzen tonen het pad. Als er geen grenzen zijn dan is er gewoon geen pad. 4. Alles is onderdeel van een groter geheel. De wond is ook weer de weg tot het medicijn, al dan niet door het terugtrekken of doorvechten. Leer leven met de kleinste hoeveelheden. 5. Hoe dieper gij in het Woord komt, hoe meer je gaat zien hoe ver dingen van de het Woord verwijderd zijn. 6. Het dwangmatige van het letterlijke is een handlanger van het kwaad. 7. Door de tocht door de wildernis sterft dit allemaal af. 8. De mens moet leren terug te keren tot de natuur en dit allemaal te regelen via de natuur processen. 9. Deze golven van emanatie en evolutie, neerwaarts en opwaarts, komen van Orion, en scheppen het bestaan, alles in en rondom u. Gij mag leren op deze golven mee te gaan. Als eerste mag gij deze golven leren herkennen, leren ervaren, als het ingaan van de geestelijke zee. 10. In de natuur moogt gij dan helemaal uzelf verliezen om deel te worden van het grotere geheel, dus dat gij zelf een stuk natuur wordt, of zelfs de natuur, wat gewoon een ander woord voor diepte is. 11. Je wordt in een leegte gegooid, telkens weer, en wat je probeert te grijpen zal van je wegvluchten, en als je ervan probeert weg te rennen, dan zal het je achtervolgen. Waarom ? Omdat het een spiegeling is, een tegengestelde. Alles wordt omgedraaid. 12. Daar is deze realiteit voor, om die hele diepe creativiteit op te wekken, een andere manier van beleven. Je kan deze woeste zee niet de baas, maar er gaat een pad doorheen naar een zeker eiland. 612 14. Dingen zullen nooit langer blijven of kunnen blijven dan nodig, want het geeft spiegelingen en roept het tegengestelde op, dus hoe dieper het gaat, roept het ook weer het hogere op. 15. Blijf in je aangewezen werkgebied en werkmaat, stap niet uit je werkgebied. Gij doet in principe alleen wat noodzakelijk is en binnen de grenzen van het werkgebied, en dus binnen de grenzen van het Woord. 16. Het is dus belangrijk gevoelig te worden voor de grenzen van het werkgebied en het Woord, en daar mag gij ook om vragen, maar bovenal is het iets wat gij moet oefenen, en oefening ontstaat door het testen en het voorzichtig zijn, want als je voorzichtig bent dan krijg je hoe dan ook leiding. 17. Je kunt dan het sobere Woord overdenken die boven de woelige zee van je gevoelens en emoties zweeft, boven je verwarringen, en als er iets naar boven komt om iets te doen of kunnen doen, dan kun je dat testen, heel specifiek, aan het sobere Woord, als een verwerker. Als het niet van het Woord is dan zal het Woord het doen laten wegzinken en verwerken, en als het wel van het Woord is dan zal het versterken en kun je het niet meer tegenhouden, krijg je er vrede over. 18. Soms is dit dus wel eerst een worsteling, en die vrede kan soms op een laag pitje zijn, maar dat je toch van binnen een bepaalde zekerheid hebt. En ja, dat kan soms lang duren. 19. Ook is het belangrijk om je verwerker, het Woord, goed te laten doorkomen, heel specifiek, dus met de verschillende onderdelen. 20. Dus je kunt in principe dat wat je wil testen met deze onderdelen van het Woord omringen en dan

kijken wat het doet. 21. Als je je te onrustig voelt is het soms tijd om je eerst even terug te trekken, maar besef ook dat in je overdenking het Woord ook weer de natuur is, dus test dingen ook aan de natuur van de eeuwigheid. 22. Breng het tot de sobere natuur en zie wat er gebeurt. 23. Soms heeft het eerst wat langer tijd nodig. Dan moet eerst het zaadje nog sterven en dan heb je later pas de oogst. Het verlaten wildernis strand 24. Loop in gedachten op het verlaten wildernis strand, en het is er mistig, en het Woord zweeft er ook ergens. 25. Er is dus mist, en die is ook weer ter bescherming. 26. Er zijn hele sterke stromingen. Het gaat om het loskomen van systemen, van de systemen van het lagere collectieve ego, door het eenling principe, maar dan wordt je ook verbonden aan het hogere collectief uiteindelijk. 27. Depressie is een leegmakingsmiddel, een soort natuurpoeder, en het is direct ook een bindmiddel tot hogere natuurcontacten, principes. 28. Het ontmaskert allereerst de massa's, en dan volgt er een worsteling, en dan zul je daardoor uiteindelijk de massa's overstijgen en je lagere massa-zelf. 29. Er is een heleboel wat gij niet kunt veranderen, waar gij machteloos over zijt, wat een bepaald gebied is, en er is ook een gebied waar gij wel dingen kunt veranderen. 613 30. Maar gij moogt met dat wat gij niet kunt veranderen wel creatief omgaan op een bepaalde manier, net zoals in het gebied waarin gij wel maatregelen kunt treffen. 31. Dat er aan u getrokken wordt en dat het storend is kunt gij niet altijd voorkomen en ook niet altijd veranderen. Soms kunt gij wegrennen, om te merken dat waar gij dan naartoe gaat ook aan u getrokken wordt, en misschien dan weer door andere dingen. 32. De mens is ingesloten in dit soort dingen. Het zijn verstoringen, maar gij kunt creatief blijven, al is het soms alleen maar creatief denken, zoeken naar spiegelingen. 33. Het helpt allemaal om tot de subtiliteit van het orakel door te dringen. Het is onderdeel van het creatieve proces, en dan op naar de nieuwe schepping die daarin te vinden is, in deze nieuwe vorm van beleven, van leven. 34. Het is het pad van de natuur : pijnlijk, hard, maar zaaddragend. 35. Het is maar net hoe lang de natuur er voor nodig heeft. De natuur lost het dan vanzelf op als alles gefilterd is. 36. Het mag allereerst ook niet te duidelijk zijn, want dan gaat de bedoeling verloren. Allereerst ga je door de verwarring heen, want anders grijpt het je. 37. Ga ermee om in het leerverband. Niets is voor niets, en het wordt vanzelf duidelijk. 38. Het gaat om werelden die te ver van elkaar verwijderd liggen, waar een te grote kloof tussenzit, en dan gaat het zich dus op een bepaalde manier vertalen, als een overlapping.

39. Vaak zijn er juist dan weer andere dingen nodig om deze dingen te kunnen vertalen. Het komt dus ook uit een groter geheel, en alleen in dat verband kan het zich vertalen. Dat loopt dan ook helemaal gelijk op met het onderwijs. 8. Het is belangrijk alles natuurlijk te laten verlopen door de oerchaos. Die oerchaos is je bescherming. 9. Het gaat erom te leren spaarzaam om te gaan met woorden, leren na te denken, leren te overdenken en verbeelden, de natuur te leren. 11. Moeder honger en moeder eenzaamheid 1. Het geleid worden is wild als een leeuw. Toch is dat dus het hogere touw. 2. Het gaat niet zonder slag of stoot. Het komt niet zomaar aanwaaien. 3. Het spreekt niet altijd. Soms is het gesloten en moet je verder, en zal het later weer gaan spreken. 4. Soms heeft het eerst rust nodig heeft, en soms moet er eerst voor gestreden worden. 5. Weer is het zo dat er geen verslaving gemaakt moet worden aangaande duidelijkheid. We hebben het nu over het belang van de oerchaos. Als die er niet is, dan is er een probleem. 6. Plezier zou gij zeker niet naar op zoek moeten gaan, maar gij moet de droge, saaie natuurkennis onder ogen komen, die dus allereerst het plezier doodt, opdat er ruimte komt voor iets veel groters : nut. En dat begint altijd met nutteloosheid. Allemaal onderdeel van de oerchaos. Het zijn de tijden van dorre droogte, om tot de ontwapening te komen, en ergens op die lange, moeizame, maar belangrijke brug komt het verschijnsel van wedergeboorte, maar dat zal dus niet op een stadse manier gaan. Subtiliteit is waarover het gaat. 614 10. De spanning kan soms hard toeslaan, maar het is ook weer nodig om de paden te laten zien en dat gaat alleen met grenzen. 11. Het gaat om diepe overdenking en puzzelen, want dit is het pad eruit, erdoor, stap voor stap. 12. Het moet even de juiste combinaties krijgen en dan kan er verder gegaan worden. 13. Je kunt het niet forceren, en dingen om je heen zijn abstracter dan je denkt. Er zijn tekenen van het herstel van de moeder, dus daar mag je ook weer blij om zijn en dankbaar, maar het is bekend dat er ook weer haken en ogen aanzitten omdat het nog oorlogstijd is. 14. Er moet een besnijdenis van het denken plaatsvinden. 15. Het kan niet geforceerd worden. Het kan ook allemaal veel subtieler en creatiever. 16. Moeder honger werd aangevallen door de gulzige honden van de stad, en werd nog dieper de wildernis in gedreven, en zij zocht hulp bij haar zuster eenzaamheid, moeder eenzaamheid. 17. Het is belangrijk kinderen uit te leggen dat het leven geen lusthof is, maar dat er grenzen moeten zijn, en dat ze ook moeten leren zelf grenzen te maken. 18. Het is belangrijk de eigen innerlijke wereld te ontdekken, door bijvoorbeeld boeken, de literatuur.

19. Het gaat er soms om de touwtjes wat te laten vieren, opdat kinderen ook hun eigen zelfstandigheid ontwikkelen en eigen vindingrijkheid, anders raakt hun creatief vermogen verlamd en worden ze te afhankelijk. 20. Het is zware oorlog, en je moet soms nee durven zeggen en soms afstand nemen opdat het kind zelf leert vliegen en zijn eigen richtingsvermogen kan ontwikkelen. 21. Ouders die teveel bij hun kinderen staan en plakken zijn een groot gevaar, want die verlammen het vermogen van het kind dus. 22. De natuur is geduldig maar streng. Het spaart het kind niet, als het kind tot het vreemde moet gaan, maar blijft wel altijd achter het kind staan met haar warmte. 23. Soms mag je dus je kind voorop laten lopen en zeggen : Probeer de weg nu maar te vinden. Ik sta achter je, ik loop achter je, en als het echt niet lukt, dan zal ik je een beetje helpen. 24. Zij leidt haar kinderen tot de geheimen van het bos, En in de nacht vaagt haar stem weg, opdat zij het vreemde zullen zoeken. Zij zendt haar kinderen als boodschappers tot het vreemde. 25. Niets is geduid, ze treft bewust haar doel niet, en glijd langs alles heen om haar geheimen te bewaren. Zij blijft op een afstand, opdat er ruimte is voor groei. 26. Niet te dichtbij, niet te ver weg. Zo kan een kind opgroeien. 615 27. Het is het pad van het minderen en het eenlingenschap, wat kinderen dus ook moeten leren. 28. Star is echt wanneer je je kinderen afsluit van daadwerkelijk alle prikkels van de buitenwereld en ze dus niks mogen en alles moeten. Dat is stram. 29. Geef een stuk voorzichtigheid en een stuk vrijheid aan de kinderen. Wees gevoelig voor de grenzen 30. De oorlog is de leer-oproep, en het leren vergt overdenking, volharding. 31. Teveel geluk doet in slaap dutten. 32. Er valt nog heel wat te studeren en ook te herhalen. 33. Kinderen doodgooien met overmatige, dorre leringen is een vorm van spijbelen. 34. Het heeft ook geen zin om je met anderen te vergelijken. Het gaat er alleen om jezelf te vergelijken met het hogere. 35. Zoek naar de juiste hoeveelheid en verhouding. De materie moet op de juiste manier samenhangen met aarde en water, dus gij moet er verantwoord en zuinig mee omspringen. Alles heeft z'n tijd. 36. Het gaat door spiegelingen. Het rechtstreekse is levens en levens gevaarlijk. 37. Er moeten dus eerst wel symbolieke lagen zijn, het abstracte, en dat vind je onder de mensen, een stuk stad dus, anders is die beveiliging er niet. 38. Het zijn krachten die op elkaar inwerken, ook weer goede krachten.

39. Alles moet getest worden, dus ook de leegte. Wordt je dan meegesleurd met een stroom leegte in dat proces, dan moet er dus altijd opgepast worden met vertrouwen en overgave, omdat er dus ook weer mee geworsteld moet worden vanwege het gevaar van valse leegte, dus door de hogere vreze voorzichtig worden, en eerst testen, wat ook een hoger verzet met zich meebrengt, de leeuw, die zich nergens zomaar aan overgeeft. 40. Ook dat verzetten kan weer een gevaar op zich zijn, dus daarom moet er ook verzet worden tegen het verzetten enzovoort, om zo in de diepte te komen, tot de bronnen. 41. Dat heeft inderdaad te maken met het afsterven, en dat boort dus ook weer nieuw leven aan en eeuwig leven, wat vervolgens ook weer getest moet worden, maar er komt je dan een soort loon tegemoet wat je niet meer tegen zou kunnen houden, en dat is een stuk verloren natuur zelf. 42. Dat moet gehuld zijn in twijfel en verwarring, want overmoed ligt altijd weer op de loer, en dat brengt valsheid met zich mee, dat mensen iets te enthousiast worden en iets te snel grijpen en meestromen. 43. Dat moet voorkomen worden, want de gevaren zijn eindeloos. Het werkt door gevoeligheid, grensgevoeligheid die zo wordt ontwikkeld, en dat is een gevoeligheid naar spanning toe uiteindelijk, die op een gegeven moment zo sterk wordt dat je niet eens meer over een natuurgrens heen zou kunnen gaan, vanwege dat je dan een slag krijgt die je terugduwt. Dat is de bescherming van het hogere touw, de gebondenheid tot soberheid. 44. Dingen kunnen dus al snel vals worden, ook in schijnbaar goede dingen zoals het afsterven, want er is ook weer een valse dood. 45. Het is een bijprodukt van de eeuwige kennis wat 616 van het verschijnsel van het Woord boven het oerwoud naar beneden druipt en zich vervormt om de mens te testen. 46. De eeuwige kennis gaat niet over of het leuk is of goed smaakt, maar of het verantwoord is, of het nuttig is, en dat is een beproeving. De eeuwige kennis onderhoudt de natuurgrenzen. 47. Daarbuiten kom je in een gebied van vraatzucht, gelukszoekers, genotszoekers en andere goudzoekers, die de natuur proberen te verwoesten. 12. De tijden kennen 1. Wilt gij door het vlees leven of door het geestelijke, door de wil of door de kennis ? 2. Voor alles is een tijd, en alles heeft een bedoeling en er zijn strenge voorwaardes. Dat gaat allemaal over de grens gevoeligheid. 3. Gij moet wachten op de schepping. Het zaad moet eerst sterven. 4. Verslavingen lopen met elkaar op en kunnen met elkaar te maken hebben. 5. Grensgevoeligheid heeft met leiding te maken. 6. Het is een puzzel die afgemaakt moet worden, en dat is dus een puzzel op leven en dood. 7. Het is een noodzakelijkheidsprincipe, en het is belangrijk dat te kunnen onderscheiden en niet met de verkeerden mee te gaan. Dit kan heel subtiel gaan. 8. Geestelijk nomadisch leven moet dus ook geleid

worden, door onderscheiding. Het geestelijk nomadisch leven moet dus ook gewijd zijn aan het minderen, om zo tot de natuur principes te gaan. 9. Wilden kennen de tijd van ja en nee zeggen, van afzonderen en toenaderen, en ook van innerlijke verdeeldheid. Het hoort er allemaal bij. doorgezuiverd. 17. De oude patronen moeten weg, afgebroken worden, en er zullen natuurrivieren doorheen gaan lopen die nieuwe vruchtbaarheid gaan geven. 18. Het zijn ook voortekenen van het hogere touw. Het gaat erom oorlogskundig te blijven. De scheiding tussen het vleselijke en geestelijke 10. Soms mag je iemand meetrekken, maar dan moet je ook weer de touwtjes laten vieren. 11. De leegte is maar een aspect van het testen en moet altijd verbonden zijn aan de hogere vrees, wat dus ook de vrees is om dingen door het vlees te doen. 12. Er is een bepaalde vorm van communicatie waarvan je in het begin het tekensysteem niet kent, en dat kan ook telkens maar dieper en dieper. 13. De natuur wil jou dan in een restrictie krijgen om je te beveiligen, wat een beetje moeder's eigen is, dus dat kan een bepaalde benauwdheid zijn, een onrust, maar die benauwdheid die de moeder van de eenzaamheid heeft gestuurd is dan als hoger principe van de restrictie ook weer voor te stellen als een moeder, als een bijmoeder. 14. Dat geeft een enorme worsteling met het vlees, want het vlees ziet jou als haar kind. Zij wil jou bezitten, gebruiken, misbruiken, enzovoort. 15. Vandaar dus de worsteling tussen meerdere vrouwen, en daar zit jij tussenin, en daar wordt jij door verscheurd, maar die scheuring is een scheuring tussen het vleselijke en geestelijke. 16. In de arena wordt gij tegengehouden, want dingen moeten eerst dieper doorgetest worden en 617 19. Zolang het druppelt is het waardevol en blijft het spiegelend in de zin dat het kan inspireren. Zonder grenzen geen pad 20. Wees geen deserteur, maar ook geen blinde vuistvechter of materialistisch leger. 21. Het is en blijft territoriale oorlogsvoering in een verzetsleger die dus alleen naar buiten treedt wanneer dit zo in het eeuwige Woord wordt toegelaten, dus zoekt de dingen die boven zijn, oorlog voerende in de hogere gewesten, en dit heeft neerslag in de lagere gewesten. 22. Daarom bent gij hier ook, om die lagere systemen te vernietigen, te herzien. Dit gebeurt van binnenuit. 23. Het moet tot hogere, geestelijke vormen gaan, dus het markt-element moet weg, en oorlogskundig fundament moet ervoor in de plaats, en dat is met alles zo. 24. In die zin zijn er dan een heleboel vormen nodig, zoals het Woord ook uit een heleboel vormen bestaat waarin alles samengebracht wordt zodat het lagere weg kan vallen. 25. Het gaat om het grotere verband, om terugkeren naar de natuur, naar je binnenste. 26. De mens moet worden als een honingbij, dus worstelen met de bloemen voor honing, en dat

worstelen is met herinneringen, met boeken, met metaforen enzovoort, dus eigenlijk ook wat de leeuw doet : het verzetten, maar wel tot onderwerp van testen houden. 27. De spiegelingen deugen dan niet. Het gaat zich allemaal vervormen en dan ontstaat er een hele andere wereld. 28. Zo zit de wereld vandaag de dag in elkaar, dus daarom is er het thema : de honingbij, en ook de leeuw. 29. Het gaat over de bron, maar die bron is ook weer onzuiver, dus die moet nog gezuiverd worden, dus je kan niet zomaar vasthouden, maar moet ook worstelen. 30. Soms moeten dingen weg uit het hoofd, en moet het hart er mee verder, dus weer heel voorzichtig, als een honingbij die dus niet de bloem totaal vermorzeld, en ook niet totaal door de bloem wordt vermorzeld, maar die dus de instrumenten heeft om het diepere uit die bloem te halen. 31. Het gaat om de honing, van de gezuiverde kern, en dan blijven zuiveren, zoals de bij ook doet. Naar de korf nemen zodat het verder bewerkt wordt, telkens weer diepere lagen. In dat proces kan het vleselijke afsterven. 32. Wat je grijpt spoelt weg, glijdt weg. Je kunt het niet rechtstreeks pakken, alleen spelenderwijs kun je ermee omgaan, dus niet het directe, dus dit is het hele hongerbrood principe. 33. Dat de mens hierin wordt gegooid is om de mens niet te laten dichtgroeien, maar andere lagen te ontdekken, volgzaam te worden, vindingrijk. 34. Maar dit gaat niet buiten het lijden en de fuik om. Wat je grijpt rent van je weg, waar je naartoe loopt komt steeds verder weg te liggen. 618 35. Daarom is het onderwijs ook omhuld met veel verhalen, anders zou het veel te gevaarlijk zijn. En het spelenderwijze is dan ook een soort worstelen, maar die testfactor moet er dus wel blijven. 36. Er is een zekere kenniswil, maar die is ondergeschikt aan de eeuwige kennis, dus alle wil die daarbuiten valt moet daar op afbreken, alle vleselijke wil. Hetzelfde geldt voor kennisgeluk en kennisnut. Het is allemaal ondergeschikt aan de eeuwige kennis zelf. 37. Het zijn maar fragmenten, en ja, je kunt eruit putten als een herinnering, als een bij die deze bloem zo nu en dan bezoekt, maar er zijn veel meer bloemen, en er komen telkens weer nieuwe velden bij door de bij, die ook weer te maken heeft met de bestuiving. Het gaat dus erom je pad te vinden als een bij. Soms kun je naar bepaalde bloemen terug of bepaalde contacten. 38. Dat wil niet zeggen dat er geen worsteling is. Het kost de bij iets om honing uit de bloem te ontrekken, het honing beginsel, allemaal rauw materiaal nog. 39. Soms is er even een doorbraak, en dan later gaat die overstroming zich weer minderen, en dan moet je weer verder verdiepen. 40. Blokkades zijn er dus ook voor om dit pad te leiden. Leven is in de grenzen, zonder grenzen is er geen pad. Je mag je dus ook verheugen in de blokkades, restricties, want het leidt naar nieuwe bronnen, niet telkens alleen maar naar de ouden, want dan gaat het vergiftigen. 41. Het hongerlijden moet groot, diep en langdurend, chronisch, genoeg zijn om de machten van het vlees te verbreken. Het is dus een grote oorlog.

42. De mens is omringd door golems met hun vadsige lijven die allemaal in laagjes zijn opgebouwd. Nu gaat het erom doorgang te vinden in de wildernis, woestijn, om het van je af te krijgen. Er moet namelijk ook zuivering komen in het verdiepen. 9. Zie het lijden als een bloem, een bloem van de armoe. Het lijden is een boodschap. 10. Er moet onderscheid zijn, er moeten zekere grenzen zijn, er moet een zekere discipline zijn. 11. Ga niet met een gebrek aan wapens in het hol van de leeuw. 13. Het gebruik van hyperbolen 1. Worstel ermee in de geestelijke arena voor uiteindelijke geestelijke leiding, en dat is er alleen als dingen rijp zijn geworden. Daarvoor ligt altijd die worsteling. 2. Het lijden houdt dus ook in al die onzekerheden en die moeten rijpen voordat het het geweten mag binnengaan, of de weter, daarom is het dus juist ook beter om in de twijfel zone te leven, in de test zone. 3. Hiervoor kun je een soort van onderwereld tocht gaan maken om van iets los te komen, of om duidelijkheid te krijgen omtrend deze dingen. 4. Een eenmansweg in deze wereld is gewoon niet mogelijk, ook omdat gij in ballingschap bent, anders leert gij de wereld niet kennen. 5. Gij bestaat niet voor pijn en moeite op zich, maar voor kennis en geoefendheid. 6. Het geleide leven kenmerkt zich door de worsteling met jezelf en je interpretatie. 7. Ontbreekt die worsteling, dan kun je je afvragen of je wel geleid leeft. 8. Vaak is datgene waarvan men denkt dat het geleid leven is gewoon sociaal leven. 619 12. Wanneer valt er wat te vieren ? Als mensen loskomen van bepaalde verderfelijke menselijke tradities, maar de mens wordt vaak bedrogen dat hij al heel ver is en het allemaal al heel goed doet. 13. De mens heeft een strijd te voeren. Natuurlijk is de mens verwond, en een mens moet ook van alles leren. 14. Je kunt de geestelijke strijd niet vervangen door iets anders. 15. De watervallen, rivieren en zeeën stromen uit het lichaam van moeder wildernis. Maar de mens is ontvoerd, ver weg van haar. Ik zag de stromen van de watervallen, de rivieren en de zeeën uit haar stromen. Zij was hier, met mij, maar alles was maar ten dele. 16. Ik begon toen het Woord te lezen. Ik was me bewust van de opdracht. 17. Zwart-wit denken is niet eerlijk naar het geheel. Wel kunnen deze hyperbolen dus soms gebruikt worden. 18. Kinderen moeten al jong het verschil leren kennen tussen het vleselijke en het geestelijke, en dat het geestelijke een strijd heeft te voeren tegen het vleselijke, elke dag weer. Daarom moeten ze leren elke dag als ze opstaan de geestelijke wapenrusting aan te doen, want er is een vijand die op hen jaagt.

19. De mens moet eerst het gif leren kennen en zo de natuur. Daar kan niemand omheen. De mens is vergiftigd door het valse woord. 20. Gij strijdt niet zomaar tegen een individu of ieder individu, omdat er machtsstructuren achter liggen. 21. Er wordt een rad voor de ogen van de mens gedraaid. Het is niet erg om tegenstrijdig te zijn, want je moet een bepaalde psychedelische invalshoek hebben met deze dingen. Dat hoort ook weer bij de oorlogskunde. 22. De macht van het geld werkt met camouflage. Ze zijn statisch, maar als ze bewegen dan gaat alles snel. 23. Geld is een strikker en een jager die zichzelf niet wil prijsgeven. 24. Ze zijn heel erg gepolijst, uitgekookt, om hun macht te waarborgen, en wekken zo allerlei schijn op. 25. Het zijn boeren die wat schoffelen. Dokteren is altijd pappen en nat houden, dus soms vergif, soms het gif verzoeten, soms naar binnen halen, en dan weer afstoten. 26. Nostalgie is bitterzoet. Zinloosheid is voor de oppervlakkigen, maar in de diepte is betekenis. 27. In de wereld van de dromen liggen bepaalde tekenen verborgen, tekenen, om bepaalde dingen te laten wegvallen en veranderen. 28. Eerst moet je een gevangenis gaan ontdekken voordat je eruit kunt komen. Eerst moet je het voelen. De orde van de mens is vaak zwendel 620 29. In de samenleving is de richting verkeerd, dus dan gaat het erom weer richting te vinden, en dan is het leven van stap tot stap, niet te snel willen gaan, niets overslaan, dus terugkeren tot de beginprincipes van het testen en onderzoeken, het twijfelen, dus het komen tot de leegte en de chaos en niet tot valse, gemaakte orde. 30. De mens koopt heel wat orde in, maar het is dus vaak zwendel. 31. Er zijn zoveel valstrikken op het pad. Aan die worsteling ontkom je dus niet. Aan piekeren kun je dus ook niet ontvluchten. 32. Verhalen zijn een soort hulpmiddel om te testen in de diepere lagen. 33. Het Woord is sober. Het gaat er dus om veel bewuster te leven en veel voorzichtiger, en het geestelijke op zich moet ook sober worden, want er is zoveel vleselijkheid in het geestelijke. 34. Het God raadsel moet dus opgelost worden, anders kan de mens niet verder. 35. Er moet dus een wachter komen voor zowel oor als mond. Als er geen wachter voor de mond is dan kan het oor nooit geopend worden. 36. De mens bidt en bidt maar, spreekt en spreekt maar, maar dit houdt juist de doorboring en besnijdenis van het oor tegen waardoor geleide kennis zou moeten komen. 37. De mens is door zijn grote, overmoedige en roekeloze mond aan hele andere goden verbonden. Meer aan de goden van de buik dan de God van het oor, van het zwijgoffer, van het luisteren. 38. Stormen komen van Orion, en moeten ervoor zorgen dat er niets vastgroeid, niets verdicht wordt,

dat er niets vergeten wordt, vanwege de hogere verbanden en onderscheidingen. 39. Wees maar blij met deze vaagheid en mist, zodat je niet te snel gaat. Eerst moet het dieper. 40. Alle woorden zullen zich verdiepen en zullen van betekenis veranderen, andere verbindingen en samenhang krijgen, andere richting. 41. Juist als de personificatie teveel wordt weggehaald en het te eenzijdig wordt gemaakt, dan sterft het, als een dode kunst. Maar het kan aan twee kanten er vanaf vallen, want het fundament van de personificatie, van de archetypes, is altijd de principes. 42. Als er geen principes zijn en ze gebruiken toch het woord God, dan heeft het geen fundament, en is het ook dood. Alles hangt aan een zijden draadje. 43. De bruggen storten in en worden opnieuw opgebouwd, en dan zie je het hele gradenstelsel van de spiegelingen daarvan om je heen, en die hebben ten nut om die brug te bouwen, om tot het hogere te komen, dus al die situaties, en al die mensen, zijn belangrijke tredes op die trap, waarvan er geeneen overgeslagen mag worden, want dan val je in een gat. Ze zijn dus allemaal belangrijk, en hebben allemaal een eigen betekenis, een eigen les. Heel veel puzzel en pieker werk dus. 44. Alleen in het werk is er namelijk de ware rust, dus daar kun je soms van wakker liggen. Als je wakker bent in de nacht of je ligt wat te woelen, en je komt maar niet in slaap, dan betekent dit dus dat je specifiek naar bepaalde treden wordt geleid die belangrijk zijn, die nog wat moeten aandikken, dus waaruit de boodschap en betekenis dieper gefiltreerd moet worden om verder te kunnen. 45. Je bent dan niet in de dagwereld, in de waakwereld, maar ook niet geheel in de 621 slaapwereld, maar in een tussenzone, de twilight zone, en die is heel surreeel, en is dus ook een eigen wereld, ook al denk je misschien dan dat je nog wakker bent op aarde. 46. Maar in de wereld tussen slapen en waken moet die trap dus gebouwd worden naar de paradijs aarde. 14. Het vlees sterft in de diepe afgrond 1. Strijd is zicht. Hoe meer zicht, hoe meer strijd, hoe meer de gevangenissen ervaren worden. 2. Zij die geen zicht hebben hebben veelal die strijd ook niet op dat niveau. 3. Het geleid worden is dus een heel smal pad. Hoe meer geleid het is, hoe smaller het pad, maar dat is ook de bedoeling voor het hogere touw. 4. Het lijden is een zintuig. Om af te sterven aan iets moet je heel veel overdenking doen, want dan kom je tot de wortels en kan het waarlijk afsterven, en die dood is een mooie dood, een beeld van de diepte-overdenking, want anders zou het slechts symptoom-bestrijding zijn. 5. Het sterven kan dus plaatsvinden in die diepe afgrond van de overpeinzingen, waar je ook tot stilte kan komen. Zij die niet overdenken hebben hun eigen dood, maar dat is een hele andere dood, meer als een soort drugs. 6. Het kost moed en doorzettingsvermogen om tot het ware lijden te komen van het overdenken en zo tot het ware sterven. 7. Termen zoals sterven, wedergeboorte, opname

enzovoort, zijn beelden van diepere processen die bezocht kunnen worden in de wetenschappen van deze termen. 8. Als je volhardend wacht, dan wordt dat tot een eigen zintuig. Dat moet een gewoonte worden, een natuur. 9. Niks is eenmalig, dat je zomaar een keer geluk hebt. Het is iets wat zo moet groeien, door oefenen en oefenen, volharden en volharden, en niet toegeven aan verleidingen. 10. Het is dikke vette oorlog overal. Het beest wil niet loslaten. 11. Het drijft de mens inderdaad tot waanzin, tot het breekpunt, zodat je nog meer je innerlijke wereld gaat opzoeken. 12. Dat is dus allemaal ten doel om de mens terug te drijven tot de oernatuur baarmoeder. 13. Iedere geestelijkheid is onderworpen aan de eeuwige kennis. Vrijheid is een waan, want je bent dan toch weer aan iets gebonden, wordt toch weer door iets geleid of misleid, dus je kunt dan het best in het eeuwige touw zijn. 14. Het geestelijke staat nooit op zichzelf. Het gaat tot veel diepere bronnen, en stroomt daar uit voort. 15. Dus allemaal overmatig op het geestelijke gericht te zijn kan losbollerigheid veroorzaken, dat je het lijden, de moeder aarde, van je afwerpt. Dat kan heel subtiel gaan. Het is een drugs, dus het kan je zelfs het gevoel geven dat je goed bezig bent of dit nodig hebt, terwijl je gewoon gelokt wordt door iets, door een roofdier. 16. Het is dus ook goed terug te keren naar het basis onderwijs om daaraan te ontkomen. We zeggen daarom altijd dat het niet stopt met het ontvangen 622 van het geestelijke. Het begint er slechts mee, want daarna moet een mens de eeuwige kennis ontvangen en het eeuwige touw. 17. Er zijn dus altijd grenzen, en dan zijn er veel verleidingen om tot snelle beesten te gaan. 18. Aan jezelf werken betekent juist het minder worden, het afdalen om los te komen van je valse, vleselijke opgeblazen zelf, om dan je verloren collectieve zelf te vinden wat rondhangt in alles om je heen. 19. Het is een onderdeel van het testen, want als je te zelfbewust bent, dan kun je niet eens testen. Zonder verbrokenheid geen wedergeboorte 20. Je helpt door de kennis te helpen, de hogere verbanden. 21. Het vlees verzint altijd weer excuses, dus dat moet eraf. 22. Het zintuig van het lijden herkent het ene in het andere. 23. Het is niet iets zoetsappigs, maar een worsteling in de arena. 24. Het zal niet voor het verkeerde doel lijden, geen tijd verspillen, niet op de verkeerde plaatsen uithangen. Je test altijd dingen aan het verband, niet aan het eenzijdige lagere zelf. Het gaat om een volkomen offer, volkomen jezelf geven en geen reserves erop nahouden, of van ja later, of eerst dit, eerst dat. 25. Lichtzinnigheid is hierin tegengesteld aan boetvaardigheid. 26. Lichtzinnig is het gedrag van de deserteur.

27. De natuur zal het op de juiste tijd doen, niets te vroeg, niets te laat. De tussenstappen worden vanzelf duidelijk in de leegtes, in het gemis, daar is het ook voor. In licht en volheid zou het nooit geopenbaard kunnen worden. 28. Alles buiten de metaforische tranenrivier is waardeloos, doods, pseudo, excuses makende enzovoort. 29. De mens is een rover als de mens niet tot de tranenrivieren is gekomen. Dat is niet zomaar een ervaring maar een keuze. 30. Het vlees doet aan zelf-complimentatie om de boetvaardigheid in te dammen. 31. Er is geen leven zonder de tranen. Het vlees maakt voortdurend excuses en dat kan allemaal heel vroom klinken. De tranen gaan terug naar de bron. Het is de levensadem. 32. Er is geen wedergeboorte zonder de tranen. Geestelijke tranen zijn een teken van ware verbrokenheid. Het minderen moet namelijk tot een climax komen waarin het vlees breekt zodat er doorstroom is. Daar mag niet lichtzinnig over gesproken worden. 33. De verbroken mens heeft niets meer om nog mee te pronken. Hij is alles kwijt, en kan zo tot de wildernis opgenomen worden. 34. Het vlees heeft zijn eigen geestelijkheid wat bedriegelijk denkt, en wat heel subtiel kan gaan. Iedereen kan een geestelijk verhaal ophangen en doen alsof alles zo goed gaat. 35. Een mens luistert niet, totdat hij weent. Dan is er zachte vruchtbare grond van binnen. 38. Voorzichtigheid kan nooit genoeg zijn in deze gevaarlijke gebieden. Alleen de tranen zijn de ware 623 grenzen. De bron van al het leven 37. Als de verbrokenheid er niet zou zijn zou de energie oppotten en brengt het je op een dwaalspoor. 38. Gij bent in het bedriegelijke domein buiten het paradijs, waar gij dus uzelf niet kunt vertrouwen. 39. Daar stroomt die rivier ook weer doorheen. Bent gij niet in die rivier, dan bent gij te betreuren en is het leven in u niet. 40. Dus dat mag je in jezelf gaan bemerken hoe diep je in die rivier bent, en dan dieper gaan. 41. Gij moet de tranenrivier volgen, helemaal terug, door het oer tot orion, tot het scheppingsgeheim en de bron van al het leven. 42. Kent gij deze rivier ? Hebt gij van deze rivier gedronken, en bent gij tot haar geheimen gekomen ? Hebt gij in deze rivier gezwommen en hebt gij erin gebaden en gedoken ? Zo niet, dan bent gij ernstig te betreuren, want dan is het leven in u niet. 43. Waar hebt gij die tranen al ontvangen ? Waar stromen die rivieren ergens door uw leven ? Waar en wanneer werden die bronnen in u ontsloten ? 44. Gij kunt u ook afvragen waar die rivier nog ontbreekt in uw leven, en u er dan voor openstellen, als een wenend kind, want de baby is gewoon dood als het niet weent bij de geboorte. Daar mag gij u dus ook ernstig naar uitstrekken, overal in uw leven waar gij die tranen nog niet hebt ontvangen, als de late regen. 45. Gij moogt uzelf ook oproepen om geestelijk te wenen, zodat er vruchtbaarheid in uw leven komt,

en u later ook een oogst hebt. weer getest worden, enzovoort. 15. De eeuwige kennis bestaat in de test 1. De eeuwige kennis is voornamelijk het testen, de hele wetenschap ervan, omdat daarin de zuivere eeuwige kennis is, dus het staat er niet los van. 2. En het ware openstellen voor de eeuwige kennis wil dan ook dat het zuiver is, dus kom je automatisch bij het testen terecht, en de mate van het openstellen voor de eeuwige kennis wordt dan ook juist afgelezen en afgemeten aan de mate waarin je test. 3. Dit testen moet dus ook weer getest worden, en dat testen ook weer, enzovoort, vandaar het eeuwige testen, en dat kan dus via verschillende gelijkenissen uitgewerkt worden. 4. Testresultaten moeten dus verder ook altijd getest worden. Het is dus een hele worsteling. Test-gehoorzaamheid 5. Het punt is dus dat je zelf helemaal niks mag toelaten in het testen, als je het diepte-testen in wil gaan, maar dat je door je test-gehoorzaamheid door de eeuwige kennis wordt beloond. 6. Er moet dus juist een enorme voorzichtigheid en vreze zijn, anders wordt het weer te direct en doe je het weer zelf. 7. Het gaat om het zaaien, dus niet zomaar toelaten. Als je dan in de leegte terecht komt omdat je niets meer toelaat moet je dus volhouden, want die leegte gaat weer geboorte geven, en die leegte moet ook 624 8. Daarvoor moet je alles afleggen, ook je zienswijzen. Je mag er geen enkele theologie op nahouden, moet je allemaal afleggen, anders kom je er niet door. 9. Pas later gaan er dan geteste werkelijkheden in je ontwikkelen en krijg je gegronde ideeen daardoor. Die zijn dan ook niet meer weg te krijgen. 10. Dat is dan de schepping. Dus niet zomaar aan land gaan, ook al had je dat land eerst. 11. Eerst het water in en daar blijven. Blijven testen, niet overmoedig denken dat er land is, want het kan een spiegeling zijn. 12. Absolute leegte is onmogelijk. De opstuwende krachten liggen in de diepte, en je moet op zoek gaan naar die bronnen van authentieke natuur waar geen vleselijke of menselijke inmeng is. 13. Alles moet getest worden aan kennis en geleid worden. Kennis is geleid worden op het smalle pad, met oorlogskunde. 14. Piekeren en twijfel is belangrijk, zelfs in het hogere touw, als een teken van voorzichtigheid en zelfonderzoek, dus wees maar blij. 15. Voortdurende zelfveroordeling dus, om gevoelig te blijven. Het testen is een innerlijk gevecht. Daarin moet je uit diepere bronnen zien te putten en loskomen van allerlei aardse romantiek, ook theologisch gezien, want het is een worsteling en die kan rijpen tot volwassenheid, maar dat kan alleen in gevangenschap en verbrokenheid. 16. Zolang dat er niet is is die worsteling er, totdat alles dus meer geleid is, maar dan kom je weer in andere worstelingen.

17. Het doen begint altijd bij het denken, en dat begint altijd bij het testen. 18. Het vleselijke zal altijd de nuttige dingen tot nutteloos bestempelen, en nutteloze dingen tot nuttig, en is hierin altijd heel bekrompen en eenzijdig. 19. Het gaat erom laag profiel te houden. Het is een strijd in de geestelijke wereld niet tegen vlees en bloed. 20. Dat betekent niet sneller gaan dan het gaat, dus gewoon het lijden volgen de diepte in zodat het door natuurlijke processen kan gaan. 21. Laag profiel houden betekent ook niet teveel aandacht van die geesten trekken in de zin dat je geen naam en stad gaat bouwen, niet teveel op de voorgrond treed. 22. De honden moeten getemd worden en je moet zo min mogelijk slapende beesten wakker maken, maar als het toch gebeurd dan is dat een gevecht om een of andere doorgang in de onderwereld. 23. Kennis is een grote hemelse zwakheid, namelijk het weten niets te weten. 24. De hemelse kennis is daarom niet hoogmoedig en ook niet alwetend, want de kennis sterft altijd weer, om zo tot diepere kennis te komen. 25. De kennis is heel sober, niet opgeblazen. Zo is de kennis dan ook altijd leiding, plaatselijk en op zijn tijd, en zeer subtiel, niet overintellectueel. 26. Zij die geleid worden zijn geen allesweters, maar zij weten wel waar het om gaat. Zij weten alleen wat zij moeten weten, wat voor dat moment belangrijk is. 27. Het hoofd staat voor het verstand en kennis, 625 maar er is ook zoveel vleselijkheid die er dan afmoet. 28. Hart betekent altijd diepte, maar het hart is ook arglistig, vandaar dat er telkens weer de noodzaak tot testen is, niet tot snelle conclusies komen. Er moet een nieuw pad aangelegd worden. Het doorleven van het Woord 29. Zomaar door strijd kom je er niet doorheen, maar alleen door de eeuwige kennis, alhoewel de eeuwige kennis zich wel weer in strijd kan omzetten en uiten. 30. Strijd is een belangrijk onderdeel van het lijden, en juist ook weer een soort geestelijke tocht. 31. Het gaat erom de taal van de strijd te kennen, de tekenleer. 32. De mens leeft op deze aarde te eenzijdig, te zwart-wit, en dat doet het bestaan ook geen recht. Die doorgangen komen de mens niet aanwaaien, maar die zitten in de hemelse literatuur. 33. Het gaat erom de dingen in de juiste perspectieven te krijgen, hogere structuren te gaan zien. 34. Het eeuwige touw zal alles overnemen, alles innemen, en dat begint bij een grote, zware gebrokenheid. Alle andere dingen zijn daar slechts een spiegeling van. 35. Het Woord is ook geen orakel wat je maar te pas en te onpas kan raadplegen, omdat het iets is wat je zelf moet doorleven en waarvoor dus regels zijn. 36. De kennis is sober, en die pronkt ook niet. Het pad wordt bepaald door je eigen keuzes.

37. Wordt vol met het Woord, om je wapenrusting op te bouwen, want het vlees biedt geen daadwerkelijke bescherming, maar alleen maar schijn-bescherming. 38. Ga niet op dingen vooruit lopen, want dan raak je juist achter. 39. Iedereen moet in de gaten blijven houden bij de beginselen te blijven die waren gegeven als de basis van het geleid worden. 40. Als er vooruitgelopen wordt op dingen dan wordt de mens teruggeroepen. 41. De poort is eng en het pad is smal en kronkelig, en er is een geleide weg door het moeilijke. Het is nu eenmaal een raadselachtige weg. volgende, hogere vijand overwonnen. 5. Daarom moet gij niet lachen als de dwazen, zelfs niet in de wildernis. 6. Gij moet daarom de sobere vrees eren en u daaraan onderwerpen. Het is beter te vrezen dan vroegtijdig te lachen. 7. Gij moet zelfs als gij diep in de wildernis bent nog loskomen van het stadse, en dat gaat dus allemaal door de strijd tegen de beesten daar. Gij moet worstelen met al het zoete en dat wat u probeert te lokken. 8. Dit zijn de sieraden van het eeuwig leven, uw wapens waarmee gij de overwinning behaalt over uzelf. 9. In het begin is dit als een wond op een wond, maar juist dat is nodig om te onthechten. 16. De strijd niet laag achten 1. Werk in de mijnen om die beginselen uit te werken, te mijnen. 2. Het zoete is een drug vandaag de dag waar velen naar grijpen, als een soort van zwendel. Door het zoete, of overpositieve, wordt het zicht verminderd, en groeit men vast. 3. Dit gebeurt meestal in de stad. Natuurlijk is er ook een sober en bitter zoet, maar dat is te verkrijgen in de diepte van de wildernis, in het gevecht met de vijand. 4. Gij kunt niet frivool zijn of laatdunkend over deze strijd. Als gij een overwinning hebt behaald ligt trots altijd op de loer, en dan wordt gij door de 626 10. Zelf-verwennerij is een groot gevaar en een weg tot de ondergang. 11. Als alles oppervlakkig blijft, dan komt gij nooit door de ingewikkelde vijandelijke linies heen. Oorlogskunde en kennis over de vijand is dus nodig. 12. Toch is er ook zoveel kennis die gij moet verliezen. Er is veel oude en verdraaide kennis. 13. Alle onderdelen zijn belangrijk om het geheel te laten slagen. 14. Dieper gaan is moeilijk omdat je tot onbekende terreinen komt, dus dat kan je dan overweldigen, omdat je het niet kent, en er niet mee hebt leren omgaan, en het nog niet hebt kunnen plaatsen. 15. Sommige dingen kun je niet afschudden, en die boren zich een weg diep in je hart, omdat het

eeuwigheids-waarde draagt, en absolute waarheden, maar om tot die volle waarheid te komen, en de allerhoogste waarheid gaan die principes zich verfijnen en laten hun diepte zien, hun doorvertalingen, dus alles is in stroming. Gij wordt geleid tot de rivieren van vergetelheid 16. Als een kind speelt met speelgoed om bepaalde hogere realiteiten uit te beelden op een kinderlijke manier, en daar ook hele sterke gevoelens en emoties bij heeft kunnen volwassenen soms zeggen : Het is niet waar, of het zijn wanen, of het kind stelt zich aan, maar het kind spreekt over hogere dingen in zijn eigen taal, en dit kan dus heel belangrijk zijn. 17. Zo is dat ook met de mens, dat de mens op zijn eigen niveau de hogere dingen uitdrukt, in zijn eigen taal. 18. De ogen worden geopend en men ziet dingen die men niet kan duiden. 19. Alles om u heen is een archetype die naar diepere werkelijkheden wijst. 20. Er is een veel groter plan achter alle dingen. Dus in wezen is er niets aan het toeval overgeleverd. Alles heeft een hogere orde. 21. Juist door deze dingen kom je dan weer in diepere, grotere leegtes, maar middenin die leegtes zul je dan de eilanden gaan zien, want de ware leegte is nooit alleen maar leegte, maar juist een bron van creativiteit. 22. Het vlees is kortzichtig, juist omdat het tegen de opvoeding door het Woord vecht. Er is een bitter medicijn bereid voor deze dagen, maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. 25. Alles zal een aantal malen zachter worden, maar daarin zal het ware harde zich wel ontwikkelen. 26. Het zal toch aankomen op de seizoenen, dus seizoenen van grote strijd en seizoenen van kleine strijd. Soms zal het oorlogstijd zijn om gebied te winnen waar gij later weer verder kunt bouwen. 27. Dan na de oorlogstijd kunt gij u richten op het bouwen. Er is inderdaad ook een tijd om te vluchten, en een tijd om te lijden, en een tijd van veel leren. 28. Het eeuwige touw leidt tot de wildernis, om zo de mens losser te maken van de stad, zodat de mens dieper overweldigd kan worden door de natuurbron. 29. Er is bewaakt gebied, en met dogmatische waakhonden die zo zijn gefokt proberen te praten is vaak hetzelfde als in een wespennest lopen. 30. Geef je ze één vinger, dan bijten ze je hele hand eraf, met alle gevolgen daarvan. Ze zijn gefokt om te doden en naar de afgrond te slepen. Moeilijke materie als dat zo diep in de familie zit, en helemaal als anderen daarbuiten er nog eens een schepje boven op doen. Wat dat aangaat ruiken de aasgieren dan bloed. 31. Depressie is als een vrouw die u bewapent. Het gaat om het leren herkennen waar het voor nodig is. 32. Veel valse volwassenheid moet weggebroken worden, en ook belangrijk is het om te komen tot de cryptiek ervan. Hierin zijn dus verschillende lijnen 627 23. Bij sommige roofdieren moet gij uit de buurt blijven, en anderen moet gij benaderen, en dan moet gij goed toegerust zijn. 24. De eeuwige kennis zal u hierin leiden. Zo wordt gij geleid naar de rivieren van de vergetelheid, waar gij de leegte ingaat, en alle valse kennis in sterft.

te volgen. Dieper komen is hoger komen, maar juist die extremen worden weer intensiever gemaakt door het contact met de andere dualiteiten, dus er is een cirkel van essentiele dualiteiten om te kunnen ontwikkelen en doorgroeien. Als er één dualiteit mist, dan heeft dat ook een negatief effect op de andere dualiteiten. Daarom moet gij altijd in cirkels denken, en die cirkels moeten verbroken worden door lijnen die leiden tot andere cirkels, ook bijvoorbeeld als in een spiraal 33. Dit komt telkens weer terug, waarvan de bloemenvelden een symbool zijn, en van de bijen die van bloem tot bloem gaan, van cirkel tot cirkel. Het resultaat hiervan is honing. 34. Gij moet hiervoor dus blijven denken in cirkels, lijnen en verdiepingen, blijven afbreken en doorbreken, en de stukjes rijgen en sorteren. 35. Alles is cryptiek. Alles draagt een hogere boodschap die alleen maar tot u kan komen door dit proces. In principe is alles er dus al. 36. Er is wezenlijk verschil tussen de arrogantie van de hogere kennis en de arrogantie van de pretentievolle lagere kennis, valse kennis en anti-kennis. De sobere arrogantie en rebelsheid is een wapen tegen het aardse systeem. 37. Maak geen slapende honden of beesten wakker, en prik niet in wespennesten. 38. Gij leeft van moment tot moment, in camouflage, en slaat alleen toe wanneer het nodig is, en gaat gij weer achter het schild. Dit zijn grote schilden. 39. De hogere realiteiten en bewustzijnen, de hogere, buitenaardse en bovenaardse kennis, wordt juist bevestigd door deze polariteiten, deze gevechten, haakt zich juist in daardoor. 628 40. Momenten van wanhoop en het gevoel vastgelopen te zijn, alsof je er nooit meer uit komt, zijn belangrijk en haken u vast in de moederschoot. 41. Alleen diepe, wanhopige verbrokenheid kan u aan de eeuwige kennis verbinden met eeuwige touwen. 42. Zonder de eeuwige touwen zoudt gij kunnen wegglijden. Niet zomaar het innerlijk, maar de eeuwige kennis 43. Hoe komt gij ergens vanaf ? Een betere vraag is : Hoe komt gij erin. Het duurt zolang als het moet duren, en het is een tunnel die absoluut niet voor zijn tijd afgekapt mag worden. 44. Er moet tot de bodem van de put gegaan worden om daar een opening te zien. Een kind heeft soms vele nachtmerries waardoor het kind gillend wakker wordt, en bang is om te slapen. 45. Als een kind ouder wordt leert het kind de nachtmerries beter te begrijpen en de waarde ervan in te zien, voor de oorlogskunde. 46. Wanneer een vrome gaat slapen hoopt hij niet op mooie dromen, maar op nachtmerries, want die brengen hem veel verder. 47. Maar vraag hierin om de wil van de eeuwige kennis, de wil van het diepere Woord, want het gaat om de oorlogskunde. 48. Iets slechts kan onder de juiste voorwaarden worden tot iets goeds. De eeuwige kennis bestaat grotendeels uit oorlogskunde, het kennen van de vijand. 49. Alleen zo leert gij de moeder kennen. De moeder is een oorlogsvoerder. Als gij zonder

nachtmerries tot haar komt, zonder de littekens daarvan, dan kan ze u niet gebruiken. 50. Weest daarom een verzamelaar van nachtmerries. Draag ze mee uw hele leven. Ze leiden u, onderwijzen u, en strijden aan uw zijde. 51. De grootste overwinning van een vijand over een mens is wanneer de vijand de mens blind heeft gemaakt voor hem. 52. Het is zware, maar nodige oorlogskundige oefening. Het is kazerne tijd. 53. De eeuwige kennis laat u niet ongeleid. De eeuwige kennis gebruikt deze dingen. Zo wordt gij gevormd. 54. De sobere vreze is de voorbode van het eeuwige touw, om u los te kappen van allerlei roekeloosheid. 55. Eerst moet gij ingesloten worden. Het innerlijk kan gevaarlijk zijn. Het gaat namelijk om de eeuwige kennis. 56. Hier zijn zware voorwaarden voor, en dit gaat door scholing en gevechten, niet door mensen of aardse boeken, maar door loon wat je eerlijk hebt verdient, niet door genade of door vaagheid. 57. Ook is het zo dat veel hoge openbaring niet te begrijpen is, omdat het vaak als een brullende leeuw komt. Gij moet alles testen, onderzoeken, en het goede behouden. 58. De brullende leeuw is daar niet minder om als het niet te begrijpen is. Gij moet uzelf zelfs bewapenen met duistere raadsels waar gij de betekenis niet van kent. 59. Gij zijt hier altijd door omringd, als labyrinten en orakels, om de vijand en het vlees te verwarren. 629 Gij moet door die verwarring heen, om alles uit te ziften. 60. Gij moet leven vanuit het eeuwige touw, niet zomaar vanuit het innerlijk. De hogere regels moeten u binden, en vandaaruit moet gij leven, want er zijn ook valse binnensten, en zij die de regels verachten. 61. Er zijn valse leegtes. Deze vijanden zijn heel subtiel, en soms moet gij u terugtrekken. De scholen van de eeuwige kennis zijn geen mensen en aardse boeken, maar de eeuwige kennis kan daar wel doorheen werken. De eeuwige kennis is dus zelf een soort boek of orakel, waar gij uit put. 62. De bedoeling van het naar de afgrond gaan is om van dingen los te komen. 63. Gij mag hierin in nieuwe vormen communiceren, net als de bloemen en de planten. 64. Die zijn ook vrij gekomen en leven op een andere manier. 65. Er hoeft niets geforceerd te worden, maar er mag ontdekt worden, de diepere lagen van het leven. 66. Er is een dunne draad over de afgrond, en daaronder zijn vangnetten. Zo mag gij leren in balans te blijven, om zo naar de overkant te gaan. De mens opgesloten in het lagere bewustzijn 67. De mens zit opgesloten in zichzelf in het lagere bewustzijn, ontdaan van de eeuwige kennis. 68. Door contact met de moeder grond, moeder aarde, door onder de grond te gaan komt gij onder de modder, wordt gij met haar bekleed.

boodschap. 69. Soms moet de mens in woeste zeeen of rivieren geworpen worden om te ontkomen. Gij bent in gevecht met beesten. 17. De verborgen weg 1. De mens moet veel afleren en diepere betekenis vinden voor de ontwikkeling en verfijning van de ziel. Hiervoor is de natuurkennis een school diep in u. 2. De verwonding hebt gij nodig om verder te komen. 3. Het is een tropentocht. Het wil niet altijd zeggen dat gij dingen ziet aankomen, maar gij kunt wel snel handelen, en het tot goed gebruik wenden. 4. Het is soms doorbijten en net nog even de laatste stoot, en dan weg, en soms moet gij al veel eerder weg om aan dingen te ontkomen. 5. Soms moet gij een omweg nemen, en er langsheen gaan. Daar is een weg voor, een verborgen weg. 6. Pak het niet roekeloos aan, maar met beleid en geduld. 7. Het eeuwige touw leidt dieper in de wildernis. Dit is alles behalve een snel proces. Het gaat om alle tussenstappen om een goed fundament te hebben. Gij moet wedergeboren worden in ijs. 8. Iedereen moet wedergeboren worden in ijs, dus te snel het ijs wegkappen of weg te duwen zou dit proces afbreken. Gij moet komen tot het eeuwige ijs, en zo dieper de duisternis in. Alles draagt een 630 9. Voor elke druppel ijs moet gij hard werken. Het ijs ontstaat ook in de leegte, als een meer agressieve, of juist meer onbereikbare leegte. Het ijs is om je los te kappen, om de leegte veilig te stellen. Dit pad leidt verder tot de duisternis. Hierin zijn dus veel beproevingen en veel gevechten. 10. Ergens op het hongerpad sterft de mens de brute dood aan zichzelf, en dan komt de opname, als een beeld van de eeuwige kennis die de mens opneemt. 11. De wedergeboorte is niet een eenmalig iets, maar telkens weer, zoals ook het aan jezelf sterven. 12. Geestelijkheid maakt dingen vaak te licht, en dan wordt het te vaag. Vaagheid is op zich niet erg, maar het moet wel een goed, verantwoord patroon hebben, zoals bijvoorbeeld oorlogskunde of wat dan ook. 13. Geestelijk oorlog voeren of iets delen met anderen al dan niet als confrontatie hangt helemaal van de situatie en het seizoen af, of je daarvoor geleid wordt. 14. Er zijn tijden dat je naar buiten kan treden, en soms weer tijden om je terug te trekken, en dat kan ook heel goed een golfbeweging zijn, heen en weer. 15. Ga met de dingen om als een diepzee duiker. Als gij niet met voorbeelden kunt omgaan en het uit het verband haalt, dan wordt het heel lastig. 16. De eeuwige kennis bestaat uit duizenden regels waar het allemaal vanaf hangt. 17. Daarom is het eeuwige touw er voor leiding. De mens kan het niet klaarspelen met zijn verstand, vandaar dat onderwerping aan de diepere bron belangrijk is, aan de eeuwige kennis.

18. De mens moet leren tegen de stroom in te zwemmen om terug te gaan naar de bron. Dat is ook een test. 19. De eeuwige kennis is de voortgaande openbaring, maar ook de teruggaande openbaring. De eeuwige kennis heeft geen begin en geen einde. Het is eindeloos. 20. De zee laat in het groot het stervensproces en de wedergeboorte zien, wat een baarmoederprincipe is. Het gezichtspunt blijft hierin dus draaien. Dit zijn duistere geesten die van bloed genieten, van chaos genieten, want het is hun lucratief handeltje. 5. Het gebeurt waar mensen het profetische op een tweede plan zetten. Het ego staat op het eerste plan. Dit ego wil het lijden niet zien, maar duwt het lijden weg, en het vlees is bang voor het lijden. Ze wijden zich niet toe aan het lijden om hierin het Woord te ontvangen. Nee, het ego zit op de troon, niet het Woord. 6. Ze zijn slaven geworden van de aardse media, programmeurs, om het koninkrijk van het kwaad te bouwen. 7. Je kunt niet van ze op aan, want het is elke dag weer anders. Elke dag hebben ze wel iets nieuws, en telkens weer zeggen ze dat ze het mis hadden, en maken ze excuses, en gaan vervolgens vrolijk op dezelfde voet verder. ANDERLECH 1. Verlossing door het lijden 1. Wij worden van zonden en ellende verlost door het lijden. Wij mogen dus dankbaar zijn voor het lijden, door dit te leren toepassen. 2. Blijkbaar heeft de mens dat nodig, dus we kunnen onszelf wel verbazen over hoe groot het lijden is, maar de mens heeft het nodig om los te komen. 3. Wij zijn er dus niet voor om het ego na te leven. Dan missen wij ons doel. Tegenwoordig is alles gemoderniseerd om het ego te dienen. Alles zit onder camouflage hiertoe, en de mens kent het profetische niet meer. En ze spreken elkaar allemaal tegen. 4. Het is ego tegen ego, en men zweept elkaar op. 631 8. De mens volgt wereldgezindheid in plaats van geoefendheid in het sobere profetische leven. 9. Ze moeten geprikkeld worden met vleselijkheden. Ze willen sensatie, entertainment. Voor elk wat wils. 10. Men wil het lijden niet dragen, en niet het pad der verlossing gaan. Alles moet luidruchtig en chaotisch, opgedreven door de winden van het lagere aardse. 11. Het profetische verachten ze. Dat kost hen teveel geduld. Hier ligt alles voor het grijpen. Het levert geen diepte. Ze doven elkaars geestelijke leven. 12. De kosten zijn hoog, en zo wordt de mens een goudzoeker. Wat baat het je als je de wereld hebt gewonnen en alle kennis der aarde, maar aan je ziel schade hebt geleden ?

13. Er liggen dus regels hieraan verbonden. De mens kan het niet zomaar uit zichzelf, en dan komt het Woord. 14. Vandaag de dag is de mens totaal van het Woord los, omdat het Woord misschien verkeerd is voorgesteld door anderen. 15. Vandaag is de mens verwond en paranoide. Maar als er vals geld in de omloop is, is er ook echt geld. 16. Het Woord is de baarmoeder van de hogere natuur. 17. Men heeft het Woord niet nodig. Men is immers verslaafd aan de roddel, aan lagere aardse geesten die zich aan de mens ook vastklampen. Het zijn plaaggeesten en verslaafde geesten. 18. De mens heeft deze geesten gekozen boven het Woord, en daarom moet de mens er ook mee leven. 19. Halve waarheden maken niet het geheel waar. Het kwaad gebruikt graag het aas van de halve waarheid, en zij die niet waakzaam zijn en nuchter vallen ervoor. 23. De eeuwige kennis heeft zich als een waterval lopen emaneren, naar beneden stortende op het gesteente, en er zijn dus valse scheppingen geweest, en er lopen valse scheppers en schepsters rond. 24. Je bent dus deels hier op aarde een valse schepping gemaakt door een valse schepper. Dat wil zeggen dat het bewustzijn deels vals is, en de manier waarop je dingen ervaart, hoe je bent, enzovoort. 25. Men staart zich blind op woorden, niet op betekenissen, en zo is het verstand versluierd. 26. Er zijn in deze dingen dus vele valse scheppingen geweest, dus daarom is er de geestelijke strijd. Alles is openbaring 27. Het ego van de mens kan de mens niet tot volkomenheid brengen. 28. Er is dus een ontbrekende schakel. Zorg dat je dus alle schakels hebt, ook de ontbrekende schakels. 29. Men heeft eigen middelaars gemaakt, maar het gaat niet diep genoeg. Zij zijn niet geschoold. Een valse schepping 20. Omdat men hun eigen goden heeft gemaakt wil men niets meer van het Woord weten. 21. Men heeft zich profeten vergaderd die hen naar de mond praten, dus willen ze niet naar de hemelse profeten luisteren. 22. De boodschap van de hemelse, opgenomen profeten is niet populair, want dat kost hen teveel, namelijk hun leven, en dat willen ze behouden. 632 30. Het moet getest, en iets van de mens zelf zijn, oftewel doorleefd. Door iemand anders verlost te worden is dus alleen maar symbolisch, niet letterlijk, en gaat dus om de ontbrekende schakel in de mens zelf. 31. Het is een taal die maar weinigen verstaan, omdat het dus inspanning en oefening vergt om die taal te leren verstaan en spreken. 32. Men moet de ontbrekende schakel dus niet bij de mensen zoeken, maar bij het Woord, waar de waarachtige mens is die alles heeft doorleefd.

33. De natuurvrouw is dus belangrijk in de bescherming tegen vals verletterlijkte, eenzijdige projectie. 34. Men moet een eniggeboren zoon zijn, dus afgezonderd zijn, zich niet achter broeders verstoppen, maar een persoonlijke relatie hebben met de hemelse moeder in het eenlingenschap. 35. Het Woord roept de mens op om terug te keren tot de hemelse moederborst, om veilig te blijven tegen de roofdieren. 36. Het gaat vooral om het herstel van het zicht erop. Daarom is het belangrijk dat in deze tijd de weg gepredikt wordt, anders is er geen hoop voor de mensheid. 37. Het vlees houdt ervan om te pronken, om anderen regeltjes op te leggen, en iedereen die zich daar niet aan verlekkert het gevang in te werpen. 38. Het vlees had een jacht geopend op het kind. Daar ging het hem om, om dat van de mens af te roven. 39. In principe hebben ze maar een druppeltje van de oceaan weten te roven en vernietigen, en het zal weldra op hen af gaan komen. De hemelse wildernis wordt alleen maar groter. 40. Dat is een groot geheimenis. De mens kan de waarheid of niet verdragen, of vervormt de waarheid tot zijn eigen schikken. 41. De mensen vliegen elkaar in de haren, en vechten om wie de eer en het aanzien mag hebben. Ze vechten om ieder stukje brood, en om het pronkbezit. 42. De mens moet slechts loskomen van deze spiegelingen. Maar dat kan dus niet in eigen kracht. 633 Alleen door te sterven tot wedergeboorte. Alles tot de hemelse moeder. 43. Wedergeboorte dus, niet door de krachten van het zichzelf kronende vlees. Afsterven dus. 44. Het is je niet overkomen, maar het is je geopenbaard, als je aan traumatische dingen in het verleden denkt. 45. Niets overkomt je, maar alles is openbaring. Het was er namelijk al, en je moest het ervaren. Iemand is voor jou geweest, en toen kwam jij, en zag hetzelfde. Het kwam tot de oppervlakte, dat wat er al was. 46. Ze doen net alsof het echt is, alsof het allemaal waar is, alsof zij betrouwbare getuigen zijn met betrouwbare getuigenissen. 47. Als we het over het kwaad hebben, dan hebben we het over een sluw iets, niet iets wat je filosofisch omver kan praten, of weg kan praten. Er komt veel meer bij kijken. 48. De zondeval was een ontwaking en openbaring over wat de mens nog allemaal moest doen. 49. De mens heeft het Woord niet aangenomen. De mens is nu ingesloten en nog bekeert de mens zich niet. Nog wil de mens het pad niet zien wat terugleidt. 50. Het zijn haters van de sobere natuur. Als mensen om je heen jouw wereld proberen te bouwen, dan moet je je eigen wereld bouwen, en die wereld is al gegeven. Bouwen op het Woord. 51. De mens is onder het oordeel gekomen. Dat wil niet zeggen dat er geen hoop meer is voor

de mensheid. Als de mens ontrouw is, dan is het Woord nog steeds getrouw. 52. We kunnen stellen dat het als een voorbeeld is gesteld om na te volgen, en dat daarin de mens opgenomen wordt, als een vis verstrikt in hemelse netten. 53. De mens moet naar de hemelse baarmoeder, om los te komen van valse kracht en valse rust, in heropvoeding. 54. De mens heeft geen grotere kracht nodig, maar een diepere baarmoeder. 55. De vrucht van de honger is het lijden, en de slaap, om zo door de diepe slaap tot de geestelijke wereld te komen. begrijpen, want dat staat hun snelheid in de weg. 5. Zo snellen ze voort over de wegen van het vlees, en kunnen de vergeestelijkingen niet ontvangen. 6. Het gaat dus niet zomaar om het geestelijke, maar om het vergeestelijken van dingen. 7. Het geestelijke mag nooit een vleselijke betekenis gaan krijgen. Alleen door de vergeestelijking van de dingen worden wij wedergeboren, want anders zouden wij in het vleselijke en de vervleselijking blijven. 8. Het gaat dus om het vermogen om te vergeestelijken, en dat heeft een mens nodig als water in de woestijn, anders komt de mens om. 9. Laat u niet meer bedriegen dat u het wel alleen afkan, zonder de middelen. Er zijn middelen door de hemel opgesteld om de mens er doorheen te helpen. 2. De vergeestelijking 1. Het hemelse geestelijke is de vergeestelijking, de symbolisering van alle dingen. Dat hebben de vader en de zoon nodig, want kijk hoe het allemaal verletterlijkt is. 2. Wat is een mens te betreuren als hij de taal van de symboliek niet kent, en alles maar verletterlijkt telkens. De school van symboliek is een van de belangrijkste scholen. 3. De vromen die ook volgen door duisternis zijn veel vrijer en symbolischer. 4. De vergeestelijking moet ontvangen worden, want dat is de interpretatie van dingen. Materialisten begrijpen symboliek niet, en willen het ook niet 634 10. We mogen terugkeren tot de hemelse tent om daar eeuwig te verblijven, boven de hoofden van de vijanden. 11. Zij troont op een hoop van schedels. Alleen Zij is het ware hoofd, en wij moeten in Haar blijven opdat wij ook ver zijn verheven boven de aardse vervleselijkingen die de ziel bederven. 12. Dat kost niet zomaar wat moeite, pijn, zweet en tranen, maar dat kost u alles. Laat u niet voor de gek houden. Is haar woord al in uw hart om zo niet tegen haar te zondigen, of heeft u daar nog nooit echt de tijd voor genomen, omdat u u met allerlei andere, minder belangrijke zaken heeft bezig gehouden telkens ? 13. Alles moet vergeestelijkt worden, uw hele leven, niet alleen maar de vader en de zoon. Zo komt u uiteindelijk terug tot uw hemelse moeder.

14. De vergeestelijking is een werkwoord, en het is een woord om te delen, als een overdracht, tot hen die daarvoor rijp zijn en het verstaan. 15. Vleselijken zullen hun hoofden erop stukbreken. 16. De baarmoeder is de geestelijke waarde van dingen. Het is belangrijk dichtbij de natuur en het innerlijke paradijs te leven, want deze aarde is dus het paradijs niet, en wat ze lopen verkondigen is de waarheid niet. 17. In deze wereld moeten we het lijden dragen want dat doet de hemel ook. De mens wordt niet altijd gespaard, maar moet ook leren, en juist door het lijden meer inzicht krijgen en begrip. 18. Het leven op aarde is de baarmoeder omdat het nog maar het begin is, omdat het nog niet gesorteerd is dus, alles loopt door elkaar heen, en alleen tijd brengt ware, hemelse orde, geduld, en het zal vaak heel anders zijn dan mensen zich hebben voorgesteld. 19. Er is geen korte weg door de school, maar het is een lange en diepe weg, anders zou het allemaal niet veel voorstellen. Dus alles moet doorleeft worden, bezield, en dan heb je ook iets om uit te putten. 23. We zien de afschuwelijke gevolgen van dienstweigering. Het gaat daarom om het verrichten van de geestelijke dienstplicht, wat niet alleen een dienstplicht is van lijden, maar ook van strijden. 24. Een overblijfsel van vijanden laten bestaan wordt tot strop. 25. Er staan veel kapers op de kust. 26. Mensen weten het verschil niet eens meer tussen het vleselijke en het geestelijke. Zij zijn zelf vervleselijkingen van het Woord, allemaal in dienst van het materialisme. 27. Het zijn vernietigingen van het Woord waarin elk spoor tot het Woord vernietigd wordt, en zo ook elk spoor tot het oer en Orion, want die bevinden zich immers achter voorhangselen. 28. Waarom is religie zo belangrijk ? Omdat de mens de tweedeling in zichzelf moet vinden en houden om zo onderworpen te blijven aan hogere principes, vanwege de bedriegelijkheid van het zelf. 29. Wie de vijand niet kent wordt zelf een heel gemakkelijk doelwit van de vijand. Wat houdt de vijand allemaal verborgen ? De vervleselijking van het Woord 20. In het totalitarisme mag je niet meer symbolisch spreken, en dit bepalen anderen die ook maar een druppel in de oceaan zijn. 21. Dit zijn dus spiegelingen van het geestelijke, van het geleid worden, van de vergeestelijking tot de hemelse gebondenheid die we op aarde zien. 22. Allereerst moet je er dan diep in, anders valt er niets te vergeestelijken. 635 30. Het Woord komt tegen die mens, waarschuwt die mens, en kondigt het oordeel aan. 31. Het Woord overtuigt de mens van zonde. Dat is een natuurkracht. Zij herbergt het geheimenis in haar binnenste. 32. Het visnet wordt niet gepredikt. Er wordt geen oorlogskunde gepredikt. Voldoe aan de voorwaarden, dat is ook de boodschap van de aarde, wat ergens naartoe wijst. Maar de mens voldoet niet aan de voorwaarden.

33. Ze hoorden het en renden ermee weg, niet wetende wat het betekende, en ook deden ze de moeite niet om het in het verband te plaatsen door te luisteren en te leren. 34. Daarom blijft religie belangrijk als symbool. 35. Het is een strijd tussen hart en hoofdkennis. Op dat slagveld worden de grenslijnen en scheidingslijnen getrokken. Er moet een principiele bron zijn waaruit de mens put. 36. Het komt er op neer dat de tweedeling in de mens dus moet blijven, anders is die hemelse orde er niet meer. Dan zou alles zich op een punt gaan ophopen. Hoe je het noemt maakt dan niet uit, de taal op zich maakt dan niet uit, maar wat je ermee bedoelt. 37. Er zijn velen geroepen maar weinigen zullen door de smalle poort gaan. Velen zoeken het, maar weinigen zullen het vinden. 38. Het oer en orion worden vergeten. Dit is misdaad en misbruik gedaan door dienstweigeraars. Ze zijn nog steeds in de oude kerken. Nooit ontsnapt maar losgekocht door een bepaalde drugs. Ze zitten nog steeds vast. Hebben het ene goedje slechts verruild voor het andere goedje. 39. De tweedeling van de mens, maar het vlees gooit alles op een hoop. 40. Dat is het grote gevaar waar we al tijden voor waarschuwen, dat ze het zoonschap weg willen halen, en zo is er ook geen zoonschap meer. 41. Het ontbreekt het totaal aan subtiliteit, en het natuurpad daartoe is weggenomen. 42. Men spreekt het voor de hand liggende, het conforme. Alle klanken zijn hol en modern geworden, zodat de stem van de natuur niet meer 636 wordt gehoord. 43. Het kost je alles, maar de mens heeft teveel excuses. Wat baadt al die aardse kennis je die je kan opkopen ? Helemaal niets, en het schaadt de ziel. Het kwaad is op jacht. Onderschat het niet. 3. Het gouden varken 1. Dat is het moderne fundament van de samenleving, tot de goden van vleselijk materialisme en hedonisme. Alles is ingedut in zelfzuchtige drogredeneringen. Het is een filosofie op zichzelf geworden, met hiaten door de alcohol. Het schuift overal langs, maar raakt niet aan. 2. Het zijn snelle kalveren, die hun eigen woord hebben gemaakt, hun eigen waan, ter ere van het kalf. 3. Zonder het zoonschap komen we er niet. Er moet geboorte zijn, uitgebeeld door de metaforen daartoe. Dit wordt bewerkt door de vergeestelijkingen. 4. Er is dus hemels geloof en vals geloof. Het is een gevaarlijk woord wat vaak misbruikt wordt, en waar je niet voorzichtig genoeg mee kunt zijn. 5. Daarom moet je weten wat het is, tot de juiste definitie komen in de juiste verhouding. Geloof mag profetie nooit vervangen. 6. Geloof is onderworpen aan een heleboel principes. Zonder die principes is geloof een wild vraatzuchtig, ongetemd varken. Pas op met dat beest. 7. Het is op hetzelfde niveau als het new age geloof in de media, wat allemaal voor de verkoop is,

allemaal reclame voor het aardse, om de mens te binden. 8. Het gaat niet zomaar om geloof. Het gaat om de vergeestelijking en het onderricht, het hemelse woord. 9. Geloof je ogen niet wat je allemaal om je heen ziet. Je ogen en oren worden bedrogen. Dit is het terrein buiten het paradijs. Het vlees laat zich graag bedriegen door al die schijnwerkelijkheden. 10. Voor de vleselijke is het vlees altijd mooi en leuk, want dat past bij hem, krijgt hij een goed gevoel bij, spreekt tot zijn zintuigen. 11. Maar door het vleselijke leven te behouden verlies je je ziel en de hemelse zintuigen, meer en meer. 12. Dat zijn de bedrieglijke waanwerkelijkheden. De weg van de minste weerstand. Maar wat heb je dan ? Wat ben je dan ? Wat verwacht je daar verder van in de toekomst, als je als een dwaas je huis op zand bouwt ? 13. Je schopt slechts tegen een steen. Het oordeel is allang geweest, en ook het eeuwig leven. Alles is al opgetekend in de boeken. 14. Ze begrijpen er nog steeds niks van, want hun vlees staat hen in de weg. En het vlees draait alles om. 15. Ze willen er niet de lange natuurweg voor gaan. 16. Het is een strijd. Het dringt zich op. Trots is iets lelijks, maar het vlees vindt het maar mooi. Hebzucht is iets lelijks, maar het vlees vindt het mooi en snel. 17. Het Woord moest zich uitdrukken in aardse talen. Als je de voorhangsels niet wil kennen, dan 637 zul je de tent ook niet binnenkomen. 18. Het Woord is beveiligd, werpt haar sieraden niet voor de zwijnen. Maar wat is het verschil tussen het Woord, de sieraden en de zwijnen ? De mensen weten het verschil niet eens. 19. Ja, zoek dat maar uit. Ken het verschil maar. Het is de steen des aanstoots. Knal je kop er maar tegenaan. Laat het je brein maar breken. Maar zorg dat je erachter komt hoe dat werkt, anders heb je gewoon niet geleefd. Niets komt zomaar. Alles heeft een bedoeling. 20. Je kunt ook andere woorden gebruiken om principes aan te tonen. Het is een woord. Het is een taal. Soms moet je een bepaald woord niet gebruiken als er woord-afgoden dreigen te onstaan, maar soms kan je het gebruiken bijvoorbeeld wanneer het tegenovergestelde gaande is. 21. Zorg dat je het begrijpt. Het is een zaak van het hart, niet van het hoofd, niet van woorden op zich. 22. Wij blijven erop wijzen hoe belangrijk het geheimenis is, niet alleen om te ontmaskeren en te herzien, maar ook om terug te leiden tot de bronnen. Ga werken in die mijnen. Handen uit de mouwen. Niet bang zijn om een beetje vies te worden. Beste stuurlui die aan wal zijn hebben we niks aan. Die zullen door de oprijzende golven weggespoeld worden. Ga aan de slag met het geheimenis. 23. Moet je dan op een dag van het Woord horen : Ik ken u niet ? Hoe verschrikkelijk zal dat zijn. 24. De mens heeft het Woord weggeworpen en is met de zwijnen meegegaan, en dat werd hen tot Woord. Zo werd hun vlees tot Woord. Het vlees werd tot Woord, en het werd tot een gruwel. 25. Ze aanbaden en aanbidden dit zwijn, dit gouden varken. En het goud geeft af. Heerlijk vinden ze het

om ermee te knuffelen. Kunnen ze ook weer aan anderen laten zien : Zie, ik heb met het gouden varken geknuffeld. tot het Woord nadert. Vlees werd Woord 26. Een volgevretene hebben ze ervan gemaakt in plaats van de oorspronkelijke wildernis die het was. 27. Terug naar de fundamenten, de natuurmoeders van de lijdende zoon. 28. Er valt veel samen in bedriegerij. Blinde ogen zijn het. Blind voor de zonde, en blind voor het oordeel op de zonde. Ze kennen de zonde niet. Ze willen dat ook niet kennen. Ze denken dat het kennen alleen toegepast moet worden op recente en actuele zaken van de aarde, en de goede dingen. 29. De vijand willen ze niet kennen. Het vergetene willen ze niet kennen. Iedereen is ze vergeten, dus waarom zouden zij het niet vergeten ? 30. Varkens zijn het die teruggekeerd zijn tot de modder. Het Woord en het geestelijke, niet zomaar blind geloof. Wat betekent dat ? 31. Ze waren afgedwaald. Oorspronkelijk waren deze nederzettingen gevestigd door de amazones. Maar toen dwaalden ze af. 32. Daarom wordt er gewezen op de geestelijke wapenrusting. Terugkeren tot de geestelijke oorlog. 33. Vlees werd Woord. Een geheimenis om niet te verachten. Tot de hemel naderen door het bloed. Hier gaat het duizenden malen mis. Juist. Terugkeren tot de hemelse oorlog. 34. Er moet geestelijk bloed vloeien. Het vlees moet verscheurd worden, het voorhangsel, opdat de mens 638 35. Vlees werd Woord. Hier gaat het mis. Daarom : Terugkeren tot de geestelijke oorlog. Dat houdt oefening in, dat houdt school in. Een oorlogsschool. Ken je vijand. Hij kent jou namelijk beter dan dat jij hem kent. 36. Zij weet hoeveel onoplettende jagers al aan de vijand onder zijn gegaan. Zou je dan niet luisteren ? Zou je dan niet wachten, en eerst haar raad aanhoren over hoe die jachtwapens en jachtmiddelen te maken ? Daar komt een heleboel bij kijken. Die wapens maak je niet zomaar. Daar is een heleboel gerei voor nodig, en voor dat gerei moet je eerst naar allerlei plaatsen toe. 37. Het vlees is een abstractie, dus de mens ontkomt hoe dan ook niet zomaar aan het vlees, hoe je het ook wendt of keert. Het is een worsteling. 38. Het volk heeft het niet door wanneer grote geheimen worden prijsgegeven, want ze zijn immers in het vlees en dronken. Ze kennen geen oorlogstekenen, noch overwinningstekenen. 39. Ze gaan van de ene leugen tot de ander, toch wel oppervlakte-vermaak, waardoor hun binnenste steeds meer en meer sterft. 40. Keer terug zolang je nog kan. Ga in zak en as, verscheur je klederen, want het is een tijd van rouw, berouw en boetvaardigheid. Zo niet, dan zal het nog meer leugens brengen. 41. Iedereen heeft met deze strijd te maken, en een ieder heeft met deze boodschap te maken. Als wij deze boodschap niet zouden prediken en als wachters niet het waarschuwingssignaal zouden laten horen, dan zou het bloed ook aan onze handen rusten. Sla de trom. 42. Het geeft ons te denken over deze metafoor,

deze zinnebeelden, wat hier gaande is, en hoe we dit kunnen toepassen. 43. Laten we hier intens over nadenken. We ontkomen niet aan de jacht op het vlees, maar laten we wel zo geschoold zijn dat we het verschil weten tussen het vleselijke en het geestelijke. ook als koningen over anderen en willen op hun wenken bediend worden. Dan moet je niet in het profetische zijn inderdaad. De new age heeft alle antwoorden al. Die zullen je niet vertellen over de geesten die over je hangen en in je wonen. 7. Die houden je blind hiervoor, en je zonden worden niet opgenoemd. Slapen tijdens de oorlog. 8. De mens is in een donker hol terecht gekomen. 4. Dood geloof en dode werken 1. Wanneer de zonde niet of nauwelijks wordt genoemd wordt het goed verkocht, want het vlees voelt zichzelf daar heerlijk bij, en vindt het allemaal mooi en lekker, en dat uit het vlees ook overmatig, hoe mooi het allemaal is, hoe lekker dat allemaal is. Het moet vooral allemaal erg groots zijn. 2. Ze zijn verwend, willen altijd antwoord, ook als de hemel om een goede oorlogskundige reden niet spreekt. Dan gaan ze klagen, en zoeken hun heil bij de afgoden van deze tijd. 3. Maar de new age mens is een vraatzuchtige consument. Die wil niet van zonde horen, niet van oorlogskunde, en ook niet van geduld. 4. Zij staan dan ook boven het Woord en het profetische, al pronkende en klagende in het vlees dat verwend moet worden. Verwende oren hebben ze, verwende ogen, snel met vooroordelen. Het lijden willen ze niet. 5. Ze konden niet wachten totdat de hemel zou spreken, dus ze maakten hun vlees maar tot het woord. Ze willen altijd antwoord. 6. Als de hemel nog niet spreekt dan heeft dat een reden. Maar dat willen ze niet horen. Ze wanen zich 639 9. Het gaat niet zomaar om de goede werken, net zoals het niet zomaar om geloof gaat, want er is ook veel dood geloof. Het gaat om de geestelijke, profetische werken in het verband van de vergeestelijking, werken in de mijnen van de vergeestelijking, en dat is een werk van ontmaskering. De maskers moeten eraf. De mens moet stoppen met carnaval spelen. Terug naar de mijnen. 10. Moet God dan spreken ? Heeft God niet al gesproken ? De mens heeft het Woord weggegooid, en verwacht dat God wel verder zal spreken. 11. Hebben wij al een ontmoeting gehad met de hemelse baarmoeder van het Woord ? Dat is wat een ware soldaat is. Goudprofeten 12. New age fanaten, los van God en gnosis, los van lijden en profetie, los van stilte en geduld, los van moeder en natuur, los van geschiedenis en oer, als liberale snelheidsmaniakken op weg naar werelds kampioenschap, vrouwenvlees eters, waarmee ze hun borsten opspekken en hun buiken verharden om hun vraatzucht heethoofdig te bewaken. 13. Het zijn dienaren van de buik. Ze willen vermaakt worden, gaan van feest naar feest. Het is een vrouwenhandel. Dat hebben ze niet eens door, want ze staan stijf van de drugs.

14. De new age heeft hen verlost van iedere verantwoordelijkheid, van iedere weldenkendheid, en de new age geloofsdrugs doet de rest, doet alles voor ze. Dat wordt gewoon voorgeschoteld door de media. Nieuws wordt zonder meer geloofd. Blindelings volgen ze het, van leugen tot leugen. 15. De bezoldiging van de zonde is de dood. De new age is niet shamaans, want de new age heeft het niet over wat de onderwereld inhoudt. Daar zijn ze niet mee bezig. Dat ontlopen ze, want dat zou hun spekborsten kunnen schaden, en dan kunnen ze er niet meer mee pronken. De mens pronkt graag met vlees, met vlees wat tot Woord is geworden. Heerlijk vinden ze dat. Hun vlees is Woord, Koning en God. En dat moet dan de kerk voorstellen. Het is in en in triest. 16. Wie de zondeval loochent kan het lijden niet verstaan. Het gaat om een lijdensverdienste, niet zomaar over vleselijke werken. 17. De mens heeft allerlei excuses, en speelt woordspelletjes, groepsspelletjes, en vriendjespolitiek. Zo leeft de mens in een dorre stenen stad. 18. Ze zijn aan de new age drugs, die bijtende alcohol in het hoofd die het visnet uitdooft. Hebben ze niks mee te maken. Ze willen aan de drugs van het hier en nu. De media spreekt volgens hen de waarheid. 19. Het ligt allemaal voor het grabbelen. Weg met de oude raadsels. Hebben ze niets aan. En zo drijft de goedgelovige, verwende mens steeds verder af. 20. We ontkomen niet aan tweeledigheid en drieledigheid. We ontkomen niet aan de natuurvoorbeelden van religie, zodat het ook weer rust en overzicht geeft, hemelse middelen. 640 21. God spreekt niet, want God had al gesproken, en men heeft er niet naar geluisterd. Dat is God’s probleem niet. God blijft het niet herhalen. De mens moet het Woord van God zelf maar op gaan zoeken, en dan kan er misschien verder gesproken worden. 22. En natuurlijk spreekt God wel, maar de mens is te ver weg, en verwacht dan van hun papieren media pauzen dat ze wel even verwend worden met een nieuw woord van God. Daarom moet de aangekondigde honger wel komen. God spreekt natuurlijk wel, maar de mens luistert gewoon niet. Overal om je heen spreekt God. Overal om je heen liggen de hemelswegen, maar die worden niet bewandeld. 23. De mens is of te vet geworden, of wil gewoon niet op dat smalle pad. Dat is God’s probleem niet, maar het probleem van de mens. De mens heeft alleen maar zichzelf ermee. Wereldkampioentje erbij halen. In wat ? Snelrijden. Geen tijd. 24. Na het woord van God is er niets meer, helemaal niets meer. Afgelopen, uit met de pret. Wat een grote waarheid is dat als je het kunt verstaan. God spreekt niet meer, want God heeft al gesproken en de mens heeft het verworpen. 25. Niet het woord gaan lopen aanvullen, maar teruggaan. Er komt niets meer bij. Alles is er al. Schrijf die voortgaande openbaring maar op je buik. Er komt niks bij als de mens de moeite niet neemt om eerst tot de teruggaande openbaring te gaan. 26. Heb je het Woord ook bestudeerd en overdacht, en heb je het Woord ook toegepast en op waarde geschat, herleid tot de bronnen ? Als je je voedsel niet eet en toch je mond openhoudt, waar ben je dan mee bezig ? Hoe wordt dat genoemd bij kleine kinderen ? Ondankbaarheid. Ze willen alleen de dingen eten die lekker smaken. Ze hebben nog niet geleerd dat ze los moeten komen van de god van de buik.

27. Als er een wereldkampioen snelrijden is, dan is heel het volk verrukt. Het is een teken aan de wand, een teken des tijds. Het is de grote afval. Met een gouden kaartje er langsheen glijden, je doel missen, je ziel verliezen, allemaal voor wat goud der dwazen, wat allemaal slechts tijdelijk. 28. Goudprofeten, dat is wat het zijn. Met goudkoorts. Het komt tot de mens in vele vormen. Lukt het ene niet, dan probeert hij het andere. Alles wordt immers aan elkaar geslijmt, als een zwijn die zich erin omwenteld. Het voorhangsel van het Woord 29. Dit is de generatie van het verwend zijn, van snelle en slimme media. Het vliegt je om de oren. Velen worden misleid door dit tijdperk en voelen zich heel wat, en doen zo mee met het feest. 30. Maar hemelse vissers nemen geen blad voor de mond, praten mensen ook niet naar de mond. 31. Zij spreken hele harde woorden, en ook woorden die ze niet verstaan. Ze blijven ook niet altijd voor de uitleg, maar gaan er vandoor. Dat was het dan. Zo is een hemelse visser. Ze doen niet altijd aan nazorg. 32. Ze spreken in duistere raadselen, de hemelse vissers. Ze zijn niet altijd geschoold en georganiseerd. Het zijn wilden. Ze kennen de natuur. Stad en natuur kennen elkaar niet, begrijpen elkaar niet. Er zit een wereld tussen. 33. De mens in de stad is gericht op het snel zijn. Het is snel zijn, of sterven. 34. Is het lijden een nachtmerrie ? Nee, het is het gemengd worden, wat ook de oude betekenis is van de onderwereld. Ogenschijnlijk is het een 641 nachtmerrie, maar de mens moet ontwaken tot de inmenging. 35. De hemelse visser leeft volgens veel hogere regels, en dan begint allemaal het geklaag van de vleselijken, en dan worden er flink etiketten gedrukt, want de mens haat het hogere oordeel over het vlees. 36. Hemelse vissers zijn exegeten. Ze draaien er niet omheen maar gaan er dwars doorheen. 37. Het Woord moest een voorhangsel krijgen, tot een teken en een verzegeling. 38. Een hemelse visser begrijpt die taal, en ontwijkt het niet, maar ontmaskert het. Het vlees gaat het of ontwijken, of verafgoden, absoluteren. 39. Teruggaan naar de holen en grotten betekent ook leren wonen en werken in de holen en grotten. Dat zijn beelden van de exegese, de schriftuitleg. 40. Een hemelse visser weet wat dit betekent. Komen tot het zoonschap. Een moeder is je toegewezen, als een teken en een zegel, dus als heenwijzer, als spiegeling, dus het mocht niet zomaar volkomen zijn. 41. Wees maar blij dat die moeder een voorhangsel heeft, anders zou ze je verslinden. Wees maar blij dat die moeder niet volkomen is. Je zou niet kunnen bestaan. 42. Het Woord moest verzegeld worden, want niemand zou God kunnen zien en leven. Daarom kan God alleen maar van achteren gezien worden. Maar zelfs dat wil de mens niet zien. 43. De mens is een snelheidsmaniak, een rokkenjager. De mens wil het nu. De mens wil nu

antwoord, en God moet aan zijn voeten liggen. De mens is verdwaasd, verdwaald, hopeloos verloren. 44. Wat in de baarmoeder gebeurd is zeker niet het einde, maar wel een belangrijke fase waar de vrucht door gaat. 45. Het mocht eens een hemels teken en een hemelse verzegeling zijn. 46. Je mocht het nog eens nodig hebben. Sommige mensen verdelgen zoveel dat ze op een bepaald moment niets meer over hebben. Op is op. Zij hebben hun leven verspild. 47. Het is dan tijd om terug te keren en opnieuw te beginnen. 48. In het Woord is een dubbele werking, Er zit melk in zit voor de zuigelingen, maar ook vast voedsel voor de opgegroeiden. 49. Niemand is te klein om van de prediking vrucht te ontvangen. 50. We mogen blij zijn dat het Woord verzegeld tot ons kwam, anders zou het ons verblinden en vernietigen. 51. Het gaat niet om het Woord op zich, maar dat de hemel het Woord vruchtbaar maakt. 5. Het psalmelijke 1. Je kan niet eeuwig overstuur blijven over het beest, maar moet het hervormen. 2. Het beest belooft goud, in ruil voor de kinderen. 3. De mens moet psalmelijk aan de slag, en niet misleid worden door de snelheidsmaniakken. 52. Het zaad is dus de nodige verzegeling van de levenskiem, anders zou de levenskiem verloren gaan. Daarom is het zo belangrijk dat de mens de hemelse wildernis principes kent en leert. 53. Hongerenden, de soberen, die leven in de rauwe, primitieve, natuur, als wilden, gaan niet losbollig om met godsdienst zoals vandaag de dag in de new 642 4. Psalmelijk of overdramatisch ? De hemel heeft genoeg aan haar eigen hemelse drama. Dat is geen wereldse drama van het vlees. Het vlees is een overmatige drama maker, die het psalmelijke veracht, die het hemels onderwijs veracht en op een lager plan zet, want het laat zich leiden door aardse, verdichte media van snelheidsmaniakken. age, even voor god spelen zolang de tijd duurt. 54. Nee, zij leven in sobere vreze, en weten dat als ze God zouden zien, dan zouden ze sterven. 55. De honger-strijders, zijn kinderen van de holen en de grotten, harde werkers. Zij nemen geen genoegen met het tafelschuimende, vraatzuchtige, verstadste modernisme. Uiteindelijk verdrijven zij de vijand. 56. De wilden en sobere hongerenden zijn opgeleid door de amazones van de holen en de grotten, die ze niet gezien hebben, alleen van achteren, alleen het zegel, het voorhangsel. 57. Zij moeten een bedekking dragen, anders zou het volk het niet kunnen verdragen.

5. In het psalmelijke ligt het hemelse Woord verborgen. Het zijn imker geheimen. 6. Als we het dus over God hebben, dan hebben we het over de vergeestelijking, niet als afgod. We hebben het over wat de indianen het grote geestelijke noemen, en dat kan alleen door het psalmelijke in de holen en grotten, niet door modern dramatisme en gejammer. 7. Er moeten zeker offers gebracht worden. De mens heeft heel wat goed te maken, en kan het allemaal niet zo laten liggen zoals het is. 8. Zee en lijden zijn aan elkaar verbonden, als Woord en visnet. 9. Wat voor visnet houdt je over als je dat gaat lopen wegkappen ? Een gouden new age prul. 10. Het beest heeft zijn eigen prul. Ook de media hebben hun prul. Trouwe volgelingen ontvangen het, die het ook getrouw doorgeven in het leugen netwerk. 11. Als je in in de natuurwateren, in natuurrivier en de zee baadt, is het niet los van het Woord, niet los van het hemels onderwijs. 12. Zij is donker en lieflijk gelijk de tenten van Kedar. De zachtmoedige, gewillige mens is hemels vuil geworden van de moeder aarde, van haar oer en Orion. 13. Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van degene die het hemels Woord brengt. Zij zijn op de bergen, in de natuur, in de aarde, niet feestend in de stad. 14. Er komt water tussen ons en God, als een middelaar. Er komt aarde tussen ons en God, en dat is maar goed ook, want niemand kan God zien en leven. Laten we blij zijn met deze bedekkingen, met 643 de voorhangsels van Kedar. 15. Als imker heb je ook een speciaal pak nodig, anders wordt je door de bijen verslonden. 16. Er is een waarschuwing voor hen die geen leer, maar leven willen. Zij willen alles doen en bewerken door hun eigen vleselijkheid, hun eigen vleselijke inspanning en oefening. 17. Ze stellen ook allemaal eisen die onmogelijk te vervullen zijn. 18. Ellende-kennis is iets wat niet in new age groepen of door de media gepredikt wordt. 19. Wij wijzen op de psalmelijke boetvaardigheid. 20. De snelheidsmaniak zal het daar nooit over hebben, want het remt af. 21. Het lijden, de ellende-kennis, remt af. Het wordt door de snelheidsmaniak systematisch afgewimpeld, veracht en gehaat. Het wordt weggewoven. 22. Sluw vegen ze dan ook nog de mond af en zeggen : Ik heb niks gedaan. 23. De snelheidsmaniak strijdt tegen balans. De mens moet aan deze balans werken in de holen, grotten, mijnen, en imkerijen. 24. Snelheidsmaniakken zijn afleiders. Verwacht er niet teveel van, maar onderschat ze ook niet. 25. De snelheidsmaniakken hebben alles verletterlijkt. Oproep tot verdieping en vergeestelijking

26. De zoon wordt uitgezonden na het Woord te hebben ontvangen, en het Woord leidt de zoon dan hierin. 27. Het is iets groots, de geheimenissen van de holen en de grotten. 28. Dit volk luistert niet. Zij jakkeren en jagen maar voort. Ik heb u geroepen. Sta op, mijn zoon, word er gesproken. 29. Velen zijn snelheidsmaniakken en merken het niet op. Velen nemen niet de tijd om de berg te beklimmen, maar bouwen een gouden varken in het dal. 30. Kunnen wij alles achter laten voor de hemelse principes ? Geleide zorg 31. Komen tot het zoonschap gebeurt door de worsteling in de geestelijke arena. 32. Heeft de mens geluisterd ? Nee, echt geluisterd ? Nee, de mens was en is een snelheidsmaniak. Geen tijd. 33. Alleen door het lijden komt de mens tot de zee, en het houdt een grote belofte in. In het psalmelijke wordt hier rijkelijk van gesproken. 34. Snelheidsmaniakken zullen het niet zien, die gaan te snel. De hermitatische vrijmaking riep op tot verdieping en vergeestelijking. 35. Er is een verborgen, geestelijke en symbolische boodschap. Het Woord moet door het geestelijke levend gemaakt worden. 36. Hoevelen zijn er wel niet die deze artikelen van Godswege gegeven veracht hebben, op een lager plan hebben gezet, alsof het er niet toe deed, alsof het niet van belang was, en zijn toen als snelheidsmaniakken de duisternis ingegaan ? 644 41. Zorg is altijd het fundament geweest van het werk, maar dit is geleid, niet roekeloos. 42. Deze boodschap is niet populair maar voor de enkelingen, het overblijfsel, en die zullen komen uit alle stammen, uit de zee en de aarde. 43. Ook de boodschap over oorlogskunde en de valse zorg van de aarde is niet populair, want de mens denkt liever niet na over dingen die in hen zijn die daar niet horen. De mens schuift dat liever weg om de drugs te nemen die de mens voorliegt alsof alles goed zou zijn. 44. Het zijn allemaal verhalen van de snelheidsmaniak. Die schuift alles weg, en van uitstel komt afstel, en ondertussen kan hij nog even doorsnellen, en zo vergooid de snelheidsmaniak zijn leven. De snelheidsmaniak houdt van het tijdelijke, en de eeuwige waarden veracht hij. 45. Het diepe doorvorsen van de dingen haat hij. Het is hem te confronterend. Het komt dan te 37. Zij zijn tot valse volwassenen geworden, en hebben de geestelijke, ware zee veracht. 38. Keer terug tot de hermitatische grondslagen, zonder welken wij ons werk niet zouden hebben kunnen doen. 39. Kom daartoe veel verder de wildernis in, want de mens is afgedwaald. Kom tot de wateren van de woestijn, in de wateren van de wildernis. 40. Zijn wij al tot dit punt gekomen ? Of leven wij nog als heersers in het vlees, niet wetende dat wij voor de gek worden gehouden en slechts slaven zijn ?

dichtbij. Zo is er dan het fundamentalisme dat alles in snelle vaart verletterlijkt en vervleselijkt, en naar de toekomst schuift, en dan is er aan de andere kant de new age die alles in een groot licht laat samensmelten in het grote vrijheidsdenken en eenheidsdenken. Niets hoeft meer. Alles is er al. Over het lijden en vijanden wordt niet gesproken. Dit zijn twee zijden van dezelfde snelheidsmaniak die twee gezichten heeft. Voor elk wat wils, en ook hen die eerst gretig de leer aannamen misleidt hij. Velen misbruiken de leer alleen maar om los te komen. 46. Geestelijke oorlogskunde is niet populair omdat men dan het vlees zou moeten opgeven. Geestelijke oorlogskunde is overigens iets metaforisch, iets psalmelijks. 47. En al helemaal wil men niet weten van territoriale oorlogskunde, waarin de heersersgeesten worden besproken, want men doet liever overwerk, men draagt liever water naar de zee. Men doet liever aan pappen en nathouden, waar velen een markt in hebben gevonden, van symptoom bestrijding om er rijk en machtig van te worden. hebben gelaafd aan de borsten van de snelle stad. 52. Laten wij teruggaan naar de natuurdiepte, naar de holen en de grotten, wat een groot geheimenis is. 53. Drink van deze borsten, geestelijk, als een eeuwige spijze. 54. Het Woord heeft tralies als een kooi, is niet los van het visnet, maar het is goed voor de ziel. 55. Zoek in bidden en smeken het geestelijke. Alleen zuigelingen zullen door de enge poort komen. 56. Daarom moet de mens opgevoed worden in deze geestelijke oorlog, in deze veldtekenen. 57. Het leidt ons tot de onderwereld, tot het dal van dorre doodsbeenderen, waar een werk te doen is. 58. In dromen moet het kind tot de onderwereld gaan voor de grote oorlog. 48. De huurling bootst de stem van de hemelse visser na, dus we moeten heel erg voorzichtig zijn, niet zomaar alles geloven. De huurling is sluw. 49. Er zijn altijd hen die niet door de enge poort zijn binnengaan maar over het hek geklommen zijn, dus op een andere manier zijn binnengekomen. 50. De snelheidsmaniak heeft honderden, zo niet duizenden, uitvluchten, om maar niet door die enge poort heen te hoeven. 51. Het tragisch lot wordt in het psalmelijke besproken en bezongen, maar zuigelingen vluchten tot de borsten van moeder natuur, die zich niet 645 6. Het Woord wijst op de vergeestelijking 1. Het is een strijd tegen de verletterlijking en vervleselijking van alle dingen, want het zijn allemaal slechts zinnebeelden. 2. Het Woord wijst op de vergeestelijking. 3. Wij mogen hierom vragen, om de hemelse vergeestelijking, opdat we aan het letterlijke

ontkomen. 4. Wij mogen door de vergeestelijking opgenomen worden. De letterlijkheids-intelligentie van de mens moet verbroken worden en verlaagd worden. 5. De mens heeft verschillende zelven die belangrijk zijn. 6. De mens moet ook zijn onderworpen zelf aan de hogere principes onderhouden en koesteren. 7. Daarvan is religie een belangrijk beeld. 8. Wij mogen valse, letterlijke religie van het vlees haten, maar als wij religie algeheel haten dan zijn wij in het verkeerde. 9. Theologie blijft dus boven de new age. 10. Er zijn ook allerlei liberale groepen, vrijheidsdenkende groepen, die het visnet willen vertoekomstigen, omdat ze nu het lijden niet willen dragen, en van uitstel komt afstel. 11. We mogen het lijden dragen en het visnet begeren. Alle andere drogbeelden zullen dan wegvallen. 12. Wel zal de mens in ballingschap gaan, de orionse ballingschap, wat een hemelse ballingschap is, wat het vreemde wildernis gebied is. 13. De mens vereert het vleselijke werk. Men is er druk mee bezig. Ze draven voor hun eigen koninkrijken. 14. Snelheidsmaniakken zoeken elkaar op, en verafgoden elkaar. Ze zullen te pletter storten. Deze drogbeelden zullen wegvallen uiteindelijk en de voorhangsels zullen opengaan, en de mens zal oog in oog staan met de wildernis. 646 15. Ook de snelheidsmaniak moet plaatsmaken voor een grotere en hogere natuur. De zee ruist. De zee zal de mensheid overweldigen. Van alles wat de mens in zijn ijdelheid heeft bedacht zal achteraf niets waar gebleken zijn. 16. Wat afschuwelijk moet het zijn als je tot de ontdekking moet komen dat al je werk voor niets is geweest, omdat je voor het vlees hebt gewerkt. Een vreemd volk zal komen 17. De lijdende mens was tot een vreemde geworden, en zo kon de mens tot het vreemde land gaan, tot de wildernis. 18. Het is een Orions volk van vreemde, hemelse vrouwen, van de duistere kennis, maar het is te licht geworden in het hart van de mens, en het heeft de mens verblind. 19. De hemelse vissers zien het. Zij prediken de boodschap van berouw, bekering en boetvaardigheid. 20. Men ontloopt de sobere vreze, men ontloopt de geestelijke arena, en men ontloopt de wedergeboorte in de wildernis, maar de mens zal totaal ingesloten worden door de wildernis, en de zeeen van Orion zullen over de aarde worden uitgestort. Het vreemde volk zal komen. 21. De mens kan de duistere kennis niet ontvluchten. De voorhangsels zullen uiteindelijk wegvallen. De vleselijke mens zal wegvallen uiteindelijk, en dan zijn er alleen nog maar holen en grotten over. 22. Daar zijn de ravijnen die naar de onderwereld leiden, en die ravijnen zullen hoe dan ook opengaan. Of je er nu naartoe gaat of niet, niemand kan aan deze ravijnen ontvluchten.

23. Alleen door de sobere vreze wordt ons hart verruimd. De new age wil alle vrees uitbannen, en elke lijdensgezindheid, en het zoonschap, maar de sobere vreze brengt ons het ware zieleheil. Veel hebben de hemelse vissers gewaarschuwd. 24. Het psalmelijke wijst juist op het zoonschap. Ga tot de wedergeboorte in de wildernis. Wordt weer een zuigeling, opdat je opgenomen zult worden, om aan deze dingen te ontvluchten. 25. Nee, in de wildernis wordt je vlees niet gevoed, maar uitgehongerd. Wat eten zij in de wildernis dan ? Hoe overleefden zij ? Door het hemelse en verborgen voedsel. Niet alleen van voedsel zal de mens leven, maar van het Woord als richtsnoer, en dit richtsnoer zal de mens leiden tot de ware levensbronnen en het ware hemelse voedsel, aan de borst van de hemelse natuurmoeders in Orion. 26. De borsten van de Orionse natuurmoeders komen de mens tegemoet op de weg van het leven. 27. Het Woord roept op tot de geestelijke strijd. De new age wil leven, niet leren. Het lijden wordt niet gepredikt, de sobere vreze wordt niet gepredikt. Zij houden vast aan de leugenleer die tot vals leven leidt. 28. Het is allemaal heel ver weg van het Woord. Ze zijn op zoek naar onoplettende zieltjes die geen geestelijk huis hebben, geestelijk dakloos zijn. Dan wordt je gewoon een melkkoe. Je wordt behandeld als kippenvlees, en al die verwennerijen is slechts om je daarvoor vet te mesten. Sluwe snelheidsmaniakken die hun wagens hebben verloren staan aan de kanten van de weg. Ze willen met je snelle wagen meegaan, en je weet waar het zal eindigen. Deze wagens komen niet aan in het beloofde land, maar zullen in de rivieren storten. 29. Breng ons het Woord, 647 De vergeestelijking van al het lijden en de pijn, opdat het tot nut wordt gestrekt, Breng ons het Woord, opdat een ieder zijn plaats in de hemel vindt, 30. Breng ons het Woord, opdat de ware vijand zichtbaar wordt : het niet willen leren, maar alleen maar willen leven, en dat terwijl het ware leven het leren is, 31. Breng ons het Woord om ons niet hoger te heffen dan ons voegen, Breng ons het Woord, om alle valse drugs die het brein misleiden achter ons te laten, opdat wij kunnen komen tot de vrijsteden, waar de bloedwreker ons nimmermeer achterhalen zal. De prediking van het geestelijke visnet 32. Het volk gaat verloren doordat het geen kennis heeft, en kleine kinderen worden onderworpen aan leugenleer die maar verdragen wordt, want er is geen tijd meer over voor het hemelse woord. 33. Zo zakken zij steeds verder weg, want zij aanvaarden datgene wat de toets der waarheid niet kan doorstaan. De mens heeft het hemelse visnet verworpen. 34. Daarom moet de hemelse prediking wederkeren, een bittere ballingschap en boetvaardigheid om los te komen van het suikerzoete bedrog van de snelheidsmaniakken. Uiteindelijk leidt de hemelse bitterheid wel tot de ware hemelse honing. Dat is een natuurzoet, geen stadse namaak zoet. 35. Je moet geen extreme new ager worden die niet meer tegen het vlees strijdt, want dan gaat de geestelijke oorlogskunde eraan, en daarmee alles waar het hemelse woord voor staat. 36. Sobere predikers komen uit een andere wereld. Het zijn vreemdelingen. Zij prediken het geestelijke

visnet, en het ravijn. Zij prediken de afdaling. Zij prediken de ballingschap. Zij nemen de mens terug tot de holen en de grotten, en zo door de putten en mijnen terug tot de wildernis waar de wilde hemelse vrouwen leven. 37. De armen zijn een beeld van hen die alles hebben losgelaten. Zij zijn de leegte ingegaan. 38. Er is een blijvende zwakheid, als een eeuwig visnet, waardoor de opgenomen mens leeft. 39. Het is voor mensen die hun vlees niet behagen, maar mishagen. Zij hebben dus hun onderworpen zelf gekoesterd en hebben niet zomaar voor God gespeeld. Er moet altijd een tweedeling zijn. Zij zijn er niet om zichzelf te behagen, maar om zichzelf te offeren. 40. God is onlosmakelijk verbonden met het eeuwige visnet. 41. In de stad wordt een hele andere god gepredikt, een afgod van de vraatzucht. Hiertegen predikt het Woord, tegen dit materialisme. Het is de religie van de weelde. Het verblind de mens. 42. De mens wordt door het geestelijke getuigenis ingelijfd tot het zoonschap. 43. Zelf-mishaging is de weg tot zelf-kennis. Het moet smartvol zijn, opdat we er niet ijdel in roemen. 44. De mens moet vluchten tot het zoonschap, tot het zuigelingenschap, tot de hemel. 45. Er mag niet lichtvaardig omgegaan worden met het wel of niet prediken van het Woord. Men mag het niet misbruiken door verzaking of overmoed. 46. Elk mens heeft een verantwoordelijkheid en is een geroepene. Velen hebben zich van het hemelse visnet en het hemelse woord losgevochten. Er is 648 geen vergeestelijking meer, alhoewel er wel zweverige overgeestelijkheid kan zijn, die heel goed samen kan gaan met materialisme, want dat is wat het eigenlijk is. Alles is uit balans, en men houdt er vleselijke prioriteiten op na. 47. Daarom wijst het Woord op de psalmelijke boetvaardigheid. 48. Wij kunnen ons in het psalmelijke afvragen of wij ook God zo doorgronden en kennen, en van verre de gedachten van God verstaan. Wij kunnen ons afvragen of wij God zo onderzoeken zoals God ons doorzoekt. Zijn wij al met God’s wegen vertrouwd zoals God met onze wegen vertrouwd is ? 49. Koesteren wij al de gedachten van God, van de hemel, of koesteren wij alleen ons vlees nog ? Is er nog bewondering van God, of bewonderen wij de sluwheid van het vleselijke ? 50. De mens had hele andere prioriteiten. Zo is de mens langs God heengeleefd. 51. De mens moet terug naar de holen en de grotten om te werken in de mijnen, om te gaan tot de zee, om zo terug te keren tot de wildernis. 52. Velen hebben hun roeping veracht, en zijn tot liberalen en materialisten geworden, tot afgodendienaren van de weelde. Zij volgen de aardse kennis, de kennis van het vlees. 53. De mens moet kennis hebben van zijn zonde, en droefheid hebben over zijn zonde, en de mens moet hierin hongeren. Hierin moet de mens loskomen van elk goedkoop schuldgevoel, van algemeen schuldgevoel, maar het moet diep persoonlijk zijn. 54. Vergeestelijking dient de mens te ontvangen om boven alle vervleselijking uit te stijgen.

55. Walvissen van Orion naderen tot aardse kusten naderden. Woest zijn deze vissen want er is zoveel natuur geroofd. 56. Het Woord is een feest van de kinderen, van de uittocht van de kinderen. Zij zijn een beeld van de blijvende zwakheid die nodig is. 57. Kinderen lopen niet hoog met zichzelf op zoals de volwassenen dat doen, maar leven in zelfmishagen, want zij hebben het vermogen nog niet om groots vanuit het vlees te leven omdat zij nog in een hemelse schelp zijn van menselijke zwakte. 58. Zij zijn daarom genodigden tot het armenmaal, als beeld van de totale zelf opoffering. We spreken dus over het armenfeest. Het is een hongerfeest. 59. Dan breekt de profetische hemel los, een groot geheimenis waardoor de vleselijke bezetters worden teruggedreven. 60. Het is een Orionse zee die losbarst, een opname tot de eeuwige wedergeboorte, tot de wereld van de eeuwige kinderen. Het is een hemelse aarde in Orion. 61. Hemelse zeeen en grote walvissen komen tot de aarde. Wij mogen zo werken in de havens van de holenmens, om zo uiteindelijk tot de wildernis te gaan. Wij mogen bouwen aan de boten, en deze boten binnenhalen, en deze boten uitzenden. 62. Is de mens al gebogen door de hemelse winden, of staat de mens nog steeds rechtop te pronken met zijn borst trots vooruit ? 63. Dit geheimenis rust nog steeds in de diepte van de aarde, maar is aan het ontwaken. Wat als het geheimenis ontwaakt ? Waar is de mens dan ? De Orionse natuur is tot de aarde gezonden om de hongerenden te doen ontwaken. Het zijn grote 649 natuurverschijnselen, zowel diep erin als diep innemen. Woord en Zorg 64. Wij behoren geen bezittingen te hebben, maar bezit te zijn van de hemelse kennis. Wij zijn als kinderen haar eigendom, van de hogere Orionse natuur. 65. Zien wij de wildernis hierin ? Zo niet, dan mogen wij ons afvragen hoeveel het Woord in ons leeft en werkt. 66. Wij dienen hiertoe ons ernstig uit te strekken naar het weten hoe groot het vlees in de mens is, hoeveel zonden er in de mens wonen, leven en werken. Kennen wij de grootte hiervan alreeds ? 67. Verwende kinderen hebben niks op met het Woord, want ze willen van de zondeval en het zonde probleem niet horen. Weet je daadwerkelijk hoe groot het is, of weet je het alleen maar een beetje ? Daar zit een groot verschil in. 68. De new age zal je dit niet leren, maar wil je alleen maar verblinden. Zonder boetvaardigheid kan de mens niet tot het eeuwige Woord komen, en is de mens nog steeds bezit van het vlees. 69. Dit besef komt door het Woord, anders blijft het onzichtbaar. 70. Deze zorg staat niet op zichzelf, maar is in restrictie door het hemelse visnet en het Woord. 71. Heel veel valse, vleselijke zorg moet hierin afsterven. De ware zorg is een haat naar het vlees. Daarin wordt alle overmatige, zweverige, kleffe valse zorg verzwolgen.

72. Zorg is hemelse haat, hemelse bitterheid, naar het vlees. De mens heeft zichzelf lopen bedriegen door zorg los te koppelen van de geestelijke oorlogskunde, het hemelse onderwijs en het hemelse werk. 73. Het Woord roept op tot wedergeboorte en leiding door het geestelijke, de vergeestelijking, want in het vlees en door het vlees kan de mens niks beginnen. 74. Het Woord gaat over de sleutels van de hemel, die bestaan uit de hemelse prediking. 75. Het weten hoe groot de zonde en de ellende is is de relatie met het eeuwige Woord, het kennen van de vijand, de geestelijke oorlogskunde. 76. Het is een belangrijk fundament zonder welke de mens niet binnen komt. 77. Als de mens het hemelse woord buitensluit, wordt zo ook de mens van het hemelse woord buitengesloten. 78. Bent u nog op het juiste pad, of een vijand van het hemelse visnet ? 79. Er is geen plaats voor de willekeur en vrijheid van de new age. daadwerkelijke zorg aflezen. 2. De zonde moet meer en meer gehaat worden en meer en meer ontvlucht, maar dan moeten we ook weten hoe groot de zonde is, en wat de zonde is. 3. Hebben wij daarin ons fundament, of snellen wij nog mee met de snelheidsmaniakken. 4. Ze zijn in grote dronkenschap. Ze praten allemaal maar letterlijk en actueel. Het hemelse woord en de vergeestelijkingen willen ze niet kennen. De bron hebben zij afgesloten. Ga terug naar de havens van de holenmens om daar te werken. Je komt daar door de mijnen. Wordt weer een mijnwerker en een havenwerker. 5. Het Woord verkondigt dat goede werken niet zijn gegrond op eigen goeddunken en menselijke voorschriften. 6. Kennis moet geoefend worden, anders kom je er niet. De snelheidsmaniak is van alles vrij, en is zijn eigen wet en willekeur. 7. Het is allemaal leeg geworden. Het gaat nergens meer naartoe en komt nergens meer vandaan. Het heeft geen boodschap meer te verkondigen. 8. De mens moet niet slechts een havenwerker worden, maar ook een duiker. 9. Valt het lijden je moeilijk ? Blijf dan doorleren. Dat is de enige weg er doorheen. 10. Ga van woord tot woord, van hol tot hol, en leer. 7. Het pad van het hemelse visnet 1. Het Woord verkondigt dat de haat tegen de zonde moet groeien. Hieraan kunnen we ook 650 11. Het Woord is als een roofdier uitgezonden tot de zonde. Alleen deze worsteling zal vruchtdragen. 12. Wat daarbuiten valt zijn de gronden van de dwaze bouwmeesters die zullen wegzinken.

13. Velen zijn grauw geworden door de gelijkvormigheid aan de wereld. 14. Dit zijn raadselen en paradoxen die de natuurlijke mens niet kan begrijpen. 15. Het Woord maakt een complot tegen het vlees. Ze ligt blootvoets in haar hol, als een roofdier, wachtend op de jacht. 16. Wij moeten als steen worden tegen de zonde, en dan zal de honing vloeien. 17. De geboden zijn geestelijk. We moeten niet zomaar luisteren naar de woorden van de mensen. 18. Het Woord is een diepe plek in het hart waar het vlees niet meer werkzaam is. Daar worden dus ook geen afgoden meer vervaardigd en gevolgd. 19. Het gaat niet zomaar om beeldvorming, maar om woordvorming, want anders verlies je de grotere verbanden. De mens moet oppassen met vormendienst. Het Woord stijgt boven alles uit. 20. Het Woord is als een storm die ons boven alles uittilt. In elk verbod ligt een gebod. In elke restrictie ligt dus ook een doorgang. Zo wordt het pad geleid door grenzen. 21. Als je religie zo overmatig bespot tot het punt dat je je niet meer onderwerpt aan hogere principes, dan is dat het daadwerkelijke vloeken waar een mens voor moet oppassen. 22. Het Woord gaat over het niet ijdel gebruiken van religie, dus ook niet religie gaan misbruiken om het voor je vleselijke karretje te spannen. 23. Als je allemaal aan snelle beeldvorming gaat doen buiten het hemelse Woord om waarvoor de mens geduld moet hebben, dan val je al snel in vooroordelen. Die leiden dan een leven op zichzelf, 651 los van alles. Zo kom je tot ijdel denken en ijdel spreken, en dan is het Woord niet levende en werkende in je. Alle aardse, lagere getuigenissen moeten eerst afgelegd worden. 24. Het ware Woord is oorlogszuchtig. Het is een oorlogsbevel, een belijdenis tegen het vlees. 25. De mens is helemaal weggezogen en ondergezogen in spiegelingen. In die spiegelingen zijn er telkens ontbrekende onderdelen, boekrollen. 26. Wat is precies je belijdenis ? Want er is ook vleselijke belijdenis gebaseerd op mensenvlees. Bouwen op vleselijke getuigenissen van vleselijke mensen is een hinderlaag. 27. Wij moeten dus weten wat ware hemelse belijdenis is. Wij moeten een ontmoeting hebben met de hemelse belijdenis. 28. Hebben wij ons al uitgesproken tegen het vlees ? Of praten wij allemaal met het vlees mee, om vleselijke belijdenissen te doen ? 29. Het vlees is geen onderwijs, maar propaganda. 30. Het Woord is oorlogszuchtig, hangt niet de valse vrede van het vlees aan. 31. Het ware woord is oorlogszuchtig, trapt tegen heilige huisjes aan, dient het vlees niet. 32. Dit woord moet voortstromen vanuit de plaats waar de vleselijke krachten en werkzaamheden zijn uitgeschakeld. Dit houdt dus ook een hongertaak in. Het vlees wil niet hongeren, en zal daar tegen protesteren, en dat zien we ook om ons heen. 33. Vleselijke kritiek op het hogere is aan de orde van de dag. Het vlees heeft honderden, zo niet duizenden, smoesjes om aan het hogere proberen te

ontkomen. Die allen moet de mens kennen. Van die allen moet de mens loskomen door de belijdenis. Hoever is de mens daarin al ? 34. In de stad van het vlees gaat alles heel traag. Geesten terroriseren het stadje al zo lang. Ze willen de boekrollen vervangen. Men moet meer eten, en minder leren. 35. Boekrollen zijn er niet meer, maar ze hebben vreemde maskers, 36. Ik kan me daar niet bewegen, nee, alles gaat zo traag, totdat ik een van hen ben geworden, Alleen een spiegeling doet mij ontwaken. 37. De armen zijn ons nagelaten opdat wij hen zouden weldoen, en de ware offerande is tot de armen. 38. Dat wil niet zeggen dat we hen erger moeten maken. Dat wil niet zeggen dat we hen tot het vleselijke moeten verleiden. 39. Wat een grote schuld hangt er op hen die kinderen misleiden en tot het vleselijke verleiden door drogredenen. Het vlees heeft duizenden schoonpraterijen voor dit soort dingen. Het vlees is de grootste schoonprater ooit, de witwasser van leugens. Het kwaad wordt vergoelijkt. 40. Armenzorgers, zoekt uw armen te kennen. Oftewel er moet onderwijs over dit soort dingen komen. Dat begint met het maar eens te noemen. 41. Het is een onderdeel van de belijdenis. Het vlees lacht hierover, vol van spot. Laten wij dan maar voorwerpen van spot zijn in de wildernis, om geen deel te hebben aan de zorgeloze dronkenschap in de stad met hun miljoenen smoesjes om niet te hoeven medelijden en medestrijden. 652 42. De hemelse oorlog wordt veracht en belasterd. Oh, laten wij niet met hen meedoen. In ieder geval hebben we dan nog een geweten en bewustzijn. 43. Het is een visnet. Het is een hemelse visser die tot de buitenste duisternis gaat om daar heil te schenken, niet als een wilde weldoener, maar als de toner van het pad van het hemelse visnet, wat tot vruchtbaarheid leidt. Om die vruchtbaarheid gaat het, dat het visnet zal bloeien, en haar wortelen zijn zoet. 44. Armenzorgers zijn tot wat anders geroepen dan centen tellen en elke behoeftige hun deel toe te werpen. Komt onder de armen, leer hen kennen. 45. Het ambt is versteend. Zoek de armen op, komt aan de huizen, maar ook in de huisgezinnen. Is dit letterlijk of symbolisch ? Er moet weer onderwijs over komen, en onze monden dienen er vol van te zijn, want waar het hart vol van is, daar stroomt de mond van over. 46. Is dit letterlijk of symbolisch ? Een ding is zeker : Het moet een deel zijn van onze belijdenis, ons getuigenis. Wij zijn geroepen om het te prediken, uit te dragen, te verspreiden. 47. Is dit allemaal geestelijk ? Moeten wij dit vergeestelijken ? Hoe groeien planten ? Hoe communiceren zij ? Er zijn vele manieren van communicatie. Vaak zijn de armenzorgers al helemaal doodgebloed en kunnen geen woord meer uitbrengen. 48. Het Woord is oorlogszuchtig. Uiteindelijk is de enige ware verkondiging door het geestelijke visnet. Dat is een lange weg, een omweg. 49. In deze wereld viert de mens de boze werken van het vlees. Het hemelse onderwijs gaat over het binnengaan van de hemelse tent.

De Orionse wildernis contact met je hart. Draag daarom het visnet, want uiteindelijk wekt het de hogere orionse hersenen op, die lang genoeg zijn om het hart te bereiken. 50. De terugkeer van het zoonschap houdt dus ook een terugkeer van het moederschap in. 51. Het zorgt ervoor dat het brein niet vleselijk denkt, maar dat het aan het hart verbonden blijft. Het maakt eerst de nodige omwegen voordat je allerlei dingen gaat denken en je erdoor laat meezuigen. 52. Het is dus zeer gevoelig, gaat niet zomaar met allerlei vleselijkheden mee, maar trekt de mens terug. Het is als Orionse wildernis. 53. Het gaat ook over dat het zoonschap zich niet moet laten misleiden door verderfelijke vrouwen. Het zoonschap moet niet zomaar kracht verlenen aan vleselijke vrouwen. Het zoonschap is gericht op de natuurmoeder. Het gaat dan ook over de ware vrouw, die moeilijk te vinden is. 54. Het vleselijke moet weer teruggaan in de slaap. De geestelijke visserszorg 55. Het gaat niet zomaar om geduld en rust, maar het gaat ook om de slaap ingaan om je scheppende bronnen aan te wakkeren, om zo een hogere oorlog binnen te gaan. 56. Het opent de putten, ook van het brein, waarin de natuurprocessen zijn opgesloten, onderdrukt door het stadse aangeleerde brein. 57. Dus niet zomaar wraak uitoefenen, maar gaan slapen. Tot de geestelijke slaap kom je door het geestelijke visnet aan te hangen, want in de hersenen van de mens is het verkeerd gegaan. 58. Door het geestelijke visnet kom je weer in 653 59. De sleutel is het zoonschap, en het zoonschap is tot de hemelse kennis, dus het houdt ook het leerlingenschap in. 60. Daarom zijn de orionse hersenprocessen zo belangrijk, opdat we niet naar het vlees luisteren en door het vlees worden meegezogen. 61. Dit is dus een strijd op leven en dood. Het gaat komen. Op een keer dan kom je tot de bron, en dan moet je klaar zijn 62. Wat is het uiteindelijke loon van het vlees ? Het is een hinderlaag. Je komt zo in een hele andere slaap terecht, de slaap van het vlees. 63. In plaats van jaloers te zijn op mensen die het goed hebben in het vleselijke, moeten wij kennis opdoen om hieraan te ontkomen. Wij moeten het geestelijke visnet begeren voor ons hogere goed. 64. Eer die restricties maar, die touwen waarmee je gebonden bent, want het zijn de paden tot de hemelse, onzichtbare oneindigheden. 65. Als je niet hongert, niet mindert, dan kun je niet tot de orionse natuur komen, want dan is er geen ruimte voor. Dan ben je al vol met jezelf en allerlei rommel. 66. Tenzij je een domme consument wil zijn voor de lagere aardse natuur. 67. Ga dan je gang maar, maar je bent tenminste gewaarschuwd door de hemel. 68. De geestelijke visserszorg is niet dwaas. Het is geen wilde weldoener. De geestelijke visserszorg dient niet de sluwigheden van het vlees. Maar het

gaat een hogere weg, die verborgen is voor het vlees, en verkeerd wordt uitgelegd door het vlees. 69. De ware geestelijke visserszorg doodt het vlees. De ware geestelijke visserszorg leert de vijandschap te doden. Deze geestelijke visserszorg moet in ons hart worden uitgestort. 70. Als wij in die geestelijke visserszorg blijven, dan blijft God in ons, want geestelijke visserszorg is God. 71. De geestelijke visserszorg is een school van het geestelijke visnet, telkens weer. Dit visnet is het hogere onderwijs. Het stroomt vanuit de geestelijke wereld, om tot een hogere oorlog op te roepen. 72. De Orionse hersenprocessen zijn tot de aarde gekomen om te onderwijzen, maar de harten van de mensen zijn teveel van steen. Ze dragen zware wapenrustingen. Ze zijn niet open, en luisteren niet, hebben hun eigen wegen aangelegd, door kindermondjes heen. 73. Op weg, maar waar naartoe ? Ze zien de afgrond niet waar ze naar op weg zijn. Ze wanen zichzelf een brug hierover die er niet is. Dat is wat drugs kan doen, wat verkocht wordt door lagere aardse oplichters. 74. Hoe bouwen zij die schijnbruggen van schijnveiligheid over de afgronden ? Door anderen in die afgronden te duwen. Hoe doen zij dit ? Door het doofpot-principe, door gebrek aan geestelijke visserszorg. allemaal verdeeld, want de een zegt dit, en de ander zegt dat. Toch worden ze allemaal geleid, en ze worden geleid tot oorlog. Die oorlog is tegen elkaar. Het geestelijke is tegen zichzelf verdeeld. 76. Maar dan klopt er toch iets niet ? zou je dan zeggen. Ze zijn het niet met elkaar eens, en zIjn onderling aan het bekvechten, maar toch laten ze al die oorlogen afdrukken in hun geschriften. 77. Iedereen beschreef een ander deel van de waarheid, maar het moest nog in het juiste verband komen. 78. Als je het hemelse geestelijke ontvangt, dan is het eerste waartoe je geleid wordt de wildernis, waar je moet leren luisteren en testen, en waar je ook een strijd hebt met de leugen. 79. Dit is een geestelijke oorlog, een oorlog waarin je terugmoet in de geestelijke wereld. 80. Daar liggen de fundamenten. Daar moet iets veranderen, dus daar kun je niet zomaar van weglopen. Daar ligt het fundament van het geestelijke visnet. 81. Waar komt het dan op neer ? Het is een strijd met je eigen vlees. Laat je niet afleiden van de daadwerkelijke strijd. Luister niet naar vreemde markten. Geen juk vormen met de ongelovigen 82. Trek geen juk aan met de ongelovigen. Wees niet lichtvaardig. 83. Dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten. Vreemde markten 75. Ze hebben allemaal het geestelijke, maar ze zijn 654 84. Amerika offerde zoveel van haar zonen in de oorlog van de vijftiger jaren dat er in de zestiger

jaren het hippie tijdperk aanbrak. De jaren vijftig waren groot communistisch gerommel. 85. Het was een strijd tussen het hemels Woord en propaganda, een strijd tussen hemels onderwijs en aardse reclame. 86. Hemelse roofdieren grommen tegen de mens. Ze zullen het vlees niet ontzien. Ze zullen veel vlees eten. 8. Gedenk de armen 1. Het is belangrijk dat de mens terugkeert tot de hemelse school. Zo mag de mens het medicijn ontdekken en toepassen. 2. Pastoraal verzuim is een grote gruwel, want dan wordt de mens tot een dienaar van het materialisme. 3. Iemand onthouden van onderwijs is het breken van het gebod van geen vals getuigenis spreken. 4. De mens bepaald niet wat een leugen is. Vaak wordt symboliek voor leugen uitgemaakt, vaak wordt ware hemelse leiding voor leugen versleten, omdat de mens het niet begrijpt en verkeerd uitlegd. De mens draait alles om. De stad noemt de leugen waarheid, en de waarheid leugen. 5. De leugen is valse munt. De wereld is vergiftigd, en er wordt gelogen voor winst. 6. Gedenk de armen. Voor iedereen is aandacht, dus je denkt niet zomaar, maar je gedenkt de armen. Daar is alles op gebouwd. Dieper de zee in 7. Bovenal moet je van de zonde loskomen en de zonde overwinnen, want de zonde vernietigd alles. 8. We leven in het tijdperk van de zondeval, buiten het paradijs, en de mens blijft maar vallen. 9. Zonde wordt vandaag de dag goedgepraat en niet erg gevonden. Natuurlijk moet men wel weten wat zonde is en wat zonde niet is. 10. We moeten weten hoe groot de zonde en de ellende is. Eerst moet je de vijand kennen voordat je de vijand kunt overwinnen. Ook moet je weten hoe je de zonde moet overwinnen. 11. Het Woord praat de zonde dus niet goed. Het Woord stelt dat we de zonde meer en meer moeten haten en ontvluchten, want God is vertoornd over de zonde. 12. Wij zijn allereerst geroepen om te prediken tot de onderwereld. 13. Eerst moeten de vleselijke werken gedoofd worden en uitgeschakeld. 14. Het pad is al gelegd. Nalatigheid is ook een vorm van ijdelheid, als wij zomaar vooroordelen hebben. Dan zijn wij vol met ijdele beelden door gebrek aan kennis. 15. De hemel werkt zowel in de storm als in de stilte. We hebben niets aan praatreligie, maar we hebben te strijden tegen werelddienst en wereldgelijkvormigheid. 16. Gij zult de hemel niet ijdel gebruiken, gij zult niet nalatig zijn naar de hemel. 17. De mens is wereldgelijkvormig en 655

werelddienend. De mens heeft het vlees tot Woord gemaakt, maar dit is een Woord met hiaten, een alcoholisch Woord. 18. We moeten diep de zee in. De mens is nog steeds in strijd met zijn eigen vlees. 19. Hoeveel tranen zijn er wel niet verborgen ? Deze rivieren zullen zeker losbreken. De tranen leiden uiteindelijk tot het gezonken geheimenis 20. De mens overdenkt te weinig, en zo gaat het leven van de mens in onnut voorbij. Er is weinig opmerking bij het hemelse Woord, de hemelse prediking wordt zonder vrucht aangehoord 21. Van het wenen hebben de wereldlingen verder een afkeer. Ze hebben liever de gedachten vol met wereldse bezigheden en vermakingen. 22. Iedereen zal wenen. Dat zal het teken van wedergeboorte zijn. Zij die niet wenen zullen wegvagen. Er zal niet gerekend worden met hen die niet wenen, want het zijn slechts spiegelingen. 23. Wees daarom vol met het Woord. Omhul het met tranen opdat het zich mag vergeestelijken. Zo wordt het koninkrijk gebouwd. Uw koninkrijk kome. 24. Er is leiding aan waterbeken. We kunnen stellen dat dit de tranenbeken zijn. Om die weg te kunnen begaan moet elke eigen weg van het vlees verloochend worden. 25. Dit is de grote arbeid van de geestelijke visserszorg, opdat de mens loskomt van zijn dwaalwegen. In deze beken ligt ook het geestelijk zaad. 26. Dat is het zaad van de uitverkorenen, allemaal diepgaande beeldspraak natuurlijk. 656 27. Tot het ware Woord komen we alleen door de hemelse wil, niet door de wil van het vlees. 28. De mens zal hiertoe dus in een diepe hemelse slaap dienen te geraken. 29. Zowel Woord als Natuur roept de mens. Zij zijn de werken van de hemel. De eigen wil is sluw, en wij mogen dat niet onderschatten. Wij moeten de eigen wil verzaken. 30. Er mag dus geen samenwerking zijn tussen onze eigen wil en de wil van de hemel. Onze eigen wil dient volledig te sterven. 31. De eenlingen gaan door dorre landen. De vrucht is pas veel later. 32. De mens moet weten hoe groot de zonde en het vlees is, in volkomen zonde overtuiging. 33. De mens moet de geest van halfslachtige, onvolkomen zonde overtuiging overstijgen. 34. De mens wordt volkomen overtuigd van zonde door het Woord, waarvan de vrouw een beeld is. Dat kan alleen als de mens volkomen aan het Woord is toegewijd. 35. De mens heeft te strijden tegen het vlees. Daarom moet de mens wederomgeboren worden, door het Woord en door de volkomen zonde overtuiging. 36. Velen misbruiken vergeving en genade, tot overmatige vergeving en genade, waardoor de zonde goedgepraat wordt, en wat van het vlees is. Het bedekt de wortels. 37. Het vlees doet alsof er niets aan de hand is, als in groot bedrog, en plant zich dan voort. Laten we daaraan geen deel hebben.

38. De mens heeft grootheidswaanzin. De mens pronkt dan met zijn vlees. Vergeving mag niet in de plaats komen van bekering, want dat sust de mens in slaap, maar zoals de mens tegen valse vergeving dient te strijden, dient de mens ook tegen valse bekering te strijden. Het gevaar van drogredenen 39. De mens moet tot de hemel komen in het minderen, niet protsend. Daartoe is het wildernis pad en het geestelijke visnet, waaraan het vlees kan afsterven. 40. Om daar te komen moet je weten hoe groot de zonde is, het vlees, wat dus om een volkomen zonde overtuiging gaat. 41. Er is dus een strijd tegen de geest van gebrek aan zonde overtuiging, de geest die zonde goedpraat en afdekt. Je kunt die geest alleen overwinnen door het Woord, en het Woord onderwijst. 42. Dit leidt tot wedergeboorte, tot het zoonschap. 43. Dit is de eeuwige zorg van de hemel. 44. De mens was met deze kennis toegerust, maar het kwaad heeft hem afgeleid daarvan. 45. De geest van willekeur moet bestreden worden. De mens dient geleid te worden door het hemelse woord, en niet willekeur. 46. De overheden, en ook de kerkelijke overheden, zijn geestelijke, hemelse overheden. 47. Als men dit gaat verletterlijken komt men gevaarlijk dicht bij het gebied van afgoderij en mensenvlees verheerlijking, en loopt men gevaar afhankelijk te worden van mensen. 657 48. God wil geen uiterlijk vertoon, wil geen materiële eer ontvangen. Dat is allemaal bijgeloof. 49. Het is in het verband van de geestelijke adoptie, en het heeft dus een opnemende werking. 50. Er is een gevaar van vrije volkskeuze, omdat er dan geen verantwoordelijk lichaam is, en het volk is zowel onkundig als onverschillig. 51. Er moeten dus een heleboel hemelse voorwaarden zijn in de hemelse verkiezing. 52. Zomaar predikers die de mens kunnen boeien is niet genoeg. De mens zou zo kunnen afdwalen door de spreekvaardigheid. 53. Het gevaar van drogredenen is groot, en de mens kan daar juist door zijn gebrek aan kennis niet doorheen prikken. 54. Een mens kan niet zomaar deel hebben aan de verkiezing, want dan zou het vlees kunnen inmengen. 55. Uiteindelijk gaat het om hemelse overheden, om geestelijke principes. Het vlees dwaalt altijd af tot teveel verpersoonlijking, vanwege gebrek aan principes. 56. Het volk is in hoge nood vanwege de opgehoopte eeuwen van alcohol misbruik wat het brein van het volk heeft aangetast. 57. Geestelijke oorlogsvoering is symbolisch, en gaat over diepere principes, niet om oorlogsvoering op zich. 58. Er ligt een gevaar dat de mens het hemelse onderwijs loslaat of versimpelt. 59. Het probleem is dat de mens er allerlei vleselijke ambten bij heeft verzonnen.

zeeen dus van het oer, de prehistorische zeeen. De zondeval 60. Als de mens wordt geconfronteerd met dingen die buiten het geestelijke liggen, dan moet de mens zorgvuldig zijn in het dit melden aan de geestelijke, hemelse overheden, opdat men niet door het vlees wordt afgeleid. 61. De hemel predikt leiding, en niet het massale. 62. Op de regel zijn altijd uitzonderingen en er zijn altijd verschillende bedelingen en seizoenen, daarom heet het ook het geleide leven. 63. De mens moet het geleid worden leren, de bedelingen en de seizoenen, dat de mens de voortgaande openbaring bij moet houden en niet ondoelmatig moet handelen. 64. De mens moet het hemelse woord doorgeven aan het nageslacht en vruchtbaar zijn. De mens mag het woord wat hij ontvangen heeft niet oppotten, maar moet er wel wat mee doen. Het moet gezaaid worden, anders is het een verzaking van de geestelijke landbouw en het gebod van weest vruchtbaar en vermenigvuldig u. Bewerk de aarde. 65. Alleen de psalmelijken zullen overleven. Zonder visnet geen ingang. Met het visnet zul je ook anderen binnen laten komen die met jou geestelijk vissen. 66. Ken je zelf de hemelse prediking al ? Heb je wat te prediken ? Kun je deze kinderen helpen, of laat je ze aan hun lot over ? Je kunt ze niet helpen dan door onderwijs. 67. Het leidt terug naar de vissen tijdperken, naar de 658 68. De val was iets groots. Er was een boom met verboden vruchten die werd bewaakt door een zwijn, het beeld van de vraatzucht, en de mens liet zich erdoor verleiden, door een valse vrouw ook, die aan hem onderdanig was. 69. Kom tot de boom, eet van haar vruchten. En zo hoereerde de mens met haar, met deze vraatzucht en machtslust. Zo werd de mens van ascetisch tot hedonistisch. De man werd van sober en primitief tot bluffend en modern, tot een opgeblazen varken of zwijn. Het werd een huwelijk tussen de gevallen man en de gevallen vrouw, de hoer. Ze deed haarzelf onderdanig voor en verleidelijk, en toen hij toehapte kwam hij onder haar macht, dus eigenlijk heerste zij toen over hem. 70. Dit is hoe drugs werkt. Het brengt allerlei schade en de mens ziet dingen dan niet meer helder. 71. De mens viel hard in dit gat. Maar hij waande zich in de hemel. Kijk, al die macht. Kijk naar mijn schone, onderdanige vrouw. 9. De oogst van Orion 1. Wij zijn altijd mijnwerkers en duikers geweest. Blijf niet achter in het mijnenwerk, want de gevolgen zullen niet te overzien zijn. 2. Ja, de verleidingen zijn zwaar. Het zwijn bij de boom met verboden vruchten, vruchten van hebzucht en slaapzucht. Laat me slapen, ik wil niet ontwaken.

verloren. 3. En toch wijst God dan in grote zorg op het zoonschap, op het worden van een kind. 4. Weent over uw zonden, over uw hoogmoed en vrijheidszucht. De ware vrijheid is namelijk in de hemelse gebondenheid. 5. En dan wordt het wenende kind opgeroepen tot de oorlog tegen het vlees in het psalmelijke. God bekommert zich niet om het gejammer, want God wil niet dat je verslonden wordt door de zonde. 6. Daarom heeft God liever dat je weent van de stokslag dan dat je lachend en schuimend afdrijft in dronkenschap. Weent over de zonde. Dat is het enige wat mag wellen in je, dat je weet hoe groot de zonde en ellende is opdat je godvruchtig hierin kan leven, want dan pas kan het sterven. 7. Ik ken de duizenden drogredenen van mensen om maar niet in de mijnen te hoeven werken. Ik kan ze wel dromen. Het is allemaal standaard. Standaard truukjes van de zwijnen. Ze stellen het altijd weer beter voor dan het is. 8. Als we niet in het zoonschap zijn, dan hebben we de hemelse wildernis moeder dus ook niet. 9. Het ijdele vermaak heeft hen alleen maar een tijdelijke rust gebracht. 10. Och ziet u, ze hebben het zoonschap niet aanvaard. 11. Er is een zwijnendrugs, een vuil spel, het goud der dwazen. Het is zwijnengoud. Ben je ervoor gevallen ? Maak dan dat je daar wegkomt en keer weer terug tot soberheid. 12. Keer terug tot de mijnen, keer terug tot het zoonschap. Het draagt de woede tot de zonde nog in zich. Laat dat niet sterven, want dan is alles 659 13. Ik zie die woede niet in de wereld. Het is er niet. Het is niet in het modernisme. Die hebben alles lopen omdraaien, die lopen de opwellingen van het vlees na en hebben berouw dat ze ooit in lang vervlogen tijden geestelijk hebben geleefd, en nu haten ze het geestelijke meer en meer en ontvluchten het. 14. Er zijn natuurgrenzen van het zoonschap, en de hemelse samensmeltingen. 15. De religie redeneert dus tegenstrijdig, en niet zomaar zwart-wit. Metaforen en archetypes kunnen dubbele betekenissen hebben. 16. Eenzijdigheid is typisch de moderne, verletterlijkte, extremistische vormen en zij radicaliseren het. 17. De schatten van Amalek zijn de verstening, verharding, verstijving van alle dingen tot volledigheid. 18. De man is een beeld van de dag, van het zoonschap tot de wildernis, en de vrouw is het beeld van de duisternis. Als de man bij de vrouw ingaat, dan is dat een beeld van dat de dag wordt ondergedompeld in de duisternis. 19. Door de vleselijke verstening is ook de aardse wereld ontstaan, en die verstening wordt weer afgebroken door terug te gaan tot het pad. Dit is dus ook de oogst van Orion, dus het pad van Orion. 20. Zo zuivert de natuur zichzelf, zo houdt de natuur zichzelf in stand. 21. Wanneer de man zijn vlees in de vrouw brengt om dit te laten sterven, dan moet hij ten volle weten hoe groot de zonde en wat de ellende van het vlees is, wat dus de betekenis is van de opzwelling van

het mannelijke orgaan, dus geen opzwelling van de man als geheel zoals in de stad met allerlei protserigheid want dan zou de man dus geheel vleselijk zijn. 22. De man moet groeien in zijn haat en walging, zijn afkeer, naar de zonde en het vlees toe. De man moet het meer en meer ontvluchten. 23. Eerst moet de mens de geestelijke principes ervan begrijpen, en pas daarna zal het letterlijke, vleselijke voorhangsel ervan weggenomen worden. Gedachtenis en belijdenis 24. Het psalmelijke komt onder ogen hoe groot het kwaad is, hoe groot het vlees is, als een vervulling van het Woord. De mens moet het weten, en ook weten hoe het moet sterven. 25. Bovenal worstelt de mens hierin dus met zichzelf, met zijn eigen vlees. 26. Daarom moet hij de vrouw kennen. Zowel vijand als vrouw moet hij dus kennen. 27. Wek haar niet op voordat het haar behaagt. Krijg een besef over wat de relatie is tussen de hemelse vrouw en de offerande. Er is geen hemelse vrouw zonder het ten diepste ervaren van het opofferen van het vleselijke. 28. Tirannie wordt onder schoonschijnende benamingen verborgen gehouden. Men heeft de zonde en het vlees andere namen gegeven, professioneel gemaakt, alsof het de samenleving dient, en het er gewoon bijhoort, en zo kunnen ze het ongestrafd doen. 29. Ze zijn van jongs af aan vervuld met het kwaad, geboren samen met wreedheid. Het is geen gematigde boosheid, maar buitensporige boosheid. 660 30. De man is de dag en de vrouw de duisternis. Donker van huid ben ik, als de tenten van Kedar. De man moet dus ook de duisternis van de vrouw leren kennen. 31. Ook met haar zal hij moeten worstelen. Het is een grote vrouw, met brede borsten en heupen, want zij moet immers het kind voeden en beschermen. Zij moet de man aankunnen. We zien in het gevecht tussen de mens en God dat het vlees ten onder gaat in deze strijd. Het vlees is dan een beeld van alle valse Godsbeelden en valse mensenbeelden. Ook zijn dit dus allerlei valse beelden van de strijd zelf. Wat wordt er veel over gelogen. En wat hebben ze een gruwel gemaakt van de offerande. 32. We hebben niet zomaar te maken met vijanden, maar met zinsbegoocheling. 33. Alles wordt door de markt goedgepraat, door reclame. Reclame is vandaag de dag een synoniem van de waarheid. Als het groots is, door velen ondersteund, door velen aangeprezen, dan is het waarheid. Men heeft God aan de kant geschoven, en volgt nu de meerderheid in het kwaad. 34. Wilt gij overleven ? Hoe had de natuur het oorspronkelijk bedoeld, in al haar zinnebeeldige wijsheid en schoonheid ? 35. In het moderne tijdperk mag je het lijden niet gedenken. Je mag niet sober zijn en melancholiek. Dat wordt vandaag de dag als een ziekte bestempeld. 36. Gedenk het lijden. Alleen zo kun je het verwerken. 37. De ware hemelse kerk is een lijdenskerk. Het is een schip in woeste golven, en de gevaren zijn velen. Je kunt het je dan niet veroorloven om dan maar weg te wanen. En zij die dat doen noemen het

hemelse woord een waan. De beste stuurlui staan aan wal, al die van de zonde hun professie hebben gemaakt. 38. Laat jezelf niet afdrijven. Zo snel vergeet de mens het lijden, en gaat dan weer op het oude pad verder. Het wordt gevaarlijk daar waar het lijden nutteloos wordt. 39. Daar waar het symbolische visnet geen zin meer heeft, daar vaagt het visnet weg. 40. Dan wordt je slechts geleid door de tijdelijke drugs van de wereld en het vlees, twee grote vijanden van je ziel. 41. Weet dat uw vijand niet slaapt, en van elk gaatje dankbaar gebruik maakt. 42. De mens wordt de hele dag door zijn hersenen aangeklaagd en gemanipuleerd. 43. De mens kan zich op vele manieren als een verminkte en een verzwakte voelen. 44. Laat het lijden en het visnet het maar doen. Het lijden en het visnet hebben al het zaad in zich. Dat kan door gedachtenis en belijdenis. Het hemelse vissersvolk 45. Oh, wat een heerlijke diepte bevindt zich in het symbolische visnet, ongekend door de mens, onuitsprekelijk door hen die het hebben ervaren. 46. De mens heeft hiertegen een schijnleven opgewekt. Dat is ook wat we om ons heen zien. 47. In deze verblinding steken de aanzienlijken hun horens op tegen de hemel, de natuurlijke betekenis verdraaiende en nietsbetekenende toelichtingen. Zo mist het zijn 661 doel, zo glijdt het er langsheen. 48. Men heeft gezaaid op de akkers van het vlees, en men oogst het versteende schijnleven. 49. Daarom wijst het symbolische Woord terug op de werken van de natuur. 50. Het gaat niet zomaar over de hemel, maar over de tent van het getuigenis, versierd met de tekenen van God. 51. De mens moet niet alleen zijn hart offeren aan de hemel, maar ook zijn mond, zijn tong, zijn belijdenis. Waar het hart vol van is stroomt immers de mond over, en dit is allereerst tot de hemel, een getuigenis en belijdenis tot de hemel. 52. Nu zou dit allemaal geen zin hebben als wij onze oren en ogen niet hebben geofferd aan de hemel, anders worden die nog steeds afgeleid, en spreken die nog steeds vleselijk, hun doel missende. 53. Heeft u het niet opgemerkt, al het ijdele geklets van hen die hun oren en ogen niet aan de hemel hebben geofferd ? verduisterende met 54. Zij bevredigen hun oren en ogen met de dingen der wereld, met de massa media, als consumenten van het vlees. Daar stroomt ook hun mond van over. Je kunt zien waar hun hart vol van is aan datgene waar ze het telkens over hebben. Allereerst moet je leren kijken en leren luisteren. Eerst moet het oor spreken, anders stroomt er slechts vuiligheid uit de mond. En het oor spreekt van wat hij gehoord heeft, als een getuigenis van de hemel. Laat dat onze ware belijdenis zijn. Laten wij niet tot lippendienst komen, maar allereerst tot orendienst, en dan niet de orendienst tot de wereld, maar tot de voeten der hemel, oftewel het herdenken van het lijden en daar lering uit trekken. Gedenkt het lijden. Laat dat je belijdenis zijn. De hemelse afgezanten kwamen tot de aarde om de ware hemelse kerk te brengen, het

hemelse vissersvolk. Zij moesten de mens verlossen van het zijn van een zaaier op de akker van het vlees, van het pad waarop de mens versteende tot een gruwel. De mens moest ontslagen worden van dienst tot de vleselijkheden waarin de mens verstrikt was geraakt. We mogen de hemel danken voor het zenden van de hemelse afgezant. Het is een natuurverschijnsel. Het diepere medicijn 55. Wat is het pad dan ? Eerst gaan we door de verbrokenheid, de verzachting, om gemengd te worden, en dan komen we tot de hemelse verstening, om zo alle valse vleselijke verstening te ontlopen, en deze hemelse verstening komt weer tot de verbrokenheid, de verzachting, dus de spanning tussen zacht en hard blijft, en zal uitgewerkt moeten worden. Zo zal de mens loskomen van de valse versteningsoogsten. 56. Als het vlees tot steen is geworden, dan is er ook nog een naoogst waarin dit wordt uitgewerkt, en de vleselijke mens leeft dan in een drugswaan in zijn steen, op weg naar het verderf. 57. Ze laten alles achter, verbranden alle schepen achter zich, als vleselijke vogels. 58. Ze hebben hun lijden afgelegd en een eigen lijden gemaakt, hun eigen limieten, hun eigen regels. Ze zijn verwaand en eigengereid. 59. Bij elke stap die de wilde jongens zetten worden ze kleiner, terwijl mannen van het vlees bij elke stap die ze zetten groter worden, want ze willen pronken. Waarmee willen ze pronken ? Met zichzelf, met waardeloze, ijdele dingen. 60. Macht willen ze, eer en rijkdom, allemaal drugs van het vlees, allemaal tijdelijk. Ergens knappen ze af, en dan stort alles naar beneden. Dan is de drugs op. 662 61. Het vleselijke wordt van het geestelijke gescheiden. Het vlees wordt ontmaskerd. 62. Orion heeft een oogst, een verharding naar de zonde toe. 63. Het vlees is losgeslagen, op weg naar zelfvernietiging. Wij mogen opgroeien in de rebellie tegen het vlees, om het diepere medicijn te vinden. 64. Kennen wij de medicijnen ? Of hebben we teveel hemel, dat het allemaal niet hoeft ? Kunnen we loskomen van de drugs ? Er is een weg. Hierin moet je veel achterlaten. Loskomen van dronkenschap. 10. Vleselijkheid leidt tot bijgeloof 1. Er zou een opkomst zijn van het hemelse vissersvolk. 2. Ik spreek niet voor en door mezelf, maar de dingen van de hemel, waar ik ben geweest. 3. Anderen hebben alles slechts van horen zeggen en volgen blindelings anderen na. 4. Heb je het visnet aanvaard ? Zo niet, dan is het allemaal slechts ijdelheid. 5. Kwaad doen op bevel van een ander is geen gehoorzaamheid maar ongehoorzaamheid.

6. Gehoorzaam zijn betekent het ongehoorzaam zijn aan vleselijke mensenregels. Er moet een balans zijn tussen God eren en God vrezen. 7. Godsdienst is iets natuurlijks. Godsdienst heeft een ieder in zichzelf. Godsdienst is in evolutie 8. Gebrek aan onderzoek schept ijdele bespiegelingen waartoe vals vertrouwen ontstaat. 9. Er moet een balans zijn tussen het aan jezelf sterven en het sterven van de vijand. 10. Ga niet zomaar op gelijke hoogte staan van de hogere kennis of zelfs hoger, maar eerst moet je jezelf onderwerpen, zodat de hemelse kennis je kan vullen. 11. Leg je toe op de verborgenheden van God’s werken. 12. We spreken hier van de verborgenheidsleer. Ook is er een soberheidsleer en de leer van de mondwachter. 13. Het einde van het vlees is de slachtbank. God is geestelijk, en wil alleen maar geestelijk gediend worden, en als de mensen dat allemaal doorvoeren in vleselijkheden dan is dat allemaal bijgeloof. 14. De ijver moet altijd gematigd worden door niet hardnekkig aan te dringen en door niet te blijven bij vooroordelen. De mens moet voor rede vatbaar zijn. 15. Vaak lopen degenen die van de waarheid zijn afgeweken overal met hun hoge titels te protsen. 16. Zij die uit zijn op roem leggen voor zichzelf een valstrik. 17. Het proces van volharding, het volkomen 663 worden van het geduld en de vereeuwiging leidt tot de hemelse vervreemding. De ware genezing ligt in de kennis 18. Het gaat niet om het wezen God, maar om de werken, om de deugden. God is geen zelfstandig naamwoord, maar een werkwoord, een principe. 19. De naam van God is niet slechts God. Daar neemt de hemel geen genoegen mee. Nee, het is de kennis. 20. Het psalmelijke bewondert niet het redeloze, maar de rede, de kennis. 21. Het psalmelijke gaat zichzelf niet te buiten aan loze ervaringen. Het is de ervaring van studie, van het leren kennen van de geestelijke natuur. 22. Ben je sober genoeg ? Op welke gebieden moet je nog meer versoberen ? Soberheid staat in verband met de natuur. Dit betekent ook soberheid in je oordeel. Omdat soberheid is omringd met gevaren, zoals overmatig oordeel, overmoedig oordeel, losbandige soberheid, verkeerd gerichte soberheid, enzovoort is het belangrijk om te gaan tot de hemelse leiding en discipline. 23. De hemelse leiding en discipline moet de soberheid dus in toom houden, en de soberheid moet ook de leiding en discipline in toom houden, zodat er geen overmaat is. 24. God heeft geen echtgenoot genomen en heeft dus ook geen zoon. Waarom niet ? Omdat het slechts iets symbolisch is. 25. Zie je hoe men dit op aarde heeft verletterlijkt ? Verletterlijking is een vorm van materialisme. 26. Alles is verstard, verletterlijkt, en

gedramatiseerd. Daarom is symboliek een schild. 27. De mens denkt veel te rechtlijnig en conformistisch. Wij streven niet zomaar naar genezing, maar naar kennis. Kennis is de ware genezing. 28. De zonde is een misleidende macht voor een ieder die door haar is bedrogen. Het vlees droomt 29. Je mag putten uit het immens grote reservoir van de eeuwige en oneindige kennis van de natuur. Het is een grote opdracht om dit te ontcijferen. 30. Aan veel puzzelwerk ontkomen we toch niet. Vraag om kennis boven genezing, want de ware genezing ligt in de kennis. 31. Datgene waarvoor je kiest, zal je leiden. Kies je voor de hogere dingen, dan zullen de hogere dingen je leiden, maar kies je voor het vlees, dan zal dat je leiden. 32. Wij moeten meer naar kennis verlangen dan naar genezing en oordeel. Boven alles moeten we naar de kennis verlangen. Er zal veel minder aandacht worden geschonken aan genezing en oordeel, want dat ligt namelijk allemaal in de kennis besloten. Mijn kennis is u genoeg. 33. De kennis zal een heleboel vraagstukken oplossen als de hemelen opengaan, en je zult dingen anders zien, en je ook anders voelen. Dingen zullen andere betekenissen krijgen, en je zult je afvragen : Hoe kan dat ? Wat is dit ? 34. Een heleboel van wat we nodig vonden is ineens helemaal niet meer nodig. De kennis zal hele andere verlangens geven. Dan zullen we zeggen : Ach, laat allemaal maar zitten. Dit is veel beter. 35. Werelden zullen wegvallen, oude problemen, en oude gedachten, als de hemelen zich openen. Maar 664 37. Ook het vlees droomt, de zonde droomt. Leef vanuit de onaangeroerde natuurdiepte, dat wat niemand had gehoord of gezien, daar waar geen mensenvlees was gekomen. Leef boven denken. 38. Wanneer de afgezanten van de natuur komen om dit te openbaren kun je niets meenemen, niets van je rijkdom en aanzien, niets van je macht. 39. De mens ziet niets. Als zijn naaste in nood is is de mens in geen velden of wegen te bekennen. Maar de Kennis ziet alles. 40. De mens mag geen bovenmatige rijkdom en voorspoed hebben ten koste van een ander. 41. Laten we beseffen dat alles wat de hemel strekt tot leven, dodelijk is voor de zonde en het vleselijke. 42. Het vlees in de mens haat hierom het hogere, en zoekt het in de doofpot te stoppen. 43. Als het geestelijke komt, zie dan naar al die ogen die afwijken en doen alsof ze het nooit gezien hebben, alsof het niet bestaat. 44. Uiteindelijk zullen ze zelf vallen in de kuil die ze gegraven hebben. Zelf zullen ze ook afdalen in die diepe put. 45. Het is allemaal heel makkelijk praten voor mensen die nog nooit wat hebben meegemaakt en het begint erbij dat jezelf je gaat openen tot de hemelen. 36. Zomaar oordeel en genezing werken niet als er geen kennis is. Dat zou alleen maar leiden tot een nieuwe vleselijke droom.

zich nooit om iemand anders bekommerd hebben, of alleen om hun eigen kroost. 46. Het zijn prisma’s die alles verdraaien. Het wordt gevonden in het mijnenwerk. 47. Ga terug naar de mijnen. Kun je het verstaan ? Heb je oren die kunnen horen ? Of ben je bedrogen door de prisma’s der wereld ? 48. Het gaat om de persoonlijke ervaring, niet om kerkelijke superioriteit en allerlei autoritair machtsvertoon. 49. Het hemelse vissersvolk strijdt een strijd tegen werelds vermaak en wereldse controle. 50. Wees aan hemelse touwen. 51. De zonde is een samenzweerder tegen de hemelse dingen. 52. Hoor je de stem van het hemelse onderwijs vandaag klinken dwars door alle onrust en dreiging heen, en predik je dit woord ook door ? 53. Als je je hier doorheen hebt gewerkt kun je een ware geestelijke visser zijn. Dan kun je aan de oevers staan en je netten werpen. Dan doe je iets nuttigs, dan maak je wat van je leven. Het andere pad is zo heilloos. 5. Heb zowel de lust in de hemelse vreze als in het hemelse woord. 6. De ware kennis is de hemelse visserszorg. 7. De weg van de zondaren is de openbaring van de goddeloze raad. Zondaren zijn dus ook een soort profeten die openbaringen ontvangen, maar dan van het vlees, van de zondemachten. 8. Zij hebben hun eigen religie, en hun eigen raad. Zij volgen de wensen van het vlees. Hun vlees is god. Ze baren ook voor deze god, door baarmoeders van het vlees. 11. De hemelse visserszorg 1. Het ware gedenken is een overdenking. De definitie van de zonde is : het weigeren je te onderwerpen aan de hemelse leer. Natuurlijk is het 665 9. Spotters zijn degenen die het gezelschap zoeken van gelijkgezinden, degenen die net zo verdorven en goddeloos zijn als zij. Spotters houden zich dus bezig met het collectief van zondaren. 10. Zij zijn zo de profeten van de afgod. Hun gedachten en uitspraken worden door het vlees geinspireerd. 11. De lust van de hemelse vissers naar de hemelse leer is een ernstige begeerte, terwijl de begeerte van dan de vraag wat de hemelse leer is, en daar gaat ook van alles mis, dat men drogbeelden krijgt over wat zonde is. 2. De hemelse leer wordt nogal veel verdraaid. 3. De hemelse leer kun je herkennen aan de openbaring van godsvrucht. 4. Er dient een verlustiging in de hemelse leer te zijn, de begeerte tot de hemelse dingen. Deze hemelse begeerte is verbonden aan de hemelse vrees, dus het is een hele andere soort begeerte dan de roekeloze begeerte van het vlees die zich om niets of niemand bekommerd dan om zichzelf en de bevrediging van het zelf.

de zondaren en de spotters roekeloos en zelfzuchtig te noemen is. 12. Het is vaak vriendjespolitiek, onderhandeling en oppervlakkig, niet diepgaand. Nee, diep gaan ze niet, want dan zou hun ketterij ontmaskerd worden. 13. Er zijn goede mensen en slechte mensen, maar zelfs in de slechte mensen is er wel wat goeds, ook al is het vaak erin gestopt via het voorgeslacht of via de opvoeding of via de samenleving. Iedereen draagt wel wat goeds met zich mee. 14. Er is een scheiding tussen het vleselijke en geestelijke, oftewel tussen het slechte en het goede, in de mens, en niet zozeer als een scheiding tussen mens en mens, alhoewel zulke scheidingen wel plaatsvinden en moeten plaatsvinden. De hemelse bizonjacht 15. In de herschepping is voor alles een plaats, en mag men niet te overdramatisch denken. De herschepping heeft genoeg aan zijn eigen drama. 16. Het psalmelijke is beeldspraak. 17. Bij gebrek aan geestelijke volharding is er vleselijke verharding. 18. Ga schuchter met deze dingen om, opdat de hemel niets vleselijks wordt toegeschreven. 19. Geniet van de natuur. Wordt weer een natuurmens. Die natuur is van binnen, in de geestelijke wereld. Bewonder deze natuur, heb er weer ontzag voor, en laat de dwaze stadse mens los. 20. Leer leven vanuit levens ervaring en psalmelijke ervaring. 21. De mens dient de hyperbolen van het leven te leren kennen om het leven te kunnen begrijpen. 666 22. Het zijn hyperbolische verhalen, oftewel overdreven verhalen met een boodschap die niet letterlijk genomen moeten worden, maar die dus op iets diepers wijzen. Zij zijn de beesten die de wagen voorttrekken. 23. Er is een noodzakelijke tegenstelling die moet blijven totdat het zienlijke zal zijn verslonden door het onzienlijke, het vergankelijke zal zijn verslonden door het onvergankelijke en de schijn van de tijd zal zijn verslonden door de waarachtigheid van de eeuwige dingen. 24. De hemelse bizonjacht is een gebed om openbaring van het hemelse gericht. Het gericht over de aarde komt niet zomaar, ook niet het eindgericht, het laatste oordeel. Het komt alleen door de openbaring van haar diepte en betekenis. Het gaat niet om het lijden van het individu, maar om de persoonlijk doorleefde nood van het volk. De wereld is een varkensfokkerij 25. De beschaafde wereld van de stad is een varkensfokkerij. De varkens kregen een soort drugs waardoor ze gingen wanen alsof ze mensen waren, maar het waren varkens die gefokt werden voor de slacht. 26. De varkens worden gehouden voor hun vlees, voor de vraatzucht van de hogere varkens. 27. Zij willen niet ontwaken. Wij hebben ze lief, maar kunnen ze dan uiteindelijk niet beschermen tegen het pad wat ze zelf hebben gekozen. 28. Hoe kom je hier overheen, en wat houdt het in ? Het betekent dat er nog ontbrekende schakels zijn. 29. De enige manier om over deze putten heen te komen is door kennis. Zomaar genezing is geen

daadwerkelijke genezing, en zomaar oordeel, of een laatste oordeel, is geen daadwerkelijk oordeel. Alleen door kennis kan de mens daadwerkelijk ontwaken. 30. Zowel het leven als de dood is slechts een droom. Dat vertel ik als geestelijke, maar als je liever naar vleselijken wil luisteren en achter hen aan wil hollen en achter de sluwe dingen die ze gemaakt hebben om jou te fokken, dan doe je dat maar. Ik heb je lief en heb je in ieder geval gewaarschuwd. Meer kan ik niet doen. 31. Wee degenen die hier niet om wenen. Wee degenen die zich stil houden en gewoon toekijken. Wee de toeschouwers, want zij zijn medeschuldig. 32. Houd het goed in de gaten dat de manier waarop ze bewegen om je heen, de woorden die ze spreken, de plannen die ze hebben, er zijn om jou te fokken. Laat je niet voor de gek houden. Je weet het. Diep in je hart weet je het dat je wordt bedrogen. 33. Diep in je hart weet je dat alleen de hemelse kennis van deze dingen je er doorheen kan leiden. 34. Wil je geloven dat de sluwheid van deze dingen allemaal wel meevalt en dat je allemaal best compromissen kan sluiten met de wereld zonder dat het je schade levert ? Geloof dat dan maar, maar weet dat ik je gewaarschuwd heb. Op een dag zul je het te horen krijgen, dat je bedrogen bent, en zul je met je neus op de feiten gedrukt worden. Een varken is wat je bent in hun ogen. 35. Leg alle zonden af om dit gevecht te kunnen winnen. 36. Geef je de moed op om je vervolgens over te geven aan de drugs die de wereld biedt, en je daardoor te laten leiden, dan ga je van bedrog tot bedrog. Dat gaat een leven op zichzelf krijgen. 667 37. Leg elk gewicht van de zonde af. Onderschat hierin de sluwheid van de tegenstander niet. 38. Gij zult niet sterven door deze appel, zei het zwijn in het paradijs. 39. Of probeer je nog in goede smaak te vallen bij hen, en wil je dat ze je lief en mooi vinden ? Waar is je offensief ? 40. Het hemelse woord is het wapen. Het Woord kwam in de wereld, om te onderwijzen hoe de zonde te overwinnen. De strijd tussen de hemel en de vlesel 41. Vergelijk je niet met de mensen om je heen, maar vergelijk jezelf met het hemelse. Ga dus van de vleselijke conformiteit tot de hemelse conformiteit. 42. Ben je hongerig en leeg genoeg om het hemelse woord te ontvangen ? Dat je hart beschreven mag worden met de hemelse leer. Eerst moet de mens de werken van het vlees afleren. 43. Als je je vlees voedt, dan zal het vlees je doden. 44. Het vlees voert handel in de hemelse prediking. Zo gaat dan ook de betekenis van de hemelse prediking verloren, en wordt het iets aards. 45. De verkoop van geestelijke dingen is de geest van de verrader. Zij leven niet in de hemel, maar in de vlesel. 46. Een vleselijke hemel hebben ze zich gemaakt, waar ze allemaal naartoe gaan. De vlesel is vol van aardse rijkdommen, maar de hemelse prediking noemt het mest. 47. Je wordt pas waarlijk hemels volwassen als je

dit bent ontstegen. 56. Het is een strijd tussen hemel en vlesel, en dat is een groot geheimenis. Het is de natuur. 48. Het gaat dus niet zomaar om volwassen worden, een jaartje ouder worden, want dat doen de zondaren ook. Neen. Het gaat dus om het rijpen, de wereldse, weelderige vleselijkheden ontstijgen door jezelf te oefenen in het geestelijke. Niet zomaar volwassen worden in uiterlijke dingen. Neen. Je moet jezelf ontwikkelen van binnenuit, door de geestelijke natuur. 49. Wat is er mooier ? Het geestelijke visnet of aardse macht ? 50. Oude ideeen moeten vertrekken. Er is een groot verschil tussen de hemel en de vlesel. 51. De vlesel is als een slakachtig insect, maar dan uitgestrekt en veel steviger en onstuimiger, zonder huisje erop. Het ging nog steeds erg traag. Als je het ziet kun je even niet denken. 52. Mensen komen erdoor in een hele andere werkelijkheid. Het sterft ook weer tegen zichzelf af, en dan is het wat anders. De opstanding van de hemelse visser 53. Het hiernamaals bij de natuurvolkeren was het gaan tot de wilde wijven, de wildernissen, ook de eeuwige jachtvelden genoemd. 54. Het pad naar de wilde wijven is een beeld, want leven en sterven zijn slechts beelden. Ga er niet verkrampt mee om. 55. De theologie van de hemelse visserszorg is voorzichtigheid in het oordelen, sober zijn in het oordeel, opdat je jezelf niet te buiten gaat in projectie en allerlei fabels. 668 57. De mens heeft vaak een probleem dat hij vermaakt wil worden. Uiteindelijk zijn het niet zomaar wat verhaaltjes, maar levensprincipes, diepgaande hemelse antropologie. De hemelse soberheid en saaiheid dient geleerd te worden, waarin vleselijk vermaak geheel kan afsterven. De hemelse saaiheid is de ware vruchtbaarheid. 58. Als we op weg zijn naar de eeuwige jachtvelden, dan hebben we het over de jacht naar kennis, en de kennis zal op ons jagen. Deze jacht zal volbracht worden door de wilde wijven, het idee van de hemel bij de natuurvolkeren en bij het hemelse vissersvolk. 59. De enige ware opstanding is dat van de hemelse visser. Al het andere zal blijven in de dood, want het heeft geen eeuwige levenskiem. Alle vleselijke werken, de waanwerken van de mens, zullen verdwijnen. Alles zal dus in de herschepping opgelost worden. 60. Alle dingen zullen medewerken ten nut in de exegese, de verdieping van betekenis. 61. Als we het over de ware natuurprediking hebben dan hebben we het dus over het principe van de hemelse visser, en niet over allerlei vaag geloofsgedoe. 62. De wilde wijven wijzen op het visnet. Herken je het wanneer het komt ? Of ben je teveel met het vlees bezig, wil je dingen horen die makkelijk in het gehoor liggen, simpele dingen, die de vleselijke luiheid bevredigen ? 63. Je moet voor de geestelijke viskunde gaan wil je het overleven. Het is de strijd tegen het vlees, de wereld en het kwaad. 64. Alleen zo kom je uit de golven van de

tegenwoordige wereld tot het eeuwig leven. ongerechtigheid. 12. De herschepping 1. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. 2. De vleselijke geestelijken verdraaien de hemelse woorden omdat ze een interesse hebben in administratieve macht. 3. Velen hebben een zwak voor rijkdom, beroemdheid in de wereld, gezag in het vlees. 4. Laat alles los wat je onrechtmatig hebt genomen. Deze geheimenissen laten zich niet forceren. 5. Uitlegkunde is belangrijk op de hemelse school. Laat geen mens je bedriegen. Vraag om de uitlegkunde, en prik door al die menselijke regels en regelingen heen. 6. Het geheim is met de hemelse visser, want die is diep gegaan, en heeft zo ook diep inzicht vergaard. Het opent de oren en de ogen. 7. Waar zijn de onderzoekers ? Waar zijn de uitleggers ? Waar zijn de psalmelijke werkers ? Waar zijn de mijnwerkers ? Of hebben ze het werk achter zich gelaten en zijn ze in aardse netten verstrikt geraakt ? 8. Sommigen dragen water naar de zee. Vandaag de dag worden verlossers verkocht, zoals de verrader doet. 9. Het is een koopwaar geworden, en zo bedrieglijk geworden. Ze hebben hun loon al, het loon van 669 10. De sleutel der kennis die tot behoudenis is hebben ze achtergehouden. Het is daarom veelal aardse kennis wat ze verkopen. Ze hebben het deel van de armen weggenomen, in hun drang naar nog meer weelde. Ze hebben hun plichten verzaakt. 11. De mens mag terugkeren tot de uitlegkunde, tot verdieping, tot bezinning. De machten van de verraders in het vlees liggen overal op de loer. 12. Overal zijn hun landmijnen, dus pas op waar je stapt. Ga niet zomaar overal naar binnen. Heb een goede gids op je pad. 13. Om tot de herschepping te gaan en de herschepping te begrijpen heb je de hemelse sleutels nodig, de sleutels van de hemelse visserszorg. Alleen op hemelse grond kan de herschepping komen. Het is vruchtbare grond. 14. In dat proces neemt de hemelse wildernis de man over, en draagt hem. 13. De geschiedenis als orakelstenen 1. Dit is de oogst van Orion. Het is de natuur van de man om te worstelen. Er is een dunne lijn tussen zorg en haat, en tussen woede en aanvaarding. De man is namelijk gevoelig.

2. Kennis is niet zomaar een ding. Kennis is een persoon, en heeft gevoel. Alles personificeerd zich, maar wordt dan weer tot principes, als het neerstorten van de waterval in de rivier, in het afscheiden van de wateren en de waterdruppels. Alles gaat zijn eigen weg. 3. Dat is moeilijk voor het vlees. In het vleselijke gesteente is alles samen. 4. Er is geen leven meer in die steen. Wees er niet jaloers op. Ze zijn dood, en proberen zo veel mogelijk mee te sleuren. Ze zijn op jacht, en met lange armen trekken ze velen mee. 5. Er is een gebruiksaanwijzing voor de orakelstenen. Wie dit niet in acht houdt vindt de dood tussen de stenen, als in een ravijn. 6. Er is een afgebakend pad door deze stenen, en er is een grote oorlog om deze stenen. Het lagere, vleselijke moet overwonnen worden door te komen tot het hogere, het wilde. 7. De wilde economie moet zich herstellen. 8. De mens kan niet zomaar aan de lagere vleselijke herschepping ontkomen. 9. De mens moet het nuttig zien te maken. 10. Verheerlijk de vuilnis van de voorouders niet, maar gooi het ook niet zomaar weg, want er kunnen bijzondere edelstenen, schatten en andere waardevolle spullen tussenzitten die we eens nodig zullen hebben en die de oplossing kunnen vormen voor vele problemen. Daarom is de geschiedenis zo belangrijk. 11. Ga de mijnen in, om zo ook te gaan tot de 670 hemelse herschepping, de gebieden van vuilverwerking. 12. Draag jij straks de geestelijke sieraden van de hemelse herschepping, of ga jij door blijven pronken met je vlees en je vuilnis ? 13. Ik hoor een geluid, van de herschepping, Ik hoor de trommels, Het is tijd je vlees en vuilnis te verwerken, Het is tijd het om te zetten in iets anders, iets beters. 14. Ik hoor het geluid van de herschepping, hemelse afgezanten en hun vissersnetten, heen en weer over de hemelse ladder, op en neer, om alles tot zaligheid te strekken 15. Heen en weer, op en neer, om de vuilnis te verwerken. 16. De afgezanten van de hemelse herschepping zullen komen, 17. om het kind weer tot de wildernis te nemen. EWA 1. De paradijsbloemen 1. Een hemels woord kan een raadsel zijn, metaforisch, of letterlijk. Een hemels woord kan vast zijn, of afhankelijk aan bepaalde factoren, herroepelijk of onherroepelijk. Het gaat niet om

vervulling, maar het moet de vijand aanvallen. In die zin : Het moet oorlogskundig verantwoord en functioneel zijn op de lange termijn. Het moet dus opbouwend zijn in vroomheid. 2. Kent gij het geheimenis van de broederloze paradijselijke genealogie ? De man moet vasten om zo niet opgeblazen te worden, maar vijandig. Een man moet niet trots en pronkend voor de hemel verschijnen. De man moet in de heilige vrees zijn en zichzelf vernederen om niet door de Toorn van de hemel ten onder te gaan. Er is een dag tegen alles wat hoog en trots is. Een man moet geen vreetzuchtige zijn of sexzuchtige. Hij moet zowel vasten op voedsel als sex als eerste, en dan zien hoe de hemel hem leidt. Hij moet zijn zinnen niet bevredigen met een overmaat aan voedsel en sex. Hij moet die indruk niet wekken naar anderen, want ook zal hij geoordeeld worden over hoe hij anderen heeft beinvloed. Sexzucht moet ingetoomd worden door de wijsbegeerte, de begeerte van de hemelse kennis. Sexverslavingen zijn hetzelfde als drugsverslavingen : Ze bespotten de hemel. Ze bespotten de hemelse kennis. 3. Er is alleen maar gemeenschap mogelijkheid door de grootste zwakte, na de verbrokenheid. Dit gebeurt in de moederschoot. Omdat het religieuze banden zijn en het metaforisch is is er geen daadwerkelijke broederschap. Elke broederschap moet dus ingesloten worden tot een religieuze band getoetst aan de oorlogskunde of moet verbroken worden. 4. Er is geen snelle verlossing. De oermens werd tot het aller uiterste gedreven in zijn lijden, zodat hij doorgang zou hebben tot de scheppings-afgrond, de schoot van de duisternis. De oermens werd gekweld tot het einde, totdat zijn tong het uiteindelijk begaf, en hij stom werd voor de hemel, zodat alleen de hemel nog door hem zou spreken. De holenmens moest hier doorheen, opdat zijn tong aan zijn gehemelte zou blijven steken, zodat hij het volk niet 671 zou bestraffen, want het was een weerspannig geslacht. Het ging om de heilige stomheid. De oermens werd tot die duistere stilte geleid. Hij kwam terug tot de hemelse bitterheid. 5. De oermensen smeekten om wraak, maar zij kregen een deken, een kleed om te rusten. Stilte, stomheid, was het doel, de onderwerping van de tong. Zij moesten terugkeren tot de bittere roede. Hierdoor zouden zij bewapend worden met het vuil der aarde, het hemelse vuil van de paradijselijke onderwereld, en dat zou een nieuw lichaam voortbrengen. 6. De paradijselijke urine, de mayim in het Hebreeuws, is een stof die diepe visioenen geeft, en waardoor de hele schepping is voortgekomen. De paradijselijke urine is een stof die spiergroei tegengaat, en die zorgt dat men door andere stoffen leeft. Ook spierkracht wordt erdoor geblokkeerd. De paradijselijke urine, de mayim, staat dus voor een groot medicijn-wiel in het paradijs, waaruit men kon leven, en wat de bron was van alle schepping. 7. De aarde zelf was ook de onderwereld en in het midden daarvan hebben we te maken met de hel zelf, of de doorgang naar de hel. Deze plaats werd afgesloten met een zegel van leegheid. De plaats was omringd door Lethe, vergetelheid in het Grieks, zodat het geheim gehouden werd. Ook werd het afgesloten met vuil. 8. Je zou dan door een waterval van urine heen moeten gaan om daar te kunnen komen. Ook zou er dan geweld tegen je gebruikt worden, kortom het was een hele gevaarlijke muur waar je dan overheen moest. In het Aramees was dit ook de plaats van verlokking. In die vergetelheid zou je bloot gesteld kunnen worden aan leugens, en dat je gevangen zou worden in de aanbidding van hele verkeerde goden, en dat je vreemd gedrag zou gaan vertonen. 9. In het Sanskrit is de urine verbonden aan heilig

water en aan watervallen. De urine is onderworpen aan de urine-buizen die geheel door het paradijselijke lichaam heenliggen. De bamboestengels zijn hier een symbool van. Bamboe wordt daarom veel gebruikt in het paradijs. 10. Ook de tong zal worden onderworpen aan de urine buizen. 11. Urine is een onderdeel van mayim, het paradijselijke zaad. Het hield het lichaam schoon, en beveiligde het tegen ouderdom en boze geesten, als een zware neutraliserende kracht. Adam en Eva kenden de geheimen van urine, en baadden zich vaak in paradijselijke urine-poelen van grote beesten. Mayim betekent letterlijk urine, en de onderwereld, het paradijs, werd hierdoor geschapen. Ook werd mayim van elkaar gescheiden zodat er rivieren, meren en zeeen ontstonden. 12. In de bloed-codes van de oorspronkelijke, paradijselijke mens waren veel urine-verbindingen. Dit was belangrijk voor hun immuniteit en om boze geesten op een afstand te houden. Deze urineverbindingen dienden de valse geesten van spierkracht buiten te houden. In feite viel de mens uit het paradijs door juist de belangrijke stoffen die in het lichaam moesten blijven eruit te plassen. 13. Urine bakent in de natuur terreinen af, als teken van overwinning en bezit. In de paradijsteksten van Betelgeuse moesten de huiden die voor tenten en voorhangsels, ook als lendendoeken, werden gebruikt vaak bevuild worden met zaad, urine en bloed voor die reden, om boze geesten weg te houden. Ook werd dit gedaan om de jacht te doen slagen. De gnosis over boze geesten en hoe die te bestrijden ging diep. Er waren geen wazige rituelen, maar alles had een duidelijke reden. Zij die aan zulke rituelen deelnamen zonder de betekenis ervan te weten, zonder ingewijd te zijn, zouden er krankzinnig door worden. Gnosis was een belangrijk element en ging vaak oraal, en werd 672 opgeslagen in symbolen. 14. De sterren zijn de sieraden van de hemelen, van ouranos, van urine. In deze paradijselijke sieraden, jachtbuit, zit dus de urine. Deze beelden in het Grieks de cyclussen uit, als een andere betekenis van het woord kosmon. Vrucht is in de worteltekst van het Grieks het loon, de buit, van de jacht en de visserij. Dit gebeurt dus in de cyclus. 15. Alles leidt dus tot ouranos, urine, als een paradijselijk hallucogeen, en hierin is dit alles te vinden. Dit is dus de mayim die alles heeft geschapen, als door visioenen. Het is een paradijselijke drug. 16. De paradijselijke urine-buizen vormen de nieuwe hersenen. 17. In het Sanskrit is de paradijselijke urine verbonden aan honing. Het wordt ook door de paradijsbloemen voortgebracht om zo de rivieren, meren en zeeen te maken en te ondersteunen. De urine-buis is de creativiteit van het paradijs. In het Sanskrit is mehana een woord voor zowel urine als sexualiteit, oftewel het scheppen. 18. Ook is mayim de brenger van de soberheid.. 19. Alles verstandelijk beredeneren is een valstrik, want ook het verstand moeten we verdienen. 20. Moeder Natuur kwam mij te hulp en nam mij tot Haar tent. Maar hierin werd geopenbaard dat Moeder Natuur het hoogste zelf is, het goddelijke Zelf. Er mag dus niets geprojecteerd worden. Het is in het Zelf, alles is persoonlijk, en dat kunnen we niet op iemand anders schuiven. Alles is in het Zelf. Iedereen moet deelkrijgen aan de goddelijke natuur en daaraan gelijkvormig worden. Iedereen heeft dit potentieel en dient hiervan gebruik te maken.

zouden toegang krijgen. 21. Het vlees wil van dit principe afleiden. Zij zijn de machten van het valse zelf en van projectie. 22. Ik had een lang gevecht met deze geest aan de overkant van de rivier die scheiding maakt. Het was een verschrikkelijk gevecht tegen deze familiaire ontvoerder. Deze geest ontvoerd en sleept de prooi naar zijn hol, maakt de prooi deel van een familie, als een monument. 23. De tent met veel franjes : Dit is de tent van Moeder Natuur, het Allerhoogste Zelf, een grote tent. De franjes duiden op de heilige complexiteit, de overvloedige weelde van de hogere kennis. 24. Ik kwam tot deze hieroglyph in mijn gevecht tegen de familiaire geest, zodat ik de tent van Moeder Natuur kon binnengaan. 25. Dit deed Moeder Natuur, mijn Allerhoogste Zelf, bij mij, opdat ik veilig zou zijn tegen de familiaire geest. 5. Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. 6. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. Dit heeft niks met genade en gaven te maken. Dat is voor de luien en de dommen. 7. Genade is een markt, het zogenaamde consumerisme. Zij willen maar wat graag de overdosis geven. Hiertegenover staat juist de emancipatie en de ontwaking. 8. De mens moet stoppen te projecteren en zelf de verantwoording nemen, en zo terugkeren tot de bron in zichzelf. Iedereen heeft dit potentieel. 9. Metaforisch gezien zal deze dualiteit er altijd zijn, want alles gaat door loon, alles gaat door de goddelijke hierarchie van principes, alles gaat door de juiste condities. 10. In ons zijn de archetypes van het eeuwige kind en de eeuwige moeder. 2. De rivier van weeklacht 1. De mens wordt bezit van Moeder Natuur, van zijn allerhoogste Zelf, en wordt aan Haar onderworpen. 2. Dit gaat over het eeuwige touw aan het Allerhoogste Zelf, opdat de mens niet weggetrokken kan worden door het valse zelf. 3. Voor veel mensen is het leven ondragelijk geworden, en ze weten niet hoe het komt. 4. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen 673 11. Deze zijn onderworpen aan de goddelijke bron, maar die kan nooit betreden worden buiten het zelf en de zelfrealisatie om. Anders zou er luiheid ontstaan, gemakszucht en groot bedrog. 12. De goden zijn maar archetypes van de realiteiten binnen ons, metaforen. De goden worden er niet goed van dat de mens niet opgroeit en alles maar aan hen overlaat. 13. Dit soort praktijken zijn van het lage zelf, het zelf dat we moeten overwinnen en verloochenen. 14. De Heerin is in die zin een beeld van ons hogere, goddelijke Zelf, die ons opvoedt. Dit

gebeurt door persoonlijk, heilig loon, dus in wezen voeden wij onszelf op door wat wij verdienen. Ieder mens heeft het hogere goddelijke zaad in zich. Ieder mens moet terugkeren tot zichzelf. Het valse zelf met al zijn valse zelfgemaakte goden moet sterven. Dit kan alleen door het Heilige, Hogere Zelf, door de zelf-kennis. Buiten is alles een koude markt. 15. Omdat het goddelijk Zelf universeel is, mag je het Zelf ook in anderen gaan zien, en het goddelijke Zelf van anderen in jezelf. 16. Zo is er een groot verschil tussen valse zelfrealisatie en heilige, goddelijke zelf-realisatie. Wij mogen tot het Allerhoogste Zelf komen. Wij moeten komen tot het Heilige Zelf, anders blijven wij afhankelijk van anderen. Je kunt niet alleen maar een kanaal zijn van God, van de bron. Wij moeten doorgroeien om de bron zelf te worden. 17. Er zijn verschillende archetypes, metaforen, die eeuwig zijn om de mechanismes, condities, uit te beelden, als de heilige hierarchieen. In die zin zullen we een dualiteit blijven. We moeten beide kanten kennen en zijn. 18. Zonder de heilige gebondenheid en het heilig loon eindig je in de valse vormen hiervan. Het persoonlijke zelf is maar een klein stukje van het universele, collectieve Zelf. Dit zit dieper dan het persoonlijke Zelf, en in iedereen. Wij hebben allemaal een Heilige Zelf-Bron, maar niet iedereen leeft hier vanuit. Velen verstoppen dit, en proberen het dicht te gooien, en werpen zich dan op één of andere goedkope god die ze dan voor hun karretje kunnen spannen, opdat hun valse zelf op de troon zit. Dit valse zelf is universeel en heeft zelf die valse goden gemaakt als slaven. 19. De rivier van weeklacht is nauwverbonden aan de paradijselijke afgrond. In de leegte zal alles heel traag en moeizaam ontstaan door klagen en smeken, zodat er niet gemakkelijk over gedacht wordt, het 674 niet misbruikt kan worden, en het niet trots maakt. Daarom is de rivier van weeklacht eeuwig. 20. De Kennis is van een hogere taal, van een hogere logica, van een hoger verstand. Het lagere verstand kan dit niet begrijpen, want het lagere verstand is oppervlakkig en heeft geen diepte. 21. De kennis gaat dus volgens een hoger pad waar het letterlijke wordt ontweken, wat tegen het letterlijke ingaat, om zo de letterlijke autoriteit te verbreken. 22. Dit is dus een baarmoeder ervaring, want je valse identiteit sterft zo, zodat je als een kind wordt. 3. De aarde is een koorts 1. Als er dan geboorte is gaat dit gepaard met grote verwarring, want alles is anders. 2. Het aardse verstand begrijpt de wegen van de kennis niet, en zal daar altijd tegen blijven vechten. Daarom moet het aardse verstand sterven. 3. De paradijselijke urine, de mayim in het Hebreeuws, is een stof die diepe visioenen geeft, en waardoor de hele schepping is voortgekomen. 4. Het vlees moest die waarheden dus bedekken, achterhouden. Maar in de diepte is het dus nog steeds aanwezig. 5. De paradijselijke urine is een stof die spiergroei tegengaat, en die zorgt dat men door andere stoffen leeft. Ook spierkracht wordt erdoor geblokkeerd. De paradijselijke urine, de mayim, staat dus voor een

groot medicijn-wiel in het paradijs, waaruit men kon leven, en wat de bron was van alle schepping. 6. Dit is dus een soort paradijselijke regen, een paradijselijke buffeljager die jacht maakt op het mannelijke superioriteits-syndroom. 7. Deze paradijselijke regen is in het Grieks 'cheimon', in diepte ouranos, die in diepte de paradijselijke urine is. 8. Voornamelijk gaat dit over de geestelijke buffeljacht, die de strijd is tegen de mannelijke suprematie. 9. De ouranos is ook weer een onderdeel van de moederschoot, de bron van paradijselijke geboorte, waar de paradijselijke poelen en rivieren van urine zijn. 10. Wereld is in het Grieks “kosmon”, wat “sieraden” betekent, zoals de sterren de sieraden zijn van de hemelen, van ouranos, van urine. 11. In deze paradijselijke sieraden, jachtbuit, zit dus de urine. 12. Deze beelden in het Grieks de cyclussen uit, als een andere betekenis van het woord “kosmon”. 13. “Vrucht” is in de worteltekst van het Grieks het loon, de buit, van de jacht en de visserij. Dit gebeurt dus in de cyclus. 14. Zo moeten we komen tot de dag, de hemera, de tijdschijf in het Grieks, waarin we alles ingedeeld zien, als in een klok, als in een kalender, de cyclus. 15. Alles leidt dus tot ouranos, urine, als een paradijselijk hallucogeen, en hierin is dit alles te vinden. 4. 16. Dit is dus de mayim die alles heeft geschapen, 675 als door visioenen. Het is een paradijselijke drug. 17. De aarde is een koorts. De beleving van de aarde is een koorts. Dit zijn de lagere aardse gewesten, niet het paradijs. 18. Context is een belangrijk woord om op te mediteren, want de mens leeft in tunnelvisie. 19. Daarom zeiden de Germanen al dat de reuzen moesten komen in het ragnarok. De goden hadden de mensen bedrogen. De reuzen zijn een metafoor voor de grotere contexten. 20. In dat opzicht is de contextuologie van belang. Daarom wachtten de germanen op het natuurverschijnsel van de oranje natuurbron van de reuzen, waardoor je door de grotere contexten de diepere symbolieken en abstracties zou zien. Dat gebeurd dus in het afstand nemen, opdat je meer overzicht krijgt en meer inzicht. 21. Surtr zou komen, de wilde oranje reus, om de oude ordes af te breken, als het losbreken van de context die mensen in hun bekrompenheid, kiesheid en kuisheid hadden opgesloten. 22. Dit zou alleen kunnen gebeuren op het hoogtepunt van de ragnarok, de tijd van ijs, oftewel van minderen en hongeren. 23. De oranje bron wordt ook wel de plaats van de martelaren genoemd, van de gevallenen en de afgeslachten, oftewel zij die volkomen aan de wil zijn afgestorven en daartoe werden opgenomen door de valkyries.

Het Zolt tijdperk 1. Als kind had ik dromen van de oranje bron die was gekomen, diep in de wildernis. Het heeft me toen ook niet meer losgelaten. Nee, je komt niet tot deze wereld door meer te worden, meer te hebben, maar juist door het minderen, het afstand doen, het hongeren. De wildernis waar de oranje bron was gekomen was erg droog en dor, alsof er een bosbrand was geweest, maar het was een prachtige wildernis. Het is iets symbolisch voor de contextuologie. 2. Ieder mens moet symbolisch tot de wildernis gaan om te minderen, om zo het hogere te zoeken, de hogere contexten, het achterlaten van de kudde om het verlorene (de context) te vinden. 3. Het is tocht door de hongerwildernis, om zo tot het beloofde land (de context) te gaan. Het behoort dus allemaal tot de contextuologie. 4. In het Atlantis tijdperk, in de voortijd, werd het tijdperk van Surtr en de oranje bron ook wel het Zolt tijdperk genoemd, waarin de heersende ordes die bepaalden wat man en vrouw was zouden instorten. 5. Dit zou een algehele verwarring zijn over wat man is en wat vrouw is, als een weg tot de daadwerkelijke betekenissen, doelen, en functies in de context, oftewel het nut ervan. 6. Dit zien we nu al om ons heen, dat mensen niet meer weten of ze man of vrouw zijn, en dat is maar goed ook, want man en vrouw is iets wat binnenin ieder mens is, als principes. 5. Alles tot sieraad strekken 1. Alle menselijke ordes en de ordes van de goden zouden omver geworpen moeten worden. Daarom moest in het Atlantis tijdperk het Zolt tijdperk komen. Dit heeft allemaal te maken met de komst van de oranje bron, het opengaan van de oranje natuurbron van de reuzen, oftewel de hogere contexten. De mens die voldoende geminderd heeft tot het afsterven van de wil zal hierin opgenomen worden. 2. Er zijn dus dingen die niet meer weggaan in ons leven, hoe we er ook tegen strijden. Het is dan van belang om naar de grotere contexten te kijken, en het te assimileren. We kunnen gelijktijdig variëren en aanpassen als een weg er doorheen. Dat is dan ook wat de daadwerkelijke uitverkiezing is, volgens Darwin. 3. Er waren tekenen van de komst van de oranje bron die de diepere symboliek en abstracties zou laten zien, de hogere contexten, als een nieuwe taal, een nieuwe terminologie. 4. Je kunt sommige dingen in je leven misschien niet wegkrijgen, maar je kunt het wel draaien en bruikbaar maken. Je kunt het wel assimileren en je eigen invulling en betekenis aangeven, op een hogere, nuttige manier mee omgaan. Alles kun je zo tot sieraad strekken, als een weg door de dichte wildernis. Anderen kunnen dan volgen. Dat is waar de contextuologie over gaat. 676

6. Alles stroomt gezichtspunten te vinden. Als de mens vast blijft haken in slechts kortzichtig geroddel, dan blijft het rode op de mens inslaan, totdat de mens loskomt. 1. Het leven om ons heen stroomt in vele lagen. Er is niet slechts één realiteit. Alles stroomt, er zijn vele stromen die heel veel op elkaar lijken. Je kunt je dus je hele leven wel bezig houden over wat iemand over je gezegd zou hebben toen je er niet bij was, dus eigenlijk achter je rug om, maar het antwoord is dualistisch, want er zijn vele parallel realiteiten, vele werkelijkheden. 2. Er blijken meerdere geschiedenissen te zijn. Alles loopt door elkaar heen en in elkaar over. Het regent keihard om ons heen. Alles is veranderlijk, subtiel, diep, voor meerdere uitleg vatbaar. 3. Het is de openbaring van de tuinen, de wildernissen, en dat is ook waar het pad van het minderen, het kronkelige smalle pad door de enge poort naartoe leidt. De natuurkennis zal het verdiepen. 4. Er ligt altijd het gevaar ergens in vast te groeien, daarom moet de mens voortdurend het gezichtspunt veranderen, waar ook de bloemen een beeld van zijn in de natuurkennis, oftewel het cirkelen. 7. In de bijenkorf 1. De vrouw met het rode slaat op de mens in om de mens los te maken van zijn gezichtspunten, waardoor alles achter hemelse hekken komt, alles wordt tot verhalen, als een terugkeer van de mens tot het hemelse woord wat daar ook een beeld van is, van het veranderen van gezichtspunt, want in het hemelse woord zijn er allerlei verschillende 677 2. In de bijenkorf is honing van zoveel bloemen, zoveel gezichtspunten. Het zijn gelijkenissen. De paradijselijke tuinen zijn belooft aan de getrouwen. De hemelse rede ging over het lijden aanvaarden, en over de gehoorzaamheid die dat zou bewerkstelligen, niet aan de massa's, maar aan de principes van de hogere natuur, wat vaak inhield dat je dan juist ongehoorzaam en rebels zou worden naar de stad van het ego. 3. De natuurkennis laat de strijd zien tussen de piraten van de stad van het ego en de wilden van de natuur. Dat is ook een beetje de ongehoorzaamheid van Simson die met een vreemde vrouw meeging, en zo was ik ook in mijn eigen leven met een vreemde vrouw meegegaan, want die kwam uit Suriname, en dat was op zich niet zo'n probleem, maar het ging mijn stadse familie te snel, en het bracht me na vijf jaar in de grootst mogelijke problemen, net als Simson, want dat is gewoon de prijs die je moet betalen als je een brug legt tussen twee culturen. 4. Het werd een grote oorlog, ook al had ik al vanaf jongs af aan een Surinaamse achtergrond. Toch gaat het pad er dan doorheen, door de Simson ervaring. Na de tocht door de wildernis voelde ik me bedrogen en verraden. Het was een hoge prijs, maar het zaad was gezaaid en daar ging het om. Het was oorlog. En nog steeds is het oorlog. 5. Maar de eenling is fragmentarisch, meervoudig en epileptisch, een thema wat steeds terugkeert in de natuurkennis. De eenling mag niet in een gezichtspunt vastgroeien, dus er moet mee gewerkt worden. Het is als het staren naar een bloem, een lelie.

8. De boom der realiteiten 1. De pijl raakte hard, Het was diep, De pijl bracht over bruggen, Tot de duisternis, Tot bruine bloemenvelden Zeg al uw moeders vaarwel 2. Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom 3. Neem me op, neem me mee met jou, Langs je voorhangsels 4. Er zijn allemaal parallelle realiteiten die langs elkaar heenlopen waarin deze dingen duidelijk worden. Waarom gaan we door dingen heen in ons leven ? Er moet net even iets anders tegenaan gekeken worden. Daarvoor is er het verhaal van de boomhutten, dat de mens in een eindeloze boom is geboren, en dan hoger kan komen tot nieuwe realiteiten, maar toch is het binnen een bepaalde realiteit, en dan is er een overstroming en dan mag de mens tot een geheel nieuwe boom zwemmen die net even iets anders is. 5. In de boom klim ik van realiteit tot realiteit. Al deze realiteiten lijken tegen elkaar gekeerd te zijn, Deze boom is eindeloos, zonder begin en einde, We werden allemaal ergens halverwege geboren in deze boom 9. De fluitspeler 1. Ik kijk naar buiten, en alles wat ik zie is water, Dan breekt het door de boomhutten, Als ik dan tot een andere boom zwem is die boom precies hetzelfde, maar met een klein verschil, Het wonder van veranderingen 2. De mens mag leven vanuit dit boek, de lijnen van de verschillende parallellen voor zich hebben, om zo nu en dan te kunnen overschakelen naar andere lijnen, net zoals het spelen van een fluit. Dat wil dus niet zeggen dat een bepaalde realiteit waar we vandaan komen onbelangrijk is of was. Neen. Integendeel. In de parallelle realiteit die ernaast ligt zal het zich juist verduidelijken en zal het uitgroeien tot een wonderbare sleutel in ons leven. Ik kan me ontzettend druk maken over lauwe mensen die maar door blijven zondigen, die niet radicaal zijn en dan toch durven te beweren dat ze beter zijn dan andere mensen op hele oppervlakkige grondslag, en dan echt gemene dingen zeggen tegen anderen, wat ook vaak in de kerken gebeurt, en dan allemaal maar liegen en roddelen de hele tijd door, zo hypocriet. 3. Het is pure huichelarij, en toch weet ik dat we dit nodig hadden, en dat het duidelijk wordt in de parallelle realiteit, waarin het net iets anders is. Wat is het dan ? Waar is het goed voor ? We gaan langs de weggeschoven voorhangsels heen. 4. Je loopt een kerk binnen, en je ziet mensen over elkaar roddelen, je ziet ze staren, en bij zichzelf denken : Wat kan ik nu eens gaan lopen roddelen. In buitenlandse kerken, zoals in de Surinaamse kerk 678

waar ik kwam, waren de lichte donkeren bijvoorbeeld weer racistisch naar de donkerdere donkeren, en ook als je blank was werd je het pispaaltje. Natuurlijk zijn er enorm veel goede, lieve, gastvrije mensen in de kerk, en vooral ook in Suriname, maar ik heb ook het corupte deel gezien, en dat was eigenlijk nieuw voor mij. Voor mij zijn dat geen daadwerkelijke Surinamers. Surinamers behoren multi cultureel te zijn, eenvoudig, gastvrij, en nederig, maar ik zag ook de andere kant, en toch was dat dus weer belangrijk. Toch was dit onderdeel van het natuurverschijnsel. Het kwam als een storm, een stortvloed van leugens. Het gebeurt in iedere kerk wel bij tijd en wijle, ook in de kerk waarin ik opgroeide en de kerken waar we naartoe gingen. Ben je in een andere plaats of bij familie of op vakantie, ga je daar ook naar de kerk, en dan maak je heel wat mee. Mooie dingen, leuke dingen, bijzondere dingen, maar soms ook zeer slechte dingen. Het hoort er allemaal bij. Het zijn de cirkels van de bloemen. De bloem wil je iets laten zien. 5. De natuurkennis is natuurlijk niet voor een gat te vangen. De boom is een soort bloem, zoals zelfs de stad een soort bloem is. Dit zorgt er dus ook voor dat je niet vastgroeit in een bepaald gezichtspunt. De bloem staat altijd voor het veranderende en meervoudige gezichtspunt. 6. Wat is de bloem ? Het zit aan een touw vast aan de aarde. Deze touwen zorgen voor verbondenheid aan de natuur, dat telkens het goede gedaan wordt, en zodat de bloem niet afdrijft naar slechts een gezichtspunt. De bloemen zijn een beeld van de hemelse gebondenheid. Door hun meervoudige gezichtspunten blijven ze in de droomwereld. De wildernis schuilt achter het touw. We komen binnen door het touw. 7. De mens is losgeraakt van de natuurtouwen. Ze grijpen en ze doen maar, allemaal zeer lichtzinnig. Altijd rennen ze maar rond en trekken hun mond los bij het minste of geringste. De mens is afgedwaald 679 van de natuurrust. De bloemen wijzen weer terug op de natuurtouwen. De natuurkennis spreekt over een natuurbrug van touwen terug tot de wildernis. 8. De mens was bedoeld als verbonden aan de natuurtouwen, anders zouden er teveel gevaren zijn. De natuurtouwen leiden en beschermen de mens. De mens dient gevoelig te worden voor deze natuurtouwen. Het zal dus een grote strijd zijn tussen de touwen van de stad van het ego en de touwen van de natuur. 10. De natuur spreekt in metaforen 1. Ligt in de natuurtouwen dan ook het geheim van de metamorfose ? In de aarde is het geheim van de natuurtouwen. De mens heeft het niet gezien. Alleen de eenling komt tot het geheim. 2. In de diepte is het geheim van de onweerstaanbaarheid en het geheim van de onontkoombaarheid, twee karaktereigenschappen van het natuurtouw. Dit natuurtouw doet de mens altijd minderen en afzonderen tot een eenling. Daartoe is de natuurkennis gekomen, en de prediking van het natuurtouw. Uiteindelijk houdt je alleen de natuur nog over, en de natuur spreekt nu eenmaal graag in metaforen. 3. De mens werd voortgedreven door de krachten van het kwaad, en de mens had hulp nodig. De mens was een speelbal geworden. De mens moest terug naar de hogere wil, naar de hogere kennis. De natuur predikte het touw. De mens was gebonden door het touw van het kwaad, en moest nu terug tot het touw van het goede, oftewel het natuurtouw. Het is niet zo dat een mens geen vrije wil heeft, maar de

mens moet dus komen tot het punt van het afleggen van de vrije wil, opdat de hogere wil kan komen. Dan komt er iets groots en heerlijks van de natuur wat we niet meer kunnen wederstaan en waaraan we niet meer kunnen ontkomen, want het is iets eeuwigs. 4. Is dat dan een makkelijk pad ? Neen. Maar we zijn dan wel geborgen in God, wat we dan ook mogen meemaken. God heeft ons geen gemakkelijke tocht beloofd door het oerwoud, maar wel een behouden aankomst. Uiteindelijk is dat het belangrijkste dat we ondanks alles toch God's kinderen zijn. Het lijden wordt ons niet bespaard, maar het zorgt ervoor dat we in God blijven en geen slaven van de zonde zijn, en de wil van het vlees niet meer volgen. Zo kan de mens voor veel gevaren behoed worden in deze zware, dichte en woeste oerwouden. relatie met de hogere kennis waarin je offers moet brengen. 6. De godvruchtigen moeten teruggeleid worden tot het overdenken. 7. Volharding is een voorwaarde, oftewel het natuurtouw. 8. De zonde is de gulzigheid van de mens, en die werd door de grote massa aanvaard. 9. De mens had alles van God gekregen, en er was slechts één vrucht verboden, die van de zonde van gulzigheid, en toch nam de mens hiervan. 10. In zijn gulzigheid wist de mens het altijd beter, zelfs beter dan God, de oorsprong van alle kennis. De mens had de waarheid verworpen, en had de leugen aangenomen, allemaal vanwege gulzigheid. 11. De mens viel ten prooi aan ijdelheid, onreinheid en ongerechtigheid, die van geslacht tot geslacht werd overgeleverd, bij de kinderen werd ingeprent. 11. De verboden boom van gulzigheid 1. De stad heeft de boodschap van de natuur nodig om de vrije wil weer te beteugelen. 2. Het geeft niet makkelijk mee, en geeft zich ook niet makkelijk weg, maar er is een weg. 3. De dichter laat de geheime paden zien in de wildernissen van het bestaan. Nu moet de mens het nog leren begrijpen en tot nut gebruiken. 4. We moeten de strijd tegen de overmaterialistische en hedonistische stad van het ego winnen. 5. Het gaat om het hebben van een persoonlijke 680 12. De lijdensgezinde werd tot een verdunning van zijn tegenstander, en zo overwon hij het kwaad. 13. De daadwerkelijke wedergeboorte is alleen bestemd voor de enkelingen, de eenlingen, die zich totaal van de zondige wereld hebben afgezonderd, niet aanpappen met de stad van het ego. 14. Al met al heeft het veel meer te maken met het gaan tot de diepere natuurschool, iets wat nooit door spijbelaars gevonden kan worden. 15. Het materialisme was hoog opgelopen. Door de aflatenhandel kon je vergeving ineens kopen, voor zowel jezelf als voor anderen, zonder daadwerkelijk berouw te hebben en je te bekeren. Ook het hiernamaals kon gekocht worden. Het was een handel in lucht. Zielsgeluk kon gekocht worden. De

kerk zelf was hierover verdeeld, want de bedelorden toonden juist dat armoede en de natuur de weg waren tot de hemel, en dat rijkdommen een valstrik voor de dwazen waren. 16. Van het geld van de aflaat werden er nieuwe kerken gebouwd. Het beest van de aflatenhandel, van de verkoop van het geestelijke, was een afschuwelijke vorm van de verboden boom van gulzigheid in de middeleeuwen. 17. Maar waarom wordt het geestelijke dan nog stil verkocht in de kerken, en viert het materialisme nog steeds hoogtij in stad en kerk vandaag de dag ? De verboden boom van gulzigheid is hoog gegroeid met allerlei takken, en het is wurgend, en schreeuwt ten hemel. Waarom ? Waarom ? Gezondheid wordt vandaag de dag verkocht, en het recht wordt verkocht. Alles is voor de verkoop. Men denkt dat men God en geluk kan kopen en kan verkopen, om zo maar niet dat smalle pad tot de hemel behoeven te gaan, maar het is groot boerenbedrog. 18. Blijkbaar heeft de mens de boodschap van Luther en Calvijn dus niet begrepen en niet ter harte genomen. 19. Calvijn in de jaren 1500 en Darwin en Nietzsche in de jaren 1800 predikten allemaal dat het om de eenling ging. Darwin stelde dat de uitverkiezing iets van de natuur was, namelijk de natuurlijke selectie, en die nam alleen maar de enkeling, anders zou het niet werken. 20. Iedere Simson kent zijn Delilah, en iedere Ahn zijn Goliath. Daar moet elke eenling doorheen. Jakob had zijn kreupelheid door wat er op Pniel was gebeurd. 21. Jakob was de kreupele als beeld van de gevoeligheid die hij op Pniel had ontvangen. Hij was zijn materialisme, zijn vlees, zijn zonde, kwijtgeraakt hierdoor. 681 22. Het is dan aan de mens om te kiezen tussen het vlees en de diepte. Als de mens slechts vlees is, dan zal er niks meer van zo'n mens overblijven. 23. Dit is de natuurkennis, en vandaar dat de natuurkennis ook de brug is tussen het christendom en de islam, en tussen het calvinisme en het communisme : Verdun, en herzie je gezichtspunt. Fragmentariseer. Er is alleen werkelijkheid in de aretaitische filosofie, die dus minderend en fragmentariserend is. 24. Metaforisch en verdund en speciaal geselecteerd, uitverkozen, kan het tot waarde en nut gestrekt worden en tot heilzaamheid. Dan kan het dus zelfs medicinaal zijn, en dat moet ook wel, want we staan oog in oog met het extremisme ervan omdat het nu eenmaal niet verdiept is. 25. Alles moet zich dus weer meer matigen en dat gaat alleen door kennis. Spijbelaars zullen bedrogen uitkomen. 26. Waarom houden de materialisten de sleutel der kennis (gnosis in het grieks) verborgen ? 27. Ze zijn dronken met het bloed van de profeten. Ze kunnen daarom ook best nog heel religieus overkomen. Dronkenschap imiteert namelijk. Denk aan de dronken hoer in het boek Openbaring. Dronkenschap is de grootste religie vandaag de dag, en in hun dronkenschap beschiet men elkaar, en wordt er geen strijd gevoerd tegen het daadwerkelijke kwaad : het niet (willen) kennen. 28. Of is het misschien belangrijk de kijk op boeken te veranderen ? 29. De missie dringt, en de boog is gericht. De oorlog valt niet te ontwijken in oorlogstijd, maar er moet wel een pad komen tot een beter bestaan. En

daartoe is het boek, hoe je het ook wendt of keert, daartoe is ook de schrijver en de lezer. 30. Het is de afwisseling tussen land en zee. Het hoort bij elkaar. Daar waar het ene boek stopt gaat het verhaal in een ander boek verder. De hiaten tussen de boeken zijn interessant. Veel wordt er over geschreven, veel over gelogen. Is 'maar zie, ik schrijf slechts' dan een excuus voor de leugen ? Maar de lezer kan het weer rechtzetten, in de juiste context plaatsen. Er ligt dus een ware missie voor de lezer. 31. Maar vele valkuilen liggen er voor de lezer. Maar behoort dat niet slechts tot het verhaal ? Wat is een verhaal zonder valkuilen ? Is dan ook het verhaal een uitvlucht voor de leugen ? Met wat lezers commentaar wordt het tot de waarheid, in de juiste context. 32. Dan is het als een waarschuwing. Iemand vertelt een verhaal, iemand met een andere kijk op het leven, een vreemdeling van verre, of iemand heel dichtbij die je eigenlijk nooit hebt opgemerk. 33. Iemand met een andere kijk op het leven, iemand die over het hek is gegaan, of altijd al aan de andere kant van het hek heeft geleefd. ook omdat er fundamentele stoffen tussenzitten. Het kan dus wel gezifd worden. 3. Er komt een punt in je leven waarop je de betrekkelijkheid van alles gaat inzien. Je kan er dan niet meer van genieten als voorheen, en gaat dan op zoek naar de vaste waarden van het leven, door het hongeren. 4. Je kunt het oude niet vasthouden. Alles verandert, ook je gevoelens erover. De mens zal dan moeten gaan tot een nieuw leven, en tot een nieuwe manier van leven. Dat nieuwe leven is meer fragmentarisch, meer geselecteerd, en meer subtiel. 5. Het hongerpad van Calvijn leidt hiertoe, als de nachtelijke overweldiging, wat het gebied is tussen slapen en waken, oftewel de tussenslaap. Dan is de mens in de wildernis tussen het slapen en dromen in. Het is dat wat de mens overweldigd vlak voor het slapen, dat wat komt in de nacht, als de mens zijn grip verliest, zijn duim wordt besneden. 6. De mens wordt weer uit de tussenslaap gedreven tot de slaap zelf, en tot de voorhangsels van de droom, en dan tot de voorhangsels van de dag. De mens kan namelijk het directe niet aan, en daarom duiden de voorhangsels de tussenstappen en voorwaardes aan. 12. Van honger tot eenzaamheid 1. De mens komt van moeder honger tot moeder eenzaamheid in de wildernis, en zo spreekt de natuur moeder in geheimenissen tot de mens. Zo komt de mens dus tot moeder obscuriteit. 2. De calvinistische drugs ligt diep in het lichaam van de mens en kan niet zomaar geloosd worden, 682 7. Irak komt tot Rebekkah die hem haar dochter belooft waarvoor hij zeven jaar moet werken, maar dan merkt hij dat hij bedrogen is, want de dochter is al aan iemand anders geschonken. Ook wordt hij door Rebekkah verdreven, zonder antwoord te krijgen. Dan komt hij tot Areta die hem haar dochter schenkt, maar hij moest toen vluchten omdat zij twistziek was. Er zijn wat overeenkomsten met het Jakob verhaal, en ook neemt Irak van het rode, net zoals Ezau, wat een beeld is van de tussenslaap, maar juist dat doet hem alles weer verliezen, en zo moet hij tot een nog dieper minderen gaan, net zoals Ezau.

8. Ezau nam van het rode, en verloor daardoor ook zoveel, zijn sociale identiteit, grip en status. Het was als een grote besnijdenis van de duim waarmee hij de kom greep. 9. Ook toen Irak van het rode nam had dit grote gevolgen. Hij werd beladen met schuld en kwam onder God's toorn, net als toen de lijdensgezinde de lijdensbeker moest leegdrinken. Toen werd Irak de wildernis ingezonden. 10. Het rode is een beeld van tussen waken en slapen. Het is het tijdsbestek waarin de mens loskomt van het aardse en de onderwereld ingaat. 11. Het is dus om het houvast te verliezen, de grip, als de besnijdenis van de duim, want de valse zekerheden staan de mens in de weg. Deze verliest de mens tussen waken en slapen. Dan wordt alles anders en gelden er andere wetten. Toen Irak van het rode had genomen toen verloor hij al zijn wetten. Zo komt de duim-besnijdenis tot de reus, oftewel tot de grotere context. De mens verliest dan al zijn kortzichtigheid en bekrompenheid, al zijn betweterigheid, en moet buigen voor de hogere wetten die hem overweldigen. Waar zijn de kleinzielige wetten van de mens dan ? 2. De mens moet terugkeren tot het natuurverschijnsel op het hongerpad. Het is iets wat plaatsvindt tussen Simson en Delilah, een overweldiging. Toen de Israelieten tot de rode zee gingen was dit een beeld van het rode, de tussenslaap. Zo kwamen ze tot een andere werkelijkheid, een ander patroon. De mensen om ons heen zijn vaak geen personen, maar patronen, en dat is waar het ook om gaat. Wij zijn in diepte geen personen, maar patronen, van de natuur, die zich dan natuurlijk wel weer kunnen personificeren. 3. De mens moet terugkeren tot het rode. Daartoe was het hongerpad opgezet. Daarom moesten Ezau en Irak van het rode nemen, en moest Israel tot de rode zee gaan. Toen Irak van het rode nam werden alle valse wetten van het ego verwoest en ontheiligd. Ook nam hij daar moedermelk bij. Hij ontving toen een nieuwe naam en een nieuwe taal. 13. De kwal van overbewustzijn 1. Er is een strijd tussen de betweterige, zelfgenoegzame mens en God. God zal die mens bij de leugenachtige, zondige voorlok grijpen. Het denken van de mens moet besneden worden. Om aan zo'n mens te ontkomen moet de eenling zich ter aarde werpen en tot God naderen. 4. De mens wordt door een overbewustzijn in de stad van het ego vastgehouden. Dit is een hypnotisch groeps-bewustzijn. Het is niet echt. Het is een parasiet, een kwal die zich vast heeft gezogen in het hoofd van de mens, en met zijn tentakels aan andere mensen is verbonden. Hij voedt de hoofden van de mens met gif, verbonden aan een moederkwal. Hij geeft de mensen verschillend voedsel, zodat ze elkaar in de haren vliegen, en daar voedt de kwal zich weer mee. Allemaal door overbewustzijn. Het rode moet het overbewustzijn dus weer minderen. 5. Het is groeps-hypnose door valse zekerheden. De mens denkt dat wat hij denkt dat dat de waarheid is, en vaak denkt hij dat anderen het ook denken, alsof het de collectieve waarheid is. Dat is wat het overbewustzijn doet. Het maakt de mens krankzinnig. Iedereen bewaakt elkaar, en iedereen denkt dat hij door de ander wordt bewaakt. 6. Daarom zal het rode het ontwustzijn brengen. De mens is overbewust, overzeker, totaal verdwaasd. In 683

het rode staat de mens oog in oog met de natuur, en zal alles weer in balans komen. De ware mens zit slechts tussen mensen in, als de prediking van de natuur. of hebben wij de honger en de tucht verworpen en in de steek gelaten om zo welwillend bedrogen te worden door de mammon van het westen, honigzeem vertredende ? 14. Kennis is zeldzaam 1. De telos is een medicijn in de bron van de gnosis. Het is een onderdeel van ons immuun systeem. Zonder telos, doel, zijn wij al levende dood. Laten we dit op een rijtje krijgen. Dit zijn dus allemaal griekse woorden. Belangrijke woorden. Daarover gaat de teleologie. Krijg je doelen op orde. Het is een middel om het gif uit ons leven te lozen, een middel ter ontgiftiging dus. Telos, doel, is een dieper monetair geestelijk systeem, wat dus een belangrijk wapen is in de strijd tegen mammon, de boze wil van het materialisme. 2. Telos sloeg Jakob op Pniel zodat hij overwon. Wij worden geslagen opdat wij de boze kunnen verslaan. De liefde is zeer bruut. De liefde is doelgerichte kennis, de telos. Als we het boek Spreuken lezen dan spaart de moeder haar jammerende zoon niet, want zij moet hem beschermen tegen het zielsverwoestende materialisme, zijn wil. Zo wordt de mens ingewijd in de kennis. De wonden door een vriend geslagen zijn oprecht gemeend, maar overvloedig zijn de kussen van de vijand, stelt het boek Spreuken. Hebben wij wel in de gaten wat overmatige verwennerijen in het westen zijn ? Een onomwonden bestraffing is beter dan verborgen liefde, stelt Spreuken, en een verzadigd mens vertreedt honingzeem, maar voor een hongerige is al het bittere zoet. Bloedige striemen zuiveren het hart uit. Hebben wij al deel aan deze bloedige striemen, 684 3. Jakob werd geslagen door het hemelse doel en was zo gevoelig voor de rest van zijn leven, om zo de mammon te verslaan. Alleen zo zijn wij bewapend, als we eerst het wapen zelf voelen. Zo werd Jakob een ander mens. 4. Zijn we al bij de telos geweest ? Hebben wij wel gespaard, of hebben we alles zielloos en doelloos lopen verspillen ? Daartoe wil de telos ons besparen, en daarom zegt de telos soms : nee. 5. De telos kan ons rijk maken in alle dingen, en dat is een hele andere rijkdom dan aardse rijkdom. Waar het om gaat is een doel rijk leven te hebben. Leef er dus niet zomaar op los. Alleen door de honger en de tucht kunnen we waarlijk rijk worden. 6. Er is een veel hoger leven. De aarde is slechts een zinloze wilsmatigheid. Was dit de reden waarom Jakob een ladder zag tot de hemel ? 7. Altijd weer laat de natuur een waarschuwend geluid horen, ter opvoeding van de mens, om de mens te beproeven. 8. Plato stelde dat de mens in een droom leeft, en dat alleen de filosofen wakker willen blijven. 9. Wat als we ineens wakker worden en alles blijkt maar een droom geweest te zijn. Hebben we dan niet onze tijd verspild ? Tijdverspilling hoort bij het materialisme. 10. Het is als water naar de zee dragen, of een bodemloze put proberen te dichten zoals in de Griekse mythologie. Het is absurd. Maar dat is een eigenschap van de wil van de mens : zinloze gejaagde wilsmatigheid, allemaal tijdverspilling en

energie verspilling. Straks is het allemaal weer weg, en wat dan ? Wat heb je dan bereikt ? Waar is het allemaal goed voor geweest ? 11. Wat zijn familie banden waard ? Alleen zij die de hemelse wil doen zijn familie. Aardse familie banden zeggen dus niets en zijn waardeloos. Je bent familie als je doel-kennis hebt, telos. En zulke familie moet je zoeken met een lampje. Zulke familie ligt niet voor het oprapen. Veel zogenaamde familie is allemaal een product van de wil van de mens, ziekelijke wilsmatigheid, als een sexueel overdraagbare ziekte, ja, als een miskraam. 12. Kennis is zeldzaam. Een dom mens heeft geen zintuig om complotten te onderkennen, laat zich dus heel eenvoudig manipuleren en intimideren. Een dom mens doorziet niet dat mensen en systemen die ogenschijnlijk onafhankelijk van elkaar schijnen te werken toch een eenheid kunnen vormen in de vernietiging van de mens. 13. Hoe absurd zijn de mensen om ons heen. Je moet er niet te lang naar kijken. Trek verder als je je les hebt geleerd, want dat is het leven niet. 14. De kennis vertraagt altijd weer. Als je heel diep in jezelf gaat kom je uiteindelijk ook weer bij de ander terecht. 15. De wil gebruikt geloof om zichzelf te bevredigen, maar kennis gebruikt onderwijs en filosofie om de mens los te snijden van al te gemakkelijke zelfbevrediging die op zich doelloos is. 1. De mens moet oppassen met vertrouwen, met het bekende, met gewenningen, want voor de filosofie is alles even vreemd en problematisch, met potentieel gevaar. Vertrouwen zou de mens doen indutten, het bekende, het 'oh ja, dat ken ik'. Neen. Je kent het niet. Het is vreemd. En pas er maar mee op. 2. Ik had een droom van een klein donker mannetje in het bos, dik, met een lichtgroen lichtblauwe monnikenpij aan. Hij danste bij een grote dennenboom waarin een grote vogel zat, om het te 15. De kerk vastgeraakt in voorouder verering 685 lokken. Hij had voer bij zich om de vogel te lokken. 'Kom maar, kom maar,' zei het mannetje, en veranderde toen in een omaatje met een knotje, een verwennend omaatje. Hij probeerde het vertrouwen te winnen van de vogel, die uiteindelijk kwam, maar toen was het mannetje weer in een monnikje veranderd, en greep direct de vogel bij de nek en liep ermee weg. Ergens in het bos kwam hij toen met de vogel aan bij zijn hol en ging toen over een laddertje naar beneden. Het mannetje begon met zijn hoofd te schudden, en schudde allerlei andere hoofden die hij had van zich af, en begon het van hem los te trekken, en toen begon hij ook lichamen uit hem te trekken, totdat hij een heel dun mannetje was geworden, nog steeds in die monnikenpij. Hij lokte dus wezens met vertrouwen en maakte ze zo als een deel van hem. Het was de geest van vertrouwen, een groot bedrog. Hij wrong zich in allerlei bochten, kon in van alles en nog wat veranderen, om andere wezens te strikken en deel te maken van zijn lichaam. Dat is wat wilszucht doet. Wij moeten niet vertrouwen, maar toetsen. Elke nieuw gevonden waarheid is ook weer een nieuw probleem, omdat het verkeerd gebruikt kan worden. De mens moet dus altijd voorzichtig blijven wat het ook is. Het is en blijft het vreemde en potentieel gevaarlijk. Elk nieuw gebied heeft zijn eigen valkuilen. Wees daarom op je hoede. Zelfs als er een nieuwe waarheid op je afkomt kun je het nog verkeerd interpreteren.

3. Daarom zei Plato dat het komende rijk een rijk zou zijn van filosofen. 4. De kerk was vastgeraakt in voorouder verering, terwijl de voorouders er meer mee gediend zouden zijn als hun materiaal kritisch verdiept zou worden. Ook de voorouders waren vastgeraakt. 5. Er moeten wel tegengestelde krachten zijn, anders zou de mens niet overleven, zou de mens totaal verlammen, en zou alles uiteindelijk totaal vergaan en zou er niets meer zijn. Het is daarom ook een noodzakelijk kwaad dat de mens door zoveel wreedheid en lijden heenmoet. Degene die deze pijn niet voelt is een gemene ziel, zonder empathie en medelijden met de ander. Het is iets universeels. Ook daarom moet de mens er dus doorheen. De hemelse filosofie komt de mens dan echter hierin tegemoet als een hulp in woeste zee. 6. Alles ligt in het zelf vastbesloten. De mens ontkomt niet aan het zelf, juist omdat het iets persoonlijks is, en persoonlijk is een metafoor van diepte, en dat moet volkomenheid bereiken. 7. Kierkegaard bracht weer een theologisch element in de filosofie, namelijk van de God van het individu achter de valse afgod van de massa's. 8. De mens had een gids nodig, maar eerst was er een strijd tegen de ijzeren nazi. Eerst moest de mens de confrontatie aangaan met zijn lagere zelf, zijn lust tot wil en tot macht, zijn lust tot roem. Geld probeerde de mens te lokken. 9. Alleen als de mens dus een eenling wordt door met kudde mentaliteit te breken kan de mens dus waarlijk zichzelf worden. De brullende massa's hebben alles gemaakt door de wil, en hebben dus zelfs een wilsmatige pseudo-kennis gemaakt, oftewel de lagere rede. 10. Taal zonder filosofie is een bedrieger, zoals de 686 orthodoxe taal farizeeers die de hoofden van kinderen plunderen. Taal leraren kunnen op school het ergste tuig zijn wat er op kinderzielen wordt afgestuurd. 11. Kierkegaard was als een Ismael, of een Jakob op Pniël, in een strijd met het algemene, het ingebakken, het uitgedokterde, het universele, door zijn angst en zijn relatie met de angst om zo te komen tot de vrijheid van de mogelijkheden, de andere verborgen werelden, de obscure uitzonderingen en afgezonderden. 12. Kierkegaard streed hierin tegen het oververtrouwen van de samenleving en de kerk, tegen het al te makkelijk en snel verzoenen van de elementen. 13. Kierkegaard voerde een dialectiek van uitzonderingen, en verfijnde het absurdisme, wat getoetst moest worden aan de angst. Als de mens geen gezonde angst had dan zou de mens tot het lagere absurdisme komen, het materialistische absurdisme. Kierkegaard richtte zich op het hogere, filosofische absurdisme, om zo het pad van de uitzonderingen te gaan. Hij was een paar eeuwen op zijn tijd vooruit. 14. Kierkegaard was een bruut naar het beest van zinnelijk genot. Hij wilde de bedriegelijke kortaangebonden rede van dit beest overstijgen. Hiervoor had hij veel angst nodig en obscuriteit, anders zou hij ook door dit beest gepakt worden. 16. Van Maria tot Moria 1. Kierkegaard moest vechten voor zijn leven. Hij moest komen tot het pad van de uitzonderingen, anders zou hij één worden met de kuddes en zo

verstenen. 2. Kierkegaard stelde dat het dialectische systeem van Hegel, dus van stelling en tegenstelling komen tot samenstelling, alleen gevormd kon worden door het eenlingenschap, op het pad van de uitzonderingen. 3. Het was een totaal andere oorlog dan die van de religies. Ze vuurden elkaar aan, inspireerden elkaar, maakten iets moois van elkaar. De één werd het werk van de ander. Ze versierden elkaar. 4. Het heeft geen zin om tegen het absurdisme te strijden, want het wordt alleen maar absurder, en in je strijd tegen het absurdisme word je zelf ook alleen maar absurder. 5. Je denkt het slechts, het is niet waar, stelt de Duitse filosoof. De werkelijkheid ligt altijd genuanceerder. 6. In Kierkegaard's boek 'Vrees en beven' (1843) stelt hij dat Abraham werd tot een monster om Izaak van de borst van Sarah te laten ontwennen, en waardoor Izaak zijn geloof verloor. In mijn kinderdromen werd ik ook losgesneden van de moeder, en de vader was een monster. Dit gaat dus over een periode in de kerkgeschiedenis waarin de mens wordt losgetrokken van de moeder kerk. De vader is een monster die zijn kind op die manier offert, alhoewel dat slechts metaforisch is. Het kind moet namelijk de bron in zichzelf zoeken, zijn innerlijke moeder. Dat de vader een monster is is een beeld van de verbrokenheid van het kind die van de moederborst is losgetrokken. Volgens Kierkegaard was de moederborst voor dat doel zwart gemaakt. Het kind moest zo van geloof komen tot de rede, tot de hogere rede wel te verstaan, van het individu. Daarom liepen de paden van de kerk tot de filosofie. 7. De vader is slechts een innerlijke dynamiek van 687 het kind die er voor zorgt dat hij niet terug gaat naar een uitwendige moeder, maar op zoek gaat naar de inwendige moeder, oftewel het principe. Het kind moest gaan van Maria tot Moria, of tot mara, bitterheid. Maria is ook de naam voor god in het Aramees. Het kind moest hiervan loskomen om op zoek te gaan naar zijn innerlijke bron, niet meer een uitwendige god. Moria was de berg van dit offer. Hier verloor volgens Kierkegaard Izaak zijn geloof. 8. Izaak keek naar Abraham's gezicht, stelde Kierkegaard, en het gezicht was totaal veranderd. Dit gebeurde nadat Abraham zich van Izaak had afgekeerd, was weggerend. Toen hij terugkwam was hij anders, als een monster. Abraham zei dat hij Izaak's vader helemaal niet was, maar een afgoden dienaar, en God had dit ook niet van hem gevraagd, maar het was slechts zijn eigen wil. Hij greep toen Izaak bij de keel en gooide hem op de grond en begon op hem te schelden. Hij noemde hem een stommeling om te geloven dat hij zijn vader was en dat dit allemaal van God zou komen. Van schrik richtte Izaak zich toen tot zijn innerlijke bron, het hogere. Abraham was blij dat Izaak nu inzag dat hij een monster was, zodat Izaak zijn ware relatie met de ware bron niet zou verliezen. Ook Sarah was tot een monster gemaakt, haar borsten zwart gemaakt, opdat Izaak dus niet meer terug zou gaan tot het materiële. Hij zag nu wat het was, zoals ik ook eens een kinderdroom had over dat de vader en moeder in monsters waren veranderd. Zij waren henzelf niet meer. Er waren geen herkenningspunten meer. Izaak moest zijn moeder verliezen. Hij mocht geen moeder meer hebben, want die was alleen binnenin. 9. Izaak kon niet spreken over wat er was gebeurd. 10. Schopenhauer was als de Calvijn van de Duitse filosofie : de wil van de mens moest eraan. De mens moest zijn vrije wil weer inleveren, opdat de hogere uitverkiezing van de natuur, die uit principe zeer selectief was, zoals Darwin stelde, kon komen.

11. Dit is een oude germaanse waarheid : de walkuren zouden alleen diegenen opnemen die aan hun wil op het strijdveld waren gestorven. Ze lieten zich hierin niet bedriegen door uiterlijke vormen, want dan zouden ze zelf uit de hemel vallen. De strijdgodinnen verkozen geen mannen vanwege hun stropdassen of grote voertuigen of vanwege veel geld, maar ze keken ernaar of hij sober genoeg was geweest, ascetisch genoeg, of hij een eenling was. De walkuren (of valkyries) waren dus gewoon puur de natuur principes zelf die de man in zichzelf moest ontwikkelen en moest oefenen. Dat is de ware betekenis van 'het hebben van een vrouw'. 12. Laten ze zichzelf niet voor de gek houden hiermee. Dit zijn metaforen van filosofische principes die de mens in zich moet ontwikkelen. De vrouw bestaat dus helemaal niet, maar is slechts een metafoor ergens van. Niemand is zomaar vrouw of man. Er wordt hier een diepere filosofische taal gesproken. 13. In de stad of net buiten de stad kruipen de van de zonde en gulzigheid dik geworden mannen naar de zonde toe en noemen het geloof. 14. De jaren 1800 moesten gezonde voorwaarden stellen om het prikkeldraad te leggen om de Kantiaanse filosofie heen, want er werd inmiddels al flink misbruik van gemaakt, wat zijn hoogtepunt kreeg in de jaren 1900. 15. Deze lijnen trekken dwars door de kerk en de new age heen. Niemand ontkwam dus nog aan het Kantiaanse fundament en model, zowel in goede vorm als in pseudo-vorm. 16. Kant ziet de filosofie als mentale architectuur. Alleen maar gelukzaligheid is niet het hoogste goed voor de rede, stelt Kant, want er moet waardigheid zijn, de juiste zeden, wat in de rede inbesloten ligt. De rede is dus niet hedonistisch, en de mens die het geluk wil mag zich afvragen : ben ik het waardig ? 688 En wat is het ware geluk ? Is de ascese niet een weg die veel dieper gaat ? Kent de mens bijvoorbeeld het belang van pijn en verlies ? En is het geluk juist ook niet dat wat je aan de ander geeft ? Dit hoeft zeer zeker niet rechtsstreeks te zijn. Het kan ook heel subtiel gaan, maar vast en zeker. Het kan ook heel langzaam gaan, maar zeker. Wat is het ware geluk ? Volgens Kant is het een belangrijkere vraag voor de rede : wat is waardigheid ? 17. Kant stelt dat in de kinderjaren van de rede het als eerste dogmatisch is. Dat is ook niet zo vreemd, want het kind heeft nog geen begrippen om zichzelf uit te drukken, en gebruikt dan het weinige wat hij heeft of gewoon wat hem geleerd is. Dat kan dan heel bot overkomen, maar het kind heeft geen ander medium nog, dus de mens moet ook zeker door woorden heen kunnen prikken. Het kind spreekt dus in feite heel cryptisch en symbolisch, abstract. Dan komt de tweede fase waarin het oordeelsvermogen door ervaring voorzichtig is geworden en wijs, dus als tweede is het sceptisch. Maar dit oordeelsvermogen moet dan nog rijpen, volgroeien, door het toetsen en het vinden van vaste grond. Het is niet slechts getoetst, maar ook beproefd, dus eigenlijk zelf-beproeving. Dit houdt volgens Kant in dat niet de feiten van de rede beproefd en beoordeeld moeten worden, maar het vermogen en de deugdelijkheid van het systeem van de rede. Dat is volgens Kant de kritiek van de rede. 18. Kant stelt dat de rede zich altijd moet onderwerpen aan de kritische rede. Zo niet, dan wordt de rede verdacht. Er moeten altijd weer kritische noten in de rede zijn, anders is het niet veilig. Kant stelde ook dat er een grotere eenheid is wanneer er een grotere verscheidenheid wordt toegestaan die elkaar ondersteunt. 19. Kant stelde dat juist in de grotere eenheid door de grotere verscheidenheid het doel zichtbaar zou worden.

20. De natuur, de tijd en de beweging, brengen het weten voort en zo het zelfbewustzijn, die gesplitst is in negativiteit, als een onderscheidingsvermogen, en dit kan alleen het ik zijn door anders te zijn, en juist door het opheffen van het zelf is het het zelf. 21. Het goede is niet het goede en het kwade is niet het kwade en op sommige niveau's vallen ze samen, in de zin dat het kwaad een abstractie kan zijn van het individu, het zelf, de eenling, en het goede een abstractie kan zijn van het zelfloze. 22. Dit zijn niveau's waarop het goede en het kwade zijn opgeheven. Dit is de zuivere negativiteit als een onderscheiding. Het negatieve is het andere, als een andere, abstracte formulering van de werkelijkheid. Dit hele proces beschrijft ook het voor-zich-zijn, of jezelf weten in de andere. 23. Religie is er om het zelfloze uit te beelden. De mens moet namelijk ook hongeren om zichzelf te verliezen. Alles om ons heen is nog lagere vormen die afgeleid zijn van hogere vormen, dus dit al wel in zich dragen. Rede, wat al door de filosoof Spinoza was gesteld. Deze 'God' was zowel de Rede als de Natuur, niet meer de mens als centrum. Voor de mens die altijd zichzelf als God had gezien was dit een hele vreemde God die gekomen was, de Kantiaanse God. Maar deze God sloeg in als een bom. 4. Niemand kon nog aan deze God ontkomen. Het was een buitenaardse werkelijkheid die zich opdrong aan de onderdrukte aarde. Het was een grote bevrijding voor de aarde en het denken van de mens. De Kantiaanse God was zelfverantwoordelijkheid, maar dat was juist de poort tot vrijheid, want wie anderen zou bevrijden zou zichzelf bevrijden. Kant was dus een grote verzetsstrijder tegen de tirannie van de kerk en het materialisme. De Kantiaanse God kwam niet zozeer met profeten, maar met filosofen. 5. Er was dus een tweede Luther gekomen, die ditmaal niet slechts zijn stellingen op de kerkpoort plakte, maar de kerkpoort openbrak. 6. De Kantiaanse God wond er geen doekjes om : de hele werkelijkheid was slechts een 17. De Kantiaanse God 1. Het gaat erom te werken en te bouwen aan het grote niets, omdat het iets vals is geworden, af is geweken, door de dictatuur van de kerk en het materialisme, die de materie als uitgangspunt heeft. 2. Luther stelde dat er een nieuwe God moest komen, omdat de God van de oudere kerk materialistisch was en niet open voor het hogere geestelijke. 3. Met Kant kwam die nieuwe 'God', de hemelse 689 verschijningsvorm, en vals, en daarmee ook de kerk. De kerk had bij voorbaat de strijd al verloren. Kant gooide de poorten van de kerk wagenwijd open. Niemand kon het nog stoppen. Wel waren er dus veel mijnen gelegd aan weerszijden van het pad, en zouden er als gevolg vele pseudo-Kantiaanse bewegingen ontstaan. 7. Ook de Kantiaanse God zou verdraaid worden, en het zou zijn hoogtepunt hebben in de jaren 1900 en daarna de jaren 2000. De mens moest terugkeren tot de Kantiaanse God. De mens was van het pad afgeweken. De mens moest dus terugkeren tot de jaren 1700 en 1800. Hier lag een belangrijk fundament, een belangrijke oorsprong, waarvan de mens was afgeweken. De jaren 1900 en de jaren 2000 waren de jaren in de klauwen van de oneindig sluwe bacillen die het aardrijk opnieuw hadden

bedrogen. 8. In de jaren 1700 en 1800 ligt de mens tussen kerk en materialisme in. Hier tussendoor ligt een pad. De exodus moet zich verdiepen, dieper de wildernis in van 1700 en 1800, om zo niet net zoals Mozes overmoedig een stad te bouwen. De mens moest volhouden in het hongeren, totdat de mens aangekomen zou zijn in het Kantiaanse beloofde land. 9. Er kwam een nieuw begrip over god, want het oude begrip deugde niet. De Kantiaanse God als opperwezen had niets met een ik of jij te maken in eerste instantie, maar met de hogere natuur rede waaraan allereerst het zelf moest sterven. Uiteindelijk moest dit wel het hogere zelf zijn, maar dit was meer een abstractie, een bewustzijnsniveau en had weer niet met ik en jij te maken. De mens moest de valkuilen zien van het ik en jij. In het pseudo-kerkelijke godsbegrip was god de grote jij of hij, maar stiekum het ik, het lagere denken van de mens zelf die alles op de ander projecteert om er vervolgens zelf mee weg te rennen. 10. Het gebed is slechts symbolisch om jezelf af te stemmen op de Rede of Kantiaanse God, die dus ook al door de menselijke overleveringen en tradities heenliep, omdat ook de profeten de mens al waarschuwden dat het materialisme een waan was. 11. De eerzucht beschuldigt vervolgens de geestelijke mens van wanen, en zo worden de profeten gedood door pseudo-rationaliteit, het gemakszuchtig wegkieperen van de voorwaarden en dan het gebrek aan het begrijpen maken tot een volkomen begrip, als de eerzucht die zijn vermogen probeert te vergroten door een paar nullen achter zijn kassaldo te zetten. 12. De substantie heeft zijn waarheid in het eenvoudige, het simpele, ontdaan van alle voorwaarden, om zo onderscheid te maken wat dan 690 weer in het innerlijk wezen wordt verdelgt, en dat deze verzekering van verzekerdheid zijn bevestiging heeft in vergeetachtigheid. Dit maakt men vervolgens toegankelijk door het openbare handelen, en zo ontstaat de wet van familie en staat, een zeer vroom wezen, zeer passief en doods, en daardoor een onverschillige onwerkelijkheid. Het is een god die zich absoluut niet vies wil maken, de schone god genoemd, die de mens door valse beloftes tot misdaad aanzet, met een gespleten tong. Ze geeft de mens valse zekerheden en valse betekenissen. Alles werd verstrooid en vereenvoudigd, en daarom streden de intellectuele filosofen al sinds de oudheid hiertegen. De mens had afgedaan van het hogere systeem van de rede en betaalde er een zware prijs voor. Pas op voor de acteur en zijn masker, want die individualiteit kleeft er maar slechts heel oppervlakkig aan vast, zeer gedachteloos en inconsequent, als onwaardige toevalligheid en daardoor niet-wezenlijk. 13. Kant stelt dat hoeveel het begrip van een object ook bevat, dat de mens er toch bovenuit moet gaan om er existentie aan te verlenen. De mens die dit niet wil gebruikt volgens Kant tautologieën, oftewel zegt telkens hetzelfde in verschillende bewoordingen en voert dat in zichzelf aan als bewijs, en deze verwisselende illusie is tegen vrijwel iedere correctie bestand. Vandaar dat Schopenhauer ook stelt dat de wil moet sterven. Er valt namelijk niet te discussiëren met een redeloos mens, omdat de redeloosheid vaak een kwestie is van de wil. Wel is het dus zo dat alleen kennis de wil kan onderwerpen, maar deze kennis moet allereerst op het zelf betrokken worden. Daarom is de filosoof vaak gedoemd tot geheimhouding, en mag zichzelf vaak niet verdedigen. 14. Als we dan bidden om de uitstorting van de Kantiaanse God, dan bidden wij eigenlijk om een uitstorting van de Rede, wat in principe gewoon een afstemming is op de Rede. Wij mogen zo tot spreekbuizen van de Rede zijn en ook gelijkvormig

worden aan de Rede, opdat wij tot filosofen worden, wat de waarlijke uitverkiezing is. 15. Toen Mozes ergens in de woestijn stopte om daar zijn eredienst te houden en tabernakel op te zetten in overmoed was het Immanuel Kant die hem stopte en zei dat het volk verder moest gaan tot het beloofde land, niet op te geven in het hongeren, want in het boek van Jesaja werd de komst van Immanuel letterlijk geprofeteerd als degene die boter (melk) en honing zou eten, als een beeld van het beloofde land. Immanuel zou het volk leiden tot het beloofde land. 16. Het betekent het terugkeren. Het is de Kantiaanse God die narcistische pseudowerkelijkheid door de filosofische prisma op diepte schat. allerlei betrokken hulp organisaties die de mensen opzochten en de mens van hun verslavingen afhielpen, zoals ook sex verslaving en verslaving aan verkeerde boeken enzovoorts. Ze zochten mensen aan huis op. Het waren Kantiaanse hulp organisaties die niet star en dogmatisch waren. 3. Er waren veel oorden van die hulp organisaties, en er was telkens veel natuur omheen waar mensen konden wandelen. Er was ook een gebouw wat een hele lange gang had en helemaal doorliep tot de ingangshoek van het station. 4. Mozes stopte te vroeg in de woestijn, en zei : 'Mensen, dit is het,' maar Immanuel Kant zei : 'Laten we verder trekken, mensen, dit is het nog 18. De Rede 1. Mozes zei dus tot het volk : Laten we hier stoppen om ons een stad te bouwen en een naam, maar Immanuel Kant zei : Laten we verder gaan en blijven hongeren in de wildernis, opdat we uiteindelijk tot het beloofde land van melk en honing zullen komen. Treffender kan deze profetie niet zijn. De mens moest nog meer minderen en nog meer loskomen van het materialisme, want het was het pseudo-terrein buiten het paradijs. Je kon hier niets vertrouwen. Daarom moest Immanuel Kant de mens tot een groter niets leiden. De mens moest loskomen van het overbodige, het pretentieuze. 2. Immanuel is verbonden aan de komende redding van het volk. Ik had een droom waarin ik in een Kantiaanse wereld was, een parallel wereld, waar ik vroeger ook veel over gedroomd heb. Er waren 691 niet.' Immanuel Kant zag het grote boeren bedrog, de leugen van de pseudo-realiteit die de kerk had opgezet, ook al hadden sommige kerkelingen een vleugje intellectualiteit. Het trekt door de menselijke overleveringen en tradities heen. Het is soms zeer bruikbaar, maar de mens moet verder. Immanuel Kant stelde in de jaren 1700 dat er veel grotere parallelle realiteiten waren, en dat de mens door alle verschijningsvormen om hen heen moesten prikken, maar wat zal er nog overblijven van die mensen ? In hoeverre zijn de mensen zelf verschijningsvormen die weg zullen vallen ? 'Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen. Maar voordat de jongen weet het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen, zal het land ontvolkt zijn,' stelt Jesaja over Immanuel, dus wij komen alleen tot het land van melk en honing als wij los zijn gekomen van de massa's. De mens wordt dus tot het uiterste beproefd. 5. Maar de mens wilde niet luisteren en volgde Mozes. Jeremia riep : Gaat uit van die stad, maar de mens wilde niet luisteren, en ze maakten zichzelf een afgod, zodat ze niet meer hoefden te leren. Ze maakten zoals Immanuel Kant zei 'van hun gebrek aan begrip een volkomen begrip', gewoon door de leegtes in hun rede op te vullen met voortijdige

begrippen. Waarom nog leren als je kon geloven. Ze volgden een rode nar die nogal snel stierf en snel weer opstond, om zo niet te hoeven hongeren. Ik zag deze nar in een droom, bloedend aan het kruis, en die kwam er ook weer snel af. Van die niet mindert, die niet hongert, maakt de mens graag gebruik. Dood en leven is allemaal goed, maar graag geen honger. Dood en leven past allemaal perfect thuis in hun materialistische denkbeelden. 6. De mens wilde niet ervaren en leren kennen. De mens wilde gewoon geloven. De Rede denkt in voorwaarden, waar het zintuigelijke met het onvoorwaardelijke als absolute denkt te beginnen, stelt Immanuel Kant. Hierin raakt de Rede allereerst verstrikt, in de pseudo-realiteit, in het schijnbare. Toch is de Rede dan bepalend en niet bepaalbaar, omdat de Rede een noodzakelijkheid is en het enige werkelijke. De Rede is niet onderworpen aan het tijdelijke en materiële experimenten. Dit is dus de vrijheid van de Rede. De Rede is haar tijd ver voor, omdat zij eeuwig is. De Rede is onafhankelijk van de zintuigelijkheid, wat Immanuel Kant stelt als de definitie van vrijheid. De mens is een verschijning, maar de Rede is dat niet. De Rede is ook niet slechts begeleidend, maar op haarzelf, ook wanneer het zintuigelijke dwars tegen haar ingaat. De voorwaarde die in de Rede ligt is niet zintuigelijk, dus heeft ook geen begin, en is daarmee ook niet onderworpen aan zintuigelijke pseudo-voorwaarden en aan bepalingen in de tijd door een voorafgaande oorzaak. De voorwaarde van de Rede zweeft hierboven als een bol. Ze is hierdoor ook niet onderworpen aan chronologie, aan opeenvolging in tijd. 7. Dit is hoe Immanuel Kant de Kantiaanse God beschrijft. Daaronder ligt de woeste zee van de pseudo-voorwaarden, waar ook de Rede in was geworpen en in verstrikt was geraakt, maar zij was er nooit een deel van geweest. Het was alleen om haar op te wekken. De woeste krachten van het geloof zijn dus slechts de brandstof van de kennis. 692 Zij rangschikt en inventariseert alles en draait het tot gebruik en nut. Zoals de god El ook al de Draaier werd genoemd in de Hebreeuwse worteltekst, en in het Grieks is zij als logos de Rede in de beschrijving van god in het NT in het eerste hoofdstuk van Johannes. Ook in de Aramese grondtekst is god de Rede. 8. Aramees : In het hoofd was de Reden en de Reden was bij God en de Reden was God. Reden is mlh, en God is alah. 9. Immanuel Kant stelt dat de Rede dus zelf de voorwaarde is voor iedere handeling waarin de mens zichzelf als verschijning manifesteert. De Rede volgt dus niet de orde zoals die zich voordoet in de verschijning, stelt Immanuel Kant, wijkt niet voor materiële regels en hun voorwaarden. De Rede is dus in dat opzicht een rebel tegen de verschijningsvorm, tegen de lagere pseudo-realiteit. We kunnen stellen dat de Rede zich dus ook niet onderwerpt aan bepaalde taalregels die de mens heeft opgesteld. De Rede bepaalt zelf welke taal zij gebruikt, en wanneer en hoe, en met welke voorwaarden. 10. Als de monon (mnn, mn), oftewel de eenling, komt tot de draaier, el (Hebreeuws), dan is dat de grieks-hebreeuwse betekenis van mn-el, mnl, oftewel Immanuel, maar het heeft veel diepere Egyptische wortels, de verborgen ondergrond van de grieks-hebreeuwse filosofie. Imman, met de mnwortel loopt helemaal terug tot de dodentochten van ra door de onderwereld, waarin ra op zijn boot beschermd wordt door de mn-slang, de mehen (mhn, mn), wat de draaier betekent, en wat dus dezelfde betekenis heeft als el in de worteltekst. Juist door de mehen kon ra tochten maken door de onderwereld en sloten openmaken. Immanuel is dus de verbinding tussen de Egyptische draaier en de Israelitische draaier : mehen-el. 11. Zij die blijven waken en blijven studeren in het

goede, in het sobere, om aan het gevaar van materialisme te ontkomen, het alsmaar meer willen, komen tot de door God ingeschapen rede, wat in de voortijd Name werd genoemd, ook wel voorgesteld als een vrouw in de natuur, wat een beeld is van het scheppende vermogen van de mens, de baarmoeder. 12. In de voortijd was er een geschrift genaamd 'de geschriften van Name', oftewel de geschriften van de Rede. Zij was het begin van alle dingen. Ook in het boek van Johannes komt dit terug : In den beginne was de rede en de rede was bij God en de rede was God. Dit was in den beginne bij God. 13. De baarmoeder is breed, donker en nat, om het kind voldoende te beschermen. 14. De lijdensgezinde moet op zoek gaan in de wildernis naar de tent van God. Als wij dan in gezonde vrees tot deze tent zijn gekomen, dan mogen wij in die tent ook rusten. 15. We mogen God's hulp niet met mensenmaat afmeten, want al wat de mensen met veel moeite tegen God doen is zonder enige betekenis. God gestolen. Zij zagen God slechts als een gebruiksvoorwerp. Veel mensen zien God ook als een woord, iets wat ze kunnen bezitten en veel gebruiken door er maar gewoon in te geloven en het uit te spreken, liefst op een traditioneel kerkelijke manier, maar God is de Rede. God is de hogere natuur-filosofie, die niet buiten de noodzaak van de studie omwerkt. 3. De mens denkt dat God aan zijn zijde staat omdat hij iets in de hand heeft, maar het zijn slechts bedriegelijke uiterlijkheden, en ieder mens moet hiervoor op zijn hoede zijn, voor ijdel vertoon. De mens moet strijden en leren. Het komt de mens niet zomaar aanvliegen. 4. De mens moet als vreemdeling leven in deze wereld die door velerlei begeerten wordt gedreven, opdat de mens met volharding naar een beter leven streeft. 5. Wat ten kwade tot ons gedacht wordt zal God ten goede voor ons denken, als de verwonderlijke voorzienigheid van God, wat ten diepste de eindeloze vindingrijkheid is van de natuurrede. Het ligt diep in onszelf verborgen. 19. De oerwoudsbloem 1. Ismael is een vluchteling in de wildernis, in bergen en dalen en vreemde landen, terwijl de vijand zo zijn relikwieën stal, en zo misbruikten zij het geestelijke, want zij kenden het geestelijke niet, en konden er alleen op een uiterlijke manier mee omgaan, met huichelachtige plechtigheden, allemaal hooghartig bedrog. 2. Zo dachten ze, dom als ze waren, dat God ook nog aan hun zijde zou staan. Zij hadden immers 693 6. Daarom worden wij soms in putten geworpen om dat te vinden, en daarom mogen wij ook ernaar op zoek gaan, en ernaar graven, in deze onuitputtelijke natuurmijn van de rede. Daarom mag de mens studeren hierin. Waarom graven wij putten ? Waartoe ? Om anderen kwaad te doen, of om onszelf te onderwijzen over de verborgen wonderen van moeder aarde. Hoe we het ook wenden of keren : Wij gaan altijd in de putten die wij zelf graven. En hoe dan ook is het altijd om ons te laten zien zien wat wel kan en wat niet kan. 7. De lijdensgezinde wilde niet slechts dankbaar zijn, maar de lijdensgezinde wordt vervoerd tot bewondering van God, van de rede.

8. De lijdensgezinde moest zijn verstand geheel overwinnen, om zo contact te maken met zijn verloren geheugen. Hij moest hiervoor een bloem ontmoeten. Als hij liefde zou geven aan een bloem dan zou zij in hem groeien en waardevoller in hem zijn dan een hart, en dat was door het geheugen. Hij ontmoette deze oerwouds-bloem juist door zijn diepere problemen. 9. Hij zag veel meer van zulke rode oerwoudsbloemen. Er bleek nog een diepere wereld te zijn, een diepere kern. De oerwoudsbloem begon een stof af te scheiden waardoor alles waarin hij opgesloten zat begon af te breken. Zo begon hij los te komen uit een web van illusies, door de oerwoudsbloem. 10. Hij was gebrainwashed met zoveel kennis, maar er was iets groters dan dat. Het was de Tartaarse bloem. Hij ontdekte dat zijn kennis niet van enige waarde was, want de oerwoudsbloem sprak in een andere taal, en deze oerwoudsbloem bracht hem tot tranen, want het kon zijn hart bereiken. Alles waar hij vandaan kwam was zo kunstmatig, maar de oerwoudsbloem liet hem een grotere natuur zien, zo fris en levend, zo diep en intens. Het had een natuurhart. 11. Hoofdkennis op zich is waardeloos. Het gaat om de hartskennis, de diepere kennis van het natuurhart, van de oerwoudsbloem, en wat er dan ook van buitenaf tegen ons gezegd wordt, hoe ze ook over ons liegen en ons willen brainwashen, het gaat erom wie wij van binnen zijn, ons contact met de diepere natuur van het oerwoud die ons voedt en beschermd. 12. De eigenlijke tocht naar het beloofde land, zoals bij Ra in de tocht door de onderwereld in de Egyptologie, is niet zomaar iets lijnrecht eruit gaan en dan maar door blijven rennen en niet meer omkijken, maar het is een cyclus. 20. Geen plaats in de herberg 1. In het boek der poorten komt Ra net als de Israelieten in de wildernis terecht. Het is een verborgen plaats, verborgen van de aarde. In het boek der poorten komt Ra tot een hyena, de gids van de doden, de belofte van profetische leiding dus. 2. Ook het hemelse touw is bij Ra om hem op zijn tocht te beschermen. 3. Dan is er een poort bewaakt door verschillende touwen en met een heleboel messen, wat de besnijdenis inhoudt, oftewel het minderen. 4. Alleen de besnedene die mindert kan door deze poort, dieper de wildernis in, door veel geween en verbrokenheid, door het lijden van het volk Israel, Ismael en Palestina, tot de diepere onderwereld en diepere wildernis. 5. De mens heeft alles in kannen en kruiken, alles overmoedig gedefinieerd, door talen alles vastgezet. Al heel snel denkt de mens : 'Oh, ik heb een fout gemaakt,' terwijl er eigenlijk een hogere realiteit staat te dringen. De mens ziet het vreemde als een fout. De mens wil conform zijn, is politiek correct en schools. Altijd maar weer wil de mens de goedkeuring van anderen. De mens durft zo niet uniek te zijn. De mens durft niet op zoek te gaan 694

naar diepere patronen. 6. Zo leeft de mens een heel erg saai leven, bedrogen door de valse realiteiten om hem heen. Wat voor andere werkelijkheden proberen de mens wel niet te bereiken, maar de mens ziet het niet en wil het niet zien, want oh, wat zal de ander daar wel niet van denken. De mens durft niet vreemd te zijn en uniek. De mens is geprogrammeerd conform te zijn aan de anderen om hem heen. Kudde dieren, allemaal voor de slager. De mens is gebrandmerkt. Wat denkt de mens dat de aarde is ? Een plaats om feest te vieren ? Neen. Het is een fokkerij. De mens wordt gefokt voor iets, maar de mens loopt de polonaise, dom als hij is, want dit is gewoon dom. 'Oh wat zijn we blij.' Zo gaat de mens de afgrond tegemoet. Nee, de mens laat zich niet wakker maken. De mens slaapt rustig door, want de anderen doen dat immers ook. Altijd maar weer denkt de mens dat de ander een goede smoes is. 7. Het is maar een karikatuur natuurlijk, een bedriegelijke reclame. Maar zulke mensen bestaan, als wandelende voorbehoedsmiddelen. Nee, van vreemdelingen zijn ze vies. Voor de vreemdelingen is er geen plaats in de herberg, en daarom zal de dief in de nacht komen. Hoor wie klopt daar, kinderen ? Hoor wie klopt daar kind'ren. Hoor wie klopt daar zachtjes tegen 't raam. 't Is een vreemd'ling zeker, die verdwaalt is zeker. 'k Zal eens even vragen naar zijn naam. 8. Het is de onbekende vreemdeling, de vergetene, de weggedrukte. Niemand kent deze vreemdeling. Niemand heeft deze vreemdeling willen kennen. Het is de ongeborene, weggedrukt door het voorbehoedsmiddel van de maatschappij. Hoor wie klopt daar ? Of hoort niemand het kloppen ? Nee hoor, niemand hoort het kloppen. Daar hebben ze geen tijd voor. Ze luisteren wel naar wat anders. Wat de boer niet kent dat vreet hij niet. Wil hij niks van weten. En daarom zal het komen als een dief in de nacht, omdat er geen plaats was in de herberg. 695 9. Het is als een droom : Oh, neem mij mee naar die andere wereld. Want zulke mensen zijn er ook nog : zij die dromen. Het is voor de dromers. Zij die nog durven dromen en dagdromen. Het is voor de kunstenaren : zij die dwars door alles heen een andere wereld zien. Hoor je het getrommel ? Soms hoor ik het, en dan vaagt het weer weg. Het gaat in en uit. Ik ben geen voorbehoedsmiddel zoals vele mensen om mij heen. Ik wacht op het ongeboren kind. Ik verwelkom het, de vreemdeling, de droom. 10. Samen op weg, maar waar naartoe ? Ben je al op het schip gehesen als de besnedene of ben je de beste stuurlui die aan wal staat ? 11. Ben je al vast aan het touw als Job, of loop je zonder touwen ? Wie ben je en waar ga je naartoe, en met wie ben je ? Met de besnedenen of onbesnedenen ? 21. Bedriegelijke reclame’s 1. Samen op weg met moslims en gereformeerden ? Met wie, en waar naartoe ? 2. Val niet voor de bedriegelijke reclame's van de samenleving en de families om je heen, van de onbesnedenen. Ze zijn hier neergezet om je vast te houden in deze realiteit, om je het product te laten kopen, het voorbehoedsmiddel, opdat de vreemdeling niet zal komen, opdat Ismael niet zal komen. Nee, ze willen niet dat je wegdroomt. Je bent van hen. Je bent slechts een ding in hun ogen. Ze voeren je het vlees van kind en dier, en zeggen : 'Het is goed, toe maar, eet maar.' 3. Het schip wacht, maar wie zal aan boord gaan ?

Als anderen van boord afspringen, doe jij het ook ? De ander is nooit een solide, goede smoes wanneer er een tornado recht op je af komt. Alleen de dromers zullen ontkomen, alleen de besnedenen op het pad van Ismael tot het beloofde land Gaza. Zij die niet dromen zijn slechts de reclames voor een product wat allang achterhaald is. Ja, soms steken ze het in een nieuw jasje, alsof ze met de tijd meegaan, maar het is nog steeds hetzelfde oude product, dezelfde misselijkmakende truuk. Het zijn de werken van de onbesnedenen. 4. Name is de oervrouw van de mens, de hogere rede, die de lagere rede van de mens wil moest strikken, oftewel moest overtuigen. Soms wordt de mens daarom overweldigd door Name. 5. Telkens weer merk ik dat ik in de natuur cycles terugkeer tot mijn vak theologie, als geestelijke wetenschap die alles verdiept. Het kan medicinaal zijn. mens vreest niet voor de zonde, de mens vreest niet voor de overmoed. 5. De onbesnedene is helemaal niet aan z'n ego gestorven, aan z'n wil. De onbesnedene is ook schaamteloos over de zonde. Ze vinden het allemaal doodnormaal. Ze bespotten de besnijdenis van Ismael. 6. Er vloeide heel veel bloed, meerderheden die minderheden afmaakten. 7. Dit bloed verwekte vele kinderen. 8. Het gaat om de ontwaking van het rode, Het minderen, het verdiepen 9. Het rode brengt alles achter de hekken, Hiertoe is het rode onbereikbaar en altijd anders 22. De Damascus ervaring 1. Name strijdt tegen de menselijke wil, om zo vanuit de hogere rede de richting te veranderen. 2. Het gaat dus om het kennen, niet om het willen, en de mens komt tot het kennen door te minderen in het willen, als de besneden Ismael tot het beloofde land Gaza. 3. Het kan krachtige instincten opwekken : vrees, boosheid, twijfel, eenzaamheid, maar dit is allemaal onderdeel van de strijd voor de rede, de kennis. 4. De onbesneden mens kletst maar door, heeft nog geen Damascus ervaring gehad. De onbesneden 696 10. De anaq halsketen wordt ontvangen in de restrictie, op het pad van Samuel, als een symbool van profetische leiding. Zonder de tucht is er geen profetie. De halsketen brengt ook terug tot de tenten, tot het beloofde land Gath. 11. God is de tucht van Samuel. Wij moeten niet tot God naderen, maar tot de tucht, tot de besnijdenis van Samuel, in het beloofde land Gaza, want dat is de ware God. 12. In de vroegere versie van Job was dit genaamd Oru, en in het boek van Job komt de Oru voor als de Urya, leeuwinnen in het Aramees, als een beeld van de woeste natuurvrouwen, oftewel de donkere kennis van de tucht van de besnedenen. 13. De tucht was in het oer een oerwoudsvrouw met open armen waar de man naartoe moest voor wedergeboorte. 14. Nob, Noph, kwam tot de Oru stam in de wildernis, zoals Job kwam tot de Urya stam in het

beloofde land Uz, als een beeld van het komen tot de hongertucht van de besnedenen. echt is, maar in het geestelijke wel, en dat is uiteindelijk veel belangrijker. 23. De herinnering aan eva 1. Het oudere boek van Job, oftewel Nob, begint met een overstroming. En Nob moest op zijn bootje dieper de wildernis in, waar ik over droomde. 2. Er moeten vele geestelijke overstromingen komen, om de mens dieper de wildernis in te drijven. De mens moet de hogere theologie leren. 3. Er moest in de kerk plaats zijn voor andere gezichtspunten, ook vreemde gezichtspunten. Dat is uiteindelijk ook wat de overstroming betekent in de natuurkennis. 4. Er mag zo weer ruimte komen in de mens. Dat gebeurde ook in de droom bij de overstroming, dat er weer ruimte kwam, dat de mens weer ver kon zien en ook door dingen heen kon zien. 5. We kunnen dan denken aan dingen die we helemaal verkeerd begrijpen, de zogenaamde misverstanden. Dit is een belangrijk thema in de natuurkennis, het telkens vertragen of wegvagen, het misverstand. De hersenen pikken het dan verkeerd op, maar voor een reden, zodat we van iets niet teveel krijgen. Zoals bij bijvoorbeeld de zogenaamde waarheid. Wat is de waarheid ? Mensen kunnen de waarheid hebben, maar niet de waarde, maar wat heb je dan ? Er is ook een gevaarlijke materialistische waarheid, en daarom moet de mens op zoek naar de diepere waarheid : de waarde, en soms gaat dat gewoon door het misverstand, dat je ineens dingen op een hele andere manier ziet, wat dan misschien in de materie niet 697 6. Het gaat uiteindelijk om de waarde van verhalen, niet zozeer om de orthodoxe, letterlijke, saaie zogenaamde waarheid, want die waarheid is vals, door de mensen gemaakt. 7. Er zijn dus ook goede fouten. Het is een belangrijk thema. Er is dus een diepere waarheid van de waarde, en die is eeuwig. Soms hoeven dingen dus niet waar te zijn, zoals in verhalen, maar wijst het op een diepere betekenis, en dit is belangrijker dan de ingeburgerde valse waarheden van de mensen. Waarheid is dus een relatief begrip. Daarom moet de mens op een tocht naar de echte waarheid, die van de waarde. Dit gaat dwars door alles heen. 8. Wat er om de mens heen gebeurd begrijpt het mensenkind niet en vat het helemaal verkeerd op, en dat moet ook, want er is een diepere waarheid, een waarde. Daarom moet het kind door het misverstand heen. Hier gaat de natuurkennis uitgebreid over. Hierom moet het kind vertraagd worden, anders gaat het kind te snel. 9. Diepere waarheden, diepere lagen, diepere waarden kan het kind nog niet direct gegeven worden, dus eerst moet het kind met minder genoegen nemen. Dat is voor de bescherming van het kind. Het kind is nog klein en kan niet teveel aan. 10. Het kind moet aan de voorwaardes voldoen. Het kind moet naar school. 11. Nahum komt van het oerwoord Name, en alhoewel er dus een mannelijke Nahum is, en het boek van Nahum in vele opzichten een waardevol boek is, wijst het terug op een ouder boek over de natuurvrouw Name als een beeld van kennis.

12. In het boek van Nahum wordt de tegenstelling tussen Nahum en Ninevé weergegeven. Hier gaat de voortijd dus achter schuil, want dit gaat om de worsteling tussen Name, kennis, en Noph, de voortijdse Job uit de geschriften van Oru (een voortijdse benaming voor de tucht). 13. Ninevé, nnv, Noph (of Nob), had dus een soort Pniëlitische strijd met Name, om zowel hem als haar te toetsen. Dat is waar het boek van Nahum in de diepte over gaat. Name overweldigt hem, en hij wordt zo net als Jakob verbroken, opdat hij gevoelig is voor haar voor de rest van zijn leven, voor de kennis dus, oftewel voor profetische leiding. 14. In het voortijds is dit dus de godsspraak over Noph. Boek van Name, kennis. Elkosiet is Hebreeuws voor verstrikker, valstrik. In het Aramees is de godsspraak een wond die toegebracht wordt. 15. Blootheid is een beeld van ontmaskering, mindering en openbaring. Noph gaat in ballingschap. 16. Dit ging dus allemaal over de verbrokenheid van Noph, een grote beproeving, te vergelijken met die van Jakob en Job, in de voortijd. 17. De bedriegelijke mannelijke afgoden van de stad worden vervangen door de natuurvrouwen, in het Zolt tijdperk. 18. De gevoeligheid door verbrokenheid is eeuwig, opdat de mens niet zal ontsnappen uit de kennis. Het gaat om de geleerdheid, het komen tot Areta, de onontkomelijke. Daarom werd Job ook beschreven als volkomen, wat terugwijst op de voortijd. 19. Toen Jakob de rivier de Yabboq (YBK) was overgegaan had hij een worsteling. Yabboq betekent leeg worden. Dat is ook wat de wortel bqq betekent, geheel leeg worden, leeg maken. Dit is dus een 698 beeld van het toetsen. Jakob moet over de rivier gaan om te toetsen, om de worsteling te hebben met God. Jakob moet over de rivier gaan om tot diepere betekenissen te komen. 20. Hij is over de rivier de Jabbok gegaan, dieper de wildernis in, en hij worstelt met de Moeder God. Hij wil haar niet laten gaan. Hij is aan zichzelf afgestorven, aan zijn ego, en hij wacht op de verbinding met het Woord. Hij is waakzaam en op zijn hoede. Hij weet dat juist ook in diepe wildernis zoveel gevaren zijn die hem kunnen afleiden van het doel. In het oerwoud overleven maar enkelen. Hij worstelt niet alleen met God, maar ook met zichzelf. Jakob is tot Pniël gekomen, achter de Yabbok rivier. Het eist van hem volkomenheid, het geheel afleggen van het ego. Dit moet hij overwinnen. Hij moet bovenal zichzelf overwinnen. Hij is geplaatst in de arena. Hij strekt zich uit tot de hemelse leer, en toetst deze. 21. De mens krijgt niet alles wat hij wil, want God kijkt naar het hiernamaals en de voortijden. De mens moet zich niet richten op het aardse tijdelijke. 22. De mens komt voort uit de aarde en de baarmoeder, en de mens moet zich daarom niets inbeelden. 23. De mens kan alleen zien als de mens kennis heeft van het ongeziene. 24. Zekaryah, zkr, is hebreeuws voor Zacharia en betekent Jehovah herinnert, herinnering aan Jehovah, waarvan Yah een afkorting is, dus voluit zou het dan zijn : zekarjahava of zekar-hava, zekareva, de herinnering aan eva, aan de oermoeder. 24. De Pniëlitische ervaring

1. Om de eeuwige rust in te gaan sterft de wil, opdat de mens tot kennis komt, en door kennis geleid wordt. 2. Alleen kennis doet de wil afsterven. Geleerdheid is Areta. 3. In het Hebreeuws wordt Job ook Jove genoemd, dus in die zin is Zekeryah of Zekerjove ook de herinnering aan Job, die zo diep moest gaan om tot de natuurvrouwen te komen, tot de Uryah, de leeuwinnen in het Aramees, of de Oru in de voortijd, als beelden van de tucht. In de voortijd is dit dus de herinnering aan Nob of Noph. 4. Zomaar gedachten moeten getoetst worden aan de hogere kennis. Het gaat niet om gedachten, maar kennis, en kennis komt in structuren, in het Woord, Rebekkah, waarvan tenten en kampen in de wildernis ook een beeld zijn. 5. Dit is de tot standkoming van het Woord, door het toetsen. Het Woord bestaat uit psalm-structuren die de mens verbinden met de wilderniskennis, waarin de wilderniskennis is opgeslagen. Als de mens niet leert toetsen en meten, komt de mens nooit tot het Woord. 6. In het Hebreeuws komt het neer op het meten van de leegte (breedte) en het geduld (lengte). Rebekkah is hiervan een beeld, waar Ishmael uiteindelijk naartoe ging toen hij verstoten was en op hongertocht door de wildernis ging. 7. Dit Woord is in diepte strijdvaardig en strategisch. Delilah staat voor de grote verwarring, maar de mens moet er doorheen om tot de diepere schepping te komen, de diepere natuurpatronen. Delilah heeft dezelfde woordbetekenis als Rebekkah. Rebekkah is de oudste dochter van Bilha. 8. De mens moet tot het touw komen, richting 699 krijgen, want de mannelijke en vrouwelijke waarden waren omgewisseld, en daarom moet het Zolt tijdperk komen, voor de ware betekenissen en waarden van man en vrouw. Dit tijdperk zal beginnen met de grote verwarring. 9. Geduld is de weg is om binnen te gaan. Het Woord werd gezonden in het minderen als richtsnoer, in de honger. Zo kwam Ismael uiteindelijk tot Rebekkah, het vreemde Woord. De mens moet de hongertocht geheel volbrengen en kan dan pas tot de vrouw ingaan. Eerst moet dus de nacht vallen, als beeld van de tucht. Zonder de tucht, de besnijdenis, komt de man niet tot de vrouw. Het kan alleen in de duisternis. Het is een symbool van de mens die tot het Woord komt. Laat de mens niet denken dat de mens door een wapen op te heffen de ander kan verslaan, of intimiteit kan hebben door bij een vrouw in te gaan. Neen. Dit zijn slechts illusies, en het is slechts symboliek. Er moet aan geestelijke voorwaarden voldaan worden, en de mens moet de betekenissen begrijpen. Alleen door het kennen kan de mens ergens binnengaan, en overwinnen. 10. Het Woord is dus symbolisch. Alleen de luien en ongeestelijken, de overmoedigen, nemen het letterlijk, en komen daardoor in de problemen. Belangrijk is het dus om naar de voortijdse wortels te gaan. Er is een hiernamaals, en een hiervoormaals. 11. Het Woord beveelt om niet om te gaan met hen die alleen maar voor het huidige tijdperk leven. De mens moet dus ook een goed begrip krijgen van wat de pelgrimstocht daadwerkelijk inhoudt, want ook dat is niet letterlijk, maar geestelijk, tot deze dingen, symbolisch dus. De mens moet in de pelgrimstocht komen tot zowel het hiernamaals als het hiervoormaals. Zonder het hiervoormaals is er geen hiernamaals, want in het hiervoormaals liggen de sleutels, en daarvan is de mens afgeweken.

12. Daarom moet de mens de natuurwetten en natuurvoorwaarden kennen, en weten wat vrouwen zijn, want dit zijn dus principes en geen daadwerkelijke personen. De mens komt nergens met personen, alleen maar met principes. Personen zijn illusies. Rokkenjagers zijn dus zelfbedriegers. Daarom zal het grote Zolt komen waarin de mens niet meer zal weten wat man en vrouw is, want het zal volkomen door de war gaan, en dan zullen de godvrezenden opnieuw onderwezen worden over de diepere betekenissen van het principe man en het principe vrouw, want dit zijn elementen in de mens zelf. 13. Hier wordt dus duidelijk dat de mens niet op god moet projecteren. De mens mag niet zich achter ingebeelde goden schuiven, maar moet zelf verantwoordelijkheid dragen. Ook god is een element binnen de mens, een principe, een werkwoord, geen zelfstandig naamwoord. 14. Ook religie, gebeden, zijn dus aan allerlei tussenvoorwaarden verbonden zodat het niet afwijkt. De mens mag dus god niet voor z'n karretje spannen. De mens moet waakzaam zijn voor het grote bedrog van religie. Zodra religie letterlijk is geworden dan is het een materialistische valstrik. 15. Dit is dus de bedoeling van de god in de mensen, oftewel de kennis in de mensen. Deze geboden dienen te onderwijzen, niet zomaar 'gij zult niet dit en gij zult niet dat', maar de diepte van de dingen. De geboden dienen het kwaad te ontmaskeren. Het moet mensen tot begrip leiden. 16. Geld mag dan symbolisch een onderdeel zijn van de kennis, omdat het voor het loonsprincipe staat, maar dit is niet letterlijk en materialisch, en niet verheven boven de kennis, maar ondergeschikt. Er zijn mensen die van geld hun religie hebben gemaakt, en die religie zal ten onder gaan. De mens die voor geld kiest boven de kennis is een materialist. Zij zijn altijd bezig met letterlijk geld en 700 vergeten de symboliek. Economie moet altijd ondergeschikt zijn aan de kennis, anders is het boosaardig. Hier predikt Sefanja tegen, tegen de dienst tot mammon. 17. Geld houdt de man dik, opgeblazen, heersende over vrouwen, terwijl kennis terugleidt tot de baarmoeder, tot de wildernis, waar de natuurvrouwen geemancipeerd zijn en natuurprincipes uitbeelden. 18. De mens moet begrijpen dat het bed verbonden is aan de tucht en de besnijdenis, zoals het bed verbonden is aan de nacht, de duisternis. 19. Dit gaat over het spotkleed en over het hongeren. 20. Het zijn de kwellingen van Job besproken, de spot en de hoon die boodschappers van God moeten doorstaan, dat ze beschuldigd worden van wardromen en wanen, omdat de mens niet wil horen dat de aarde niet gemaakt is voor vermaak. 21. De aarde is gemaakt voor de kennis, voor de waarheid, en die stelt zich op tegenover valsheid, om de leugen in stukken te slaan. 22. Job moest tot de Urya komen in de wildernis, wat leeuwinnen betekent, een eigenschap van de wilde natuurvrouwen, zoals in de voortijd Nob moest komen tot de Ora, de tucht. Het is van belang te kijken waar de leeuwin voor staat. 23. De leeuwin is een belangrijke voorstelling in het toetsen, want dit gaat namelijk over het heilige verzetten. Je kunt niet zomaar jezelf laten meesleuren in de leegte. Er zijn ook bedriegelijke leegtes. Je mag je nooit zomaar overgeven. De leeuwin is de worstelaar. Je moet je dan ook weer verzetten tegen het verzetten en komen tot het diepste verzetten. Het medicijn van de leeuwin gaat dus heel diep. De leeuwin is niet zomaar een

vechter, maar een vechter met het vechten, enzovoorts, totdat de leeuwin is gekomen in het eeuwige vechten. In dit vechten is er dus een grote loslaat factor. 24. Nob werd dus niet zomaar door de Ora stam van natuurvrouwen aanvaard, en hij mocht ook niet zomaar de Ora stam aanvaarden. Testen gaat vooraf aan alles, en de tucht test eerst. De leeuwin is tegengesteld, vijandig, strijdend. De leeuwin springt niet overal zomaar in, en strijdt ook tegen zichzelf. Het is geen overmoedige strijder, want zij strijdt ook tegen het strijden. Zij houdt zich dus strak, hard en gespannen, maar dan in de diepte, want dit laat zij ook allemaal weer los. 25. Leer de leeuwin kennen, hoe het leeuwinnenmedicijn werkt, en leer de leeuwin te bereiken. De leeuwin toetst alles en neemt ook geen vals loon aan. Zij laat zich niet voortduwen op de golven van de leegte. Zij gaat er dwars tegenin. Ook de leegte moet getoetst worden. 26. Er is altijd weer een diepere leegte, en die onstaat door het verzetten. Er moet tot bloedens toe verzet worden in het toetsen. De leeuwin neemt niet zomaar geschenken aan. De leeuwin brult en houdt zich op een afstand. De leeuwin toetst allereerst zichzelf. Zij slaat alleen toe als zij niets anders kan en door de situatie wordt gedreven. Nu moet zij ingrijpen, anders sleurt het haar mee. 27. Zij verzet zich er tegen ten bloedens toe. Zij houdt niet ergens halverwege op. Zij is een doorzetter. De leeuwin zal geen overmoedige wapens gebruiken. De leeuwin verzet zich tegen ieder wapen, in een diep toetsen. De leeuwin is voorzichtig en laat zich alleen overweldigen door haar instincten als zij het niet meer tegen kan houden in het eeuwige toetsen. Zij neemt alles wat tot haar nadert, al haar gedachtes als krijgsgevangene, en onderwerpt het aan de oneindige kennis. 701 28. Nob kwam tot deze principes die hij in zichzelf moest toepassen. Dit was dus een Pniëlitische ervaring. 25. Het vleselijke Duitsland en het geestelijke Duitsland 1. De nazi's betuttelen de kinderen die nog van niets weten, alsof het allemaal heel normaal is. 2. Pioniers die een waarschuwend geluid laten horen, en de mens oproepen tot de wildernis tocht worden belachelijk gemaakt. 3. De nazi's hebben daar een hele lange etiketten reeks voor. Wie niet denkt zoals zij denken wordt ziek verklaard, eigenwijs, hoogmoedig, enzovoorts enzovoorts. 4. Zij manipuleren de grote massa's. Iedereen die de oorlogsgeschiedenis kent weet van de lange, moeizame bevrijding van Arnhem, waarvan de traagheid ervan ervoor zorgde dat het noordelijkere Nederland eerst door de hongerwinter moest. 5. Arnhem was het knelpunt. Velen moesten Arnhem verlaten en gingen naar de noordelijkere veluwe, waar ze vaak werden ondergebracht in boerderijen. 6. De oorlog is geestelijk, ondergronds. Ook nu zitten we nog in de hongerwinter. De daadwerkelijke bevrijding is nooit geweest. 7. Wie vrolijk zijn bevrijdingsfeesten en verjaardagsfeesten viert is flink verdwaasd. 8. De mens wordt bedonderd waar hij bijstaat. Het is

slechts reclame voor de nazi markt, en we weten allemaal dat feestvarkens slechts dom worden gehouden voor de slacht. 9. De oorlog is geestelijk. 10. Daarom moeten de martelaren wachten voordat hen recht wordt verschafd. Het is beter een martelaar te zijn deze dagen dan vrolijk mee te lachen met de bezetters. 11. De natuur zal haarzelf wel genezen, het tegenovergestelde van de nazi. 12. De mens is nog niet bevrijd, en daarom moet de mens de hongerwinter in. Althans zo is dat gebeurd. 13. De slag om Arnhem was één van de grootste operaties in de oorlog in Nederland tijdens de Duitse bezetting. Daarom is het van belang nu de grootste operatie te bespreken. Dit was de slag om de Schelde, in Zuid-Nederland. Hier was ook België mee gemoeid. 14. De mens moet zuidelijker gaan voor diepere bevrijding. Deze lijnen liggen door het menselijk lichaam heen, als patronen. 15. Duitsland was in de jaren 1600 tot de jaren 1800 met een natuur theologie gekomen, maar nazi Duitsland sloeg hard terug met een nazi theologie. 16. De slag om Arnhem was mislukt om Nederland te bevrijden. Nu was alles gericht op de slag om de Schelde, zuidelijker in Nederland, en in België. 17. Het ging zwaar moeizaam vanwege de vele mijnen, en vanwege regen en modder, en hardnekkige Duitse tegenstand. 18. Er werden toen oorlogsboten ingezet en er werd een brug gelegd. Over de westerschelde dieper in het eerste stuk Nederland te komen wordt soms 702 20. Ik heb deze geesten vandaag de dag nog gezien, die hysterische nazi verdedigingsaanvallen. De oorlog is nog niet voorbij. 21. Nog steeds is er een strijd om de westerschelde en de aanliggende gebieden. 22. De nazi's willen niet loslaten, maar ze zullen wel moeten, want we gaan het verdiepen. 23. Tweede D-day zal verdiept worden. Het is nog steeds gaande en nog niet klaar. De wildernis tocht is nog maar net begonnen. 24. De nazi troepen leider en zijn nazi's zullen in de zee vergaan die hen geheel zal omsluiten. Het is belangrijk contact te maken met de westerschelde. Ik heb er vele dromen over gehad in het verleden. Er is daar nog steeds een zware geestelijke strijd gaande. 25. Laten we in ons hart ook verbonden zijn met degenen die in deze strijd sneuvelden. Zij vechten nog steeds mee. Zij zullen niet stoppen voordat deze taak is volbracht. Een voorvader die ik het langst heb gekend had altijd veel oorlogsboeken in zijn kamer. 26. Hij was slachtoffer geweest van de nazi's en was in een werkkamp geplaatst. Hij had die oorlogsboeken dus niet zonder reden. Hij wist ook als geen ander dat de oorlog nog steeds doorging. De bevrijding was nog niet gekomen. 27. Het Schelde gebied was voor de Duitsers belangrijk en strategisch, omdat het ook havengebied was. Er werd ook een zeer zware strijd om Antwerpen gevoerd, waar de Duitsers hysterisch weleens de tweede D-day genoemd. 19. Er was een hysterische verdedingsaanval door de Duitsers waarbij vele geallieerden sneuvelden.

over waren, omdat het zo'n belangrijke en strategische haven was. 28. Laten we ook weer beseffen dat havengebied ook vissersgebied is, symbolisch voor de uitverkiezing, en dat is ook iets wat de nazi's maar al te graag willen verletterlijken en materialiseren. 29. De nazi uitverkiezing werkt door meeste stemmen gelden en het recht van de sterksten wat allemaal verdraaiingen zijn van het de natuur uitverkiezing, want dat werkt door hele andere wetten. 30. De mens wil niet wachten op de natuur en gaat dan de kantjes er vanaf lopen. 31. Het nazi systeem heeft alle waarden van man en vrouw omgedraaid en bezoedeld, opdat de vruchtbaarheid van de oorspronkelijke natuurvrouw vernietigd zou worden. 32. Schelde wijst terug op het voortijdse woord Zolt, wat het herstel is van de oorspronkelijke waarden van man en vrouw. 33. Deze tijd zal weer terugkomen, en is nu al in volle gang. De mens is verward over zijn identiteit en over het begrip man en vrouw. Toen het Schelde gebied eindelijk was heroverd konden er weer voorraden aangelegd worden en aangevoerd voor de bevrijding van de rest van Nederland. 34. De bevrijding is nooit geweest. De nazi's gingen gewoon vrolijk verder in andere vormen. De mens is bedrogen. 35. De bevrijding is nog nooit gekomen. Het menselijk ras is ingenomen, en ze worden tegen elkaar opgezet, allemaal voor de markt. 36. In het land der blinden is éénoog koning. 703 37. Daarom : de wildernis tocht. De mens moet leren overgaan van nazi tot natuur, en daartoe de rivier overzwemmen. 'Kom ik om, dan kom ik om.' Je wil namelijk niet als één van de nazi's bestempeld worden door het universum. 38. Mensen kunnen het vaak niet meer navertellen. Ik heb veel dromen over het voorgeslacht. We hebben onze loopgraven. De oorlog is nog in volle gang. 39. Moet je dan strijden ? Onze wapens zijn niet vleselijk in ieder geval. De vleselijke oorlog is onderdeel van de markt. 40. Ze houden zich bezig met bijzaken. Ze worden afgeleid. 41. Ze hebben een product, en willen dat jij het koopt. Zo niet, dan maken ze dat jij het koopt, en als dat ook niet lukt dan dwingen ze het, of smokkelen het. Ze hebben hiervoor allerlei slinkse manieren. 42. Het scheidt een bepaald hormoon af wat je onder hun hypnose houdt. Stel je maar eens de beet van een zwaar giftige slang voor, wat dat allemaal met je kan doen. Het kan al je hersenvibraties omvormen. 43. Ze kunnen dit verder niet onderbouwen. Ze praten voortdurend in cirkeltjes, en zo kun je zo ook herkennen. 44. Ze denken dat zolang iets materieel is dat het dan echt is. Als het tasbaar is is het echt. Dan kennen ze de bedriegelijkheden van het leven nog niet, of erger nog : ze zijn zelf zulke bedriegers. 45. Laat je daarom niet kisten door zulke drogredenaars. Het zijn wolven die je gebruiken voor hun markt-statistieken. Oh, ze doen aardig en persoonlijk naar je toe ? Dat zegt niets. Dat kan allemaal onderdeel van de reclame truuk zijn : het

schijn-persoonlijke, het schijn-aardige, om je te paaien. Ze loeren op je bloed. 46. Ze zullen je dit soort dingen niet onderwijzen, en zo kun je zo ook ontmaskeren. Ze vertellen je de waarheid niet. Ze draaien om de hete brij heen. Ze onderwijzen je niet over de dingen die er echt toe doen, en daar staan ze verder ook niet open voor. 47. Ook het mes en de messteek worden heimelijk verborgen gehouden, goed gecamoufleerd en afgedekt. Niemand mag zien dat er zich een misdaad heeft afgespeeld. 48. Nazi's zijn het, geen natuurtheologen. De mens is voor hen gewoon een afvalplaats om grof vuil te dumpen. 49. De mens heeft dus geleerdheid nodig, moet zelf een geleerde worden, anders wordt de mens door zogenaamde geleerden bedonderd, en is dan helemaal hopeloos verloren. Geleerdheid is in de lijdensgezinde taal 'arete' of 'areta', en vandaar de aretaïtische theologie, waarin theologie slechts een metaforisch model is, precies : een taal dus, een bepaalde terminologie. 50. Wees dus zelf geleerd. Laat dat niet slechts aan de anderen over, want dan wordt je bedonderd. Je moet zelf ontwaken en zelf veranderen. Een ander kan dat niet voor je doen. 51. Nee, de mensheid is nog niet van de nazi's (ongeleerdheid, valse geleerdheid) bevrijd. Alleen de geleerdheid, oftewel Areta, kan de mens van de nazi's bevrijden. Ik ontmoette Areta in mijn dromen als een natuurvrouw. Zij aapt anderen niet na, maar is geëmancipeerd, en staat voor de emancipatie van het zelf in de mens. Areta is dus een potentieel in ieder mens. Areta mag in ieder mens die daarvoor open staat ontwaken. Zo mag de mens terugkeren tot het paradijs. Dit is zoals we weten een lang en slopend gevecht. Areta komt ons niet zomaar 704 aanwaaien. Ze komt ook niet zomaar als sinterklaas op een paard bij ons op de deur kloppen. Toch klopt zij, maar wie doet open ? 52. Geleerdheid staat aan de deur, maar wie zal openen ? Als we dan open doen dan zien we slechts een weg, een lange weg, van leren, van vallen en opstaan, de wildernis tocht. 53. Ben je op zoek naar echtheid, dan duurt het lang, dan moet je het echt zoeken, ervoor strijden en werken, maar als je op zoek bent naar valsheid, dan staat het je al op te wachten om de hoek. 54. Valsheid is overal te vinden. Hoor wie klopt daar kinderen ? We kunnen toch niet verwachten dat het allemaal zo maar ons in de schoen wordt geschoven ? 26. De godenverwarring 1. Materialisten denken dat het materiele en tastbare de waarheid is. De bevrijding komt niet door het materiele maar in het geestelijke, in de diepte, anders bedrieg je jezelf. 2. De leeuw is de toetser, de onderzoeker, de kritisch denker, ook naar zichzelf. De leeuw is ook in grote worsteling met zichzelf. 3. De onbesnedene doet dat allemaal niet. De onbesnedene slikt zijn of haar gedachtes voor zoete koek, toetst niks, alleen maar aan de bezetter, de meerderheden en meer van dat soort drogredenen. 4. Daarom is de leeuw nog in groot gevecht. De mens is nog niet bevrijd. Dat is alleen voor een geestelijk mens, de eenling. Een onbesnedene kan

zichzelf afzonderen van de menigtes en denken dat hij een leeuw is, omdat hij de massa's niet meer volgt, maar als de onbesnedene nog steeds openstaat voor zijn eigen wil en zijn eigen gedachtes vertrouwt en niet doorheeft dat hij nog steeds door de massa's wordt bestuurd op veel slinksere manieren, via omwegen en bedrog, dan is hij nog steeds een onbesnedene. 5. Het materialisme kan in vele vormen komen. 6. Voor de daadwerkelijke bevrijding moeten we veel dieper gaan dus. Het probleem is veel ingewikkelder. 7. Theologie is psalmen. Ik heb er altijd de schoonheid van ingezien, de bevrijdende waarde, maar de mens heeft van theologie zoiets gruwelijks gemaakt, zo verletterlijkt, de tuin dichtgegooid, een stuk natuur verwoest. Maar ook dat kan tot psalm worden. 8. Er is een zware geestelijke oorlog gaande. De doden leven voort en strijden door. 9. De mens moet hierop vat krijgen in plaats van allemaal hun leven te verdoen met materiele dingen. Er zijn veel belangrijkere dingen gaande. 10. De bedriegelijke wegen van de menselijke uitverkiezing waren afgebroken. De mens had niets meer in te brengen, niets te willen. Het ging allemaal erom of ze aan God's voorwaarden voldeden, niet of ze aan de kerkelijke voorwaarden voldeden. 11. De uitverkiezing is dus niet letterlijk, maar natuurlijk en symbolisch voor een natuurmechanisme van overleving, anders zou alles hetzelfde blijven, niet groeien en dan afsterven. Het is dus vanuit de context van de natuur. 12. In het germanisme zou de ragnarok komen, 705 oftewel de oorlog tussen de goden en de reuzen. Hugo de Groot had al gesteld dat zelfs God bepaalde gegevens van de natuur niet zou kunnen veranderen, en wees op Aristoteles die sprak dat sommige dingen nu eenmaal zo vaststaan dat niemand daar iets aan kan doen. 13. Als dan de uitverkiezing van mens tot God is verschoven, dan moet het dus nog verder schuiven, namelijk naar de reuzen, want die beelden de grotere contexten uit. 14. Ook de goden zijn nog een product van de mensen, en daarom zou de grote godenverwarring moeten komen in het Ragnarok, oftewel de reuzen die de godenwereld zouden aanvallen, om de gebouwde bruggen tussen goden en mensen af te breken. 15. Zo zouden er dus veel hogere uitverkiezingen zijn vanuit de natuurlijke contexten. Ook in het amazonisme is dit een feit, als de terugkeer van de amazones voor dit doel, wat in principe gewoon vrouwelijke reuzen zijn, de grote natuurvrouwen, als beeld van de grotere natuurcontexten. 16. Dat is dan ook wat taal is. Het staat te dringen op de mens, en de mens weet vaak niet wat het is. Hiervan is zeeland een beeld, waar alles binnenkomt, als de mond van nederland, waar de grotere contexten, of reuzen, binnenkomen. Dat is wat taal is. 17. De mens moet het leren begrijpen. Voortdurend werken de grotere contexten op zeeland in. Zeeland vangt daarvan de signalen op. Ineens ga je dingen tussen de letters doorzien, ineens krijgen woorden een andere betekenis. 18. De reuzen, daar gaat het uiteindelijk om in het germanisme, en dan storten zowel de menselijke als de goden werelden in. Niemand kon hier voor vluchten.

19. Voor de germanen is het duidelijk : zowel de mensenwereld als de godenwereld zal instorten. Er is teveel bedrog, teveel slechtheid. Wanneer en hoe het zal gebeuren weet niemand, maar dat het zal gebeuren is een feit. Koninkrijken komen en gaan, ook die van de mensen en de goden die ze zich gemaakt hebben. Als kind had ik al dromen over de komst van de reuzen. Dan waren de muren van mijn kamer ineens heel ver weg, en ook de deur. Dan werd ik opgenomen. 20. De mens laat zich gemakkelijk bedriegen, door complimentjes, door aardigheid, door verwennerijen. Altijd zijn ze druk in de weer met geld. Altijd zijn ze materialistisch. De mensheid is behekst door geld. Altijd maar lachen, altijd maar vrolijk doen, altijd weer feest, en natuurlijk veel roddelen. Ze hebben altijd wat op de ander aan te merken, met hele oppervlakkige redenen. Het gaat altijd om dingen die er totaal niet om doen. 21. Maar de reuzen gaan komen. We zullen weten wanneer het is gebeurd wanneer het is gebeurd. Het is al gebeurd in de geschiedenis, maar de mens moet er nog toe ontwaken. 22. Het uitverkiezingssysteem zou dus uitverkiezen dat wat anders was, vreemd was, verloren. Bij de Germanen was het uitverkorene dat wat op de strijdvelden geheel aan zichzelf, aan de eigen wil, was gestorven. Zij werden opgenomen of uitverkoren door de valkyries of walkuren, oftewel de oorlogsgodinnen. Het uitverkiezingssysteem verliet dus zowel bij Calvijn als Darwin de meerderheden, om op zoek te gaan naar de minderheden, oftewel de verlorenen in de wildernis, het vreemde, het vergetene. Het boorde zich een weg onder de grond, de onderwereld in, de aarde in. De Germanen leefden met moeder aarde, oftewel ertha, h´retha, of aretha, en waren dus net als de lijdensgezinden aretaieten. Aretha is een lijdensgezind woord voor geleerdheid. 706 23. Het calvijn mysterie ging niet meer weg, zoals ook het oranje mysterie in Nederland niet meer wegging als de vertegenwoordigers ervan. Het was de wilde oranje bron van de symboliek en de abstractie. Alles zou vergeestelijkt worden in de grotere context. De reuzen zouden komen. De wilde oranje bron was de natuurbron van de reuzen die zouden komen in het ragnarok. Het was dus niet letterlijk, maar abstract. Het mysterie van de uitverkiezing trok alles tot de grotere reuzencirkels van de grotere contexten en zo diepere betekenissen. Daarom ging het niet meer weg. Daarom zeiden de predikers dat Calvijn niet uit de botten meer wegkon. 27. Het bedrog van volwassenheid 1. Doe wat je doet in het verborgene, niet voor het oog van de mensen. 2. Mensen zijn toch altijd ontevreden, en zullen toch altijd alles wat je doet omdraaien en beroddelen, enzovoorts. 3. Ze zullen over je liegen, eigenlijk tot het punt dat ze het niet eens waard zijn allemaal. Waar doe je het dan voor ? En van dat soort mensen wil je een certificaat ? 4. De mensheid is ondankbaar. Het goede zullen ze niet eren, maar het kwade eren ze volop. 5. De mensen worden willens en wetens dom gehouden. 6. Eerst is er een dood nodig naar het materialisme, anders blijf je de oplichter volgen.

7. Er is een weg die veel hoger leidt dan de dogma's van de kerk. 8. Wacht niet op de ander, maar ga zelf tot de hogere weg. 9. Zorg dat je de weg tot de wildernis vindt. De mens moet de hogere dood sterven. 10. Het medicijn is een diepere dood. 11. Zo kwam ik tot belangrijke leerregels : 12. Het gaat erom toegewijd te zijn aan de zaak. Dat is het belangrijkste. 13. Doe alles in het verborgene. Maak jezelf geen naam, ga niet voor de eer, geef niet om je status. Laat de doden de doden begraven. 14. Geef je niet over aan doelloosheid. De doellozen zijn op een dwaalspoor. 15. Alleen door grote verwarring kan er ergens gekomen worden, door niet met een overmoedig antwoord genoegen te nemen. 16. Het doel heiligt de middelen. 17. Hierop kon ik een nieuwe wereld bouwen. 18. Ik moest hierin dus de hogere dood aanvaarden naar de oude wereld. 19. Dat is dus geen zwart-wit extremisme maar een pad van ziften, herzien, nieuwe betekenissen geven. 20. Ik wilde mijn verleden afsluiten, want het wurgde me. 21. Waar is het medicijn ? Het is juist een diepere dood. Vals leven willen we niet hebben. Maar als 707 28. Over de hemelse zintuigen 1. Er zijn dus een heleboel geestelijke gaven, zoals kennis, profetie, onderscheiding, genezing, enzovoorts. Maar wat houdt dit allemaal in ? 2. Het is natuurlijk wel een interessant onderwerp voor mensen die willen loskomen van het materialisme. 3. Je kunt niet zomaar tot de gave van kennis komen. Allereerst is het niet zomaar een gave, maar iets wat je moet verdienen en leren. Maar tot de gave van kennis, wat dus een loonsgave is, kom je alleen maar door de gave van profetie, en ook dat is een loonsgave en betekent dat het van boven moet komen, zodat je niet in vleselijke, aardse, materialistische kennis terecht komt, want die is vals. we dan de diepere dood naar dat soort dingen aannemen dan mag er ook weer een dieper leven zijn. 22. Er zijn volwassen die zo 'volwassen' zijn geworden dat ze het kind totaal, maar dan ook totaal uit het oog zijn verloren. 'Oh, wat zijn we weer volwassen, oh wat zijn wij belangrijk.' Ze zijn zo 'volwassen' geworden dat ze het kind hebben gedood, het jongetje hebben opgehangen. Wie oren heeft die hore. De stem roept nog steeds in de wildernis. 23. Waar het om gaat is van het materialisme weg te komen. Het heeft wel symboliek en diepere geestelijke betekenissen, maar men maakte het te orthodox, te letterlijk, te materialistisch.

4. Om dat dan vervolgens weer goed te doen moet je tot de loonsgave van onderscheiding komen, wat je dus ook weer moet leren en wat niet zomaar in je schoot wordt geworpen, want er is zoveel bedrog. 5. Oplichters op elke hoek van de straat, dus leren, leren, leren, en eerlijk verdienen allemaal, dat is de enige weg. God spreekt tot de mensen, of het hogere spreekt tot de mensen, het hogere intellect, en dat wordt weleens profetie genoemd in de theologie. Het is een theologisch woord. Theologie is een bepaalde taal, een bepaalde terminologie. Het komt uit het land van de theologen. 6. Profetisch leven of vleselijk leven ?' Dat is de keuze waar de mensheid voor staat. Eigenlijk dus : leven vanuit de hogere kennis, of vanuit de lagere kennis. 7. Heel veel mensen nemen er genoegen mee een middelmatig schaap te blijven wanneer het aankomt op geestelijke scholing, om het maar even metaforisch te zeggen, dus ze blijven lekker gezellig 'middelbaar', hoeven niet veel na te denken, en gaan niet voor de hogere geestelijke scholing. 8. Zo bedonderen ze dan anderen. Ze begrijpen een heleboel niet van hoger opgeleiden in het geestelijke en gaan dan hun etiketten plakken. 9. Met God moeten wij niet op middelbaar niveau blijven, maar naar hoge school niveau gaan, anders worden we bedonderd. Dit heeft dus niets met aardse scholen te maken, maar met geestelijke, hogere, oftewel profetische, kennis. 10. In ieder geval moet dan alles getoetst worden. Voor de gave van onderscheiding komt heel wat kijken, anders wordt je bedonderd waar je bijstaat. Daarom is hoge school niveau geestelijke oorlogsvoering onmisbaar. Er liggen teveel gevaren op de loer. Geestelijke middelmatige schapen komen hier niet doorheen. 708 11. Of je nu op zogenaamd lager of hoger onderwijs bent ingedeeld is allemaal bedrieglijk, want het gaat om je relatie en toewijding tot God, oftewel de hogere kennis. 12. De mens moet loskomen van menselijke mind control en allerlei menselijke instanties die alles omdraaien en altijd weer de 'geschoolde' dommen een lintje geven. 13. Dat zijn getrouwe schapen voor hen, dus die worden daarvoor beloond, en die misleiden ook weer andere domme schapen. God kan dus in al die lagen van aardse scholen mensen gebruiken, juist ook in het zogenaamde lagere onderwijs, want die mensen zijn vaak niet aangetast door het systeem. 14. Maar als je geestelijk gezien, dus in je relatie met God, bij het lagere onderwijs blijft hangen, of het middelbare onderwijs, als een geestelijk middelmatig schaap, dan pas heb je echt een probleem. Je moet namelijk hogerop komen met God, anders wordt je bedonderd, en bedonder je ook weer anderen, enzovoorts. Die kettingreacties van geestelijke middelmatige schapen blijven maar doorgaan, en ze worden gefokt, dus ze hokken ook weer door. 15. Maar goed, als je dan de gave van onderscheiding wil hanteren om te komen tot ware profetie, dan heb je dus een grote dosis voorzichtigheid nodig, wat in de theologische taal ook wel 'de heilige vreze' wordt genoemd, en 'de heilige depressie', zodat je eerst mindert, en geen overhaaste beslissingen neemt. 16. De mens heeft dus niet zomaar een uitstorting nodig van 'het heilige geestelijke', maar zoals in het verhaal van het opgehangen jongetje : de heilige dood, dood naar de onkunde, het materialisme, het bedrog, en dan kan de mens verder.

17. De mens moet dus eerst aan zichzelf sterven, zoals het jongetje. Dat is de basis voor iedere verdere geestelijke gave. 18. Hoe gaat dat dan verder in het verhaal van het opgehangen jongetje ? 19. Het jongetje heeft de heilige dood ontmoet, en wordt dan met haar meegenomen tot de eerste gave, en dat is de gave van de grens-gevoeligheid. De mens gaat telkens over de grenzen heen, omdat de mens die grenzen niet kent, niet ziet. De mens is blind. De mens voelt de grenzen niet, omdat de mens zwaar dronken is. Daarom moet de mens eerst gevoelig worden voor de grenzen. De mens mag om deze gave bidden, en deze gave leren. Hoe gevoeliger je wordt voor de grenzen, wat op allerlei gebied kan zijn, hoe meer de grenzen onder stroom komen te staan, dus als je dan te dicht bij zo'n grens in de buurt komt, dan wordt je door een bepaalde voltage weggestoten. Als de mens die gave ontwikkelt, dan komt de mens tot de tweede gave, de gave van de gevoeligheid voor ingewikkeldheden, waarin de mens dus overzichten krijgt, als landkaarten, en waarin kennis opgeslagen kan worden. Eerst moet de mens de grenzen leren, en dan is het veilig genoeg om tot de hogere ingewikkeldheden te komen, en daar gevoelig voor te worden. 20. Doordat het jongetje de grenzen leerde ontstond dit pad er, en zo wordt de mens dus over dat pad, wat ontstaat binnen de grenzen, veilig geleid door het leven. De mens moet weer kind worden en komen tot de leerregels. Grens-gevoeligheid is een belangrijk zintuig en fundamenteel om van het leven het beste te maken. Pas dan is de mens dus veilig genoeg om zich te wagen aan de hogere ingewikkeldheden, en zal de mens gevoeligheid hiertoe ontwikkelen, het belangrijke tweede zintuig, de tweede gave. Hierin kan zich dan doelgevoeligheid ontwikkelen, zodat de mens meer en meer de doelen onder ogen kan komen om daar op 709 gericht te zijn, het derde zintuig of derde gave. Zo onstaat hierdoor een vierde zintuig : volgordegevoeligheid, zodat de mens niet meer voortdurend de volgordes van het leven omdraait, en zo niet meer bedrogen wordt. 21. Er zijn dus vier zintuigen, vier gaven : grensgevoeligheid, ingewikkeldheids-gevoeligheid, doelgevoeligheid, en volgorde-gevoeligheid. 22. Waarom is dit zo belangrijk ? Alles is omgedraaid, en de mens is niet gevoelig voor de volgordes en de voorwaardes, allemaal vanwege hun materialisme en eerzucht, hun verkoopzucht. En dat komt omdat het fokkerijen zijn. De schapen vallen voortdurend ten prooi aan de wolven. Daar leven ze van. Ze zijn niet strategisch. Ze gooien alles door elkaar, zoals wanneer hun kinderen door de vijand worden afgemaakt vallen ze de vijand niet aan, maar gaan de vijand bij voorbaat al lopen vergeven, en dan staan ze erbij en kijken ze ernaar, als lafaarden en verraders. Ze weten niet eens wat vergeving is, laat staan geestelijke oorlogsvoering. 23. Als je kinderen voor je ogen gemarteld worden dan is vergeving van de vijand wel het laatste wat je als ware ouder zou doen. En dan hebben ze jarenlang de geestelijke gaven lopen afwijzen en het bestaan van boze geesten en territoriale geesten. Nooit nemen ze hun kinderen serieus. Nooit. Ze staan aan de kant van de vijand. 24. 'Gegroet,' moet je dan zeggen tot zulke kerken, en rennen zo hard je kan, en zo lang je kan. Anders ga je eraan. Dat heb ik moeten doen. Pinksteren redde mijn leven, en ik kwam toen in de charismatische beweging. Niet alles is daar koek en ei, maar voor toen was het mijn redding. 25. We mogen het kind niet met het badwater weggooien, maar we mogen ook zeker niet door valse, overmoedige 'vergeving' de vijand vrij spel geven om onze kinderen uit te moorden. Dat zijn

allemaal luie smoezen om geen geestelijke oorlogsvoering te hoeven voeren. 26. Vandaar dat het belangrijk is de geestelijke gaven te ontvangen en te ontwikkelen, als wapen hiertegen. Er zitten teveel boosaardige geesten in de lucht. En wie gooit nu zomaar wijd de deur open en laat alle boosaardige geesten binnen, alle inbrekers en laat ze iedereen uitmoorden, om dan te zeggen : 'En ik vergeef jullie allemaal.' Wie doet dat ? De mensen die dat zeggen slapen trouwens wel met een honkbalknuppel naast hun bed, 'voor als er inbrekers komen.' Dus als het om henzelf en hun huisje gaat, dan vergeven ze ineens niet meer zo snel. Wat een huichelaars. Ik weet dat we met nazi's te maken hebben en met verraders, en dan is het beste wat je kunt doen je kinderen al vroeg waarschuwen. Ken je grenzen. 27. De mensen moeten de voorwaarden voor alles weer leren kennen, en hun eigen stomme bureacratie overboord gooien. Het gaat om de hemelse voorwaarden, niet de aardse voorwaarden. Daarom mag de mens voorwaarden-gevoeligheid ontwikkelen. Dit komt ook weer tegemoet aan de grenzen-gevoeligheid, want het laat zien waarom er grenzen zijn. Uiteindelijk komt de mens dan tot de reden-gevoeligheid, zodat de mens het hoe en waarom begrijpt. 28. Hierin zijn teveel afleiders en uitdovers, en daarom moet de mens als basis de heilige dood blijven sterven, en moet de heilige dood op dit pad de gids blijven, zoals ook het opgehangen jongetje deze vrouw als zijn gids had, als symbolische voorstelling daarvan. 29. Hij ging dieper en dieper in de grottenstelsels onder de grond, om te zoeken naar geheimen. De heilige dood leidde hem. 30. De luie, vraatzuchtige mens denkt heel makkelijk over de gnosis, over de kennis. Hij wil 710 alsmaar meer kennis, zonder deze kennis daadwerkelijk te beveiligen. Hij wil dus ook het pakpapier om de kennis niet, en verdere beveiligingsdozen. Hij wil niet puzzelen, maar het kant-en-klaar hebben, recht voor z'n raap. Dikke boeken houdt hij daarom niet van. Het moet kort en simpel blijven. Verhalen houdt hij ook niet van, want dat is volgens hem niet to-the-point. 31. De mens moet eindeloos variëren met bestaande kennis om het uit te werken, te verdiepen, te beschermen, opdat de mens verder kan. Alle bestaande kennis moet daarom wel gewikkeld worden in verhalen, omhuld worden, anders gaan de parasieten de blote kennis aanvreten. De mens moet weer zorgdragen voor de kennis, zoals bijen dat doen in hun korven met dat wat ze van de bloemen hebben genomen. Het wordt uitvoerig bewerkt, uitvoerig gevarieerd. Daarom is variatiegevoeligheid zo'n belangrijk zintuig. Er moeten dus een heleboel vormen komen van hetzelfde. 32. Ongevarieerdheid is een zwakheid. De mens moet leren variëren, ook in hetzelfde, en daarom is herhaling belangrijk, telkens net op een andere manier. Zo komt de mens los. Zo wordt de mens en de kennis beveiligd. Telkens komen er laagjes overheen. Is de mens open voor deze natuur laagjes ? De mens moet werken met de kennis : spinnen en weven, zoals de hommels en de bijen, ijverig zijn als mieren. De mens kan dus veel leren van de insecten wereld. De mens is ingedut en wil alles vlak houden, alles simpel. Lekker makkelijk. Maar dit kost de mens z'n kop. De mens wordt zo makkelijke prooi. Ik heb veel mensen in de gnosis zo zien indutten. Er liggen allerlei gevaren op het pad van de gnosis, van de hogere kennis, allerlei mijnen. Daarom blijf ik hierover prediken en onderwijzen. Er zijn mensen die na een paar jaartjes gnosis wel vinden dat ze genoeg gestreden hebben, en maken zichzelf dan wijs dat de boosaardige geesten nu wel verslagen zijn zo'n beetje.

33. Ze zijn vervroegd met pensioen gegaan. Ze leren niet meer bij, terwijl de vijand rustig doorgaat. Als je je neerlegt bij het zijn van een geestelijk middelmatig schaap, dan heb je gewoon de oorlog al verloren. Dan ben je ingenomen en dan wordt je voor de gek gehouden voor de rest van je leven. Het bourgondische leven trekt de mensen. Lekker feestvieren. Lekker makkelijk. Lekker dom blijven, niet meer doorstuderen. 'We hebben nu wel genoeg gestudeerd.' Maar je bent nooit te geleerd om verder te leren. Overal stoppen mensen om je heen met leren om er een marktje van te maken. Laat je er niet door bedriegen. 34. Leren variëren, zodat het materiaal veilig is. Leren beveiligen, leren omhullen, zodat het overlevingskansen heeft. Als je een stuk kennis hebt gevonden moet je er wat voor doen. Dan begint de oorlog pas, want dan zullen de parasieten het aan gaan vallen, in al hun slinksigheid. Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle. Ga creatief om met de kennis. Herhaal het over en weer en giet het in allerlei vormen, op allerlei manieren, zodat het tot een leger wordt, en de kern beveiligd is. Laat het niet open en bloot liggen. Ga er niet eenzijdig mee om. Bouw er een kast omheen, een verhaal, een doolhof waar de parasieten het niet zomaar kunnen weggrijpen. Blijf het omcirkelen, blijf het uitbroeden, blijf het verwarmen en koesteren. In de variatie mag de mens dus niet indutten, maar moet de mens komen tot de eeuwige variatie. Uiteindelijk moest het jongetje dat ontvangen na de eeuwige dood te hebben ontvangen. 35. Variatie is de manier om los te breken, eindeloze variatie. Neem niets zomaar eenzijdig wat op je afkomt. Varieer het eindeloos, en breek los van de opsluitende, dogmatische, orthodoxe parasieten. Ze willen je fokken, en dat kan alleen maar door je eenzijdig te houden, oncreatief, ongevarieerd. Denk aan de bloemen die alles warmbloedig omcirkelen, die alle natuurdraden weven en spinnen, blijven omhullen totdat het beste eruit voortkomt, een trap 711 naar een nieuwe verdieping, en dan doen ze hetzelfde. Ze stoppen nooit. Ze gaan eindeloos door. De mens rafelt alles af. De mens wil alles snel-snel, kant en klaar. Ze kennen het bloemenleven niet, en het leven van de bijen en de hommels niet. Het zijn grauwe, fletse figuren geworden. Altijd kibbelen ze, maar ze werken nergens voor. Ze willen alles direct op tafel hebben, en hebben altijd alles op anderen aan te merken, alleen maar over oppervlakkigheden. Ze leven in het vlees, niet in variatie. 36. Een kerk die zo parallel loopt aan wereldse praktijken, een kerk met kunststoffen in plaats van het kruid der wildernis. Hoe zou God daarover denken ? Het kruid komt met de doorn en de angel, terwijl de kerk een chemisch goedje voor de binnenstromende massa heeft. Velen zijn bang voor de wildernis, bang voor de lijdensgezinde God. Gods noodkreten en lijdenskreten zijn onverdragelijk, en ook de strijdkreten en wee-kreten van de hemelse wilden. 37. Een kerk met dienaren als politieke ministers, met stropdassen zo duur mogelijk, om als dood en goed gestropt te zijn tegen de noodkreet van hongerend Afrika. God hongert niet, want de chemische kerk heeft voedsel genoeg. Dure kleding als harnassen tegen de geur van de wildernis en het kruis. Een kerk met hoge kronen en hoge tronen, want God regeert immers. Met het avondmaal is de wijn zwart geworden, het brood verkleurd. Als de verboden appelen ligt het daar, een chemisch mengsel. De boom des levens verbannen naar de wildernis. 38. Een kerk met zoveel kleuren, maar de kleur van de tucht en de besnijdenis kennen ze niet, een chemisch middeltje smeren zij op de hoofden van hun patienten. Even lijken de patienten op te fleuren, de kerk heeft hen gered, met dure woorden, maar dan storten zij al gauw neer, of klimmen hoog op om samen met de hoge heren feest te vieren. Er is feest in de stad, en er is feest in de kerk, niemand

zal de roep van de wildernis nog horen. Maak lawaai, gebruik veel kleur, beweeg de vlaggen. 39. Diep in de wildernis bloeit een bloem, met de bloesem van verloren dromen. Maar zij van de kunstmatige kerk zijn te ver weg, hun ogen gesloten. 40. Je mag niet leven, je mag niet denken, je mag niet studeren. Je mag helemaal niets in die vuile familie kerken. Het enige wat je mag is zoals hen zijn. Zo niet, dan krijg je een etiket op. Dat beslissen zij, de laag opgeleide, labiele types, verstrooide warhoofden, die alles maar dan ook alles uit roddelblaadjes halen, en blindelings dronken marktkooplui volgen over de ruggen van hun kinderen heen. 41. Pap er niet mee aan want het springt zo op je. Het zijn parasieten die in de mens willen huizen, nestjes willen bouwen in hun hoofden. Je wordt totaal gebrainwashed. Ze hebben allerlei smerige taktieken hiervoor. Slijmen en aardig doen om hun doel te bereiken is hen niet vreemd. Maar als ze konden zouden ze de botten van je lijf afvreten. Ze kunnen een bepaalde streep niet over en ze worden in de gaten gehouden. Tot hier en niet verder. Het zijn beesten aan de ketting. Kom niet te dichtbij. Het zijn verbale messentrekkers. Door veel slijmen weten ze hun cultussen echt wel groter te maken en mensen dom te houden. Ze kunnen niet tegen creativiteit, ze kunnen niet tegen intelligentie. Alles moet volgens hun laag opgeleide, kortzichtige boekjes gaan. Als ze iets niet begrijpen dan is direct grote paniek, en halen ze hun etikettendoos erbij om mensen als zwarte schapen te brandmerken. Zijzelf zijn het hogere ras. The end. 42. Je kan een kind uit zo'n kerk halen, maar hoe haal je de kerk uit een kind ? Het is een levenslang trauma, als een eeuwige wond. Het moet genoemd worden. De opgesloten mens die om hulp roept moet weten dat er voor hem of haar gestreden 712 wordt. Daarom blijf ik het noemen. De strijd gaat door. Voor nu hebben we de wonden nog, om verbonden te blijven aan hen die nog vast zitten. Deze wonden zijn onze zintuigen en zelfs onze wapens. Ook herkennen we elkaar aan onze wonden. 43. De Egyptenaren varieerden al. Ze schreven hun teksten van links naar rechts, van rechts naar links, van beneden naar boven en van boven naar beneden, en op vele verschillende manieren, wat een manier was van zowel beveiliging als opslag. Tegenwoordig raakt men helemaal in paniek als iemand een schrijffoutje maakt. Dat is toch wel het einde van de wereld, terwijl het eigenlijk levensbelangrijk was, voor de variatie, om hen te redden. 44. Als je niet meer kunt varieren, en je durft nooit een schrijffoutje te maken, dan ben je dus eigenlijk al dood. Dan hebben ze je al. Het systeem moet gebroken worden. Ze willen de mens eenzijdig houden door de papieren paus uit te hangen. Durf je tong uit te steken. 45. Beschrijf je kennis op vele manieren, in verschillende lagen van symboliek en in verschillende talen, in grote gevarieerdheid, opdat het zal overleven. Eenzijdigheid en kortafheid is een kou die het vruchtje zal doden. Daarom zijn religies, verschillende religies, belangrijk, om verschillende lagen van symboliek te creeeren voor beveiliging en vruchtbaarheid. Daarom gaat de christen die zich boven de islamiet waant het ravijn tegemoet. Als de christen in Arabië zou zijn geboren dan zou de christen islamiet zijn geweest. Laat geboorte dus niet bepalen wat je bent, maar varieer. Werk de kennis uit in vele lagen en talen. Zo kan de kennis opgevoed worden en overleven. Eenzijdige kennis zal sterven. Parasieten zullen het vinden en doorboren en verteren. Wees een goede broedster. Verlaat het nest niet voortijdig om ergens anders

nieuwe eieren te maken terwijl je nog niet eens je eerdere eieren hebt uitgebroed. Wie het kleine niet eert is het grote niet weert. 46. De mens is niet daadwerkelijk warm en amoureus, maar koud en onverschillig. Hebberig. Ze willen alles weten, nieuwsgierig als ze zijn, maar ze achten het van geen waarde. Ze lezen het als de krant en donderen het weer weg. Ze koesteren geen boeken, geen kennis. Het zijn slechts opgezette vogeltjes. Ze hebben het helemaal laten bevriezen, laten verstenen. Ze hebben er met de schoen naartoe gegooid. Ze hebben God in een te nauwe doos gedrukt. De mensheid is een bizarre karikatuur. Als je er te lang over nadenkt ga je eraan. Daarom : varieer. Leer symboliek te gebruiken, zeg het met andere woorden, benoem het in andere verhalen, in andere terminologieën, zodat er deuren geopend worden. Er zijn andere werelden dan dezen, maar de zintuigen van de mens moeten er open voor gaan. De mens moet er gevoelig voor worden, maar eerst is dan de gevoeligheid voor variatie belangrijk. 47. Om je heen klot alles samen en wordt ongelovelijk koud. Ga daarom naar binnen tot de warmte van variatie. Verwacht het niet van mensen. Mensen kunnen zo ineens verkillen en alles gaan afrafelen, zodat ze niet eens meer zien wie je echt bent. Ze trekken je omhoog op hun lange torens, maar als je er dan bijna bent laten ze je vallen. Het is een truuk. Verwacht het niet van mensen. Ze kunnen heel lang met je meegaan, en dan ineens is het afgelopen omdat ze te lui zijn om je te begrijpen. Altijd loop je weer op eieren. Ze zijn te lui om navraag te doen of je om uitleg te vragen, en dan zelf hun verhalen over je verzinnen en toeteren alles door. En mensen zijn goedgelovig. Als ze zonder enig bewijs geloven wat hun ouders hen met de paplepel hebben ingegoten, zelfs op late leeftijd, dan zullen ze ook datgene geloven wat anderen over jou vertellen. 48. Variatie is adem. Variatie is leven. 713 49. Het Hebreeuws bestond oorspronkelijk alleen uit medeklinkers, en de klinkers zijn er later bijverzonnen, dus vandaar dat de klinkers net zo goed anders kunnen zijn, en wat soms gewoonweg ook veel meer duidelijkheid geeft. Er was altijd al verschil vanwege verschillende dialecten en transliteraties. Als we het hebben over Sarah of Suri en Abraham, dan komen we ook bij Egypte uit, en bij de voortijd. En dat moet ook wel, want Egyptisch is de moedertaal van het Hebreeuws. Veel Hebreeuwse oorsprongen liggen in Egypte verborgen. Sa-rah is de gids (sa) van Ra door de onderwereld. In de voortijdse theologie gaf Suri een besmeurde, met bloed bevlekte lendendoek aan Abraham om zijn naaktheid mee te bedekken. De mens kan volle openbaring niet aan, en daarom is er het met bloed bevlekte voorhangsel. 50. Hosea komt van het Hebreeuwse woord os, sterkte, alertheid, s, wat ook weer terugwijst op de sa gids van Ra in de dodenwereld, dus ook op sarah, op Suri. De godin Suri is dus verscholen achter het boek H-os-ea wat haar voorhangsel is. Calvijn noemt Hosea een voorbeeld van geduld. Soms kunnen we van de vrouwelijke Hosea, oftewel sa, sa-rah, Suri uitgaan, en soms van de mannelijke Hosea. Calvijn stelt in zijn commentaar op het boek Hosea dat Hosea het volk met de toekomstige wraak had gedreigd, want Israel was zichzelf te buiten gegaan aan rijkdom en macht, onder Jerobeam. Voorspoed had het land totaal dronken gemaakt, en daarom trad Hosea er tegen op. Het volk werd door God verworpen. De boog van Israel zou verbroken worden. 51. De voortijdse godin Suri bestaat uit de voortijdse letters S, de Aso, de proza, een vrouw met een kind aan haar borst in de rivier, en R, de Oru, de tucht, een breedheupige natuurvrouw. Deze letters afzonderlijk zijn ook godinnen, natuurvrouwen, natuurprincipes.

52. Calvijn stelt terecht dat Juda de machteloze was, hebbende anderhalve stam, in zijn commentaar op het boek Hosea. Ze waren geplunderd door Israel. Er was zwaar onheil gekomen, en daarom waren ze verzwakt. Juda was tot grote armoede gebracht, tot honger, waarvan Juda ook een beeld is : de honger. Israel minachtte Juda. Juda was niet groot in aantal en niet sterk. Daarom zou God zich over Juda ontfermen. 53. Calvijn spreekt dan over dat de Heere het volk zal ontbloten als een grote ontmaskering. Dit is dus weer iets wat Suri doet. De Heere zal hun feesten doen ophouden, en ze zullen niet door drogredenen de kastijding kunnen tegenhouden. Ze zullen niet van de Heere kunnen ontsnappen, stelt Calvijn, sprekende over het tweede hoofdstuk van Hosea. Calvijn stelt dat zij zo tot de honger werden geleid. Hierdoor zullen ook de akkers tot wildernissen worden. Calvijn stelt dat in de wildernissen een honger heerst die leidt tot een duizenderlei dood, en dat was wat het volk nodig had : een diepere dood, maar in het dal van Achor zal er vruchtbaarheid zijn. Calvijn stelt zoals Hosea dat de verlossing niet door wapens, strijd en ruiters komt, dus mensen zouden in hun dwaasheid tevergeefs op eigen kracht vertrouwen, maar dat God zelf zou verlossen, dus eigenlijk als iets moederlijks. 54. Wil je dus tot god komen : blijf dan binnen de grenzen, wees grensgevoelig. God is dus een metaforische voorstelling van de grenzen. God betekent dus grens, of grenzen. Kunnen wij daarmee leven ? Dan hebben wij god daadwerkelijk gevonden. 1. Jozua heette eerst Hosea, maar Mozes noemde hem later Jozua. Het heeft in de voortijd de asogodin als wortel. Aso is de naam van de voortijdse letter S. Zoals Jozua het volk leidde, leidde de godin of natuurvrouw Aso ook het volk, wat in Egypte tot sa werd, de gids van Ra door de onderwereld. Calvijn stelt dat Jozua de overwinning niet kreeg door eigen kracht, niet door de boog, want dan zou de mens al snel door hoogmoed worden verblind. Het kwam van boven, zoals de psalmen ook stellen, en deze verhalen moeten allemaal symbolisch genomen worden, omdat het over de geestelijke strijd gaat. 29. Over de oude profeten en filosofen 714 2. We doen het dus niet door het vleselijke, maar door het geestelijke. Niet door het lagere, maar door het hogere. Het is iets moederlijks. Het leidt terug tot de voortijdse bronnen van de natuur. De stad kan het niet doen, maar de natuur. Calvijn noemt in het commentaar op het boek Jozua de eigen wil en de verkeerde omgang waardoor de mens besmet wordt het vleselijke. Calvijn stelt terecht dat sterkte oprechte ijver betekent, en een volhardende gehoorzaamheid aan het hogere. Als we dit niet hebben, dan kunnen we niks van God afdwingen. En deze gehoorzaamheid betekent volgens Calvijn niet afwijken ter rechterhand, en ook niet ter linkerhand, dus de grenzen in achtnemen, zoals dat ook in Jozua wordt gesteld. Dit is dus volgens Calvijn niet voor huichelaars en lichtvaardigen. Het gaat dus om de gave van grens-gevoeligheid ontwikkelen, anders werk je voor niks, buiten de grenzen. De ijver moet dus gericht zijn, in het geestelijke, niet dat je als een materialist als een dwaas heen en weer gaat rennen. Er moet contact komen met het diepere geestelijke, waar de mens zich op mag richten, op de binnenwereld. Calvijn stelt dat de ijver altijd gematigd moet worden door niet hardnekkig aan te dringen en door niet te blijven bij vooroordelen. De mens moet voor rede vatbaar zijn. 3. Calvijn stelt dat de geest van huichelarij

overmoedig is en leeft in vooroordelen terwijl het vasthoudt aan de eigen wil. Dit noemt Calvijn de vrije teugel van lichtzinnigheid. Calvijn stelt dan dat de ware God hoger is dan alle valse afgoden die de mens heeft gemaakt. We kunnen stellen dat hen die niet waarlijk aan hun eigen wil sterven en niet worden wedergeboren in de hogere, hemelse rede, telkens weer voor zulke afgoden vallen. En deze afgoden zijn zeer bedrieglijk en zeer heimelijk. Wanneer gaat de mens beseffen dat de kunstmatige realiteit om hem heen bedrog is ? Wanneer gaat de mens ontwaken ? 4. Als we kijken naar de voortijdse godin Aso, de wortel van Jozua en Sa in Egypte die Ra leidde door de onderwereld, dan is zij niet slechts een gids die de mens door de wildernis leidt, maar ook de opvoedster van de mens. 5. Het boek Jozua gaat symbolisch over de strijd tegen de boze machten. De mens moest terugroven wat van hen geroofd was, en zo werden er weer grenzen gesteld en werd het land verdeeld. De mens moest in de voortijd in de wildernis heropvoed worden door Aso, en zij leidde tot de grenzen, tot grens-gevoeligheid, net zoals Jozua, waarvan zij de voortijdse wortel is. De mens heeft een moeder nodig, als een gids en opvoedster in de wildernis, om tot het beloofde land te komen. Die moeder is slechts een metafoor van een principe, wat diep in ieder mens ligt. 6. In een droom had ik een gevecht met Afhole, een arend. Dit was meer een koude oorlog dan een gevecht, want ik mocht hem niet zomaar aanvallen. In deze koude oorlog kwam S-Eva, Aso-Eva, mij tegemoet. Eva is de wording, dus dan betekent het de zelf-opvoeding. Wees voor jezelf een moeder. Zorg voor jezelf. 7. Calvijn stelt in zijn commentaar op Ezechiel 20 dat de goddelozen verschillende wijzen van geloof hebben, maar dat ze geen rekening houden met God. 715 De mens kan God niet aanbidden buiten de leer van God om, oftewel het onderwijs, de kennis. De mens moet God dus leren kennen en niet bazelen over geloven. Calvijn strijdt op vele punten tegen geloof. Het moet van boven komen, niet door het vleselijke. Ook als de mens offert vanuit het vlees worden de offers afgewezen. Natuurlijk is dat symbolisch. Het menselijke mag geen inmeng hebben. Het moet van boven komen. 8. Calvijn noemt het vleselijke offeren ijdele verbeelding, die herkend kan worden aan halfhartigheid. Halve offers en halve aanbidding worden afgewezen. Aanbidding is iets metaforisch. De ware aanbidding is de gehoorzaamheid aan de hogere kennis. Hoe bedrieglijk is het als je zomaar een ander wezen letterlijk gaat aanbidden, terwijl je niet de hogere principes hanteert, want dan is het slechts luie projectie. Dat is wat de lofprijs van de mens vaak waard is. Deze lofprijs is van het vlees. De mens moet allereerst tot stilte komen en leren luisteren. De mens moet dus eerst de ballingschap tot de kennis ingaan, waarvan Juda een beeld is, zoals Calvijn stelt dat Juda een plaats van ballingschap is. En Juda is een beeld van het natuur spasme, het niet leven vanuit het directe van de eigen wil en controle, maar vanuit de natuur controle. Zo moet de mens dus ook komen tot het natuurspasme van de hersenen. Calvijn stelde dat de kracht van boven alleen kon komen als de gevangenschap bitter zou zijn. Ik moet dan ook denken aan Job die niet de geest moest ontvangen, maar de bitterheid van de ziel. 9. Calvijn stelt dat Ezechiel gekomen was om bijgeloof te bestrijden wat van geslacht tot geslacht werd overgeleverd. 10. Jeremia werd volgens Calvijn opgesteld om vijfendertig jaren lang te roepen tot een volk van doven en krankzinnigen, en wat een grote tucht was, en toen werd Ezechiel als zijn opvolger aangesteld, in de Babylonische ballingschap. Calvijn stelt dat

Ezechiel net als Jeremia was uitgezonden tot een bijgelovig volk wat besmet was met hebzucht en een hang naar luxe. Het was een verdorven volk. Calvijn stelt terecht dat Jeremia en Ezechiel tot het hardnekkige volk moesten blijven dreigen, maar dat alle dreigementen ijdel zijn als er geen uitzicht en inzicht wordt geboden. Het dreigen moet doel hebben, en mag alleen toegepast worden in de context van onderwijs. 11. Ik had een droom over de stenen van Calvijn. In die stenen waren werelden. Het waren bruine stenen, grote stenen, in een onderaards grottengebied. Hier woonden de voortijdse natuurvolkeren. 12. De rovers die dit gebied waren binnengetrokken moesten weer vertrekken. Het ging om stenen die prisma’s waren, natuurprisma’s, bruin in allerlei tinten, ook gelig hier en daar, maar altijd in een bruine context, als natuurkleur. 13. In zijn commentaar op Jesaja 66 stelt Calvijn dat de mens is ingenomen en opgeblazen door ijdel vertrouwen en zelfvleierij. Ze hebben god vervangen door een afgod. 14. Het gaat dus om waar God en mens elkaar kruizen. God is slechts een principe. Het is dus niet zomaar een geschenk, of iets wat je kunt roven. God en mens zijn dus in de mens zelf, als onderdelen van de mens, waarin de mens de blaaspijp is. 15. De blaaspijp moet geopend zijn. Dat hangt dus van de mens af, anders is het slechts dwang, en dan is het niet meer echt. Zo kan de mens dus geadopteerd worden. Slechte mannen misbruiken de gaven van God voor luxe en onmatigheid, en bederven hen, voor zover in hun macht ligt, door onwaardige vervuiling. Daarom moet worden afgeleid dat we niet echt tot de Heer kunnen worden bekeerd zonder al onze vermogens aan te bieden; want deze zijn 'geestelijke offers', die God eist en 716 die niet kunnen worden geweigerd, als uw hart oprecht en aan de Heer wordt toegewijd. 16. De kennis komt niet om te redden maar om te roven. Er valt niets te redden. 17. Calvijn stelt dat als mensen zich tegen de toorn van God verzetten die toorn alleen maar meer opgewekt wordt. Calvijn noemt het verzet tegen God's toorn ijdel zelfbedrog. 18. In zijn commentaar op Mattheus 1 stelt Calvijn dat alleen de besnijdenis tot het beloofde land leidt. De mens moet dus worden tot een dienstknecht van de besnijdenis, waarvan Jezus een beeld was. Calvijn stelt dat dit door de afscheiding gaat. 19. Het gaat hier om een werker, een harde werker, maar om die harde werker te worden moet de mens eerst de leegte in, zodat hij geen werker wordt naar het vlees, maar een geestelijke werker. De mens moet dus ook de gedaante van de werker aannemen door de leegte. En deze werker komt niet om geloofd en geprezen te worden, maar om een smaad te zijn en veracht, stelt Calvijn, om uiteindelijk de vervloekte dood te ondergaan. De werker is dus de vervloekte, de verdoemde, niet de goddeloze die hoog en droog in zijn gouden woninkje staat te pronken en zegt : 'Wat heb ik het toch allemaal fijn voor elkaar,' en vervolgens neerkijkt op hen die zwaar zwoegen buiten in het vuil. De werker moet wel in het vuil werken, want daar is veel werk te doen en daar ligt zoveel verborgen. 20. Calvijn stelt dat de komst van de werker niet direct aan een groot aantal mensen verkondigd mocht worden, maar het moest grotendeels geheim en verborgen blijven. Het was alleen voor de waardigen. De paarlen mochten niet voor de zwijnen geworpen worden. De werker mag ook niet pronken met zijn komst. Het gaat erom in het duistere en verborgene te werken, niet voor het oog van de mens. De werker werkt voor een hoger loon

dan dat van de mensen. Calvijn stelt dus ook dat dit een grote beproeving is. 21. We mogen hierin ook dat grote visioen zien, aan het begin van Mattheus, waar een amazone staat aan de hemelpoorten om de besneden mens binnen te roepen. Deze mens is een werker, niet naar het vleselijke, maar naar het geestelijke, in het verborgene. De hemel is een verborgen plaats van grote duisternissen waarin er gewerkt moet worden. Dat kan alleen vanuit de leegte, vanuit de honger. Daarom roept de amazone op tot het hongeren, om binnen de grenzen te blijven. Er is dus een groot verschil tussen de besneden werker en de onbesneden werker. Calvijn stelt dat adoptie plaatsvindt op de basis van de besneden werker. 22. Dat de werker voortkwam uit een maagd is een symbool van de adoptie. Calvijn stelt heel terecht dat we niet helemaal moeten opgaan in de dankbaarheid naar dit voorbeeld van de werker toe, alhoewel het belangrijk is ons te richten op de hogere, geestelijke werker, maar tegelijkertijd zijn we ook geroepen deze werker zelf te zijn door de vrucht te verzamelen en te ontvangen. Deze werker zou zich onderwerpen aan het visnet, zich laten onderwijzen door de tucht van het visnet, om zo niet overmoedig naar de wapens te grijpen en anderen te onderdrukken vanwege zijn eigen tuchteloosheid en leerafkeer. 23. De mens moest zich baseren op onderzoek en niet zomaar wat de massa's zeggen of wat men altijd heeft gezegd. Meerderheden willen de mens onderwerpen aan de macht van de massa's, niet aan het hogere, zoals Plato ook al stelde dat er wijzen opgesteld moesten worden die zouden zorgen dat de dwazen niet door meerderheidstruukjes de samenleving kapot zouden maken door hun dwaasheid. Natuurlijk kan dat helemaal uit de hand lopen, want wie bepaalt wat wijsheid is en dwaasheid. Altijd liggen er gevaren op de loer, dus moet de mens zich richten op het hogere, binnenin. 717 24. Dan kom je uit bij de natuurrede, de heerschappij van de natuurrede, en alleen weinigen komen daartoe, de eenling. De enige heerschappij is die van natuurkennis. De eenling moet hiertoe ontwaken om zo de natuurkennis door alles heen te zien, en het juiste pad te volgen, in geestelijke oorlogsvoering. 25. Een mens moet niet denken dat hij letterlijk de wereld kan besturen. Dan zou de mens gek worden. Het is de illusie van macht en controle. Het gaat om de natuurkennis, en in die zin gaat het dus niet om heersen, maar om kennis. Geen macht, maar kennis. Macht is een valstrik voor de dwazen. Er moet kennis komen over wat macht is, diepte. 26. Het pushen van doctrine en orthodoxie is hetzelfde als tyrannie. Status quo moet afgedaan worden. De mens moet niet vallen voor de heerschappij door het overgesimplificeerde, want het zou leiden tot despotisme. Er moet daarom ook een flinke, gezonde dosis zijn van anarchie. 27. De natuur werkt niet door wil of wens, maar door kennis. Wil en wens zou juist de kennis in de weg kunnen staan, en daarom moet het afsterven. 28. Overal begonnen kleine groepen te staan die vonden dat ze hogere, betere of slimmere principes hadden dan anderen, Het waren veelal eenlingen die zichzelf met kop en schouder boven de rest vonden uitsteken, goedschiks of kwaadschiks. De massa's waren dom, maar dit waren de intellectuelen, de machthebbers, hoog opgeleiden, voorbeschikten, uitverkorenen, of gewoon slimmerikken. Sommigen wilden macht, en anderen wilden gewoon vrijheid. Ze waanden zichzelf regeerders, zij die de touwtjes in handen hadden. Sommigen hadden grote plannen. Sommigen wilden meer zorg voor de domme massa's, beter onderwijs, terwijl anderen corrupt waren. De oligarchie is een neutraal principe wat gebruikt en misbruikt kan worden. Eenlingen met

grote plannen ontmoetten elkaar om een elite op te richten of al dan niet geheim genootschap. Sommige plannen waren goed, andere plannen minder goed, en weer anderen gewoon bar slecht. Allemaal wilden ze loskomen van de massa's, met kop en schouders. 29. Ze waren of communistisch, of kapitalistisch of een tussenvorm, maar waar het om ging was dat ze oligarchisch waren, als uitverkorenen, of die regering nu letterlijk en materialistisch was of puur symbolisch. Was er een hogere macht, een hogere regering ? Kon je daar aan deelhebben, en wat hield dat in ? Kon de aarde een betere plaats worden, of zou het slechts de deur openen voor nog meer chaos en extremisme en allerlei tegenacties ? Waar ging het naartoe ? 30. Kan de mens het lijden ontlopen ? Moet de mens gesteld worden 'boven alle overheid en macht' ? Of gaat het pad van het lijden juist hier doorheen, om een eenling te worden en deel te krijgen aan een soort oligarchie, oftewel een overblijfsel ? En wordt dit overblijfsel in veiligheid gebracht, of moet dit overblijfsel dwars door de grote verdrukking heen ? Het gaat niet om macht, maar om kennis. 31. Machiavelli stelt in zijn boek 'de heerser' dat de mens niet zomaar zich in de lage klasse moet bevinden en de hoge klasse, maar in beiden. Alleen vanuit de ondergeschikte klasse kan men een goed zicht hebben op de hogere klasse, en alleen vanuit de hogere klasse kan men een goed zicht hebben op de lagere klasse. Hij vergelijkt dit met het staan op een berg om het landschap te kunnen overzien, en het staan op de grond, onderaan de berg, om de berg te kunnen overzien. De mens moet dus aan beide kanten van het schaakbord staan, anders zou dit een valstrik worden voor de mens. 32. Het klasse systeem is dus in principe gewoon onzin, maar de mens moet het tot nut zien te maken. Het is iets onvermijdelijks. Je zou kunnen stellen 718 dat deze klassen alleen er zijn als symbolen, als onderdelen van de mens zelf, binnen de mens, als principes. Uiteindelijk moet de mens komen tot het beheersen van het ego, en dat kan alleen door tot begrip te komen, tot kennis, en is dus niet zomaar een machtsstrijd. De mens moet dus de diepte ingaan, en het probleem oplossen. Het is een puzzel. 33. Machiavelli richt de aandacht op de kennis, of kennis van de daden van de groten van de tijd, als het kostbaarste bezit, dus niet materialisme. Het gaat om het diepere geestelijke, intellectuele bezit. Ook stelt hij dat hij gewoon moet schrijven wat hij moet schrijven, niet uitvoeriger dan nodig, ook niet met een opsmuk aan opgezwollen woorden en uiterlijk vertoon. Hij wil zijn geschriften geen gewicht geven met materialisme, maar gewoon eenvoudig blijven en sober. Het komt aan op de kennis, en niet op zichzelf. Hij wil dat het of zomaar zal wegzinken in de vergetelheid zonder enige eer, of dat de verscheidenheid van het schrijven en de ernst ervan opgepakt zal worden. 34. Hij stelt dat voorkomen beter is dan genezen, dus er moet toekomstzicht, vooruitzicht zijn, zodat problemen die eventueel in de toekomst kunnen ontstaan tegemoet getreden kunnen worden met beleid en behendigheid om deze tegen te gaan. Zo niet dan worden de artsen corrupt en de ziekten erger dan nodig. Men moest dus met strategie te werk gaan. Oorlogen waren onvermijdelijk. De mens moest voorbereid zijn, niet slechts voorzichtig. De mens moest leren besturen en beveiligen. De mens moest niet in slaap dutten. De mens moest leren gronden en behouden. 35. Machiavelli stelde dat men door gebrek aan daadkracht en door compromissen de kerk nog meer wereldlijk aanzien zou geven, waardoor de kerk nog meer geestelijke macht zou hebben. Dan komt de oligarchie in zicht, oftewel het overblijfsel, een elite of groep uitverkorenen, wijzen die het land kunnen onderwijzen. Weer is het belangrijk dit binnen jezelf

toe te passen, om niet ten prooi te vallen aan materialistische valstrikken. Mensen die Machiavelli bestuderen lopen dan ook door een gevaarlijk mijnenveld. 36. Machiavelli stelt dat elke politiek die opgericht is door omkoperij zal vallen. De ware politiek is dus een veel diepgaander en natuurlijker proces, terwijl omkoperij slechts een uiterlijk vertoon is wat geen diepte heeft en geen houvast, geen standvastigheid. Het heeft geen eeuwigheids-waarde. Omkoperij zal nooit een organisch geheel vormen. Dan is het gebouwd op bedrog. 37. Machiavelli stelt dat wreedheid alleen bij noodzaak toegepast mag worden, en niet overmatig, en dat verkeerde wreedheid zal vallen. Hetzelfde geldt voor weldaden. Ze mogen niet overmatig zijn want dan wordt het niet meer gewaardeerd en verliest het zijn smaak. Het mag alleen komen in kleine hoeveelheden. 38. Zowel macht als klasse en status quo moet sterven aan de kennis. Uiteindelijk wordt daarin alles opgelost. Alle belangrijkdoenerij, eerzucht en erfzucht, en goedgelovigheid wat dat met zich meebrengt moet daaraan afsterven. Dat is niet zomaar lomp afsterven maar een studie proces. Mens, ken uzelf. Mens, ken uw vijand. De ware vijand is onwetendheid. 39. Het gaat niet om materie, maar om kennis. Het gaat ook niet om woorden, maar om kennis. Materie en woorden moeten afsterven aan de kennis. 40. De koude oorlog in de jaren 1900 liet zien dat er geen hoop was voor zowel kapitalisme als communisme. Ze waren in hun orthodoxe, materialistische, letterlijke vormen totaal vastgevroren. Dit liep door tot de negentiger jaren waar toen het hermitatisme kwam opzetten. 41. Calvijn stelt dat in Kolossenzen Paulus ons leert, 719 dat we in alles opnieuw moeten oproepen tot dankbaarheid. Trouwens, hij waarschuwt ons, door zijn voorbeeld, met dankbaarheid niet alleen die dingen die de Heer ons toekent te erkennen, maar ook die dingen die hij anderen toekent. Hierbij moeten we erkennen dat alleen het zoonschap ons tot de ware God leidt, want zo ontstaat er een ware verbinding met de hemel, als wij opnieuw worden geboren. De kerk is niet dit zoonschap, maar het moet van binnen gebeuren. Calvijn stelt dat dit zoonschap zich uit in zowel dankbaarheid als gebed. 42. De mens moet communiceren met de kennis. Er moet een band zijn met de kennis, door het zoonschap. Dit was de enige remedie voor het versterken van de Kolossenzen tegen alle valstrikken, waardoor de valse apostelen probeerden hen in de val te lokken. Het gaat niet om dogma, maar om het kennen. 43. De mens moet de dood aan het zelf sterven, aan het ego, totaal, voor eeuwig, tot een eerstgeborene uit de dood, die zo de gehoorzaamheid heeft geleerd vanuit zijn lijden en sterven. 44. Calvijn stelt dat het om de diepere basis prediking gaat, en dat men niet de mensen en kerken naar de mond moet praten. Predikt men voor roem, of predikt men voor de kennis ? Alle roem moet sterven aan de kennis. 45. De onbesnedenen, in hun blindelingse volgzaamheid en goedgelovigheid, komen in een grote dronkenschap terecht waarmee ze uiteindelijk bewapend worden om deze smerige drug te verdedigen. Kom niet aan hun heilige drugs, want dan vliegen ze je aan, en zetten ze hun nagels in je. Ze zijn snel afgeleid, verstrooid in de rommel van roddel die ze volgen, verzot op nieuwtjes en geruchten. Onwetendheid is hun waarheidsstempel, gebrek aan onderzoek hun ja-knikkende getuige en notaris.

46. Calvijn stelt dat de mens niet is overgeleverd aan de grillen van slechte mannen, maar aan de ondoorgrondelijkheid en voorzienigheid van God die alles buigt naar de wil van de kennis. 47. Het Voorgeborchte is de eerste hellekring, de limbus, de voorhof. Zonder hoop te leven in verlangen gaat over de verlangens van het vlees die nooit bevredigd mogen worden maar die moeten sterven. In het hoogtepunt van de honger, of dieptepunt, is de opname. Het vlees moest dus naar de limbus van honger, opdat het zou sterven, opdat de mens zo uiteindelijk tot het visnet zou komen, tot opname. Het is als het winnen van Bilha door Jakob na jarenlang zwoegen. 48. Dante beschrijft de orkaan van de hel die zielen meesleurt, als een natuur verschijnsel. Hij kwam daar door af te dalen tot de tweede cirkel van de hel. Er was hier een eeuwige duisternis. De orkaan van de hel had nooit rust, maar was altijd wild en woest. Het beukte altijd tegen de golven van de zee. Er was hier een strijd tussen kennis en wil. Maar de orkaan van de hel was als de kennis die de wil overal mee naartoe sleurde. Hij was ook al op een plaats geweest waar willen gelijkstond aan kunnen, maar hier moesten zowel willen als kunnen sterven aan de kennis. Zovaak gaat de liefde nog tegen de kennis in. Ook de liefde moet hier afsterven, omdat die vaak zelfzuchtig is en hoogmoedig. Het is de aardse liefde. Die liefde is zeer selectief, en beoordeeld alles naar het bedriegelijke vlees. Die liefde is zeer vraatzuchtig en hebzuchtig. Die liefde is een strik. Daarom moest de orkaan van de hel komen. 49. Die liefde wil het lijdensgezinde ontlopen, van geen tucht en onderwijs weten. Die liefde wil niet meegenomen worden door de orkaan van de hel. Die liefde wil alleen maar, maar wil niet kennen. Die liefde wil alleen maar liefhebben. De orkaan van de hel is rumoerig, lawaaiierig, zodat de zielen de doofheid zoeken, maar ze vinden het niet. 720 50. Hij gaat dan via de zee van kennis tot de rivier van bloed. Dan komt hij tot een woud, en een zee van zand, en daarna tot een plaats van slangen, waar geworsteld wordt met slangen, waar slangen de mens omkronkelen als touwen, totdat hij verandert in een vos. De slang is de heilige gebondenheid en de vos is de spion die daaruit voortkomt, de toegang tot de geheimen. Het hele verhaal begon toen Dante af begon te dwalen in een duistere wildernis, woest en onheilspellend. Geen ziel zou levend uit deze wildernis ontsnappen. 51. Hij komt dan tot Acheron, de rivier van het lijden, waar hij de veerman ontmoet, Charon, een vergrijsde oude man die roept : 'Wee u, verdorven zielen ! Voedt toch geen hoop de hemel ooit te aanschouwen. Want halen kom ik u naar de andere oever, naar vuur en ijs en eeuwge duisternissen.' 52. Er is een doorgang van de hel tot het vagevuur die de goden niet kennen en waardoor ze verward raken. Ook Dante gaat tot het vagevuur, waar hij een schim tegenkomt die tot de Archiaan was gegaan, een zijrivier van de Arno lopende door het Arno dal. 53. Zijn lijk, verstijfd, vond in z'n monding de schuimende Archiaan en werd toen naar de Arno gesleurd. Hij werd gesleurd langs de oevers en de bodem, tot het wier en het slijk. 54. In het vagevuur heeft Dante een worsteling met een sirene die door haar liederen hem probeerde te verlokken en te verstrikken. Sirenes doen scheepslieden verdwalen op zee. Hij was in een droom, maar een hemelse vrouw ontmaskerde de Sirene en deed hem ontwaken. Toen hij weer tot bewustzijn kwam bevond hij zich tot aan zijn nek in de Lethe, de rivier van vergetelheid. Hij werd toen ook gewassen in de rivier de Enoe. Opdat zijn herinnering aan het goede terug zou komen. 55. Dan zegt hij : 'Ik keerde weder vanuit de heilge

golven, herboren als gewassen in de lente.' ze zien die immers niet. Wat ze vergeten is dat het zinnebeelden zijn. Maar ze willen niet nadenken. 56. Hij bevindt zich dan in het paradijs. Er wordt hier gejaagd met pijl en boog, die rede zijn, om de rede te verheffen. Als een pijl een valse lust is dan zal die pijl direct naar beneden vallen en niet ver komen. Alleen hierop kan geofferd worden, waarbij het gaat om het voorwerp en het verdrag. Als ervan wordt afgeweken, dan wordt het gedwongen. Het gaat hierin om een ruil wat zelf-onderricht meebrengt. Hierin moet de mens geen dwaas vee zijn, maar mannelijk, wat betekent dat men niet als een lam moet zijn wat van moeders melk wegdartelt. Waar een pijl het doelwit raakt wordt het koord weer strak gespannen. In rust moest de mens verstijven. 57. De eenzamen moeten het lijdensgezinde pad begaan, tot de geheimen van het visnet. Zij zijn niet bezweken voor een overmacht van wil. In de tempels kopen en verkopen de goddelozen op tekens van marteling. De arme Ethiopiër leeft dichter bij God dan de rijke christen, wanneer de boeken worden geopend. De ene is voortdurend rijk, terwijl de ander eeuwig hongerend is. Maar in de boeken staat hun schande opgeschreven. De sferen draaien om hen af te scheiden. De godvrezenden worden door het Woord opgenomen. De hebzucht is blind, en een waan. 58. Dante was afgeweken van het voetpad en kwam terecht in een donker woud. Als hij de hel beschrijft is dat niet letterlijk, maar een beeld van hoe de samenleving was verworden. Het woud was wild en woest, dicht en donker, en zou nog vaak terugkomen in zijn dromen om zijn angst te doen herbeleven. Hij wist niet meer zeker hoe hij daar was gekomen, maar wat hij wel wist was dat slaap hem had overmeesterd. Hij komt dan in aanraking met wilde beesten. 59. De mens is zo naïef. Ik maak het telkens weer mee. Ze denken dat er geen wilde beesten zijn, want 721 30. Het tijdperk van Laodicea 1. Ezechiel is aangesteld over het voedsel en over de honger, wat ook weer overeenkomt met de voortijdse wortels van Ezechiel, van de Zukki wortel. Zukki is de stam die het volk door de wildernis leidt tot het land Rebekkah. Zukki is de stam van de hoofd-besnijdenis, oftewel de besnijdenis van het verstand, van het denken, de grensgevoeligheid, oftewel het hongeren. 2. Het volk Israel moest door de hongerwildernis tot het beloofde land gaan, zoals ook het volk van Ismael wat tot het land Rebekkah ging. 3. De oude kerk was in het tijdperk van Laodicea gekomen, als de slapende kerk die niets wil leren. 4. Er zou een tijd komen van oorlog, revolutie en anarchie, die alleen begrepen zou worden door hen die het aardse hadden verlaten, niet door de aardse leiders. 5. Het kan niet begrepen worden door het vleselijke, maar alleen door het geestelijke. Het geestelijke praat de mens en de kerk niet naar de mond. Het geestelijke gaat het smalle pad door de enge poort, het pad door de hongerwildernis. 6. De mens moet zich leren berusten binnen de grenzen. Zo zal ook het pad zichtbaar worden, en het plan.

7. Er zijn vleselijke en geestelijke interpretaties, maar het komt er op neer dat toen Samuël ontwent was van de moeder borst hij naar de tentendienst werd gezonden. 8. Samuël werd overgedragen aan een andere vrouw, om in de tent te dienen, in de grondteksten en in de amazone theologie. 9. Deze vrouw had twee dochters. In de Rabijnse literatuur waren het zonen, en zij waren niet noodzakelijk slecht. In de amazone theologie vielen zij Samuël lastig. Zij waren een gesel in God's hand, om Samuël grens-gevoelig te maken. In de amazone theologie zijn er ook versies waarin niet Eli zijn nek breekt, maar Samuël zelf, of zijn rug, waardoor hij verlamd of kreupel raakt, door toedoen van Hofni en Pineas, die hem ergens vanaf duwden. 10. In de amazone theologie komt hij dus terecht in een soort Pniël situatie waarin hij verbroken wordt opdat hij die gevoeligheid heeft voor de rest van zijn leven. 11. De kleur van het bloed is de meest eeuwige. Het is een beeld van de vernietiging van het vleselijke. We kunnen stellen dat dit een beeld is van de besnijdenis. 12. Calvijn stelt dat de offerdienst erop wijst dat onze woorden een zuiver offer moeten zijn, dus dat wij hemelse woorden spreken. Het is de vrucht van de lippen. De offerdienst is allegorisch voor het lijden wat tot de volle maat moet komen om tot God te kunnen komen. 13. Calvijn stelt dat God telkens weer het vet opeist en beveelt het te verbranden. Dit is om de mens tot matigheid te gewennen stelt Calvijn. Calvijn stelde dat sommigen in zijn tijd ook stelden dat de offerdienst gewoon een beeld is van het afsterven van het vleselijke, en hij stelde ook dat de 722 offerdienst geen enkele betekenis op zichzelf heeft, maar dat het moest wijzen op de voorwaarden om tot God te kunnen komen, dat er een prijs betaald moest worden. 14. De offerdienst is ook een beeld van de vervolging. De offerdienst is een beeld van het doen van de hemelse wil, waarvan we weten dat dit kennis is. Omdat de offerdienst zo diep gaat en zo grondig is, is het een beeld van het voleindigen van de hemelse wil, oftewel van de kennis. Deze offerdienst ging diep en was een kwelling. 15. Het kwam tot het punt dat de psalmist uitriep : Mijn god mijn god, waarom hebt gij mij verlaten. De offers mochten niet verzoet worden met honing. De mens mag zichzelf niet behagen. Er moest zout gaan in de wonde. Het lijden mag niet voortijdig afgebroken of verzoet worden. De dood aan het vlees moet geheel intreden. 16. Ahn was in een moeilijke situatie terecht gekomen. Zijn zoon had veel meer aanzien gekregen in het volk dan hijzelf. Velen rezen tegen Ahn op. Ahn moest vluchten. Ahn ging blootvoets, wenend, met gebogen hoofd in grote vernedering, en besteeg de helling van de olijfberg. 17. Uiteindelijk gaat het minderen vrucht dragen, voor hen die volhouden, wat het eeuwige minderen, waarvan de dochter een beeld is. De mens moet volhouden totdat er een nieuwe geboorte is. 18. De mens moet dus geduld leren, gesymboliseerd als de dochter, de vrucht. In de amazone theologie was het niet de zoon van Ahn die met zijn haren in de boom bleef hangen en werd gespietst, maar het was Ahn zelf. 19. Overal waar Ahn ook keek zag hij niets dan duisternis van de nacht. Hij stelt dat de mens hierin geduld leert. Alhoewel Ahn zo'n voortreffelijke werker was was hij toch zo diep vernederd en

beproefd door God, zodat hij zelfs geen plaats had onder de meest verachten van de mensen. 20. In de amazone theologie zijn er verschillende versies van Absalom, want het kan ook gewoon Ahn's vrouw zijn of een andere vrouw, die het volk tegen hem opzet. De vrouwelijke absalom wordt in de voortijd ook wel Bejè-salome genoemd. 21. In de psalmen zien we Ahn hangen aan de boom, doorboort. De dood van Absalom, wat heenwijst naar de metaforische dood van Ahn in de psalmen is een metafoor van het begrijpen. Absalom raakte in zijn plannen verstrikt met zijn lange haren in de takken van een boom toen hij daar met zijn rijdier onderdoor reed, zoals het verhaal vertelt, maar in het Aramees gaat dit om het komen tot begrip, tot de grotere context. 22. Dat wat om de mens heen gebeurt is de zinnebeeldige taal van het kruis die een boodschap heeft voor de mens. Heeft de mens deze boodschap al opgepikt ? Ook de mens zelf is een onderdeel van deze zinnebeeldige taal van het kruis. 23. Letterlijk gezien is het allemaal heel erg deprimerend, maar het zijn zinnebeelden. Dus toch maar leren en geduld hebben. Er zit niets anders op. 24. Wanneer Samuel tot Eli komt, dan kunnen we dat ook zinnebeeldig opvatten. In het Hebreeuws betekent Eli de hemelvaart, het opgaan, ook het gaan tot de grenzen, en het verruimen van grenzen, wat inhoudt dat eerdere grenzen doorbroken worden. Om tot de hemelse grenzen te komen moeten we aardse grenzen doorbreken, achter ons laten. 25. Als Eli dan zijn rug of nek breekt is het puur zinnebeeldig voor deze dingen, en heeft dit dus betrekking op Samuël zelf, als de verbrokenheid van Samuël opdat hij gevoelig is voor niets anders dan de hemelse grenzen. Dat is dus het Pniël van 723 Samuël waarin hij worstelt met god, met godsbeelden en met deze zinnebeelden. 26. Een gebroken nek kan invaliditeit, verlamdheid, coma of de dood als gevolg hebben, allemaal zinnebeelden. Grenzen of beperkingen zijn ook weer zinnebeelden van verborgenheden en geheimen. Samuël ging door zijn grensgevoeligheid tot het verborgene. De heerschappij is een zinnebeeld van het verborgene, dus dat heeft ook weer betrekking op Samuël zelf. Hier ergens ging het mis, want hier ging de mens alles verletterlijken. De mens wilde een letterlijke heerser, terwijl profetische, visionaire mensen zoals Samuël meer obscuur waren en fragmentarisch. 27. Het visnet van Samuël is dus iets heel duisters, maar zinnebeeldig. 31. De schepping is nog niet geweest 1. Meeste stemmen gelden is een drogreden, gemaakt om je te ontdoen van je eigen autonomie. Het enige medicijn is dan terug te keren tot de natuur en de natuur principes om je daaraan te onderwerpen. 2. De mens moet niet alleen ijverig zijn, maar ook lijdzaam. 3. De werkers moeten grote lijdzaamheid hebben met geduld, dus wachtende lijdzaamheid, zodat de wil van God volbracht kan worden en zij het woord kunnen horen. 4. Dit houdt ook verdraagzame lijdzaamheid in om de beledigingen te verdragen.

5. Dit betekent niet dat we zomaar de zonden moeten aanvaarden, maar dat we tegen de zonden moeten strijden. 6. We moeten hierin een grote ijver hebben om de zonden aan de kaak te stellen. 7. De vader is de climax van het zoonschap, maar die gaat ook weer terug in de baarmoeder, en het is heus niet zo dat dit machtsverhoudingen zijn tussen personen, alsof we dan feministisch moeten worden, of letterlijk matriarchisch, want dat zou te materialistisch zijn. Neen. Het is een verhouding van principes binnen de mens zelf, niet tussen personen. Als de mens niet moederlijk wil zijn dan is dat gewoon een probleem. 8. Dus : balans tussen vader en zoon, en balans tussen vader en moeder. De mens moet weten waar deze principes voor staan. 9. Het is de natuur dat een vrouw dikker is dan mannen, zoals het ook de natuur is dat een vrouw donkerder is dan een man. Waarom is dit ? Het is vrij simpel. Een vrouw heeft borsten, om kinderen te voeden. Een man heeft geen borsten en hoeft ook geen borsten. 10. Een vrouw heeft een baarmoeder, en door haar brede heupen beschermd ze zo het kind. Dat hoeft een man niet. Toch willen sommige mannen dikker zijn dan vrouwen. Waarom ? Omdat ze zo hun vraatzuchtig en heerszuchtig, vaderzuchtig leven kunnen ondersteunen en bevestigen. 11. Het vreet de hersenen aan, en daarom zijn zulke mensen ook vaak aan de alcohol. Vrouwen moeten emanciperen, en daarom zegt het vader ego juist dat de vrouw minder moet zijn dan hem, zwakker, enzovoorts, net als zonen, opdat hij kan heersen. Het vader ego wil niet dat de vrouw emancipeert. 12. Ze maken hun kinderen van andermans 724 vermoorde kinderen. Omdat een ander het doet is het normaal ? Zo praten ze zichzelf vast. Ze zijn slechts massa productie, zijn niet geemancipeerd, denken niet voor henzelf. Iemand anders denkt voor hen. 13. Grote dikke mannen en tegenovergesteld dunne vrouwen, en die plaatjes worden telkens weer aan elkaar geplakt, en dan wordt er een teer zoontje ondergezet van wiens vlees de allesvretende vader ook kan leven. Het is een karikatuur, allemaal opgepompt door de vlees-industrie. 14. Het zit in de hoofden van de mens, tussen de oren. Ze horen iemand wat zeggen en denken dat het wereldnieuws is of het Woord van God. 15. Het zijn machtsspelletjes waarin meerderheden worden ingebeeld en ingeprent, die er dus helemaal niet zijn, en waar het dus ook al helemaal niet omgaat. 16. Meerderheden gebruiken als argument is een drogreden. Het zegt verder niets. De mens is aan het ijlen. Ze verstoppen zich achter meerderheden die ze zelf ingebeeld hebben. Allemaal bedriegelijke propaganda, valse reclame. 17. Teruggaan naar de moeder. De man moet hiervoor minder worden, terrein teruggeven. 18. Ook is het zo dat zij die in de lagere klassen blijven hangen, en dus niet doorleren en lauw worden de hogere klassen zullen aanvallen, en dat is ook gebeurd. 19. Het profetische is namelijk niet te begrijpen door het vleselijke, en het vleselijke zal altijd het profetische aanvallen. 20. Daarom worden profetische mensen die hoog begaafd zijn vaak ook zwaar vervolgd en hen wordt een hele etikettenreeks opgedrukt.

natuurkennis die zal wederkomen. 21. De profetische 'wilden' zijn dus ook een vervolgde minderheid die tegen de massa's ingaan, maar het is een teken dat ze nog leven. 22. Op het hogere profetische pad worden je vrienden ineens je vijanden, want zij willen niet zo ver gaan als jij, en ze roepen je dan terug en beginnen op je te schelden, want je moet zoals hen blijven. 23. De mens wordt door het profetische ook op de proef gesteld, en het profetische moet ook getoetst worden, en dat leer je op de profetische school. 24. Oordelen, de mens kan niet oordelen, en moet het eerst loslaten. De mens is te kortzichtig om te kunnen oordelen, helemaal als het ook nog eens voor geld is, voor steekpenningen dus. Alleen het profetische kan oordelen, maar het profetische is zeer gevaarlijk. 25. Geesten van valsheid liggen op de loer. Eerst moet de mens leren toetsen, maar er zijn ook zoveel geesten van vals toetsen, en daarom moet ook het toetsen getoetst worden, en moet je ervoor naar een toets school. 26. Het gaat erom hier hoog in opgeleid te worden, anders is het een verloren zaak en wordt je bedrogen door boosaardige geesten. 27. Ga niet zomaar geruisloos door het leven, maar laat een spoor na zodat anderen kunnen volgen. 28. De onbesnedenen aanbidden hun gouden kalf, waarmee ze vrolijk overal naartoe gaan. 29. Zij strijden niet meer, maar wanen de hele dag door, aan de verdovende middelen. 30. Maar de oorlog gaat door, en wij zijn in lijdvaardige en strijdvaardige verwachting van de 725 31. Als we kijken naar het Hebreeuwse woord voor profeet, nabi, navi, wat komt van het Egyptische nefu, wat zeevaarders zijn, of riviervaarders, vissers, en van nubiu, wat de zwemmers zijn over de rivier van het dodenrijk, de onderwereld, de tuat, zij die dus aan zichzelf gestorven zijn, van het woord nubi, zwemmen, zeevaren, vissen. Dit leidt helemaal terug tot de voortijdse Job, Jove, die Nob, of Noph werd genoemd, de lijdensgezinde in de wildernis. Het oudere, voortijdse boek van Job, oftewel Nob, begint met een overstroming. En Nob moest op zijn bootje dieper de wildernis in. Het heeft ook verbindingen met het Noach verhaal. In de Egyptische context was het zo dat de mens over allerlei rivieren in de onderwereld moest zwemmen om zo tot profetische kennis te komen. 32. De natuurkennis laat een dieper pad zien : het smalle pad door de enge poort, het pad van het visnet. 33. Ook Jeremia sprak over het pre-existentialisme, dat de ware schepping er nog niet was, en dat de ware mens er ook nog niet was. De schepping begint pas daadwerkelijk daar waar er kruispunten zijn tussen de hemel en de aarde, tussen de hemel en de mens. We zouden kunnen stellen dat dit de kruispunten van de hemel kennis zijn, als wedergeboorte en ontwaking. 34. De ware schepping gaat dus door het visnet. De mens wordt gemaakt vanuit de aarde, vanuit de diepte. De mens werd in de natuur geplaatst, en de natuur was versierd door de natuur. 35. De natuur is met weinig tevreden, maar de hebberigheid van de mens is met niets tevreden.

32. De botvliegen 1. Het volk kan nu de wildernis ingaan. Maar wie volgt ? Wie is er nog overgebleven ? Waar is er nog een kloppend hart ? Het laffe hart heeft het in ieder geval niet overleefd. 2. Alleen kinderen kunnen van deze vuilnisbelten ontsnappen. 3. Als je dan de vrijheid hebt bereikt uiteindelijk wil dat niet zeggen dat je van binnen vrij bent, want het heeft je ziel en je hart verwoest, en de herinnering knaagt door, als een trauma, en zo blijf je in de gedachten doorvechten. 4. Het moet ook nog in de diepte gebeuren, en betekenissen moeten bekend worden. 5. Je kunt nergens aan ontkomen, maar het alleen maar verdiepen. Het is de onontkoombaarheid. 6. We kunnen niet ontkomen aan de dingen die onontkoombaar zijn. 7. Het visnet is uiteindelijk wat de mens tot de eeuwigheid brengt. 8. De onbesnedenen verketteren de geestelijken en intellectuelen. 9. Onbesnedenheid is vakjesdenkerij. Maar ze zullen in hun eigen vakjes vallen. Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. 10. Ze willen dood bot, niet levend. De hele dag willen ze tegen dood bot aankijken. Het is een obsessie. Hun hele leven draait om dood bot wat absoluut niet mag leven. Het moet gewoon daar hangen als een bot orakel. Daar halen ze hun 726 informatie uit, hun inspiratie. Het zijn orakel lezers. Hierom zijn zij ook trofee jagers, want ze hebben veel bot nodig. Het bot doodmaken doen ze met hun instrumenten en medicijnen. Maar dit is niet volgens de regels van de geestelijke oorlogsvoering. 11. Ze bouwen hun werelden van bot, dood bot, want dan hebben ze rust. Ze willen geen weerwoord. Ze willen in hun waan leven. Daar hoort ook de vlees industrie bij, want door het vlees weg te eten wordt het bot zichtbaar. 12. Altijd maar weer : bot, bot bot. En ze zijn zelf ook bot. Het zijn skeletten. Bot orakel lezers zijn het, maar niet via de leerregels van de geestelijke oorlogsvoering. Ze zijn niet profetisch, maar onbesneden van verstand. 13. Ze willen niet leren en werken, maar gewoon het ergens kunnen kopen, omdat het rijkeluiskinderen zijn, of ze roven het ergens, of ze willen het gewoon lui erven. Ze willen gewoon makkelijk geloven en het is genade van hun goden, alleen voor hen. Het is een heel exclusief clubje. Ze willen niet leren en werken, alleen heel selectief en tijdelijk voor de schone schijn. Het zijn beunhazen. Het is zwarte hekserij. 14. Ze spreken niet veel, leggen niet veel uit. Het is een duister genootschap. Ze willen zichzelf niet verraden. Zo brouwen ze hun boosaardige medicijnen en maken hun boosaardige instrumenten. Het zijn zwermen botvliegen die vlees eten tot op het bot. Dan landen ze neer op het bot om dan het bot te lezen. En ze laten niet meer los. 15. Ze komen met zwermen om alles kaal te vreten. Het zijn kaalvreters. Ze doen de oogst mislukken. De mens wordt deze vervolging niet bespaard. De mens moet het lijden dragen. Na de eerste wereldoorlog kreeg Europa hulp van Amerika, maar in de dertiger jaren sloeg de grote economische depressie toe. Dit stroomde vanuit Amerika over de

hele wereld. De kaalvreter was gekomen. De mens moest met dit lijden leven. De mens bekeek de wereld nu met de ogen van depressie. De grote superhelden waren neergestort. De muren waren kaal, met vreemde kleuren, gehavend, oud. Alles ging trager en trager. 16. De mens was door de botvliegen aangevreten tot op het bot. Hun lichamen waren stijfgestoken. Er was niets meer van Amerika overgebleven. De grote supermacht, de grote hulp, was er niet meer. Amerika leek van de aardbodem verdwenen. Europa moest het nu alleen doen, maar kon het niet. De kaalvreter ging niet meer weg. De dertiger jaren waren gekomen. Er waren geen echte, volle kleuren meer, alleen maar verbleekte, gehavende, vreemde kleuren, vreemd geel, vreemd rood. De mens was depressief. Er waren geen vrolijke mensen meer. Er waren geen gezellige tuinfeesten meer. 17. De botvliegen waren gekomen, en ze vraten alles kaal. Er was alleen nog maar wildernis. Huizen waren wildernissen geworden, verlaten, eenzaam. Iedereen was nu vele meters of kilometers van elkaar verwijderd. 18. De economie was ingestort, de markt was ingestort. De mens kon het allemaal niet meer betalen en niet meer handhaven. De mens moest het nu alleen doen. De botvliegen waren gekomen. Ze vraten door tot op het bot, en staken. Er was geen leven na de dertiger jaren. Hier hield alles op. 19. De mens zag er tegenop. Hier kon hij niet verder. Hier hield de mens op te bestaan. Het was teveel. 20. De botvliegen waren gekomen. Voor hen waren de mensen slechts stukken bot. 21. Het lijkt allemaal veel op elkaar, maar er is een groot verschil. De botvliegen zijn met elkaar in oorlog. Er wordt gevochten om het bot. 727 22. Het zijn bot orakel lezers. Ze hebben geen tijd voor je. Het zijn botvliegen, kaalvreters, die je vlees vreten tot op het bot. 23. Kaalvreters, kaalvreters ja, maar die zullen zelf ook kaalgevreten worden. De botvliegen zullen komen. 24. Deze roddel wereld is één grote leugen. Alles gaat al veel te snel om nog te kunnen leven. 25. Botvliegen op het bot. Wat doen ze ? Ze lezen de tekens. Ze hebben hun eigen taal. 26. Laten we goed beseffen dat de hemelse kennis exogaam is, van de hogere intelligentie. Dat is ook de daadwerkelijke definitie van wat 'god' is en behoort te zijn. De inteelt afgod is een pseudo god. De inteelt afgod heeft alle lagere aardse gebieden geschapen door gebrek aan intelligentie. 27. De mens wordt gefokt, met het eigen ras, zodat de mens zich niet kan ontwikkelen. De mens is in een mijnenveld van inteelt. Alles is stereotype.Zo houden ze de bloedlijnen raszuiver, volbloed slavenrassen. Inteelt brengt de mens ten gronde, alles is valselijk vertrouwd. En ondertussen krijgt het inteelt virus grip op het brein, want de middelmatigen hokken met de middelmatigen. 28. De mens is bezig zichzelf te vernietigen. De mens is op zelfmoord missie. De mens komt zo diep in deze verslaving dat zijn vrije wil meer en meer wordt afgenomen. De mens is tot zombie en robot geworden. De mens die niet in dit systeem past wordt een productie fout genoemd. 29. In deze wereld zitten we opgesloten, maar er is ontsnapping door dieper naar binnen te gaan, dieper in het geestelijke, om zo tot de rede te gaan. Daarom moeten we niet alleen hongeren maar ook wanhopen, want er is teveel valse hoop. Daarom

moeten we door veel verwarring gaan, want er is teveel valse orde. Eerst moet alles overhoop gegooid worden zodat de mens kan ontsnappen, kan loskomen van al deze aangeboren verslavingen. 30. De onbesnedenen schenken hun kinderen de verdovende middelen. 31. Ze aanbidden de skelettenafgod. Ze moeten wel, want ze hebben bot-implantaten over hun hele lichaam, apparaten om over hen te regeren. De skeletten-afgod heeft geen genade met zijn slaven. Ze moeten hem dag en nacht aanbidden, en ze moeten werken. Hij gebruikte ze voor arena's, en hij gebruikt ze ook als priesters. 32. Duister als hij is eist hij ook veel bloed. De priesters verkeren in veel offerdiensten. Hun altaren zijn altijd bloederig. 33. De juwelen werden als een enorm geheim in de botten geimplanteerd. Ze geven een gif af, dat steeds meer hun huid begon te worden, totdat ze als mensen zijn. 34. Het koninkrijk is omgeven door een gevaarlijk hek. Ik was een van hen. Ik ontsnapte. Ik kwam in een bos waar iemand me ophaalde. Hij bracht me naar een huis. Er was een vuil kleed. Ik keek toen naar het stromende vuile water. 35. Ik moest het koninkrijk achter het hek vergeten. Ik was uitverkoren. Het was alsof ik was afgezonderd door God. Ik wist niet wie ik was, maar ze gaven me mijn identiteit terug. Ik was hen dankbaar. 36. Ik had zoveel woede van binnen, zoveel woede, maar het vuile kleed leek het te verzachten. 37. Het is een allegorie dat de mens alle valse, steriele, klinische schoonheid moet verlaten om zo terug te keren tot de vuile bron, want de mens heeft 728 meer weggegooid dan hem lief was. We spreken dan over het benodigde natuurvuil. 38. Komt dan tot het Vuile des Heeren. Want het Vuile Gods is schoner dan het schoonste der mensen. Gij hebt dan een bron van het Vuile Gods in de natuur, om uzelf te reinigen en uw huis. Weet dan dat het schone der mensen ziektes verwekt, en zij zijn op weg naar het huis der ratten. 39. De mens onderzoekt niet, en daarom weet de mens eigenlijk niets van elkaar, maar leeft men door een etiketten samenleving. Iedereen krijgt een etiket. De mens leeft door vooroordelen, roddel. De waarheid durven ze niet te zien. Die is te confronterend. Daar zijn ze te lui voor. Dan hebben ze liever de schijn-vrede. We moeten over het hek heen. Ontsnappen, door te verdiepen. Als we stil staan zijn we er geweest. Over de muur, ook al worden we neergeschoten. We zijn toch al dood en opgezet. Er valt niets meer te verliezen. 40. Waar ben je ? Wie ben je ? Ren voor je leven. Je moet nog geboren worden. De schepping is er nog niet geweest. 33. Van realpolitik tot weltpolitik 1. Alle geschiedenis is uitgebant door de wereld heersers, want dat kan een bedreiging vormen en mensen doen ontwaken door het zien waar alles vandaan kwam en hoe alles verkeerd is gegaan. Het zijn grote, woeste beesten die zijn uitgezonden om alles wat op geschiedenis lijkt en kennis van de geschiedenis te doven. De mens moet in slaap blijven, verslaafd aan de verdovende middelen. 2. Geluk als dwang, welvaart als dwang. Depressie mag niet en wordt weggeblazen door de verdovende

middelen, want het zou kunnen leiden tot ontwaking. Ongelukkig zijn mag niet, want de mens zou zo tot de ware kennis kunnen komen. 3. Wie ben je ? Wat ben je, en waar ben je ? Waar sta je voor ? Wie nergens voor staat zal voor alles vallen. Aan liefde herkennen we mensen niet, want dat is allemaal makkelijk gezegd en gedaan. Je herkent mensen aan hun haat en hun woede. 4. Als je het kwaad te lief hebt is het geen liefde meer. 5. Rijkdom is geen goede vervanging voor intelligentie. 6. Realpolitik als strategisch systeem, zo werd het ingevoerd in de jaren 1800 in Duitsland, gebaseerd op de grondlegger van de politieke wetenschap, Machiavelli. 7. Realpolitik riep op tot voorzichtigheid en niet tot macht. Realpolitik was de voorloper van de veel gevaarlijkere en corruptere weltpolitik. Als we het over realpolitik hebben, dan hebben we het dus nog over de jaren 1800, over het Bismarck tijdperk. 8. Er moest een balans zijn in het regeringswezen, wat veel gematigder moest zijn, opdat er ook oog zou zijn voor het vreemde, voor het progressieve. Het dogmatisme was gevaarlijk, wat Machiavelli ook al stelde. 9. De mens moest de touwtjes wat laten vieren. Bismarck, de ijzeren kanselier, was in groot gevecht met het oude kerkelijke systeem wat Duitsland bedreigde. Ook wantrouwde hij de democratie, want die werd gedreven door alcoholische meerderheden in plaats van daadwerkelijke vaardigheden. 10. Democratie was in zijn ogen een voorbeeld van 729 spijbelen. Er moesten veel hogere eisen gesteld worden aan zomaar regeerders en het verkiezen van regeerders, want er waren veel kapers op de kust. 11. Realpolitik : Het doel heiligt de middelen. Moralen en ideologieën zijn slechts patronen die verdiept en genuanceerd moeten worden, en in grotere contexten, want er zijn altijd uitzonderingen op de regel, omdat er ook weer hogere leerregels zijn. Hierin moet de mens grensgevoeligheid ontwikkelen. Dit is enorm complex, met vele gevaren, vandaar de noodzaak van de geestelijke oorlogsvoering, die altijd weer de basis dient te zijn, en die nooit losgekoppeld mag zijn van het profetische en het toetsen. Vandaar dat de mens in het reine moet komen met het vertikale, het geestelijke en zijn verslaving aan het horizontale, en de horizontale alcoholische realiteit moet opgeven. Dit kan alleen door de heilige gebondenheid. Een zware gebondenheid kan alleen overwonnen worden door een hogere zware gebondenheid. 12. Wil de mens dan niet zwijgen om te komen tot het Socratische beginsel dat de ware kennis is te weten dat men niets weet ? Dit is het fundament van realpolitik. Wordt stil voor de natuur, de hogere kennis en ga niet wanen en pretenderen. Werk alles goed uit voordat je een stap maakt, anders zul je falen. 34. De strijd tussen realisme en romantiek 1. Er is een grote strijd tussen romantiek en realisme, zowel in de jaren 1800 als 1900. Het realisme kwam in de jaren 1800 opzetten als tegenpool van de romantiek. Het realisme ging dwars tegen het hedonisme van de romantiek in. Het

realisme wilde weer aandacht voor de onderdrukte mens, voor het lijdensgezinde. 2. De mens was aan de verdovende middelen van de romantiek in slaap gezonken en moest weer ontwaken, nuchter worden, tot de rede gaan. 3. De mens moest onder ogen komen dat de waarheid naakt, diep en hard was. De mens moest opnieuw opgevoed worden door de realistische literatuur die er geen romantische doekjes meer omheen bond. Om de waarheid te ontmoeten moest de mens lijden, oftewel ervaren. De mens kon niet zonder pijn. Zonder pijn zou de mens namelijk in slaap vallen. Het realisme beschreef het lijden van de onderdrukte en laagste klasse daarom ook uitvoerig. Als het zou worden overgeslagen dan zou alles verloren zijn, dus had de literatuur hierin een grote taak. 4. In de jaren 1900 werden hier grote betonnen lagen overheen gebouwd, maar in de dertiger jaren is de put terug tot de jaren 1800. Het loopt zo door de twintiger jaren en de eerste wereld oorlog terug. 5. Mensen zijn zo vrolijk vanwege steekpenningen die ze hebben aangenomen. Ze hebben zich laten omkopen. 6. De ondergrondse mens, onderwereldse mens, of moddermens, is zwaar pessimistisch, strijdend tegen het bedriegelijke positivisme. 7. De ondergrondse mens trekt alles in twijfel, in strijd tegen de valse, overmoedige zekerheden. 8. De onbesnedene ziet geen grotere lijnen. Hij beschouwt bijkomstigheden als hoofdzaken. Dingen die van minder belang zijn acht hij als de belangrijkste. Ze overdenken niks, of niet diep genoeg. Altijd maar weer zien ze het tweede voor het eerste aan. 9. De mens moet terug. De mens moet weer een ondergrondse mens worden, een moddermens. 730 10. De mens moet dus terugkeren tot de fundamenten van het realisme in 1800, als antistof tegen de valse romantiek. De jaren 1800 leiden terug tot de natuur. De varkensvliegen 11. De varkensvliegen zullen komen. Want dit is een varkens probleem. Het is iets shamanistisch, want de varkensvliegen leidden de indianen in de geestelijke jacht (niet de letterlijke, aardse jacht op dieren), en lieten hen zien waar de wilde varkens en zwijnen waren, om hen tot een doelwit te maken. Zo streken de varkensvliegen op hen neer, als een voorteken van oordeel en doem. 12. Een oudere versie van Amos bestaat uit vier delen, en is puur metaforisch. Deel 1 gaat dan over de uithuwelijking van Amos. Uithuwelijking of profetische uithuwelijking kwam standaard voor. Denk aan de uithuwelijking van Hosea. Dit is dus geen menselijke uithuwelijking, maar een profetische uithuwelijking. Amos raakt in gevecht met een vrouw waarmee hij vervolgens moet trouwen. Als profeet zijnde kunnen dit soort dingen gebeuren. Het geschrift spreekt over een exogamie. De profeet is op een missie en moet met een vreemde vrouw trouwen, zoals Hosea. In het tweede gedeelte zien we een andere Amos. Amos komt bij een vrouw die twee dochters heeft. Er is in het tweede gedeelte geen sprake van uithuwelijking. De moeder zorgt ervoor dat Amos een band krijgt met haar dochters. Amos had ook een gevecht met deze vrouw, net zoals in het eerste gedeelte, wat ook weer terugkomt in het verhaal van Jakob op Pniël die een gevecht had met God. Zoveel verkeerde banden moeten er verbroken worden en nieuwe banden gelegd. Het staat metaforisch voor het testen van alle dingen, en dat de kennis ons zo tegemoet komt om ons mee te nemen. Dit gaat dus niet zonder het gevecht. Beide delen spreken dus allereerst van een gevecht met een vrouw.

13. Het derde deel gaat weer over een heel andere Amos. Amos groeit op bij zijn moeder, en raakt in hun woning in gevecht met een vrouw die deze woning is binnengekomen. Ook raakt hij soms buiten met vrouwen van zijn stam in gevecht. Zijn moeder helpt hem hierin niet. Die is compleet passief, altijd op de achtergrond. In het derde deel zien we weer dat Amos uitgehuwelijkt wordt. Profetischen moeten dingen doen waar hun wil niet bij betrokken is, maar wel hun kennis. Profetischen hebben hun wil allang gedood. Hun wil is allang afgestorven. Het gaat erom dingen te ontdekken en leren en vandaaruit handelen. Hosea moest met een twistzieke vrouw trouwen. Ze was heel moeilijk. Het werd hem niet bespaard. Zo is dat ook met de hogere kennis. Het vlees gaat eraan. 14. Het volk gaat te gronde door een gebrek aan kennis. Daar waar openbaring ontbreekt, verwilderd het volk. 'Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.' 15. In het vierde deel leeft Amos met drie vrouwen, die staan voor profetie, geestelijke oorlogsvoering en het toetsen. Amos is met de drie en zo overleeft hij. Hij heeft alleen vruchtbaarheid in de drie. 16. Het is voornamelijk iets geestelijks. Je moet weten waar het voor staat. Dat betekent niet dat je er een heethoofd over moet worden of een volhoofd, want de ware kennis komt altijd maar half, anders zou ze haarzelf vernietigen. Er is een heleboel kennis die we juist niet nodig hebben, dus daarom moeten we ook leren minderen met kennis, en teruggaan tot de leegte om zo tot de ware kennis te komen. 17. De strijd is zwaar tegen de kloof tussen leken en geestelijken, tussen luien en leergierigen. 18. We houden het niet in stand, maar roepen juist : kom hogerop. 731 19. In dit opzicht liggen Hosea en Amos dus heel dichtbij elkaar, draagt Hosea veel van de voortijdse Amos in zich. 20. Abadja betekent werker, abad, van jah, jehavah, in het hebreeuws, als werker van havah, eva. Hij is in strijd met Edom, wat gewoon Adam is in de Hebreeuwse wortel. Adam betekent roodhuid, als de donkere, ondergrondse natuurmens, van het woord 'dam', bloed. Adamah is een andere vorm van Adam, wat grond betekent, en een vrouwelijk woord is. Hieruit kwam Adam voort. Adam is de donkerrode huid van Eva in die zin. Abadja had een strijd met deze obscure, donkere vrouw, met de aarde die zoveel verborgen hield. Hij moest de aarde bewerken, vruchtbaar maken. Hij had een duidelijke missie binnen duidelijke grenzen. Hij had grensgevoeligheid. 21. Abadja is dus in gevecht met de Adamah, de grond, als een test. Hoe keert Abadja terug tot de grond ? Haggai is de ge, de aarde, in het Grieks, ook gaia, natuurvrouw van de aarde. Haggai gaat over : 'gij draaft allemaal voor uw huizen, maar niet voor mijn huis.' Het volk diende dus de verkeerde goden, de afgod. Het volk stond op verkeerde grond. Het volk was in contact gekomen met lijken en daardoor was alles onrein geworden. De offers van het volk waren onrein. Aan het einde van het boek Haggai wordt gezegd dat de aarde gespleten zou worden, opdat er een ondergrondse wildernis tocht zou zijn voor het overgebleven volk, want omdat de aarde gespleten zou worden zouden de koninkrijken van de aarde verzwolgen worden met man, paard en wagen. 22. De mens zou dus hierdoor wedergeboren worden. De mens moest dus niet zomaar de wildernis ingaan, maar de aarde ingaan. Haggai was dus een veel diepere Mozes. De mens moest ondergronds gaan. De aarde moest gesplitst worden, opdat het oordeel kon komen.

23. De mens kwam voort vanuit de adamah, de donkere baarmoeder. De mens werd wedergeboren door haggai, door ge, gaia, de aarde, als de wederoprichting van de tent van God, die dus volgens het boek haggai zo een dubbele heerlijkheid zou hebben. 24. De mens kan hiertoe niet komen zonder het gevecht, zonder het toetsen. Alleen zo wordt de aarde gespleten, oftewel onderscheiden. Onderscheiding is verscheidenheid. De wereld van Haggai is in deze zin genuanceerd, veelzijdig. De vrouw vlucht tot de wildernis en dan komt de aarde haar tegemoet om een oordeel te brengen over haar vervolger, wat dus Haggaiaanse theologie is. 25. Haggai komt rechtstreeks van de voortijdse Ghieroglyph, de letter G, ook wel genaamd Ego, de natuurvrouw Ego, wat overigens niets met egoïsme heeft te maken. Het is een hieroglyph van de geestelijke jacht, van de baarmoeder. Het is een orakel van kennis. 26. De Israelieten gingen door de zee, het profetische, om het beest van de zee te bevechten, en ze gingen toen tot de wildernis, waarin de aarde hen tegemoet kwam, en waarin ze een strijd hadden tegen het beest van de aarde. 27. Toen Jezus was opgestaan rees hij ten hemel, oftewel hij ging weer naar de onderwereld. Ook Simson had een opstanding van zijn kracht in gevangenschap, maar ging zo ook tot de onderwereld. Het stopt dus niet bij de opstanding. 28. Eens voelde ik deze verbinding heel duidelijk, als een hemelse hersenklier, een punt in mijn hoofd, en grote bliksemschichten kwamen tot mij, gepaard gaande met grote angst. Het was duidelijk een Simson ervaring of Damascus ervaring, of ervaring als van Jezus die ten hemel voer, wat dus de onderwereld was. 29. Het boek van Daniel gaat over het hebben van visioenen en hoe zwaar dit kan zijn. 30. Vooroordelen zijn voordelen voor de onbesnedenen. 31. God ziet alles, en tekent alles op. God weet het en kent ieder mens door en door, en ieder mens zal persoonlijk verantwoording dragen voor zijn woorden en daden. Is het dan niet beter dat wij vervuld zijn met God, met de kennis ? 32. Het vlees is gevaarlijk, want het verstoord onze relatie met God, de kennis, en misleid ons. Daarom moet de mens terugkeren tot het geestelijke. Kom los van je vlees verslavingen. Het vleselijke kan namelijk het geestelijke niet begrijpen. 33. De onbesnedenen willen niet met vragen leven, niet met onderzoek, maar met snelle, laffe zelfovertuiging, zeer gemakszuchtig. 'Oh, we begrijpen iets niet. Haal even de etikettendoos erbij, dan zijn we er weer vanaf.' 35. Moeder Arnhem 1. Als een mens sterft blijft zijn ziel doorleven, en als dit een slechte ziel is, is het ook een boosaardige geest. In het hiernamaals worden de oorlogen dus gewoon voortgezet, als onderdeel van de geestelijke oorlog. De goede zielen die zijn overleden staan aan de kant van het pastoraat, wat ook wel de wolk van getuigen wordt genoemd. 2. Velen weten niet eens wat het is. Het zijn geestelijke ongeletterden. 732

3. De onbesnedenen kennen het pastoraat niet, en willen het pastoraat niet leren kennen. 4. De onbesnedenen hebben een pseudowetenschap, geen exacte wetenschap, maar een markt van kwakzalverij en beunhazerij. Zij zijn niet onderwezen in de geestelijke jacht en daarom dus illegaal bezig en maken veel kapot. Hier op aarde heerst de leugen en de alcohol. Maar wij moeten de dingen zoeken die boven zijn. 5. De onbesnedenen doen natte vingerwerk. Ze delen gewoon mensen in hokjes aan de hand van boeken die ze hebben gelezen. Onbesnedenen geschoold door andere onbesnedenen. Er is niets persoonlijks bij. De macht die ze hebben kopen ze gewoon van elkaar over. Alles gaat door geld en door hun bizarre etiquette. Ze dansen een dodendans. 6. Ze doen chic met hun bont van geslachte zielen. Het zijn slagers. Ze hebben een obsessie met problemen zonder de problemen op te lossen. Het zijn rampentoeristen. Lekker vervroegd met pensioen gegaan. Lekker rentenieren over de ruggen van anderen heen, met andermans leed. Nee, ze willen het niet genezen, daarom noemen ze hun patienten ook graag ongeneeslijk ziek. 7. Ook willen ze gezondheid bestempelen als ziekte zodat ze met hun mentale mishandeling de mens zo daadwerkelijk ziek maken, zodat ze kunnen zeggen dat ze gelijk hadden (selffulfilling prophesy). 8. Het zijn leken, geen geleerden. Het is geen intellectueel beroep. Ze maken vele mensen ziek, zodat ze een inkomen hebben. Dat is wel de laagste vorm van bestaan. Het zijn leken, geen geestelijken. 9. Ze glijden overal geruisloos langsheen en doorheen. Oh mens, ontwaakt toch, en ziet wat er op u is afgezonden. Kolonisten zijn het. Boosaardige geesten die uw hart willen bezitten. Laat je niet 733 omkopen door hun geschenken. 10. Zij zijn de drugs-profeten. Zij weten en zien alles. Zij kennen de mens door en door, vanwege wat iemand anders op een papiertje heeft gezet. Zij kennen de mens van achteren en van voren vanwege hun roddelblaadjes. Alles is hen bekend. Zij kennen je zitten en staan. Is dat niet 1984 ? De denk en droom tirannie ? Het ministerie van de liefde wat zichzelf voortdurend tegenspreekt, maar wat toch de waarheid is waar iedereen voor moet buigen, en zo niet daartoe wordt gemarteld om alsnog te buigen ? Wij leven nog steeds in 1984, in Brave New World als reageerbuis babies. 11. Drugs profeten van 'Ik zie ik zie wat jij niet ziet,' drugs monniken, die zich afgezonderd hebben van de waarheid, van de kennis, als geestelijke en sociale zelfmoord. En daarmee vermoorden ze zoveel anderen. 12. Je kunt niet met ze redeneren, want ze staan niet open voor rede, dus je trekt altijd aan het kortste eind, en hoe meer je zegt wat ze niet begrijpen en willen begrijpen, hoe meer etiketten ze uit hun doos trekken. Ze zijn immers aan de drugs, een gevaar voor jou en voor henzelf, dus je bent in een mijnenveld. 13. Je mag alleen van hun drugs nemen. Zij zijn de enige en hoogste god, oftewel godsdienstwaanzin. 14. De onbesnedenen hebben zichzelf tot god gemaakt, allemaal door inteelt. Het heeft zichzelf zelfs in de kerk opgesteld om aanbeden te worden. De mens wil God niet. God mag niet spreken. Alleen het ego van de mens mag spreken. 15. Het houdt het land in een greep als een slang, waardoor het land niet verderkomt. Het land wordt gewurgt. Daarom moet deze slang afgedaan worden door onderwijs. De daadwerkelijke reformatie en bevrijding moet nog komen. We kunnen er niet

zomaar uit zoals gezegd, maar het moet verdiept worden. 16. Alles liep vast in Arnhem. Moeder Arnhem is een donkere vrouw die in de natuur leeft, weggejaagd. 17. Alles liep vast bij Arnhem in de tweede wereldoorlog. Toen ontstond de zogenaamde honger winter, en toen moest eerst de Schelde bevrijd worden. 18. De mens moet zich terugtrekken en stil worden, teruggaan tot de natuur, tot moeder Arnhem. De mens moet wedergeboren worden in haar schoot. 19. Moeder Arnhem, Ik zie hoe onbesneden ze zijn, Hoe ze u hebben vergeten, terwijl u diep in de natuur bent met uw visnetten, uw zondvloed van de kennis zal komen Moeder Arnhem, Ik zie hoe zij altijd uw woorden verdraaien, Zij kennen u niet Jakob gevoelig zou zijn voor de boodschap. Aanvaarden wij het als wij geslagen worden door de hemelse tucht om de hemelse boodschap te ontvangen ? Of verwerpen wij de hemelse tucht ? 3. Zij werd geplunderd, zij werd verkracht. Wie hoort haar stem in de nacht ? Wie waakt met haar, of slapen zij allen ? 4. Wie hoort haar geroep, wie hoort haar geschreeuw ? Wie kan er door haar boosheid heenprikken ? Wie kan het slaan van haar gesel aanvaarden, waarmee ze haar boodschap brengt ? Ja, ze moet haar kinderen wel wakker schudden. Ze wil dat we het voelen. Zoveel geschiedenis die verloren is gegaan. Een moeder in het zwart, als een obscure monnik. Ze prevelt wat, maar niemand kan het verstaan. Auschwitz zwaar in haar herinnering, de dagen dat ze werd verkracht. Heeft het haar oppervlakkig gemaakt ? Nee. Juist diep. Wie kan haar ontcijferen ? 5. De onbesnedenen zijn als het beest van de zee die zijn merkteken, zijn etiket, drukt op ieder mens, en hen leidt tot het beest uit de aarde, de valse profeet. 36. Van Golgotha tot Auschwitz 1. Het begint met een twistzieke vrouw. Zij is wild en woest als een natuurvrouw, niet op een vleselijke manier, maar op een geestelijke manier, op een profetische manier. Zij ging van Golgotha tot Auschwitz. Waar waren wij ? Zij weet dat ze de mens niet kan vertrouwen. Daarom gooit ze haar paarlen niet voor de zwijnen en is zij als een orakel, obscuur. 2. Zij is strijdlustig als de hemelse boodschapper die met Jakob op Pniël streed, en Jakob sloeg, opdat 734 6. De martelaren zijn onthoofd. Ze mochten geen eigen godsdienst en geen charismatische gaven. Ze werden onthoofd en kregen een merkteken, wat ze overigens niet persoonlijk ontvingen. Ze hebben dit etiket nooit aanvaard, omdat ze weten dat het vals is. 7. De vrouw moest vluchten tot de wildernis. 8. De onbesnedenen rijden hoog op hun beesten, een moordend spoor achter haar latend. Overal zaaien zij dood en verderf. Zij zijn gekomen om het merkteken te brengen. Zij wanen zichzelf het hemelse woord, zwaar aan de verdovende middelen, waar ze zwaar voor betaald heeft, en waar ze voor heeft geroofd en geplunderd.

9. Zij zitten op het beest van Auschwitz. Maar het kindeke vindt een schuilplaats in Betlehem, tussen de wilde dieren in de wildernis. Het kind is veilig in de baarmoeder van de aarde. 10. Er is honger in Afrika, terwijl de rijken rustig doorleven. De stem van Afrika is gedoofd, en de rijken worden steeds rijker, chauvinistische varkens als ze zijn, met overdreven liefde voor het eigene, overdreven nationalisme, zo overdreven dat ze doof zijn voor andere landen. Zelfs gaat de scheur dwars door hun eigen land, tussen arm en rijk. Rijkdom is hun natie. 11. Varkens kwamen aan de macht, en gingen zorg dragen voor de slacht van andere dieren. Het is een varkocratie. 12. Maar de samenleving is te goedgelovig. De holocaust van de dieren moet ook allemaal maar kunnen. De vleeseter trekt gewoon zijn schouders op. Moedwillig is hij bezig zichzelf te vermoorden met al dat vlees. En dan maar dure reisjes maken. Auschwitz willen ze niet zien. Het lijden van Auschwitz, van hongerend Afrika willen ze niet dragen. Elke stap die ik zet in mijn leven zet ik voor hongerend Afrika om geen deel te hebben aan de gemeenschap met de clowns in het westen. 13. Wat doen wij met het lijden van de armen ? Hebben wij onszelf al verloochent om dit lijden te dragen ? 14. De mens kent de territoriale boze geesten niet die macht over hen voeren en wil deze ook niet kennen. De mens wil slapen, feestend de ondergang tegemoet. De mens is op een zelfmoord missie. 'Ja, daar beginnen we niet aan. Dat is allemaal teveel werk. Laten we er maar een einde aan maken, en nog even een laatst groot feest hebben.' Wat valt er te vieren, mensen ? Helemaal niks. De rijken hebben alles al opgekocht en dobbelen om andermans leven en bezit. En de oude fabels hebben 735 ze naar hun eigen hand gezet. 15. Overal peperdure reisjes maken in oorlogstijd, en Auschwitz willen ze niet zien, tenzij als rampentoerist. 16. Voor het worden van een mens moesten ze een rivier over, en het worden van een mens was een roversloon. 37. Moeder tegen moeder 1. Verhard je naar alle vleselijkheid en leugens op aarde. Volg het niet na. Doe onderzoek, anders wordt je in een put van verderf meegesleurd. Zo kun je ook tot de ware zachtheid en zachtmoedigheid komen, die van boven komt. 2. Zoveel dieren dagelijks naar de slacht door de varkocratie. Mensen zijn de ergste varkens. De zonde heeft je vernietiging op het oog en komt in vele valse gedaantes. Geloof hun vleierijen niet. Ze willen je bezitten en dan meesleuren. Kom tot de dieptes. Ga diepere lagen in de dingen zien waarin je kan schuilen. Kom tot de bronnen, voor nieuwe stromen. Doe het voor jezelf en anderen. 3. Iets vanuit de toekomst zal ons helpen. In de toekomst is de kennis namelijk uitgewerkt. 4. Dit is de strijd : moeder tegen moeder. 5. Het varkelijke kan het geestelijke niet verstaan. Ze willen niet leren. Ze nemen er ook de tijd niet voor. Het is een varkelijke wereld. Het is niet eens meer een vleselijke wereld. Het is varkelijk geworden. 6. Varkens rollende door alles wat vies en smerig is

en hen dan schoon wanen als pauselientje in papierotopia, want het staat immers geschreven. 7. Zodra het in hun roddelbladen staat afgedrukt is het de waarheid. Dat is de varkelijke waarheid. Ze hebben een varkelijk verbond gesloten, een varkelijke alliantie met alles wat oppervlakkig, leugenachtig en bedrieglijk is, en maar huichelen en vleien om zichzelf ook nog te overtuigen hierin, zodat ze alle twijfels kunnen wegwimpelen. Dank je de koekkoek. Je gelooft het toch zeker niet ? Het is de varkocratie. Het is allang niet meer menselijk. 8. Nee, ze leggen ook niks uit. Ze onderwijzen niet. De roddelblaadjes slingeren overal rond, zoals bij ons thuis vroeger. En maar aan varkeren. Er wordt niet geleerd. Alles wordt in de doofpot gedonderd. Zo kun je ze herkennen : Ze onderwijzen niet. Ze hebben geen substantie. Ze sturen je naar scholen die je niets leren. Het gaat allemaal varkelijk over niks. Het zijn varkens scholen die de mens dom houden, want dom verkoopt. Alles beoordelen ze varkelijk, naar hun varkensoren. Als er muziek is dan spitsen ze hun varkensoren om te zien of het wel dom genoeg is. Zo behandelen ze ook de literatuur. Het moet vooral goed dom zijn. Mensen, ik heb het alweer gehad voor vandaag. 9. In zulke varkelijke families moet je tegenwoordig opgroeien met hun varkelijke kerken waar je bedreigd wordt met eeuwige marteling als je niet doet wat ze zeggen. Eeuwige marteling. En ze doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is ! Nee, dit is het leven niet ! Lijken eten iedere dag, voeren ze ook aan hun kinderen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Het zijn varkens. Varkens families. Punt. 10. Als je daar problemen mee hebt dan ben je gek en ziek. Mensen helpen ? Dat kan niet hoor. Je moet een varken zijn, anders ben je ongeneeslijk ziek. Het varkelijke kan het geestelijke niet verstaan. 736 11. Het varken abc : Je bent varken, help geen mensen, denk niet aan de armen. Eet je bordje vlees, eet je bordje leeg. Vlees is goed en gezond. 12. Zij die het geestelijke verachten, de profetie niet willen, worden gedreven door het varkelijke, alsmaar meer, meer en meer. 13. Moeten we hier onze kostbare tijd mee verdoen ? Werk zolang het dag is, want als het nacht is kan niemand werken. De mens heeft genoeg in het varkelijke geleefd. Laat de mens verder leven in het geestelijke. Maar zal de mens luisteren ? 14. Het is de varkens nachtmerrie. We hebben deze nachtmerrie nodig, want het geeft informatie. 38. De ontwenning van de moederborst 1. Laat alles wat adem heeft de Heere loven. Dit betekent dat je altijd geestelijke oorlogsvoering moet doen vanuit de context, niet vanuit kortzichtigheid. Als je oordeelt, doe je dat dan vanuit een vooroordeel of heb je daadwerkelijk onderzoek gedaan ? De psalmen gaan over de territoriale oorlogsvoering, maar wat betekent het in diepte ? 2. Het betekent dat je een probleem bij de kop moet pakken, dat je naar de wortel moet gaan en niet aan symptoom bestrijding moet doen. 3. Het betekent dus dat je oog moet hebben voor nuances. Dat is het daadwerkelijke 'strijden tegen koningen.' Het is dus geenszins letterlijk. Territoriale oorlogsvoering komt dus neer op veel studie en onderzoek. Het zijn dus slechts spreekwoorden, zoals het rund bij de horens pakken,

wat ook betekent dat je geen tijd verspilt en je niet met bijzaken bezig houdt, zoals Lenin zei : 'de juiste schakel op het juiste tijdstip.' 4. Dat is dus een veel rustiger beeld van oorlogsvoering. Een leraar zei eens tegen mij dat het innemen van het beloofde land daar ook mee te maken heeft : het leren van de benodigde vakken. 5. Er is heel veel misbruik van geestelijke oorlogsvoering, van theologie, religie. 6. Ook Israel misbruikte de oorlogsvoering en gaf er een verkeerde betekenis aan, een oppervlakkige, vleselijke betekenis. Het ging hier om een vals, vleselijk vertrouwen op eigen wapenmacht. 7. Allereerst moet elk wapengebruik getoetst worden en verdiept worden. De wapenmacht van Israel werd vernietigd vanwege misbruik. 8. Jeremia moest door zijn celibaat een levend teken van God's oordeel zijn over het trouweloze Juda, terwijl Hosea juist moest prediken door zijn gezin. 9. Hosea moest met een overspelige vrouw trouwen. Soms ontkomen wij er niet aan een onheilig verbond te sluiten, wat dan profetisch en strategisch is, om een bepaalde boodschap te brengen, om een bepaald gebied in te nemen. Wij mogen dit echter niet vanuit het vlees doen. Dat is een groot verschil. 10. De reden waarom we iets doen kan een verschil tussen dag en nacht zijn, terwijl het ogenschijnlijk hetzelfde is. Zo is het soms ook belangrijk om in het celibaat te zijn, wat ook strategisch is. Zo is dit ook met de ouderbanden. Soms moeten we toenadering zoeken, maar soms is het tijd ons van onze ouders af te keren. 11. Dit kunnen ook geestelijke ouders zijn, leiders, degenen die over ons zijn aangesteld, of die ons hebben ontvoerd, in ballingschap hebben geleid, tot 737 slavernij hebben gebracht, in gevangenschap hebben gezet, onze bronnen waaruit wij putten, vrijwillig of gedwongen. 12. Het Israel van de dagen van Hosea was opgebouwd uit hoereloon, het loon van de afgoden. We kunnen ook stellen dat dit bloedsloon is. 13. Israel moest de geschiedenis overdoen, van de hongertocht tot het land van de wijngaarden, door de wildernis. 14. In het boek Hosea is er een zware strijd tegen corrupte moeders, corrupte ouders. 15. Geld is voor hen belangrijker dan waarheid, belangrijker dan gezondheid, belangrijker dan het goede. 16. Al hun macht, rijkdom en kracht hebben ze door het vlees, het vleselijke, het zondige, het schuldige. 17. Hosea zag zijn huwelijk als symbool van het oordeel en als symbool van tuchtmaatregelen als medicijn. 18. We kunnen stellen dat dit boek een dodenboek op zich is, of een poortenboek, waarin wachters verslagen moeten worden en deuren geopend, zoals in de onderliggende Egyptologie. 19. Door het hele boek Hosea ligt een strijd tussen vormendienst en de ware kennis van God. 20. Ik zag hemelse bloemen waar zielen uit voort kwamen. Het waren hele grote bloemen met grote hangende kelken, roodachtig. Ik zag een donkere vrouw in een witte vacht, en ze deed de vacht uit, en stond naakt. 21. De schepping is een geboorte in een rivier, door een donkere vrouw, een natuurvrouw. De donkerheid van haar is metaforisch voor de

bescherming van het kind, zoals ook de rivier dit is, als het natte van haar baarmoeder. 22. Het volk had bijzaken tot prioriteiten gemaakt. Als het misschien iets heeft voortgebracht dan zullen vreemden het verslinden. 23. Wij moeten eeuwig volharden, hoe lang het ook zal duren, totdat God's storm ons opneemt. Wij moeten het lijden ten einde toe dragen en de beker van het lijden tot de laatste druppel leegdrinken. Het is ook mijn ervaring dat sommige mensen zich door niets en niemand laten stoppen, niet door enige kennis of bewijs verhinderd worden. Ze zijn niet voor rede vatbaar. Het gaat hen om hun wil, niet om kennis. 24. Als de lijdensgezinde de wildernis ingaat om alles achter zich te laten en een ontmoeting heeft met God in de vorm van natuurvrouw, donker met grote borsten vol met melk, om van het hemelse woord te geven, dan rijst volharding op hierin. 25. Dan gaat het over jongens die dit soort briefjes schrijven : Lieve Ma en Pa: Ik ga bij de wilde jongens. Als jullie dit lezen ben ik al ver weg. 26. Het tijdperk van de wilde jongens is begonnen. 27. En zo rijzen de wilde jongens bendes op. 28. Het zijn ruilers van profetie en geestelijke wapens. 29. De wilde jongens spreken niet, of ze schreeuwen of ze hebben omgebouwde woorden. Het zijn vissers die netten hebben van koude, vreemde woorden. 30. Denk je in waarom je op deze aarde bent gekomen in deze nachtmerries. Het is om je wakker te schudden. 31. De kerkelijke vervolging, al dan niet met behulp van de (ingehuurde) psychiatrie verstoort een kind ernstig in de uitoefening van zijn jeugd-zijn, zijn spontaniteit en abstracte godsdienstvrijheid. Het is een zware mentale aanval op het kind wat traumatische gevolgen kan hebben voor zijn verdere leven. 32. Niet door uiterlijke dwang, maar innerlijke gehechtheid. 33. De jaren 1800 herhaalden zich. Er was een afscheiding, maar het werd door hen die zich koning waanden niet geaccepteerd. De profetische beweging werd zwaar vervolgd op allerlei manieren. 34. De sleutel ligt in oudere versies van genesis. Er was een oorlog tussen twee landen, waaronder Silphi. Het was een tijd waarin veel kinderen werden geroofd. Kierkegaard schreef over de ontwenning van de moederborst. Eerdere versies van genesis spraken ook over de profetische uithuwelijking. 35. De opname is al geweest, en het is een opname naar binnen geweest, dus het is niet zo dat je letterlijk niet meer rondloopt omdat je met vliegend paard en wagen naar de hemel bent genomen. Neen. Zij die opgenomen zijn lopen nog gewoon rond. 36. Het vleselijke kan het geestelijke niet verstaan. Zij die door de profetische golf werden gegrepen en tot de hemel werden opgenomen werden vervolgd door hen die van de aarde waren. 37. Zij van de profetische golf zijn de wilde jongens. 38. Dat is wat profetie is : hij was uitgehuwelijkt aan de hogere realiteiten. Hij hing de kennis aan, niet de lagere wil. De kennis was de hogere wil waardoor hij werd voortgedreven. 738

39. Amos klaagde over de hardheid in de stam van Juda dat er niemand was die over de scheuring van Jozef treurde. Ze bekommeren zich er niet om. 40. Ik moest veel rivieren over. Ik was een vreemdeling in een vreemd land. 39. Het spotkleed dragen 7. De middelen van het lijden zijn als van de bomen van het paradijs. Het gebeurt als de slagen maar doorgaan en doorgaan, en niet meer stoppen. Je leeft dan in een andere wereld, en bent één van de opgenomenen, en het vleselijke kan het geestelijke niet verstaan. Je bent dan een eenling. Je leeft dan niet meer op de aarde, maar toch ben je op aarde. Je bent vrijgemaakt, maar toch gebonden. Telkens wordt je uit elkaar gescheurd, want ze trekken aan je, maar je bent ver weg. 1. Wij moeten het spotkleed dragen. Door onverhoorde gebeden stelt God ons geduld op de proef. We hebben geen grotere kracht nodig, maar een diepere dood, als we op zoek zijn naar God. Teveel kracht verblindt en misleidt, maar het lijden onderwijst ons. 2. We komen tot het punt dat we zo verzadigd zijn van het lijden dat we niets meer kunnen verdragen, overgevoelig zijn, maar dan gaat de andere wereld juist voor ons open. Alleen door het lijden leert de mens gehoorzaamheid. 3. Zo diep gaat het, tot we tot een overvloed van lijden komen, en vuil worden, want er was zoveel valse, vleselijke schoonheid. 4. De kerk heeft een afgod gemaakt, zodat ze de principes niet meer hoeven te volgen. 5. Zij die inzicht verkrijgen zullen het zoete niet begeren, en toch zal het bittere ook zoet zijn, want voor de hongerige is het rauwe zoet, en het bittere als honing. Het lijden verandert het denken van de mens. 6. Het lijden bevat middelen om de mens verder te helpen. Ik heb dat altijd zo gezien en ervaren. 8. Het is het onderwijs wat ten leven leidt. Zo niet, dan ben je levende al dood. Alleen zij die het lijden dragen reiken tot het eeuwige leven. Dit is omdat het diep genoeg is om door de eeuwigheid heen te komen. Het heeft diepte nodig, anders kom je nergens. 9. Kennen wij het geheim van de tuin van God waardoor wij gaan in ons leven ? Houden we ons bezig met die hogere natuur ? Laat jezelf niet afleiden door hen die het lijden en de gesel niet leren. Zij willen immers uw ziel meeslepen in het verderf. Zij zijn loze golven van de zee des doods, van de eeuwige dood, waarin je aan het einde niets dan zeeschuim bent. Oh mens, laat u toch onderwijzen. Het leven kan zoveel meer betekenen. De tucht is de baarmoeder. De mens die geboren wil worden kan hier niet aan ontkomen. De gesel is de opvoeding, anders zijn wij slechts wolken zonder water. 10. Ik houd mij vast aan uw gesel, oh God, opdat u mij behoedde tegen het kwaad. Uw gesel leidt mij, doet mij ontwaken, en bewerkt het goede in mij. 11. Uw gesel is mijn oor oh God, opdat ik zal horen van uw onderwijs, Uw gesel is mijn oog, opdat mij niet zal ontgaan wat u aan mij laat zien. Wanneer ik moede ben, dan geeft uw gesel mij kracht. 739

Uw woord is in uw gesel, en uw herinnering. Ja, bitter is haar melk, om haar kind te sterken. oftewel in ons laten wonen. 12. Wij moeten het lijden aanvaarden. Er zijn velen om ons heen die veel klagen en geen onderwijs aannemen, en ook het lijden niet aanvaarden. 13. De mens moet beseffen dat de mens deze tucht nodig heeft. Zij die altijd maar klagen en hun kinderen niet onderwijzen verbitteren hun kinderen. God slaapt en houdt zich doof voor een reden. Er is een diepere wereld. God is in dromen. 6. Het offer moet volledig zijn. De mens mag niets voor God achterhouden, het offer mag niet in gebreke blijven. 7. Het is belangrijk dat er allereerst een worsteling plaatsvindt met God, zodat de mens geen valse, ongetoetste goden volgt. 8. De mens mag ook niet zomaar blind vertrouwen en zich blind overgeven. Dat doet de mens ook niet als de mens een vrouw ontmoet. Hij moet haar eerst leren kennen en testen, als in een worsteling. 40. De worsteling tussen het zwijnenzaad en het vrouwenzaad 1. Egypte was het beeld van de opvoeding, en toen moest het volk tot het beloofde land. De huidige samenleving is gebaseerd op een hoop speculatie. 2. De mens vereerde slechts mensen. De tradities en voorouders moesten in ere gehouden worden, dus het volk ging nooit het beloofde land in. 3. God slaapt en houdt zich doof, want het gaat niet eens om deze realiteit. De mens moet de andere realiteit zien. God handelt niet in deze realiteit. 4. Zijn wij zo onverschillig geworden dat we zeggen : 'Het is nu eenmaal zo.' Onverschilligheid heeft de mens nooit verder gebracht, en het is dodelijk in combinatie met speculatie. Spijbelaars speculeren. School is niet iets om onverschillig over te zijn, maar allereerst hebben we te strijden tegen de school van spijbelaars, de pseudo-school van dwang en misleiding. 5. Opname houdt ook in dat wij God opnemen, 740 9. Er is een offer van zaad aan de ingang van het leven, en dan is er door de dood nieuw leven, een wedergeboorte, die in de mens zelf mag plaatsvinden. 10. Het leven en haar ingang beeldt dus het visnet uit en haar prediking is twistend, testend, anders is er geen bekering. 11. Al vanaf het begin is er een worsteling tussen het zwijnenzaad (het vlees, de wereld) en het vrouwenzaad. 41. De zoon moet ter helle dalen 1. De mens mag zich niet zomaar overgeven. Strijd om in te gaan, oftewel test alles. 2. Er ligt een enorme diepte in verborgen, wat ook door de ingang van het leven als beeld is vastgelegd. 3. De mens moet tot een opname komen, en dan stroomt het zaad en is er wedergeboorte.

4. Het vlees moet volledig sterven, oftewel geofferd worden, als een middel om tot het inwendige zaad te komen, oftewel het verborgen woord. 5. Dit is dus een proces van onderwijs waarin alle onwetendheid wordt uitgebant, ook de onwetendheid omtrend deze dingen. 6. Een straf is in dit opzicht ook positief als een restrictie, een kastijding, opdat de mens niet afdwaald, en in die uitleg mag de straf ook daadwerkelijk eeuwig zijn, opdat de mens het pad vindt. 7. Men raadplege hierover het gehele woord des Heeren om een goed beeld te krijgen over deze vaak misbruikte terminologie. 8. De mens moet loskomen van lekenprediking. 9. De zoon moet ter helle dalen alvorens op te staan. 10. Het spijbelende kan het geleerde niet begrijpen. 4. De natuur is zo mooi. We zijn op weg naar nieuwe tekenen van leven. Kunnen we onze moeders zien in de natuur, dwars door alles heen ? Zij zijn de hemelse woorden en gedachtes die ons leiden en corrigeren, voortvloeiende vanuit de bron van eeuwige kennis. 5. De besnedene werd tot zoon, als beeld dat hij een volkomen offer had gebracht, zijn zaad, en zo wedergeboren werd als zoon. Hij was van het vleselijke overgegaan tot het geestelijke, van onwetendheid gekomen tot kennis, van leugen tot waarheid. 6. Als wij zoon worden is de verbinding met de natuur moeder hersteld. Een besnedene kan niet slechts een besnedene zijn, maar moet ook zoon worden. Hiertoe is het visnet. 7. De gelovige keert door het persoonlijke zoonschap terug tot de eeuwige natuur. Zou er iets aan dat zoonschap ontbreken, dan zou de eeuwigheid wegsmelten als een drug. 42. De verborgen raad van God 1. Alle dingen werken mede ten goede. Het goede is de kennis. Het gaat dus om het pad van onderwijs. 2. Op het lange pad van het lijden, moet men geduld leren, en is er diepte en zo alomvattende eeuwigheid. Niets kan ons scheiden van die kennis. Ook kunnen wij niet ontkomen aan die kennis, en die kennis zelfs niet wederstaan. 3. Het offer leidt tot het zaad, en zo tot profetie, oftewel de verborgen raad van God. 741 8. De dood kan niet direct en permanent intreden, maar alleen zijn intrede doen door het lijden dat volkomen moet worden door geduld. We spreken daarom ook van het leven als een lijdensweg van hongeren om zo geheel los te komen van de zonde in de diepte van ons wezen en ons bestaan. 9. Kunt gij dan zoetheid proeven zonder eerst diepe bitterheid te hebben geproefd ? Alleen de eeuwige honger leidt tot de honing, als in een geheimenis. Dit is een volkomen honger waarin al de aardse zintuigen en geneugtes zijn afgestorven. Dit is een slopend gevecht wat niet met minder genoegen kon nemen. 10. De mens gaat in de kooi, los van alles, wordt op zichzelf teruggeworpen.

11. We moeten niet slechts over het hongerpad gaan, maar ook door de hel, opdat we niet denken dat iets vreemds ons overkomt. 12. Religie mag nooit overdreven worden, en mag de eigen verantwoordelijkheid niet vervangen, want dan is het slechts zieldovende en verstandsuitdovende drugs die schadelijk is voor de algehele gezondheid van het menselijke gestel en bestaan. 13. De mens is slechts in een tijdelijke toestand, een bepaald bewustzijnsniveau. 14. De mens mag zo bouwen aan de eeuwigheid. 15. Als de mens geheel aan zijn vlees een harde dood is gestorven wordt de mens opgenomen tot een hoger niveau, een hoger inzicht. 6. Het werk is eeuwig, oftewel volledig, genoeg verdiept. Alleen door het eeuwig werk is God voor eeuwig met ons. Wij kennen eeuwig door eeuwige studie. Als je dit voortijdig en in onvolledigheid afbreekt om tot voorbarige conclusies te komen dan vaagt je ziel weg. Dan ben je een dolende, waterloze wolk, niets dan zeeschuim aan het eind. 7. Door het zoonschap zijn wij uitverkorenen en ontvangen wij de geestelijke gaven om ten dienst gesteld te worden tot anderen. Dit zoonschap kenmerkt zich door afzondering. 8. Het kenmerkende van profetie : dat wat geen oog heeft gezien en wat in geen hart is opgekomen. 9. Als wij de prediking verkondigen, dan moet deze boodschap uniek zijn, en niet een boodschap van kudde mentaliteit. Profetie is altijd creatief. 43. De innerlijke verdeeldheid van de mens 1. De geestelijke gaven zijn de werkinstrumenten die God aan de mens heeft gegeven om het koninkrijk te bouwen. 2. Onze strijd is niet vleselijk, maar geestelijk. 3. De vijand zal blootgelegd worden. 4. Oneindige nuance moet er zijn, zodat er ook oneindige creativiteit kan zijn. 5. Het geestelijke is eeuwig, en dus ook de geestelijke gaven, de geestelijke werken, wat betekent dat het werk volledig is, en niet ergens halverwege moet stoppen, want half werk brengt leugen voort. 742 10. We mogen ons afvragen : bezit onze prediking zout of is het zouteloos ? Prediken wij om het vlees te behagen, mensen naar de mond te praten, om te bevestigen wat algemeen aanvaard wordt, of prediken we een hemels leven wat gekeerd is tegen het aardse leven om zo scheuring te brengen in de gemeente. Want die moet er wel zijn. 11. De hemelse prediking kwam niet om vrede te brengen, maar scheuring, het vleselijke moest namelijk van het geestelijke gescheiden worden. 12. Wij gaan soms met de gesel door de kerk. Heilige huisjes moeten soms omver getrapt worden. Dankbaar volgen wij hierin het natuurschone hemelse woord. Wat een prachtige natuurvrouw is dit. 13. Het hemelse woord gaat over de innerlijke verdeeldheid van de mens, over hoe ingewikkeld de mens in elkaar zit, en over hoe er van diverse kanten aan de mens getrokken wordt.

14. Het is de innerlijke chaos van de mens, waar uiteindelijk een nieuwe schepping uit voortkomt. Deze laat zich niet afdwingen, maar gebeurt op het juiste daarvoor aangestelde tijdstip. De mens verzint fabels om aan de restricties van de natuur te kunnen ontkomen. 15. Het hemelse woord valt met recht de vleselijke werken aan. In die zin is zij een giftige pijl. 16. In de slaap komen dromen met geestelijke werken, door de geestelijke gaven. 17. Er is ook nog zoiets als mentale vervolging. De Psalmen staan hier ook vol mee. Maar wie zijn we ? We zijn uitverkorenen. Het zijn krachten die tegen elkaar ingaan. 18. God verkiest het dwaze. Het gelijkvormige zal uitsterven. Alleen het unieke zal overleven. Durf je anders te denken dan de mensen om je heen ? Zo niet, dan heb je een probleem. Het gelijkvormige zal onder de voet gelopen worden door de dwazen van het hemelse woord. Zij kijken wel beter uit dan gelijkvormig te zijn aan anderen. Heb je nog iets te melden in deze wereld, of zeg je alleen maar hetzelfde als wat ieder ander mens zegt ? Zorg hierin wel dat je niet vleselijk dwaas bent of gewoon dom of roekeloos. Wees strategisch, wees intelligent, en betaal de prijs. 19. Het vlees projecteert altijd, klaagt altijd de mens aan die het goede wil doen, van het vlees afwil. Hoe kom je van het vlees af ? Het vlees is de zondemacht die de mens wil besturen. Wij leven niet door eigen meningen en geloof, niet door het vlees. De vervolging door het varken 1. Wij leven door dromen en visioenen en die moeten getoetst worden. De vleselijke werken moeten sterven. Daarom is de onbesneden kerk zo tegen de gaven, en vervolgt altijd de gaven, altijd. 2. Het vlees verletterlijkt daarom ook altijd alles. De mens is zo schoon geworden dat de mens door deze waan het vlees niet eens meer ziet. Daarom moet de mens zich vervuilen door het werk. Dat is dus een goede, natuurvervuiling. 44. 743 3. Laten we niet vergeten dat het lijden er is om het vlees eraan te doden, het varkelijke in ons. Wat een verschrikkelijk beest is dat, een woest varkelijk zwijn. Dit is geen makkelijk zwijn, want het zwijn projecteert, valt ons aan met valse beschuldigingen en draait alles om. Misschien ken je dit zwijn wel in je eigen leven. Wij moeten ons dus juist vuil maken in de strijd tegen dit everzwijn. Het is allereerst iets in ons zelf, ons vlees, onze varkelijkheid, als een prisma, en die lijkt in eerste instantie onoverwinnelijk, omdat het je met grof geweld zo kan uitschakelen. Zelden is er een meer intimiderend beest geweest dan dit zwijn. Het kan je totaal aan stukken rijten. Het zit in je gedachten, nog niet eens zozeer wat anderen tegen je zeggen, maar de manier waarop je het interpreteert en hoe het je leven beheerst. Het is de prisma waardoor je leeft en waardoor je in dit bestaan bent. Het zwijn heeft je gebeten, en je bent erdoor gaan hallucineren. Alles om ons heen is het gevolg van die hallucinatie, van het ijlen van die wond, wat ook wel de matrix wordt genoemd. Dat wil zeggen dat we de aardse realiteit anders ervaren dan dat het is, en we denken omdat anderen hetzelfde beleven dat het daarom wel waar moet zijn, maar dat is niet zo. Anderen zijn vervormd en kunnen wel hele andere dingen zijn. Alles is vermomd, alles is een projectie, een verdraaiing. Daarom moeten we de strijd met het beest aangaan zodat deze wond kan genezen.

4. Allereerst dus niet grijpen naar het schoonmaakproduct, maar naar het vuile werk. Durf je handen maar vuil te maken aan dit varken. Je moet wel, anders rijt het je nog verder in stukken. 5. Zink in de varkensjacht. Durf jezelf vies te maken. Je moet er doorheen. Je kan het nu niet gaan negeren. Het is niet letterlijk. Het is iets van de natuur. Dompel jezelf onder in de strijd. Dat is het lijden, want zeer zeker dat het varken ons dan zal verwonden en ons zal vervolgen. Je komt er dan niet meer vanaf maar moet er dwars doorheen. 6. Overal zie je dit varken. Maar je moet er doorheen. En het hemelse woord is daartoe als een hulp en gids gezonden. Zij is een natuur vrouw die inwijd in de jacht op het vlees. Zij sluit geen compromissen. Zij disciplineert je, en onderwijst je. 7. Dit is een strijd in haar baarmoeder waardoor wedergeboorte kan plaatsvinden. Het komt je niet aanwaaien. Eerst ben je een feutus. Je moet door alle nodige ontwikkelings fases heen voordat je geboren kunt worden. Daarvoor is alles duister. 8. De mens wordt niet zomaar door een middeltje van zonden gewassen. Neen, de mens moet de zonde confronteren en leren kennen. Ken je de strijd met dit zwijn ? Ken je de strategie ? De psalmist moest zichzelf figuurlijk wassen in het bloed van de vijand, wat erop duidt dat je de vijand door en door moet kennen. 9. Het vlees heeft deze strijd verzaakt en zo de bedriegelijke vlees industrie opgezet in plaats daarvan, maar dit kan de noodzaak van de geestelijke strijd niet vervangen. 10. Het varken en het zwijn in de natuur zijn onze medeschepselen, en zijn intelligente, vredelievende dieren, geenszins de vleselijke varianten in de geestelijke wereld die metaforen zijn van de zonde 744 in ons. De mens zelf is dus het varken. De mens moet zichzelf opofferen en niet altijd naar de ander kijken. 11. De eersten zullen de laatsten zijn, en de laatsten zullen de eersten zijn. Wie de grootste onder u wil zijn zal de kleinste zijn. 12. Het vleselijke zal in die zin ook nooit aan het geestelijke ontkomen. Terug naar de natuur realiteiten achter de aardse beelden. 13. De dieptes van het hemelse woord zijn wachtende als natuur vrouwen in de wildernis op de ontwakende mens. De moeder roept. Wie hoort ? 14. Zonde staat gelijk aan kortzichtige exclusiviteit. Kom tot de diepte, ook de diepte van het hemelse woord. Je moet de taal leren begrijpen, waar het daadwerkelijk voor staat, in de diepte. In de diepte sterft het vlees af. Aan de oppervlakte blijft het vlees je bedonderen. 15. Daarom is het hemelse woord 'zij die tot de dieptes roept'. 16. Het zaad van de vrouw zou het zaad van het zwijn overwinnen. Wat is het zaad van de vrouw ? Moedermelk. Zo communiceert moeder met kind. 17. Bent u al opgenomen voor werk ? Het is de werk-opname, een zeer belangrijke opname. Door de opname in het geestelijke werk te ontvangen wordt het vleselijke werk en de wil tot vleselijk werken verpletterd. 18. Wij kennen hierin de diepte van het lijden die tot zo'n opname heeft geleid. Eerst moet het vlees door dit lijden geheel verscheurd worden. We kunnen stellen dat de vleselijke blijdschap die we om ons heen zien een gebrek is aan informatie en aan geestelijk werk.

19. Het lijden leidt tot gehoorzaamheid, oftewel tot het ontvangen van de geestelijke gaven daartoe en de geestelijke werk-opname tot geestelijk werk. 20. De mens wordt teruggeroepen tot de wildernis, tot de natuur. 21. Er moet als geestelijk mens naar gekeken worden als naar een gelijkenis die versluierd is. 7. De eeuwige kennis zal wederkeren in de werk opname. Het is een ontmoeting in de lucht, als een prisma. 8. Als je geestelijk werkt, maar je volgt daarbij geen geestelijke studie, dan gaat het vlees het overnemen. Dan heb je de test niet doorstaan. 9. Het gaat per slot van rekening om het onderzoek, om de studie opname. 45. Meerdere opnames 1. De oude kerk had alles verletterlijkt en ze dronken bloed en aten vlees. 2. Het is niet genoeg om zomaar opgenomen te worden. De mens moet tot de diepere opname komen. 3. De dwaalgeesten verdedigen hun gruwelen met hand en tand, door uitspraken van voorouders die ze vervolgens uit de context halen en verdraaien. Ze willen het kloppend maken. Zo forceren ze alles om hun gruwelen maar goed en mooi te doen lijken. 4. De diepere opname, de werk-opname, vindt plaats als vleselijke uithuwelijking verbroken wordt. 5. We kunnen niet ontkomen aan de talen en beelden om ons heen, maar we kunnen ze wel verdiepen en vergeestelijken, en ook ontmaskeren door te zien wat er verborgen gehouden wordt. 6. De leugen kan de waarheid niet geheel verdelgen. Het loopt er nog ergens doorheen, en dat is ook de beste manier van ontmaskering en terechtwijzing. 10. We kunnen niet alleen maar lijden en de andere wang toekeren en onze kinderen gemarteld laten worden, en dan maar deze misdadigers vergeven. Een moeder beschermt haar kind. Dit is ook in de natuur zo. De wilde dieren vergeten nooit, en vergeven ook niet. Ze moeten overleven, hun kinderen beschermen. Ja, het lijden duurt lang en gaat diep, maar daarin is studie die tot werk leidt, en dit leidt tot de strijd-opname. Het is oorlog. Verzaak de geestelijke oorlogsvoering niet. Wij keren vaak de andere wang toe, maar kom niet aan onze kinderen. 11. Durf die vergevings-grens over te gaan. Kom tot de diepere strijd-opname. En misschien dat je dan juist je vleselijke wapens kan laten vallen. De strijdopname betekent dus dat een heleboel valse strijd, vleselijke strijd zal afsterven. Het lijden roept juist een diepere strijd op. 12. Genade mag nooit misbruikt worden, zoals de vergevingskerk die ook een genade kerk is. 13. Kom terug tot de moedermelk van het hemelse woord, kom terug tot haar wildernis, haar kamp, waaruit uw vlees niet zal kunnen ontsnappen. En laat uzelf onderwijzen. 14. Het vlees moet sterven, en de ziel wordt opgenomen tot God. 15. Het hemelse woord toetst. Zij laat met haar ogen 745

niet los wat zij heeft gezien. Zij vergeet niet, en vergeeft ook niet zomaar. Het is geen moeder waarbij we met grote zonden en grove leugens zomaar ermee wegkomen door één of ander dom versje op te zeggen wat we ergens hebben geleerd. 'Ja, dank u voor uw vergeving.' 16. 'Welke vergeving ?' zou zij vragen. Wat heb je er zelf aan gedaan ? 17. Zijn zulke zogenaamde godsdienstigen die God niet kennen en niet willen leren kennen dan niet de grootste en ergste onbesnedenen ? 18. Er ligt gevaar in de omgang met deze onbesnedenen. 4. Tucht is vandaag de dag in de wereld koopwaar geworden. Daarom vertrekken geestelijken naar de wildernis. Ze willen er niets maar dan ook niets mee te maken hebben. Ze onderhandelen niet met de mammon. 5. Het hemelse woord kwam om de mens geestelijke woningen te geven. Wij komen in deze woningen als wij de woningen van het vlees achterlaten. Na de opname komt er dus hemels inwonerschap. 6. Veelal grijpt de vleselijke mens te snel naar werk, zodat het vleselijk werk is, en heeft hierin geen genoeg fundament van studie, van het Woord, waardoor het een valse studie opname is, en een gebrek aan lijdens opname. Dit zijn vaak heerszuchtige mensen die niet kunnen wachten, niet willen wachten. 46. De hemelse huisvesting 1. De sleutelen van Haggai zijn geestelijk. De sleutels liggen in de handen van de geestelijken, van de gelovigen. Laat niemand zichzelf bedriegen. Ook zij die het geestelijke verkopen zijn daardoor dus niet meer geestelijk, maar vleselijk. 2. Ware geestelijken moeten waarschuwen, en mogen hun waarschuwingen ook zeker niet verkopen, anders hebben ze ook bloed aan hun handen, veel bloed. 3. Vandaag de dag worden sleutels verkocht aan criminelen, en gestolen door dieven. Maar och, ziet u, het zijn geen echte sleutelen, en men versteent hierdoor slechts. 746 7. Het is dus ook een valse werk opname die dan plaatsvindt. Al met al zijn dan hun sleutelen ook vals, die ze dan proberen door te verkopen in een crimineel netwerk. Ze bouwen hun eigen scholen en eigen regeringen en noemen het dan legaal. Dus deze leugen kent geen einde, maar zal vallen door het kerkelijk recht, door het hemels woord, want ze zullen in de hemelen niet worden gehuisvest. Het is slechts geestelijke huisvestiging op grond van een vleselijke opname. Daarom kennen zij ook geen daadwerkelijke autoriteit, maar slechts in vormen en uiterlijkheden die tijdelijk zijn en wegstreepbaar. 8. De onbesnedene doet geen of gebrekkig onderzoek en verkoopt dan het recht of veilt het voor de hoogste bieder. Dit is een grote gruwel van rechtsverkrachting, door het aannemen van steekpenningen. 9. Dit is een oorlog tussen het zaad van het zwijn en het zaad van de vrouw. 10. De vrouw heeft door het bezit van een baarmoeder daadwerkelijke kwaliteiten van

huisvestiging, terwijl de slang bedrog pleegt. 11. Door te lijden kan de mens de ander aanvoelen en iets voor de ander te betekenen. In die zin is werken drieledig : studeren, lijden en strijden. 12. Zonder deze werken is de mens dood. 13. Het hemelse woord hamert als Noach op de werken, als zijnde een schip om te overleven. Zonder werken is er geen schip. Dit kan alleen door het lijden. 14. Ook de werken zonder lijden zijn dood. 15. Onbesnedenen kijken de mens in de mond voor het goud, maar luisteren niet naar de mens. 16. Wie is uw raadsheer ? Geld of kennis ? 17. Paulus rekende alle dingen schade en drek om de uitnemendheid der kennis. 18. Onbesnedenen zullen niet toegelaten worden in de hemelen. Eigenlijk zijn ze gewoon bezig zichzelf te vernietigen. Wat kunnen we doen als een mens bezig is zichzelf te vernietigen ? We proberen hem te helpen waar we hem nog kunnen helpen, maar we moeten onszelf en anderen ook tegen hen beschermen. Daarvoor is de kerkelijke tucht. 19. Het werk moet dus gekeurd worden, getoetst worden. De mens moet niet alleen in de werk opname zijn, maar ook komen tot de werkplaats, en gehuisvest worden in het werk. Is het werk al je woonplaats, en ben je al onderdeel van een werkfamilie ? Of ga je nog helemaal op in je aardse familie die hun tijd verspillen met allerlei vleselijk werk om de heiligen af te leiden ? Er zal dus een zondvloed komen die al het vleselijk werk zal uitbannen, elk werk zal toetsen. Elk pseudo-werk zal uitgeroeid worden door deze zondvloed. En dan lig je in het water, in de zee, die al dan niet woest is, 747 47. Het lijden van de oude profeten 1. Het hemelse werk is één van de natuurvrouwen tot de kerk gezonden om hen te leiden. Zij draagt een lamskleed. Waar staat het voor ? Een vals lam moest verslagen worden. Zij roept de mens op om waarlijk discipelen te worden, maar discipelen van wat ? Het is beeldspraak natuurlijk. 2. In een droom lag ik in de werk-zondvloed, waar overigens iedereen doorheen moet. Ik was in de zee, en moest naar een eiland zwemmen, wat gebouwd was op klei. Ik moest tegen kleigronden opklimmen. Ik ontmoette haar toen in de wildernis op het eiland. Zij droeg een lamskleed. Zij was een donkere natuur vrouw, een aspect van God. Zij speelde een lied op een fluit, en zong. 3. Je bent in het oerwoud. Onbekende parasieten hebben het op je bloed gemunt. Eén verkeerde beweging en het kan te laat zijn. Geestelijke oorlogsvoering alleen is niet voldoende. Er kan ook valse geestelijke oorlogsvoering zijn. Je hebt nog iets anders nodig : toetsologie. Elke geestelijke 20. Het hemelse woord komt om velen te ontslaan. Veel werk is namelijk helemaal geen werk. De werk-zondvloed zal komen. Wie zal bestaan ? Als het nacht is zal niemand kunnen werken. Werk zolang het nog dag is. Het werk moet volbracht worden. en dan moet je zwemmen tot de werk-eilanden die nog zijn overgebleven, de woonplaatsen van geestelijk werk. Dit is de zondvloed van het hemelse woord. Zij komt tegen alle valse werken, en toetst elk werk nauwgezet en zal niets door de vingers zien. U bent gewaarschuwd.

oorlogsvoering moet streng getoetst worden. Grondig getoetst. Anders ga je eraan. 4. Iemand zei eens tegen mij dat hij daar zwaar paranoïde van zou worden, maar hebben we een andere keus ? Als we onze kop in het zand steken en dus niet leren dan hebben de parasieten ons. Het is oorlog. Je ogen en oren dichtdoen is geen optie. Dan hebben ze je. Je bent nu eenmaal in het oerwoud en je moet zien te overleven. Dus zie te overleven. Voor nu zit er niets anders op. Zie dat je er doorheen komt. Er valt niets te ja-maaren. Wie niet studeert valt in slaap en gaat eraan, wordt een prooi. 5. Het toetsen moet dus grondig gebeuren, anders ben je nog prooi, want parasieten kunnen oneindig sluw zijn. Vandaar dat het vak toetsologie zo belangrijk is, levensbelangrijk. Je toets moet volkomen zijn, waterdicht. Het moet leiden tot de toets opname, waarin je dingen zo diep hebt doorgetoetst dat de geestelijke kennis je tegemoet is gekomen en je opneemt. De geestelijke beloont zulke toetsers. 6. Geestelijke werken moeten van boven komen, en niet gebaseerd zijn op voorschriften en tradities van mensen. We hebben dus zowel een toets opname nodig als een profetische opname. Toetsen is niet aanvaarden en vertrouwen, maar worstelen. Er staan teveel gevaren op de loer, ook als we denken in God te zijn. Pas als we volharden in het toetsen en worstelen tot het einde zullen we opgenomen worden. Die opname is een verbrokenheid, want Jakob werd gebroken zodat hij gevoelig zou zijn voor de geestelijke kennis. De toets opname is dus niet iets zoetsappigs. Jakob werd in het toetsen gegeselt opdat zijn vlees zou afsterven. 7. Luistert naar de roede. Jakob moest leren naar de roede, naar de gesel te luisteren, want het beschermde hem en leidde hem. Daartoe is pijn in ons leven. Het is niet om ons te vernietigen. 748 8. Het vlees mag de profetie niet in de weg staan. 9. Wij mogen ons nooit blindelings overgeven. Wij zijn dus innerlijk verdeeld, en dat is onderdeel van de toetsologie, dus denk niet dat u iets vreemds overkome. Het is heel normaal in de wildernis. 10. Soms worden we verscheurd door onbegrip, klagen en weerstand, vanwege de diepte van het lijden, de snijdende pijn van de gesel wat soms maar niet lijkt te stoppen en alleen maar erger lijkt te worden. 11. Wie kan het dan soms niet uitschreeuwen in woede, en wie kan soms niets anders dan vrezen of zo overgevoelig zijn dat je weg probeert te vluchten ? 12. Soms is het lijden ondragelijk, en de natuur weet dit. Niks menselijks is ons vreemd. 13. In het leven van een geestelijke kan het zo erg zijn dat we net als Elia niet meer willen leven soms, of onze geboortedag en moederschoot vervloeken zoals Jeremia. Dan willen we niet meer leven, net zoals Job. Dan is het allemaal teveel geworden. Dat wil niet zeggen dat we dan minder geestelijk zijn, maar het lijden gaat soms door dit soort dalen die zo diep gaan dat we wanhopig zijn en het niet meer zien zitten. Dat is het pad van het lijden. 14. Door het lijden wordt de mens dan eindelijk opgenomen uit de vleselijke woning, los van de vleselijke familie banden. 15. Er zijn verschillende soorten vals geloof waar de mens voor op moet passen. 16. Profetie mag niet alleen op speciale gelegenheden zijn. Neen. Dan heeft het vlees teveel ingang. Onze zintuigen moeten opengaan. Het gaat erom profetisch te leven. Het gaat om het hemelse burgerschap.

17. Dit geschiedt door de profetische opname en de toets-opname, want iedere profetische besnedene weet dat er een strijd is tegen geesten van valsheid, die telkens weer proberen de profetische mens te misleiden. 7. Het zijn drugsmengers. Dat kan nooit goed zijn voor het lichaam. Kijk naar alle formules die ze opprevelen, want ze willen niet leren. Ze zijn niet voor rede vatbaar. Allemaal bijgeloof. 48. Menselijke geboden leiden af 1. De hemel is geestelijke kennis. Als je de geestelijke kennis niet hebt ben je ook niet in de hemel. 2. De hemel is studie. Het vlees wil niet studeren. Het vlees wordt in stand gehouden door bepaalde bacteriën, en daarom moet de mens de bacteriologie kennen. 3. Profetie is ingewikkelder dan het vleselijke. De hemel gaan we dus in door studie. 4. De mens moet niet denken dat alles plotsklaps gaat gebeuren, maar door studie en werk, heel grondig, gebaseerd op de toetsologie, wat ook het fundament van de hemelogie is. En de hemelogie moet zintuigen hebben, anders kan er geen informatie, geen geestelijke kennis worden overgedragen, dus daarvoor is de profetie. 5. Als onbesnedenen iemand niet begrijpen, dan is zo iemand gek in hun ogen. Dat is makkelijk. Zo kan ik het ook. Dan hoef je niemand te leren kennen. Ze doen geen onderzoek. 6. Ze begrijpen iets niet, dus is de ander direct gek. Ze werken ook voortdurend langs elkaar heen. Ze begrijpen elkaar ook niet, maar ze houden de hand boven elkaars hoofd. 749 8. Ze geloven in hun vreemde, onnatuurlijke, mensonterende en lichaamsonvriendelijke formules, niet in de geestelijke kennis. Ze verbergen de sleutel van kennis, en zo houden ze de mens tegen binnen te gaan. Dit voorhangsel zal weggeschoven worden. 9. De mens moet naar school, anders sterft de mens. Er wordt door spijbelaars, leken, veel gelogen. 10. Leerregels moeten vandaag omhuld worden met geestelijke kennis, omhuld worden met school, om misbruik te voorkomen. 11. De geestelijke kennis is de schoonheid van de leerregels. Zonder de geestelijke kennis hebben de leerregels geen schoonheid. In die zin is de school ook de schoonheid van het werk, en bezit het werk geen schoonheid zonder de school. 12. Daarom mogen we ook niet alleen gerechtigheid zoeken in leerregel en werk, maar in geestelijke kennis en school. Geestelijke kennis en school zullen leerregel en werk volbrengen, tot schoonheid en eer strekken. 13. De mens mag geen afwijkende, bedriegelijke beelden van de geestelijke kennis maken om daarmee te spijbelen, want de mens moet gaan tot de bron. 14. De valse beelden zijn de menselijke geboden die gemaakt zijn, als een afleiding, niet als schakel. Dat wil niet zeggen dat er geen beelden en verbeeldingen mogen zijn, maar ze moeten waarheidsgetrouw zijn en niet liegen en afdoen aan de zaak.

15. Dat heeft dus ook allemaal met de hemelse prisma te maken. De hemel is de vrouw met de spiegel. Durft de mens in de ware spiegel te kijken, zonder naar de bedriegelijke spiegels van de wereld te grijpen ? Waarom zou je mensen je laten voorliegen met hun vooroordelen ? Dat zijn dan de valse spiegels, de valse beelden. 16. Dit gaat over het misbruiken van het geestelijke voor vleselijke doeleinden. 17. Als we vergeven willen worden dan moeten we geestelijk worden, want zolang we nog zondigen tegen het geestelijke, dus nog steeds vleselijk zijn, dan kunnen we niet vergeven worden, want dan zijn we nog niet veranderd. 18. Een mens krijgt nooit zomaar vergeving maar moet zich van de zonde bekeren en het dan goedmaken, dus eigenlijk van het vleselijke over gaan tot het geestelijke. 19. De mens zweert eden op basis van mensenwerk, menselijke tradities, menselijke dogma's, door menselijke goedkeuring, in plaats van eden op basis van de geestelijke kennis. 20. Ze denken als een ander mens het goedkeurt, dat het dan goed is. Ze hebben de mens tot god verheven. Het mist dus zijn doel en heeft niets te maken met de natuur. 21. Ze zoeken hun bevestiging in vage beelden, niet in het hemelse Woord. 22. Hebben wij al een hemelse getuige bij alles wat we doen en zeggen ? Hebben wij al een wachter voor onze mond en onze voet ? 23. Zorg dat je een hemelse getuige hebt. Wij kunnen alleen de geestelijke kennis zien door de geestelijke kennis. 750 24. Het is hoor en wederhoor, en geen schuld zonder bewijs, maar de wereld is gebouwd op vooroordelen. 49. Moordenaars van de ziel 1. De mens moet loskomen van vleselijke familie en vleselijk loon, en komen tot geestelijke familie en geestelijk loon. 2. Pas op voor de familiaire werken van het vlees. Dit zijn totaal zowel dode als dodende werken, en velen zijn eraan verslaafd. 3. Het lijden is de ouders. Door het lijden worden wij opgevoed, beschermt en geleid. 4. Genezing van het familiaire vlees is niet zomaar te krijgen, maar alleen in de diepte. Zo mag de mens door het afsterven van het familaire vlees komen tot hemelse adoptie, tot de geestelijke familie of hemelse familie, wat in eerste instantie gewoon principes zijn binnen de mens zelf. 5. Het vlees is zware verdovende middelen van onbesnedenheid, goddeloosheid en vleierij die onredelijk kunnen maken naar anderen toe. Eens zal de mens voor al zijn zonden moeten betalen. 6. Gebrek aan tucht is een vorm van doodslag, wat als wortel de spijbelzucht heeft. Valse scholen worden dus gebouwd op een fundament van doodslag en zelfmoord. Ook een gebrek aan boosheid hebben over onrecht, oftewel onverschilligheid, is dus een vorm van doodslag.

7. Wreedheid, en een onrechtvaardige gestrengheid of een onmatige strafheid, of een te grote zachtheid of slapheid, of aanzien des persoons zijn allemaal vormen van doodslag. Ook egoïsme is een vorm van doodslag, en ook vleierij en omkoperij. 8. Vermeer offerde een medicijn : Hebt u lust tot doodslaan zonder u schuldig te maken ? Leg dan uw hand en al uw macht aan de oude vleselijke natuur van de zonde, die verdorven wordt door de begeerlijkheid der verleiding. Ziet dat u hem vervolgt met een dodelijke haat. Want het is de moordenaar van uw ziel, en ook menigmaal van uw gestalte, van het nieuwe schepsel. 9. En zie dan dat gij daarmede aan het wurgtouw des hemels komt, het vlees gehangen met de begeerlijkheden. 10. Al zouden het de liefste boezemzonden zijn, al is het dan het eigen en alle verkeerde eigenliefde. Daarom riep een zeker dichter uit: De bitterheid wijkt van deze dood; Zij nodigt ons te rusten in haar schoot. 11. Want we hebben te maken met daadwerkelijke bloedzonde. 12. Vermeer stelt "Laat ons niet zijn zoekers van ijdele eer, elkander benijdende." En : "Een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn; want de toorn des mans werkt Gods gerechtigheid niet." 13. Wreekt uzelf niet, beminden, maar geeft de toorn plaats. Want er is geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. 14. De mens moet stoppen eigen rechter spelen. Er zijn vele regels verbonden aan het dogma. Als de mens deze overslaat dan is het niets anders dan zelfvernietiging. 751 15. Wij moeten zelf de dood sterven aan ons vlees, volkomen, zoals hen die het beloofde land Palestina zijn binnengegaan, anders zullen wij telkens weer schuldig zijn aan de zonde van doodslag. Ook als de mens de zonde niet goedmaakt, dan zondigt de mens telkens weer. 16. De mens verlangd dikwijls veel meer van de ander dan God van de ander verlangt. 17. De man groeit dan wel in lengte, maar blijft met hetzelfde lichaam als in zijn jeugd, terwijl de vrouw borsten ontwikkeld en welvingen om haar klaar te maken voor het zogen van kinderen. 18. De man die gewoon gelijk blijft, alhoewel wel wat hariger wordt naarmate hij ouder wordt, of juist ook weer haar verliest, is een beeld van de natuurlijke soberheid van de mens, leren leven met het minste. 19. Dat is ook daadwerkelijk zijn vruchtbaarheid waarmee hij de vrouw kan bevruchten, iets wat een vrouw dan weer niet heeft. 20. Daarom horen zij tezamen, maar dit is slechts een metafoor die zich in de mens bevindt. Zij begrijpen beiden dat minder meer is, niet werelds leven, maar sober, en dus hemels, terwijl de vrouw de voedster is van hen in het beloofde land Afrika. 50. Het sieraad van soberheid 1. Door het minderen sterft de man aan zichzelf en komt zo in een andere abstracte werkelijkheid, die van de vrouw, want wat de vrouw hem voedt is het Woord, de kennis, en dus de honger, oftewel het

minderen, de soberheid. maar wilsdrangen. 2. De man die niet mindert om tot de abstracte vrouwelijke werkelijkheid te komen die wordt tot een varken. 3. We zien het om ons heen : protserige, rijke, machtslustige varkens die zichzelf mannen noemen. 4. Het is een hele jammere situatie, maar het laat zien dat de mens terug moet naar de soberheid, en geen deel moet hebben aan de onbesneden kerk. 5. De vrouw is dus de droom in de nacht, alhoewel veel vrouwen nachtmerries zijn. De mens moet diep genoeg slapen om tot de natuurvrouwen te komen, niet tot wereldse tutten. 6. Als je belangrijke principes loslaat, die van soberheid, en werelds gaat leven. Dat is verraad naar God en de geestelijke kennis. De vrouw is de prediker van soberheid, overvloedige soberheid, en predikt dit aan haar man. Hij is een beeld van soberheid. Soberheid is hun beider sieraad. Zo is er een drievoudig snoer tussen hen en de natuur wat niet snel verbroken wordt. 7. Allereerst en boven alles moet de mens zich toeleggen op de geestelijke kennis, en de rest is bijzaak. Dit is niet noodzakelijk iets romantisch, want de geestelijke kennis is het onderwijs. 8. Wat wij niet hebben kunnen offeren, geven, kunnen we ook niet bezitten. Geestelijke gaven zijn dus ook altijd dat wat we aan anderen gegeven hebben, anders bezitten we ze niet. Alles komt dus pas via een omweg bij ons. De mate waarin wij geven is de mate waarin wij eigendom hebben. 9. De gebeden zijn er dan voor om de mens af te stemmen om te komen tot de hogere kennis. Is er nog iets van de wil, dan komt de mens bij lagere kennis terecht of bij helemaal geen kennis, en alleen 752 10. De onbesneden kerk heeft de moeder van het gebed uitgesloten. Die bestaat niet. Die zou ook niet sterk genoeg zijn om hun vele vleselijke begeertes te vervullen. Niet sterk genoeg ? Ze heeft de mens het leven gegeven. Maar ze geeft hen inderdaad niet naar hun vleselijke begeertes, maar wat de mens nodig heeft. Niet wat de mens wil, maar wat de mens nodig heeft. Daar zit nogal een verschil tussen, een groot verschil. 11. Als je met iemand communiceert, moet je op die persoon afgestemt zijn, en in dit geval is dat de geestelijke kennis, dus het gebed betekent jezelf afstemmen op de hogere principes, opdat je genuanceerd blijft en geen tussenstappen uit het oog verliest. 12. De moeder heeft een baarmoeder die allesverwoestend is naar het vlees, dus die ontwijken ze liever. 13. Gebed behoort een offer te zijn, niet voor egoïstische doeleinden. Zoals Ursinus bad : Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer. 14. Net zoals de kerk is ook het gebed beeldspraak. Als je het teveel verletterlijkt dan gaat de kracht ervan verloren. Door allerlei menselijke tradities heeft de mens God van zijn kracht beroofd. 15. Ursinus stelt dat het gebed het hebben van een getuige is, dus je kunt maar beter letten op je woorden en daden en hoe je bidt, want die getuige brengt alles tot God, oftewel tot de geestelijke kennis. 16. Deze sleutelen zijn geestelijk en van de boetvaardige pelgrims. Een vleselijk mens kan niet bidden. Vleselijke gebeden werken niks uit, die

komen niet verder dan de grond. Er is een sleutel van kennis, een sleutel van tucht, en een sleutel van gebed. Deze sleutels werken met elkaar samen. Als er een sleutel ontbreekt, zullen de andere sleutels ook niet werken. 51. De voorouders in ballingschap 1. Er is een verschil tussen besnedenen en onbesnedenen, tussen geletterden en ongeletterden, tussen intellectuelen en onwetenden. Daarom hebben de intellectuelen, de geleerden, ook een grote taak. Wat men vandaag de dag in de wereld geleerden noemt zijn overigens vaak geleerden in het vleselijke. We hebben het dus duidelijk over geleerden in het geestelijke, in de profetologie en de taalkunde. 2. De mens moet bidden om de communicatie met de geestelijke kennis in stand te houden, om de nuances blijven te zien, en om de leerregels te omhullen met geestelijke kennis en dieper uit te werken, opdat ze niet star en dogmatisch worden, kortzichtig en oppervlakkig, ondualistisch, eenzijdig. 3. Als de mens niet bidt, dan gaat de mens dingen over het hoofd zien. Dit hoeft niet traditioneel, via opzegversjes, maar bidden is grotendeels luisteren, overdenken. Ook moet je dus bidden om telkens weer je vlees te offeren, zodat het niet in de weg staat. Het bidden is dus een voortdurend loslaten. Ook bidt de mens als een worsteling met God, oftewel om alle dingen te toetsen. 4. Het gaat er juist om dat we beseffen dat God de geestelijke kennis is als heilsfeit, maar dat dit ook een ervaringsfeit moet zijn, iets wat we persoonlijk moeten ontvangen. 753 5. Het is van belang dat wij beseffen dat de bron van het gebed het luisteren is, maar ook het toetsen. Het gebed is dus altijd een worsteling, als een afstemmen en ziften. Zo worden wij net als Jakob tot Pniël geleid, en het gebed moet ons verwonden, want alleen als ons vlees gebroken is kunnen wij tot God komen, en zal het vlees niet meer in de weg kunnen staan. 6. Gebed is dus het grond krijgen voor dingen, zodat we later niet bedrogen uitkomen en moeten ontdekken dat we geen bron voor ons leven hadden. 7. Het gebed betekent dus : in contact blijven met de bron, in contact blijven met de moederborst, het 'onze moeder'. In de baarmoeder verliezen we ons leven, ons vlees. Daarom haat de mens de geestelijke moeder, en heeft het altijd alleen maar over de vader. De onbesnedene vreest de wedergeboorte 8. Ware mannen en ware jongens zijn moeders kinderen, met respect voor hun hemelse moeder, maar ze laten zich niet geven aan de verkeerde vrouwen. Zij worstelen met vrouwen. Het zijn wilde jongens, geen zoete lieve onbenullen die zich vleselijk hechten aan iedere vrouw die ze zien. Ze hebben elk vrouwlievend vlees gedood. Dat zijn ware mannen en ware jongens, en zo niet dan zijn het slechts varkens. Ware mannen en ware jongens zijn sober en trekken zich terug in de natuur. Het zijn kinderen van het woord. Ze doen onderzoek en lopen niet met voertuigen te protsen. 9. De ware man, de ware jongen is als een ware zoon gewijd aan het gebed, aan het 'onze moeder'. Hij loopt niet met de massa mee om tegen zijn hemelse moeder te strijden. Hij kan niet tegen onrecht, en is strategisch, intellectueel. Hij roept niet om aandacht voor hemzelf, maar voor het woord, voor de hemelse kennis, die hij predikt.

10. Hij definieert zichzelf niet teveel, keert vaak de andere wang toe, en vaagt weer weg als de golven van de zee. Je kunt hem niet navolgen. Je wordt weer op jezelf geworpen. De ware man, de ware jongen, de ware zoon, is een hongerende in de wildernis, altijd in gevecht met zijn vlees. 11. Je helden zullen nooit komen. Je moet zelf op pad. Er zit niets anders op. 12. Zijn wij bewust dat wij kind van het woord zijn, of zijn wij te volwassen en daarom niet vatbaar voor de het woord ? Wie is onze moeder ? 13. Er moet voldoende onderzoek zijn, zodat we geen blinde vuistvechters zijn. 14. De voorouders hadden zeker wijsheid, maar wij zijn de vruchten van de voorouders, dus moeten dit verder uitwerken. De wetenschap moet compleet worden. Al te uitbundige voorouderverering is onbesnedenheid. 15. De voorouders waren in diepe ballingschap. Zij waren slaven van een systeem. Verering van hun slavenmeesters is dus verraad naar de voorouders toe. Al die ingedutte kerken is dus puur verraad. 16. Dit is wat er gebeurt in de diepte : het lost zich vanzelf op, het vindt vanzelf een uitweg, een doorgang. Waarom ? Omdat het eindeloos en eeuwig is. Je kan het dus zo gek niet bedenken. Het is meesterkennis. Het stijgt boven alles uit, haalt alles in, omvat alles. 17. Een natuurvrouw had een lamsvel als rok. Het lam is een beeld van het vleselijke, en wel het immer klagende vlees. Altijd wil dit vlees vergeven worden, maar niks doen om het goed te maken. Vergeving is zo een middel om de meest gruwelijke dingen te doen voor dit lam, als het misbruik van het dogma van vergeving. 754 18. Er moet bij het gebed een honger zijn, een ledigheid. De mens moet alles voor het woord, voor de kennis opgeven. Het is dus een bede om deze honger. Hiervoor moet men de strijd aan gaan tegen de gulzigheid van het valse lam van onbesnedenheid, de valse religie, die wel liefde wil maar geen kennis, die wel vergeving wil, maar geen bekering. 19. Het gaat erom de lijdensbeker leeg te drinken tot de bodem, oftewel de onderwerping aan de tucht. Dit zijn hele andere moederborsten dan de borsten van de wereld. De moederborsten van de tucht zijn donker, opdat het vleselijke sterft. 52. Een leidsraad en richtsnoer voor de pelgrims 1. De mens heeft de tucht zo verworpen dat de mens terug moet komen tot de tucht door boetvaardigheid. 2. Het vlees staat tussen de mens en God in, en het vlees is onder God's oordeel. De onwetendheid wordt aangeklaagd en onderwezen. 3. Door het zoonschap kan het vlees overwonnen worden. 4. Wij hoeven geen kinderen van de onwetendheid meer te zijn, kinderen van het vlees, maar we mogen kinderen van het woord worden, door opgevoed en onderwezen te worden door het woord. 5. Het zoonschap gaat over het pad van lijdensgezindheid, het pad van het minderen, want er is zoveel om af te leggen.

6. Er zijn regels aan het dogma verbonden. De mens moet onderwezen worden, terug naar de moederborst. Kan de mens daar alles voor achter laten ? Het gaat niet om geloof en meningen. Het gaat om kennis. Die kennis komt van boven, stroomt uit de moederborst van de natuur. Zalig is de mens die het vindt. 7. Er zijn genoeg medicijnen in de paradijselijke natuur te vinden voor de mens, en die zijn geestelijk. Het zijn de vele aspecten van de kennis. Hiertoe heeft een mens onderwijs nodig. Staat de mens daar open voor ? 8. De mens moet worstelen op Pniël. Daarom wijzen wij op Jakob. Zijn vlees moest gebroken worden, opdat hij gevoelig zou zijn voor het geestelijke, en een geestelijk mens zou worden. Er is geen heil in iemand die blindelings vertrouwd. Het is slechts naïviteit en onnozelheid, en zo'n mens wordt misleid en bedrogen, verlokt door valse, overmoedige zekerheden. Zalig de mens die bij alles twijfelt en eerst onderzoekt en toetst op waarheid en daarin volhard om niet tot voorbarige conclusies te komen, want dat zijn valse getuigenissen. 9. Kan de mens loskomen van de drugs van geloven ? Ja, als de mens terugkeert tot de school van het paradijs, dat is de heilige gebondenheid, of in amazone termen de janilogie. De verlamden moeten in dit opzicht tot haar gebracht worden. 10. Verkiezing en verwerping worden uitgevochten op Pniël. Terwijl de verkeerde, onreine en onvaste mensen het verdraaien tot hun verderf. 11. De verlamdheid op Pniël waar de amazone Jakob sloeg is het geduld en de volharding. 12. De geest van overmoedige en overmatige vergeving vernietigt alle werken van de schepping. De mens leert zo geen voorwaarden. De mens vergeet zo de tussenstappen. 755 13. Hoe kan men tot Pniël komen ? Door alles los te laten en achter te laten om op hongertocht door de wildernis te gaan zoals de Israelieten. Alleen de hongertocht leidt tot Pniël, wat een innerlijke tocht is. Als men nog aan geloof en meningen vasthoudt, dan kan men niet toetsen. 14. De hongertocht is een leidsraad en richtsnoer voor de pelgrims die deze boodschap prediken en dit pad begaan. 15. De minderende moet door het Pniël tot het geestelijke visnet gaan. 16. Het is geen vleselijke strijd, maar een geestelijke strijd. De mens mag zich niet laten verleiden vleselijk te strijden in het vlees. Oh, het vlees is er zo snel bij om alles maar te bestraffen wat het vlees niet begrijpt. 17. Vecht voor je leven. Maak geen compromissen. Elke dag weer je geestelijke wapenrusting aandoen, want er is een vijand die altijd waakt. Nooit rust hij. Altijd is hij bezig om mensen te verleiden. Hij doet dit door omkoperij en heeft hierin veel ervaring. 18. Het vleselijke geeft voortdurend de schuld, straft voortdurend, oordeelt voortdurend, klaagt voortdurend, maar het geestelijke studeert en onderzoekt. Het geestelijke laat los en gaat tot de diepte. Het vleselijke houdt altijd vast. Hierom moet het vleselijke verbroken worden. De mens moet het vleselijke loslaten, het vleselijke overstijgen. 19. Hiertoe is het touw waaraan het vleselijke kan sterven, opdat de mens tot wedergeboorte kan komen in het geestelijke, tot zoonschap. 20. Het vlees moet sterven, maar dan op een

geestelijke manier, niet op een vleselijke manier. 21. De totale gehoorzaamheid aan het touw, de totale bekering tot het touw. 22. Het vleselijke zoonschap moet in de dood, opdat het geestelijke zoonschap voort zal komen met de geestelijke winsten. 23. Hierdoor wordt het geestelijk zoonschap verbonden aan het vreemde, de vreemde kennis, opdat deze beloftes zich kunnen herhalen en kunnen verdiepen. 24. Oh, waakt tegen hen die het touw bespotten. duisternis van het Woord. 7. Deze verborgenheid van haar kennis heeft God aan weinigen bekend gemaakt. 8. Kan een mens komen tot een zoonschap van de natuur ? Kan de mens zich verzoenen met de natuur ? 9. Er is een strijd tussen het geestelijke en het geestelijke, en er is een strijd tussen het vleselijke en het vleselijke, en er is ook een strijd tussen het geestelijke en het vleselijke. 10. Wat je ook zegt, het zal niet baten. Je moet geestelijk oorlogsvoeren. De strijd is niet vleselijk. 11. Ga de weg van de geestelijke kennis, dieper, om tot de heilige bron te komen, en scheid je verder van alles af wat daar tegenin gaat. 53. Volharden in het geestelijke vissen 1. De onbesnedenen willen iedereen meesleuren in hun zonden, en strijden tegen een ieder die hun zonden niet aanhangen. 2. Zij zijn een vervalsing van de geestelijke kennis. 3. Het zijn de werken van het vlees. Zij hebben hun roeping verwaarloosd en zijn zo verraders geworden. 4. Het ongeletterde kan het geletterde niet verstaan. 5. De wilde jongens zullen terugkomen. 6. Wat noch het licht van het vlees, noch wet of medisch dogma kan doen, dat doet God, door de 756 12. De hemelse woede is tederheid, en staat haaks op de onverschilligheid van de dorre, klinische wereld vandaag de dag. Je wordt niet wijzer van de woedeloze mensen om je heen. 13. Niets maakt hen nog boos tegenwoordig. Ze hebben die kinderlijke puurheid niet meer dat ze hevig verontwaardigd zijn over onrecht en er iets aan willen doen. Neen. Ze zijn overgegaan tot marktdrijven. Dat is wat het volwassen leven vandaag de dag is. 14. Ze zijn egoistisch geworden. Alles draait om hen. Ze zonderen zich niet af, scheiden zich niet af, maar drinken tezamen met de grootste schurken en met de avondwolven. Het recht wordt verkocht. Men neemt steekpenningen aan, en de profeten profeteren zo vals. Men waant in de avond. Daarom moet de nacht komen. 15. De wilde jongens zijn in de wildernis onder de modder, en ze zijn op missie.

16. Mijn vreugde is in die zin het studeren en verdiepen, er telkens weer wat bijleren. Hierin moeten we ook een heleboel dingen ontleren. Hiervoor moet je je dus wel afzonderen. 17. Kies je voor het Woord of kies je voor het goud en het zilver, oftewel het geld, oftewel de markt. Het Woord is waar mensen wijsheid uit kunnen putten, als van een bron. Het smaakt beter dan honing. Dat staat ook allemaal in de psalmen. 18. Bij dag en nacht het Woord overdenken betekent waakzaam te zijn, verbonden aan het Woord. 19. Ook al is iedereen tegen de geestelijke visser, ook al spreekt iedereen kwaad over hem, liegt iedereen over hem, hij zal niet buigen voor de vijand. Hij zal niet aan ze toegeven. Hij is een volharder, als een beeld van de eeuwigheid, en dit is wat het eeuwige leven inhoudt. Als we opgeven, compromissen sluiten, dan worden we weggespoeld in een wereld van illusies. 20. Volharders in het geestelijke vissen praten niemand naar de mond, verkopen hun ziel niet voor wat tijdelijke populariteit, maar ze dragen hun visnet, worden vervolgd en gaan ondergronds. Wee u wanneer iedereen wel van u spreekt, want zo doen ze met de bedriegers. De mensen haten de waarheid, en als je de waarheid brengt, de pure waarheid, dan zullen ze jou ook haten en je kapot proberen te maken, je vervolgen, op de meest slinkse manieren. Wees niet goedkoop, wees geen hoer. 21. Goddelozen zijn dus niet zomaar atheisten, maar meer goedelozen, in die zin. God is een metafoor voor het goede en voor kennis. 22. Veel mensen zullen gewoon komen en gaan als een zucht, als loze wolken. Die drijven gewoon over om de mens te toetsen. Het leven is een illusie. Het gaat om de kennis hierover. 757 23. Wat is er gaande ? Niets is wat het lijkt. De hersenen spelen spelletjes met mensen totdat ze ontwaken tot de hogere, eeuwige realiteiten. 24. Dit zijn de ondoorgrondelijke contrasten van de natuur, zonder welk geen leven mogelijk is. We hebben nu eenmaal te maken met goed en kwaad, kennis en onkunde, leugen en waarheid. 54. Als een geestelijke visser aan waterstromen 1. We hebben niet veel woorden nodig. Je kan een vleselijk grote hoeveelheid van woorden gebruiken om iets te beschrijven voor een markt, voor macht of eer, om jezelf te bedekken, maar het gaat niet om hoeveelheid maar kwaliteit, om het profetische, en dat kan soms heel kort zijn. Woorden kunnen ook weer zoveel verschuilen. Het gaat erom dat de woorden van boven komen, als zaad, zodat het kan groeien. 2. De goddelozen hebben alles in kannen en kruiken, regeren ogenschijnlijk in de gebieden buiten het paradijs, maar het probleem is dat er geen natuurbasis is, dus de natuur zal hen niet herkennen en niet erkennen. Het is vreemd materiaal, natuuronvriendelijk, dus zal de natuur wegen vinden om hen af te breken. 3. Vervolging moet een mens doorheen. Daar kan een mens niets aan veranderen. Vaak als je er tegen vecht wordt het erger. Het is belangrijk zelf geen deel te hebben aan de zonde. Soms is het wijs je mond dicht te houden. Soms is het belangrijk nederig te zijn, kalm te blijven, maar soms moeten we dapper zijn.

4. Wij moeten zelf tot de prioriteiten komen, zelf de voorwaarden onder ogen komen, de prijs die betaald moet worden. 5. Absalom had zijn eigen legers, en hij had een komplot bedacht tegen Ahn. Uiteindelijk liep het ook op een oorlog uit. Het is dan van belang strategisch te blijven, en niet op de verzoekingen van het vlees in te gaan. Het gaat niet om de hoeveelheid, maar om de kwaliteit. Hierdoor worden wij beproefd. Velen vallen voor het valse recht van de meerderheid. Dit is de grote afval. 6. Als het vlees je niet kan omkopen, je niet kan onderwerpen, dan zal het vlees leugens over je vertellen om je op die manier te breken, en zal je overal belachelijk proberen te maken. Wij moeten standhouden in deze verzoeking. 7. De psalmist wist dat hij niet bij de mensen moest zijn, maar bij God. De mens is bedrieglijk, en is niet te achten. Zij die op mensenvlees vertrouwen komen in strikken. De psalmist ging daarom tot de bron van studie, als een geestelijke visser aan waterstromen, Hij durfde te dromen, en nam de nachtmerries op de koop toe. 8. Eerst moeten wij de put in net zoals Jozef. Oftewel het verdiepen door de nachtmerrie. 9. Als je wil leren moet je eerst ontleren. Eerst moet de mens alle veronderstelde kennis loslaten, om tot de hogere kennis te komen. Dit gebeurt door de slaap. Wij kunnen alleen slapen als we gaan liggen, wat betekent dat we nederig moeten worden, met een open hart, maar niet blindelings vertrouwend. 10. De nachtmerrie is een beeld van onze innerlijke worsteling. 11. De ware student toetst alles door diepere studie. De ware student luistert, maar worstelt, alles brengende tot het Pniël zoals Jakob, want er zijn 758 zoveel gevaren. Het gevaar is kortzichtigheid. 12. Het gaat om de bron, niet om wat iemand tegen je zegt. Het gaat om het persoonlijke, om hoor en wederhoor, niet om eenzijdige verhalen. Het gaat om de droom die juist de weg heeft gevonden door de nachtmerrie. 13. Eerst moet je vluchten, eerst moet je de put in. In deze diepte zal het vlees afsterven, en het geestelijke opstaan. Uiteindelijk is dit iets wat in je zelf moet gebeuren. 14. Wees een Israel kenner, en niet zomaar fabeltjes volger van het westen, want die hebben alles lopen verletterlijken. 15. Men zal over je liegen, je woorden verdraaien, je zal omringd zijn met vleselijke mensen die het geestelijke in je proberen te doden, op wat voor manier ook. 16. Velen komen tot de vleselijke god, en zijn zo in strijd met elkaar over wie het sterkste, beste, meest waarheidsgetrouwe, meest deskundige, meest professionele vlees heeft. 17. De bedrieglijkheden zijn zo oneindig dat alleen als het vlees volkomen sterft de mens hier doorheen kan komen. 55. Achtergebleven van de kudde 1. Het lijkt een onmogelijke opgave, maar bij God is alles mogelijk. Er is een weg, en die weg mag de mens leren. Het is misschien moeilijk, of misschien wel heel erg moeilijk, maar het mag toch een

uitdaging zijn. jaloers zijn op de geestelijke winsten van iemand anders dat ze over lijken heengaan. 2. Je hebt niets te verliezen en alles te winnen. Het is nu de tijd om te kiezen. Van uitstel komt afstel. Wist je dat uitstel ook een keuze is ? Je kiest dan voor lauwheid, onverschilligheid, en dat is ook een soort keuze tegen de hogere kennis. 3. Weet je dan niet dat uitstellers afgeschoten worden door de vijand, omdat ze achter zijn gebleven ? Roofdieren nemen altijd de prooi die van de kudde is afgeweken, die achter zijn gebleven. 4. Een jongen was in het water van de Nijl. Hij sprak in een vreemde taal, niet eens Israelitisch of Egyptisch, maar voortijds. Hij was niet aangetast door de grofheden van vleselijk bestaan, maar hij was verfijnd. Het was een beeld van het zoonschap. 5. De psalmist heeft vele geheimen te vertellen. Dit doet hij door de psalmen. Het is allemaal beeldspraak dus de mensen moeten er niet te orthodox en fanatiek over worden in hun eenzijdigheid en ongeletterdheid. 6. Soms kan hij niet spreken, maar alleen zuchten, en hij vraagt dan ook op zijn zuchten te letten, want zij spreken. 7. Hij richt zijn gebed niet op mensen, niet op het vlees, maar naar boven. 8. In de nacht zijn al zijn woorden gestorven, maar nu kan hij weer spreken. 9. Soms kunnen wij niet bidden, en mogen wij ook niet bidden, en moeten wij wachten, opdat het vlees zich niet in zal mengen. 10. Jozef droomde, maar zijn familie was als een nachtmerrie die vocht tegen zijn dromen, en zij namen zijn kleed. Zij dobbelden om zijn kleed, hadden zijn dromen verscheurd. Mensen kunnen zo 759 11. Er is een gericht tegen alles wat hoogmoedig is. Daarom is het van belang nederig te zijn, en exegese te doen. 12. Het kwaad zal niet vergolden worden door kwaad, maar het zal gaan door de exegese, de verdieping. 13. Het kan niet zo zijn dat een mens altijd maar moet lijden, maar de mens mag hierdoor ook geleid worden : lijden en geleid worden. Het lijden is ervoor om de grenzen te laten zien, waarbinnen zich een visioen ontvouwd. Door het lijden wordt dus het oog verscherpt, oftewel het profetische zicht. 14. Eerst moet de mens een confrontatie aangaan met de leugen alvorens de waarheid te zien. 15. Dit is een gebed om inzicht. Alleen in inzicht kan de mens schuilen, in school, in het zoeken van het pad. Al het andere is slechts tijdelijk, en zal instorten uiteindelijk. 16. Een mens moet dan wel dromen, want alleen komt de mens er niet uit. De mens moet wel slapen, om ook de andere kant van het verhaal te kunnen zien : hoor en wederhoor. 17. Het leven is geen markt, maar de natuur, en die is ondoorgrondelijk, en kan niet beschreven worden door een markt. 18. We zien de angsten van de psalmist. De onbesnedenen proberen munt te slaan uit de angsten en pijnen van de mens. 19. De Israelitische literatuur geeft een veel grotere waarde aan angst, depressie en boosheid, en beziet ze in een veel grotere context.

20. De psalmist veracht zijn visioenen van toorn niet, en herkent hierin de woede tegen de zonde. 21. De onbesnedenen rekenen niet met zulke visioenen, want ze hebben de zonde en het vlees als hun schuilplaats. 22. Daarom willen ze niks weten van God's toorn over het vlees en verachten ze het. 23. Dat ze zichzelf hiermee ten gronde richten mag duidelijk zijn. 24. De macht van de onbesnedene is slechts tijdelijk. Hun zaad zal uitsterven omdat het ten dode leidt. werkelijkheid. De oude werkelijkheid is vergaan, is niet meer. De mens heeft inzicht gekregen. 6. Het is als de droom van Jozef die vervolgt wordt door de nachtmerrie. De redding is dan in de droom uitleg en de nachtmerrie uitleg. Dat is dus de gave van vertolking van vreemde talen. De droom spreekt tot de mens in een vreemde taal, en zo ook de nachtmerrie. 7. De mens is hulpeloos bij een leeuw. Er gaat zo'n kracht uit van de leeuw, dat een mens dat niet kan verdragen, en dan overweldigd het de mens. Maar de ware kracht is de gevoeligheid en de alertheid. De psalmist moest onder dreiging van de leeuw zelf een zintuig ontwikkelen waarmee hij met God kon communiceren, maar de leeuw, Saul, de oude orde, zou dat niet accepteren en zou hem zoeken te doden. 56. Ahn en de leeuw 1. De mens moet eerst zwak worden om zo onttrokken te worden aan de zonde. Zij die sterk willen zijn vallen in een strik. 2. De onbesnedenen zijn onder de vloek van het positieve. 3. Het vlees zal achterblijven, want hun woekerrentenieren is ten einde gekomen. Het is tegen hen gaan keren, en ze hebben geen vleugels om mee te gaan met het geestelijke, omdat ze altijd de studie hebben tegengewerkt. 4. Zij zijn niet voorbereid op de toekomst. Zij hebben altijd roddelfabels geloofd. Nu werkt het tegen hen. 5. De natuur herkent hen niet als haar eigen. Leugen wordt van waarheid gescheiden. Er is een nieuwe 760 8. De psalmist is in gevecht met de leeuw, en de leeuw projecteerd, beschuldigd hem. Het zijn oorlogstaktieken. De leeuw probeert zijn geweten te verlammen. De leeuw vuurt zijn leugens op hem af om hem te verwarren zodat hij makkelijke prooi is. Het is zoiets als een vals zonde syndroom. Ze projecteren hun zonden op de ander, en vertellen de ander dan dat die nooit van hun zonden kunnen loskomen. De mens is immers zondig en zal altijd blijven zondigen. Hun eigen onzekerheden projecteren ze op de ander. 9. De leeuw probeert alles om te draaien, zodat de psalmist zijn orientatie verliest. De leeuw probeert zijn ziel en verstand te splijten, te breken, zodat hij makkelijker manipuleerbaar is. 10. De leeuw probeert redenen in hem te maken, zodat hij hem kan vervolgen. De leeuw is een meester in drogredenen. 11. De psalmist is alle kleinzieligheid zat, en wil loskomen naar ruimere ideeën, hogere dromen, ook al verbiedt de leeuw zulke dromen.

12. In zijn dromen vindt hij zijn ware identiteit, niet de valse identiteiten die de mensen op hem projecteren. De nachtmerrie heeft de droom verdiept, en de droom verdiept de nachtmerrie, als medicijn. 13. Hij kan alleen de vijand verslaan door de vijand te worden, maar dan op een hele andere manier, op een diepere manier, wat ook een indiaans spreekwoord is. Hij moet leren inzien voor wat voor verloren droom de vijand staat. 14. God laat alle dingen medewerken ten goede, ook de vijand. Ook de vijand staat voor iets wat hij in zijn leven nodig heeft, als hij het in zijn hemelse denken leert toe te passen. De mens moet dit leren, leren te integreren en internaliseren zonder een ongelijk span te vormen met de vijand. Hij mag dit alleen van boven doen, niet op een vleselijke, aardse manier. 15. Goliath was een onbesnedene, oftewel iemand die strijd voerde door het vlees en vleselijk leefde, vleselijke beslissingen maakte, en zich tegen de besnedenen keerde, oftewel de geestelijken. 16. De majesteit van wijsheid komt altijd van boven, die alleen de besnedenen bezitten, zij die aan hun vlees zijn gestorven. Zij kunnen niet anders dan de werken van boven te doen. 17. Ahn was nog maar een kind toen hij Goliath moest verslaan. Kinderen zijn niet gericht op de werken van het vlees om hen heen, het aardse, dat wat volwassenen hen vertellen. Neen. Zij hebben hun eigen dromen en hun eigen interpretaties. Zij zijn nog vrij, en kijken naar boven, terwijl volwassenen allemaal naar elkaar kijken en God hebben vergeten. 18. Het kind is een geestelijke reiziger, terwijl de volwassene een vleselijke reiziger is, ontdaan van 761 zijn dromen en daarom de dromen van het kind wil stelen en exploiteren. 57. De roeping van Ahn 1. De onbesneden, protserige Goliath die zichzelf boven ieder ander mens waant, als God, is wat de mens wil. De mens wil het vlees, altijd maar weer. Een kind als Ahn had niet veel kans. Toch had God Ahn uitverkoren. God kiest altijd voor het kind, niet de vleselijke volwassenen. Volwassenen kiezen namelijk altijd voor andere vleselijke volwassenen, en niet voor God, omdat ze onbesneden zijn. En het ergste nog is dat zij God imiteren, alsof zij God zelf zijn, wat spotten is. 2. God had naar Ahn omgezien, dat kleine kind, en zoveel dromen gegeven. Dat was de heerlijkheid van Ahn, veracht door onbesneden volwassenen, want zij hadden die heerlijkheid niet. Zij hadden zich nooit laten besnijden. Zij speelden de spelletjes van het vlees, zoals Goliath, maar zij zouden hiervoor een hoge prijs moeten betalen, want het pad van de zonde leidt tot de dood. 3. Goliath liep ermee te spotten. Goliath dacht dat hij alles beter wist, dat het vlees de weg tot

zaligheid was, en dat verkocht hij. Hij had een markt waarmee hij naam en faam wilde maken. Hij wilde gevreesd zijn. 4. Uiteindelijk zou Ahn Goliath verslaan, het beeld van de trotse en protsende onbesnedenheid. De onbesnedene werd geloofd en geprezen door al het vlees, maar Ahn deed er niet aan mee. Ahn kon er doorheen prikken. Ahn luisterde naar zijn dromen, niet naar de vleselijke wensen van hen om hem heen. 5. Ahn zou de vleselijke dromen stukslaan. Ahn was maar een eenvoudige herdersjongen, en hij wilde zelfs de wapenrusting van Saul niet. Die was veel te groot voor hem. Nee, Ahn wilde nederig blijven. Hij wilde niet komen met grootse vooroordelen, maar met nederige, doordachte studie. 6. Hij kwam niet met grootse wapenen aanzetten, maar had een eenvoudige slinger met stenen. De steen is in het Hebreeuws de bouwer, en men bouwt in vreze en beven (eben), niet in hooghartigheid. Daarom is de steen ook de harde, omdat hij zich in heilige vreze hard houdt naar de zonde, zodat de zonde hem niet kan meenemen. 7. Het is een beeld van het verzet, een heilige stijfheid. Daarom worden zachte jongens in de nacht tot harde mannen. Hiervan is Ahn een beeld. Er moet een zekere strengheid zijn naar de zonde, opdat de zonde geen voordeel en winst op de mens behaald en de mens daardoor zou falen. 8. Het beloofde land is de hemelse studie, waar je alleen maar door je dromen naartoe kunt gaan, en alleen maar door je nachtmerries. De mens moet de vijand kennen, de mens moet leren van de vijand. Wij moeten komen tot de innerlijke en geestelijke waarde van het begrip vijand. Dit heeft een diepere betekenis. 9. De onbesnedenen voeren oorlog over bijzaken, 762 dingen die er niet toe doen, allemaal vleselijk. Zij hebben alle richting verloren. 10. Wij moeten daarom weer opgenomen worden tot de warme, weelderige borsten van Israel, oftewel terugkeren tot de inzettingen van hemelse studie. 11. De vijand zal niet altijd recht overeind staan. In de studie zal het uiteindelijk ombuigen en tot sieraad gestrekt worden. Het is niet slechts de vijand. Het is iets wat van je gestolen is, en het zal alleen terugkomen door studie. Het is iets wat ten goede zal medewerken. 12. Het vlees in ons moet sterven, oftewel de onwetendheid moet sterven, opdat onze studie zuiver en gericht zal zijn, en wij vandaaruit ook daadkrachtig kunnen worden. 13. Hierom moest Ahn Saul ontvluchten en Goliath verslaan. Het vlees mag namelijk niet onze richting aanwijzen en een bijzaak mag onze koning niet zijn. 14. De onbesnedenen zijn druk in de weer hun eigen koninkrijkjes te bouwen, dravende voor hun eigen huis en eigen familie, en de rest kan stikken. Oh, zo druk zijn ze een naam te maken, en faam. Maar dit zijn allemaal de werken van het vlees, en deze werken zijn boos en leiden tot de dood. 15. De onbesnedene toetst de dingen niet. Natuurlijk heeft hij wel zijn eigen goden, maar hij gaat altijd in cirkels, niemand neemt hem op, en hij klimt ook niet op. Hij denkt dat hij er al is. 16. Je kan je wel eeuwig afvragen waarom, maar je moet de oorlog tegen het vlees beginnen, want ziet u, het vlees is redeloos. Ze hebben geen reden, zijn niet vatbaar voor reden. Er is dus ook niet echt een antwoord op de vraag waarom, maar meer een oproep. 17. Het vlees heeft geen reden, en daarom is het

slechts zaad wat moet sterven. Het is nog niets. Het is de onschepping. Het heeft nog geen richting. Alleen in de baarmoeder kan het richting krijgen. 18. Het offeren is het opheffen tot de kennis, opdat de kennis er wijsheid en inzicht over kan verschaffen en het kan laten medewerken ten goede. 19. Het zaad sterft, wordt verbroken, en dan is er nieuw inzicht. 20. De mens moet volharden in de prioriteiten. Dan zal het vlees vanzelf afsterven, de volken vergaan. Het zaad is stromende en zal zijn weg vinden. 21. Het zaad heeft geen kennis. Het zaad is onwetend. Het zaad is vleselijk. 22. Er zijn vele vruchten van het lijden, in volharding. 23. Door scheiding en onderscheiding komt het zaad tot variatie en interpretatie, waardoor de mens ook als dit tot droom interpretatie leidt in vreemde hemelse talen kan spreken. 24. De hemel zal dus komen door dromen en door droom interpretatie. 25. De droom interpretatie leidt zo tot grens gevoeligheid waardoor hij niet in de valstrikken van het vlees terecht komt. 26. De dood zal de mens nooit eenzijdig kunnen meenemen, omdat de mens ergens anders vandaan komt en in regressie is, dus het is meerzijdig, als een openbaring. 27. Er moet wel een tegenstelling zijn, een eenzijdigheid, een zekere starheid, om aan te dringen tot het maken van een keuze, wat dus een educatief doel is. We kunnen stellen dat er hierom een balans moet zijn tussen meerzijdigheid en 763 2. Durven te lijden 1. Het stopt niet na de ontvangst van het geestelijke, want dan moet je ook nog de opname ontvangen. 2. Ben jij al opgenomen, of leef je nog in het vlees ? Verlang je naar een uiterlijk teken, of richt je jezelf op het binnenste ? eenzijdigheid. RIVIEREN 1. De mens heeft niets 1. De mens strijdt tegen de hemelse oceaan, en de mens is hierin maar een druppel. 2. De mens denkt dat hij heel wat heeft, maar hij heeft niets. 3. Ze zeggen niet : Uw wil geschiede, maar ze hebben het altijd over hun eigen wil, en ze willen nog zoveel. Het zit in de mens, en ieder mens moet dit persoonlijk overwinnen. 4. Eerst is er een gevecht tegen de leugen. 5. Er is geen weg dan door het geestelijke visnet. Door het geestelijke visnet wordt de opgenomen mens verbonden aan de natuurkennis.

3. Draag het lijden maar, je bent een geestelijke visser. Al het lijden komt ergens anders vandaan. 4. Het lijden is niet voor niets. Durf te lijden, het is beter dan vals en onverschillig over de ruggen van anderen heen gelukkig te zijn. 5. De geestelijke visser gaat langs. Heb je het gehoord ? 3. De mens moet opgenomen worden 1. Geestelijke vissers … Wat betekent het ? Het is een beeld van de opname. De geestelijke visser gaat langs … Er zijn bijna geen mensen meer … Velen hebben hun hart gesloten en zijn geen mens meer … 2. De geestelijke visser gaat langs de deuren … Velen doen niet open … 3. Er is geen plaats voor de geestelijke visser, En toch vist hij … Maar in de natuur is er plaats 4. Geestelijke vissers … Wat betekent het ? Het is een beeld van het beloofde land … 5. De goede vissers zorgen dat alles eerlijk verdeeld is … Zij durven nog te roepen als het niet eerlijk verdeeld is … Zelfs 's nachts roepen zij als iedereen slaapt … Dan bonken ze op de deuren en op de ramen … 6. De mens moet wakker worden … 764 De mens moet opgenomen worden … De goede visser woont in de hemel, en vist mij op uit diepe nood, Dat kost geduld, dat kost je alles 7. Zorg ervoor dat je niet teveel weet. Eerst moeten we een heleboel ontweten, want er is zoveel valse kennis. Valse kennis wordt er in de steden aan de mens opgedrongen. Daarom heeft de mens het diepere visnet nodig om eraan te ontkomen. 8. Er is een heleboel te ontweten. De mens moet ook dromen. 9. Laat de mensen maar praten. Ze vieren hun feestje zonder inhoud, allemaal voor het oog der mensen. 10. Tradities der mensen hebben het werk en woord van de hemelse vergetelheid krachteloos gemaakt. 11. Het oog der mensen tegen het hemelse oog. Het oog der mensen tegen het oog der waarheid. 12. Laat de mensen maar praten. Het is slechts de mond der mensen, maar wij leven door de hemelse mond. 13. Wanneer de mens spreekt is het vanuit het oog der mensen. 14. Oorspronkelijk waren er de geestelijke gewoonten. 4. In de Orionse oerwouden 1. Nee, je kunt niet alles geloven wat je ziet. Dit is een planeet van gezichtsbedrog.

2. Veelal zijn de bloedlijnen hier gemaakt door Orionse vliegen. 3. Dit terrein is in de diepten van de Orionse oerwouden. 4. Ze dreigen als je hun producten niet neemt, hun gedachtes niet aanneemt, hun geloofdsgoed niet ondersteunt. 5. Ze sturen zo een heel legioen op je af, maar het is allemaal bedrog. De mens moet door deze oerwouden heen. 6. De gehele samenleving rust op deze fundamenten, bedrogen door scammers. 7. Ze hebben stappen overgeslagen. Ze komen samen om hun complotten tegen je te smeden. 8. Je zult echt de dieptes in moeten gaan. Je zult echt moeten studeren in deze materie anders kom je er niet doorheen. Velen raken vast. 5. De zondvloed is gekomen 1. Velen zijn gewoon zombies van de scammers. 2. Het is iets wat de mens liever niet hoort. Het is makkelijker een mens te bedriegen dan een mens te overtuigen dat hij is bedrogen. 3. Ook moet je nooit met een dwaas in discussie gaan, want hij zal je slepen naar zijn niveau en je verslaan met ervaring. 4. Er is een grote zondvloed gekomen. Dit leven is 765 6. De hemelse vergetelheid is gids 1. De mens mag begrijpend leren lezen en begrijpend leren leven. Leven moet je leren, en er is niks makkelijks aan. Niks komt zomaar. 2. Waar je je van bewust moet zijn is dat dit een spiegelingwereld is. Mensen variëren van heel slecht tot heel goed, en zo is dat ook met de dingen die gebeuren. Er gebeuren hele slechte dingen en ook hele goede dingen. Het wijst ergens naartoe. 3. Er is niet op alle vragen direct een antwoord. Je moet het doorleven, ontdekken en ontwikkelen. Dit gaat door diepgaande natuurlijke processen die de bedrog, maar van binnen ligt de waarheid verborgen voor hen die hun leven niet hebben geteld. 5. Ga dieper in de Orionse oerwouden, dieper dan de scammers ooit zijn gegaan. 6. De steden zijn valse schepen. Buiten in de natuur zijn de hemelse zondvloeden. 7. Wij hebben altijd een hemelse moeder die over ons waakt, die ons ook beschermt tegen de verwarrende moederspiegelingen op aarde. 8. De hemelse vergetelheid is getrouw, haar plannen falen niet, Zij die een goed werk in jou is begonnen, zal ook getrouw zijn het te vervullen 9. De hemelse vergetelheid nam mij uit de rivier, en leidde mij tot het oer.

mens allereerst niet begrijpt. van het probleem. En zij dragen het medicijn. 4. De mensen om ons heen zijn roofdieren die complotten maken voortdurend, en daarom heb je de hemelse vergetelheid nodig als gids. 5. We mogen op de weg door de wildernis gaan naar het beloofde land. 6. Alleen in het lijden is er openbaring. Het is belangrijk hier op een pastorale manier naar te kijken. 7. Gaat lijden en onrecht zomaar weg ? Kun je er van vluchten, naar een soort eiland waar lijden en onrecht helemaal niet bestaat ? Nee. Je moet er dwars doorheen. 8. De wereld is een schouwspel van archetypen die een hoger filosofisch model vertegenwoordigen. 9. Er is geen daadwerkelijke overwinning door het gebruik van brute kracht. 10. De mens moet wachten op de gids, de hemelse vergetelheid. 4. Ga tot de hemelse watervallen. Zie de hemel zuiver als iets van de natuur, niet iets van de mens. 5. De valse hemelen zullen allemaal weer instorten, omdat ze slechts door mensenvlees waren gebouwd en bedacht. 6. Als deze parasieten steken dan sterven ze een langzame dood. Je bent dus niet zomaar van hen af, want ze haken zich in je vast, en planten zich voort in je, zodat je vlees bent voor hun kinderen. 7. Ze sterven in je en richten nog zoveel mogelijk ravage in je aan. 8. Ze komen gecamoufleerd. Wees dus op je hoede. Ze kennen je zwakke plekken. Ze zullen het blijven proberen. Ze zullen nooit opgeven, en zijn hierin radicaal en gewiekst. Jij bent hun laatste strohalm. 9. Zij zijn zich van geen kwaad bewust want ze zijn zwaar aan de drugs. Ze zullen alles goedpraten, de grootste misdaden. Voor hen is het kwade goed. Alles is omgekeerde wereld. Kun je daarin overleven ? Alleen de hemelse vergetelheid zal overleven. 7. Terugkeer tot de oermoeder 1. Bloemen komen uit de zee, uit de oerafgrond, om de mens terug te nemen. Hiervoor moeten ze de mens afbakenen van een heleboel dingen. 2. Zoek niet naar het goud der dwazen. 3. De indianen en natuur mensen zijn op de hoogte 766 10. De gisting van de natuur, van Orion, is het gisten van het minderen, van de leegte, wat zijn eigen schepping heeft. 11. De mens dient in soberheid te leven om zo niet de door de natuur aangestelde limieten te overtreden. 12. Geduld betekent het vlees tot rust brengen. Wij mogen de hemel niet in de weg staan. Het vlees moet losgelaten worden, en men mag er ook niet meer om rouwen. De zondvloed moest komen. 13. De mens is verdwaald in overleveringen van

mensen, van dogma's en drogredenen, omdat hun oren niet doorboord zijn, en ze geen zwijgoffers hebben gebracht. 14. Het zwijgoffer leidt tot de wildernis. 15. De verslagenheid van het hart is het ware offer. 16. Je komt in een geestelijke wereld op zich, een woeste zee met eilanden en landen. 17. Wordt geleid door het hemelse woord, en niet door allerlei kerkelijke besluiten. 18. Wat sterft, dat sterve. Want er is zoveel wat moet sterven. Wij moeten iedere dag sterven, sterven aan onszelf. 19. Er is zoveel wat voorbij moet gaan, zoveel wat verdiept moet worden, wat als zaad in de grond moet sterven. Dat is ons offer. Wij moeten niet blijven stilstaan bij alles hoe het is. 20. De natuur is zowel teder als meedogenloos en onverstoorbaar in rechtvaardigheid. 21. We hebben het dan over de hemelse vergetelheid als we het over de natuur hebben. 22. Zo mag de mens terugkeren tot de oermoeder om dit proces te kunnen doorleven en meemaken, tot ervaring te komen. Dit is het doel van de schepping en de natuur. 9. Wedergeboren in de paradijs aarde 1. Dit is de aarde van de tegenstander die de mens in gevangenschap houdt, en de mens wordt daarom verhoord. 2. Er wordt gewerkt met bloedgeld, om de kloof tussen arm en rijk nog groter te maken. 8. Vrijmaking door de hemelse vergetelheid 767 3. De mens is nog in de baarmoeder. De mens is nog niet geboren. De mens is nog in baarmoeder nachtmerries, de nachtmerries van de feutus. 1. De vrijmaking is iets heel moois, als een natuurmoeder die de mens opzoekt in de stad en de mens een bevrijdend zicht van de natuur zendt om de mens terug te brengen tot de natuur. 2. Wees gehoorzaam aan het woord van de hemelse vergetelheid, niet het woord van de kerken. 3. De natuur is meer een leermeester van ingetogenheid dan een snelle medicijnmeester. 4. De vleselijke mens heeft in zijn dwaasheid zichzelf goden gemaakt, waardoor door hun bijgeloof in die verzinsels de ware godsdienst vervalst wordt. 5. Godsdienst is gewoon natuurdienst en kennisdienst, als de wetenschap van de hemelse vergetelheid. 6. De mens is afgedwaald van de hemelse natuur.

4. De weg door de baarmoeder is heel ingewikkeld. Het hemelse oor stroomt voor eeuwig als een waterval in hemelse leegte. 5. De paradijs aarde is diep in de wereld opgesloten, diep in de natuur. Daar ligt zij opgeborgen als een geheim. 6. Het kind sterft in de aarde om haar te vinden, om in haar wedergeboren te worden. 7. Velen hebben het aas van de valse opname genomen. Je kunt het zien aan hun hardnekkige, koppige onverschilligheid. 8. Ze zijn veelal verslaafd aan het harde, koude, aardse geld. Het heeft hen hard gemaakt, eenzijdig. Ze zijn verdicht. Het vleselijke kan het geestelijke niet verstaan. 9. De paradijs aarde komt niet zomaar, maar ligt verborgen in de herschepping van het geheugen. 10. Dingen in het geheugen kunnen steken. De mens kan geheel door zijn geheugen opgevreten worden als door een beest, maar zo komt de mens wel dieper, en ziet andere schakels. 10. Het grote Tahulen 1. De mens is in de hongerput, in de baarmoeder. De mens kan niets. 2. De bidder ziet zichzelf van God verlaten. De bidder is tot verdoemde geworden. 3. Deze mens is bespot, veracht, ontdaan van alle menselijke waardigheid, en uitgekleed. Maar het geheime woord van God heeft de mens omsingeld. 4. De mens is gemakszuchtig en wil alles op de geboortedag projecteren waarmee ze zich identificeren, terwijl er elke dag de noodzaak van wedergeboorte ligt. Je kunt dus niet teren op alleen maar oud succes, wat overigens niet eens succes was, maar gewoon dat je in de wereld kwam. 5. Moet dat allemaal hoog van de toren worden geblazen, of moeten we laag profiel houden ? 6. Het gaat dus niet om de uiterlijkheden, maar om de innerlijkheden. Wij zijn niet onze geboortedag. 7. We moeten oppassen niet het mensenvlees te behagen of ons eigen vlees, want zo zullen we contact met het geestelijke verliezen en verdwaasd raken. 8. Worden we door het vleselijke geleid of door het geestelijke ? Durven we dan niet meer op te staan tegen de gruwelen van deze tijd ? 9. Staan we er dan gewoon bij als onze kinderen door het materialisme worden ontvoerd ? Nee, het is oorlog. We moeten het vlees ontmaskeren. 10. Ook moeten wij onze kinderen opvoeden in de geestelijke oorlogsvoering. 768

11. De mens is lauw en lui. De mens heeft geen onderscheidingsvermogen. 12. De mens is wereld geworden zonder principes. 13. De mens wil het geroep van God niet horen. 14. Steekpenningen worden aangenomen. Het is bloedgeld. 15. Is er nog leven in ons ? Stroomt de rivier van hemelse vergetelheid nog in ons ? 16. In de wildernis, daar stroomt de rivier nog steeds door de onderwereld, voor hen die er zijn gekomen door het geestelijke visnet. 17. Het komt aan op deze schakeling tussen honger en volharding. 18. Zo kun je de diepte in gaan om alle realiteiten die op je geprojecteerd zijn te ontvluchten. 19. Soms raak je vast, en dan moet je weer hongeren en volharden, en dan kun je weer verder verdiepen. 20. Ook als je vastraakt kun je altijd verdiepen. Dat is de boodschap van de tahulen. 21. In het diepste van de wildernis, daar waar de wilderniszee is, verduister onze valse kennis, al onze overbodige kennis, opdat wij terugkeren naar de ware kennis. 22. Verduister de vijand, ja, verstrooi hen, oh hemelse vergetelheid. Ik kom tot U. Uw wil geschiede. 23. Ik laat alles achter. In de hemelse vergetelheid sterft mijn lagere wil af. 24. In het grote Tahulen kwam ik tot U. 769 25. En zie dan, de hemelse vergetelheid kwam om te vertragen. En ik raakte onthecht van de materialistische realiteit. 26. Ik viel in een slaap. In de hemelse vergetelheid herschiep gij mij. 27. U laat werelden ten onder gaan in de hemelse vergetelheid, voor een nieuwe schepping. 28. U doet hen bevriezen die hun speren opheffen tegen U, oh hemelse vergetelheid. 29. Over de zeeën van vergetelheid roept Uw stem ons. 30. De hemelse vissers staan aan de kusten met hun netten. 31. Oh, alleen zij die in de hemelse vergetelheid zijn kunnen u verstaan. 32. Zij hebben alles achter zich gelaten. Zij kijken niet meer om. 33. Stormen van hemelse vergetelheid woeden over de werelden voor deze reden. 34. En haar zeeën van hemelse vergetelheid zullen zeker overstromen, om werelden in te nemen voor Haar. 35. Ik kijk toe hoe ze te werk gaat. Ik kijk toe hoe Zij Haar speer opheft tegen het vlees. 36. Het woeste beest drijft Zij in de hemelse vergetelheid waar het ten onder gaat. 37. Het verleden is nog slechts een tent. Alles moet veranderen.

het begin is, En dan bevind ik mijzelf in een bruin bloemenveld, Alleen in de bruine nacht, Een nacht in vele jaren, Kan ik zijn in de bruine bloemenvelden. 11. De mens geschapen uit klei 1. In de psalm van Ahn werd het tahulen al gelijk gesteld met het ragnarok, wat ook goed voet na voet kan betekenen, want ragal is een hebreeuws woord voor op de voet gaan, en rag is dan gewoon een afkorting ervan (regel betekent voet in het hebreeuws). Het betekent onderzoek doen in het hebreeuws, dus van onderzoek tot onderzoek gaan. 2. In het voortijdse is dit ook wel het pad van Halal, het hongerpad, wat een hongertocht is, waar ook ramadan voor staat, Rama of Abraham, die terugkeert tot Eden, oftewel de terugkeer tot Odin, wat door de valkyries gebeurt. Eden of de Aramese d’n wortel staat voor de martelaren als een symbool van exegese en we zijn allen martelaren in deze nacht. 3. De laatste kerk, het overblijfsel, is een kerk van martelaren. Het enige wat je dan kan doen is exegeet worden, anders blijf je in die realiteit van letterlijke eeuwige verdoemenis. Pijn is nooit een doel op zich. Het draagt een boodschap, als onderdeel van een taal. 4. Deze oorlog is niet letterlijk … We grijpen onze wapens maar onze handen glijden weer weg … Dan grijpen we weer naar de wapens, maar onze handen glijden weer weg … We bereiken deze wapens nooit, want we zijn in de hemelse vergetelheid. 5. Ik kan niets bereiken, en ik denk dat dit nog maar 770 6. Dit is wat de zondvloed is … We grijpen ernaar, en weer en weer, maar we bereiken het niet … Het regent en regent maar om alles weg te spoelen, en dan zijn we in de zondvloed waarin al het vleselijke losgetrokken wordt … 7. Uit klei zijn wij gemaakt … Uit de donkere, bruine aarde … Dit zijn de ware natuurbruggen tussen alles in … Kijk ze eens hangen … in de wildernis … Het zijn touwen … Wat een prachtige bruggen, en wat een prachtige natuur … 8. De pijl raakte ons hard, Het was diep, we zagen elkaar vallen, De pijl bracht ons over de bruggen, Tot de donkere nacht, Tot bruine bloemenvelden 9. We worden getroffen door pijlen om ons af te pellen, want dit is allemaal onderdeel van de hemelse vergetelheid … 12. De ontwapening van het vlees 1. Letterlijkheid is een tentakel van het materialisme. Het moet afgekapt worden. Maar het groeit gewoon terug en wordt nog erger. Daarom moet de hemelse vergetelheid komen. 2. We moeten gaan tot het hart van het materialisme. We moeten de klieren van het materialisme kennen die deze tentakels telkens weer

laten teruggroeien. Dit beest is niet makkelijk te verslaan. natuurproces. Alles zal ontstaan in onbereikbaarheid, niet in bereikbaarheid. 3. Ik ren, brekende door muren, Want mijn herinneringen zijn naar mij op jacht, Ik ren, en dan val ik, Een herinnering heeft mij geraakt, Een pijl diep in mijn rug 4. En dan kruip ik tot de rode bloemenvelden, Wilde, rode bloemen, als bruggen over woeste rivieren, Zij hangen in mijn haar, als duistere sieraden 5. Het materialisme is een ongetemd beest, een onopgevoed kind. Dat is wat het beest van materialisme diep van binnen is. Het is het willen, niet het kennen. Alleen kennis kan het beest van materialisme overwinnen. Alleen de natuurkennis. 6. Het beest, het materialisme, is onthoofd, oftewel zijn territoriale macht is verbroken. Zij overwonnen het materialisme en de stedelijke hallucinaties die het met zich meebracht door vermindering. Dat is het geheim in het bos. 7. De hemelse vergetelheid komt om het zicht te verscherpen. De mens wordt door de afzondering en eenzaamheid van het materialisme losgetrokken, en door de afstand gaat de mens weer zien. 8. De mens komt uit een diep moeras waarin de mens verblindt was geraakt, omdat alles te dicht op de mens kwam. 9. Verdichting is een gevaarlijk gif tegen de geestelijke gewoonten. 10. Het beest van materialisme wil alle geestelijke gewoonten opslokken. De mens moet zwemmen tot de overkant van de hemelse vergetelheid. Deze overkant zal nooit bereikt worden, maar alleen ontstaan in de hemelse vergetelheid. Het is een 771 11. Het is de kunst om het weer op de grotwand te krijgen. 12. Het vlees wordt ontwapend. De mens wordt aangesloten op de geestelijke bron door het hongeren. Het vertelt over de natuurgrenzen. 13. Het is het afscheid nemen van de grenzen van mensen om zo te komen tot de grenzen van de hemelse vergetelheid, oftewel de natuurgrenzen. 14. De mens zoekt zijn toevlucht in het ochtendgloren, het woord van de oorlogskennis, wat het oorlogsonderwijs is. Wij zijn allen hongersoldaten, hongerjagers. 15. Ze nodigde mij uit door haar ogen. Ze namen me op hun schip. 16. Uit de duistere golven van sinistere zinspelingen wordt de mens getrokken op de hemelse vissersboot in de zondvloed. 17. Het beest van materialisme kent geen restricties maar is roekeloos. Alles draait om het zogeheten plezier principe, altijd kiezen voor plezier, en lijden en tucht, moeite en ongemak ontvluchten, uit de weg gaan. 18. We komen dan in een nieuwe soort chaos. We zien nog niet wat het betekent. Het is profetisch, wild, nog onvertaald. Maar het leidt ons. 19. Dit betekent de andere wang toekeren in het honger proces, want alles heeft een diepere boodschap, en zo halen we dingen naar binnen, die misschien allereerst en op het eerste gezicht slecht zijn, en dat is ook wat het visnet is. Je gaat de tweede mijl. Het is hier niet oog om oog, tand om tand, maar je werkt via het honger principe van de

hemelse vergetelheid, niet volgens het plezier principe. 30. Je komt ook niet tot snelle definities in de honger, maar laat ruimte voor het onbegrip. 20. Je doet dus afstand van snel oordelen. Je grijpt niet snel naar de wapens, maar laat het wegglijden, omdat je eerst tot het visnet moet komen. Eerst moet je komen tot de leegte. 21. Het is een warme dag op het strand, Je kijkt naar de golven en doet in eerste instantie niets. 22. Als we met lege handen komen tot de hemelse vergetelheid, dan zal zij onze handen vanzelf vullen. 23. En je kan weer ademen, warme adem van het oerwoud, 24. Dan zijn we niet in de bedriegelijke verdichtingen van de stad meer, maar in de wildernis, en omdat we de leegte hebben liefgehad kunnen we ademen. 25. Er was een brug, een brug in mijn hart, Alleen in de honger worden de ware bruggen gelegd, tot de diepere wereld. 26. In een zachter oerwoud rijst de morgen Door de honger ontkluwd het bos, en wordt alles losser, minder dicht, en verzacht alles, tot een zachtere wildernis, die ook dieper ligt in de bossen. 27. Haar gezicht vertelt me meer dan honderd boeken, en nog steeds is ze een mysterie voor me. 28. In de honger komen we niet tot snelle, overmoedige conclusies, maar blijven de dingen vaag en dromerig, opdat de diepere werelden en diepere betekenissen kunnen doorkomen. 29. Ik zag dit geschreven op een muur, en ik begreep het niet. 772 31. Mannen wilden niet meer hongeren, maar wilden het materialisme dienen voor snelle zwijnen. 32. Wat een verschrikkelijk verhaal van de zondeval. De zwijnenman doet zich ook voor onschuldig als een lam. 33. De mens mag wanneer de mens slaapt teruggaan tot de hemelse vergetelheid. 34. Telkens als de mens slaapt komt de mens weer in contact met de oorspronkelijke orde. De slaap is de moederborst. 35. Er is geen Adam die zomaar van de vrucht van kennis neemt, maar de wilde mens die in de geestelijke arena strijdt. 36. Het begint direct met de honger. Er is eerst honger. Zo zien we eerder een beeld van hemelse vergetelheid. Er kan niet zomaar iets gegeten worden. 13. De oorlog tussen de wilden en de leraren 1. Dat er meerdere wetten dan loon naar werken zijn is duidelijk, want er is ook de wet van het zinnebeeldige. Dit zijn dus metaforische dingen die zeker niet letterlijk genomen mogen worden. 2. Mensen gaan lineair met God om. God moet zich aan hen aanpassen. Ze willen God in een hokje stoppen. Het moet op hun manier. God is voor hen iemand die precies als hen denkt, geheel op hun niveau is. 3. God is boven alle dingen. Mensen kunnen allerlei

ideeën en filosofieën over God hebben, maar het is altijd weer anders. 4. We hebben misschien geen fijne levens, maar wel diepe levens. Uiteindelijk zal de wildernis tot een zekere bloei komen. 5. Kunnen we dit alles doorzien ? Geef alles op voor de wildernis. 6. De natuurmens probeert niet in te passen. De natuurmens zegt soms dingen die men niet begrijpt, en daarvoor wordt de natuurmens veroordeeld. 7. Er is een grote oorlog tussen de wilde jongens en hun leraren. Stoelen en tafels op de scholen worden omver geworpen. Het zijn moeilijk opvoedbare kinderen, want zij buigen niet voor de oude orde. 8. De hemelse vergetelheid gaat zeker komen om in te nemen, over te nemen. De natuur zal de mens terugnemen, want de mens is afgedwaald van de natuur. 9. Het gaat er niet om voor een mens om wild om zich heen te grijpen en zichzelf te bevredigen, al die drangen die de mens heeft. Nee, het gaat erom dat de mens leert, en deze drangen zal beteugelen. 10. Vleesmensen volgen gewoon hun drangen, roekeloos, zonder restricties. Ze willen er niets bij leren. Ze hebben hun eigen scholen al gebouwd en denken dat ze alles al weten. 11. Als de hemelse vergetelheid terugkomt zal alles wegvagen. 12. Het komt tegen hen die denken dat rijkdom de bron van het leven is. 13. Wanneer ik naar jou kijk, vaag ik weg, Wanneer ik aan je denk, laat ik je wegglijden, Dit is hoe ik mijn boog grijp, 773 Maar ik bereik het nooit 14. Ik kan niets bereiken, en ik denk dat dit nog maar het begin is, En dan bevind ik mijzelf in een bruin bloemenveld, Alleen in de bruine nacht, Een nacht in vele jaren, Kan ik zijn in de bruine bloemenvelden, Deze bruggen tussen jou en mij 15. De hemelse vergetelheid is gekomen met zoveel soldaten, Rijs op in de lucht, zeg al uw moeders vaarwel 14. Het sobere pad 1. Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom 2. Het wordt beschreven als een lelie. Het zal eerst de valse moederbindingen doorsnijden. 3. Het wapen zal eerst onszelf grondig onder handen nemen, en er valt hier niets zomaar snel te grijpen. 4. Alles moet geestelijker worden, minder dicht. Het wapen bereik je nooit. Je steekt je hand uit en er gebeuren hele andere dingen. 5. Dat kun je niet op iemand anders projecteren, maar je vlees moet ervoor buigen. 6. Dit is het wapen : Ik wacht op de hemelse vissersboot. Ze heeft haar speer opgeheven, En dan slaat ze toe, Ze raakt mijn hoofd

7. Ze kunnen niet komen waar je bent, Vriend, ik zou niet tot je liegen, Ik weet dat je ook met dit trauma vecht, Het is een oorlogs-trauma, Ik was daar, en ik zag je. verwoestende gevolgen van materiele communicatie in te zien ... Hij voelde de duistere krachten van licht en geluid ... die hem opgesloten wilden houden in deze aardse gevangenis ... Hij begon meer en meer te leren van de natuur, 8. Het wapen verbreekt onze eigen territoriale geesten. Het is totale onbereikbaarheid, want er moeten nog zoveel nuances komen. Daarom is er nu trauma. We moeten eerst voelen. Dan voel je eerst verbrokenheid en gemis. 9. Dit is het wapen : De geestelijke vissersboot is belast met deze tragedie, Het verandert het zicht op de wereld en de woeste zee, Het verandert de manier waarop je de tragedie behandelt 10. Je weet niet wie de waarheid spreekt en wie niet, Deze herinneringen, vliegende voor je gezicht 11. Niemand kan deze vrouw begrijpen, Niemand kan haar voetstappen volgen, Ze vagen gemakkelijk weg in de nacht, Ze vagen gemakkelijk weg in het zand 12. Het betekent dat je het eerst zelf ondergaat. 13. Een pijl diep. Er jaagt iets op ons : nuance, iets uit het oog verloren. Er jaagt iets op ons : samenhang, iets wat niet was overzien. Er jaagt iets op ons : prioriteiten, dat wat we hebben omgeruild voor bijzaken. De hemelse vergetelheid is gekomen. 14. Het wapen leert ons voorzichtigheid. We mogen het niet teveel en te snel gebruiken. 15. Hij begon het materiele meer en meer als een gevangenis te zien ... Hij begon meer en meer de 774 16. Hij zag hoe bomen met elkaar communiceerden, planten en bloemen ... Hij zag hoe dieren communiceerden .... dat was niet materieel ....zoveel werelden met elkaar verbindende .... En ja, dit was een fijnere materie ... met een diepere sensitieve inslag .... dit was ervaren ... dit was contact hebben ... dit was leven .... 17. Je kan het wapen niet direct gebruiken, niet materieel, maar er is een veel diepere communicatie via andere principes. De mens is geprogrammeerd : zo moet het. Maar er zijn veel diepere programmaties waar de mens naar terug moet. 18. Het rode zicht is eigenlijk altijd in zijn ogen aanwezig, en hij noemt het een eeuwig visioen. Het is het zicht van de hemelse vergetelheid. 19. Niets komt rechtstreeks. Alles komt met omwegen. Alles wordt gebouwd op vele raadselen. 20. De hemelse vergetelheid is subtiele energie. De energie is zo fijn dat het niet zichtbaar is, maar het kan wel allerlei dingen veroorzaken. Zij zou gedachtes kunnen veroorzaken, beslissingen, en verschillende weersgesteldheden. 21. Hij voelde zich weer zweven tussen hemel en aarde. Hij had gewoon weer dat vreemde gevoel dat hij geen controle meer had over dingen. 22. Vroeger voelde hij zich altijd zo machtig, alsof hem niets kon overkomen. Hij wist altijd alles bij anderen klaar te spelen. Maar nu ... hij voelde zich ontzettend machteloos. 23. De dag erna is hij ziek, en blijft op bed liggen.

Hij voelde zo heet aan, en was zelfs een beetje aan het ijlen. 24. Een paar dagen later is hij weer beter, maar het ijlen is er alleen maar erger op geworden. Hij kon alles weer doen, maar hij zei telkens dat hij nu ergens anders was. 25. Hij is onberekenbaar geworden. Hij is alles en niets. 26. Na een tijdje valt hij uitgeput in slaap. Als hij wakker wordt vraagt hij zich af waar hij is. Hij kan zich niets meer herinneren. Het laatste wat hij kan herinneren is dat hij van zijn werk terugkomt, alsof hij zweeft tussen hemel en aarde. 27. Hij houdt zijn boog gespannen, met een pijl gericht op een vijand, Maar dan beseft hij dat hij de vijand zelf is. 28. Een ander houdt ook zijn boog gespannen, zijn pijl gericht op een vijand, Maar ook hij beseft dan dat hij de vijand zelf is 29. Ook een derde houdt zijn pijl gericht op een vijand, Maar dan ineens staat de hemelse vergetelheid voor hem, Zij neemt hem mee naar de rivier van vergetelheid om hem te wassen 30. Tahulen staat voor het loslaten van wereldse dingen. Het wereldse zal namelijk vergaan. 31. Tahulen gaat terugkomen. Het is een baarmoeder. De mens moet terug de baarmoeder in. 32. Ik zag haar staan bij een waterval. 33. Alles wat waarlijk prachtig is kun je slechts minderend tegemoet treden. 775 34. Hemelse vergetelheid, stort uzelf uit op ons. 35. Bijen raken alles maar lichtelijk aan en trekken dan weer verder, om hun honger honing te maken. Ook vliegen raken alles maar lichtelijk aan. 36. De hemelse vergetelheid is de bron van de eeuwige jeugd. Wel is het belangrijk dat het kindervlees afsterft, want er zijn vele valse bronnen van eeuwige jeugd. 37. We moeten verder, als een bij, of als een vlieg, gaande tot alles wat verloren is geraakt, verworpen is, tot de onbewoonde, onaangeraakte eilanden. 38. De mens is opgesloten in primitieve nachtmerries. De schepping is nog niet gekomen. Dit is nog de chaos van het beest. Het ego en superego spelen hier op in met hun valse structuren om het presenteerbaar te maken, als een drugs. De massa's volgen het. 39. De eenling moet zijn innerlijk tahulen aanwakkeren. Dit is de hemelse vergetelheid. Er zijn in de stad allemaal valse karikaturen van de hemelse vergetelheid gemaakt. 40. Het ego sleurt je mee, en ze bemoederen je, en zijn bemoeizuchtig. Daarom moet de mens terug de wildernis in, tot de bomen. In de bomen is er nieuw leven voor de mens. 41. In de stad zijn er verzwakte spiegelingen van het gericht zijn op bijzaken, allemaal karikaturen van de mens. Het verkoopt goed. Daar moet je niet wezen. 42. Je moet tot je eigen innerlijke tahulen komen, de hemelse vergetelheid. Het moet van binnen aangeboort worden, en van binnenuit moet het je overstromen, als een opname. 43. Het brengt je tot het raadsel van de tachtiger

jaren, de haan op de top van de wereldboom. 44. Het is niet de bedoeling dat de mens helemaal wegzinkt in de primitieve nachtmerries van het oer. Er is een profetisch pad doorheen. Dit is zowaar een sober pad, maar het lijden heeft het laatste woord niet. 45. In de zestiger jaren werd de mens aangespoord om terug te gaan tot de natuur, rassenverschillen en geloofsverschillen achterwege te laten. Het was ervoor om mensen weer te richten op het geestelijke. 46. Alcohol werd gezien als bewustzijnsverdichtend, bewustzijnsvernauwend. Het was een groot protest tegen materialistische oorlogen en de markten waarmee het gedreven werd. 47. Hier was iets canonieks van de natuur aan de gang. Dit kunnen we niet zomaar achterlaten of overboord gooien. 48. Er was een diepere weg, maar drugs greep velen weg. 49. Wat moeten we dan doen ? Terugkeren tot de innerlijke tahulen. De Orion bron 50. Gullinkambi kwam tot de oppervlakte, om ragnarok aan te kondigen. Het was een haan. Die kraaide in de tachtiger jaren en liet zijn hanenkam zien. Het was een echte vechthaan. Maar abstract, zeer abstract. De materiele oorlog moest sterven. 51. Het vlees is uit op totale vernietiging door totale verletterlijking. Ze haten het leven en willen dood, en willen zoveel mogelijk meeslepen. Dat is hun drugs. Hoeven ze niet na te denken. 776 52. De hongerende mens is omringd door de vraatzuchtige mensen van de stad. Daarom moet de mens terug tot de orion bron. Vanuit de orion bron is namelijk alles geemaneerd, tot lagere vormen gegaan. Zo leert de mens hongeren en zo wordt het hongeren ook beproefd. 53. In de stad houdt men zich bezig met bijzaken, met het spekken, kleffen en klotten. De mens is dus in een honger oorlog. Er zijn veel machten die de ziel willen vernietigen. 54. In de diepte van orion, in de orion bron, ligt het verborgen voor de mens. Het gaat niet om het wel of niet, maar om het hoe. De leegte op zich is ook niet de oplossing, en al helemaal niet het einddoel. De leegte kan namelijk ook zo bedrieglijk zijn, en een drugs op zich. Er ligt diepte in de honger. De mens moet altijd dieper en niet in allerlei leegtes blijven rondhangen. 15. Het vlees houdt van drogbeelden 1. De mens moet ook weer hongeren op leegtes, en daar ook weer op hongeren. Hongeren is meer een strijd ook tegen de leegte. De honger is niet hetzelfde als de leegte. De honger is oorlogszuchtig, toetsvaardig dus. 2. Om te kunnen overleven moest Orion een afval product lozen waaraan Orion zich ook zou kunnen ontwikkelen. Vervormende spiegeling, oftewel emanatie, van hogere tot lagere vormen, is een natuurverschijnsel. 3. Het geestelijke visnet is een eeuwig zintuig wat men nodig heeft om te kunnen overleven.

4. De mens moet zich niet te buiten gaan aan allerlei zachte leegtes. De mens moet de geestelijke arena in, de honger oorlogen. 5. De schepping kwam voort vanuit de duisternis die op de diepte lag, woede en gebrul duidende op de woeste golven of wateren, de zondvloed. De aarde was verloren in hongerende, afgezonderde dorheid en droogte. We hebben het dan over de honger oorlogen van de geestelijke arena. 6. Wij mogen in meerdere werelden leven. Wij mogen dromen. Het gaat om de natuurgetrouwheid, dus niet idealiserend, dus in wezen komt het geestelijke visnet en de honger centraal te liggen. 7. Ook worden de diepere lagen en structuren van de natuur blootgelegd, de hogere wijsbegeerte van de natuur. 8. Er is de hongerwoede. Het mag niet op zichzelf staan. Er is ook weer een woede naar de woede, en daar ook weer een woede op. Het zuivert zichzelf uit, opdat het niet gaat pronken en eenzijdig wordt. Het wordt ook wel de hongeroorlogen genoemd. 9. Je kunt niet zomaar de leegte ingaan en dan denken dat het klaar is. Nee, er moet ook een toetswoede naar de leegte zijn, want de leegte kan zoveel verbergen, zo bedrieglijk zijn. Er zijn zoveel valse leegtes die de mens alleen maar tegenhouden, aan de drugs houden. 10. Heb hongerwoede in de geestelijke arena om door al die goden heen te prikken. Het is de hongerwoede van nomadisch leven. 11. Je gaat de diepte in tot de bodem, en dan ga je nog dieper. Je hebt ook toetswoede, hongerwoede, naar de bodems. Bodems kunnen namelijk ook vals zijn. Bodems kunnen gemaakt zijn door je eigen luie vlees. 777 12. Het vlees houdt van drogbeelden. Het vlees wil snel klaar zijn, vroegtijdig aanraken. 13. Toets grondig, en toets het toetsen ook, en dat ook weer, totdat je in de hemelse gebondenheid raakt, in de opname. Dan is er een onverbrekelijk touw tussen jou en de waarheid. Het oude verstand moet afbreken. 14. Als de toetswoede of hongerwoede er niet is, dan wordt de mens niet door de opgenomen, ook niet als deze toetswoede niet volledig is. Wel wordt de mens dan opgenomen door allerlei andere dingen. 15. Dit is waarom de mens terugmoet naar de bronbetekenis. De hongeroorlogen zijn ook weer op zichzelf gericht, en daar ook weer tegen. 16. Alleen de hongerwoede kan de mens doen ontwaken. 17. Uiteindelijk ontstaat er een wereld in de hongerwoede. 18. Ik ren, brekende door muren, Want mijn herinneringen zijn naar mij op jacht, Ik ren, en dan val ik, Een herinnering heeft mij geraakt, Een pijl diep in mijn rug 19. En dan kruip ik tot de rode bloemenvelden, Wilde, rode bloemen, als bruggen over woeste rivieren, Zij hangen in mijn haar, als duistere sieraden 20. De pijl zorgt ervoor dat we leeg worden, maar dan moeten we ook komen tot de hongerwoede zodat we niet verdichten of vastgroeien in de leegte. De leegte heeft verdieping nodig, en daarom moeten we tot de hongerwoede komen.

Het geheim van de eeuwige jeugd Ze vagen gemakkelijk weg in de nacht, Ze vagen gemakkelijk weg in het zand 21. We moeten gaan tot de woeste rivieren, en tot de wilde, rode bloemen die er langs en erin groeien, als duistere sieraden in het haar. En dan moeten we deze beesten van hongerwoede leren berijden, want er moet ook weer woede zijn naar de woede, om het te testen. Woede betekent dus weerstand bieden, toetsen, niet zomaar je erdoor mee laten sleuren. 22. Hier gaat het om de beestenrijder, als beeld van de hongerwoede. Dit is een dualiteit. 23. De honger is uiteindelijk een wapen en is gericht tegen ons eigen vlees, als een pijl er doorheen. 24. Je bereikt niet veel door praten, door het debat, want de mens is doof en verdraaid alles. Je bereikt niet veel door de wapens te grijpen en er op af te gaan, want dan dien je slechts het materialisme. 25. De hemelse vergetelheid komt voort vanuit de honger, vanuit het hongersterven waarin de hogere hongerwoede wordt opgewekt, en dat is een geestelijke oorlog die veelal door stilte wordt bedreven, en door studie. 26. Daarom kwam de tachtiger jaren haan, om het ragnarok aan te kondigen. 27. Probeer het niet rond te krijgen, maar strek je uit naar het vergetene door de honger, de andere realiteit. Door de honger kan de mens weer contact maken met de diepere lagen in hemzelf, als het gaan over een grote rivier. 28. Neem er allemaal niet teveel van. Ook met de honger moet je oppassen, want daar moet je ook weer op hongeren, zodat je in een soort van draaiende turbulentie komt, in een storm of orkaan. 29. Niemand kan deze vrouw begrijpen, Niemand kan haar voetstappen volgen, 778 30. Wilde bloemen groeien rondom het paradijs, Niemand kan binnenkomen 31. Alleen de orkaan kan haar weg er doorheen vinden 32. Kunnen wij zoals deze vrouw zijn ? Wij mogen onze linkerhand niet laten weten wat onze rechterhand doet. De schepping gaat over het uiteen scheuren. 33. De opgenomen einherjars zijn de strijdende eenlingen die van alles zijn losgescheurd. 34. De honger leidt tot de hongeroorlogen. De honger leidt tot scheuring. De mens ging als einherjars, de door de valkyries opgenomenen, het valhalla in. Dat waren de vijftiger jaren. De mens werd opnieuw opgebouwd. 35. Wij hebben de vijftiger jaren altijd bij ons, maar we moeten de betekenis ervan kennen. Het is de dood van het hysterische gelijke, dat alles maar hetzelfde moet zijn. Er kwam meer ruimte voor diversiteit, meer ruimte voor nuance, en zo ging de mens de zestiger jaren in als een evolutie. De mens ging terug naar de natuur. 36. De mens ging terug naar de natuurkennis, en de diepere, vergeten lagen van het indiaanse oorspronkelijke Amerika werden bereikt, over een grote rivier. De zestiger jaren zouden altijd met de mens meegaan. 37. Eerst moet de mens door de valse verschijnselen heen om daardoor getest te worden. 38. Alleen de orkaan kan haar weg er doorheen vinden.

39. Zijn tranen waren van bloed, die zich mengden met het water. De zee was wild, en hij strompelde in het water, verder en verder, daar waar de golven hem meenamen. 40. Heb deel aan de vertraging. Het laat de verborgen dingen zien, dat wat ertussen zit. De snelheid kan het niet laten zien. 41. Hier stopt alle tijd. Alles gaat hier terug naar het verleden. Het geheim van de eeuwige jeugd is hier. 42. Het komt in fragmenten en lagen. 43. De wilde jongens worden geroepen door de natuurbronnen, maar hun roeping wordt in de stad belachelijk gemaakt. 44. Tahulen omsingelt hen, maar de steden willen de wilde jongens niet laten gaan, en de wilde jongens moeten zelf leren strijden, zelf geoefend worden, geleerd. Ze moeten een ontmoeting hebben met haar. 45. Zonder de slagen van de gesel zullen de wilde jongens weer indutten en nergens komen. Zij is de geleerdheid, de geoefendheid. Haar gesel roept hen. 46. Zij worden opgenomen in het boom geheimenis, de wereldboom, die alle werelden met elkaar verbindt. Hier leidt de ragnarok naartoe. 47. Zo ontkomen zij aan de klauwen van het zombie wereldrijk. Het is zombie tegen plant. Het zombie wereldrijk is als de mest waardoor de boom groeit en vruchtbaar wordt. De planten omsingelen de steden. Ze willen naar binnen. Ze zullen binnengroeien, om de wilde jongens op te nemen. Zij worden geroepen door de natuurbronnen in de wildernis. 48. Moeder natuur roept haar kinderen. De steden zijn schepen op een woeste zee, maar ze hebben 779 50. En zij bouwen hun school die niemand kan vinden. Velen komen om in de grote woeste doolhoven er omheen. Velen vinden hun weg nooit meer terug. Ook zijzelf dolen daar, maar zij bouwen hun school van honger. Het is een hongerschool. 51. Tahulen is het voortijdse ragnarok. Deze dingen zijn allang geweest. Zij heeft haar pijl uitgezonden om de wilde jongens tot geoefendheid en geleerdheid te brengen. 52. Hoe klein is de mens ? De mens is maar een zucht, een druppel in de zee. Altijd maar arrogant en betweterig rondlopen is zeker niet het idee van het mens zijn. Deze mensen zijn er genoeg, en dit hoort bij het lijden. Zo wordt de mens getest. 53. Wie kan er bestaan als de grote zwarte arend tot de aarde komt ? De golven gaan trager, en dan splitsen ze. Er is een pad uit de stad, tot de wildernis. 54. Wacht aan de zee tot de arend je oppikt. Heb geduld. Volhard in het lijden en strijden. allemaal lekken. De school is zinkende. En de boeken worden hier saaier en saaier. De honger heeft toegeslagen. Tahulen is gekomen. 49. Zij schiet haar pijl. Het zombie wereldrijk moet vallen. Zij spreekt haar woord. Rondom de wilde jongens zijn woeste doolhoven waardoor niemand hen kan vinden. Ze kunnen zelfs zichzelf niet vinden. Maar ze zijn aan de borst van Tahulen en worden gevoed door haar woord. De honger is hen tot voedsel, van de hongerboom. Zij scheppen honger uit het holle. 55. Durf je de wildernis in te gaan, of laat je dat liever aan anderen over ? Durf je je oude vertrouwde drugs los te laten om te ontwaken ?

56. De mens moet terug naar de natuur, over het hek heen. Ren voor je leven. 57. Ogenschijnlijk gaat alles mis, maar we mogen er op een andere manier naar kijken en mee omgaan. De werkelijkheid is meer het subtiele, het vluchtige. Het is er ineens en dan is het ook zo weer weg. Je kunt het niet grijpen en bezitten. Het is meer iets wat jou bezit. Het laat je niet los, als een vormende baarmoeder. Het wil het beste in je naar boven brengen. Maak er een studie van. 58. Ook al lopen alle wegen dood. Ook al worden je plannen niet afgemaakt, blijft alles ergens in het midden hangen. Het leven is geen rechte lijn, maar een lijn die telkens weer knakt, opdat het zijn ware en diepere richting vindt. Het gaat dan cirkelen en ook de cirkels worden weer doorbroken, opdat het pad wordt gevonden. 59. Alles is altijd halverwege ergens onderbroken. Het is de wildernis van het onafgemaakte. Probeer dingen niet overmoedig rond te krijgen, maar ga op zoek naar de ontbrekende stukjes, de vergeten en verloren paadjes waar niemand meer komt, waar niemand durft te komen. Daar is ergens de opname. Maak het niet te bot, te letterlijk, maar blijf tussen de wereld en de droomwereld in, tussen waken en slapen. Kom niet tot snelle zelfovertuiging, maar laat ruimte voor de diepere betekenissen. 60. De verhalen breken ergens af, en dan moet je vechten voor je leven, vechten om je hoofd boven water te houden. Het antwoord glijdt van je weg, geen zicht op het verhaal meer. Maar op sommige punten breekt dat ook af, totdat je geheel alleen bent in de wildernis. Waar zijn de anderen ? Waar zijn de regels ? 61. Je bent dan op een hongertocht, en je maakt ogenschijnlijk verkeerde beslissingen, begrijpt dingen verkeerd, enzovoort. Het kan saai zijn of 780 moeilijk, of zelfs slopend. Je komt in het tegenovergestelde van waar je had willen zijn, en dan ontmoet je je duistere zelf, dat wat je nog niet van jezelf kende, maar kun je dat dan ook op waarde schatten ? 62. Alle dromen waaien hier weg om plaats te maken voor veel diepere dromen, veel wiskundiger, ook al lijken die duisterder. Begrippen en definities van de mens storten hier in elkaar om plaats te maken voor veel hogere definities en begrippen. En ja, dat is een strijd, en ja, dat kan verkeerd gebruikt worden. Het is dan oorlogstijd. Je bent in strijd met jezelf en alles om je heen wat zich aan je opdringt, en dan weer moet je beseffen hoe machteloos je bent en hoe onkenbaar alle dingen zijn. Maar kun je dat deel van jezelf accepteren ? Hier kun je mee werken. 63. Het geestelijke visnet wijst naar de vier windstreken. Hieruit voort komen de stromen des levens. Het geestelijke visnet is gezeteld in Orion. Het wijst de weg terug tot het paradijs. 64. De mens moet weer terug naar het paradijselijke verstand, want de mens heeft alles verkeerd begrepen. 65. De mens heeft het paradijs verloren door goudkoorts. 66. Ze zoeken niet naar moeder wildernis, maar naar het goud, oftewel het goud der dwazen. Ze gaan geheel op in het materialisme, en hebben de geheime paden in de wildernis vergeten. 67. Het leven gaat niet altijd zoals we willen omdat er hogere wetten zijn van de natuur. De mens wordt meegesleept met de natuur en heeft niets in te brengen, want mensen zijn babies die niets weten. Alles bestaat uit vele laagjes, alles is kaleidoscopisch. Alles wat de mens ziet is

gezichtsbedrog omdat hij nog niet in de diepte kan kijken. 68. De mens wil vaak de echte waarheid niet zien omdat die te moeilijk en te hard is, en dan koopt de mens wat valse schijnwaarheid, oftewel wat leugens hier en daar. 69. De honger is iets van de natuur, van de wildernis, en wijst op de soberheid, de natuurgrenzen, het kennen van de natuurlimieten, dat alles voortkomt vanuit de leegte, het minimaliseren, en is dus niet letterlijk. We spreken dan over de hemelse vergetelheid. 70. De mens is in oorlog met zijn lichaam. Dit lichaam, als de mens eraan zou toegeven, zou de mens ten verderve leiden. Ik zeg het nogmaals : De mens is in oorlog met zijn lichaam. Zijn lichaam heeft de oorlog aan hem verklaard. Daarom moet de mens strijden, en zijn lichaam leren berijden. Het is een zeer woest beest. 71. We moeten met het minste leren leven. Dat geldt ook voor het geestelijke, woord voor woord, en veel stiltes er tussenin. 72. Accepteer het kleine, het weinige. Vraag niet om meer, maar om minder. 73. Het kind heeft niet veel nodig. Het kind kan leven met het weinige. 74. Stoor me niet met je ingewikkeldheden. Ik ben een kind. Ik bekijk dingen van een hele andere kant, vanuit de hemel. 75. Altijd weer wordt ik opgenomen om ver weg te zijn. Als een storm vanuit de hemel komt het. 76. We vragen dus om het mindere. Zo komen we in contact met de hemel, niet door het meerdere, want het meerdere is bedrieglijk. 781 77. Wij blijven in contact met de rivier, opdat de dingen door ons heen blijven stromen en niets vastraakt. Wij zijn kinderen van de rivier. 78. Wij kennen de dieptes van de rivieren, de geheimen die hier verborgen liggen, waar de aardse mens niets van weet. 79. Droom de gangen en de tunnels tussen de dingen in, en verdiep ze. 80. Het is in geen mensenhart opgekomen. Het komt van een hogere orde. De mens van de aarde ziet het niet. Nu is alles chaos. 81. Waarom is de wereld van de aarde een wereld van wilsdrang en niet van kennisdrang ? 16. De opname tot de diepere wereld 1. Het is een wilde en woeste natuur, om datgene naar boven te brengen wat verborgen ligt. De mens begrijpt het niet, en loopt achter de verkeerde ballen aan. 2. Velen dwalen doelloos rond, omdat ze lagere ballen volgen, bijzaken, aardse dingen, die er niet toe doen. Hun doel is hun eigen ego. Maar wees anders. 3. De natuur roept. Het zoonschap is een tocht van vele nuances. Er is geen tijd voor roem. Het zoonschap is een analyse. Droom je wereld, ga het parallelle bestaan in. De analyse is niet altijd een antwoord, maar kan ook veel nieuwe vragen oproepen.

4. De mens is niet geroepen om zomaar schaap of rund te zijn, maar de mens is ook geroepen leeuw te zijn, te vechten. De mens is onder schorpioenen gezonden. Die zijn overal om hem heen. De mens woont bij schorpioenen. 5. Het gaat niet alleen over de rund en de leeuw, maar ook over de arend, het vermogen tot het doordringen van de hemel, een beeld van de voorzichtigheid, oftewel de gezonde dosis natuur vreze. 6. Wij kunnen niet met iedereen vrienden zijn, en dat mogen wij ook niet. Vriendschap met het vlees, met de wereld, is vijandschap tegen de natuur, tegen de kennis. 7. Ergens op het pad van de volharding is de verbrokenheid. Dan houden wij het niet meer vol, en worden wij opgenomen in een diepere wereld. Dan kan het kind niet meer, en dan is het volbracht. 8. Dan komt de arend om het kind over de zee mee te nemen. 9. Alles is hier maar ten dele, en alles is vaag en subtiel. Je bent nog steeds op aarde, maar van binnen ben je opgenomen. 10. De mensen kennen je niet. Je bent onder schorpioenen. Je woont bij hen. Ook al ben je van binnen opgenomen. Wat denken we dat de opname is ? Het is een verdieping. Je wordt niet zomaar uit alles weggenomen. Je komt niet in een loze zaligheid terecht. We worden geleid tot de wildernis. 11. We worden opgeroepen tot een hemelse plicht, een hemelse oorlog. De opname is dus een dienstoproep. Dan begint het pad. De dagen in het vlees zijn dan voorbij, en je gaat in het geestelijke verder. 782 12. We zijn onder schorpioenen. Ze wonen bij ons. Ze liegen over ons, draaien alles om wat we zeggen. 13. Ze kunnen flink steken, deze schorpioenen. En dan duizelt het ons voor de ogen. En dan moeten we volharden tot het einde. 14. Wat weet een mens ? Als wij tot de hemel komen moeten wij al onze eigen kennis afleggen. Al onze eigen kennis moeten wij als vuilnis beschouwen. 15. Dan komen we weer op de voorzichtigheid van de arend, de vreze van de natuur. Neem niets zomaar aan. 16. Het boos zijn is een groot lijden. We komen dan bij de bron van het lijden, de leeuw. Wie kan niet boos zijn op een wereld als deze ? Dan ben je aan de drugs. Dan zou er goed wat mis zijn. En die mensen zijn er genoeg. Ze zijn nooit boos, alles moet maar kunnen. Het is pure onverschilligheid. 17. Zij zijn opgenomen door het vlees. Zij verheerlijken het vlees, niet het geestelijke. 18. Wij leven onder schorpioenen. Wees waakzaam als een arend. 19. De mens leeft in diepe ballingschap. Ga je innerlijke wildernissen in om op zoek te gaan naar de leeuwinnen van de volharding, die je de hogere oorlogen leren. 20. De mens is omringd door schorpioenen. De mens wordt voortdurend gestoken, tot op het bot. 21. De schorpioenensteek brengt verlamming. De steken van de schorpioen zijn giftig, en doen de mens verstijven, wat ook een beeld is van de volharding.

22. Het is de bescherming van de doden in de onderwereld. Wij krijgen schorpioensteken om ons te beschermen tegen de machten van het vlees. 23. Door de schorpioensteken kunnen wij onthechten. 24. Wij moeten daarom het schorpioenen medicijn leren kennen. Het is om het vlees te doven en te doden. 25. Zij wordt ook wel de vrouw van de tent genoemd. Zij bewaakt het voedsel om de mens af te houden van de vraatzucht. 26. Daarom steekt zij ook, als een natuurlimiet overtreden dreigt te worden. Zij houdt de mens binnen de restricties van het minderen, opdat ze niet teveel zullen nemen. De mens is in de ban van het snelle goud 27. Zo is de mens geen natuurmens meer, omdat de mens de natuur verwoest heeft, maar dit is altijd deels, en de rest van de natuur zal de mens overweldigen. 28. Laat niemand denken met succes tegen de natuur te kunnen strijden. Alle boeken wijzen daarop. Het is onderdeel van een verhaal. 29. Goudzoekers zijn vagebonden en te dom om als overwinnaars uit de strijd te komen. 30. Dat wat ze van de natuur hebben geroofd is maar een druppel, omdat ze niet ver komen. Ze kennen de natuur niet. Aan welke kant wil je staan ? 31. Er mag geen samenzwering zijn, geen verbond met de vijand, maar er moet mee gewerkt worden. Dan komt de arend, het verdiepen van de boodschap, en zo ook van het lijden. 783 37. Laten we dit doen zolang het nog kan. In de nacht kan niemand werken. Werk zolang het dag is, zolang je het nog kunt. Het leven is niet vrijblijvend en vanzelfsprekend. 38. Velen kiezen ervoor om het bij dit leven te houden. Wat doe jij ? 39. Ze zullen verslonden worden door hun eigen ego. Ze hebben het bedrog lief boven de waarheid, en gebruiken de meerderheid als uitvlucht. 40. Dat deze meerderheid ingebeeld is spreekt voor zichzelf. 41. Een stom mens kan zelfs uit een blok hout een meerderheid scheppen. 42. Dwazen hebben hun meerderheid in een hand zand. 32. Blijf balans houden tussen rund, leeuw en arend, opdat je mens zult blijven, natuurmens. 33. We zien de ijverzuchtige leeuw, en het volk moet ook ijverzuchtig zijn in gerechtigheid, anders ligt onverschilligheid op de loer om de mens te ontvoeren. Dat is wat de oerkennis is. Als je tot de oerkennis komt wordt je ingewijd in de oeroorlog. 34. Zoek je weg door de wildernis. De geestelijke vissersboot zal komen, de zondvloed zal komen. 35. Moet het zich dan telkens herhalen ? Leren we onze les dan niet ? Vecht voor je leven. Vecht voor je kennis. 36. In de natuur is nog leven, maar voor hoe lang ? We moeten dieper de geestelijke wereld in. We moeten de valse realiteiten en beeldvormingen achterlaten.

43. Het is moeilijk voor een levensgenieter om te erkennen dat er een vijand bestaat. 44. De enige vijand is misschien dan degene die hem probeert te doen erkennen dat er een vijand is. 45. Velen zijn in de ban van het snelle goud. Maar het zijn sloten, geen sleutels. 46. Als je de sleutel wil leren kennen moet je eerst het slot leren kennen. 47. Teveel ruimte leidt tot verdichting, want zo blijf je gericht op de realiteit die aan je aangeboden wordt, en de vrijheid sleurt je er in mee en versteent je. 48. De mensen hebben het altijd over hetzelfde, alles gaat in dezelfde cirkels, en daardoor verdicht het. De mensen zijn van steen. Ze worden onderdeel van de stadsmuren. Ze worden overal voor gebruikt. En alles herhaalt zich. Het zijn de sloten. 49. Ze willen je manipuleren, meezuigen in de verstening. Ze willen steden en boten bouwen van je onderdelen, en sieraden van je maken. 50. Ze willen een mensenbehager van je maken. 51. Maar je moet eerst het slot door en door leren kennen voordat je de sleutel door en door kunt kennen. 52. De ketenen geven niet mee. Ze zijn gemeen, wreed. Zoeken naar waarde 53. Als je merkt dat iets de waarheid niet is, wil het niet zeggen dat het geen waarde heeft. Als we zoeken naar waarheid, dan zoeken we dus eigenlijk naar waarde. 54. Verdwalen doe je, veel verdwalen, om vervolgens je weg te vinden. Eerst moet je verdwalen, want je was niet op het juiste pad. Je groeide op op het verkeerde pad, dus het is maar goed ook dat je afdwaalde, en nu ben je hier. 55. Laat je ene hand niet weten wat je andere hand doet. Doe het niet voor de eer van mensen. Doe het ook niet om mensen te behagen. 56. Wie kent het geheim … De bijen vliegen om deze bloem … Strijden een hevig gevecht … Om haar honing te nemen … 17. Leren leven in soberheid 1. Mensen zijn de ergste roofdieren … Wat je ze verteld dat draaien ze om, en maken ze hun eigen verhalen van, om er een markt mee te bedrijven … 2. Alles is uit de hand gelopen, deze oorlog … 3. Het gaat niet om wel of niet, maar om hoe, want het zijn slechts metaforen … 4. Alles is uit de hand gelopen … 5. Het was slechts een beest van slaap. Slaap wordt soms ook vergeleken met een zee waarin we wegzinken, en als we wakker worden, dan stijgen we uit de zee. Laat dat wat tot de zee behoort in de zee blijven, oftewel wat tot het rijk van de slaap behoort. Het zijn geheimenissen. 6. We leven in een spiegeling die parallel loopt aan 784

Orion, maar wij mogen ontwaken in Orion, dat wat achter alle dingen is. 7. Door Orion's baarmoeder kwamen we op aarde, als in haar onderwereld, vol met raadselen. Als we goed kijken kunnen we hierin de Orionse hieroglyphen zien, van de diepe natuur. Dit is een kolkende natuur, terwijl alles op aarde is verdicht, vastgelopen. 8. De Orionse natuur is overal om de mens heen, als de mens daar oog voor heeft. De aarde zelf is een nachtmerrie. Ontwaken is een proces, maar val niet weer in slaap. 9. Afgoden zijn het als het niet meer om de kennis gaat. Alles is afgeweken. 10. Alleen door kennis zou je kunnen leven. Alleen kennis zou overleven. Kennis is overleven. 11. Niets is voor altijd, niets is eenzijdig, en niets staat op zichzelf, maar is altijd een onderdeel ergens van. 12. Altijd is dus een metafoor. In het grote alles is alles opgelost, en dit begint in het niets, en eindigt in het niets, als een golfpatroon. 13. Het zal boven denken zijn. Het is altijd weer anders dan de mens het zich voorstelt. 14. In de wereld wordt je gestrafd als je zondigt tegen het materialisme, als je niet netjes meeloopt met het materialisme. 15. Het is niet wijs om altijd maar in wespennesten te springen. 16. Geduld is een hogere weg, oftewel het hongeren. Geduld is dus altijd grotere winst. 17. Iedere gedachte die je hebt is of van het vlees, of 785 van het geestelijke. 18. De mens is opgesloten, gevangen, door het vlees, en het zal dus wat kosten om los te komen. 19. Aardse mensen doen alles op een aardse manier, nemen datgene wat symbolisch is letterlijk, omdat ze niet geestelijk hebben leren denken. 20. Je kan het vlees niet bestrijden met aardse middelen. Het is nog altijd een geestelijke strijd. 21. Gedachten zijn of van het vlees of van de soberheid. Vandaar dat er geestelijke visnetten nodig zijn. 22. Er moeten pijlen door het vlees, door vleselijke gedachtes, die zich met massa's en massa's op ons storten als vissen. 23. Vleselijke gedachtes storten zichzelf massaal op de mens om de mens tot slaaf te maken. Daarom spreken we van het beeld van de visvangst. 24. Mijn ware familie is degenen die de rivier van de hemelse vergetelheid volgen. 25. Als we het over de wapenrusting hebben : dit is de wapenrusting van een pijl door het vlees. 26. Onthoud goed : zachte jongens worden harde mannen in de nacht. En dat is een natuurverschijnsel wat jij en ik niet kunnen stoppen. 27. Neem vriendelijkheid, barmhartigheid en geduld niet als zwakheid, want zij zijn zowel de leeuw als het lam. 28. Het geestelijke visnet is ons wapen, niet het vlees. Het geduld is ons wapen. 29. Aan de vleselijken wordt de waarheid niet getoond, maar zij leven met een bedekking die hen

misleid. 30. De hemel is het geestelijke visnet, een school. 31. Het is niet voor spijbelaars. Het is voor soberen, hen die nut hebben gezien in het lijden. De hemel is informatie. Laat jezelf niet voor de gek houden. Sluit je je ogen voor informatie, dan sluit je je ogen voor de hemel. 32. Informatie is het tegenovergestelde van het vooroordeel. Vooroordelen hebben niets met de hemel te maken. Heb je de sobere vrees al ontvangen ? 33. De sobere vrees is het fundament van de hemel. Alleen vrezelingen zullen binnen kunnen komen. 34. Pijlen gaan er door je vlees. 35. Kom je erdoor of kom je er niet door ? En waar kom je door, en waar moet je naartoe ? Allemaal belangrijke vragen. 36. Die verlossing ligt niet in het materialisme. 37. Leugens kunnen heel aardig doen, anders verkoopt het niet. De waarheid is hard. De waarheid doet pijn. 38. Adam gaat over de zee in schepen. We kunnen stellen dat in deze zondvloeden over het vlees het geestelijke een vissersboot heeft. 39. Wanneer het vlees sterft wordt de ziel in de vissersboot opgenomen. 40. Minder vleselijk zijn, minder eenzijdig, dan kom je er vanzelf wel en zal de hemelse vergetelheid je paden leiden. 4. Er zal voor je gezorgd worden, ook al zie je dat soms niet. Ook al heb je geen houvast in dat dal van diepe duisternis. Toch wordt je geleid. Toch is er iemand die je vasthoudt. Toch is er iemand die hier al doorheen is gegaan. Die al je noden kent, al je gedachten, al je verwarrende gevoelens en strijd. 5. Het is geen afgod, maar iets wat uit de diepte komt. Alles is er al. Dit pad is al uitgestippeld in de oneindige en eeuwige kennis. 6. Wij zijn met gematigdheid beteugeld en tegengehouden. Zo niet, dan zouden we in buitensporige rijkdom geheel ten onder gaan. 7. Er is een bepaalde maat voor ons aangelegd, een bepaald ritme. De hemelse vergetelheid weet wat zij doet. 8. Als wij van genade willen komen tot hemels loon, dan moeten wij ook leren belonen, en het loon is altijd kennis. 9. De natuur van het vlees moet afsterven opdat de 786 18. De stromen van het Woord 1. Wees gericht in je bitterheid, genuanceerd, opgeleid en geletterd. Laat je bitterheid niet roekeloos en oeverloos zijn, ongeoefend en allesverwoestend. 2. Maar profeten hebben het soms zo moeilijk en dragen zulke lasten dat ze niet meer willen leven, dat ze hun geboortedag en moederschoot waaruit ze kwamen vervloekten. 3. Juist in het herderen mag je zo ook leren voor jezelf te zorgen, jezelf te voeden, jezelf te onderwijzen.

hogere natuur van het geestelijke geopenbaard wordt. 10. Het Woord is een hemelse bloedlijn. Uiteindelijk zullen wij allemaal meegesleurd worden met deze stromen. Deze stromen zijn te sterk. 11. Oh kinderen, komt toch los van het materialisme. Het materialisme is uw vader en moeder niet, maar een bedrieger die u heeft misleid. 12. Draag de pijl in je vlees. Natuurlijk doet het pijn. Natuurlijk bloedt het. Natuurlijk voel je je vies. 13. De geestelijke visserij is een beeld van onderwijs. Als je dan bent onderwezen mag je zelf ook onderwijzen, een geestelijke visser worden. 14. Het is een stuk pure, zuivere natuur, en ik zag de zee. Warme golven kwamen. Het is iets van de hemel. 15. Feit is : we zijn allemaal door het beest opgeslokt en moeten een weg eruit zien te vinden. 16. Het is het best om eerst het verhaal een beetje te kennen. 1. Het zaad is de verbrokenheid, de tranen van verbrokenheid. De mens moet zich niet op een dwaalspoor laten brengen. 2. De tranenrivieren stromen van de onderwereld. De aarde werd geschapen door tranen. 3. Tranen zijn de ware sieraden van de mens, de vruchtbaarheid. 4. Het leven is een tranendal. De mens is geregen van tranen. Verdriet en blijdschap liggen echter heel dicht bij elkaar. Er zit maar een hele dunne lijn tussen. 5. De levensboeken van de mens staan vol met tranen. 6. Het Woord kent al onze tranen, heeft al onze tranen geteld, en ze hangen in ons levenshuis als een voorhangsel. 7. Hier mogen wij over nadenken, deze waarheid diep in ons laten zinken. Het dagboek van onze tranen is door het Woord geschreven, met een bedoeling. 8. Het Woord schiep ons uit tranen, om op de juiste paden te wandelen. Het is een pad van tranen, soms van verdriet, soms van blijdschap, en soms van allebei, opdat je een diep mens wordt, bent en blijft. 9. Oh, er zijn zoveel holen en grotten langs de rivier van tranen, vol met het Woord om de hemelse kennis te leren. Laat het je streven zijn om dit schrift te ontcijferen. BELECH 1. De boot van groot verlies 787 10. Hij droomde over zijn tranen, zijn warme tranen, die een fragiele, hangende brug vormden over een woeste rivier, als over een ravijn, waar hij bijna in te pletter stortte. 11. Deze stad is gemaakt van tranen,

En op zoveel pilaren van tranen was deze stad gebouwd, Een verhaal wat je niet kent, Maar je waakt ertoe op Alles was anders op hoge golven. 12. Maak een betere wereld. Begin met wenen, om zo op de tranenrivier te gaan tot het Woord. Dat kunnen alleen je eigen tranen zijn. Het moet door je heenvloeien. Je kunt het niet iemand anders laten doen. Op een zondebok of pispaaltje ga je het niet redden. Je moet zelf. 13. Je tranen zijn dus kostbaar, heel kostbaar. Dat is je ware sieraad. Vergeet alle andere sieraden en schoonheden maar, want dat is allemaal valselijk bedrog. 14. De rivier van weeklacht leidt tot de paradijselijke afgrond. In de leegte zal alles heel traag en moeizaam ontstaan door klagen en smeken, zodat er niet gemakkelijk over gedacht wordt, het niet misbruikt kan worden, en het niet trots maakt. Daarom is de rivier van weeklacht eeuwig. 15. De test-opdracht om niet zomaar jezelf over te geven aan indrukken en gevoelens, hoe vroom ook, moet tot tranens toe uitgevoerd worden. Alleen in de eeuwige arena is de mens veilig, de volhardende mens. 16. Het is uw diepte en het leidt u, en zuivert uw mond. Ja, een wachter van de mond is Zij. Zij spreekt als de golven van de zee. 17. Het overweldigde mij als de zee van tranen, Maar bracht mij hier. Mijn boot strandde, en dit strand is mijn verdere leven, De wildernis in, om Haar te ontdekken. 18. Het was een boot van groot verlies, Maar wat heb ik eigenlijk verloren, en wat heb ik gewonnen ? 788 19. Nee, gij kunt haar niet omkopen, oh prediker. Gij staat voor de eis van de wet. In ballingschap zult gij gaan, en aan haar rivieren bittere tranen wenen. En uw herinnering zal niet meer daar zijn. 20. Ik ging over de rivier van tranen waarachter een oerwoud was dat tot de zee van tranen leidde. 21. Ergens bij de zee van tranen was een tunnel die onder de grond leidde. 22. Het liep uit op een grottenstelsel waar veel boeken waren. 23. De boeken stonden vol van kronieken. Ik begon de boeken te bestuderen. 24. Twee bewapende vrouwen kwamen op mij af in het grottenstelsel. Ze grepen mij. ‘Hier is hij,’ spraken zij. 25. Ik werd tot een kooi getrokken waarin ik de boeken onder dwang moest gaan studeren. 26. De kooi werd op slot gedaan, en zij vertrokken weer. 27. Zij die niet wenen missen hun doel. 28. Soms denken we : Dit moet een vergissing zijn. Maar toch mogen we de leiding van het grote Woord door alles heenzien. Het Woord vergist zich niet. Het Orionse medicijn 29. Alles en iedereen werkt voor het goede, voor de kennis. Alles is onze medewerker.

30. Alles is uiteindelijk hetzelfde en werkt uiteindelijk voor hetzelfde doel. 31. Dan kijk je dwars door alles heen, kun je het goede zien in alle dingen. Het is een ontwaking, en een middel om dingen te kunnen accepteren, het lijden te kunnen dragen. 32. Als je deze doorzichtigheid hebt ontvangen, dan is dat een verlichting, een hoger bewustzijn. 33. Het is het wonder van de tranen. Tranen kunnen alles transformeren en relativeren, herzien. 34. Zo werkt alles met elkaar tezamen. Want de tranen komen van diep en brengen tot diep. 35. Het mag niet buiten het lijden en strijden, buiten de ware hemelse visserszorg, omgaan. 36. Het mag niet buiten de tranen omgaan. Het gaat ook niet buiten de roeping om. Hoe zijn wij geroepenen ? Het is heel eenvoudig : wanneer ons hart het heeft uitgeroepen naar de kennis. Alleen de roependen zijn de geroepenen. 37. Het wil dus niet zeggen dat alles en iedereen om ons heen goed is, maar dat het daartoe medewerkt. Dat is een groot verschil. We mogen de waarde en het nut van alles gaan inzien. 38. We kunnen niet wachten totdat mensen om ons heen veranderen. We moeten zelf veranderen. 39. Gebruik mensen om je heen ook niet als uitvlucht om niet te hoeven veranderen. 40. Mensen zijn wat dat betreft een soort slaapmiddel. Neem het niet in. Vecht er tegen. 41. Wacht niet op hen. Ga zelf verder. Alles werkt voor hetzelfde doel. 42. Het is slechts een echo van wat je zelf geroepen hebben. 43. Je krijgt alleen datgene wat je zelf ooit hebt uitgezonden. Denk niet dat een ander je hierin kapot kan maken of dat een ander je hierin kan redden. De enige bouwer van je leven ben je zelf. En er is universele kennis die in allerlei vormen komt, door allerlei metaforen. 44. Alles zal op een andere plaats komen, wanneer de hemelse doorzichtigheid komt. 45. Hij kwam dus zo tot de doorzichtigheid van alle dingen, tot de gelijkheid van alle dingen in de zin dat alles uiteindelijk samenwerkte tot hetzelfde hogere doel van de hemelse kennis. 46. Dit is een Orions medicijn. Hebben we dit medicijn al ontvangen ? Werken we al met dit medicijn ? Zien we al door alles heen, is alles al doorzichtig geworden ? 47. Wij mogen het Orions medicijn in ons hart ontvangen. Hieruit komen de stromen van levend water. 48. In het oer was dit de oerkennis, waarin elk gif tot medicijn gemaakt kan worden bij juist gebruik, wat ook nog steeds een wetenschap is bij de indianen. 49. Hij haalde het beste uit alles, en kon zo zuiver onderscheiden, en zo ook zuiver het kwade scheiden van het goede. Dat is dus niet zomaar new age dat het kwaad niet bestaat en dat alles goed is, maar het is een opdracht om dieper te kijken. 50. Als de doorzichtigheid is bereikt, dan kan er ook zoveel overbodige kennis en overbodig, vals bewustzijn wegvallen. 51. Het is het werk van het geestelijke visnet tot een 789

opname in inzicht en doorzicht. 52. Komt het je zomaar aanwaaien ? Nee. Er moeten diepe palen geslagen worden aan de rivier van tranen. De hemelse watervallen 53. Hier wordt het fundament gelegd. Er komen bamboe woningen op palen aan de rivieren, en als wij diepe palen hebben, dan zullen we deze vruchten dragen, want dan is het doorgrond. 54. Het water is dan zo helder. Het zijn de wateren van je tranen. Je bent diep gegaan, en zo draag je vrucht. Hoe dieper de palen gaan, hoe meer je erachter komt dat het verborgen ligt op de bodem van de zee, in de diepte van de aarde. 55. Het gaat om het loskomen van de tranen van het vlees die de mens doen verstenen, om zo te komen tot de hemelse tranen die de mens opwekken in het hogere leven. 56. Wij mogen roemen, ons verblijden en ons verlustigen in de natuurweldadige hemelse watervallen van tranen. Zo worden de sieraden geregen. Elke schakel is een traan. 57. De droefheid naar God is als een eerste teken van de wedergeboorte, want met tranen wordt de mens geboren; zo natuurlijk als geestelijk. 58. Wie wedergeboren wordt, wordt geboren uit water en het geestelijke. 59. Dit is ook de weg om het stenen hart te verzachten tot zachtmoedigheid, een ander teken van wedergeboorte. 60. Dit is geen wereldse zachtmoedigheid, maar een hemelse, verbroken zachtmoedigheid. Het is de zachtmoedigheid van de hogere natuur. 790 61. Het principe dat alle dingen meewerken ten nut in de hemelse kennis is ook weer het onontkoombaarheidsprincipe. 62. De mens kan de hemelse banden niet afwerpen. Alles is onderworpen aan hogere natuurwetten uiteindelijk. 63. De lagere aardse menselijke wetten staan niet op zichzelf, en kunnen zichzelf ook dus niet dienen. 64. De onontkoombaarheid van het doorzichtigheids-verschijnsel is dat alle knie zal buigen voor de hemelse kennis en elke tong zal de hemelse kennis belijden. Dit is een groot natuur geheimenis. 65. De afvallige wereld is te bitter, en de new age wereld is te zoet. Beiden blijven ze oppervlakkig, waardoor ze beiden ook materialistisch zijn. Ook doorgronden ze elkaar niet. 66. De kennis ligt in het midden, en kent hen beiden, en weet dat alle dingen medewerken ten nut. Soms kun je je bekneld voelen door deze werelden, maar het is om je op het juiste pad te leiden. 67. Als je dan diep in de tranenrivieren bent gegaan, en je hebt je palen diep geslagen, dan mag dit vrucht gaan dragen, wat zich uit in de bamboe woningen. 68. In de scheppingsdagen daarvoor werden deze tranenrivieren onderscheiden, als bloedlijnen. 69. Vruchten komen niet uit de hemel regenen. Het gaat om de principes, de natuurwetten, van zaaien en oogsten, van diep de palen slaan. De paal moet diep gaan, anders is er geen vrucht. 70. Men komt niet zomaar tot de vrucht. Het is een gelijkenis.

71. De aarde was een wildernis, en honger heerste, en de honger voedde de mens op. 72. Grotendeels was de aarde onbewoonbaar. 73. Er was al een strijd tussen stad en natuur. De vrouw was oorspronkelijk de voedster, geestelijk gezien, en zij predikte de honger, omdat dat het ware voedsel was. 74. Zo kwam de mens in contact met Orion, die de mens roept. 75. De vrouw is daarom breedheupig, omdat de vrouw kinderen baart. 76. De verhongering van de mens, oftewel het sobere leven in de natuur, is opdat de vrouw kinderen kan baren. 77. De vrouw moet wel breedheupig zijn om het kind te beschermen en het kind te voeden. 78. Er was een strijd met zeemonsters van chaos. Hieruit kwam de schepping voort, en die strijd was nog niet afgelopen. 79. De mens is nog steeds in gevecht. De schepping is nog niet gekomen. 80. Je denkt dat je geboren bent, maar je zit nog in de baarmoeder, en er is een strijd tussen Orion en het zeemonster. 81. Orion roept. Wanneer voelde jij je in je leven als een gevondene ? 82. Door Orion uit de tranenrivier worden gehaald is een beeld van de opname. Het is een beeld van onze eigen opname en ons vrucht dragen door het lijden. 83. De palen moeten diep gaan, als een beeld van de opvoeding. Het volk moet heropgevoed worden. 791 2. De hemelse visserszorg 1. Alles is hemelse visserszorg en kennis, maar het kwaad is een van de bijwerkingen. Zorg zonder kennis is onwetendheid. Alles is zorg en kennis, maar onwetendheid is ook een van de bijwerkingen. 2. Alles is zorg en kennis, maar beweterigheid is ook een van de bijwerkingen. Daarom moet de mens besneden worden, want de bijwerkingen worden van geslacht tot geslacht doorgegeven. 3. De mens moet niet zeggen dat er geen kwaad is. De mens moet niet zeggen dat alles wel is in de familie, omdat de mens daar nu eenmaal geboren is. 4. Alles is zorg en kennis, maar het heeft zo zijn 85. Als je door iemand anders wordt opgenomen is dat nog steeds de opbrengst van je eigen zaaien. Het is een beeld van je eigen oogst. 86. Geloof je dat je uit hemelse bronnen leeft ? 87. We zijn op het pad naar de tranenrivieren in de aarde, dus de mens moet veel dieper. 88. De eeuwige wildernis heeft geen letterlijke, maar geestelijke betekenis. Het is een allegorie van de minste zijn, door het afleggen van de sociale status. 89. Het oordeel is slechts abstract. Vandaar dat de geestelijke dieper moet gaan in deze gebieden tot de eeuwige wildernis waar toe het volk geleid wordt. 84. De opname ligt besloten in je eigen zaaien, in niets anders. Iemand anders doet het niet voor je.

bijwerkingen, ook deze, machtszucht, geldlust, monopolie, exclusiviteit, als een held aanbeden willen worden, niet de minste willen zijn. 5. Alles is zorg en kennis, maar drugs is een bijwerking. Daarom moet de mens besneden worden. 6. Alles is zorg en kennis, maar vervolging en verlies is een bijwerking. Zorg en kennis is geen mierzoet medicijn. Het is bitter. 7. Hoogmoed en overmoed staan op de loer, maar ontsnap aan een vleselijk leven, op een geestelijke manier. 8. De hele wereld bestaat uit zorg. Alle mensen kwamen voort uit zorg. Wat zijn de bijwerkingen van dit medicijn ? En ga je niet slechts wanen door dit medicijn ? Is zorg dan geen oorlog ? Wat is zorg eigenlijk ? 9. Alle mensen kwamen voort uit zorg. De bijwerkingen van dit medicijn ? Mensen, je ontkomt er niet aan. Het verspreid zich overal, houd alles in de gaten. 10. De hele wereld bestaat uit zorg, en het is allemaal niet houdbaar. Bijwerkingen ? De stromen zijn sterk. 11. De stromen zijn te sterk, En hoe kan je er tegenop als de stroming te sterk is, en je zelf ook wordt weggesleurd ? 12. Alle mensen kwamen voort uit zorg. De hele wereld probeert te overleven. En het glipt uit je handen. 13. Of kwamen wij tussen wal en schip, in een wereld die nooit werkelijkheid kon worden ? 792 Bijwerkingen van het medicijn ? 14. Alle mensen kwamen voort uit zorg. Wat is zorg ? Wat is oorlog ? Er plant zich iets voort wat probeert te overleven. Wat is het ? 15. God ? Wie of wat is God ? Een verhaal ? Waar staat God ergens in deze dingen ? Wat is de bedoeling hiervan ? Is er wel een bedoeling ? Of is alles toch doelloos ? Wat als het een waan is, of een abortus ? 16. God is zorg, maar wat is zorg ? Alles kwam voort uit God. Alles kwam voort uit zorg. 17. God is kennis, maar de mens kent niet, en maakt zijn eigen goden. 18. Toch bestaat alles uit zorg. Zo mooi, maar die bijwerkingen Het medicijn heeft bijwerkingen. Is er een wereld in een wereld ? Een wereld van zorg in de wereld. Je moet het leren kennen, want zorg is kennis. Of zit er ook weer verschil tussen zorg en kennis ? 19. Een mens moet eten om te overleven, maar zoveel mensen komen om van de honger. En door zorg plant de mens zich voort om te overleven. Mensen zorgen voor elkaar, en worden dan van elkaar losgetrokken, want de diepere wereld roept. 20. Teveel zorg verwoest de mens, en teveel kennis. Daarom is er nog iets anders belangrijk : verlies, scheiding.

Dat verklaart dan ook weer de bijwerkingen. Zonder bijwerkingen zou het medicijn nooit kunnen bestaan. En zo is de cirkel rond. 21. Een honger medicijn dus uiteindelijk ? We leven ergens tussenin. Leven, zorg, honger, zijn allemaal metaforen van de kennis, van het medicijn. En je mag nooit teveel nemen van het medicijn. Er zijn nog zoveel andere dingen te doen. 22. Laten we er niet van wegvluchten : Het medicijn heeft ons nooit verder gebracht, maar teruggebracht. 23. Ik blijf liever op een afstand, een veilige afstand. Het zijn de bijwerkingen van een medicijn. 24. We moeten er zuinig op zijn. Het is schaars, erg schaars. Het kan op een keer zomaar ineens weg zijn. En wat moet je dan ? En ik vroeg me af : wat was er eerder, de droom of het medicijn ? 25. Door de minste te worden, oftewel je status en positie in het vlees op te offeren, kom je tot de tranenrivier die helemaal terugleid tot het Woord. 26. We mogen diep de tranenrivier ingaan en gaan tot het vergetene, ook als we onszelf vergeten voelen. Het is een deel van onszelf. Als we onszelf vergeten voelen, dan is dat dus een roep van het vergetene tot ons, een veel wijdere wereld buiten het hek roept ons dan. 27. Als je zorg geeft dan kan de ander dit ook weer doorgeven, en zo vermenigvuldigd het zichzelf, en zorg is inzicht, kennis. Als je iemand zorg geeft zonder kennis, dan is dat geen ware zorg, maar valse zorg. De rivieren als vruchtbaarheidsbronnen 28. Je wordt wedergeboren in tranen en hemelen, oftewel in het grote verband van hemelse kennis, want er zijn ook zoveel valse tranen, de tranen van het vlees. 29. Er is een oorlog te voeren tegen het vlees, tegen de onwetendheid en het ongeduld. De mens moet leren volharden, leren te zijn in de scheppende, volhardende kracht. 30. De mens moet de aarde nog tot volkomenheid brengen. Hiertoe zijn de geestelijke werken aangesteld, en hiertoe moet de mens vrucht dragen. 31. Eerst werden de hemelse gezanten geschapen, de paradijselijke dieren, en dat waren beelden van de fundamenten van de mens. 32. Het begon in het water, in de tranenzeeen, met de vissen, en zo moest de mens eerst tot kennis komen in de hemelen, wat daarna kwam, de vogelen : van lijden tot kennis dus. 33. Het begint in het water, in de tranen, in de verbondenheid met de natuur. 34. Het water grijpt niet, maar laat los, doet afstand en test. Ga dus niet hoger dan je voegen. Neem niet meer dan nodig is. 35. Ga niet zomaar aan land, maar richt je op de vissen en de vogelen en weet waar het voor staat. Laat jezelf niet zomaar gelden. Volg je vlees niet. 36. Ga niet te snel aan land, blijf lang genoeg in het water, anders kom je bedrogen uit. 37. Openbaring ontstaat in de tranenzeeen, nadat de mens heeft leren minderen, de minste heeft willen zijn, en zo wordt je de meeste over het vlees. 38. Alleen de minste kan het vlees overwinnen. Het materialisme is de openbaring van het vlees, en het 793

is allemaal gestolen. Vlees brengt vlees voort. We moeten daarom goed de scheppingsprincipes kennen. 39. De hemel is gekomen door tranen en besnijdenis, dus niet slechts met tranen. 40. Gedachtes kunnen al snel gaan rondhollen en kettingreacties veroorzaken, en dat moet je afkappen zolang het kan. Soms kan het niet afgekapt worden en is het van de hemelse kennis, dus als een natuur opname. 41. Dat is wat het Woord doet : het neemt je tijd en onwetendheid, en geeft er zoveel voor terug. Het neemt je problemen en geeft je er zoveel voor terug. Het verandert je wereldbeeld en je emotionele leven. Als je het nog een keer leest zie je er hele andere dingen in. Telkens wordt er zoveel genomen, en telkens wordt er zoveel gegeven. 42. Het Woord geeft je handvaten, en je kunt oude werelden loslaten. En het leert je het ook weer door te geven aan anderen, zodat er geen roem is, maar roes. De mens moet roem loslaten. Het gaat om het principe. Er is zoveel om te nemen en zoveel om te geven, zodat roem helemaal niet nodig is. 43. Zo wordt er een nieuwe wereld gebouwd, of ontdek je een nieuwe wereld. Het is een onbekend deel in de mens, wat alleen door kinderen gevonden kan worden, de kinderlijkheid in de mens. 44. Overdrijf het niet. Neem voldoende rust. Blijf het binnen het verband houden. Er ligt zoveel leegte buiten die belangrijk is, als het gaan naar de zee, kijkende naar de golven, en aan de andere kant van het woongebied zijn de stranden van de leegte waar alles stopt. 45. Het is van belang subtiel te zijn. Zo kun je putten uit de meer verborgen energieën die van belang zijn voor de geestelijke groei. 794 46. Wij zien ook het belang in van de rivieren als vruchtbaarheidsbronnen, en daarom ligt alles ook tussen de rivieren in. 47. Wij blijven in contact met de rivier, opdat de dingen door ons heen blijven stromen en niets vastraakt. Wij zijn kinderen van de rivier. 48. Wij kennen de dieptes van de rivieren, de geheimen die hier verborgen liggen, waar de aardse mens niets van weet. 49. Blijf op een afstand, opdat het subtiele kan ontwaken. De afstand kent zijn eigen dichtbij, want verzoening ligt in een droom, en die droom gaat steeds dieper. Het ontwaakt in het ijs, als een ijsbloem. 50. De aardse mens forceert teveel, is te oppervlakkig, en zo missen zij hun geestelijke doel. De aarde is afgeweken. 51. De aardse gaat door een reeks zondvloeden heen om de aarde te zuiveren. Dit is om de zielen op te nemen, terug naar het hogere orion, want zij waren verstrikt in het lagere. 52. De aarde is van het lagere, maar de natuur wijst op het hogere orion. 53. Droom de gangen en de tunnels tussen de dingen in, en verdiep ze. 54. Er is een oorlog om voort te bestaan, een oorlog om te overleven. Elke cultuur kent deze overlevingsdrang, en zo ook de geestelijke. 55. Wees anders. Het doel is gematigdheid, gematigde energie, waarin er ruimte is voor het andere. Zo wordt de hoogste energie opgestuwd. De mens speelt met energie, niet volgens de regels, en zo is electrocutie hun lot.

56. Er is een hemelse prediking. Je houd je nergens zomaar aan vast, maar geeft het weer door. Het is altijd weer stromende. 57. Zo kan de prediking ook groeien, komen er steeds weer stukjes bij. Het bewaart altijd een zekere afstand die belangrijk is. Werken met meerdere metaforen 58. Je bent niet met jezelf bezig en toch liggen deze dingen in jezelf. Je houdt nergens aan vast, maar durft het te relativeren, los te laten, en dan onderga je de ervaring. 59. Het toetsen is altijd een belangrijke boodschap geweest. We hebben het dan niet zomaar over wat toetsen een keer bij speciale gelegenheden of belangrijke beslissingen, maar over het toetsen van alle dingen, en dan als een wetenschap. 60. De wetenschap van het toetsen is belangrijk om veilig te blijven in een wereld vol van bedrog. 61. Het is belangrijk om iets goed te laten werken dat er meerdere metaforen worden gebruikt, dus metaforen op verschillende sporen, zo ook bij het toetsen. 62. Je houdt de bal niet voor jezelf, maar de bal moet uiteindelijk het doel in, zodat je begrijpt wat het is en weet wat je ermee moet doen. Soms moet je er niets mee doen, en soms kun je het alleen maar op een bepaalde manier of andere manier gebruiken. Je blijft de bal draaien, draait elke steen om, om te zien wat het waard is en wat eronder ligt, wat erin zit, met wat of wie je te maken hebt, wat een beeld is van onderzoek. 63. De honingbijen gaan van bloem tot bloem, en nemen alleen maar de nectar eruit, dat wat ze 795 65. Hierin is het belangrijk om ook die leegtes weer van je af te spoelen, want ook de leegtes en de rust moeten getoetst worden. 66. Je komt zo tot de diepere leegtes in de leegtes, en het is slechts een doortocht. 67. Je blijft niet rusten in je eigen veilige leegte, maar gaat altijd weer verder, totdat je aan land komt. 68. De toetswetenschap wijst dus op het belang van het minderen en het hongeren, want als we wanhopig aan dingen vasthouden, dan kan het niet getoetst worden. Alleen in het hongeren is er waarlijk toetsen, en worden wij geleidt tot de moederbron om daarin wederomgeboren te worden en wederom opgevoed. 69. Het toetsen moet dus een gewoonte worden, een levensstijl, onze natuur. 70. Ook moeten we voldoende aandacht besteden aan het zaai principe, als zaaiers. Alles is zaad wat we moeten zaaien op de toets akkers, opdat het vleselijke kan afsterven, en het geestelijke, goede en beste kan opgroeien, als bomen die vrucht dragen. 71. We mogen de bomen niet opeten, maar moeten wachten op de vrucht. 72. Ook de andere toetsmetaforen zijn belangrijk. kunnen gebruiken, dus niet de bloem zelf. Zo moeten we ook met gedachten en ideeen, verbeeldingen omgaan die zich opdienen in ons hoofd. We moeten er het beste, goede, uithalen en dan weer verder gaan, en niet noodzakelijk het hele idee meenemen. We moeten dus leren ziften. 64. Dan mag je daarna ook de zee in om alles los te laten, om alles van je los te wassen. Dan mag je de golven ingaan, de leegte in.

Ze vullen elkaar aan en toetsen elkaar ook, wat we kruistoetsen noemen in de toetswetenschappen. 73. De toetser krijgt loon, zoals de zaaier zijn oogst krijgt. 74. Er is nu een vleselijke opname gaande tot de medische god. De mens vreest moeilijke tijden, maar vreest niet de zonde. 75. De mens heeft allerlei soorten vleselijke vrees, maar is niet godvrezend. 76. De ware, hemelse opname is de opname van hemelse vreze. 77. Wij moeten besneden worden van elke aardse status, opdat we de dingen van het vlees niet volgen. 78. De menselijke kennis is niet op een lijn met de hemelse kennis, dus de mensheid verkiest op een hele andere manier dan dat de hemel verkiest. De mens hoeft hier niet te voldoen aan menselijke voorwaarden, maar aan hemelse voorwaarden. 79. Bent gij al in de hemel geweest, of leeft u allemaal van horen zeggen ? 80. Het klaagt de mensen aan. De mensheid aangeklaagd. 81. Daarom moeten wij de langste weg gaan. De korte weg is de weg die ten verderve leidt. Je voelt je dan misschien rijk en gezond, maar van binnen ben je al dood. 82. Smal is de weg die ten leven leidt. Het is een weg waarop je getreden wordt als druiven, een weg van grote verdrukking, van tranen en geschreeuw. 83. Het is een smalle, maar ook een lange weg, en het is de weg van de kennis. 796 3. Geen eer en loon van mensen zoeken 1. De tocht door de wildernis is een beeld van de opname van de ziel, en hij kan voor de hemel zijn ziel geheel uitstorten. 2. De ziel verlangt hier naar de opname tot God’s tent. Waar God’s woord is, daar is God’s tent. De hemel is hemelse literatuur. 84. De hemel is geen letterlijke plaats waar je naartoe kan gaan, maar een ontwaking. De hemel is dus een les die geleerd dient te worden. 85. Wat voedt gij mij, de voedende leegte, de voedende honger, Is het niet meer dan de rijkdommen der aarde ? Wat voedt gij mij, oh voedend minderen, tot de spelonken van het eeuwig leven, zoveel meer dan vleselijk leven ooit bieden kan. 86. Wat voedt gij mij oh aarde, ja, spelonken van een eeuwig woord, waarvan het vleselijke leven nooit heeft gehoord. 87. ‘Waar is nu je God ?’ Misschien ken je dat soort mensen ook wel in je eigen leven. Ik in ieder geval wel. Hun God is niet het geestelijke visnet, maar ze meten alles af aan aards succes en voorspoed. 88. Hun God is niet de sobere vrees, maar aardse bluf, en vleselijke zelfverzekerdheid en eigengereidheid. Ze zijn opgeblazen in hun toetsloosheid. ‘Waar is nu je God ?’ 89. Zij beseffen niet dat God de verbrokenheid is, de sobere vreze, om zo te ontwaken tot de grotere hemelse werkelijkheid.

3. Op het smalle pad moeten wij wandelen, wat een besnijdenis inhoudt van de wandel. 4. Door het visnet in ons eigen leven leren wij in het Woord te wandelen. 5. Juist vanwege deze werking van het visnet is er dus een grens voor het kwaad waarover het kwaad niet kan passeren. 6. Het lijden wijst deze grenzen aan. Daar mogen wij ons in berusten dat het lijden niet voor niets is. 7. Het getuigt van de overwinning van het geestelijke visnet. 8. De vleselijken leven langs alles heen, draaien om alles heen, en draaien ook alles om, als blaffende honden waar niet mee te praten valt. Je trekt bij een vleselijke altijd aan het kortste eind, want uiteindelijk weten zij alles beter en is het zoals zij zeggen dat het is, en zoals zij het beleven. 9. De mens moet besneden worden in werk en wandel. 10. Maar God maakte de mens vuil en zond hem tot de wildernis, tot de aarde. Alles wat hij opbouwde werd afgebroken, omdat hij de leegte inmoest. Het hongeren was veel belangrijker. 11. Zo kun je het toepassen in je eigen leven en heb je een getuigenis, niet zomaar een regeltje die je anderen oplegt. Het is een strijd tegen het vlees, niet zomaar een machtspelletje. 12. De listen en valstrikken van het vleselijke zijn velen. Er is daarom geen gewone of geringe waakzaamheid die wordt vereist om op je hoede te zijn, maar ijver, wat duidt op een hemels werk. 13. Zijn wij ijverig in het onderhouden van het 797 hemelse verbond ? Lauwe mensen komen onder verblindingen en komen op de bijpaden en raken zo in grote duisternis, terwijl ze zich steeds gelukkiger voelen, het tijdelijke, verdwaasde geluk van het vlees, of ze hebben heel wat te klagen over dingen die er helemaal niet toe doen, en dingen die ze zelf veroorzaakt hebben. Voor elk wat wils. 14. Ben je ijverig als een bij om hemelse honing te vergaderen, of neem je het niet zo nauw met het hemelse verbond ? Er is nog steeds een oorlog gaande met het vlees. 15. Het begin van het geestelijk leven is als het hemelse Woord ons aantrekt. Uiteindelijk is de zorg van de kennis van het Woord grootser dan al het andere. 16. Alle beelden om ons heen zijn maar tijdelijk om ons hieraan te doen herinneren. 17. Mensen maken beelden van God en spreken elkaar allemaal tegen en voeren oorlog tegen elkaar allemaal om macht en geld. 18. Laat dingen los, laat dingen aan anderen over. Zoek jezelf geen naam, zoek geen eer en loon van mensen. 19. Het gaat om het werk, niet om je naam. Het gaat om het pad, niet om jou. Dit is een hemelse eenzaamheid die de mens tot zichzelf doet keren. 20. Iets doordrong mijn eenzaamheid, en nam mij op. En nog voelde ik het gevecht, het getrek. 21. Er ligt altijd het gevaar van een vleselijke ijver, maar het gaat uiteindelijk om de openbaring van diepere kennis door het lijden en het visnet, wat de hogere weg is. De ijver moet dus altijd gematigd zijn. 22. Wat zullen wij dan doen ? Gaat het om grote

ontsnappingen ? Wij vragen om wraak, maar ontvangen geduld, en worden tot palmbomen. 23. Materialisme en eeuwigheid hebben niets met elkaar te maken, want de materie is maar tijdelijk. Toch maken ze hun eigen eeuwigheid, in het moment. 24. Dat is zware drugs, heel zwaar, als je dat voor elkaar kunt krijgen, een soort schijn-eeuwigheid te maken. 25. De natuur heeft haar verborgen geheimen. Waarde wordt waarheid, en die is metaforisch en abstract, en in die zin eeuwig, wat ook slechts een metafoor is, want eeuwig betekent gewoon : komen tot de diepte, komen tot het fundament van het bestaan. 26. Je hebt tijden je andere wang toegekeerd, maar dan heb je ineens een gesel in je hand en is het genoeg. 27. Ren de wildernis in, ren naar de bergen, want van daar komt het heil. Blijf niet staan. Zonder je af, en ren voor je leven. Je kunt het gevecht niet winnen. Het is veel te sterk. 28. Ook niet zomaar met gnosis kom je hier doorheen, maar alleen door het lijden en het visnet. 29. Zonder het visnet is er trouwens al helemaal geen kennis. 30. Je kunt vluchten, maar hoe krijg je het uit je ? 31. Daar moet je dan maar op wachten, totdat het beest slaapt. 32. Zijn we klaar om al het aardse los te laten en de berg op te gaan voor hemelse openbaring in plaats van menselijke, vleselijke openbaring ? 798 33. De bloedzuigers razen op de aarde. Wij worden nu geroepen. Door het lijden en het visnet, en door hemelse pijlen, worden we losgebroken, en kunnen we de berg op. 34. Door de hemelse pijlen zullen wij uiteindelijk niet geheel te gronde gaan. Het enige verkoren is het geestelijke 35. Zij die naar het letterlijke leven zijn volgelingen van het materialisme en hebben de stof verheven boven het geestelijke. 36. Zondert u daarom zoveel mogelijk af, om het Woord en het geestelijke te zoeken, en niet ten prooie te vallen aan het materialisme en zijn dienstknechten. 37. Het zoonschap overwint de zonde, want het zoonschap is onderworpen aan de moeder kennis. 38. Geloof is kennis, en gehoorzaamheid tot kennis. Dit kan alleen door het geestelijke. 39. Het is dus niet totaal onvoorwaardelijk, maar het komt van twee kanten. De geestelijke vreze is het begin van de kennis. Het gaat hier om principes en niet om personen. 40. Het gaat hier om geestelijke maatstaven en dat is een groot verschil. Niet naar vleselijke werken, dus ook niet door vleselijk loon, maar door geestelijk loon. Geestelijke genade is loon, de intrinsieke waarde en het betalen van de prijs. 41. Het geestelijke visserschap en het lijden is als een middel om tot waarde te komen en tot betaling. Dit is de enige manier waarop de uitverkiezing werkt. De mens moet zelf kopen. Het mag de mens niet zomaar in de schoot geworpen worden, want dat zou verkrachting zijn en slavernij. 42. De genade ligt in het feit dat het valse

rechtssysteem wordt uitgeschakeld. Men kan er dus niet komen door vleselijk recht. Een mens kan het niet beoordelen. 43. Hier worden menselijke, vleselijke wetten omzeild. God heeft daar niets mee te maken. Maar God heeft wel een hogere wet waaraan alles getoetst wordt. We moeten het niet toetsen aan het vleselijke, maar aan het geestelijke. 44. Het vleselijke verlamd de mens met luiheid, waarin de mens zelf niets meer hoeft te worden, en alles heeft geprojecteerd op iemand anders. 45. Als het geestelijke touw komt kan het vlees niet meer in de weg staan. 46. Dit is de onweerstaanbaarheid en onontkoombaarheid van de toetsresultaten in het volhardend, eeuwig toetsen, waarin het Woord de mens tegemoetkomt. 47. De uitverkiezing is het geheim van het eeuwig toetsen, en het teken ervan is het hongeren. Alleen het hongeren brengt ware vrucht voort. 48. Het Woord wil geen eenrichtingsverkeer, want dat is verkrachting en slavernij, maar het Woord wil wederzorg. 49. De genade is alleen onverdiend naar de vleselijke maatstaven, want de mens hoeft het vlees niet te dienen en hoeft geen punten te scoren tot het vlees. Genade is hemels loon. Je hoeft er niks voor te doen om het vlees te behagen, maar je moet er in het geestelijke alles voor doen. 50. Het is gewoon heel simpel dat het vleselijke, het slechte, niet verkoren is, want dat is slechts een doortocht waarvan de mens besneden moet worden. Het enige verkoren is het geestelijke. 51. Dit gaat over het innerlijke kind. Letterlijk gezien gebeurd er niets door een genade verbond. In 799 die tijd was men in strijd met de aflaat en moest men die wet buiten werking stellen, maar dat wil niet zeggen dat er geen hogere wet is. Het genadeverbond is daarom slechts een deelwaarheid. 52. De werken van het vlees mogen dus niet meer als autoriteiten worden gezien, omdat het Woord daar boven staat, en de wegen van het Woord zijn ondoorgrondelijk. Daar heeft een mens niks over te zeggen. 53. Door gerechtigheid kunnen straffen opgeheven worden. 54. Gerechtigheid kan alleen plaatsvinden door het zoonschap en zorg. 55. De mens voelt zich van God verlaten omdat de mens moet leren niet altijd alles op een ander te projecteren, maar het zelf leren doen. Het zoonschap brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee, want de zoon moet uiteindelijk zelf een zorger leren zijn, ook voor zichzelf. 56. Ware zorg is altijd onderwijs. Velen zijn geroepen, maar weinigen geven aan de roeping gehoor. 57. Gods genade is geestelijk loon, vrucht van onderwijs, niet door het vleselijke. 58. Dit vindt dus plaats door het Woord. Door onderwijs, door opvoeding in het Woord, komt de zoon, het zoonschap, te staan boven het vlees, om dit met zijn voeten te vertreden. 59. De vrouw is een beeld van het werk, dus het zoonschap moet ook worden tot werkerschap. 60. Alleen zij die gehoor geven aan de roeping worden zo geschapen. De mens is geschapen naar Gods beeld. Zo zal de mens heersen over het vlees. 61. De mens moet komen tot de hemelse werken om de banden van de slavernij tot de zonde te kunnen verbreken.

62. Het geestelijke visnet is een teken van soberheid, de strijd tegen het materialisme en genotszucht en ook de strijd tegen zelfzucht. 63. Geloof is de verwachting van het hogere, maar meer in een afwachtende, toetsende houding, opdat er geen vleselijke inmeng is, en daarom moet de mens eerst zwak zijn, anders zou de mens het vleselijke aangrijpen en ermee op de loop gaan. 64. Een hard en sterk mens valt al snel in grootheidswaanzin en kan door zijn hardheid niet luisteren en onderzoeken, want hij heeft immers alles al. 65. Daarom zijn de hemelse pijlen zo belangrijk. 66. Dat je niet mag zondigen en dat er tegen de zonde wordt gewaarschuwd, dat is iets van de natuur, en dat is de zorg van een moeder, omdat de zonde nu eenmaal de ziel bederft. 67. Het is dus de bescherming door de moeder die haar kind limieten oplegt. 68. Er is altijd een bepaalde mate van onvoorwaardelijke liefde van de moeder voor haar kind, maar een diepere relatie met de moeder is voorwaardelijk, komt van twee kanten. 69. Er is echter nooit een situatie waarin God er niet meer is, ook al heeft een mens het goede totaal verworpen, dan is het goede er toch voor de mens, alleen de relatie kan dan niet te diep gaan, en de mens is dan bezig zijn levensbron uit te doven omdat een mens alleen maar waarlijk kan leven door het goede. 70. Als de mens niet meer goed is : God is altijd goed. 71. Er is te weinig zorg van mens tot mens, 800 4. Hoop door het zoonschap 1. Gebed, oefening en het geestelijke visnet is het pad tot discipline en geleerdheid. 2. Geleerdheid is een vies woord voor velen, niet slechts omdat er ook veel misbruik is in vleselijke geleerdheid, maar omdat het de drugs uitstelt en indamt. 3. Vleselijkheid en ware geleerdheid gaan niet samen. Het vlees denkt korte termijn, en de geleerdheid denkt lange termijn. 4. Maar het vlees wordt dus gedoofd door geleerdheid, door de wijsbegeerte. 5. De vrucht in sobere geloofs-oefeningen, oftewel in het volhardend toetsen en de geleerdheid in de toetswetenschappen, doodt het vlees. Het is vrucht tegen vlees. er is grote onverschilligheid, de mens heeft niks geleerd. 72. Zorg wordt voortdurend onder schot gehouden, daarom moet men zorg beveiligen door waken en bidden, om ervoor te zorgen dat zorg geen verrader wordt, want dan is zorg geen zorg meer. 73. Het is altijd een samenwerking tussen de mens en de hogere principes. Het zelf staat niet op zichzelf. Er is altijd een samenwerking tussen het ‘nog niet’ en ‘alreeds’. Vandaar dat de metafoor van theologie zo belangrijk is. Het ‘betere’ komt altijd het onvolkomene tegemoet.

6. De mens is vleselijk verkocht onder de zonde. Daarom moeten wij strijden tot de laatste ademtocht. De goede strijd moet gestreden worden. Het zoonschap geeft hoop, want dan verbinden wij ons aan de moeder, en de moeder zal voor haar kind zorgen, haar kind voeden en behoeden, om het kind zo in gerechtigheid op te voeden tot de overwinning over het vlees. 7. Zaak is het pad van zorg, en dat je juist door zorg te gaan oefenen dit pad kunt ontdekken, want het ligt tamelijk verborgen tussen de bosjes. Het is een ondergronds pad. Het ligt niet voor de hand. 8. De natuurprocessen zijn druk bezig te herscheppen, en alles is creatief materiaal. Alles om je heen bestaat uit bouwstenen die je kunt gebruiken. 9. Weer gaat het om herschepping, dus geen new age nieuwe schepping. Dit gebeurt door de ware zorg. 10. De zorg laat dus niet zomaar de geschiedenis los, maar wil die herstellen. 11. Alles in deze wereld gaat dus om het herstel van de hemelse zorg. Het betekent ook het doen voortkomen van het verborgene, het beste eruit halen. 12. De hemelse zorg is een geheimenis, waarvan het kennen vrucht is. 13. Dat doe je op een veilige afstand. Je bent geen verrader. Je moet eerst zelf het moeras uit voordat je anderen eruit kunt trekken. En dan moet vanaf een veilige afstand het moeras herschapen worden. Dat is wat zorg is. 14. Het kan alleen herschapen worden op een veilige afstand, en als de mens in de gaten gaat krijgen dat het slechts abstract is. 801 15. Zodra je hemelse zorg uitoefent en dat wat om je heen is wenst te herstellen, dan behoor je waarlijk tot het hemelse vissersvolk. 16. Als je hemelse zorg hebt, dan houdt je je intens bezig met de verdieping, het herstel en de herschepping, omdat het het fundament is van de huidige samenleving. 17. Door gebrek aan onderwijs en bespreking is ieder mens erdoor aan de drugs geraakt, wat diep in de botten en de genen is doorgedrongen. 18. Als je hemelse zorg hebt, dan bewaar je het geheimenis van de hemelse zorg, en deel je dit ook oprecht uit aan anderen opdat zij ook mogen ontwaken tot dit grote geheimenis. 19. Bedenkt wat de mens nog allemaal moet leren, ware hemelse zorg is onderwijzen, niet meelopen. 20. Allen leven zij in dromen, aan de drugs en aan de alcohol, Haar wegen kennen zij niet, slechts volgende de moeder van het kwaad, de moeder van ik weet het niet, want er was geen hemelse zorg om te weten, ontwaak, Breng uw onderwijs tot de scholen, tot verdieping en hemelse zorg. 21. De hemelse zorg blijft niet aan de oppervlakte, maar gaat de diepte in, het binnenste. 22. Het is belangrijk dat er allereerst een worsteling plaatsvindt met God, in de geestelijke arena, zodat de mens geen valse, ongetoetste goden volgt. 23. Het gaat niet om goden, maar om kennis, en alle kennis moet eerst onderzocht worden, getoetst, dus de mens mag ook niet zomaar blind vertrouwen en zich blind overgeven.

24. Dat doet de mens ook niet als de mens een vrouw ontmoet. Hij moet haar eerst leren kennen en testen, als in een worsteling. 25. De mens kan niet zelf zomaar tot de gerechtigheid komen, maar door andere middelen, want er is zoveel valse gerechtigheid. 26. Er moet dus eerst getoetst worden en gekomen worden tot de ware principes om tot de gerechtigheid te naderen. 27. Zo kan de ziel tot rust gevoerd worden en tot eeuwig leven, als eeuwig vruchtbaarheids-principe, iets in de natuur. 28. Geloof kan al snel misbruikt worden, als men geen zuiver begrip heeft wat het ware geloof is. 29. Het toetsen gaat alleen in volharding, waarvan het dochterschap een beeld is. Alles wat daarbuiten valt zijn slechts de machten van dochters die het prinsessenschap grijpen zonder principes. 30. Het loopt er langs. Het is tegendraads naar het hemelse, stijfkoppig naar het hemelse, want het is vleselijk. 31. Het vleselijke houdt zich dom, en maakt alles van kwaad tot erger, want de onwetendheid van zijn blinde geloof is zijn zaligheid. 32. Als we door de hemelse overstromingen van kennis worden meegesleurd, dan worden we geworpen in de oneindige natuur. Deze kennis is dualistisch. 33. In een wildernis komen wij de hemelse natuurvrouw tegen, door de besnijdenis van het verstand. Dat is waarvan de vrouw een beeld is : de besnijder. 802 5. Het geestelijke is uitverkoren 1. Ik kwam tot haar en zij liet mij een nederzetting in de wildernis zien van een markt waarop ik moest dwalen om de juiste dingen te kopen. 2. Alles moest verdiend worden, gewonnen worden. 3. Door de besnijdenis wordt het vlees verwijderd, wat dus heel simpel de ware uitverkiezing is, namelijk dat het geestelijke is uitverkoren en niet het vleselijke. 4. Het is onbereikbaar voor het menselijk verstand, want het is oneindigheid. 5. Ik had dromen over die absolute onbereikbaarheid en oneindigheid. Als het menselijk vlees het probeerde aan te raken, dan verwijderde het zich als een moeder die haar kind in bescherming nam. Het was allemaal te gevaarlijk voor het kind. 6. Nadrukkelijk had God getoond dat het om de hemelse prediking ging, om de natuurmoeder, om je oordeel te matigen, omdat je weleens een gebrek aan kennis zou kunnen hebben. 7. De ware kennis begint bij het vaststellen dat je niets weet, en wat de definitie is van het ware geloven. 8. De hemelse prediking, de natuurvrouw, is datgene waarin de mens zijn oordeel moet verzwakken, want de mens heeft de waarheid en de ander overmatig geoordeeld, wat iets van het vleselijke is.

9. Door hemelse zorg ging de natuurvrouw vanuit de hemel tot de mensheid. 10. Zij kwam tot de mensheid in de onderwereld, om hen het pad te tonen. 11. Dit is het dualisme en een groot geheimenis. 12. Het zoonschap staat voor de hemelse zwakheid, het ware geloof, en het dochterschap staat voor de volharding. 13. Zo wordt hemelse zorg, de ware genade, opgewekt, en kan de mens tot de eeuwigheid binnengaan. Zij worden door de natuurvrouw, door de hemelse prediking, geroepen. 14. Het kan alleen maar binnengegaan worden door de ware geestelijke werken te doen, oftewel hemelse zorg, de ware genade. 15. Door de hemelse zorg sterft het vleselijke af. Zonder het dochterschap, de volharding, zou dit echter niet kunnen gebeuren. 16. Het vrouwelijke betekent de intrinsieke waarde, het betalen van de prijs, het brengen tot waarde. Dit heeft een oorlogsverband. 17. Vandaar dat het niet alleen gaat om het zoonschap, maar des te meer om het dochterschap. 18. Er is vrijmaking met de sleutel van hemelse zorg en volharding, het dochterschap. 19. Matig je oordeel. De mens oordeelt, maar God beschikt, oftewel er is een oneindige hemelse kennis waartegen het menselijke oordelende vlees hardnekkig strijdt. 20. De mens kan het niet aanraken. Het is alleen aan God, maar uiteindelijk moet de mens door toetsen en profetie wel God door zich heen laten werken. 803 21. Laat dit dan slechts hemelse zorg zijn. Het ware oordeel is slechts een vrucht van hemelse zorg. Daarbuiten is elk oordeel vleselijk, en wordt zo gesnoeid. 22. De kinderen zijn de kinderen van hemelse zorg oftewel de verkiezingen en de oordelen die uit geen andere bron mogen voortkomen dan uit de bron van hemelse zorg waarin volhard is door het dochterschap, wat de ware genade is. 23. De mens komt niet tot dit dochterschap dan door het zoonschap, oftewel de hemelse zwakheid, wat het ware geloof is. 24. De middelen van genade moeten biddend gebruikt worden en het verwijst dan naar de geestelijke arena waar men met God worstelt. 25. God toornt niet voor eeuwig. Het ravijn is de baarmoeder, een vertaling en herschepping. 26. We mogen niet de wegen van God naspeuren uit sensatie-lust, maar vanuit hemelse zorg. We mogen ook niet overmatig weten, gulzig worden in het weten, maar alleen weten datgene wat nodig is en nuttig. 27. Het vleselijke strijdt altijd tegen het geestelijke, stelt het geestelijke altijd verkeerd voor, en pretendeert vaak zelf het geestelijke te zijn. 28. Religie is een kunst van misverstand en misinterpretatie. Je mag beseffen dat God hemelse zorg is, en door zelf hemelse zorg te hebben mag je wat van de hemel ervaren. 29. Er zijn zoveel leugens om ons heen. Het vlees liegt, en het vleselijke houdt kinderen onder water in de leugens. Vandaar dat er bevrijding mag komen voor elk kind.

30. Er is een hemelse uitverkiezing waarin je beseft dat het juist de hemelse zorg zelf is die is uitverkoren, en daarmee een ieder die in haar wandelt. 31. Ik kwam tot de onderwereld, en zag kinderen in kooien op karren, en zij werden verkocht. 32. Ergens ver weg werd water tot melk. Niemand kent het, En er wordt niet over gesproken. Waarom zou gij oordelen als het ware oordeel de vrucht van hemelse zorg is ? 33. Waarom leeft gij dan nog ? Zie, het ware leven is hemelse zorg. Het laat zich niet beinvloeden door vleselijke autoriteit en vleselijke meerderheden. 6. Het is niet vleselijk dwangmatig. De waarde ligt juist in de ambiguiteit, de meervoudige interpretatie. 7. De hemel is een cyclus van wijsheid, niet eenzijdigheid. 8. Vleselijken die aan de sociale drugs zijn drukken graag de hemelse zorg weg. Ze hebben een groot probleem met hemelse zorg, want dat is de grote spelbreker, neemt hun drugs weg. Ze willen deze moeder niet. 9. Zij leven in de wenswereld. De mens heeft God zo kortzichtig gemaakt als zichzelf. Daarom is dat wat ze vandaag de dag god noemen vaak gewoon de vleselijke schil. 6. Geen vrije volkskeuze in de hemel 1. De vader is een beeld van de verbrokenheid in het zoonschap, want de zoon wordt zelf ook geleid tot het worden van de vader. 2. De zoon is het innerlijke kind van de vader, als vrucht van de verbrokenheid. 3. Nu moet men tot de vrucht ervan komen. Er groeien bomen met vruchten die gevaarlijke schillen hebben, opdat de vruchten niet gegeten worden door dwazen. Dwazen komen door deze schillen om. 4. In de hemel is geen vrije volkskeuze. De meeste stemmen gelden niet. De hemel wordt geleid door het Woord. 5. Alles komt van diep. Daar komen de stromen van leven uit voort. Waarheid is de vrucht van waarde. 804 10. Je kunt het vlees niet zomaar van je afwerpen, maar je moet erin doordringen tot de vrucht. 11. Dit is een hemelse wetenschap en ik heb het ervaren. Er is een opname, en ook jij mag tot de opname behoren als je in ernst deze wetenschap beoefend. 12. Het bewijs kun je dus alleen maar zelf ophalen. Het bewijs is persoonsgebonden, want anders zouden de dwazen het ook kunnen krijgen. 13. Het bewijs is dus niet materieel, maar geestelijk, en voorwaardelijk, en wordt alleen gedeeld in de hemelse kennis. Zij is geen goedkope hoer. 14. De slaap is de onderwereld, en vandaaruit komt de droom, het zoonschap, als een geboorte, loskomend van het vleselijke. In de slaap ligt dus de bevrijding. 15. De geestelijke zoon legt al zijn aardse status af en laat weer ruimte voor de meer geestelijke dingen

van de droomwereld, van meer geestelijke waarden in plaats van de aardse waarden. 16. De geestelijke mens heeft vele dromen, moet over vele treden van de ladder tot de hemel. 17. De uitverkiezing betekent dat je moet strijden om te overleven, en hierin moet je leren varieren, isoleren, aanpassen, integreren en internaliseren. 18. Een lui verstand wil niet kritisch denken. 19. Er is een natuurlijke uitverkiezing. Je moet anders zijn, en toch je kunnen aanpassen om te kunnen overleven. Dat is de prediking van de wilde jongens. 20. Zij prediken de subtiliteit en de oneindige verscheidenheid van de natuur die elk eenzijdig en bekrompen mens die denkt dat hij alles in kannen en kruiken heeft uiteindelijk zal overweldigen. 21. Alles is een gedeeltelijke waarheid. Je komt nooit ver. Alles verletterlijkt zich weer, opdat het daarna weer dieper vergeestelijkt kan worden. We zijn op de golven, die steeds hoger gaan en steeds dieper. Hebben we de nachtmerrie nodig ? 22. Het werkt door tegenstellingen, want zo is er ook weer samenstelling. 23. Moet ons verlangen niet zijn te zijn in het geestelijke visnet om het Woord te zullen ontmoeten ? 24. Zoveel gevaren zijn er in de wildernis, zoveel aanvallen, zoveel valstrikken, zoveel angst en pijn, honger en dorst. Er is geen gemakkelijke weg. 25. De mens moet terugkeren tot de oerwaarden van het menselijk bestaan. 26. Het betekent loskomen van de wereld waarin je 805 bent geplaatst, om te komen tot een geheel andere wereld. 27. Zo wordt het hemelse zaad niet besmet. 28. Het betekent de kleine bekrompen wereld achter je te laten om je barmhartigheden uit te storten in de veel grotere wereld, waar ze je nooit over hebben verteld. 29. Dit gaat gepaard met een verborgen bloedende wond van een hevige worsteling. 30. Je moet alles opofferen om jezelf te verloochenen. Het vraagt het offer van familie en vrienden, van vaderland en kerk, van veel genot en weelde. 31. Wandel door het geestelijke, en niet door aanschouwen. Dat is de betekenis van het ware geloof. 32. Het geestelijke visnet moet gesteld worden tegenover de afgod. 33. We kunnen denken aan de gelijkenis van de hemelse visser, en de hemelse jager. 34. Het ware geloof, oftewel het geestelijke leven, leeft door doorzicht, leeft niet in de dingen die op de aarde zijn, maar in de dingen die boven zijn. En dan is er een strijd tegen een heleboel bijgeloof. 35. Wat je om je heen ziet zijn slechts de donkere spiegelingen van jezelf. Door de geestelijke slaap in te gaan mag je komen tot de hogere dromen, je hogere droomzelf. 36. Je bent in diepe, duistere wildernis om daar je barmhartigheid te brengen.

11. Zaai het goede zaad, en verwacht een goede oogst. 7. De valse roem van de dubbele ijver 1. Eens gegeven is gegeven. Pak je het terug om nog een keer te geven, dan ben je een dief en een bedrieger. Je bent dan bezig je een naam te maken en een stad. 2. Het is de roem van de dubbele ijver uit een bedrieglijk offer, en het voorwendsel van wijding, God ontroven van iets wat al van God was. 3. Keer terug tot de sobere natuur die niet pronkt. Goede melk behoeft geen krans. 4. Het lijden zal bloeien op een geestelijke manier, niet op een vleselijke manier. 5. De vleselijken zullen nooit je vruchten zien, want zij zijn vleselijk. 6. Zij willen dat je als hen bent, voor eeuwig water gieten in een bodemloos vat. Dat is hun feest. 7. Alleen IJdelheid en Nutteloosheid zijn op dit feest uitgenodigd. 8. Ze hebben hun leven gewijd aan het verkondigen van leugens. 9. Eerst is het belangrijk deze invloeden in jezelf te onderkennen. Water naar de zee dragen ? Of liever gezegd je gaven aan de rijken geven opdat de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer ? 10. Wij mogen wachten op de regen die alles verdeeld. Laat de kloof tussen arm en rijk maar vollopen. 806 De oorlogsbesnijdenis 17. Het loon is een oorlogsloon, een triomf dus. 18. De vruchten van de geestelijke oorlog zijn gemeenschappelijk, worden eerlijk verdeeld. 19. Er wordt niet gezaaid, niet gesnoeid, niet geoordeeld, maar men leert dingen van een andere kant te bekijken, en komt zo tot een veel hogere hemelse onderscheiding. 20. De mens moet hier alles loslaten. 21. Strijdt om in te gaan. Worstel om te kunnen 12. De mens kan ook leren van slechte voorbeelden. Die moeten er ook zijn, om te laten zien hoe het niet moet. Dat is ook een onderdeel van de kunst, want kunst kan ook heel ontmaskerend zijn en richting gevend. Zo van : ‘Hier moet je niet zijn.’ 13. Ze doen ons rennen, doen ons vluchten, doen ons weer bouwen, steen voor steen. 14. Ze doen ons uit onze slaap te doen ontwaken, om ons op te roepen tot de oorlog. Ze zijn ervoor om de mens te doen overleven. ‘Wordt niet zoals ons.’ 15. Ze dragen hun sieraden en make up en dienen slechts henzelf. ‘Kijk naar ons. Zo moet het dus niet.’ 16. De mens moet de tekenen leren kennen. Het is een oerwoud. Elke stap kan je laatste zijn. De roofdieren en hebben honger. Ze willen je met huid en haar verslinden.

studeren. 22. Er zijn predikanten en geleerden nodig die kunnen uitleggen. 23. Het zoonschap is ook adoptie. 24. Je bent eerst naar binnen uitgezonden, tot je innerlijke natuur, tot de onderwereld. 25. We moeten naar de natuurbronnen gaan. 26. Veel is zinnebeeldig, maar door gebrek aan onderwijs is de mens verwilderd en heeft men alles verletterlijkt. 27. De mens kan opgenomen worden tot innerlijke leiding en onderscheiding, meer als de stroming van de hemelse rivier. 28. Zo krijg je weer een juist zicht op de dingen, krijg je de sleutel tot de ware betekenis en worden dingen weer teruggedraaid. 29. Het is een roepende en trekkende literaire geestelijkheid in de verborgen diepte, als vrucht. 30. Markt-vleselijken zullen het ontkennen, verdraaien en bespotten. 31. Het geestelijke visnet is een dwaasheid en een leugen voor de wereld. 32. In het geestelijke visnet vindt uiteindelijk de adoptie plaats. Het is het geheimenis van het vruchtdragen. Vandaaruit stroomt al het leven. 33. Het is een discipline waarvan niet afgeweken mag worden. 34. Je mag niet te snel of te langzaam gaan, en dit is ook tot afsterving van het vlees. Er zijn geestelijke 807 messen tegen alles wat niet op het pad blijft en alles wat niet in het ritme blijft, het vleselijke dus, als een cyclische besnijdenis, als een oorlogsbesnijdenis. De geestelijke vissersboot als beeld van de zorgvuldigheid 35. Het meerdere is het mindere, en het mindere is het meerdere, oftewel : minder is meer. De eersten zullen de laatsten zijn. 36. De vrucht van zorgvuldigheid is de droefheid over de zonde. Als er een gebrek aan droefheid is over de zonde dan is er dus ook een gebrek aan zorgvuldigheid, want de zorgvuldigheid verheugd zich niet over de zonde, integendeel. 37. Maar tevens verheugd de zorgvuldigheid zich over het waarnemen van deze vruchten en verheugd de zorgvuldigheid zich over het goede, en is een gebrek hierin ook weer een gebrek aan zorgvuldigheid. 38. Zorgvuldigheid is een zuiverende werking, het wezen van God. 39. Men raakt in de vaste grip van sobere zorgvuldigheid, erin verstrikt, opdat men niet vleselijk zorgeloos wordt, en niet door lichtvaardigheid en ijdelheid wordt weggesleurd, want dat zijn vleselijke vertragingen. 40. Zorgvuldigheid is gericht en onderscheidend hierin, waarvan de geestelijke vissersboot een beeld is. 41. Hier valt de mens dus in de hemelse slaap, om opgenomen te worden tot de hemelse droom wanneer het voorhangsel van vleselijke arbeid scheurt. 42. Zorgvuldigheid is een bewarend onderhoud,

bindend en ontbindend, innemend en uitstotend. bijten. 43. Het hoge zal verlaagd worden en het lage zal verhoogd worden. De mens is op de hemelse golven. 44. Zorgvuldigheid is dat het hogere altijd weer lager gaat dan het lagere, om zo vanuit de diepte, niet vanuit de hoogte, het lagere op te nemen tot het hogere. 45. Zorgvuldigheid is het ware hogere dus, die altijd weer golfbewegingen maakt, als de hemelse zee. 46. De zorgvuldigheid is het ware hemelse woord wat in onze harten is opgetekend. 47. Dat is dus een diepe natuurbesnijdenis als de voorhangsels gaan scheuren. 48. Het kind valt in een hemelse slaap om van uiterlijke, vleselijke, ijdele waarden van onverschilligheid te komen tot de innerlijke waarden. 49. Het kind valt in slaap om zijn aardse status af te leggen. Het gaat niet om status maar om waarde. 50. Het is een beeld van de hemelse vergetelheid, de rivier waarin je alles vergee. Dat wordt allereerst opgewekt in de hemelse slaap. 51. Ook als je gaat slapen elke avond gebeurt het dat eerst je geheugen geheel wordt gewist en je niks meer weet. Op een bepaald punt weet je niet eens meer wie je bent en waar je bent. 52. Ons innerlijke kind is gaan slapen, los van alle vooroordelen, en de vrucht van zorgvuldigheid. 53. Alleen de wenenden komen binnen, zij die bedroefd zijn over de zonden en niet lichtvaardig overal rondhuppelen om in elke glimmende appel te 808 59. Zijn we de listen van het kwaad vergeten ? Ze willen je ziel afroven. Ze willen alles van je hebben 60. Niemand strijdt met succes tegen de hemelse natuur. Ze ontvoeren kinderen, hersenspoelen ze, chanteren ze, met omkoperij, verwennerij, om die kinderen zo te lokken. 61. Ben je al op de vissersboot ? De vissersboot is de bewarende zorgvuldigheid. De rest is een gevaarlijke drugs die dat allemaal uitschakelt. 62. Laten we opgaan tot de geestelijke vissersboot, en de werken van het vlees en al hun leugens achter ons laten. Het is allemaal ijdelheid. 63. Je hebt droefheid over de zonde, als vrucht, en daar mag je je ook in verheugen, in deze vruchten. 64. Je mag je dus ook verheugen over het pad van het geestelijk visserschap. 54. De zorgvuldigheid verkoopt zichzelf niet als een hoer. 55. De eeuwige zorgvuldigheid heeft dit kind heeft uitgezonden, als een geestelijke visser. 56. Het kind wordt de wildernis ingezonden, tot de buitenste duisternissen, om het verloren zelf te vinden. 57. De mens moet komen tot de eeuwige, hemelse slaap om zo tot de eeuwige, oftewel volkomen, droom te komen. Dit is dus het pad van het geestelijke visserschap om een einde te maken aan de vleselijke slaap en de vleselijke droom, om de mens los te maken van gevaarlijke drugs. 58. Volgen we het vlees, de mensen, of volgen we het hemelse pad van het geestelijke visserschap ?

De mens is toegewijd aan de vleselijke moeder van de zonde 65. Wat er om ons heen gebeurd zijn gewoon spiegelingen die een diepere betekenis hebben. 66. We kunnen niet zomaar naar alles kijken en naar alles luisteren, want we moeten oppassen. 67. Als je naar haar kijkt dan versteen je of sterf je, en zo sterft er telkens weer een stukje af. Dit heeft trouwens altijd een dubbele betekenis. 68. Nu is het zoonschap nog in een vleselijke slaap, toegewijd aan de vleselijke moeder der zonde, wat een zeer aardse moeder is. 69. Daarom mogen wij in het zoonschap wachten op de hemelse slaap, de hemelse zwakheid, die ons tot de hemelse moeder brengt, onze ware moeder. 70. We zien het loslaten van vleselijke kennis in de rivier van vergetelheid, opdat de slaap dieper zal doorzetten tot de hemelse droom, de vrucht van zorgvuldigheid. 71. Daar is dit verschijnsel, wat ons loskapt van vleselijke banden, van groeps-denken en familiedenken, want dat is allemaal heel erg bedrieglijk, en het zijn voorhangsels die moeten afvallen, en voorhangsels die moeten scheuren. 72. Het brengt overtuiging van zonden, en daardoor ook de nodige droefheid over de zonde, en strijdlust tegen de zonde. 73. De aardse kennis wordt afgenomen, vergetelheid wordt je deel, terwijl de slaap dieper vat, totdat je slechts weent, en dan droom je. Dat is wat de hemelse tranen zijn. 809 8. De mens is in duister gevangenschap van de zonde 1. Door vleselijke sterkte sterft het oog. 2. Door de zondeval beroofde de mens zich van het beeld van God, en nu gist iedereen maar wat over wie of wat God is, en volgen hun eigen wegen, en de mens is hierin hard geworden, niet zachtmoedig. 3. De mens is zeer bazig, over anderen willen regeren, belasting innen van anderen, en is niet in ware zorg over de ander. 4. Als een kind zo verdwaald raakt, en wordt opgevoed door de machten van het vlees, in duister gevangenschap en daarin omgekocht is, dan is zijn ware hemelse moeder een vijand in zijn ogen. Hij is geheel tegen haar opgezet. Die moeder verwent hem namelijk niet overmatig met ijdele, vleselijke dingen, en praat hem ook niet naar de mond. Bij haar heeft hij niet altijd gelijk, en krijgt hij niet altijd zijn zin, wat vaak veel gejammer tot gevolg heeft, maar daar bekommerd zij zich niet om, want de ziel van haar zoon is belangrijker, het lange termijn welzijn. 5. Wij mogen blij zijn met elk hemels hek die ons beschermt tegen de sluwe machten van het vlees, van de zonde, want het zijn gevaarlijke verdovende middelen voor de ziel. 6. In de nachtmerries van de feutus wordt het bloed van de kinderen afgetapt, en ze worden verdronken. Kinderzielen moeten uit de muren bevrijd worden en teruggegeven worden aan hun hemelse moeders. 7. Wat we om ons heenzien is niet zomaar kapitalisme, maar casinokapitalisme, oftewel

winstmaximalisatie, van mensen die op de kortst mogelijke termijn zo rijk mogelijk willen worden, ten koste van anderen. 8. De jeugd begrijpt de tekenen niet van deze stroming, van het flitskapitaal, wat ook door kleding gaat, lichaamshouding, muziek, mode en trend. 9. Als je de tekenen niet begrijpt, ga je er dan in godsnaam zo snel mogelijk in verdiepen. Het is overal om ons heen. Het is oorlog om je ziel. 10. Niks gebeurt zomaar, er is geen snelle bevrijding, en men liegt er maar op los. Dit is de drugs die men verkoopt. 11. Eens nam men van dit zoete vergif, en betaalde een hoge prijs, en ook hun kinderen leden hieronder. Nu zit men vast. 12. In de diepte komt het er op neer dat volharding in vleselijk geloof niets uitwerkt. 13. In het materialisme om ons heen is vleselijke volharding een vereiste, in het rijk van het kwaad. 14. Je moet daarvan een teken dragen, tekenen van de volharding, of liever gezegd verharding, in het vlees. 15. Uiteindelijk beslist het Woord, en niet een organisatie of religie of geloof. 16. Vleselijke kennis is geen vereiste. Je moet juist loskomen van vleselijke kennis, want dat zijn slechts vooroordelen zonder substantie. 17. Er is veel meer gaande dan zomaar het ogenschijnlijke leven. 18. Telkens als je slaapt zaai je voor je verdere leven, totdat je droomt, wat een beeld is van het openspringen van het zaad. 810 19. Er komt dan een heleboel energie vrij, verborgen stoffen, en die gaan chemisch op elkaar inwerken. 20. Als je dan uiteindelijk wakker wordt voor de nieuwe dag dan is dat puur een cryptische beleving en ervaring van de oogst. De hemelse vissersboot 21. Het gaat er niet om zomaar een onderwijzer te zijn, maar een getuige. 22. We zijn er niet voor om allemaal maar door te geven wat anderen in boekjes hebben geschreven, maar we zijn er voor om getuigen te zijn van deze diepere dingen. 23. Wees niet te snel tevreden en overtuig jezelf niet te snel. 24. Stel het niet mooier en beter voor dan het is, anders wordt het je tot een strik. 25. Vleselijken willen een materieel bewijs voor geestelijke dingen, maar laten ze eerst maar eens de materie zelf bewijzen. 26. Het is een gebrek aan geestelijke oorlogskunde als je bij voorbaat de materie vertrouwd als basis voor het toetsen. 27. Wanneer iemand dichtbij de hemelse vissersboot komt dan wordt er gekeken of die persoon geestelijk is daartoe, of vleselijk. Je moet de prijs ervoor hebben betaald. 28. Als je de prijs niet hebt betaald, dan kun je niet op de hemelse vissersboot komen. Je moet ervoor vechten. Je moet het vlees overwinnen. 29. Heb je de prijs niet betaald, dan kom je niet bij

de hemelse vissersboot, en zul je het niet zien. bovenop de botten en het bloed van de indianen was gebouwd. 30. Zomaar de materie als betrouwbaar bestempelen is een gebrek aan toetsen. Het is nogal lui en laf, en de mens zal wel denken dat het gewoon handig is. 31. Als je bent ontsnapt uit de wurggreep van de wensen van de vleselijke vader kom je in de wurggreep van de vleselijke moeder, en daarom moet je op zoek naar de hemelse moeder. 32. Daarvoor moet je komen tot de hemelse vissersboot. Hiervoor moet je komen tot hemelse discipline. Door het hemelse visnet moet het vlees sterven, opdat er geen onheilzame gedachten in je hun wereld bouwen. 33. De bedoeling is dat een mens afsterft aan het vlees, en tot het hemelse touw komt. 34. Het vlees gaat als een razende tekeer omdat het niet binnen kan komen en omdat het op allerlei manieren afsterft. 35. Wanhopig en grenzeloos, bijna hysterisch probeert het zichzelf te bevredigen, want dat is alles waar het op uit is. 36. Alles maar dan ook alles gaat om zelfbevrediging in het vleselijke, en het is niet meer te volgen en niet meer te verstaan. Men wil teveel maar er is te weinig, en ook dat begint weg te sijpelen. 37. Uiteindelijk storten deze elementen in. Ze hebben hemelse dingen onbevoegd aangeraakt. Geen opname zonder overname 38. Amerika werd ingenomen, en ook Afrika werd ingenomen en deels naar Amerika verscheept om daar als slaven in de nieuwe wereld te werken die 811 39. De nieuwe wereld werd over de verwoeste indiaanse natuurwereld heengebouwd. 40. Het hechte zich vast in het binnenste van de mens en vrat zich daar een weg. 41. Een heleboel mensen willen opgenomen worden en wachten op de opname, maar er zijn er maar weinigen die ook echt door moeder natuur overgenomen willen worden, omdat ze er nog een eigen leven op na willen houden. 42. Ze willen nog baas zijn over henzelf. Het ware zelf is verbonden aan de hemelse kennis. Daar ontkomt niemand aan. Dat is nu eenmaal zo. Het zelf staat dus helemaal niet op zichzelf, maar is aan unieke universele wetten onderhevig, wat we de hemelse logica noemen. Opname gebeurt dus niet zonder overname. 43. Je moet het juiste pad nemen, anders gaat het averechts werken. 9. De zee laat geen sporen na 1. Ken uw vijand, en leer van uw vijand. 2. In dat opzicht is kennis dus altijd neutraal, en gaat het om de hand die ermee werkt. 3. De indianen werden op een lager plan gezet, werden tweederangsburgers en verscheurd door

racisme en uitbuiting. maar een stuiver om hun leven. 4. Daarom werd er opgeroepen tot kritisch denken en niet zomaar domweg blind bijgeloof. 5. Theologie gaat niet zomaar om algemeen massageloof, maar om persoonlijke bevrijding van het ego en de zonde, de ontwaking uit allerlei vleselijke systemen waarin de mens verstrikt is geraakt. 6. Door de volksdrugs zijn de armen slachtoffer geworden van winstmaximalisatie. 7. In de natuurtheologie krijgen de armen een voorkeursbehandeling. 8. Zuid Amerika is altijd een put van geweld en dictatuur geweest, met name tegen de indianen, de natuurvolkeren en de armen. 9. Die werden tot minderheden door de Spaanse invasies. Europa brandmerkte het continent tot slaaf door haar kolonisme, en met de natuur werd niet gerekend. 10. Elke zich verzettende mond werd zonder pardon geasfalteerd en gecementeerd, en er werden huizen overheen gebouwd om het gegil te doven. 11. Europa kwam als een bulldozer. In deze nood ontstond de bevrijdingstheologie waarin geloof tot daden werd omgezet. 12. Men kon niet lauw gaan lopen toekijken zoals de lauwe kerk van Laodicea deed. 13. Als je zwijgt als je broeder of zuster onderdrukt wordt, dan ben jij de volgende die onderdrukt zal worden. 14. Indiaanse vrouwen kwamen in de bordelen terecht en hun kinderen werden als soldaten aan het front gezet en uitgezonden, want niemand gaf ook 812 15. Juist voor de armen in kennis is de bevrijdingstheologie, wat het onrecht aan de kaak stelt en voor de armen opkomt. 16. Velen wagen zich er niet aan. Velen blijven veilig in hun waanhuisjes. 17. Goud verstopt. Goud zegent hen die dichtbij zijn, en vervloekt hen die veraf zijn, maar dat kan zo omdraaien. 18. Haar liefde kan zo veranderen tot haat. Ze is tegen haarzelf verdeeld. 19. Alle wegen lopen dood in het goud. 20. Er is geen ware, zuivere theologie buiten het armen-humanisme om. 21. De indianen moesten in de militaire paranoia van het vlees het onderspit delven. Zij die indiaans waren, zich indiaans gedroegen, zichzelf indiaans kleedden, en de indiaanse taal spraken werden uitgeroeid. 22. Alles werd gegeneraliseerd. Daarom durfde men niet meer indiaans te zijn, de indiaanse taal niet meer te spreken. 23. In de veertiger jaren was er toen nog een grote studenten opstand. Telkens weer werden militaire gezagsstructuren afgewisseld. De ene na de andere burger oorlog. 24. Macht heerst, kracht is zijn dienstknecht, maar kennis is een weg hier doorheen. Niet door kracht, noch door geweld, maar door kennis. 25. Als wij communiceren met moeder natuur in ons, dan gaat het niet om het gebruiken van dure woorden of het gebruiken van religieuze

overlevering en religieus ingeburgerd taalgebruik, maar dan gaat het om het hart, en dit zijn verzuchtingen. 26. Moeder natuur verstaat onze verzuchtingen om de zonde en het vleselijke. Het mag geen lippendienst zijn, maar het moet een taal zijn van onze wandel, van de hemelse voeten die verbonden zijn aan moeder aarde en de taal van moeder aarde spreken die niet verstaan wordt door het vleselijke, de taal die geen versierselen voor de zwijnen werpt. 27. Het vleselijke verstaat het geestelijke niet. Het onverschillige verstaat de hemelse zorg niet. Het vleselijke gaat dan altijd over tot rigoreuze methodes om het geestelijke het zwijgen op te leggen en uit te doven. 28. Gebruik andere woorden, talen en manieren als je communiceerd met moeder natuur, met de hemelse kennis, en wees niet conform aan de stad, anders zal de vijand je mogelijk kunnen achtervolgen. 29. Wij mogen worden als moeder natuur wiens voetsporen wegvagen in de zee. De zee laat ook geen zwemsporen achter. Het wast alles weg. We mogen baden in de natuurrivieren, alles achter ons laten. Alleen de soberen zullen onze sporen vinden. 30. Wij zullen kleine tekenen voor hen achter laten. Probeer mensen ook niet alleen maar te redden, want dan zul je samen met hen ten onder gaan, maar wees intens bezig met bruggen bouwen, het denken op lange termijn, en de soberen zullen vanzelf de brug vinden. 31. Je kunt niet de hele dag de verlosser gaan lopen uithangen. Je weet dat het de weg is van het lijden, van het loslaten, om met de dingen van de hemelse natuur bezig te gaan. 32. Je lijdt misschien ergens ver weg waar niemand 813 je kan horen, of je hebt misschien zelfs het gevoel dat je niet kan spreken soms, dat je woorden niet ver komen, dat ze struikelen vlak voor je ogen, dat mensen je de woorden in de mond leggen, maar niet luisteren naar wat je zegt, enzovoort. Maar dan gaat je pad door zee, en kunnen zij ook niet volgen. 33. Het vleselijke verstaat het geestelijke niet, en kan het geestelijke ook niet grijpen. Dan ben je veilig. De zee is je schuilplaats, ook al zijn het soms hoge golven, ook al leef je alleen op een onbewoond eiland, in je eigen droom. De wraak van de indianen 34. Laat daarom onze weg door zee zijn. 35. Ergens zal de vijand struikelen, want ze voldoen niet aan alle voorwaarden van het leven. 36. Het is eigenlijk zo dat het helemaal niet zo ver van de bron afligt. Ze zijn er dus niet ver mee gekomen. 37. Ik weet het niet is de basis voor alle dingen, opdat de betweterigheid kan afsterven. 38. In het gistingsproces van de natuur worden stoffen afgebroken om ze in hogere vormen om te zetten. 39. Dromen en openbaringen zijn dus ook een gevolg van het geestelijke gistingsproces. 40. Grijpen wij zomaar links en rechts naar wat we willen hebben om anderen ermee te onderdrukken, of gaan wij tot de gist van de dingen in het toetsen ? 41. Gist betekent ook ‘diepere betekenis’. 42. De mens weet teveel. Ze weten tegenwoordig alles en drijven handel met het weten. De mens

moet weer terugkomen tot het grote ‘ik weet het niet’. 43. Wat een dwazen om ons heen. Ze verkopen het geestelijke, als een hoer, en het is alleen iets voor de rijken dus. 44. Ze kijken neer op de armen die het niet kunnen bekostigen. Nee, kennis is niet voor de armen tegenwoordig. 45. Ze slapen. Ze kunnen niets verdienen. Ze werken niet. Ze wanen alleen. Er gebeurt helemaal niets. 46. Kijk ze allemaal eens hard werken, maar het is allemaal schijn. Er komt niks van de grond. Ze slapen allemaal. 47. Ze vallen allemaal in herhaling, en dan weten ze het niet meer. Dan is er ineens een onderbreking. Ze hebben het eeuwige leven niet. Ergens komt er water binnen. Dan wordt de slavernij verbroken. 48. Er is geestelijke territoriale oorlogsvoering tegen het vleselijke. De kop is de prioriteit. Heb je de juiste prioriteiten of verdoe je je tijd ? 49. Er is een wraak van de indianen tot de westerse beschaving die over de indiaanse wereld werd heengebouwd. 50. Er is een drugs die de mens kortzichtig houdt. Het houdt de mens tegen om tot zijn innerlijke wilde zelf te komen, zijn natuurzelf. 51. De wilde jongens dragen messen. Ze zijn boos op de stad, en hebben geen genade met al die verschrikkelijke beelden waarmee ze vanaf kind zijn werden opgezadeld. Er is geen genade meer. Het genade tijdperk is voorbij. Nu verwoesten ze meedogenloos deze beelden, als de beeldenstorm van de zestiger en zeventiger jaren, en dit ging door 814 in de tachtiger jaren. 52. Het thema van de tachtiger jaren was de arena. Alles wat telde was door de arena heen te komen. Het is een gevecht tegen het vlees. BELOCH 1. Gebed om raad en leiding 1. Hier vloeit de Rivier van de Twijfel. Alleen Uw schepen brengen mij erover. 2. Zij gaan niet snel. Ik zag hen vannacht in mijn droom. Nu zal ik de morgenrivier overgaan, om het avond-orakel te raadplegen Zo gaat Zij met hem door de nacht. Daarna zal Zij hem nooit meer ontmoeten. 3. Weet gij het dan niet ? Zij is de greep van uw boog, die gij draagt in de ochtend jachten 4. De nachtelijke uren volgen elkaar op, Zal hij ooit tot mij komen ? Ik zal hem later ontmoeten, Als wijnstok tot wijnstok 5. Zoals ik hem niet wakende kan ontmoeten, Laat mij hem ontmoeten in mijn droom 6. Donker en blootvoets is Zij, Oh, dat ik over de rivier zal roeien, Opdat ik met Haar zal spreken.

2. Een oorlogspsalm 4. Een Oanitische oorlogspsalm 1. Hij die door U geleid wordt zal niet misleid worden. 2. Scheidt de vijand van hun wapenen, houdt hen ver van hun handelsplaatsen vandaan. 3. Laat hen afdwalen van de richting die zij aanhouden, en verstrooi hen. 4. En de speer in mijn hand is dat niet Haar tederheid ? 5. En de speer die ik werp, is dat niet om geheimenissen te begrijpen ? 6. Rijg dan alles tot psalmen. Mijn zwakheid is een psalm. 7. Ik rijg nu psalmen van mijn herinneringen, Wanneer ik mijn speer ophef, Oh, wanneer zal ik mijzelf overwinnen ? 3. Een oorlogspsalm in tijden van vervolging 1. De hemel is mijn Leider, Zij onderwijst mij en waakt over mijn ziel, Mij ontbreekt niets, 2. Dit boek is zonder twijfel een richtsnoer voor de hemelvrezenden. 3. In de nacht zoek ik U, en kom tot waar U baadt. 4. In de nacht zie ik U en roep ik tot U, Want mijn vijanden achtervolgen mij. 5. U spreekt in geheimtaal tot mij, U ziet mijn vijand, en kent hen bij namen, 6. U gaat voor mij uit, en vernietigt hen met uw speer, Ja, een groot oorlogsvoerder bent Gij 815 1. Ik kom tot U met gebed, Ik nader tot U met vrees, Want Uw Woord ligt op Uw tong, Als een wapen in uw hand 2. Uw gesel is tegen de vijand, En Gij doorziet alle dingen 3. In de ochtend sta ik vroeg op om U te zoeken, Ik kom tot U waar U baadt. 4. In de diepte van Oan begint het te regenen, Waar alles ombuigt en elkaar niet meer herkent, Dichtbij haar komen kunt gij niet 5. Ziet, zij is als een beest, En zij is op jacht, Zou zij daarom medelijden hebben ? Heeft zij dan geen kinderen om te voeden ? 6. Waarom zegt gij dan tot de jager : Schiet geen pijl ? Waarom zegt gij tot de slager : Steekt niet met uw mes ? 7. Ziet, meedogenloos is de hemel, Zij bidden tot haar, maar zij hoort naar hen niet, Zij doet hen vallen, Ja, struikelen doet zij hen op het strijdveld, 8. In de diepte van Oan leeft zij, Waar zij droomt. 9. Zij is rechtvaardigheid, en zij heeft in deze rechtvaardigheid volhard, Daarom kent zij geen mededogen. 10. Waarom vraagt gij mededogen aan uw maker ?

Weet uw maker niet het best wat goed voor u is ? Ziet, zij is het goede. Zwijg toch, oh mens, want gij bent maar een zucht. 11. Ziet, de hemel is rechtvaardig, Rechtvaardiger dan de mens is, Dus laat af. 12. Zoudt gij de hemel dan tegenhouden ? Ziet, een dwaas bent gij. 13. Nee, gij begrijpt de hemel niet, Stil gaat zij haar weg, en overweldigt de vijand in de nacht. 14. Sluw is de hemel, Dwazen denken haar te kunnen misleiden, Maar altijd eindigen ze in haar strikken. 15. De hemel roept, maar zij luisteren niet, En daarom zullen zij voelen. 16. Daarom is de hemel een jager, In de nacht slaat zij haar slag, Wanneer haar prooi slaapt, Ziet, haar wapen is de Nacht, en haar net is de volharding. 5. Psalm van de ballingschap 1. Zij komen van ver tot de hemel, In de ballingschap van de hemel zijn zij, 2. Tot onbekende hoogtes neemt zij hen, En tot onbekende dieptes, Waar zij haar naam zien. 3. Zij die aan haar voorhangsel trekken, Tot een beest bent gij gekomen, Van ver kwamen zij tot de hemel, Als ballingen van de hemel, 816 4. Van ver kwamen zij tot haar tenten, Een volkomen offer werd gebracht. 5. Van ver kwamen zij, en ver zouden zij nog gaan, Tot onbekende hoogtes en dieptes, 6. Haar aard als een woest beest, Een roofdier had hen gegrepen. 7. Geen wapen hadden zij om tegen haar op te richten, Zij kwam tot hen toen zij ontwapend waren, In die zwakke momenten van het leven, Nee, terugdraaien konden zij het niet meer 8. Zij is geen vleier zoals hen, Zij sluit geen compromissen. 9. Zij slaat op hen toe vanuit de struiken, Zij wacht tot het nacht is, en als zij dan slapen, dan grijpt zij hen, Om hen naar haar hol te slepen. 10. In de dieptes van Oan vond ik U, In de dieptes van Oan vond ik Uw naam, 11. Nee, de huichelaars kent gij niet, Hoog op de bergen neemt gij hen mee, Hen verkopende, Meedogenloos bent gij 12. U neemt mij mee, Gij kwam tot mij in een droom, Het herstel der eeuwen 13. U spreekt tot mij, diep binnenin, Waar niemand mij nog kan roepen, Waar hun klagen mij niet meer kan bereiken, U verzegelt mijn hoofd 14. U leidt mij tot uw natuur, En wanneer gij spreekt sluit gij monden. 15. Open mijn oren, open mijn ogen,

Ik ken mijn hart niet, Ik ken mijzelf niet, En het verwart me zo, Maar in de morgen komt gij. 24. De meedogenloze bent gij, Maar de natuur ken ik niet, Altijd op jacht 16. De nachten zijn lang, En ik voel mijzelf als een dode, De gesprekken zijn lang, Als lange, slopende nachten van het ijs, Waarin ik geen rust vind en geen vrede, slechts geweld, Maar in de morgen komt gij langs. 17. Oh ja, het is maar een fragment, Ik kan u niet aanraken, Maar het is genoeg, Als een kraal in mijn ketting 18. Zo leef ik van dag tot dag, Maar de nachten zijn steeds langer, En de strijd gaat steeds dieper, Het scheurt mij uit elkaar, 19. Dromen ken ik niet, slechts nachtmerries, Maar in de ochtend bent gij daar. 20. Als de morgen komt gij op, Om mij even te raken, maar dan bent gij weer weg, 21. En de tijden tussen deze momenten worden steeds langer, En ik zak steeds dieper weg, Maar ik heb hoop. 22. Onderwijs mij, neem mij mee, Maar ik weet dat ik slechts spreek tot de wind, Want hoort u wel mijn gebeden ? Hoe meer ik bid, hoe meer u wegvaagt, En dan is alles stil. 23. Oh, ik wil stil zijn bij u, om naar u te luisteren, Maar gij spreekt niet, Gij laat alleen kleine tekenen achter, En zij glijden snel weer weg. 817 25. Wat is de wens van een mens, Zijn uw wensen niet hoger ? Wat heeft een mens te klagen, Weet gij dan niet wat het beste voor de mens is ? 26. Maar mijn hart klaagt, ik kan het niet stoppen, Ik zak telkens weg in angst, Uw pijlen raken mij van verre, maar ik herken ze niet, U roept mijn naam, maar ik hoor u niet, 27. Door de wildernis ga ik om u te zoeken, Alles heb ik voor u achtergelaten, Maar ik vind u niet, Ik besta niet voor u 28. Maar u bent ook niet te vinden, U bent de hemel, Alleen in de dood vind u ons, Alleen bij het wentelen van de diepe slaap 29. Heel lang geleden, ik ben het bijna vergeten, Kwam ik tot de hemel, En ik kon alles doorzien, en alles begrijpen, Maar nu ben ik verdwaald, en er is geen helper 30. Alleen uw Woord telt, niet wat wij denken, Altijd worden wij heen en weer geslingerd, maar uw Woord is vast, Ik keer daarom terug tot uw Woord, En zo zoek ik in het verleden, dat wat ik al van u heb gehad 6. Waarheen zult gij vluchten ? 1. Uw Woord overtuigt mij, Uw Woord laat mij het

pad zien, Uw Woord verandert mij, als een sieraad binnenin 2. Zij is de woeste oorlogshemel, Zij staat daar om u te beteugelen, Oh zondaar, denkt niet dat gij voor altijd kunt zondigen, Volkomen zal zij afrekenen, En de hemel is iets wat gij niet kent, Zie, de hemel voert oorlog. 3. Zij staat daar op de top van een berg, En dan daalt zij af tot de strijd, Want zij is de verdieper, En haar strijdgeschreeuw is slechts haar barensweeën, De aankondiger van een nieuwe geboorte. 4. Zij staat op de top van een berg, En daalt dan af om haarzelf te mengen in de strijd, Hebt gij het gehoord ? Waarheen zult gij vluchten ? De hemel kent u door en door, en ziet al uw wegen, De hemel heeft u omsingeld. 5. Waarheen zult gij vluchten, oh onwetendheid ? De hemel zal weldra de aardbodem vullen, En de aarde zal vol zijn van de heerlijkheid van haar kennis. 6. Ziet, zij is alreeds teruggekomen, en gij weet het niet. U droomt slechts, vanwege de roes van uw slaap. Maar de morgen komt snel, en bijt. 7. Zij wandelt met mij in de wildernis, En plotseling roept zij mijn naam, Want dieper wil zij gaan 8. Nee, een weg terug is er niet, In haar netten van woorden verstrikt zij mij, Door kennis houdt zij mij dichtbij, zodat ik niet afwijk. 818 9. Zij kijkt dwars door mij heen, Ik heb geen reden om te gaan, Haar kennis vormt mijn hart en wil, Haar naam is een spreuk. 10. Ik heb geen reden om te vluchten, Waar zou ik heen moeten gaan ? Zonder haar kan ik niet leven, En ik filosofeer om dichter bij haar te komen, Maar zij houdt mij af, Zij is een droom diep in de nacht 7. Een oorlogspsalm en gebed om leiding 1. De dagen worden langer, en de nachten trekken zich terug, De dromen zijn ver te zoeken, Weet gij het dan niet ? Teveel van haar zou u doden. Zij is een roofdier. Het is slechts een oorlog waarin wij sterven. 2. Ik dronk van haar en verdronk, Alles wat ik had was wat kennis, Maar ook dat nam zij van mij weg. 3. Zij is het holle, Wat wij grijpen glijdt weg, Wat wij begeren zullen wij nooit bereiken, Waarom begeren wij dan ? Is het niet slechts ijdelheid ? 4. Zij leidt altijd weg van haar, Ik moet mijzelf vinden.

5. In Oan vond ik haar, als het geheim van de slaap, Als een giftige drank, Het maakte mij ziek en zwak, in een diepe slaap, Waar ik haar stem hoorde 6. En zij sprak grote woorden van kennis, En ik begreep ze niet, en zij beroerden mij, En mijn hart was als in een grote zee, En ik vond geen land 7. En zij riep mij, en ik kwam tot haar, En weer sprak zij grote woorden van kennis die ik niet verstond, En ik zonk weg door de aarde tot een dal van schedels en doodsbeenderen, En ik kwam tot haar Woord. 8. Als een orakel van haar rivier, Het was slechts een illusie, als een dunne lijn tussen mij en haar. 9. Alles wat ik zag was wildernis, Want zij had de wildernis geopenbaard, En nu was er niets dan diepte 10. Gij kunt niet langs haar heen, Zij die haar zien zullen sterven, Want hoe zou iemand haar kunnen zien en leven ? 11. Haar Woord is het mes van de eeuwigheid, Haar dromen maken de rivieren diep, En haar gelijkenissen brengen grote oogst. 12. Haar valstrikken zijn dodelijk, Ik moest sterven om haar te zien, Zij is het schuim op de zee der verdronkenen. 13. Zij wordt opgewekt in een groot geheimenis, Daar waar de golven aankomen op de stranden van de hemel. 14. Ik doe hen aankomen aan mijn kusten, en geef 819 hen woningen op zee en op rivieren. In woestijnen en wildernissen zal ik hen laten komen tot de bronnen van Mijn melk. De zee is de baarmoeder van de mens. 15. Gij die ons tot u riep met hemelse touwen, Wij komen tot U. U die ons riep tot stilte, U die ons losscheurde van het kwaad, U die ons afzonderde uit de boze massa's, U die ons de prijs deed betalen, Uw mes stak diep, en door uw speer verloren wij alles, maar om u te winnen. 16. Wees ons tot een gids, want wie anders zal ons leiden in deze duistere nacht ? Zijn zij niet allen weggeslagen ? Zijn zij niet allen doorboort ? Een grote machtige held is opgestaan, En wij komen tot U. U doorboorde de muren, U doorboorde de valse verbonden. Oh, wees ons nabij in het duistere uur, Als de nachtwacht staat u daar, 17. Uw Woord opengeslagen, Ons leidende tot de dieptes van het bestaan, Waar gij uw woning hebt. Gij hebt de sleutelen, in uw Woord tot ons getoond. 8. Gebed in wanhoop en nood 1. U kent de woningen van mijn zeeen, die op hoge palen zijn. U weet dat alle dingen zo ver van mij staan. 2. Alles glijdt steeds door mijn vingers, zoveel schepen zijn vergaan. De tent-ingang van mijn hart kan ik nooit vinden. Ik kan alleen staren, maar ik zie steeds dezelfde dingen.

3. Ze zijn zo ver weg. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik glijd steeds weg, en ben zo blind. 4. U kent de wateren van mijn hart. Ik zink steeds te diep om iets zinnigs te zeggen. Ik kan mijn leven niet meer vinden. Ik ben op een dwaaltocht zonder iets te vinden. 5. Het is alsof ik al tijden de weg niet meer kan vinden, alsof paden zijn dichtgegroeid. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik leef in diepe afgronden en kan nergens heen. 6. U kent mijn diepten, daar waar nog steeds de beesten leven. Ik word gegeten dag en nacht. Ik zak steeds dieper. 7. Ze hebben het op mijn leven gemunt. Zij spreken zoete woorden om mij te verstrikken. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik durf niets meer aan te pakken, want alle wegen leiden hier naar de dood. 8. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Is dit mijn bestemming in deze holen ? Ik ontmoette U in uw holen, en ik was bij de geheimenenissen van de zee. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik kan nergens anders heen. 9. In Uw Wil wil ik gaan. Uw woorden drijven mij naar diepe stilte, waar U zacht fluistert. 9. Oorlogspsalm van de stilte in tijden van vervolging en ballingschap 1. U heeft Uw wateren gezonden, en Uw winden leiden mij. Heersers staan mij naar het leven. 2. Geen stap kan ik verzetten, en ademen kan ik niet. Ik ben een slaaf van dit leven, maar U heeft mij verlost van dit boze geslacht. 820 3. Nog steeds voel ik de striemen. Vaak heb ik erover nagedacht, over U die mij steeds weer leidt. 4. Ik voel mij koud en bitter. Ik ben een slaaf van dit leven, maar U heeft mij verlost van dit boze geslacht. 5. Veel dingen begrijp ik niet. Ik ben jong, en wat is een mens ? 6. Van jongs af aan heb ik gestreden. Veel bloemen heb ik zien sterven. Veel bomen heb ik zien wegzinken. 7. De pijlen op mijn boog zijn giftig, terwijl er psalmen op mijn tong zijn, komende van de stilte. 8. Tijdenlang heb ik gezwegen, en eeuwige woorden aan elkaar geregen. 9. Beroofd van verstand was ik zo lang, ik moest het doen met hartepijn. 10. Van jongs af aan heb ik gestreden. Ik ben rijp mijn leven af te leggen, om het stilzwijgen te verbreken. En dan zal ik vertrekken naar de stilte, om voor eeuwig stil te zijn. 10. Gebed om leiding en het verstaan van het Woord 1. Breek de ketenen van mijn geweten, waar vissen van mij hebben gegeten. 2. U ziet de ketenen van mijn hart. Uw warmte heeft mij overrompeld, Uw kracht heeft mij de bergen doen verstaan. 3. Laat mij niet bloot staan voor mijn vijanden. Bedek mijn hoofd met Uw hemelse gordel.

4. U bent de hemelse rivier. Laat uw rivier mij leiden, en laat Hoop mij Uw Woord doen verstaan. 5. Bescherm me des daags tegen de stekende vlieg. Zwakte brengt mij tot aan uw wateren. 11. Psalm van het geleid worden door het Woord 1. Uw touwen zijn nog steeds een geheimenis. Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. 2. Leid mij op eeuwige paden. Uw Woord is Waarheid, een pad in de wildernis. Leer ons Uw wil te doen, laat ons Uw wegen bewandelen, hongerig te zijn naar Uw Woord. 3. Wij gaan door de dalen van uw Woord, waar het pad getoond wordt, waar zij de honger stierven. De dagen van het holle hebben honing voortgebracht. Kom waar zoete waarheid dwaalt, in het hart van de hemel. Kom, grotere kennis is zij, om naakt tot het paradijs te gaan, omhuld wordend door het woord. 4. Kom, de honing volgt zij, druipende van haar mond en tepel. Komt, de melk van het woord, dat is zij. Kom, de hemel zegt kom. 5. De honing van de hemel, zijn raad is op u. Komt, al gij heersers, voor het aangezicht van de hemel. 6. Nu vinden zij hun weg in hem. Ga mee, en luister naar zijn stem, het tweede woord is open nu, kom lees en wees vervuld. 7. Een tweede woord is daar nu, een tweede gemeente, om af te breken het oude uur. Hij bracht honger op een schaal om honing te doen rijpen. 8. Vanuit het verborgene zal een tweede gemeente voor hem zorgen, hem balsemen met de zuiverste honing. 821 9. Woord, nu geopend, als vleug’len van de wind, als hoop van zijn glorie. 10. Oh leidt degenen van uw woord die uw geheimenissen bewaren, naar het jonge luisteren. Laat mij uw waarheid bewandelen. 11. Uw woord is mijn gids, en stromen komen voort. Uw woord druipende van honing, mijn handen druipen. 12. Uw machtige golven sleurden ons door diepe dalen heen. Het bloed heeft deuren geopend. 13. U heeft mij gebracht tot een bitter land, gaf mij bittere vruchten te eten. Ik leerde de hemel verstaan, mijn wonden zijn bitter. 14. Hebt gij al gegeten van het bittere ? Ik heb ontdekt dat de wegen van het leven en het geluk allen leiden tot de dood. 15. Maar zalig zijn zij die met de hemel sterven. En ik vond een graf bitterder dan de dood, en ik vond haar op een steenworp afstand van de hemel. En haar kussen waren zoet, maar ze smaakten bitter. 16. En U gaf mij sleutelen tot nieuwe liederen, en zij waren bitter en zoet. En ik was bevreesd voor de woede, want het brandde alles weg, maar U gaf mij zoete woede. 17. U heeft mij gebracht tot een bitter land, gaf mij bittere vruchten te eten, maar in mijn buik werd alles zoet. En U gaf mij zoete wraak. Hij gaf mij een nieuw lied, om heersers te binden, en om grootbezitters tot onderwerping te brengen. 18. Ja, buigt nu allen tot de hemel, die woont op de liederen van het tweede. 19. U leidde mij tot een bitter land, mijn wonden zijn bitter. Ja, bittere graven geeft Hij, totdat de nachtvlinder oprijst. Met mijn hoofd in bijennesten raakte mijn tong het zoete, ja, om eeuwig in u te sterven, totdat de nachtvlinder oprijst.

20. Zalig zijn zij die zien wat de hemel ziet. Leid mij tot een nieuw land, doe honing neerdalen op uw volk. 21. U bracht mij tot een bitter land, en de nachtvlinder ging mij voor, en bracht mij nieuwe vleugelen, om heidenen te slaan. 22. Ja, zwaar tuchtigt U hen die de afgoden volgen. U gaf mij een nieuw lied, en liet de wateren dalen. 23. Vernedert u dan voor de hemel, en wast uw gezicht. Weent dan om hen die overmatig lachen. En weest vederlicht in zoete wraak, opdat zij uw vlees niet eten en uw wonden niet bloot zien staan. 24. Aanvaard het lijden en het ijs dat zij brengen als een geschenk des hemels, opdat hemelse wateren zullen vloeien van de wonden, en gij het zoete zult zien. 25. Veelvuldig heb ik naar u uitgekeken in mijn afgrond, terwijl U als een rivier brulde en bruiste in de verte. Daar waar de uwen samenkomen, daar heb ik uw stem gehoord. 26. Geeft mij de vleugelen des hemels en de sleutels van het paradijs. Ik zal wederom binnengaan, zoals ik dat deed voorheen. 27. Ik heb de sleutelen van Uw Woord. Uw dienstknechten hebben geheimenissen gesproken. 28. Verdrukkers verbrijzelt U tegen uw gesteente. Nu zijn wij dan gekomen, tot de gebergten van de hemelen. 29. Ik vlieg hoog, op de vleugels van de hemel. 30. U bracht mij tot de dikke honing van de hemelen. Gij hebt mij gevormd en gewrocht in het verborgene, gehuld in uw geheimenissen. 31. De beesten van mijn ziel hebt gij onderworpen. Ja, steeds zal ik tot U wederkeren. 32. Laten uw woorden en gedachten mij leiden. 822 33. Morgen is er ijs, de prijs van de herfst, de winter komt. 12. Visser van de hemel 1. Wie mag naad'ren tot uw tent, Alleen wie de volharding kent. Zij die in de arena hebben gestreden, en niet blindelings vertrouwen, zullen uw vesting bouwen. 2. Wie mag op uw berg gaan, Hij wie in de arena heeft gestaan, Niet in overmoedig vertrouwen, Maar alle dingen heeft onderzocht, IJverig het werk gewrocht. 3. Wie mag er komen tot uw tent, Hij die zich op de hemel heeft afgestemd, Niet op de ijd'le dingen der aarde, Niet op het tijd'lijke zonder waarde 4. Wie mag er komen tot uw rivier, Hij die niet leeft voor slechts plezier, Maar in het leren een liefde heeft, En voor de gedachte te zondigen beeft. 5. Visser van de hemel is hij, Die mindert bij alles wat hij doet en neemt, Sober zijn woning geleemd. 13. Wie zal aan vijand's hand ontkomen 1. De vijand gaat woest tekeer als een brullend beest,

De vijand roept : vertrouw, vertrouw, Maar ik zeg : strijd en bouw, Wie zal dan aan de vijand ontkomen, die komt met zulk bedrieglijk licht, Slechts hij die zal roepen : ontwaak, ontwaak, Slechts hij die wacht op 't hemels zicht 2. Oh u naar wie ik luister, al strijd ik in het duister, uw hemelse geschrift doorzocht, heb ik zond' en leugen overmocht 2. Wie zal aan vijand's hand ontkomen, Zij die de strijd vereerd, Niet de hand onnozel strelend, Niet met de steekpenning heeft gehoereerd 3. Wie zal aan vijand's hand ontkomen, Hij die zich op rechte paden begeefd, Zich niet met de zondaar verweefd. 4. In de wildernis, in 't woud, is een pad voor wie het volhoudt, een pad van stilte, honger, duisternis, een smal, eng pad vol hindernis 5. In de wildernis, in 't woud, schuilt wie niet op zijn zekerheden bouwt, altijd op zijn hoede is 6. Zijn oog priemt door de wildernis, altijd op zoek naar hogere kennis, Daar in 't wilde woeste woud, Waar de mens zich aan nergens meer vasthoudt 14. In de diepte van de duisternis 1. In de diepte van de duisternis, Heb ik op u gewacht, Niet voor mijn tijd gesproken, Niet onrechtmatig gewroken, Maar standvastig in uw heil, doe ik uw wil en blijf ik stil 3. In 't diepste van het duister, zond u mij uw hemelse kracht, bracht u mij naar de hemelse woonplaats, opgenomen door het lijden, oh laat mij toch uw dienstknecht zijn 15. Psalm van de oorlogshemel 1. Welzalig de man die de natuur is ingegaan, die zich heeft ontbloot, alles achtergelaten 2. Welzalig de man die tegen het woeste beest strijdt, en zijn vader en moeder niet in herinnering heeft, maar de dingen zoekt van de andere wereld 3. Ze roept hem vanaf de bergen, De rivier van vergetelheid is zijn droom, kruizende met de rivier van tederheid, waaraan de hemelse woonplaats ligt 4. Ik sterk mijzelf met Uw Woord, maar ik word steeds zwakker Hoe lang zult gij mij nog verdrijven ? Ik zing U een lied, maar Gij lijkt niet te horen, Ik strek mij uit tot U, maar gij lijkt de onbereikbare 5. U geeft geen gehoor aan mijn geroep, Meedogenloos lijkt Gij. Kom toch in mijn hart, Ik wil van U leren. 6. Mijn leven glijdt aan mij voorbij, Doe mij toch niet doelloos zwerven. 823

U bent mijn Kracht en Heil, U bent mijn Levensbron. 7. De boosdoeners zullen zwaar gestrafd worden. Zij dwalen rond, en laten ook anderen dwalen. Neen. De waarheid is in hen niet, slechts leugen. 8. Hun trotse borsten zullen neergeveld worden op de dag dat U zal wederkeren. 9. En velen zullen tot haar roepen, en zij zal niet luisteren. Ziet, zij is de oorlogshemel, en ieder mens is haar vijand. 10. Zij vist de volkeren op in hun verderf. Zij is de vissershemel. Het verderf is van de heuvelen gekomen, en zij dromen slechts. 11. In haar slachtnetten vangt zij hen en sleept hen mee. In de rivier trok zij hen voort. Zij is als de stal die het vee bedekt, en hierin zijn zeker tekenen voor hen die begrijpen. 12. In de duisternis slaat zij de mens met de honger en de pest, want ziet, zij zijn haar vijanden. In haar hol brult zij, en geeft de mens over aan verdwazing. Zij maken henzelf verlossers om aan haar wraak te ontkomen. Maar zij dompelt hen in een diepe doodsslaap waarvan zij nooit meer zullen ontwaken. 13. En wanneer zij jaagt, jaagt zij voor haar welpen, En zij overweldige haar prooi in hun slaap, opdat zij in hun worsteling niet aan haar ontkomen. 14. Het volk heeft tegen u gezondigd. Gij bent de verwoester en brengt de pest, want zij hebben muren tegen u gebouwd. Ja, u zal hun muren afbreken. 824 15. Verwoesten zult gij de zondaar, U doet zijn muren instorten. Verwoesten zult gij de naam van de zondaar. Met hem zal niet gerekend worden, en hij zal vergeten worden. 16. Langs het riet staat U, U bent de grote kennis, Tot ontwaking, tot vermindering Uit de kom van het rode geeft U. 16. IJdelheid in de wind 1. De hemelen zijn geopend, waaruit water stroomt, om de verborgenen op te nemen. Zij zijn de weggedrevenen, en zij zijn gevlucht, vanwege de leugens. 2. De rivier is breed en meedogenloos, Een pijl doorboort mijn rug, Ik zink weg in de rivier, De dageraad ligt verborgen. 3. Het is koud hier, Ik heb geen klederen om mij te warmen, En ik ben weggerend van dat wat hen allen zal verslinden. 4. Ik ben maar een arme, Ik heb geen bezit, Ik rende tot het bos, Ik zag de steden afbrokkelen. 5. Dat waaraan zij zich warmen, zal hen weldra verslinden. 6. Zij willen het niet horen, en ik spreek niet meer.

Zij lachen, opdat ze kunnen geloven dat ze iets hebben, Maar ze hebben niks meer, Slechts ijdelheid in de wind. 7. Iedereen draait maar in cirkels, Ze zijn aangestoken door iets vreemds, En het vreemde liegt tot hen. 8. Nu ben ik in het woud, Waar de rover loert, Zij verscheurden mij 9. Waarom sterft het geluid in de duisternis, Waarom leidt kou mij altijd weg, Bezit is maar tijdelijk 10. De grootbezitters zijn hun eigen prooi, beesten die zichzelf verslinden 11. Groot bezit is een bedrieger, slechts bloesem, groeiende in het water 12. De kou leidt veel verder, tot de velden der waarheden achter de leugens. 13. Je kunt alleen maar zaaien, opdat zij dromen zullen dromen … 17. Een boot verloren aan de kust 1. Deze golven zijn woest. Ik spoel aan op een eiland. Ik wrijf het water uit mijn ogen, en zie een nieuwe wereld. Het oude is voorbijgegaan. 2. De mens is totaal blind in de duisternis, en de blinden geleiden de blinden, 825 Men is totaal ziek in de duisternis 3. Hier lijken alle wegen te stoppen, je kunt alleen nog naar beneden kijken, je kunt hier alleen nog verder dromen en verder verzinnen, want er komt niks meer bij 4. Hier is alles gestopt, Hierop moeten wij onze wereld bouwen 5. De meningen zijn verdeeld, de markten worden gebouwd, hier dobbelt men, hier doet men een gooi en een gok, hier kroont de dwaas zichzelf, met de kroon van waanzin 6. Ik hang tussen bed en boot, tussen bed en land. Ik kan alles zien, als in een hemels gezicht, de hemel gekomen, terwijl ik tussen bed en wildernis hang 7. Hij hoort de stem maar verstaat het niet, hij slaat zichzelf maar treft niet, als hij steekt is het altijd de ander, de kroon van verwarring doet hem stotteren, hij is naar zichzelf op jacht, hij zoekt naar zichzelf in de boeken, de boeken van de duisternis 8. Deze jongen heeft bloesem in zijn haren, en een wildernis pad ligt voor hem, wat halverwege ophoudt te bestaan, want dan is hier niets dan wildernis, geen paden meer 9. Hij moet zelf zijn weg vinden, waar ben ik nu ? Vraagtekens in de duisternis, wachtende op een nieuwe dag, die maar nooit schijnt te komen,

dromen aan stukken gereten 10. Deze jongen heeft bloesem in zijn haren, maar een harde steen in zijn hand, waarin teksten onverbiddelijk zijn gegraveerd, dromen aan stukken gereten, en dan vaagt het weg, de morgen is gekomen, nu moet je zelf je weg vinden 11. Ik draai de stenen om, het zijn liederen, dan draai ik ze weer terug 12. Stormen in de nacht teisteren mijn gedachten, Een eiland heb ik hier niet gezien, het pad van de kennis breekt hier af, nu moet je zelf je weg vinden 13. Een boot verloren aan de kust, stukgeslagen in de woeste golven, altijd oorlog in hun hoofden, altijd veren aan hun pijl en bogen, om boven elkaar uit te stijgen, weten alles beter, boven alle goden 14. Een jongen speelt aan het strand, dan sleurt een golf hem mee, vader en moeder in grote paniek, nee, dat moet gevierd worden, het was niet zo'n beste, droevige en blije mensen, de maskers vertellen verhalen, dood is hij meer waard, een standbeeld op de haard 15. Soms horen zij het beeld spreken, Soms horen zij het beeld preken, Het jongetje is nog steeds een deel van het gezin, Het jongetje breekt nog steeds bij hen in, maar hij woont nu in de zee, op een eiland zo ver 826 16. Hoor je de golven van verre komen, zij bulderen woest, om dromen kapot te rijten, om het hart van een verloren kind te laten zien 17. Nee, hier zijn de kinderen wezen, vaders en moeders slechts maskers van een markt, Het kind ontsnapte op een mooie dag, door een golf gegrepen 18. Het druppelt in mij 1. Het is hier stil, het water druppelt, ik kan mezelf horen denken, verder is de wildernis hier dor en droog, ik ben in een grot of hol, waar iets druppelt, en ik hoor mezelf denken, zie mezelf dromen, gelukkig kan ik nog dromen, van een nieuwe dag, en omdat het waarde heeft is het waar 2. En dan steekt zij, het verleden, en druppelt er bloed, en ik hoor mezelf niet meer, en droom niet meer, of is dit een nachtmerrie ? 3. En zij weeft een nieuwe wereld in mij, bloesem kleding, zo zacht gewoven, Mijn voeten zijn bloot, Mijn voeten zijn vuil door het staan en lopen op aarde en modder, en zij bloeden, maar zij weeft een nieuwe wereld in mij

4. Zij weet de weg, waar anderen het niet meer weten, of alleen maar denken te weten, en ik droom slechts, het vaagt zo weer weg, en dan ben ik weer in dorre, droge wildernis, waar water alleen druppelt, en soms bloed 19. Psalm van Buli 1. U bent de almachtige, de enige ware, U hebt geen kinderen. 5. Het druppelt honing in mijn hoofd, gemengd met water en bloed, Het komt niet van bloemen, maar van mijn verleden 6. Mijn bed is een boot, en een hangmat, Mijn hart is een kinderhart en verwond, allen verzinnen zij hun verhalen over mij 7. Zou een mens dan niet vragen hoe het met mij gaat ? Ze zien mij niet, ik ben weg, ze weten niet eens dat ik besta. Hoeveel tochten zou ik gemaakt hebben door dit gebied ? 8. Dan druppelt het weer bloed in mij, naast het druppelen van water en honing, een zoete smaak in de mond, en dan kan ik weer ademen 9. Het steekt, ja, het steekt, Het breekt, ja, het breekt, en alles druppelt slechts 10. Hoop voor morgen, wanneer je de bootjes ziet komen, Ja, hoop voor morgen als ze je dan meenemen, Hoop voor de morgen, Hoop voor de duisternis, Hoop voor alle schemeringen, hier heb ik op gewacht, Zijn het niet allemaal hemelse liederen ? 827 2. U haat de zonde, en de valse goden die de mensen hebben gemaakt. 3. Wandel niet op het pad van de zondaren, en eet niet met hen. 4. Heb geen afgoden voor haar aangezicht. 5. Kom dan tot haar en laat u leiden. Zij is de naam boven alle naam. Laat u niet afleiden tot andere goden. 6. Zij vervloekt de draaisels en afgoden van de mens. Dit is een boos geslacht. Zij is de natuur. 7. Gij kent de natuur niet, daarom : volgt haar. De afgoden zijn ijdelheid. Gij hebt gehoord dat er is gezegd : God heeft kinderen. Maar zij heeft geen kinderen. Laat niemand u bedriegen. 8. Zij heeft de hemelen en de aarde geschapen. Zij heeft moeders en kinderen geschapen. Maar zij is zelf geen moeder. Zij is de natuur en het leven. Zij is de eeuwige. 9. Een man genaamd Abraham kwam tot mij, en hij hoorde mijn stem, terwijl zijn tijdgenoten luisterden naar de stem van zonde. 10. Uw almachtige is naijverig. Uw almachtige eist totale gehoorzaamheid en overgave. Uw almachtige haat de zonde. Uw almachtige haat de leugen. En de leugen is groot op aarde.

11. Ziet, men zondigt, en men denkt dat men zo de almachtige dient. Men zondigt, en denkt dat men de almachtige hoort. 12. Ik leidde Abraham door de wildernis tot een nieuwe woonplaats. Ik maakte hem tot mijn profeet, maar mensen verdraaiden zijn woorden. 13. Hoort daarom, luistert daarom goed. Bent gij een Abrahamiet ? Dan kunt gij tot het volk van Buli komen. 14. Buli is een ondoordringbaar geheim. 15. Niemand kent Buli, nee, niet één. En allen denken zij de almachtige te kennen in hun zonde. 16. De mens is zeer betweterig en stijfnekkig. Zoveel afgoden hebben zij gemaakt en zoveel religies, en een ieder weet het beter dan de ander. 17. Zo gaan zij ten onder. Zij kennen de ware almachtige niet. Zij kennen Buli niet, en haten haar. Daarom rust de wraak van Buli op de aarde. 4. Maar dit volk heeft zijn ogen niet geofferd, want hun ogen volgen met lust de zonde. Daarom zal Buli met wraak komen tot de aarde. 5. Buiten Buli sterft de mens in zonde. De mens gaat ten onder in zijn grootspraak. Zo hebben zij vele goden verzonnen, en hoereren met deze goden. 6. Weet gij het dan beter dan de almachtige, en beter dan uw naaste, terwijl gij in zonde leeft ? 7. Ziet, gij liegt, want gij volgt de goden van de aarde, allemaal voor macht, eer en aanzien. Deze goden zijn u van geslacht tot geslacht overgedragen. 8. Nee, Buli weet het. Maar u bedriegt uzelf, en loopt hoog te pronken in uw uitheemse gewaden. Pronkzuchtige mensen bent gij, en het is allemaal ijdelheid. 9. Hoog woont zij boven de andere goden. Hoog woont zij boven de verzinsels van mensen. Hoog woont zij boven hun waanzucht, hun pronkzucht. 10. Altijd weet dit geslacht het beter. Doet dan al uw valse afgoden weg, want zij hebben u op het verkeerde pad geleid. 20. Oorlogspsalm van Buli 1. Ik bracht Abraham tot een veld van schapen, en Ik sprak tot hem : Leid deze schapen, want zij hebben geen herder. 2. En ik voedde Abraham op in wijsheid en verstand. En hij vocht tegen leeuwen, beren en wolven. 3. En hij bouwde een nederzetting in de wildernis, de nederzetting van Buli. En hij offerde zichzelf, zijn oren en zijn lippen. 828 11. Een waanzucht heerst er op aarde. Kijk naar hun paarden en ruiters. Kijk naar hun gepronk en gelonk. 12. Oh, stijfkoppig volk, met zoveel afgoden op de lippen, en zo hoereren zij. Nooit hebben zij rust in het bevredigen van hun lusten, want zij zijn nooit verzadigd. 13. Alles wat zij doen is achteloos en ijdel. Zij bedriegen elkaar overal. Doet daarom de afgoden uit uw harten weg. 14. Ik sprak Mijn woorden, en de hemelen ontstonden. En de hemelen waren woest en duister,

en er moest veel werk gedaan worden. 15. Daarom is mijn naam oorlog. Mijn naam is slacht. En de mens op aarde streed niet tegen het kwaad, maar ze streden tegen elkaar. 16. En de mens gaf namen aan zijn goden. En zij werden dik op hun droesem, zodat ze niet meer werkten. En zij namen steekpenningen aan om te liegen. 17. En groot bedrog heerste op de aarde. Daarom bezocht Ik de aarde in toorn. 6. Je kunt ze herkennen aan dat het altijd weer om aards geld draait, vlees, macht en aanzien. Maar Buli heeft de nederigheid lief. Buli verafschuwd de hoogmoed. Zij keren nooit weder. 7. Buli's ogen gaan over de aarde om te zoeken wie haar volgen, maar zij vind niemand. Allen zijn zij afgeweken. 8. En sommigen onder u zeggen : maar god is een man. Zij dwalen. Ik heb de man niet als god geschapen. 9. Er is tegen u gezegd dat gij het hemelse geestelijke moet ontvangen, maar Ik zeg u : gij moet de laatste ontvangen. 21. Buli heeft de nederigheid lief 1. Ik strijd in het hemelse leger tegen de zonde. 2. Vele goden hebben ze aanvaard, maar Mij hebben ze niet aanvaard. 3. Zij zijn lui en lauw geworden, onverschillig naar de waarheid. De mens is ijdel en eerzuchtig. 4. Koop daarom van mij het hemelse woord, niet met aards geld, maar met een luisterend oor. De aarde kan dit woord niet verstaan. Alleen de hemel kan het openbaren. 5. Buli is de waarheid voor wie de waarheid liefhebben. Zij die de waarheid niet liefhebben komen bij andere goden terecht, om elkaar te bedriegen. 22. Liefdesnetten 1 Zij zijn al dood en weten het niet, Hier is waar de eenzijdigheid toe leidt, Zij dragen het bewustzijn maar het is afgeleid, Dragen het geweten, maar het is vergaan, in zichzelf zijn zij verdronken. 2. Zij zijn al dood, maar hebben het nog niet gehoord, Zij zijn doof en blind, zonder gevoel en liefde, Het is koud geworden in hun hart, Zij hebben niets. 3. Zij zijn al dood, maar zij werken nog, 829

IJverig dag aan dag, glijden zij langs alles heen, als een vis. De hemelse visser is liefde. Haar oordelen zijn waarachtig. Zij houdt van de hemelse visserij, maar haat de zonde. 4. Levende zijn zij dood, In hun groot bezit zijn zij arm, Ziet, zij zijn lauw, altijd halfslachtig zijn zij. 4. In haar liefdesnetten neemt zij hen op, Hier raken zij verstrikt. Hier kunnen zij niet verder, en de liefdesnetten trekken hen voort. Deze dagen zijn geweest. 5 Zij dragen een bewustzijn dat er niet is, Zij zijn in zichzelf vergaan. Hier worden de doden opgenomen. Zij dragen een geweten dat niet ademt. Levende zijn zij al dood, Hier is waar de eenzijdigheid toe leidt. 5. Omdat zij halfhartig zijn, is hun verstand afgeleid, in haar netten verstrikt geraakt, waar de leugen ten onder gaat, alles stroomt. 6. Alles stroomt door, De morgen bereiken zij niet, In duisternis gaan zij ten onder, Dat is waar de leugen leidt. 7. Achter netten zijn zij, Niet hoorbaar, niet verstaanbaar, Niet zichtbaar, niet voelbaar, Achter netten zijn zij, Zij kunnen ons niet horen of zien 8. Wij zijn in de dromen van de hemelse visser, Zij weeft een nieuwe aarde, De vissen in de zee, of in haar netten. 23. De vissen van Buli 1. Ze leven in hun eigen enge wereldje, Ze kijken niet verder dan het net waarin ze zijn, Ze hebben geen overzicht 2. Haar adem is als de zee, Zij is de hemelse rivieren, Zij trekt de vissen met haar mee 3. De morgen zullen zij nooit bereiken, In grote duisternis leven zij, Hen van de eenzijdigheid, als vissen zijn zij. 830 24. De druppels van Buli 1. Deze vissen van de zee, zo trots in hun selectiviteit, In eenzijdigheid zijn zij ten onder gegaan. 2. De oordelen van de hemelse visser zijn waarachtig en welaangemeten. Over zeeen heeft zij haar netten uitgeworpen, Zij houdt van de hemelse visserij, maar de zonde haat zij. 3. De leugen haat zij. Haar stem is als de donder. In het donkere beschermt zij haar kinderen en voedt

hen op. In de hemelse visserij voedt zij hen op. 4. Zij gaat niet achter de massa’s aan. Zij is geen meeloper. Het is haar niet om aandacht en eer te doen. Zij is de hemelse visser. 5. Zij werpt de netten in de duisternis, terwijl vissen ten onder gaande in de trots van hun veeleisendheid. 6. Zij weten niks, maar pretenderen te weten. Zij zijn de stilstand van de zee. 7. In de opgeblazenheid van hun kieskeurige verstand gaan ze de ondergang tegemoet, als vissen naar adem happende op het droge, omdat ze het donkere niet wilden zien. 8. En ik zag de aardse vrouw als een groot kwaad. Haar wegen leidende tot de dood. Zalig zijn zij wie in de hemelse visser hun weg vinden. 9. Weest niet meer hoog verheven boven allen. Schenk aandacht aan het geheel, niet alleen aan uzelf en de uwen. 10. En ik zag een ander groot kwaad : de lauwen. Zij zijn allen de stilstand van de zee, want zij waren harteloos. Zij worden slechts voortgedreven door de golven van de zee, en door de netten. 11. Zij die leven in hun eigen enge wereld zijn slechts vissen, vissen in de zee, als druppels op de huid van de hemelse visser. 25. Jachtspsalm van Buli 1. Klagende aardse vrouwen, klagende om aandacht voor hun veeleisendheid, als druppels druipende over haar donkere huid. 2. Klagende aardse vrouwen, zuchtend om aandacht voor hun superioriteit, superieur in denken, in doen en laten, slechts eenzijdigheid. 3. Zij is de oceaan, haar baarmoeder de rivieren, haar roep doorklinkt door de netten. 4. Het kind wordt in de rivier geworpen om te leren zwemmen 5. De hemelse visser voedt mij van haar borsten, zij doet mij ontwaken tot de strijd. 6. Zij dromen niet, zij lijden niet. Zij hebben werk. Naakt staan zij in de rivieren. De vromen zijn sterker dan de veeleisenden. 7. Is de waarheid dan geen hemelse visser ? Ik doorboor die leugens. Het is niet mijn pijn, maar mijn werk. 8. Zij is de hemelse visser, opgetooid met vissengraten. Doorboren zal ik die hooghartigheid, het kwaad en het spreken van leugens. Doorboren zal ik ze, met hun eigen graten 9. Door de duisternis kom ik tot haar, waar water tot bloed wordt, mijn tent vol met graten 10. Doorboren zal ik al die leugen gedachten, al die leugens. Ik rust mij toe tot het visserswerk. Het is geen strijd, maar werk. Zij kan geen leugenaars 831

zien. aan, de komende dood. Op haar wanden is het gratenschrift. 11. In haar grot is zij is naakt, waar zij de voorhangsels weeft, want dit is niet voor de zwijnen. Ik rust mij toe tot de jacht, haar voorhangsel gedoopt in bloed. 7. Het is niet mijn pijn, maar het visserswerk, en zij vist ook op mij. Zij is naar mij op jacht, en zij is slager, de leugen moet sterven 26. Visserspsalm van Buli 1. Zij staat aan de kant van de rivier, Haar vissersspeer uitgestoken, met hun eigen graten doorboort zij hen, in de diepe duisternis. 2. Vissers in de duisternis zijn zij, met duistere netten, want hun leugens moeten sterven. 3. Hang hen aan rekken, die leugens, laat hen leegbloeden, Vliegen op biefstuk en ham, kondigen hun dood aan, vechten om hun lijken 4. De hemelse visser waakt, zij staat in de rivier, waar het water van haar lijf drupt, waar water in bloed verandert 5. Haar lichaam is vuil door werk in het oerwoud, in bloed wordt zij gewassen Waarom strijden de vijanden ? Waarom woelen de volkeren ? Waarom proberen ze haar banden te verbreken ? Tevergeefs, want zij trekt de banden aan, waar water in bloed verandert, waar zij ten onder gaan in ijdelheid 6. Vliegenplagen kondigen bloed en ballingschap 832 8. Het is haar om de waarheid te doen, het hemelse woord ligt op haar tong, als een gifpijl in de jacht 9. De waarheid verspilt ze niet aan de zwijnen, zij houdt de speer op hen gericht, en spreekt tot hen in gratentaal. 10. Dit kamp is gebouwd van graten, met graten hebben ze zich uitgedost, doodsbeenderen liggen overal, vanwege de macht van het stille 11. Kent gij dan de macht van het visnet ? Ziet, zij is een werktuig van de hemelse visser, en wanneer zij in haar netten verstrikt raken, sterft dan niet de leugen ? 12. Waarom zoudt gij dan beweren de hemelse visser niet nodig te hebben ?Aan haar speer sterven zij, om u op te voeden. 13. Zoudt gij dan niet deze dingen aanvaarden, opdat gij zult naderen tot haar kamp, opdat het dons uw schaamte bedekt ? 14. Waar een schedel op een paal van het geheim spreekt, daar kunnen zwijnen niet toe naderen 15. Zoudt gij dan niet het visnet in uw harten ontvangen, opdat gij aan de leugen afsterft ? 16. De schedel op de paal spreekt hierover. Gij moet minder worden, opdat gij tot het hemel opgenomen wordt, daarom mag gij het visnet niet laag achten.

17. De hemelse visser neemt de vissen op in haar netten als ongeborenen, en geeft hen geboorte. 9. Grote slachtingen verricht zij in de steden, en neemt vele krijgsgevangenen mede. 10. Zalig de rechtvaardigen, want zij zullen wederomgeboren worden in Haar moederschoot. 11. Maar een storm zal Zij uitzenden tot hen die Haar niet vrezen. 27. Oorlogspsalm tegen de grote stad 1. De oorlogshemel is verheven boven alles. Zij woont boven Haar schepping en voert oorlog. 2. Zij voert oorlog in gerechtigheid. Zij stelt onrechtvaardige meesters over hen die onrechtvaardig zijn. 3. Ja, zij heeft Haar afvallige volk overgeleverd aan hun vijanden. 4. Haar genade is over hen niet, want zij zijn lui en hebben haar verworpen. 5. Daarom heeft Zij hen overgeleverd aan bedrog. Aan hun lusten zijn zij overgeleverd, nu zij Haar hebben verworpen. 6. Zij vrezen Haar niet. Daarom is Haar spot over hen. Zij heeft hen verlaten en zal Haarzelf niet laten vinden. Ondoorgrondelijk zijn Haar wegen. 7. In diepe duisternis leeft zij, in de dieptes van de wildernis, waar Zij woont tussen de wilde beesten. Wilde beesten zal zij zenden tot wie Haar niet vrezen, en tot hen die Haar haten. 8. Haar speer is tegen hen die Haar haten. Grote slachtingen richt Zij aan in Haar toorn. 12. En de grond zal vruchtbaar zijn door het bloed van de vijanden, en daarop zal Haar tent opgericht worden. 13. En zij zal Haarzelf voorbereiden op de hemelse jacht, en Zij zal het loon herstellen. 14. Zo zal er een dag zijn tegen allen die Haar niet vrezen. 15. En Zij zal neerhalen alle afgoden die zij hebben gemaakt. 16. Haar Woord zal regeren op aarde, en zal sterken neerhalen. Zij die Haar volgen zullen vermeerderen in kennis, en zij zullen de aarde oordelen. 17. Zij zullen anders zijn dan de anderen, en zij zullen de afvalligheid streng veroordelen. 18. Zij zullen oproepen tot bekering, en zij zullen in grote afzondering leven. 19. Zij zullen in duisternis naar Haar zoeken. 20. Bedrog op bedrog geeft Zij hen die bedriegen. 21. Haar legers zijn in oorlog tegen de grote stad. Langzaam zal zij het veranderen. 22. Zij die haar haten hebben vele afgoden. 28. Psalm van de wilde rode bloemen 1. De vijand is als een stok en een gesel in haar 833

hand. Zij spaart de roede niet. 2. Kus de roede, opdat gij niet valle. Houdt u vast aan Haar gesel, opdat Zij u niet zal verwijderen. 3. Komt dan tot de stilte, waar gij hemelse gebeden zult vinden. 4. In het gevecht tegen het grote beest heeft Zij een speer met een haak eraan. Het woord van het beest wringt zij uit, opdat het ter aarde valt. Maar het zaad zal geen wortel schieten. 5. Haar kamp is omringd met rode netelstruiken. De rode brandnetels tuchtigen Haar kinderen en bedreigen hen, opdat zij niet zullen wijken van Haar kamp. 6. Haar rode netelstruiken zijn streng en wreed. Ook moedigen zij de oorlog en de jacht aan. Door de rode netelstruiken worden Haar kinderen wederomgeboren. 7. De wilde rode bloemen voeden Haar kinderen op. 8. Zij moedigen hen aan om tot de duisternis te gaan. 9. De vaardigheden van schepping en herschepping zijn in Haar hand. 10. Zij schept door vernietiging, door de strijd tegen de leugen. 11. Zij schept door Haar Woord, en Zij woont ver boven alle goden. 12. Zo leven dan velen in verwennerij, om zo niet in de oorlog mee te strijden. De toorn van de hemel zal groot zijn over hen. 13. Velen gebruiken het Woord voor verwennerij, en zij zullen struikelen. 14. Ver verheven boven alles is de Allerhoogste. Niemand kan tot Haar naderen dan door het bloed van de vijand. 834 15. Zij bewapent haar leger met het bot van de vijand. 16. Zij zendt Haar winden en stormen van duisternis uit. 29. Het Woord is kennis 1. Wees dan vol kennis, Hoort dan deze woorden, Haar tent heeft vele voorhangsels waarlangs gij zult gaan om Haar te vinden. 2. Zij heeft uw gebed gehoord en heeft Haar tienduizenden gezonden, om u die hongert om gerechtigheid tot kennis op te voeden. 3. Ja, Zij zal weldra de bedekking van uw hoofd afdoen, opdat gij het hemelse gezicht zult zien. 4. Wees dan vol kennis, opdat het Woord niet tegen u in zal komen. 5. Alleen zij die de kennis van Haar hebben ontvangen kunnen het Woord verstaan. De dwazen echter worden misleid. Zij worden bestuurd door de verderfelijke. 6. Gij kunt Haar niet door uiterlijkheden en vormen dienen. 7. Zijn de innerlijke dingen dan niet belangrijker ? Want zonder hand kunt gij leven, maar kunt gij leven zonder hart ? 8. Keer dan terug tot de verborgenheden van Haar. Houd u niet bezig met uiterlijkheden en

letterlijkheden waarover de toorn van Haar komt. 9. Want zij die deze dingen bedrijven zullen door Haar worden veranderd in zwijnen. 10. Hoe zijt gij er toe gekomen uw verstand te vertrouwen en het Woord eigenmachtig uit te leggen ? 11. Is het hart dat Haar dient dan niet meer dan het verstand dat u doet dwalen ? Want zonder verstand kunt gij leven, maar niet zonder het hart en de binnenste organen die Zij u heeft gegeven. 12. Gij dan hebt gehoord over een hemelse oorlog, maar gij hebt dit veelal verkeerd begrepen. De hemelse oorlog is tegen uzelf, tegen uw ongehoorzaamheid en uw zonde. 13. Die hemelse oorlog is in het binnenste en niet in uiterlijkheden. Want wat heeft u eraan als u de mens onderwerpt en zo uzelf daaraan verliest ? 14. Ziet, Zij wil u de gehoorzaamheid geven, om een ware gehoorzame te zijn die hemelse oorlog voert tegen het kwaad. 15. Zo is er dan geen strijd tegen vlees en bloed, maar tegen het kwaad en zijn handlangers die in het geestelijke wonen. 16. Zij die het Woord te letterlijk uitleggen hebben de kennis van Haar verloochend. 17. Verslinden zal zij al die haar haten en haar geboden hebben verworpen. 18. En gehoorzamen over de hele wereld zullen zich richten tot het gezicht van Haar. En Zij zal grote bronnen van Haar macht op aarde openen. 19. En Zij zal genoemd worden de Jaagster. En het Woord zal de aarde tot sieraad strekken. 20. En geen hemelse vrouw zal nog onderdrukt worden op aarde, maar Zij zal heersen. 21. En op de laatste dag zal Zij de poorten van het paradijs openen. 835 22. Laat u dan ook niet verleiden om ongehoorzaam te zijn en kennis te verachten. 23. Laat niemand u de prijs doen missen. Houd u dan vast aan de geboden van Haar, opdat gij zult leven in het land dat Zij u geven zal. Zij is Almachtig. 24. Zij is een strenge bestraffer en een jager. Zij voert oorlog op de hemelse berg tegen het kwaad en zijn boze geesten. Maar wanneer gij een getrouwe gehoorzame bent dan strijdt gij aan Haar zijde. 25. Dient dan niet de macht van het geld, die de wortel is van al het kwaad, maar dient Haar, die u in alle dingen zal zegenen. 26. Zo zult gij in de heilige oorlog de boze geesten slachten en daarvan leven. Zo zult gij een trouw jager van Haar zijn, en zij zal u zegenen. 27. Zij die soldaten worden van de macht van het geld zullen in de baarmoeder geworpen worden en tot de ongehoorzamen zonder kennis worden gerekend. 28. In de tenten van Haar hangen voorhangsels. Gaat daar doorheen en kom tot het binnenste, en ziet wie Zij werkelijk is. 29. Als Zij kennis is, zo is dan Haar Woord ook kennis. 30. Dit is uw waardige pad, en het zal u leiden tot Haar wildernis. 31. Zij voert oorlog in gerechtigheid en maakt paden in de wildernis. Wat geen oog heeft gezien bereidt Zij. Wat in geen hart is opgekomen geeft Zij. 32. Zij zalft de ogen van Haar dienstknechten, en geeft hen haar melk. Zij maakt de ogen blind van hen die Haar haten en verachten. Ja, wraak is in haar gedachten. 33. Zo heeft Zij een dag aangesteld waarop Zij alle ongehoorzamen en boosdoeners die zonder kennis zijn zal uitbannen.

34. Draag daarom deze woorden in de dieptes van uw hart, en word vol kennis. 35. Ja, het is een middel van oorlog en heilige jacht om over het kwaad en zijn boze geesten te zegevieren. 36. Neemt daarom uw wapen op, en volg Haar, de verschrikkelijke, die verschrikkelijk toornt tegen al wat zondig en ongehoorzaam is. 37. Dan zult gij de kennis van Hemelsheid ontvangen. 38. Leid het volk uit. Zij zal weldra de aarde oordelen, van gewest tot gewest. 39. Maak plaats voor Haar toorn, Zij die de werelden oordeelt. Zij zal komen om te oordelen over levenden en doden, en ook zij die aan Haar zijde strijden zal zij oordelen, en Zij zal niets ontzien. 40. Zij, die toornt hevig tegen de zonde en tegen de ongehoorzaamheid en tegen hen die deze dingen bedrijven. 41. Neemt uw messen en andere wapens dan op en strijd om in te gaan. Zij zal hen verheffen boven hen die niets doen en rusten. Dit dan zijn uw messen en andere wapens : het Woord. Dit dan zijn uw allervroomste speren en vurige pijlen. 42. Doet dan aan de kennis van Hemelsheid, opdat gij een getrouw dienaar van Haar zult zijn, en aan haar zijde strijdt. 43. Schrijft Haar woorden dan op uw hand en uw voorhoofd, want Haar Woord zij u tot een bescherming. 44. Doorzoekt haar woorden opdat gij leven vindt, en een schild. 45. Laat uw kennis u onderwijzen over de wapenrusting, en hef uw speren op. Haar Woord is diep en krachtig. 30. De zee ochtend 1. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? Hoe zullen wij opgaan tot de rivier ? Een grote stoet gaat uit de stad, om een tocht tot de zee te maken. Langs de grote rivier zijn zij. Hier spelen kinderen met manden. Zij weten nog niet wat te doen. Een vader onderricht zijn kind in tederheid. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? 2. Door het dromen kunnen we de dag niet bereiken. De dag is vergrendeld achter hoge poorten. Een kind speelt achter een hek, niet bewust van de gevaren. Een moeder onderricht teder de vader. 3. Zij gaan op naar de zee. Door het dromen wordt de dag uitgesteld. Kinderen spelen in het veld. Zij kennen de gevaren niet, zij zijn op een tocht naar de zee. 4. Hoe zullen wij komen tot de zee, Wanneer beesten de stad hebben omsingeld, en kinderen de gevaren niet kennen ? De zee houdt zich diep verscholen in de wildernis. Zee, ik wil u kennen. 5. U brengt slaap, en zoete droom. U bent het dromenzoet, strelende mijn gehemelte. Uw tederheid is wat een mens verlangt. Diep verscholen bent u. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? 6. Alleen zij die kennis hebben kunnen u volgen. Zij komen tot de diepe zee en tot de ochtendkusten. In een gezicht zijn zij. 836

7. Zoveel dromen zijn er voor ons vergrendeld. Wij spelen aan de andere kant. Wij kennen de gevaren niet. Alleen zij met kennis kennen de zee. Wij zijn omsingeld door beesten. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? 8. Een grote stoet komt uit de stad. Zij gaan tot de morgen, maar de zee kennen zij niet. 9. De ijzeren wachters gaan op tot de zee. Zij kennen geen genade, alleen loon. Zij breken poorten open, om kinderen te leiden tot de zee. 10. Kent gij het geheim van ijzer ? Het gaat uit tot de zee. Zij vergrendelen de poorten, en komen niet meer terug. Slechts eenmaal gaan zij van u weg. 31. Psalm van de herdersjongen 1. Deze bruggen zijn gemaakt van bruine bloemen, Bruggen tussen jou en mij… 2. Waar leiden ze naar toe? Als ik naar je kijk, vervaag ik, Als ik aan je denk, laat ik je wegglijden 3. Dit is hoe ik naar mijn boog grijp, Maar ik kan het nooit bereiken ... 4. Ik kan nergens bij, en ik denk dat dit nog maar het begin is, Dan merk ik dat ik huil in de bruine bloemenvelden, De echo die ik niet kan vangen, Het is te snel, Ik sterf hier, aan de kusten van rode bloemenvelden, 5. De bruine bloemen duwden me in de rivieren, Ze zijn sterk en weelderig, In de rivieren moet ik mijn brood verdienen … 837 6. Bruine bloemenvelden zijn het, deze bruggen tussen jou en mij Deze bloemen zijn bruin, Ze maakten tochten door de wind, Door weilanden en bossen, Totdat ze haar zagen ... 7. De pijl trof hem hard, Het was diep, we zagen hem vallen, Hij was toen zo dronken, 8. Hij werd geraakt door de hemelpijl, Getroffen door iets groters dan hem, Het nam hem op en het beschilderde hem, als zinkende in een oerwouds-rivier, Een donkere … 9. De pijl bracht hem over de bruggen, In de duisternis tot bruine bloemenvelden 10. Ze liep op blote voeten, hij had niet veel kleren, Maar hij gaf haar zijn leven, en ze zal weg zijn voordat hij het weet 11. Hij was een herderszoon, Harde oordelen komen van dit soort jongens 12. Ze liep op blote voeten, Niet in staat om sporen te volgen, de ochtend neemt alles weg, 13. Ik moest vergeven, maar zij vergaf niet, zakelijke glimlachen sterven altijd te vroeg 14. Heb alsjeblieft een stille stem, je weet niet wat er aan de hand is, Dit speeltje voor mij staat op het punt te breken, Hemelse werken golven altijd weg 15. Ik vond de dwaze pop, sieraden om mee te nemen,

Armbanden op de heuvel, hij weet niet wat er aan de hand is, zakelijke glimlachen zoals deze vallen altijd 16. Herdersjongen komt dichterbij, na het feest gaat zij 17. Herdersjongen, zal ze je niet nog een speeltje brengen ? Als de dag voorbij is, zie haar kijken en vallen, 18. Herdersjongen, ik vraag me af waarom deze dagen bevroren zijn, Je bent bevroren, terwijl ik langskom, Je kunt niet lopen, je staat alleen, 19. Herdersjongen, waarom heb je de leugen niet veranderd, Je verstand volgende, zoals de verwarring van de spiegelingen, Deze spiegelingen in je verstand zijn allemaal gewoon blind 20. Ik heb je hemelsheid van binnen gezien, Ik hou van je lach, Ik hou van de armoede in je ogen, eeuwige ijver uitbeeldende, 21. je hebt ervoor gezorgd dat dit ding altijd onder water gaat, Wil je me alles vertellen wat je weet, wil je me veren geven om in je stroom te komen, Of laat je me aan het eind in de steek en zeg je dat je nooit mijn vriend bent geweest. 32. De eeuwige weg 1. De donkerdere, Ik ben de schrik, 838 ik scheur je uit elkaar, want de ziel wil zich verstoppen. 2. Ik ben de bries die probeert je behoeften te vervullen, ik ben de verschrikking die je aan stukken scheurt, ik ben de schuilplaats in de donkerste duisternissen. 3. Ik ben de schrik van de ochtend, ik ben de schuilplaats van de middag, Ik ben de verschrikking, de ochtend, ik ben de leeuwin, die je aan stukken scheurt, want alles wat de ziel wil is ontsnappen, opdat het geestelijke komt 4. Ik ben de leeuwin, van een donkerdere plaats, die naar de ochtend komt, van een hogere plaats, bewaarder van de geheimen, opperhoofd van de hemel. 5. Bereid een schild tegen degenen die ons haten. 6. Toon ons de kennis om door te gaan. Breng ons naar uw Kracht, en naar de Bron der eeuwigheid, 7. Uw schild is onze schuilplaats, uw schild is onze leidraad, U bent trouw in het bewaken van ons, u bent trouw in het omringen van ons. 8. Uw Schild is een schuilplaats, Uw Schild is onze opvoeding, het zinkt dieper in ons hart om ons te onderwijzen. 9. Laat ons uw hol weer binnengaan, om ons vroom te maken. 10. Uw schild is een schuilplaats, Uw schild is een plaats van overwinning, waar onze zielen voor altijd zullen verblijven, waar onze zielen de hoogste bron zullen vinden, 11. Oh dochter van de hemel, Almachtige

Waarheid, breng ons Hoger, naar de Weg die nooit eindigt. 10. In Uw Zorg zult U naar ons zoeken, om ons van onze hoge plaatsen weg te trekken waar wij U niet dienen, 33. Psalm van overwinning 1. Dochter van de hemel, wilt gij mij naar de wildernis van genade leiden, tot de wildernis bid ik. 2. Dochter van de hemel, uw zorg zal me verbergen, deze verschrikkelijke nacht zal eindigen in een gevecht. 3. Dochter van de hemel, waar de leeuwen vechten is een nieuwe geboorte. 4. Bewaarder, leid ons verder, breng ons hoger, 5. Bewaarder van de hemel, kijk op ons neer, stort uw zorg uit, en baad ons en was ons in uw zeeën van de hemel 6. Ik ben tot de diepste onderwereld gegaan, ik ben naar de bronnen van geheime plaatsen gegaan, ik ben naar de bron van de hemel gegaan. 7. Bewaarder van de hemelen, kijk op ons neer, geef ons de vruchten van uw leven 8. Na een lange lange nacht is de ochtend aangebroken, schijnt de zon door, met de dochter van de hemel van eeuwige plaatsen. 9. Geef ons het Woord, oh dochter van de hemel, Ik weet dat u ons niet meer zult verlaten, Laat de bevelen van de hemel neerdalen. In Uw Zorg bent u nabij, in Uw Zorg zult U ons leiden. 839 In Uw Zorg heeft u ons gevonden, In Uw Zorg heeft u ons gebeten, In Uw Zorg heeft u onze hoogmoed vernietigd, In Uw Zorg zult u ons weer vinden, en in uw Zorg zult u ons weer breken, Want in Uw Zorg zult u ons verbergen, in uw zorg zult u ons leiden, om de momenten met uw zoon te koesteren. 11. Het is haar zoon die er doorheen komt, het is haar zoon die alle regels overtreedt, het is haar zoon, die naar mij en jou komt. In jouw zorg, oh dochter van de hemel, vinden we allemaal Vrede en Waarheid, In Uw Zorg, dochter van de hemel, leeuwin van Zorg, 12. zwarte leeuwin aan de wilde zeeen van de hemel, neerkijkende op ons, kijkend hoe onze rivieren wegstromen door de zwarte nacht, in je mond, tot je ochtend. Dochter van de hemel, zwarte leeuwin van Zorg, verberg u niet voor ons, probeer niet bij ons weg te komen, U leidt ons weer tot uw tent van Zorg en Genade, van Zorg en Genade zal ik u vertellen, 13. dochter van de hemel, wilde leeuwin, til me op, verberg mij in uw stroom. 14. Uw woorden glijden over mijn voeten naar mijn schouders, wassen me van binnen naar buiten, van achter naar voren, brengen me hoger. 15. Keer U niet van ons af, maar maak ons wakker. Laat ons gaan tot de weg die nooit eindigt.

16. Oh, hoe deze rivieren stromen, en hoe ze stromen van kamp tot kamp. door de traan van de hemel opent gij uw tent voor mij. Het is tijd om wakker te worden voor oorlog, maar U neemt mijn wapens weg, om me neer te leggen in pijn. 34. Psalm van de dochter des hemels 1. Dochter van de hemel, ik vraag me af wie u bent, ik ben zo lang naar u op zoek Ik groei, ik kan het niet stoppen, Ik verloor alles in de zwarte nacht 2. Dochter van de hemel, deze zorg zal stromen, Oh Verschrikkelijke, o Machtige Vreze, dochter van de hemel, heerseres van zorg, leeuwin die de eeuwigheden van genade omringd, ons lot bewaard. 3. In de nacht kom je met terreur, oh vreselijke, om ons van hoge plaatsen van hoogmoed weg te halen, om ons in zorg te wassen onder het vuil van de aarde. U bracht ons naar beneden, o Strijder, o hemel van de Dageraad, 4. U bracht ons naar beneden en U hebt ons in Uw Handen gekneed als was, 5. We waren breekbaar, terwijl U ons weer verbrijzelde, 6. U scheidde ons door Uw winden, ons toetsende. U bracht ons naar beneden, U vulde ons in, U maakte ons sterker door zwakte, U nam bezit van ons hart, om ons te doen afnemen. 7. Dochter van de hemel, Groot is Uw Naam, o hemelse, Almachtige, Groot in Oorlog, laat uw leeuwinnen ons door de wildernis leiden, ja, zelfs door de donkere afgrond. 8. Gij haalt ons genadeloos neer, onze hoogmoed en hooghartigheid verscheurende, om onze zielen op te nemen, 840 9. Uw woestijnen zijn sterk als de leeuwin, er zijn overal leeuwinnen. Ik roep uw naam, maar zwakheid neemt me weg. Uw oceanen zijn eindeloos. 10. Ik vaar in de stroom van nergens, ik heb nergens om naartoe te gaan, ik ken Uw Naam niet. Dan haalt U mij op na nachten van lijden. 11. Sta dan op om haar te dienen, want dit is uw gebod en de eeuwigheid. 12. Zij zal U leiden. Nu is ze de wilde zee en de hand van de oceaan. Ze bracht U naar de ingangen van haar tenten, waar ze u te eten gaf, en waar ze u als een moeder borstvoeding gaf. 35. Zij kent de weg 1. Wie zal er kunnen komen tot de plaats van de Schepper ? De plaats is omgeven door woeste rivieren vol met pyranhas. Ziet, zij eten de zondaren. Zij laten niks van hen heel. 2. Wie zal er kunnen komen tot het land van de Schepper ? Zie, het is omgeven door een woeste zee, vol haaien. Ziet, zij eten de zondaren en laten niets van hen heel. 3. Wie zal er dan opgaan tot de berg der allerhoogste ? In de wildernis rondom de berg zijn hyena’s en leeuwen, en op de berg zelf zijn holenleeuwen. Ziet, zij eten dan een ieder die

volhardt in het kwaad. om de doden te voeden. 4. Maar wie zal dan behouden worden ? Ziet, zij die de dochter van de hemel volgen. Zij kent de weg, zij kent het pad en de valstrikken. Hoogmoedigen en opgeblazenen zullen haar zeker niet kunnen volgen. Blind lopen zij in de val. 5. Wat als haar kind spastisch zou zijn ? Zij zou blij zijn als het vreemde haar kind zou helpen. Telkens weer kijkt zij hoe ver het kind is. Wat als haar kind geen armen zou hebben ? Zou het vreemde dan niet helpen, en zou zij het vreemde niet toestaan ? 36. Van het vreemde tot de vrede 1. Geduldig maar streng, Het spaart het kind niet, als het kind tot het vreemde moet gaan, maar blijft wel altijd achter het kind staan met haar warmte. Zij laat haar kinderen alleen in de duisternis opdat zij zelf het pad vinden, Zij leidt haar kinderen tot het vreemde. 2. Waar onoplettendheid heerst neemt zij haar kans, en sleurt zij kinderen naar haar holen, Waar zij wedergeboren worden als haar kinderen. 3. De stad is zwak in haar ogen, niet bestand tegen haar geheimen. 4. Zij leidt haar kinderen tot de geheimen van het bos, En in de nacht vaagt haar stem weg, opdat zij het vreemde zullen zoeken. Zij zendt haar kinderen als boodschappers tot het vreemde. Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hen die goed nieuws brengen. Het vreemde is een droom tussen waken en slapen, als een tussenslaap. Als de moederborsten die neervallen van de grote kerk, 841 6. Vergeet het binnennemen van de vreemdelingen niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, hemelgezondenen binnengenomen. Maar gij sprak : het vreemde heeft ons overweldigd. Zij hebben onze kampen en holen ingenomen. 7. Zij is een stille getuige van deze dingen. En gij sprak : Is het vreemde niet tot vijand geworden ? Maar gij was zelf de vijand. Hoe lieflijk zijn op de bergen dan de voeten die goed nieuws brengen ? Maar gij hebt niet willen luisteren. 8. Zij gaat altijd haar kinderen vooruit, en onderhandelt met het vreemde, maar gij hebt het niet begrepen, en jammerde en klaagde. En zij bekommerde zich er niet om. 9. Niets is geduid, ze treft bewust haar doel niet, en glijd langs hem heen om haar geheimen te bewaren. Zij ontwijkt hem, Zij blijft op een afstand, opdat er ruimte is voor groei. 10. Waarom draagt zij dan nog steeds deze glorie ? Waarom hoort zij nog steeds zijn stem ? Omdat zij nog steeds betrokken is. Zij staat nooit te ver weg. Zou het vreemde tot vrede leiden, dieper in het bos ?

Maar gij noemt het oorlog. Zij onderhandelt met het vreemde, haar kinderen begrijpen het niet. En toch moet zij moeder zijn. 19. Zij kan het je niet vertellen want ze is het vergeten door de honger, en jij bent het ook vergeten. Alleen een kind kan het weten. 11. Sta de vreemdeling toe, spreekt zij, want het kan een hemelgezondene zijn. Ik ken deze kinderen in het veld niet. Zij zijn vreemden. 12. Hoe diep moest je gaan om aan deze wereld te ontkomen ? Velen lijden om te vermeerderen, om troost te zoeken in rijkdom, roem en macht. Maar jij moest het hongerpad op om tot het hongerzaad te komen. Het hongerzaad bracht een nieuwe schepping, de andere schepping die verloren was geraakt, vergeten, uit de harten gebant. 13. Hoe diep moest je gaan om aan deze wereld te ontkomen ? Gij moet minder worden, gij moet hongeren, leren leven met het minste. Zo is er ruimte voor de andere wereld die zal komen. Zo komt gij tot het hongerzaad die zij is. 14. Het hongerpad, maar wie weet de weg ? De honger weet de weg. 15. Hoe diep moest je gaan om aan deze wereld te ontkomen ? 16. Hij staart naar de blote borsten van de honger, waarin hij sterft. 17. Hij stierf op het hongerpad, en werd ook in haar wedergeboren, en iedereen deed alsof er niets aan de hand was. 18. Hoe diep moest je gaan ? Hoe diep moest je gaan ? 842 20. Ze was sadistisch en hardvochtig, wreed, zoals je je de honger had voorgesteld. 21. Ik ben de honger loper, in een honger nachtmerrie, die gaat tot het verborgene, een groot geheim. Buiten het verborgene is niets dan misbruik. 22. Ik ben de honger loper, tussen slapen en waken, in de tussenslaap 23. Zo voerde zij oorlogen, Haar kinderen waren duur betaald … Maar is zij dan een snelle doder ? Nee, zij werkt met honger, om hen de hongerdood te doen sterven … 24. Alsmaar willen zij meer, Maar zij legt het hen uit, keer op keer … Zij is de opvoeding, Altijd wegtrekkend, Om te zien wie komt en wie gaat … Een aardring in het diepste donkerste van de psyche … 25. Ze merken het niet, zij zijn hongerend, in de honger nachtmerrie … slaapwandelaars …. Alleen zij die voldoende hadden gehongerd konden er komen, Alleen hongerenden kwamen daar, zij die klaar waren voor de dood. 26. Zij is slechts de eenzaamheid, Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hen die het goede nieuws brengen,

de honger hebben gebracht, de gulzigheid hebben verslagen … VISSEN 27. Door hoeveel besnijdenissen moet de mens heen op het hongerpad ? Zij brengt altijd scheiding … Alleen door besnijdenissen en scheidingen kom je immers … 1. De vier verbonden 1. Orion kwam in verschillende banen tot de aarde, als een levend organisme. 37. Psalm van Jawed 1. Oh hemels Woord, wij komen tot U, Overal om ons heen gebeuren vreemde dingen, maar het zijn gelijkenissen 2. Oh, hemels Woord, leidt ons, Wij hebben U ontvangen, onderwijs ons, leer ons onderscheiden, en geef ons begrip, Alles om ons heen is Uw school 3. Oh hemels Woord, leer ons naar Uw wil te handelen, U die ons oefent, Wij gaan op uw paden, ook al zijn dingen moeilijk, Het is immers Uw school, U voedt ons op ter gerechtigheid 4. In Uw Woord zien wij het, begrijpen wij het, Ja, Uw Woord geeft ons hoop, Dank U dat ik Uw Woord mag dienen 2. Maar in latere tijden wilden modernisten hier een slaatje uit slaan, en toen pas kwamen alle organisaties en markten, en zo konden ze mensen onderdrukken. 3. De oorspronkelijke Orionse natuur sloegen ze aan stukken. Zo ontstond er een barbaarse cultuur van literatuur. 4. Er kwam een scheiding tussen de geestelijken en de vleselijken. Het verschil tussen geestelijken en vleselijken is dat geestelijken werken met veranderlijke voorbeelden en vleselijken werken met vaststaande letterlijkheden. 5. Het vleselijke maakte taal stijf en onflexibel, waardoor het vastraakte en materialistisch en vleselijk werd. Ze gebruikten taal om mensen te onderdrukken, terwijl de oorspronkelijke talen bevrijdend waren. 6. Het geestelijke zorgt ervoor dat de mensen niet over de natuurgrenzen heengaan, en zo moet men geheel opnieuw leren lopen, leren spreken, na de verbrokenheid, ook geheel opnieuw leren ademen. 7. De dag dat je stopt met leren is de dag dat je stopt met leven. Wees daarom leergierig. 8. De misdaad regeert, en de misdaad is hooghartig, en heeft zich geinstitutionaliseerd, zich ingeburgerd, 843

en iedereen moet eraan geloven. 9. De geinstitutionaliseerde misdaad regeert op deze aarde buiten het paradijs, maar het is slechts mest. 10. Het oorlogsverbond moet gesteld worden onder het leerverbond, en onderworpen worden aan het werkverbond. 11. Hier worden de drie basis verbonden besproken in het verband van het toets verbond, dus vier verbonden. 12. Het toetsverbond werkt samen met het oorlogsverbond, want de vleselijke heerser moet sterven en die heerser zit in de mens zelf. 13. Dit spreekt over de ontmaskering wat gebeurt door het toetsen. De mens zal er niet aan kunnen ontkomen. Dit leidt tot de verbrokenheid. 14. Het is noodzakelijk dat er een strenge leerdiscipline is. Het toetsen wordt figuurlijk voorgesteld als het wegleiden, afzonderen, van prooi of een krijgsgevangene, figuurlijk, als het ophalen van vis uit het water, waar ook nog het spreekwoord de vis niet met de graten weggooien vandaan komt, als beeld van het toetsen en onderscheiden. 15. De mens heeft deze oude beeldspraak lopen verletterlijken, en heeft zo de ware betekenis van het toetsen verzaakt. 16. De literatuur is schoon en diep, en de mens heeft het allemaal lelijk gemaakt door de verletterlijking. 17. Wij moeten zowel geleid worden door de bedreigingen van het hemels woord als door de aanlokkingen van het hemels woord. Dit is om los te komen van het bedrog van de ijdele zelfbegoochelingen. 844 18. Wat betekent volharden ? Een heleboel dingen op aarde kon men niet in volharden. De mens breekt namelijk snel. Maar de mens moet volharden in het toetsen en onderzoeken. Het gaat om het volharden in het leren, de leergierigheid. Al het andere wordt afgebroken. Alleen in het volharde studie verbond is er leven. 19. Alles moet gebaseerd zijn op studie, niet op wat mensen en meerderheden willen. 20. Het volk was diep in ballingschap gegaan, en was doorgebroken in een diepere laag, de verbrokenheid. 21. Mensen zijn ijzeren potten en vaten die niets van anderen buiten hun gebied willen weten, en daarom moeten ze eerst verbroken worden voordat er vermenging kan zijn en alles eerlijk verdeeld kan worden. 22. De man moest nauw gemaakt worden, dun gemaakt, want de mens was te vol van zichzelf en eigen haver, dik geworden op de droesem. Er was geen ruimte voor de ander. 2. De verbreking van valse zekerheden 1. Het hemelse verhongeren, de hemelse vermindering, moest verschijnen. Het betekent ook verwarring, de verwarring in het minderen, want de mens heeft ze dan niet meer op een rijtje, heeft het niet meer in potten en pannen. 2. De mens kan alleen door grote verwarring en twijfel tot het beloofde wilde land komen. 3. Alle valse zekerheden moeten verbroken worden.

4. Het is kennis die telkens weer terugkeert, cyclisch is, want de indianen hebben deze kennis opgeslagen in hun holenschrift. 5. Man en beest worden genoemd en benoemd, worden ontmaskerd. Alle hoogmoed van de mens moet vallen. De mens moet er van leren en niet overdramatiseren en overoordelen. De mens moet de diepte ingaan. 6. Soms is er een tijd van strijden, en soms is er een tijd van bouwen, van herstel. De mens mag de seizoenen niet omdraaien. 7. Als de mens buiten het oorlogsverbond om gaat bouwen, dan bouwt de mens voor de vijand. 8. Ook als de mens gaat bouwen buiten het studie verbond om, dan bouwt de mens voor de vijand. 9. Het geleid worden gebeurt door verbrokenheid, door het luisterverbond dat je hebt met de hemel. 10. Dat is een sobere strijd tegen het materialisme. 11. Door de gehele wereld stroomt een rivier van de dood, en het overblijfsel van geestelijken is opgesloten in kooien in deze rivier en bewaakt door rivierbeesten. Deze rivierbeesten zijn een beeld van de verharding en heerschappij van de zonde. 12. Het overblijfsel van geestelijken kon de rivier niet overkomen, en zaten opgesloten in de kooien van de rivier. 1. Breng ze over de rivier, hoorde ik een stem roepen. Ik had het gevoel dat ik de rivier overging en aankwam in het beloofde wilde land. 2. Het is dus iets wat zich herhaalt. Telkens moeten we weer terug de onderwereld in om het te verdiepen. 3. Vleselijken hebben het te eenzijdig en eenmalig gehouden, maar er ligt dus altijd een zekere spanning tussen het ‘alreeds’ en ‘nog niet’, en ook tussen het ‘eenmalige’ en ‘altijd weer’, zoals tussen het ‘ene’ en ‘veelvuldige’. Deze spanning is dus nodig om te kunnen leven. 4. Betekenis en diepte mag je er zelf aan geven. Je krijgt alleen het ruwe materiaal. 5. Zit er ergens een fijnere, rieten stof verborgen ? 6. Wat een lijden moet een mens doorstaan vanwege zijn kwaliteiten, zijn gevoeligheid, zijn dromen. 7. Wij mogen daarom worstelen om tot diepere betekenissen te komen. Elke dag is het weer een worsteling, ook elke nacht. 8. Wij mogen terugkomen tot de figuurlijkheid van dingen. 9. Het is goed om ergens bij te horen, maar het hemelse koninkrijk is niet van deze wereld, niet van het letterlijke. 10. Laat je niet verleiden door het letterlijke, want dat is het zwijnse zwelgen in aardse lusten die nergens toe leiden. 3. Elke dag een worsteling 845 11. De geestelijke oorlog is een toets oorlog. Oorlog voeren of toetsen, dat is altijd weer de vraag. 12. Wij moeten oorlog voeren, maar om te toetsen. Wij moeten hierin dus tot de hemelse ladder komen, opdat wij geen koninkrijkjes op aarde zullen

bouwen. 13. In het toetsen zijn er vele valstrikken, waar onze studie reeks aan is gewijd om die te ontmaskeren. 9. De mens mengt de hemelse geboden met zijn eigen overwegingen. 4. Het touw over de muur 1. Daarom moet de mens altijd door toetsen, door en door, om tot de eeuwige arena te gaan, en zo tot het eeuwige Woord. 2. Die weg ligt open voor de mens, maar dit is een smal pad, en velen haken af, en velen beginnen er niet eens aan. Dat is een beproeving. 3. Er ligt een waarschuwing tegen slapheid en laksheid hierin die leidt tot blinde overmoed. 4. Hoe diep en ver is die blindheid al over de mens heengetrokken ? De mens leeft in een waas, een roes, en daarom moet de mens terug om met dit geheimenis te worstelen. 5. Houdt koers in nuchterheid in waakzaamheid. Nu ging het er om spannen. Zou de mens het beloofde wilde land innemen, of zou de mens ergens afhaken, afvallen, halverwege, want vele mensen vallen ten prooi aan lauwheid. 6. Lauwheid is het ergste wat je moet vrezen. De lauwen worden door het hemelse koninkrijk uitgespuwd. 7. Velen zijn totaal onverschillig, dragen het lijden niet en worstelen niet. 8. Halfslachtigheid is ook zo’n weg die nergens toe leidt. Je komt dan in allerlei wazen terecht. 846 10. De mens heeft zijn eigen toetsmethodes, vaak dubbele maatstaven, en komt zo met zijn eigen rekensommetjes vaak tot snelle zelfovertuigingen, als een valse vrucht. 11. Toetsen is een wetenschap. Zonder deze wetenschap komt de mens al snel in een van de valstrikken op het pad van toetsen. 12. Oh, wat een pijn om tot de waarheid te komen, oh wat een worsteling. De mens moet dag en nacht worstelen om tot de waarheid te komen. 13. Pijn en worsteling is leven, want leven is het doorleven. Het leven is er niet zomaar. 14. Ergens in pijn en worsteling is er het touw over de muur, en dan kan de mens terug naar de wildernis. De pijlen door het vlees zijn dan toch ergens goed voor geweest. 5. Het wordt alleen aan de wilden geopenbaard 1. In wat voor wereld zijn kinderen terecht gekomen ? Oh ja, vleselijken houden ervan te liegen naar kinderen, alsof die in het paradijs zijn gekomen. Alles is goed en wel hier, neemt, eet en drinkt. Toe eet maar. Het is goed. 2. De vleselijken hebben de schepping totaal kapot gemaakt. Ze eten het vlees van kind en dier. De vleselijke is het zwijn in het paradijs die het onwetende kind van de verboden vrucht doet eten, en zo sleurt de vleselijke het kind naar een

marktwereld, een gruwel. 3. Het zijn geen mensen. Het zijn beesten. Ze drijven handel in oorlog, bloed, geweld. 4. In wat voor wereld is het kind terecht gekomen ? 5. Zij die geen deel willen hebben aan de valse vleselijke wereld zijn de wilde jongens. Het wordt alleen aan de wilden geopenbaard. 6. Je moet het geestelijke ontvangen, maar ook het kinderlijke. Daar hebben de vleselijken het liever niet over. De vleselijke wil macht en geld, stoerdoenerij, hoger gaan dan zijn voegen, god spelen over anderen. 7. De vleselijke wil het lijden niet. Ieder kind moet weer terug naar moeder natuur. 8. Natuurlijk is die moeder diep in jezelf, iets wat we allemaal moeten worden. Het kind en de moeder zijn deelwaarden van de mens zelf. Zo mag een kind ook moederlijk worden, en dat is de ware paradijselijke volwassenheid, de volwassenheid van het kind. Dat is een hele andere energie dan de stoerdoenerij en mooidoenerij die je in stad en wereld ziet. 9. Stoer doen en mooi doen is allemaal ijdelheid en egoisme, want je wil dan de aandacht op jezelf vestigen. 10. Maar wees de minste. Dat gaat nog een stapje verder dan dat alles gelijk moet zijn. 11. Het kind is een beeld van de minste willen zijn, een abstract model. Ze hebben geen hoogoplopende praatjes. Ze vertellen van een andere wereld. 12. Het koninkrijk van het kind is niet van deze wereld. Het kind laat het je zien zoals het is, maar vleselijken liegen. 847 13. Het kind is op de geestelijke vissersboot, om een weg te bereiden voor het volk. 14. Het kind zorgt voor het dier, en het dier zorgt voor het kind. 15. Je kunt niet zomaar tot de geestelijke vissersboot komen. Nee, want je moet eerst als een kind worden, de minste worden. 16. Ontvang het hemelse kinderlijke, ontvang het hemelse kind, is de boodschap van de geestelijke visserij. 17. Dat kan alleen door het visnet gebeuren. Alleen het visnet kan ons doen teruggaan. Het vleselijke verstand moet besneden worden, opdat je weer kind kunt worden. 18. Strek je daarom ernstig uit naar deze besnijdenis om terug te keren. Ben je al kind genoeg ? 19. Ze riepen op tot armoede en te breken met de wereldse rijkdommen die hen gevangen hielden, want het liet de vleselijken hun macht behouden. 20. De mensheid was bedrogen door valse rijkdom. Velen van de lagere onderdrukte sociale klassen gingen met deze kinderen mee op hun vistocht naar het beloofde wilde land, om het land in te nemen. Ze trokken hiervoor naar de zee. 21. Wat de mens moet begrijpen is dat dit over de geestelijke werkelijkheid spreekt. 22. Velen prediken de soberheid en het minderen, maar verletterlijken nog veel te veel. Vele kinderen zijn nog te jong om het geestelijke te onderscheiden. 23. De mens moet een dieper besef krijgen van wat het betekent.

24. We staan voor de woeste zee. Wat moeten we doen ? Wachten op de hemelse vogel ? Of wachten op de hemelse dolfijn die ons over de golven zal brengen ? Of zullen we zwemmen dit keer, of een vlot bouwen, of een vissersboot ? Want hoe dan ook moeten we naar het beloofde wilde land. 25. Het kind pikt het niet meer. Laat ons deelhebben aan de kindertocht, opdat het vlees wegvage. Er is zoveel vlees wat besneden moet worden. Dat is de besnijdenis van het hart, opdat de mens weer kind wordt. 26. Hoe komen we dan die woeste zee over tussen ons en het beloofde land ? Duizenden en duizenden kinderen zonderden zich af, braken met de valse wereld van de vleselijken, om de armoede aan te hangen, om de minste te willen zijn. Dat was de daadwerkelijke tocht over de zee, en vele kinderen begrepen het niet, want ze waren nog te jong. 27. Kinderen predikten van de eenvoud, de soberheid en de armoede, nadat zij zich hadden afgezonderd van de valse vleselijke wereld. Zij waren kinderen in de wildernis. 28. En toen kwamen andere kinderen die hetzelfde deden, ook als wildernis kinderen. Maar deze kinderen waren nog jong, en het zaad van de vleselijken woedde in hen. 2. Daarom moet het kind teruggaan tot de geestelijke vistochten, de tochten van protest, om het nog meer te verdiepen. 3. Als iemand moeder wordt zonder geleerd te hebben een kind te zijn en wat het betekent, dan is het een valse moeder, een valse volwassene. 4. Moederschap is gebaseerd op kinderschap. Oh, vleselijken haten dit. Vleselijken haten het kind zijn, en kinderen. Ze voeren hun kinderen vlees, en leren zo kinderen de schepping te haten, zodat een kind nooit het beloofde wilde land kan bereiken. 5. Ja, vleselijken haten kinderen, omdat ze zelf geen kind willen zijn. Maar ze zijn er goed in kinderen te bedriegen. Dat is hun ambacht. 6. Daarom moet het vlees afgelegd worden. Er is alleen volwassenheid mogelijk in het kind zijn, in het zijn van de minste. 7. Als je naar een kind kijkt, dan zie je het beloofde wilde land. Kinderen hebben geen vooroordelen. Kinderen laten je ontsnappen naar een andere wereld. Ze kennen de valse wereld van de vleselijken niet. 8. De vleselijke is omkoopbaar en een gruwel, benauwend en verstikkend, wurgend, omdat er altijd weer iets achter steekt. Ze zijn van het gebied buiten het beloofde wilde land. 6. De geestelijke vistochten 1. Ze konden uit de vleselijke wereld weggaan, maar hoe kregen ze het uit hun hart ? En daarom verletterlijkten zij nog veel in hun hart, en streden tegen andersdenkenden, andere kinderen. 9. Vleselijken zijn nooit wedergeboren geweest en daarom haten ze ware kinderen. 10. Ze zijn zo jaloers op de ware wedergeboren kinderen dat ze hun vernietigend werk zijn begonnen tegen deze kinderen. 11. Ze imiteren kinderen, maar het is valse kinderlijkheid, zo vals dat het kinderachtig is. 848

12. Deze vleselijken zijn geen ware kinderen van God, geen ware kinderen van moeder natuur, maar kinderen van de zonde die komen om te stelen, te moorden en te vernietigen. Het zijn kinderen van de leugen. 13. Alles is anders bij deze dwazen. Alles wat ze zijn is door vlees, en alles zal weer ten onder gaan door vlees. 14. We zien de valse vleselijken die kinderen het bloed onder de nagels vandaan halen, maar die handen zullen hen een halt toeroepen, en laten zien dat zij slechts een onderdeel zijn in het minderen. 15. Ze doen niet mee met het valse gefeest van de vleselijken met hun valse feestjes, maar gaan terug naar de innerlijke wereld van dromen. Ze staken en kappen ermee en gaan mee op de kindertocht. 16. Je hoeft niet exact hetzelfde te denken en geloven zoals de vleselijken die alleen maar hun eigen geloof als zalig accepteren. Er is grote diversiteit onder kinderen. Kinderen houden zich schoon van de vuile spelletjes van vleselijken, en betalen hiervoor een hoge prijs, maar kunnen zo door de enge poort. 17. Ze moesten hun weg volgen door de wildernissen aan de kusten van de zee, of werden verlokt om met schepen mee te gaan die hen uiteindelijk als slaven verkochten of die schipbreuk leden. 18. De kinderen werden eenlingen, en predikten tegen het bedrog van sociale status en alle ingebakken en ingedutte wetjes van de samenleving, om de wildernis in te gaan. Het land van de holbewoners 19. Zij waren wildernis mensen. Hun pad was een 849 hongerpad, om tot het land van de holbewoners te gaan. 20. Het was het volk van de besnijdenis van het hoofd, van het verstand. Het was het volk van doem, oftewel de besnedenen. Zij hadden het vleselijke afgedaan, weggesneden. 21. Het beloofde land was het woeste en wilde land van de holbewoners, natuurbewoners. 22. Die kennis is belangrijk om je leven verder op te bouwen, om te emanciperen, om tot anarchie te komen. 23. Kinderen die helemaal niets meer hadden gingen tot het land van de holbewoners. 24. We moeten niet te snel zijn in zoonschap tot iets. God heeft niet zomaar kinderen. Er komt veel meer bij kijken. 25. Eerst moet er met God geworsteld worden, want het zijn slechts beelden. Het gaat al snel mis. Eerst moet de mens in de gaten krijgen hoe ver de mens van dit alles vandaan leeft. De mens leeft ver van God omdat de mens het graag afschuift. 26. De jongeling in de natuur op blote voeten, zonder kleed, dakloos, en arm is een teder en zachtaardig iemand met de eeuwige jeugd, altijd met een kinderlijke gezindheid. 27. Hij woont in het zachtste deel van de zachtmoedigen. Hij is van de buigzame, subtiele wereld, waardoor de kloof tussen de mens en het geestelijke is overbrugt, tussen mens en Woord. 28. Hij is tussen twee werelden, maar kan alleen door het Woord tot volle bloei komen. 29. In de wereld van het vlees loven en prijzen ze elkaar's mooie jurken, en hoeden en kijken neer op

de arme jongeling op blote voeten, alleen in het bezit van een te korte broek, die hun peperdure feesten niet kan bijwonen. 30. De strijd is nog niet gestreden. De jongeling is nog niet geboren. Het wordt alleen geboren als we er kennis van nemen. Alle wegen leiden terug tot de voortijden. 31. Wij moeten tot de leerschool komen, tot het geheimenis. Deze tunnel moet weer open. 32. De sleutel ligt in de voortijden. In onze tocht terug tot de oerkennis, moeten we komen tot het zoonschap tot de oerkennis. Wat betekent dit ? Dit ga je nooit ten diepste begrijpen als je niet de minste bent geworden. 33. Het vleselijke, meeste, kan het geestelijke niet verstaan. Er zal dan een waas over je hoofd blijven hangen, en je denken zal versluierd blijven. 34. In de geestelijke kennis is depressie niet noodzakelijk somberheid en diep lijden, maar het kan ook loslaten betekenen. 35. Het is belangrijk om eerst los te laten, eerst te vluchten, als de mens wordt bedolven onder opdringerige gedachtes. 36. Ga nooit zomaar het gevecht aan, maar ga eerst de leegte en de afzondering in, en mocht het blijven aanhouden, verzet je er dan tegen en ga worstelen. 37. Dit is hoe de geestelijke voorzichtigheid zich uit, als de geestelijke vreze, om zo niet tot een prooi te worden van overmoed. 38. Laat je ook niet met leegtes meesleuren, maar ga de diepere leegtes in. Leegte heeft te maken met loslaten, zodat het zich kan verdiepen, en het loslaten laat je ook weer los, en dat laat je ook weer los, totdat je in vruchtbare loslaten bent gekomen en 850 tot het eeuwige loslaten. 39. De mens mag daarnaar streven, maar blijf alles toetsen. Loslaten alleen is niet genoeg, maar blijf ook vluchten, en verzetten. 40. Het is een oorlog tegen het ego. Je bent in gevecht met een beest. Het is geen tijd voor overmoedig vertrouwen. 41. Er is een schakel tussen het geestelijke worstelen en het geestelijke loslaten. Waarom is dit belangrijk ? Zonder de leegte is het namelijk onmogelijk te toetsen. 42. Een wapen overmoedig gegrepen zal zich op dan duur tegen de grijper gaan richten. 43. Het is het punt van verbrokenheid waarop de mens de baarmoeder ingaat en de mens grensgevoeligheid ontwikkeld. 44. Weer is er de balans tussen het lijden aanvaarden, het lijden gebruiken, en het strijden in het verzet. Er mag geen samenzwering zijn, geen verbond met de vijand, maar er moet mee gewerkt worden. 45. We zien dan de ijverzuchtige leeuw, en het volk moet ook ijverzuchtig zijn in gerechtigheid, anders ligt onverschilligheid op de loer om de mens te ontvoeren. Dat is wat de oerkennis is. Als je tot de oerkennis komt wordt je ingewijd in de oeroorlog, dus als je tot oerkennis komt wordt je ingewijd in de oorlogskennis. 46. De oerkennis laat een diepere oorlog zien. 7. Leven of leren ?

1. Wereldse verleiders willen de zinnen afbrengen van soberheid en studie. Ze willen de mens afleiden van de moedermelk. Ze willen de mens afleiden van die bergen waarop die voeten staan die goed nieuws brengen, de mens afleiden van de melkborsten. 2. Deze voeten zijn oorlog. Er is een grote wildernis waartoe het overblijfsel zal vluchten en stromen van levenswater, van hemelse melk, zullen voortkomen. Het Woord onderwijst het overblijfsel. 3. Het geestelijke wees de mens op het voetpad van bloed, zweet en tranen, want het was een werkpad. 4. De wereldse verleiders wilden de mens verleiden tot het gemakkelijke pad. Het geestelijke wees de mens op het pad van studie, het smalle pad. De wereldse verleiders lieten de mens het brede pad zien. 5. Het lijden is ervoor om de gehoorzaamheid te leren en om ons af te scheiden van de zonde. 6. Ga de wildernis in, om je af te scheiden van de wereld, en daarom ga je door al deze dingen heen, om beproefd te worden, en laten we niet denken dat deze beproeving iets vreemds is. 7. De mens kan niet om deze noodzaak om te toetsen heen. Daaraan moeten wij lijden, daaraan moet ons egoistische vlees afsterven. 8. Je werd apart gezet om getoetst te worden en om te leren toetsen. 9. Je ging tot de wildernis om te hongeren. 10. De mens moest de wereld uit om weer te wonen in het Woord. De mens vindt dat dan weer lastig vanwege de vliegenplagen in de wildernis. 11. Maar is de mens zelf geen ergere plaag dan de 851 vliegenplaag ? Wat heeft de mens nu van de wereld gemaakt dan ? 12. Daarom : terug naar het visnet, terug naar de wildernis, terug naar de vliegenplaag. 13. Het zijn de plagen die bevrijden. Een van deze plagen is de vliegenplaag. 14. De vliegenplagen, onderdeel van de wildernisvisioenen, honger-visioenen, zijn onderscheidingsdromen, die dus nodig zijn om op de juiste paden geleid te worden door de wildernis. 15. Dat wat vlees is zal gegeten worden door de vliegen, en dat wat geestelijk is zal opgroeien tot hogere kennis. 16. Zonder wildernis visioenen van onderscheiding is er dus geen bevrijding, geen vrijmaking van het geestelijke. 17. Er is een strijd te strijden die verborgen ligt in de hogere geestelijke oorlogsboeken. 18. Het is de roep van de natuur. Het is de roep van het leven. We kennen het allemaal, en het is iets metaforisch. 19. Kennis en onderscheid verkrijgen kan het beest uiteindelijk verdrijven. 20. Het probleem is dat de mens te snel dingen personificeerd, en dan vergeet de mens de opdrachten waarvoor het staat. 21. We mogen het maar heel licht aanraken allemaal, waar ook de vliegenplaag een beeld van is. 22. Als we er naar grijpen, dan glijdt het tussen onze vingers weg. 23. Uiteindelijk gaat het om de wildernis visioenen

waardoor alles wordt uitgewerkt. moet worden. De besnijdenis is pijnlijk, zeer pijnlijk. 24. Als we te aards denken en te aards met deze dingen omgaan, dan worden we onderdeel van het beest wat de mens gevangen houdt. 25. Breinparasieten hebben hun eigen geestelijkheid opgericht om hun positie te verzekeren. Deze geestelijkheid heeft zich aan de mens opgedrongen. De mens zit er helemaal onder en wordt telkens teruggezogen tot deze spelletjes. 26. De mens kan deze parasieten niet zien, en heeft daarom geestelijken nodig, maar de parasieten hebben hun eigen geestelijken aangeboden. 27. Het geheimenis schijnt telkens terug te komen. De mens ligt in een moeras. 28. Ze werken hard, studeren hard, omdat ze weten dat er geen andere weg is. Het komt hen niet aanwaaien. 29. Het is altijd als zwemmen tussen de haaien. 30. En dan is het leven en leren leven met het kleine beetje wat je nog hebt, een stukje natuur. 31. Daar moet het beginnen, want je hebt niks anders meer. 32. Zaai dat wat je nog hebt. Werk ermee. Er is altijd hulp van boven. Er is een weg, en die is subtiel en vluchtig, oftewel niet het voor de hand liggende. 33. De wegen van boven zijn ondoorgrondelijk. Zolang je leert leef je en is er vrijheid en creativiteit, ongeacht je omstandigheden. 34. Op de aarde wordt je beproefd. Daarom gaat de mens door veel lijden, omdat de mens nog de juiste richting moet vinden, en van het lagere afgesneden 852 40. Wat ga je vandaag doen ? Ga je leven of leren ? Dat is altijd weer de vraag. De aarde op zich is dood en heeft geen leven, maar door het hogere orion, de hogere oerbron van de mens, kan het tot leven gewekt worden door het leren. 41. Bovenin de geestelijke verschijnselen is die leerschool. De aarde op zich is vruchteloos, maar heeft de planeten nodig om vrucht te dragen. Daarom wordt de aarde gesnoeid. De aarde is de wijnstok, en het hogere orion, of moeder orion, is de snoeier. 42. Het stroomt vanaf de wijnstok, het schuimt en bruist, en stroomt naar beneden, als een zondvloed. 43. Het straalt dwars door alles heen, de hemelse werkelijkheid. 35. Als wij tot de geestelijke vissersboot komen, die is onderscheiden van de wereld, dan ziet de wereld dat niet. 36. Het gaat niet om het leven op zich. De wereld legt veel meer de nadruk op leven dan op leren. Het gaat om het leren. Alleen in het leren vindt je je ware doel en is het ware leven te vinden. 37. We kunnen zeggen dat het leven zwaar is, zo zwaar of misschien wel te zwaar, maar als we ons richten op het leren in plaats van het leven, dan is alles anders. 38. Dan zijn we op de leerschool, op de geestelijke vissersboot, en dan nemen we dit alles op de koop toe. 39. Het is de vrucht van het leren, niet zozeer van het leven.

44. De natuurmens wil niet aanbeden worden als een god. De natuurmens is dwalende in de hemelse wijngaarden, op zoek naar het hogere orion. 8. De natuurmens wil discipline hebben. Het is een bittere opbrengst van de wijngaard. 9. De vleselijke mens is dronken van de vleselijke wereld, niet van de geestelijke wereld. 10. Als de plagen komen dan zullen de vleselijken zich niet bekeren, waardoor men ook duidelijk de vleselijken van de geestelijken kan onderscheiden, want de vleselijken zijn hardnekkig, en zo komt alles aan de oppervlakte. 8. De natuurmens 1. De natuurmens wil alles achter zich laten. 2. Iedereen moet het voor zichzelf zoeken. Niemand mag dichtbij komen. 3. En zo werd de natuurmens tot een schrik. En zo werd de natuurmens vruchtbaar, en werd opgenomen tot het hogere orion. 4. Buiten het leren om is alles misleiding. Als je ‘s ochtends opstaat dan moet je niet zeggen : ‘Weer een dag om te leven,’ maar ‘weer een dag om te leren.’ 5. De natuurmens is geen toerist op sandalen en sokken die Hawai had bereikt om daar lekker in de watten te worden gelegd door exotische meisjes met palmbladeren die hem zouden verwennen. 6. Dat vind de natuurmens allemaal maar bedrieglijk en tijdverspilling. Er is nog een oorlog te voeren tegen het vlees, en het vleselijke, het zondige, moet nog verslonden worden, maar dat is dus niet letterlijk. 7. De natuurmens moet hier verder al het aardse los laten, als een kind die zijn moeder kwijtraakt. 853 11. Profeten zijn vaak niet geliefd, omdat ze soms moeilijke boodschappen brengen. 12. Kunnen die profeten daar dan iets aan doen ? Vaak niet, en het vlees van de mens vindt het te moeilijk, en ze kunnen het ook niet geestelijk begrijpen. 13. De mens wil zelf heerser zijn en de bronnen van de voorouders erven en bewaken. 14. Oorsprongen zijn belangrijk. Het gaat over geestelijke bronnen van ons leven, meer de geschiedenis. Dat is dus een veel wijder begrip. 15. Er ligt dus een erfenis klaar voor de mens, die de mens is vergeten, in de oertijden. 16. Laat u leiden tot de borst van de hemel moeder voor het drinken van de hemel melk, en laat u leiden tot de besnijdenis, opdat alle vleselijke stijfkoppigheid en hardnekkigheid in de zonde afgesneden wordt uit hart en verstand. 9. Verhalen met een diepere betekenis

1. Leef niet door diefstal en steekpenningen. Het vleselijke steelt altijd maar weer, maar het geestelijke leeft lerende vanuit de hemel. 2. In ballingschap kom je tot een andere wereld, ga je alles vanuit een ander oogpunt bekijken. 3. Het zijn verhalen met een diepere betekenis die we ook op ons eigen leven kunnen toepassen. Is de wijnstok niet in ballingschap in de grond ? Alleen zo kan de wijnstok vrucht dragen. 4. Ken uw vijand betekent ook : ken uw gevangenis. 5. Wees een teder, integer en bezonnen mens, sober en gematigd in je opvattingen, om zo ruimte te geven aan het veel grotere. 6. We kunnen wijzen naar een bepaalde vijand, maar allereerst zit die vijand in onszelf, een stuk onwetendheid, een stuk vooroordeel, een stuk haastig bij elkaar geraapt puin wat we als de absolute waarheid presenteren. 7. Wij zitten dus vast in een zekere grond, en daarin moeten wij groeien als een wijnstok. 8. De hemelse ladder is als een wijnstok die van de ene naar de andere kant groeit. 9. Je kunt nooit geheel loskomen van je grond, maar je kan het wel verdiepen. 10. Deze wereld is van God los. De mensen kibbelen met elkaar over wie of wat God is. 11. We hoeven niet met deze spelletjes mee te doen. Altijd maar weer verdedigd de mens zijn eigen cultuur, het gestolene. 12. De mens is dief, en maakt zichzelf tot god, heersende over anderen. Altijd maar weer. 854 10. De opname in het geheimenis 1. Soort zoekt soort. Daar waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over, altijd weer. 2. De dieven, ze kunnen moorden en zichzelf maskeren om hun doelen te bereiken. Het zijn niet zomaar mensen, maar werkingen, dode werkingen. 3. Het omzien naar elkaar, het onderscheidende aspect, aandacht geven, luisteren naar elkaar, oftewel de plaatsvervangende empathie, het binnengaan en dragen van de pijn en het lijden van de ander, is om zo de ander te helpen en uit te leiden. 4. Je komt hierin altijd van onderen, niet van boven, maar je hebt het dus zelf ten diepste doorleefd. 5. Alles werd de natuurmens afgenomen, opdat hij tot de hogere natuur zou komen, opdat hij tot de bronnen zou komen. 6. Zij moesten het volk hier doorheen leiden. Dat was wat de hemelse ladder inhield. 7. Daartoe is de tocht, opdat wij opgenomen worden in dit geheimenis. 8. Het komt uit de natuur wanneer wij het hebben overstegen in doorleving, niet overstegen in onverschilligheid. 9. Het loon van de dief is niet de gevangenis, maar dat de dief niet overgaat naar de volgende school. De dief moet zijn les opnieuw leren. 10. De dieven hadden iets gestolen, maar

uiteindelijk komt het weer in de goede vorm. 11. De moederlijke en dochterlijke geheimenissen 1. De mens moet afsterven aan zijn vlees om wedergeboren te worden. 2. De natuurmens is ook de worstelaar met de beesten van het veld om zo dieper tot de leegte te komen, tot het verslaan van het vlees. 3. De ware overwinning is de verbrokenheid van onszelf. Zonder die verbrokenheid is het geen overwinning maar zelfzuchtige trots. 4. We moeten ons eigen leven verliezen, opdat we het leven van God mogen winnen. 5. Bilha staat voor de plotselinge dood van het ego. Ieder mens moet tot de tent van Bilha naderen. 6. Kent gij de inscripties op de muren ? 7. Wij moeten doordringen tot de moederlijke en dochterlijke geheimenissen. Dit om weer het evenwicht van het zelf terug te brengen. 8. Het zelf bestaat uit een vrouwelijke en mannelijke pool. Het zelf kan alleen hersteld worden door begrip van deze polen. 9. De dalen zijn vol zijn van gelijkenissen, als witte bloemen. Iedereen geeft er zijn eigen uitleg aan, en sommigen nemen het letterlijk. 10. Om de witte bloemenvelden wordt gestreden. Het doel is om anderen in het dal te helpen, niet om bedriegelijke macht over hen uit te voeren. 855 12. De mens weet teveel 1. Als de mens dat beseft, dan hebben we het geheim van het leven gevonden, en dan zal dat geheim ons ook beschermen, er doorheen leiden en uitleiden. 2. Je gaat nooit voor niets door het dal, maar om te leren en te helpen, uit te reiken, om zo tot nieuwe bergen te komen. 3. Nomadische mensen komen nooit thuis, maar zijn altijd op doortocht. Het zijn natuurmensen. Hun thuis is overal en nergens. Hun thuis is hun werk, hun missie. 4. Oh, wat doet het leven soms pijn, als pijlen door het vlees, opdat het vlees afsterft en de veiligheid van de mens gewaarborgd is. 5. IJlende, dronken mensen, in het dal, als vuile bloemen groeiende aan de oevers van de rivieren, is er zicht te krijgen op deze oeverloze wreedheid ? 6. Want er zijn geen oevers, alleen maar vuile bloemen, die in hun eigen verhalen leven, en je proberen mee te slepen. De mens is zinkende met een steen aan zijn been geketend. 7. Met pijlen door je vlees opdat het vlees van de onwetendheid afsterft en er wedergeboorte is, maar ook opdat het vlees van het weten afsterft, want de mens weet teveel. 8. Allen sterven zij door een blik op haar te slaan. Tot steen werden zij in alle eeuwigheden. Zij heeft haarzelf nog nooit gezien. Zou zij het weten, dan

zou zij sterven, daarom weet zij maar half, en het sijpelt weg. 9. Daar aan de overkant weten de mensen niet dat ze niet weten. 10. Wees daarom niet te dom en niet te wijs, niet te goddeloos en niet te rechtvaardig. Ga niet te snel of te langzaam. Hoe is dat dan mogelijk ? Er wordt ons een touw aangereikt, het hemelse touw. 11. Leef gematigder. Aan beide kanten loert het vlees. 12. Een mens is alleen. Als de mens dan tot een breekpunt komt, zijn ziel verscheurd, het geestelijke van het vleselijke gescheiden, onderscheiden, oftewel als hij waarlijk besneden is, dan heeft hij een tent om in te wonen. 13. Abraham vond zo zijn tent, vond zo zijn vrouw. 14. Het is iets van de mens zelf. Zijn lichaam is zijn tent. zoals er ook alleen maar een weg uit de stad is als je eerst diep ondergronds gaat tot de fundamenten van de stad. 4. Je kunt niet rechtsstreeks naar de poorten rennen, want de poortwachters zullen je niet laten gaan, en zullen hun hart verharden. 5. De geestelijke moeder roept, maar wie luistert ? Ze wanen dat ze buiten de stad zijn gekomen in de wildernis, maar niemand wil onder de stad gaan tot de fundamenten. Ze vrezen het beest. Ze verzinnen uitvluchten dat het beest niet bestaat, of dat je er geen aandacht aan moet schenken omdat je het beest dan teveel eer zou geven, en meerdere uitvluchten. 6. Nee, de historie willen ze niet, want dan worden ze teveel aan het beest herinnerd, en aan de oorlog die ze niet willen strijden. Ze richten zich op de moderne tijden, alsof het beest er nooit is geweest. En zij die nog tegen het beest strijden, die worden voor het beest aangezien. 13. De bouw van de geestelijke vissersboot 1. Door verbrokenheid en verscheuring, oftewel doorbreking, van de ziel, het openbreken van de kruik, komt men in contact met het lichaam. 2. Voor Jozef was de exodus het verdiepen, er dieper ingaan, van het lagere Egypte naar het hogere Egypte, want moeder Egypte had hem geroepen. 3. De oermoeder, de orion moeder, roept ons niet zomaar ergens uit, maar ergens diep in. Dat is het pad van Jozef, de exodus naar binnen, de diepte in, 856 7. De geestelijke moeder roept, maar de mens slaapt. Bedwelmende drank voor het slapen gaan, en zo slapen ze, wanende zichzelf schoon. De geestelijke moeder roept, als het bouwen van de geestelijke vissersboot. 8. De wildernis ligt in de diepte, onder de stad, niet zomaar rechtstreeks horizontaal ergens. Als het breekpunt komt als een dief in de nacht, dan bestaat de stad niet meer, maar slechts golven. 9. De mens speelt graag met zwaar geschut, denkende dat de vijand is verslagen. Maar de mens vergeet, of wil niet zien, dat hij zijn eigen ergste vijand is. Hij wil alles kloppend maken, maar de weg er niet voor gaan. De vleselijke mens gaat voor het waan-medicijn. 10. Je wordt verkocht, een handeltje in zielen en verdovende middelen. Het is een drugsstaat. Laten

we het beest bij de naam noemen. 11. Er ligt een geestelijk probleem, wat geestelijke aandacht verdiend. De geestelijken leven in een andere wereld. 12. De vleselijke mens is een mooi prater, een schoon prater. Je bent een grote zak geld voor hen, niets meer. Je gokt op beesten in een wedstrijd tussen beesten. 13. Kritisch denken kost hen teveel. Lekker makkelijk is de norm. 14. De natuurmens weet dat boetedoening de enige weg is, want de mens heeft een hoge boete naar de hemel en naar de natuur. 15. De ogen zijn poorten en bronnen. De poorten zullen geopend worden, als de opening van een boekrol. 16. Dit is ook het geheimenis van de geestelijke vissersboot. 17. Daarom moet de mens dieper de tent in, dieper de aarde in, dieper zijn lichaam in. 18. Het water stroomt naar beneden, waar het splitst en gaat draaien, waar het tot mensen wordt, maar het is slechts de branding. 19. Ik bevond me in een woestijn, heel lang geleden, in een droom. Ik was zeer diep gegaan, en was in tunnels onder de woestijn terecht gekomen, waar alles vastliep, als een beeld van het gaan over de verminderingsgrens, waardoor de bronnen van de natuur opwellen. 20. Het is een verborgen plaats, verborgen van de aarde. Het is een beeld van vruchtbaarheid : wedergeboorte en opvoeding. 857 14. Wachten op oogsttijd 1. Wat je uitzendt komt vroeg of laat naar je terug. Zo kun je je wereld bouwen. Aan het einde zal alleen datgene zijn overgebleven wat je zelf hebt uitgezonden, wat je zelf hebt gegeven, gezaaid, en de oogst ervan. 2. Wat je uitzendt komt niet altijd direct naar je terug, maar alleen als het oogsttijd is. 3. De mens wordt namelijk ook beproefd, 21. Het touw is bij de natuurmens om hem op zijn tocht te beschermen. Het touw is de grenzen van de mens. 22. De mens moet in verbinding staan met de hemel, de hogere wereld. 23. Er is een poort van vele touwen, met een heleboel messen, wat de besnijdenis inhoudt, oftewel het minderen. 24. Alleen de mens die mindert kan door deze poort, dieper de wildernis in. 25. We kunnen alleen door deze poort gaan door veel geween, oftewel door verbrokenheid. 26. De leer van het beloofde wilde land, heeft de geestelijke vissersboot gebouwd, en als we tot deze boot willen gaan om tot het beloofde wilde land te gaan, dan moeten we de regels van het beloofde wilde land kennen.

en eerst moet het zaad in de grond sterven en wortel schieten. Dat wat je bent is dat wat je hebt gegeven. 4. Wees hierin geen overmatige dwaas, want het is de hemelse prediking, het is niet materieel, maar een droom. 5. Als de ander niet zelf het goede zaad zaait, dan kan jouw goede zaad hem nooit bereiken. Het is altijd een kruispunt van gevers. 6. Er zal niks anders zijn, geen nood en geen pijn, slechts datgene wat je hebt gegeven, en als je leven hebt gegeven, krijg je leven terug, en als je eeuwigheid hebt gegeven, krijg je eeuwigheid terug, en de ontvangers zijn alleen degenen die hetzelfde hebben gedaan. 7. Alleen gevers zullen ontvangers zijn En geven is een hemelse prediking, een gedachte, een droom. 8. Kleine gebaren en kleine gedachten, kunnen heel groot zijn. 9. Mensen willen vaak groots doen, veel en vaak, om de aandacht te trekken, maar goede melk behoeft geen krans. 10. Kleine dingen kunnen zo groot zijn, het kleine zal het grote zijn, en het grote het kleine. 11. Er is wel een weg doorheen, een manier om ermee om te gaan. Het is dan goed om gewoon je werk te blijven doen, gewoon te blijven zaaien, opdat de natuur er iets mee kan doen. 12. De hemel spreekt niet zomaar. De hemel en ook het leven is een groot geheimenis. Er zijn geen duidelijke antwoorden. 858 13. Je moet het ervaren, doorleven, ontdekken, door veel twijfel heen, verwarring, soms leed, soms angst. Je bent volkomen mens op de golven. 14. Werelds leven of natuurlijk leven ? Als natuurmens ga je altijd weer de diepte in, om geestelijke ontmoetingen te hebben, om boodschappen te horen die geestelijk opbouwend zijn, en dat kan door dromen in de nacht, door studie, door bepaalde boeken, of door het geestelijk bezig zijn overdag. 15. Werelds leven of natuurlijk leven, Het is een groot verschil, als je werelds leeft dan leef je doelloos, en is het altijd hetzelfde, maar het natuurlijke leven is altijd anders, en hierdoor kun je groeien 16. Natuurlijk leven of werelds leven ? Velen denken er niet eens over na, en velen weten niet eens wat natuurlijk leven is, maar het geeft je leven inhoud, het geeft je leven richting 17. Natuurlijk leven of werelds leven, als je werelds leeft verdoe je je tijd 18. Het water stroomt en stroomt maar, de zeespiegel altijd hoger, soms is het beter zelf water te zijn, zelf zijn als de golven 19. Maar de wind, mijn kind, spreekt onverstaanbare talen, De wind hoort je niet, neemt je op, en slingert je gewoon een eind weg 20. En de wind bewaakt het water,

doet het water oprijzen, oh, hoe geweldig moet het zijn om te kunnen vliegen, als de wind, het is iets om over te dromen, het is iets om te oefenen, 21. Daar geef je misschien alles voor op, maar waar is het ? als je het ziet is het al weer weg, het hoort je niet, en spreekt onverstaanbare talen, het kent je pijnen niet, en niet je moeiten, het is immers de wind, neemt je op, en slingert je weg, om een nieuw leven te kunnen beginnen 5. Als je dan met je bootje naar zee gaat om te onthechten, dan laten ze je heus niet zomaar gaan. Het leven moet doorleefd worden, en eerst is er het verkeerde, oftewel het omgekeerde, het verwarde. 6. De zee kent ook hoge golven waarin je van alles kan verliezen. Misschien zinkt je schip wel en moet je alleen verder zwemmen, in de hoop dat een grote boot je oppikt, of dat je een eilandje vindt. Soms heb je dan misschien het gevoel dat je gewoon wegzinkt tot de bodem. 7. Onthechting is dus ook doorleving, en dat is een grote worsteling. 8. Soms moet je dan zeggen : Ik weet het niet meer, maar dat is ook de onthechting, want er is zoveel vleselijk weten. 15. Geleid door het geestelijke 1. Er zijn een heleboel vijanden in de onthechting die jacht maken als je probeert te onthechten. 2. Ze zullen op je schuld gevoel proberen in te werken, op je gemis en heimwee. Al met al is onthechten niet eenvoudig. 3. De natuur helpt in ieder geval met onthechten. Aan het einde van elke dag val je vanzelf in slaap en ben je in een andere wereld. Als je dan opstaat begint de nachtmerrie weer. 4. We zijn in de wereld maar niet van de wereld. De vleselijke realiteit is een bepaalde zienswijze, en zo is de onthechting ook een bepaalde zienswijze. Je zicht moet veranderen. Er is een strijd om het oog, en ook om de manier waarop je luistert, om het oor, en er is een strijd om je hart en verstand. 859 9. Onthechten betekent dat je niet meer door het vleselijke, lagere aardse, wordt geleid, maar door het geestelijke. 10. Het is snijdend als een slager. 11. Waarom ben ik zo ? Waarom kan ik niet aarden ? Waarom kan ik niet gewoon rustig zijn ? Om te onthechten. 12. De ware rust is een geestelijke rust, van het onthechten. Ook al ben je onrustig, dan kun je toch die geestelijke rust hebben, ook al zie je het soms niet en ben je op de golven. Dan weet je dat je verder moet en dat het nog niet af is. 13. De onthechting is ook een beveiliging opdat je niet indut, geen vleselijke feestjes viert met de grote massa’s, wat gewoon systemen zijn. Het zijn geen massa’s mensen die het beter weten en beter doen dan jou. Neen. Het zijn systemen. Daarom moet je onthechten.

14. De massa is een verlokking van de vleselijke realiteit om je eronder te krijgen. Dode massa’s zijn het. Systemen. Het zijn lege vaten die worden gebruikt. 15. De onthechting : soms knaagt het, de woede, de pijn, de angst, het gemis, heimwee, schuld, de eenzaamheid, bittere eenzaamheid, zelfs wanneer je niet alleen bent, maar je je gewoon alleen voelt, niet verbonden. Ze leven maar raak om je heen, en daarom voel je je eenzaam, een eenling, maar blijf dan onthechten. 16. Het zijn zuigende krachten die je proberen terug te zuigen. Je ontkomt er niet aan, maar blijf dan onthechten. 17. En ik word weer tot steen, IJskoude kennis en ijskoud loon. in de onthechting. We kunnen nooit een worden met de stad. Toch is de stad ook een bloem waaruit wij honing kunnen halen om onze eigen wereld te bouwen. 5. Zoveel woorden om tot de stad te komen, Maar het glijdt er langsheen als een golf 6. Alles staat al in de boeken. De stad is iets literairs, een abstracte metafoor, en de literatuur leidt tot de stad, door de stad en dan uit de stad. Dat is het proces van onthechting, waarin je het doorleeft. 7. De mens moet zich namelijk ook onthechten van de vleselijke onthechting die overmoedig, vaag en onverschillig is. Ware onthechting gaat altijd diep en dwars er doorheen. 8. Bestaat de stad wel ? Of is het alleen maar één van mijn dromen ? 16. De verborgen bloem 1. Soms moet je terug naar de stad om je opgesloten zelf op te zoeken en te vinden. Je komt dan op plaatsen waar je eigenlijk niet wil wezen. Maar als je dat deel dan hebt gevonden en bevrijd, wordt je weer teruggezogen, weggeslingerd door de wind. Dat kan soms heel spannend zijn. Je kunt dan ook weleens angstig zijn. 2. De stad leeft niet. Het is een steen. Maar er kan ook nog een bloem in de stad verborgen zijn. 3. Ik kan de stad nooit bereiken, Ik kom nooit aan in de stad, De stad is een bloem. 4. We zijn in de stad maar niet van de stad. We zijn 860 9. Het is goed om aan de stad te twijfelen. Twijfelen is ook onthechting. 10. Ik zie hen bruggen bouwen naar de stad, Maar zij komen nooit aan 11. De stad komt nooit meer terug, De weg zal nooit getoond worden 12. Je kunt niet meer terug naar de vleselijke stad als je in de onthechting bent. Ook al ben je er misschien nog, je kunt het niet meer pakken, je bent er uitgegroeid. Het voelt niet meer zoals het was. Je bent anders nu. Je voelt je er niet meer een mee. 13. Het is allemaal vaag, ijdel en doelloos. De stad is dood als een steen, en toch kun je er nog dingen in zien, als in een orakel, maar waak ervoor dat je er niet door opgeslokt wordt.

14. Soms zijn er dingen die je overkomen of waar je doorheen moet die je niet direct begrijpt, maar die eerst nog vertaald en verwerkt moeten worden. Het leven is literatuur. Het past in een bepaald verhaal. Maak het mooi en diep. Dat is de ware schoonheid, van de literatuur. 7. Er is een oorlog te voeren tegen het vlees, tegen de onwetendheid en het ongeduld. 8. De mens moet de aarde nog tot volkomenheid brengen, compleet maken, door te komen tot het verband. 9. De mens is geroepen om harde werkers te zijn, en om de oorlog niet te verzuimen. 17. De geestelijke herderin 1. De mens moet een zeker lijden doorstaan om het leven te ontwarren en het terug te vertalen tot de bron, putten terug de diepte in. 2. Men moet daarom ook wel het lijden beschouwen als noodzakelijk, opdat de muren van het vlees worden afgebroken waarin de mens is opgesloten. 3. Soms wordt er over ons gelogen. Soms worden we verkeerd begrepen of onbegrepen. Het is belangrijk dat we beseffen dat het lijden niet een doel op zich is, maar dat het moet leiden tot een dieper inzicht. Ook de ervaringen en indrukken mogen nooit op zichzelf staan, maar moeten leiden tot de wezenlijkere kennis van het bestaan. 4. De natuurmens kent de weg tot de vrucht, de overgave, het offeren, het geven. De volharding is het teken van vruchtbaarheid en het geheim van nageslacht. Eerst moest hij aan zijn vlees sterven om tot de vrucht te komen, om te komen tot het hemelse vissersvolk. 5. Geduld en volharding is nodig om in het beloofde land te kunnen leven. 6. Dan wordt inzicht tot een gewoonte, tot een natuur. 861 10. De mens moet tot het verborgene gaan, tot de wachter van de mond. 11. Alles wat hongert en mindert heeft een ziel. 12. De dochter van de volharding is de oogst. Het dochterschap is de oogst van het moederschap, en wordt ook voortgebracht door het volharden van het zoonschap, tot de besnijdenis van het vleselijke deel. 13. De geestelijke vissersboot is nodig voor de wedergeboorte, als een baarmoeder. 14. Door het Woord hebben zij het vlees overwonnen, door empathie. 15. De mens heeft zichzelf koningen, schurken en marktkooplui verkozen, en niet geluisterd naar de geestelijken die de paden van wedergeboorte getoond hebben. 16. De mens heeft niet geluisterd naar de wildernis moeder en de geestelijke moeder. 17. De geestelijke herderin is over de mens aangesteld, over het lam, om het lam te leiden. De lammeren horen naar haar stem.

eenzijdigheid van je weg te laten vallen. 18. Kinderen van de eeuwige kennis 1. Aan jezelf werken betekent het minder worden en empathie, het afdalen om los te komen van je valse, vleselijke opgeblazen zelf, om dan je verloren collectieve zelf te vinden wat rondhangt in alles om je heen. 2. Het gaat in het toetsen om de zelfverloochening, en dat heeft alles met empathie te maken en boetvaardigheid dat je het gestolene, dat waarmee je je hebt volgevreten, alle onverschilligheid, loslaat, om weer een zuiver zicht en begrip te krijgen. De minste zijn. 3. Als dat er niet is, dan heb je geen zaad om te zaaien. Wij komen altijd van onderen, niet van boven. De mens moet minder worden, niet meer. 4. Het plaatsvervangend lijden is je zintuig, en dan ga je dingen onderscheiden en door dingen heenprikken, want het plaatsvervangend lijden neemt de onderste plaats, dus dan kom je tot de minderheden, en degenen die achter de schermen lijden, dus de natuurkrachten, moeder natuur, enzovoort. 5. In die zin help je jezelf door naar de basis van zelfverloochening, boetvaardigheid, teruggeven van gestolen goederen te gaan, om weer een geheel te vormen met de bescheidenen en zachtmoedigen, wat een deel is van jezelf. 6. Al het andere van wie het eerst komt die het eerst maalt enzovoort zal wegvagen. Aan jezelf werken is dus nooit iets egoistisch. 7. Je komt tot het hogere verband juist om alle 862 8. Je helpt door de kennis te helpen, de hogere verbanden. 9. Het vlees verzint altijd weer uitvluchten. Het eenlingenschap is potentieel levensgevaarlijk. Het kwaad is vol met gnosis, en dat is het bedriegelijke ervan, maar die misleidende, verscheurende macht zit ertussen, opportunistisch, en hij houdt de uiteindelijke hogere gnosis verborgen, omdat er geen empathie was, maar allemaal het zelf, en dat is dus helemaal geen zelf meer. Allemaal zelfbedrog. 10. Empathie, plaatsvervangend lijden, het zintuig van het lijden, het ene herkennen in het andere, de wijsgeerlijke liefde tot het vreemde, is niet iets zoetsappigs, maar een worsteling, in de geestelijke arena. 11. Ware empathie prikt door het valse heen, en zal altijd weer tot de diepere lagen gaan, de bedriegelijke maskers eraf scheuren, zodat het zaad komt waar het moet wezen. 12. Het is dus geen selectieve empathie, maar doelgericht. Het zal niet voor het verkeerde doel lijden, geen tijd verspillen, niet op de verkeerde plaatsen uithangen. Je toetst altijd dingen aan de het verband, niet aan het eenzijdige lagere zelf. Het gaat om een volkomen offer, volkomen jezelf geven en geen reserves erop nahouden, of van ja later, of eerst dit, eerst dat. 13. Dat houdt dus in jezelf niet voor de gek houden, nederig zijn, dingen afwegen en onderzoeken, niet overmoedig naar allerlei middelen grijpen. 14. Het gaat over nodige karaktereigenschappen die er moeten zijn en die verbonden zijn aan strenge voorwaarden. 15. Egoisme ligt aan beide kanten van het touw op

de loer. Ieder mens is omsingeld door de machten van egoisme en bedriegelijke onverschilligheid en verdwaasdheid en het zal elke mogelijkheid en gelegenheid aangrijpen om vat op de mens te krijgen. 16. Het is dus alles of niets. Alleen volharders in empathie zullen er doorheen komen want hen wordt een pad getoond. 17. Een beetje empathie is niet genoeg. Het is een studie. Het moet je natuur worden, en nogmaals gaat het dan om geleide empathie, wat geen roekeloze empathie is. 18. Je springt niet zomaar in allerlei putten voor de lieve vrede ervan. Neen. Empathie is een oorlog, een besnijdenis. Een oorlog tegen het vlees. 19. Empathie is de toewijding, en zelfs de worsteling, met de moeder aarde, want er is dus ook de lagere vleselijke aarde. 20. Vlees parasieten zijn enorm intelligent en sluw, meesters in camouflage, en de langdurig vleselijke mens is daar geheel uit opgebouwd, allemaal bedriegelijke laagjes, een heel warnet. 21. Het is allerminst de bedoeling dat de mens zomaar een blinde vuistvechter wordt, als een waanzinnige woesteling die alles platmaait. 22. Oorspronkelijk had de tucht te maken met een metafoor van verbinding, wat zich uitte in het betalen van religieuze en rituele belasting. 23. Tucht had te maken met economie en ecologie, en had ten diepste te maken met de profeten, omdat dit het teken was dat zij kinderen waren van de eeuwige kennis. Die tucht was eeuwig als een herinnering dat alles aan elkaar verbonden is, en alleen kan werken in het verband. 24. Er is hemelse gebondenheid door de eeuwige tucht. Tucht is onderwijs. Tucht is verdieping. 25. We zien hier dat de leer van de tucht een baarmoeder is, een vrouw in barensnood, de geestelijke vruchtbaarheid, metaforische tucht en onderwijs voor haar kinderen. 26. Zij die de vleselijke tucht prediken houden de waarheid ten onder in overmoedig en overmatig geweld. 27. Adam was eerst met zijn geestelijke moeder, en werd toen aan zijn vrouw, Eva, gegeven, als een beeld van de onderwijzing. Hij predikte tegen het afvallige vlees. 28. Leer luisteren door doorboorde oren. De mens kan door de verbrokenheid niet meer luisteren naar het vlees, maar alleen nog maar naar het geestelijke. 29. De vrede tussen mens en dier ging verloren door de zondeval maar zal in de eindtijd weer terugkeren. 30. In de rivier ligt het geneesmiddel. Dit is een geneesmiddel van verbrokenheid, waardoor het oerzaad en het geestelijk zaad losbreken. 31. In de rivier ligt het scheppingswonder besloten. Het afbreken van heilige huisjes 32. Het blijft vast, het blijft eenzijdig, het blijft orthodox en naargeestig, eng, leugenachtig, totdat je het naar beneden werpt tot de voet van de berg om het te verbreken, al die heilige huisjes, en al die heilige talenhuisjes. 33. Het blijft zoals het is, totdat je het gaat omdraaien. Dan gaan de hemelse rivieren open en ga je openbaringen krijgen, om zo terug te keren tot het paradijs. Het is iets van binnen. 863

34. Je moet het zelf worden. Je moet het zelf maken, door alles weer terug te draaien. Verbreek het, en draai het om, anders blijf je opgesloten in de zieldovende vleselijkheid. 35. Bevrijd jezelf. Stop met talenterreur, en stop ermee je netjes en braaf te onderwerpen aan de talenterreur, want het was gemaakt om je in de kooi te houden. Je bent niets anders dan een fokschaap voor de ongeletterde talentirannen. 36. Ook Irak moest heilige huisjes vertreden, heilige wetten, omdat er iets hogers was. 37. Het is een natuurverschijnsel waar de mens niet aan kan ontkomen. 38. Het hemelse is een cyclische, bewegende taal, als de wateren van de rivier, de wateren van de hemelse zee. Deze taal ligt ten grondslag aan alle dingen. Alles moet dus omgedraaid kunnen worden om het onderliggende verband te kunnen blootleggen. 39. De natuur ziel roept vanuit de diepte van de mens. 40. Om terug te komen tot de oerziel of geestelijke ziel moet de mens teruggaan tot de rivier waarin of waarachter deze ziel besloten ligt. 41. De geestelijke vissersboot is een beeld van de innerlijke baarmoeder waar de oerziel zich aan onderwerpt. 42. Empathie is er om onderscheiding en nuances aan te leggen. Dat is waar de baarmoeder, en dus de geestelijke vissersboot, voor staan. 43. Alleen door het visnet van de geestelijke vissersboot, oftewel de empathie, kunnen we tot de dieptes van de geestelijke bronnen komen. 864 44. Het is een beeld van het hongeren, het minderen, om zo los te komen van vleselijke banden, om zo opgenomen te worden door de hemelse banden. 45. De mens worstelt met zijn eigen vlees om zo door het geestelijke te worden opgenomen. 46. Het is ook een beeld van het komen tot het oer, tot de prioriteiten, tot de ware aaneenschakeling van hemelse principes. 47. Telkens als het avond en nacht wordt keert de mens weder tot de moeder aarde, de donkere moeder, om zo tot wedergeboorte te komen, want haar naam is schepper. ODENLECH 1. De wee sprekingen 1. Wee de ouders die hun kinderen niet onderwijzen over wat er gaande is. 2. Wee de ouders die niet tot de hemel zijn doorgedrongen om een weg te bereiden voor hun kinderen. 3. Wel is het zo dat de ouders die de goede boodschap brengen door het wereldse systeem worden tegengehouden, de mond worden gesnoerd, en zelfs van hun kinderen worden achtergehouden. 4. Wee de ouders die zomaar alles van het systeem voor zoete koek slikken.

5. Ze hebben alle hoeken van het hedonisme bezocht, opdat ze konden blijven doorslapen terwijl hun kinderen werden doodgemarteld. 6. Vele ware ouders zijn al doodgemarteld of zijn op andere manieren monddood gemaakt, maar dit boek is van de natuur. 7. Niemand vecht met succes tegen de natuur. 8. Is er een urgente boodschap verborgen die de mens niet wil horen ? 9. Is er urgent ook een brug nodig om verdere problemen te voorkomen ? 10. De geoefendheid is Arete (Areta), ook een beeld van kennis en studie. Zij is ook de geestelijke oorlog. 11. De sobere moet op het pad niet zomaar steken bij goede daden, maar moet geoefend worden, om zo te komen tot Arete. 12. Eens probeerde Kakia, de zwaar opgemaakte verleidster tot het kwaad, de sobere te verleiden door hem weelde en plezier aan te bieden, terwijl Arete hem een leven van worsteling met het kwaad aanbood. 13. De sobere koos toen het pad van Arete. 14. De mens moet op Areta gericht zijn, de geoefendheid. 15. Alleen door Areta, geoefendheid, kunnen we tot de kennis kunnen komen. 16. Deze geoefendheid, arete, moet altijd in overeenstemming zijn met het geestelijke Woord. 17. Het gaat er dus niet om door genade te komen 865 tot God, oftewel geestelijke luiheid, en ook niet om door goede werken tot God te komen, maar door de geoefendheid, Areta. 18. De natuur is moeilijk te vatten. Daar moet de mens moeite voor doen, want de natuur is niet goedkoop. 19. In de sobere leer is Areta de opvoedster en onderwijzer tot het geestelijke Woord. 20. Iedere sobere moet ernstig streven een ontmoeting met haar te hebben, zoals wordt geleerd ernstig te streven naar het ontvangen van het geestelijke. 21. Kakia, de verleidster, de godin van het kwaad, kwam om de mens te misleiden de geoefendheid om te ruilen voor gemakszuchtig plezier en weelde wat een geheel eigen religie vormde. 22. Er is geen simpel ja of nee, maar er zit een enorme creatieve ruimte tussenin, het pad in het midden. 23. De mens heeft het lopen verschuiven met eigen gemaakte waardensystemen en hierarchieen. 24. De mens wast elke oproep tot geoefendheid heel snel weg met indutters zoals 'geloof' en 'genade'. Deze woorden hebben geheel nieuwe betekenis gekregen in het wereldse woordenboek. 25. Maar het kwaad vormt en definieert het goede, zoals het goede het kwade definieert en vormt. 26. Het pad gaat hier dus dwars doorheen. Alleen zo kan de mens tot Arete, geoefendheid, komen. 27. Het geestelijke Woord is voor de soberen een synoniem voor zowel de natuur als God. 28. Zowel het geestelijke Woord als Areta staan

centraal, en zij kunnen ook niet los van elkaar bestaan. 29. Het geestelijke Woord is de subtiele wet van het al, het ogenschijnlijke toeval, wat de mens dient te volgen en te gehoorzamen om niet doelloos als een dwaallicht weg te vagen in de schaduwen ervan. 30. Areta en het geestelijke Woord zijn de gidsen van de mens in het moeilijke bestaan voor de sobere. 31. Het lot van de mens is zijn eigen karakter, en daarom is oefening daarvan voor levensbehoud. aanbidding waarmee de hedonistische kerken vol zitten. 3. Het volk van Eva 1. Zelfs in de filosofie zijn er gevaren dat de mens principes op een hoop gooit om ze te absoluteren, ze gaat aanbidden en dan gaat verkopen, wat gewoon puur diefstal is, want de mens is geroepen om nomadisch te zijn, om alles ook weer achter te laten om tot hogere principes te komen. 2. Geen toeschouwer zijn 1. Niets is vanzelfsprekend, maar er is een noodzakelijkheid waar zelfs de goden tevergeefs tegen strijden. 2. Laten we beseffen dat dit gewoon principes waren die zich opdrongen als de noodzaak van de natuur balans. 3. Mensen zijn altijd weer op zoek naar leiders en helden, naar rolmodellen, maar de mens moet beseffen dat dit slechts personificaties zijn van de hogere principes van het zelf. Daarom is lofprijs ook niets anders dan het goede wat zich in het zelf manifesteert. 4. Het is een eigen verantwoordelijkheid, en een werkwoord, opdat je geen toeschouwer bent aan de zijlijn en alles maar projecteert op het rondvliegende balletje waar anderen achterna lopen. 5. Hierin ligt dus ook gevaar van de passieve gods866 2. Ik heb in mijn leven heel wat moeten weggooien en verscheuren en tot vuilnis moeten rekenen waar de materialisten en hedonisten helemaal in paniek over zijn geraakt, maar ik moest verder, en zo konden zij ook verder. 3. Vaak is er mij aangeboden om mijn boeken voor peperdure prijzen te verkopen, maar ik heb zelfs een groot deel van wat ik geschreven heb ook weer achter moeten laten. 4. Ik kan in de kerk staan en mijn handen in de lucht heffen om hun afgoden te prijzen maar als ik zelf niet verander en de verantwoordelijkheid neem, wat is mijn lofprijs dan waard ? 5. Zo weet ik van mensen die weigeren iets aan hun kapotte relaties te doen en dan maar vooraan staan in de kerk met hun handen in de lucht om de afgod te prijzen, terwijl gemakszuchtigheid in hun hart ligt. Wat is de lofprijs dan nog waard ? 6. De zonde behoort het goede niet te prijzen, maar behoort zich te bekeren om zelf het goede te zijn. Dat zou de ware lofprijs zijn, maar waar zijn kerken vandaag de dag mee bezig ?

7. Ze loven en prijzen elkaar's mooie jurken, en hoedjes en kijken neer op de arme Eros die op blote voeten, alleen in het bezit van een te korte broek, hun peperdure feesten niet kan bijwonen. 8. Ik ben hongerig geweest, naakt en in de gevangenis, of misschien wel in een psychiatrische kliniek, en gij hebt mij niet gevoed, hebt mij niet gekleed, en niet bezocht. 9. Dit is een ernstige zaak, want dat is de toestand van de wereld en de kerk vandaag de dag. De sobere zegt dan : 'Ik doe aan zulke feestjes niet mee.' 10. Waarom zoek je het dan nog bij jezelf, wat allemaal illusie is ? De zoektocht is naar je hogere zelf, in Areta, in het geestelijke Woord. 11. Meer heb je niet nodig, maar de illusie is ervoor om het ware te vormen en definiëren. Dat is de kracht van de dualiteit. Het is bruikbaar voor de sobere, en behorende tot de fysiologie van de oerstof. 12. Het einde zal vastraken in het begin, want alles gaat in cirkels. 13. Je moet aan jezelf werken, want daar is alles al. Daar is al het scheppings-stof wat je nodig hebt, en Areta is het product van gewoonte. 14. Het moet een automatisme voor je worden, van mechanische kwaliteit, anders zal je niet door het leven heenkomen. 15. En de weg tot de geoefendheid, Areta, is de weg van de askesis, de oefening. 16. Areta is ook een woord voor mannelijkheid, de geoefendheid, wat gebeurt op het pad van de eenling, het vol zijn met Areta, het getest zijn aan het geestelijke Woord. 867 17. Je kan het een held noemen, of een anti-held, want het heeft niet gebogen voor de massa's, maar heeft zijn innerlijkheid gevonden, de mannin, het oorspronkelijke volk van de geestelijke kennis, van Eva. 18. Hij heeft niet voor superman gespeeld, maar is de weg van de discipline gegaan. 19. Hij is geen spijbelaar die de mens zware geestverruimende drugs heeft verkocht om hen bedriegelijke illusies van veiligheid en overwinning te geven, maar hij is gegaan tot de school van de geestelijke oorlogsvoering gegaan om zichzelf te oefenen, de natuurschool. 20. Hij loopt niet als een fletse zakenman met een gladgestreken pak en stropdas rond om zijn product van oplichting te verkopen, hoewel hij ook niet als een wilde weldoener parels voor de zwijnen werpt, maar hij heeft een vaste brug gebouwd, zij het van wildernis touwen, over de woeste oerrivieren van het oerwoud. 21. Hij is een wenende filosoof, niet alles maar wegwimpelend en weglachend. Zijn Askesis heeft hem tot Areta geleid, zijn hogere zelf. Hij is de duisternis ingegaan en is er obscuur door geworden. Hij weet dat de aarde een mentaal en verbaal mijnenveld is. 22. Hij laat de mens moeite doen om zijn filosofie te begrijpen. De mannelijkheid is de geoefendheid in het luisteren, de geoefendheid in het zoeken naar de hogere dingen en het achterlaten en minderen van de lagere dingen. 23. De mannelijkheid is de mindering, en de vrouwelijkheid drijft de mannelijkheid hierin aan om te minderen, en zij vermeerdert zo zijn hogere dingen. De wereldse surrogaten hiervan zijn de vermeerderingen van het lagere aardse.

24. De sobere knapt af op de lagere levenswijzen van de wereldse mens. Hij ergert zich eraan en weent erover. 25. Hierdoor zondert hij zich nog meer af. 26. In die zin is het dus een negatieve richtingaanwijzer, maar het heeft ook positieve richtingaanwijzers. De sobere heeft beiden nodig. 27. Dat is het pad van de oorlogs-rede, het Woord van de geestelijke oorlogsvoering. 28. Adam moest in een diepe slaap vallen om tot de geestelijke kennis van Eva te komen, zoals de sobere dit moest om tot Areta te komen. Dat is de ware lofprijs, wat ook een woordbetekenis is van Areta. 29. Gij zijt een uitverkoren geslacht, het volk van God’s eigendom, om de prediking van Areta, lofprijs, geoefendheid, te brengen van God, die u geroepen heeft uit de duisternis. 30. De definitie van lofprijs is dus geoefendheid, Areta, en zij moest verkondigd worden, zoals Adam Eva moest verkondigen, omdat zij de drager van de geestelijke kennis was. 4. De vruchten van Kakia 1. Areta is een vrouwelijk woord, naast het feit dat zij een geestelijk aspect van God is. 2. Zij moet verkondigd worden, als principes, maar doet de kerk dit vandaag de dag ? 3. Velen weten niet eens wie of wat Areta is. Het 868 vrouwelijke is als kwaad voorgesteld en het principe waarvoor het stond werd verborgen gehouden door geloof en genade. 4. God’s Areta, heerlijkheid, bedekt de hemelen, en de aarde is vol van Haar lof en eer. 5. Weer ligt hier de missie om areta, de noodzaak van de geoefendheid, te verkondigen. 6. Vlijtig drukt de wereldse mens op iedereen een etiket en stookt ze, en drijft daarmee haar markt, als Kakia die de sobere probeerde te verleiden tot de weelde en het plezier daarvan, het goud der dwazen. 7. Maar Areta boodt de sobere de geoefendheid aan in de worsteling met zulke monsterlijke gedrochten, en voor dit pad koos de sobere. 8. Het geestelijke Woord is niets zonder Areta, de geoefendheid. 9. Waarom staat de mens dan onder de druk ? Omdat de mens hierdoor geoefendheid moet leren, tot Areta moet komen. 10. Er is geen filosofie zonder Areta. Areta liet de sobere worstelen met de meest erge monsters voor dit doel. Daarom kiezen velen voor het pad van Kakia, en niet voor de geestelijke oorlogsvoering. 11. Veel mensen nemen het niet zo nauw met het leven. Ze komen en gaan weer. Maar het leven is nu eenmaal gruwelijk misduidig als noodzaak. 12. Directheid is namelijk noodlottig. Alleen in dit contrast zullen de geoefenden op het pad van de sobere eenling, op het pad van Areta, de rode lijnen opmerken. 13. De kennis staat niet op haarzelf. Het moet geoefend zijn. Er is daarom een onverbrekelijke link tussen geestelijke kennis en areta.

14. Kennis van God is de hoogste vorm van oefening. Daarom gaat het allereerst al helemaal niet om zomaar dingen uit een boekje over te nemen, maar moet het geoefend zijn, verdiept, en dit is een worsteling in de geestelijke oorlogsvoering. 15. Alles moet namelijk getest worden aan het geestelijke Woord. 16. Geld of titels is hierin geen maatstaf, maar een drogreden. 17. De wereldse kerk is gebouwd op drogredenen en is pure kwakzalverij. Nooit maar dan ook nooit had het medische los mogen komen te staan van de geestelijke oorlogsvoering. Dat is haar val geweest. Ze is verleid door de vruchten van Kakia. Nu zijn ze zwaar vergiftigd en trachten ook anderen te vergiftigen. 18. God lief te hebben betekent niet dat God deze liefde dan ook beantwoord, want God is de Rede, en die reageert op het gebied van oefening en geoefendheid. 19. Je kunt dus niet een zogenaamde 'romance' met God aangaan terwijl je daarbij elke soort van oefening ontwijkt. 20. Wij kunnen alleen daadwerkelijk God kennen en God liefhebben door de geoefendheid op het pad van Areta. 21. Zij die onder onwetenden leven, onder zij die dronken zijn, bacchanten, proberen hun weldaden zoveel mogelijk te ontwijken. Dit omdat ze niet op dezelfde manier dronken willen worden. 22. Ze zijn op zoek naar het geestelijke Woord, niet de dronkenschap. 23. De onwetenden zijn als hen die door blinde 869 begeerlijkheid gedreven worden en elkaar alleen maar belonen in koophandel, oftewel omkoperij. 24. Het ontwijken van het aas van de onwetenden loopt gelijk op met het overwinnen van gevaren, en dit is de geoefendheid, areta. Dit heeft dus ook met de mindering op het pad van de askesis, oefening, te maken. 25. De mens moet geoefend, areta, worden in het geestelijke Woord. Dit is de worsteling in de natuur, het pad van de sobere die niet boog voor Kakia, de misleiding van weelde. 26. De sobere moest kiezen tussen het pad van Areta, de geoefendheid, en het pad van Kakia, de slechtheid. 27. Kakia kwam als zacht en hevig opgemaakt met grote ogen, terwijl Areta kwam als soberheid, en zij werd ook de vrouw in het wit genoemd. 28. Kakia wilde met haar zachtheid de sobere verleiden tot het nemen van de gemakkelijkste en plezierigste weg, terwijl Areta al vanaf het begin zei dat zij de sobere niet zou misleiden met een aangenaam voorspel, maar zij zou hem de waarheid vertellen. 29. De sobere zou niets ontvangen zonder zwoegen en inspanning op haar pad, want als hij vrucht wilde plukken van het land, dan zou hij het land moeten onderhouden en bewerken, en als hij iets wilde bereiken met zijn kudde, dan zou hij voor zijn kudde moeten zorgen. 30. Als hij de oorlog wilde winnen dan moest hij doel hebben en de strategie van oorlog kennen en daarin geoefend worden. 31. Kakia werd hier kwaad over en zei dat die weg veel te hard en lang zou zijn voor de sobere.

32. Haar eigen weg was de korte en makkelijke weg tot het geluk. 33. Bij haar zou de sobere geen hardheid kennen, en zou hij alle zoetheden van het leven proeven. 34. Hij zou niet over de geestelijke oorlogen hoeven te denken, en hij zou altijd maar weer de keuze hebben wat te eten en wat te drinken bij haar. 35. Met de minste problemen zou hij bij al deze plezierigheden kunnen komen die zij hem aanbood. 36. Zij zou hem nooit blootstellen aan hardheid en zwaar werk, want anderen zouden het zware werk voor hem doen. 37. Hij zou op dit pad geen gebrek leiden, maar altijd weer voordeel hebben, waar hij ook maar wilde. Zij noemde haarzelf het geluk. 38. Areta zei toen dat Kakia al at voordat ze honger had, en dat ze geen besef had wat het ware geluk was, want haar geluk leidde niet tot het goede. 39. Tot de sobere sprak Areta toen : Als je eerlijk het benodigde werk doet, dan zul je het hogere geluk vinden. En zo werd de sobere door Areta geoefend. 40. Kakia is het pad wat de massa's kiezen, maar de sobere koos het pad van Areta, en liet zich door haar onderwijzen. Dit was het sobere pad van de eenling, de monon, wat ook mooi naar voren komt in het woord 'mannin', oftewel het volk van Eva. 41. Dit was niets anders dan een dieper deel van Adam, zijn grond. 42. We kunnen dit ook vergelijken met het touw wat om de dode heen was om hem te beschermen op zijn boottocht in de onderwereld, als een beeld van de heilige gebondenheid in het eenling principe, wat 870 je ook weer met het verborgene kunt vergelijken. 43. Het geestelijke Woord staat of valt met de monon, het eenling principe. 44. De natuur werkt door het eenling principe als een absolute noodzaak, als de natuurlijke selectie, want als de natuur de massa zou selecteren dan zou de mens die de massa moet volgen indutten. 45. Alles gaat dan gewoon vanzelf, dus dan zou geoefendheid, Areta, nooit kunnen bestaan. 46. Op het natuurpad is het de eenling tegen de massa. 47. Er is de strijd tussen Areta en Kakia om het jonge leven van de sobere. 48. Kakia is versierd met goud, en is in een paars gewaad, en hevig opgemaakt, haar wangen geverfd en haar haar gevlochten, en met gouden slippers. 49. Ze vertelt hem hoe ze hem wil laten rusten op bloemen, en hoe ze hem wil trekken tot een land van melk en honing met een overvloed die voor het grijpen ligt wanneer hij maar wil. 50. Hij hoefde er niet hard voor te werken en het ook niet te zoeken, want het zou zo allemaal in zijn schoot geworpen worden. 51. Areta daarentegen is een vrouw die hard gewerkt heeft, blootvoets, en die bedekt is met het vuil van de aarde, en ze heeft de eenvoudigste bedekkingen, en zou bijna naakt zijn. 52. Zij is een discipline die wil dat hij op de grond slaapt op het vuil van de aarde, en hij moet naakt zwoegen, en alles verdienen door hard werk, elke zoetheid. 53. Hij mag niet opscheppen, geen ijdelheden

najagen en geen hoogmoed nastreven, en hij moet op zijn hoede zijn voor alle dromen en visioenen die hem van de aarde willen weghalen. 54. Als de sobere zich hierin zou oefenen en deze eenvoud niet zou afwijzen dan zou hij daarmee vele monsters hebben onthoofd, en al zijn opgedragen werken hebben voltooid. 55. Het pad van Areta is het lange, moeilijke pad van het geestelijke Woord, en niet van het hedonisme, kakia. 56. Gedenk dus de heilige gebondenheid. Kakia beloofde de sobere zoete vrijheid, terwijl Areta de sobere leidde tot bittere gebondenheid. 57. Zij wordt niet door alle stervelingen gezien, maar alleen zij die zweten op het harde pad, zij die komen tot de pieken van de mannelijkheid. 58. Ook wordt zij een speervechter genoemd, als een oorlogsvoerster. 59. Zij is dichtbij de door het lijden geoefende. De sobere kwam in Boeotia tot de tweesprong, het kruispunt, waar Kakia en Areta hem opwachtten. 60. Buigen in het stof voor Areta, of voor Kakia. Zij die in het midden blijven vallen ook ten prooi aan de hevig opgemaakte en verleidelijke Kakia. 61. Kakia met haar helwitte handen versierd met knalrode nagellak waardoor haar superieure, dunne, vrouwelijke schoonheid extra wordt benadrukt, want dat is wel het schoonheidsideaal van het Westen, en wat altijd per definitie bovenaan hun glamour magazines praalt. 62. Het is Kakia, niet Areta, de brute, woeste natuuramazone, want die is te duister in de ogen van de stad. 63. Kakia is de verwenner, het immer ja-knikkende omaatje van iedereen, sierlijk knotje in haar haar als teken van haar autoriteit. 64. De mannen hebben het niet eens door hoe ze door haar worden bedrogen. Ze hebben geen filosofie en staan nergens voor, dus vallen overal voor. 65. Gepensioneerde vrouwen, dat is wat westerse mannen willen. Vrouwen die niets anders doen dan mooi lopen te zijn, spiegeltje spiegeltje aan de wand, hevig kuchen en geeuwen. Zo dun mogelijk, om geen mannelijk vlees te beledigen en te kleineren. 66. Zwak moet ze zijn, dat is een mooie vrouw voor het westen. Enorm broos als porselein, ongeemancipeerd. De mannen smullen ervan als van koek. Ze willen geen barbaarse vrouw. Dan gaan er direct honderden alarmen af. 67. De vrouw moet zich koest houden, dan is de man tevreden. Ze willen geen filosofische vrouw. Dat is te moeilijk. De vrouw moet mooi zijn, dun, zwak, slaafs, zo dun mogelijk opdat het het rode zal opwekken, het rode gif, lipstick, nagellak enzovoorts. 68. Zo koket en compact dat hij haar gewoon in een doosje kan stoppen. Gemak dient de mens. 69. Dit is een zwaar gevecht op het pad van Areta. Kakia, de hoer, gooit alles in het spel om de mens proberen te verleiden, wat ook heel subtiel kan gaan. 5. 871

Areta met de gesel in de wildernis 11. De mens heeft alles verletterlijkt, want de mens kent de filosofie niet. 1. De massa's zullen je eigenwijs noemen als je niet voor hen buigt. Het is zware mind control, zwaar mentaal lijden wanneer ze hun gifnagels diep in je steken. Ze martelen je totdat je belijdenissen doet tot hen. 2. Het geestelijke Woord drijft de sobere tot het pad van Areta, tot een eenling die geoefend moet worden op het pad van volharding en pijn. 3. Dit is de worsteling van de sobere met de eeuwige kennis. Dit is om de sobere te beschermen tegen het hedonisme van Kakia. 4. De sobere vecht voortdurend tegen de massa en de familie, en stelt dat alleen zij die de wil van God doen, van de geestelijke kennis, zijn ware familie zijn. 5. Zijn pad kon alleen gevolgd worden als de mens zou breken met de familie, en de doden de doden laten begraven. 6. De sobere moest zo komen tot het Areta visnet, en was een Aretaiet, een volgeling van Areta, van de geestelijke oefening. 7. Het materialisme heeft alles verletterlijkt, maar het houdt diepe boodschappen verborgen. 8. Het is afzien op het pad van Areta. Je verliest alles. Het geestelijke Woord heeft geen medelijden, want de mens was diep misleid en moet weer terug. 9. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Maar de sobere streed met haar in het visnet, want er is ook een valse kennis. 10. De mens moet loskomen van de banden met Kakia. Dat is wat de geestelijke oorlogsvoering is. 872 12. Voor de mens is de materiele weg altijd de makkelijkste weg, maar het leidt tot de dood. 13. Om hieraan te ontkomen mag je ook vragen naar de Aretaitische principes, wat het betekent een Aretaiet te zijn, om geen Kakiaiet meer te zijn. 14. Het touw van het Woord moest de sobere trekken tot het Aretaitische pad en hem erop houden. 15. Het is ook een teken van de eindtijd, want de mens zal erachter komen dat de familie banden een tegen hen gekeerd verraad zijn, en dat de mens de betekenis ervan moet verdiepen. 16. Het pad van Kakia is een letterlijk pad, en het pad van Areta is een geestelijk pad. Zowel de materialist als de geestelijke gebruiken het Woord, de één doet het voor het hedonisme, Kakia, en de ander doet het voor Areta, de oefening van geestelijke oorlogsvoering. 17. Het Areta visnet is hard en gaat diep. Het is niet zacht en zoet. 18. Areta staat daar met de gesel. De mens moet geoefend worden in de wildernis, anders zal de mens niet overleven. 6. De Kakiaieten 1. Kakia is het hedonistische pad van belangrijk doen, dat het allemaal te exclusief wordt, te hoog op het dak, enz.

2. Areta is dan het pad van de geestelijke oorlogsvoering. En het gevaar kan altijd in vele vormen komen, dus ja, die dreiging ligt er. Soms glippen die dingen er gewoon door, en dat kan heel subtiel gaan. 3. De hele lucht zit ermee vol. Het gaat allemaal in de lucht zitten, daalt op ons neer, daarom zo dicht mogelijk bij de natuur blijven. 4. Mensen worden op zijsporen gezet, prioriteiten gaan eraan. 5. Ook maakt het dus korte metten met voorzichtigheid als het als overdosis wordt gebruikt. 6. Er komt zo gif op je nek te zitten. 7. Het is het pad van Kakia. Zij lokt de mens, en sleurt hen zo mee. Dit gaat ook vaak gedwongen. 8. Het is een dwangbevel wat de massa's wordt opgelegd. 9. Daarom is er het Aretaitische pad waarop de mens los kan komen van de streken van Kakia, de verleidster. 10. Op het pad van Kakia leven de Kakiaieten, de volgelingen van Kakia. Zij bidden om meer voorspoed, meer kracht, meer macht, meer genezing, maar volgelingen van Areta bidden voor meer zwakheid, want de mens is nu immers in de valse krachten. 11. Eerst moet de mens leeg worden, zwak worden. Bidt dus allereerst niet om meer kracht, maar om een dieper lijden, om los te komen van de materialistische wegen. 12. Het leren bidden hoort ook bij de Aretaitische filosofie. De oude profeten werden apart gezet in grote toorn. 873 13. Als die woede er niet is, dan ben je nog steeds een meeloper, een neutrale, een onverschillige, dus zij die Areta volgen vragen allereerst om meer woede. 14. Dat wil niet zeggen dat je dan een opgewonden standje gaat worden, een heethoofd of roekeloze driftkikker. 15. Areta geeft haar volgelingen goede gaven, en juist gerichte woede. Het gaat dus dan allemaal meer op z'n plaats vallen. 16. Je wordt niet meer boos ter verdediging van je vlees, maar je wordt boos waarop je boos moet zijn, en je wordt ook alleen maar boos wanneer je boos moet zijn. 17. Je gaat dus een heleboel lagere aardse boosheden en woedes juist verliezen. 18. Areta zal je de ware toorn geven. Je woede zal dus niet meer ontspoord zijn, niet meer verloren tijd en energie zijn, maar op het juiste spoor terecht komen, in de juiste richting, in de juiste hoeveelheid en de juiste verhouding. Het is dus de hogere toorn van het eeuwige touw. 19. De mens is te zeker van zijn zaak om de waarheid te ontvangen. Kakia aanbidders bidden overvloedig voor meer zekerheid, meer duidelijkheid, meer helderheid, meer leiding, maar zij die op het pad van Areta zijn bidden voor meer onzekerheid, meer verwarring en chaos, want zij weten dat de mens te zeker is, en dat de mens daardoor de waarheid niet kan zien. 20. Eerst moet de mens dus weer gaan twijfelen over al die vooringenomen zekerheden. 21. Op het Kakia pad bidden de Kakiaieten ook overvloedig om aanvaarding, om er toch maar bij te

mogen horen, om grote populariteit, dat iedereen wel van hen zal spreken. Maar zij op het pad van Areta bidden om meer verstoting en verwerping voor hun eigen veiligheid tegen al die systemen die de mens overaanvaarden waardoor de mens in slaap dut. 22. De mens is overaanvaard tot hun eigen valstrik. Het was om Ahn te redden toen hij het uit moest roepen : 'Mijn god, waarom hebt gij mij verlaten.' 23. Zo wordt de mens gevoelig voor de geestelijke kennis, als de mens wordt losgelaten en in het diepe wordt geworpen. Zo leert de mens het pad te vinden, niet als ze allemaal maar overaanvaard zijn. 24. Een heleboel atheisten zeggen vroom : 'Wij bidden niet.' Maar ze wensen wel, en dat is precies hetzelfde. 25. Zij die niet genoeg lijden lijden niet gericht. Het lijden tot functie brengen is de enige oplossing. 26. Daarom zal het bidden om meer lijden ons geen daadwerkelijke schade doen. Wij mogen bidden om het visnet, het visnet omhelzen, het visnet kussen, opdat het visnet ons niet zal vernietigen. 27. Juist hen die van het visnet weglopen en er niets mee te maken willen hebben zullen door het visnet ten onder gaan. 28. Kakia bidders bidden zichzelf de dood in. 29. Areta kan de mens niet helpen, want de mens bidt en wenst verkeerd. Een heleboel gebeden komen niet eens bij Areta aan maar gaan rechtstreeks naar Kakia. 30. Op het pad van Areta moet de Aretaiet vaak de andere wang toekeren, ook in gebed. Ze spreekt door onzekerheden want de mens heeft teveel valse zekerheden, waardoor ze niet door kan komen. Bid 874 38. Er zal zoveel valse tucht dan juist gaan verdwijnen. 39. Wel is het zo dat Areta de tucht van de lagere aardse gewesten dan weer gebruikt. Maar alles zal richting krijgen, en zij zal zulke bidders belonen. 40. Ga in gebed waar anderen niet gaan. Ga terug tot de oerinstincten. Wees niet bang voor haar gesel, want het is de beste gesel, om je leven te redden. om meer onzekerheden. 31. Op het pad van Areta bid de mens alles wat in de stad als negatief wordt gezien en waarop de stad etiketten heeft geplakt. 32. Het is abstract. Je gaat juist veel meer merken, en je gaat juist terug naar de oerinstincten die de diepte van deze zogenaamde 'negativiteiten' laat zien. 33. Zo kom je juist in contact met Areta en gaat ze op je reageren. Het negatieve is er allemaal al, maar de mens moet het nog gaan zien, en moet ook een andere kijk erop krijgen, en contact maken met de diepte ervan. 34. De mens ligt al op de bodem van de put. Het kan niet eens meer erger worden, maar de mens ziet het niet, en wil alleen het bedriegelijke positieve. 35. Depressie is niet negatief, maar betekent leeg worden, minderen, het contact maken met je eigen hart en niet met de opgelegde identiteiten. 36. De Aretaiet bidt om meer tucht, omdat hij weet dat er te weinig van is. 37. Als je bidt om meer tucht, dan bidt je om de gesel van Areta, dan bidt je juist om meer gerichte tucht, want we leven allemaal onder de valse tucht van de stad.

realiteit is. 41. En dit is geeneens religie, maar filosofie. Ook gebed is puur filosofie, gebruik maken van de natuurwetten. Het leren communiceren met de diepere natuur in jezelf. 7. Het gif van Kakia 1. Kakia brengt valse zekerheden, wat maar doorbouwt in de hersenen van de mens, een gehele droomwereld van illusies. 2. Kakiaieten zijn aangetrokken tot zekerheden, ook al zijn die vals. Het geeft hen rust en vrede, ook al is het vals. Zo koopt de mens zijn joyride in, en denkt niet op de lange termijn. Alles is tijdelijk. 3. Kakia zet de mens op, en is dan de buikspreker die de pop bespeelt. De mens wordt zo een steen van een stads systeem en kan niet meer weg. De mens is oververzekerd. Zo wordt de samenleving gezombificeerd. 4. Planeten besturen door hun straling de gehele aarde. De aarde is als een rollend balletje waar de voetballers achteraan hollen. Zo worden ook de hersenen van de mens bestuurd door de planeten. De mens is een speelbal in een planetaire flipperkast. 5. Als de mens denkt dan zijn dit kettingreacties van de valse zekerheden, kettingreacties van Kakia, die de mens sturen. 6. De mens is in dit systeem totaal dichtgemetseld. Alleen het tegenovergestelde pad van Areta is de ontsnappingsroute tot de natuur, en die zal allereerst alle valse zekerheden afbreken. 7. De valse zekerheden gaan ook over wat de ware 875 8. De valse zekerheden zijn hierin heel overmoedig, en hebben gewoon dat wat het dichtstbij is, de wereld om hen heen, als de ware realiteit bestempeld. 9. Ook wat de mens zelf denkt wordt boven dat wat de ander denkt gezet. Dat is toch altijd weer het makkelijkst, de weg van Kakia. Maar zekerheden worden geeerd, ook al zijn die zekerheden vals. Kakiaieten zijn aangetrokken tot zelfverzekerde mensen. 'Oh, die mensen zijn zeker, dus die zullen het wel weten.' Kakiaieten zijn ook aangetrokken tot markten en meerderheden. 10. 'Oh, die verkopen het, en hebben een grote naam zo weten op te bouwen, en veel mensen aangetrokken, dus die zullen het wel weten.' 'Oh, die boeken hebben zo'n mooie, dure, hoog technologische omslag, dus dat zal wel waar zijn. Het wordt ook nog eens goed verkocht. Het is een bestseller, en er wordt veel over gesproken.' Kakiaieten zijn op zoek naar valse zekerheden. Ze laten zich leiden door de autoriteiten, niet de waarheid. 11. Door het vlees kan de mens niet meer tot de diepere lagen van de natuur komen. 12. Op valse zekerheden, worden hele zombie steden gebouwd. Het trekt parasieten aan die zo hun handel kunnen drijven. 13. De mens komt er niet door, en is een cel in het geheel, als een tank station van parasieten. Opent uw ogen, oh volk, en ga zien wat er aan de hand is. Dit is de ware realiteit niet. Dit is de valse Kakia realiteit en alleen op het pad van Areta, de geoefendheid, is er ontkoming. De mens moet dus nieuwe gewoontes aanleren totdat het de natuur van de mens is geworden, en de mens zo weer open kan staan voor de oer-instincten.

14. Nu wordt de mens grotendeels nog bedrogen door de Kakia instincten van de stad. Deze instincten zijn vals. Deze instincten leiden de mens tot het graf. 15. U bent niets dan een grote zak met geld voor deze schurken. Maar ja, schoonpraten is hun hobby en hun vaardigheid, en velen tuinen er in. 16. Het wordt van geslacht tot geslacht doorgegeven, en van contact tot contact. Het is gif wat op je nek gaat zitten, en blaast je suggesties in. Het is het gif van Kakia. Het bewaakt de mens. 17. Zodra de mens het Aretaitische pad op wil, dan beginnen ze hun duizenden drogredenen in de mens te blazen om ze maar op hun plaats te houden. De mens wordt dan overspoeld met een zee van dekmantels en schoonpraterij. 18. Geeft de mens dan nog niet op en wil de mens nog steeds het Aretaitische pad op, dan halen ze zwaarder geschut tevoorschijn. Dan gaan ze dreigen, aanvallen, bijten, steken, en proberen de mens gek te maken, om hem maar weer voor Kakia in het stof te doen buigen. 'Vergeef me, Kakia, voor mijn ongehoorzaamheid. Ik zal uw troep weer inademen, uw gif weer eten. Ik zal weer spreken als een getrouwe.' 19. De mens heeft zijn weerbaarheid verloren. Het is gestolen. De mens is ontvoerd. De mens is zo geen schepping van pure natuur meer, maar een schepping van de stad, van plastische chirurgie, een robot. 20. Het vlees is een dood kanaal, wat dus geen weerstand meer kan bieden, als een model voor de mens, wat dus gewoon een manipuleerbare, gehoorzame robot is. 21. Het tegenovergestelde van het vlees is de 876 oerwoede op het pad van Areta, wat een gerichte woede is. 22. Het vlees is alleen woedend als het systeem dat zo wil, om het systeem te verdedigen. 23. Dit is gebouwd op valse zekerheden. De oerwoede rekent met deze valse zekerheden af en brengt eerst chaos, oerchaos, waarin alle valse scheppingen vernietigd worden. Dit zijn dus denkmodellen. Geen zin om dat letterlijk te doen, want dan dweil je met de kraan open. De strijd is filosofisch. Het is de geestelijke oorlogsvoering. 24. Het vlees is dus een open en dode opslagplaats, als tankstation voor de parasieten. De oerwoede is daarvan het tegenovergestelde. 25. De oerwoede leidt tot de oerchaos om de valse zekerheden van het wereldrijk van het vlees en het gehele universum van het vlees af te breken. Deze chaos is dus twijfel en onzekerheid, de oerzwakheid, de leegte van de oerwildernis van het onderbewustzijn. 26. De mens heeft teveel bewustzijn. Kakiaieten hebben er overmoedig naar gegrepen. De mens moet terug tot het onderbewustzijn, tot de oertraagte, om zo heel langzaam terug te keren tot het tegenbewustzijn. 27. De mens kan niet zomaar terugkeren tot de oerzwakte. Er zijn teveel stromingen die de mens weer meesleuren in het vlees. 28. De mens moet terugkeren tot de oerdepressie, die dus niet negatief is, maar een leegmaker. De mens houdt teveel aan dingen vast, omdat de mens de oerdepressie niet heeft. De oerdepressie rekent af met de lagere mens van het ego. Daarom haat Kakia de depressie en de depressieven, en drukt ze haar negatieve etiketten erop.

29. De oerdepressie breekt de zuigende krachten van Kakia, en vernietigd het valse model van de stad. Door de oerdepressie kan de mens weer leeg worden en tot de diepte gaan. 30. Er moet dus een balans zijn tussen de oerwoede en de oerdepressie, en die kan alleen veilig gesteld worden door de oerangst. De oerangst is het oerzintuig, want het is de voorzichtigheid en alertheid die nodig is om te kunnen overleven. In het vlees is die alertheid er niet meer, omdat het kanaal dood is en niet meer weerbaar. Daarom gaat de mens op het pad van Areta door de oernachtmerrie om terug te komen tot het oerzintuig. 31. De oerdepressie is niet iets negatiefs. Het is het beleven van de oernatuur, van de leegmakende oernatuur. Depressie heeft zowel een slechte naam als een slechte betekenis gekregen. De stad vreet het niet. 32. Het vlees verlokt alle simpele zieltjes tot een valse vrolijkheid, gebouwd op valse zekerheden. 33. Het is allemaal te ziek voor woorden. Geestelijk gezien zijn ze zwaar invalide en dement. Hoe kan het ook anders ? Het zijn robotten. 34. Zij die dan depressief worden worden juist van dit systeem gered. Ze voelen misschien wel aan dat het niet klopt, en daarom zijn ze depressief, maar daarom is het juist belangrijk om niet te vragen om meer vrolijkheid, maar om meer depressie, om de oerdepressie, opdat je depressie gericht gaat worden, en gezuiverd. 35. Ook het vragen om de oerangst en om meer angst betekent dat je gerichte angst gaat krijgen, de geleide angst die nodig is om je te beveiligen. 36. Een heleboel valse angst zal dan juist wegvallen. De angst wordt gezuiverd. De oerangst is de basis 877 voor de oerdepressie, want je mag je nergens zonder de oerangst instorten. 37. Ook de oerwoede moet dus beveiligd zijn door de oerangst, oftewel door de voorzichtigheid en alertheid, opdat je niet in valse woedes terechtkomt. De mens wordt apart gezet in de oertoorn. 38. Vandaar dat het ook belangrijk is te bidden om oereenzaamheid, want als die er te weinig is, dan kan men niet apart gezet worden. Daartoe mag de mens vragen om meer kleinering en meer verwerping, meer vernedering, opdat de mens niet te hoog meedraaft met de massa. De mens vraagt dus om een bitter medicijn, maar dit is een gericht medicijn. 39. De oerangst is het zintuig, en zonder de oerangst zou al het zintuigelijke vals zijn. De oerangst leidt tot de oergebondenheid van de oerinstincten, die dus op het Aretaitische pad geoefend worden. Er is zo voldoende basis dat het op een natuurlijke manier gaat, zodat de mens ook een deel wordt van de natuur, en dat de oergewoontes van de mens die de mens dan leert op het pad van Areta dan als een oernatuur worden van de mens. Zo kan de mens de oerwildernis beleven en zo van alles nieuwe betekenissen krijgen. 40. Alles Kakiaitisch goedpraten, dat is wat de mensen om ons heen doen. Oh ze zijn zo druk in de weer met hun koninkrijkjes, hun grote gebouwen en hun spelletjes, allemaal om naam en faam te maken, en oh alles is zo goed en wel, en Kakia spreekt door hen heen. 41. Het is een oude kolderheks die in een ketel staat te roeren en jij staat op het menu. Ze spreekt gewoon door de vaders en moeders heen tegenwoordig om de kinderen te betuttelen en in slaap te laten sussen alsof deze realiteit allemaal goed en wel is, alsof ze in luilekkerland zijn gekomen, maar het is een Kakiaitisch complot tegen

hen. 42. Ja, het pad van Areta gaat hier dwars doorheen voor een reden, maar aan beide kanten staan er verleidsters, Kakiaitische verleidsters, drugdealers, en als je toehapt ben je verkocht ! Finito ! 43. Kakia is het oude grootmoedertje dan ineens die in de grote snoepketel roert en dan de kinderen oververwent met allerlei troep. Ouders zijn ervoor om kinderen te waarschuwen, maar vele ouders zijn dus al totaal ingenomen door Kakia, omdat ze de geestelijke oorlogsvoering niet wilden leren. 44. Nee, geestelijke oorlogsvoering wordt niet verkocht, wordt niet uitgezonden op televisie, en wordt niet van de daken gepredikt. Het is voor de eenling, en je betaalt een hoge prijs. Maar wat voor prijs betaal je wel niet aan Kakia als je haar volgt ? 45. En zo ratelt Kakia maar door, gaat in allerlei vreemde bochten, en komt in allerlei personages, om te zien wat de zwakke plekken zijn, en waar ze zijn. Ze zoekt er naar, om een opening te vinden, hoe klein dan ook. Als je haar één vinger geeft neemt ze je hele hand. 46. Haar rode nagellak is de kroon op het vlees en alleen lagere aardse mannen vallen voor haar. 47. En zo dringen de gifnagels van Kakia diep in het vlees van de man, maar de man voelt het niet meer, want de man is al dood en opgezet. 48. Het zijn karikaturen van de vrouw, moderne karikaturen, ver weg van de natuur. 49. Kakia's plaats zal niet meer in de hemel gevonden worden. Zowel engelen als bengelen strijden tegen haar, want de mens heeft wel gemerkt dat het zo niet langer kan, hoe diep de aarde in de problemen is geraakt. 878 50. Kakia is geen mens, maar een systeem, en het zal blijven kakelen totdat de mens tot de dieptes van Areta komt, de dieptes van het oer. Kakia is een karikatuur van de diepere natuur van het oer. 8. Het volk in afgoderij 1. Aretaieten op het smalle pad van Areta hebben omgang met haar door de oerchaos. Valse zekerheden zouden haar in de weg staan. 2. Het moet in de juiste verhouding gebeuren, in de juiste richting en betekenis. 3. De sobere kon geen kant meer op, en dat gebeurt als het ego verdrinkt en de vis in het net terecht komt, als een beschrijving van de opname. 4. De sobere verzette zich hiertegen, maar zonder resultaat. Een ontwaking valt niet tegen te houden. Het is een natuurverschijnsel. 5. Dit is ook de basis voor het geestelijke woord. 6. Kapers gingen aan de haal met het geheimenis, en maakten er iets anders van. Het is dus belangrijk terug te keren tot de wortels hiervan. 7. Er is diepte-exegese, de neerwaartse stroom, die op het absolute dieptepunt in contact komt met de opwaartse stroom, en dan vindt er automatisch, als een natuurverschijnsel, een opname plaats, of geboorte. In de oerhieroglyphen was dit een persoon met een hangende vis, wat later gewoon een hangende vis op zichzelf was. 8. De mens valt in slaap, en komt tot een ander bewustzijn. Het is dus van belang niet te blijven

steken, maar dit door te verdiepen, en te gaan naar de oorsprongen, het gaan tot de droomwereld. 9. De sobere Aretaieten hadden al het verschil tussen het smalle pad en het brede pad besproken in de filosofie. Areta, de geoefendheid, leidde de sobere op het pad van de ascese, terwijl Kakia de verleidster was tot het materialisme en het hedonisme, de gemakszuchtige genotszucht. 10. Areta leidde de mens op het pad van het geestelijke Woord en de geestelijke Kennis, terwijl Kakia de mens leidde op het pad van simpel geloof waar je niets voor hoefde te doen. 11. De kippetjes zouden zo je mond binnenvliegen als je je mond zou openen. Daar zou Kakia wel voor zorgen. Het woord komt van het woord kako, het kwaad, uitwerpselen. Kakia kwam vaak als een hevig opgemaakte vrouw, zeer ijdel, en ze probeerde de sobere te verleiden om haar te volgen op het brede pad. Zij noemde haarzelf Geluk. 12. Gelukszoekers zullen dus ook zeker in haar klauwen terecht komen. 13. Er is een hevige strijd tegen kako, tegen kakia. Kakia was diep doorgedrongen in het volk. De sobere predikte ertegen. De sobere was apart gezet in toorn, op het pad van Areta, de geoefendheid. Hij moest niets hebben van de Kakia, die in de stad was opgesteld om de mens te verleiden met vage en redeloze geneugten ter bevrediging van het vlees. 14. De sobere werd apart gezet in een diepe pijn, opdat hij beschermt zou zijn tegen de krachten van Kakia. 15. Het volk had buiten de natuur en de geestelijke kennis om zelf afgoden gemaakt die helemaal niet voldeden aan de natuurprocessen en voorwaardes, en ze bogen voor deze zelfgemaakte goden neer. 879 16. De sobere volgde Areta, de geoefendheid, maar het volk was ijdel in hun ongeoefendheid. 17. Areta moest zich soms opstellen als een tegenstander tegen het volk, omdat het volk Kakia volgde. 18. Het ging niet zomaar om geloven, want dat zou projectie zijn. Het ging om de wording, door het aanleren van de oergewoontes van de natuur. 19. De sobere streed tegen Kakia. Kakia betekent geen diepte, geen verwerking, geen proces, niets. Alles moet maar snel, snel. 20. De mens moet dus de vijand leren kennen, de geestelijke oorlogsvoering. 21. De sobere stelde dat dit volk geen angst meer had, maar roekeloos was geworden. Het volk moest weer terugkeren tot de oerangst om hen te beteugelen, voorzichtiger te maken. In de stad heeft angst ook een heel negatieve betekenis. Ze drukken daar direct hun etiketten op. Ze zien de natuurwaarde ervan niet. 22. De sobere riep op tot zelfverantwoordelijkheid. 23. Het volk was bedrogen. Het volk liep vast in de wildernis, en richtte een afgodendienst op. Het volk liet zich nog veel te veel misleiden door kakia, door gemakszucht, en volhardde niet op het pad. 24. Het volk wilde alles te snel, en te veel. Het volk stopte ergens in het minderen, zette zijn eigen grens, en kon zo ook niet het beloofde land binnen gaan. Halverwege gaf het volk op en ging tot het huis van kakia. Het volk liep God vooruit. 25. Het was de stem van Kakia, de verleidster, die het volk al deze dingen opdroeg. 26. Ergens in de wildernis ging het mis. Het volk

sloeg een zijpad van Kakia in, nam de hand van de verleidster aan, die hevig was opgemaakt, en hem tot een valse, materialistische tent leidde in religieuze gewaden. 27. Valse religie kan heel erg materialistisch zijn, en alleen degene die geestelijke oorlogsvoering bedrijft ontkomt aan haar. 28. De mens moet kakia kennen, anders zal de mens niet tegen haar bestand zijn. 29. De mens zal dus terug moeten keren tot het moment waarop het verkeerd ging in de wildernis, om dan alsnog het pad van Areta dieper in de wildernis in te gaan. 30. De mens komt dan op dezelfde kruizing als waar de sobere kwam in Boeotia, waar hij moest kiezen tussen Areta en Kakia. 31. Het volk nam een gevaarlijke afslag. Het volk kon niet meer wachten. Dit kwam eigenlijk niet meer goed. 32. De sobere noemde het een groot bedrog. Bij de sobere gaat de wildernis dus verder en dieper. 33. De sobere riep de mens op terug te keren tot het pad van de wildernis, dieper de natuur in, het pad van de eenling. 34. De sobere was een afgezonderde in toorn en depressie die de raadselen van God probeerde te begrijpen, want daar was hij door gevangen genomen en overweldigd, en hij worstelde ermee. 35. Dit was dus tegengesteld aan de marktprofeten die de gunst zochten van het volk en de tempelorde. 880 9. Het aas van Kakia 1. De mens is kakia achterna gegaan. De mens had teveel genomen, was over de dagelijkse limiet gegaan. Daarom moest het vreemde volk wel komen. 2. De mens wilde niet dat God hem wederstond en tegenhield. De mens wilde niet minderen. 3. Daarom maakte de mens degene die limieten stelt tot vijand, de tegenstander, want de mens wilde in niets tegengehouden worden. De mens nam daarentegen het aas van kakia aan. 4. Het volk was teruggekeerd tot de ongerechtigheden van de voorouders, en wilden de stem van God niet horen. Ze liepen uiterlijkheden 36. Het kenmerk van die profeten was dat ze alles goed praatten, alles is vrede, en ze profeteerden van grote voorspoed. 37. Het waren populaire profeten die mensen naar de mond spraken, en die grote podium's hadden en grote massa's volgelingen. 38. Ze konden makkelijk omgekocht worden, en ze hadden ook geen geestelijke oorlogsvoering. 39. Daarom sprak de sobere dat de tempel verwoest moest worden, en een vreemd volk zou hen in ballingschap nemen. 40. De sobere liep daar niet rond met een stropdasje, en hield zich niet bezig met kerkgroei statistieken.

achterna in plaats van innerlijkheden. maar dat is de strijd in de hemelse gewesten, en dat is symbolisch. 5. Het kwam tot een punt dat de sobere niet meer voor hen mocht bidden. 6. De sobere was hen natuurlijk een doorn in het oog, en ze waren plannen aan het smeden tegen de sobere, waar de sobere niets van afwist, als een lam wat ter slachting werd geleid. 7. De sobere was totaal afgezonderd. Hij mocht ook geen huis van feest of rouw binnengaan. Er zou met dit gebied afgerekend worden. 8. Het oordeel moest komen, want alles was al te ver gegaan. De mens moest zwaar gestrafd worden. De sobere moest zich afzijdig houden. Hij mocht de hand van Kakia niet aanpakken. 9. De sobere predikte de boodschap van de twee wegen al, de weg ten leven en de weg ten dood. 10. Door zijn boodschap kwam de sobere in de gevangenis terecht en werd in een put geworpen, maar uiteindelijk bij de verdere invasies van het vreemde volk werd hij bevrijd. Telkens weer riep de sobere de mens op om de stad uit te gaan, om zich te onderwerpen aan de nomadische wildernis-stammen van het vreemde volk, als een beeld dat de mens terug moest gaan tot de natuur. 11. De mens was te kortzichtig geworden en was helemaal opgesloten in zijn eigengemaakte religie waardoor de mens de hogere filosofie van de natuur niet meer zag. 12. Het pad in de wildernis ging verder. De mens moest dieper, en dat kon alleen door de ballingschap. 13. Het volk was geleid tot zware afgoderij in de wildernis, tot de offerdienst. Nu is het wel zo dat er een offerdienst is van de geestelijke oorlogsvoering, 881 14. De sobere kwam tegen de valse offerdienst om de ware offerdienst te herstellen, namelijk die van de filosofie. De mens moest zichzelf offeren. De mens was zelf verantwoordelijk. De mens moest niet altijd op zoek gaan naar een zondebok. 15. Daarom moest het vreemde volk wel komen. 16. De sobere riep eerst het volk op om de stad te verlaten, en om het lijden te aanvaarden, om zich te onderwerpen aan het vreemde volk, die ook wel de wijzen werden genoemd. 17. De mens moest terug tot de wildernis om te leren van de nomadische stammen. 18. De sobere bracht dus een dualistische boodschap. Allereerst sloegen de oordeelsprofetieën op de stad die van het pad van de wildernis, het pad van Areta, was afgeweken. 19. Ze strijden tegen het vreemde volk zonder allereerst het visnet te aanvaarden, zonder eerst van het vreemde volk te leren, maar het oordeel begint in God's huis. 20. Niet dat zij het huis God's zijn, maar het oordeel begint altijd bij het zelf, de eigen afgod. 21. De doorsnee mens kent deze achtergrond niet. Het wordt hen niet geleerd. Ze gaan er vanuit dat de eigen god goed is, en dat de andere goden allemaal afgoden zijn, en slecht. 22. Zij moeten loskomen van de kakia afgod in de stad, om zo terug te keren tot Areta, de geoefendheid. Dit kan alleen als zij het visnet aanvaarden. 23. De sobere ging met de zweep door de tempel, en

sprak dat het een rovershol was, maar het vlees wilde het volk voortijdig verlossen van de tucht, wat een kenmerk is van een afgod. 24. De sobere stelde dat de mens niet moest vluchten van het visnet. Daar was het het seizoen niet voor. De mens had het visnet nodig. 25. De mens moest terugkeren tot het Areta-principe van de geoefendheid. 7. Het is iets om te herinneren om zo het pad te begaan. Dat is het verbond tussen de mens en Areta. 8. Het is op het hoogtepunt van de nacht, de morgen, waarop de mens tot de verbrokenheid komt. 9. Je kunt alleen in raad en overleg met de natuur zijn als je mindert. 10. Werk zolang het dag is, want als het nacht is dan kan niemand werken. 10. Het morgengebed 1. Ismael was met zijn moeder Areta. Nog voordat Mozes kwam werd Ismael afgesneden, en ging de wildernis in. 2. Het is belangrijk de Orionse realiteit te zien, dat het een boek van Areta is. Er staan belangrijke filosofische wildernis principes in. 3. In het morgengebed, oftewel de openbaring in de nacht, de naaktheid, wordt de mens overtuigd van zonde, schuld en oordeel, waarin de mens wordt overtuigd van de noodzaak van het minderen. 4. Het gaat over de waakzaamheid, de voorzichtigheid en het onderwerpen aan de roede van de kastijding. 5. Allereerst moet de mens hiervoor de baarmoeder zien en van de vermaning leren. Het roept de mens op tot boetvaardigheid. 6. Dit is een goede manier om de dag mee te beginnen. Allereerst moet er kennis komen, en kennis over het kwaad in de geestelijke oorlogsvoering. 882 11. De mens moet de dag dat de ene ziel de andere ziel niet meer kan helpen vrezen, dat er geen voorspraak zal worden aanvaard en geen losprijs zal worden aangenomen. 12. Er zal een dag zijn dat het af is, en dan kun je alleen nog leven met het verleden. 13. Laten we daarom niet te licht denken over onze taak. Het is nu de tijd om ons met de natuur te verzoenen, want er zal een dag zijn waarop dit niet meer kan. Dan zijn de bronnen namelijk uitgeput. 14. Een mens moet zijn leven niet verspillen en dan denken dat hij aan het einde van zijn leven wel even makkelijk kan terugkeren en zeggen : 't Spijt me, ik wil me bekeren. 15. Dat is typisch werelds gedachtengoed, van alles is genade, rotzooi nu maar aan, zodat je op je laatste dag toch nog terug kunt keren. 16. Het sust de mens in slaap. Er zijn nu eenmaal natuurwetten die niet verbroken kunnen worden, en een heleboel mensen zullen aan de poorten van de natuur komen die dagen en zullen niet herkend en aanvaard worden door de natuur, omdat ze de natuur zo lang hebben verloochend. Ze hebben het zichzelf aangedaan.

17. Hoe zwaar zal het zijn voor sommigen die hun hele leven de natuur aan hun laars hebben gelapt en dan te horen krijgen : 'Gaat weg van Mij. Ik ken u niet.' 18. Dan zullen ze met honderdduizenden dekmantels komen, van : 'maar heb ik niet dit gedaan, en dat gedaan ?' En ze zullen teksten opprevelen, maar het zal hen niet baten. 19. Laten we daarom ernst nemen met deze zaken nu het nog kan. Als de natuur het vertrouwen in iemand verliest, dan is het einde zoek. Dat kan na lange tijd van verharding zo ineens gebeuren, dat er dan wat breekt in de hemelse gewesten. 20. De mens kan niet zomaar zonder consequenties lange tijd aanrotzooien met de natuur. 21. Als je bidt zonder te minderen, dan reikt je gebed niet tot de hemel, niet tot de natuur. 22. Het ware gebed is dus het minderen. Daarom kan het gebed ook niet zonder de stilte. De terugkeer tot Rebekkah 23. Het ware gebed komt dus voort uit de natuur zelf. Iedereen bidt voortdurend in het gedachtenleven. 24. Gedachten communiceren met elkaar, vragen van elkaar, overleggen met elkaar, en ook als mensen met elkaar communiceren is dat gebed, maar grotendeels is dit dus vals. 25. Daarom moet de mens leren wat het ware gebed is. We hebben het dan over het natuur gebed. 26. De mens die te hoog staat wordt door de bliksem getroffen. 883 34. Abraham zond Ismael en zijn moeder de wildernis in waar ze kwamen tot het smalle pad, en waar later het gebedsoord door Abraham en Ismael werd gebouwd. 35. Het is de plaats van Abraham. Dit vindt plaats in een gebied genaamd Rebekkah, wat ook een verloren Orion gebied is. De terugkeer naar deze plaats is wat de pelgrimstocht ten diepste betekent. 36. De geduldigen zijn de uitverkorenen, zij die minderen. 37. De sobere stelde dat er bezoeking zou komen over de mannen die maar bleven meerderen in plaats van minderen en daardoor dik waren 27. De mens wordt getest door allerlei voorzieningen en weldaden die ervoor moeten zorgen dat de mens niet buigt. Hierin ligt de test. 28. Wat doet de mens in deze moderne wereld om hem heen, met zoveel luxe en moderne technologie ? Het is een beproeving. Er is geen betere test dan de luilekkerland test. 29. Abraham en Ismael richtten een gebedsoord op waarin het overblijfsel verzameld zou worden. 30. Alleen zij die op het pad van het geduld zouden zijn zouden hier kunnen komen. En dit was een pad van grote beproeving. 31. De lagere wereld is schoonschijnend gemaakt voor de goddelozen, maar er is een dag van de opstanding waarin de godvrezenden boven hen verheven zijn. 32. Minder niet om gezien te worden, maar minder in het verborgene. Dat is het pad van de eenling. 33. Het is een schande het pad van de natuur niet te herkennen.

geworden op hun droesem. helemaal geen eenling. 38. De sobere riep de mens op om de tuchtiging te aanvaarden. 39. De sobere stelde dat de vorsten van het volk waren als brullende leeuwen, en de rechters van het volk waren als avondwolven. 40. De sobere stelde dat de profeten van het volk lichtvaardige woordenkramers waren. 41. Maar God was bezig een overblijfsel te bereiden, een ellendig en gering volk. Het zou geen onrecht plegen en geen leugen spreken. Het zijn hen die kreupel geslagen waren, oftewel hen met een immer gevoelige verbrokenheid. Dat is dan de uitverkiezing van de sobere. 42. Kakia wil dat allemaal niet. Zij wil mannen met grote, snelle auto's en stropdasjes, mannen die rijk zijn en die aanzien hebben. 43. Het vreemde houdt de eenling op het pad van de eenling. 44. De massa's verachten het vreemde en willen alleen het bekende. 45. Daarom is het vreemde een belangrijk fundament. 46. Het is het gebed van de middag. In wezen is dit het zaad, wat alleen komt door het minderen, het gebed van de late middag, en het geduld, het gebed van de avond, de duisternis. 47. Dit is het ware terugkeren tot Rebekkah. 48. De mens is de vijand van de natuur. De mens vindt het allemaal heel vanzelfsprekend. 'Iedereen doet het,' is de dekmantel van de mens, maar deze dekmantel is voor de natuur niet geldig. De mens is 884 49. Nee, verantwoordelijkheid nemen willen de volgelingen van Kakia niet. 50. Hoe ontkom je hieraan ? Minderen, minderen en nog eens minderen. De mens is vindingrijk genoeg. 51. Rebekkah is het beeld van de vreemde vrouw. De mens denkt telkens maar in dezelfde cirkeltjes. De mens heeft het vreemde nodig. 52. Hoe ontkom je eraan ? Terugkeren naar Rebekkah, de vreemde vrouw, als een beeld van het offeren van het bekende ego, van het 'ons kent ons' ego wat de massa's terroriseerd. 53. Leef daarom zo dicht mogelijk bij de natuur. 54. De sobere stelde dat de mens moest terugkeren tot de vreemde vrouw, het middag gebed, het komen tot het vreemde, dwars tegen de massa's in. 55. Salomo moest tot de vreemde vrouw komen, oftewel de filosofische principes van de natuur die door de stad werden achtergehouden. 56. Hij moest de bibiotheek in op zoek naar oude, verloren, vergeten boeken. Daarin zou hij de vreemde vrouw vinden waar hij zijn stadse kennis kon verliezen. 57. Je moet opgenomen worden door het vreemde, want het bekende is allemaal vals. 58. De mens moet door vreemde banden gevangen worden. Zoals het nu is leeft de mens in grote zelfmisleiding. 59. Hele volksstammen van zulke vrouwen zouden komen, de duistere, vreemde amazones van Orion, de filosofische principes van de diepere natuur.

60. De mens moest vallen, en de mens moest het lijden aanvaarden. De samenleving zou ontwricht raken. 61. De mens kan niet tegen de filosofie op. Zij zou komen met de hogere natuur kennis. 62. Het bekende is een vloek. Het houdt de mens gevangen, en de mens weet het niet. De mens kent het vreemde niet, en wil het vreemde niet kennen, maar het zou komen. 63. De mens ging in geheel andere ketenen, en de ketenen van de stad werden verbroken. De mens werd van zijn snelle paard geschoten. 64. De mensheid spreekt al in tongen. Het zijn de tongen van de stad, het oude vertrouwde. Deze tongen beheersen de mensheid. Vurig beroeren zij het menselijke verstand. Deze tongen zijn hysterisch. Ze willen de mens leiden, besturen, controleren. Het zijn de tongen van de heks van het conformisme en comfortisme, Kakia. Het heeft zich diep in de hoofden van de mensheid genesteld, zodat de mens het vreemde niet kent. Nee, de mens heeft de vreemde tongen nog niet ontvangen. 65. De stadse tongen verwennen de mens, geven de mens eigengerechtigheid, maar de vreemde tongen gaan dwars in tegen het vertrouwde. 66. De sobere leidt terug naar Ismael die in vijandschap leefde tegen iedere man, die geen compromissen sloot en een eenling was die zich onderworp aan het vreemde in de wildernis, aan Rebekkah. 67. Dat is waar de pelgrimstocht om draait. De mens dient zich ernstig uit te strekken naar het heilige vreemde, om zo in heilige tongen te spreken. 68. Ik kom tot u, oh heilige vreemde, Ik ontvang u. 885 Ik kom hongerend tot u, minderend, en geduldig. Ik ontvang u en aanvaard uw visnet. Wees welkom in mijn leven. Kom, oh heilige vreemde, En was mij schoon. 69. De mens moet terugkeren tot de oerrivier van het vreemde. Kakia geeft de mens haar gif. De mens is verkocht. De mens is geestelijk invalide geraakt door haar in zijn hart te nemen, in plaats van het heilige vreemde. De mens is de vijand van de natuur. 70. De mens is al dood. De mens heeft de tongen van Kakia in het hoofd, die telkens tot haar bidden. De mens ziet het niet. 11. De tongen van Kakia 1. De mens dient de vreemde tongen te ontvangen, het heilige vreemde, om uit de klauwen van kakia, de zielvreter, te ontkomen. Zij kan hiervoor in vele andere gedaantes komen om de mens weer terug te lokken en te verleiden. 2. Het is een slaven schakel systeem in de diepte van het hart van de mens. Hoe kun je dit schakel systeem ontlopen ? Leer groen te denken, leer vreemd te denken. Je bent vindingrijk genoeg. Er zijn genoeg alternatieven. Wordt een uitvinder. Bedenk betere manieren. Wees Kakia te slim af. Zo slim is ze echt niet. De mens is alleen verschrikkelijk dom. De mens denkt dat hij in luilekkerland terecht is gekomen. Dat alle dingen om hem heen er zijn om van het leven te kunnen

genieten, om handig gebruik te kunnen maken van het leven, maar de mens is ten dode gedoemd. De mens wordt opgebakken. 3. De mens is omringd door gulzige kannibalen. De kannibalen lachen wanneer de mens zich tevergeefs blij maakt over alle speledingetjes om hen heen. De mens is in de val gelokt, heeft het aas aangenomen. 4. Sluwe rovers zijn op de mens afgezonden om de mens te bespelen. Alleen de natuurshamanen zullen ontkomen. Alleen de eenling zal ontkomen. 5. De tongen van Kakia jagen door het hart van de mens. Ze zijn vol van roddel en vooroordeel, omdat ze niet de tijd nemen om dingen eerst te onderzoeken. Met roddel bidden ze tot Kakia en aanbidden haar. De mens is zo verworden tot een flutromannetje. Snel verschijnt er een grijns of brede glimlach op hun gezicht als ze door Kakia worden betutteld, door het stadse model, als ze van haar valse complimentjes krijgen. Dan voelen ze zich heel wat. Maar het zijn lammeren die tot de slacht worden geleid. 12. De afgodin 1. Kakia is een afgodin. Zij heeft haar eigen religieuze systeem opgezet. De mens vindt het allemaal doodnormaal. Ze weten niet beter. De mens is ook te laf. 2. Door het minderen komt de man in een andere dimensie, maar de stadse man die altijd maar vermeerdert kan dit niet, en bootst dit op een hele corrupte manier na. De stadse man wil de geestelijke oorlogsvoering nadoen, maar kan dit niet, faalt, en doet daarom maar net alsof. De mannen willen de andere dimensie nabootsen, en 886 willen snel tot de andere dimensie gaan, door overmoed. 3. Het is nogal populair in de fitness cultuur, waarin mannen een zogenaamde bumper willen hebben, oftewel hun pectoralissen willen ophypen, hun borstspieren, opdat die dimensie verandering voortijdig en kunstmatig opgewekt kan worden. De geduld schakel ontbreekt, dus het is vals. 4. Die mannen aanbidden hun welvingen bij hun borst (hoogmoed), en willen dat anderen hen ook aanbidden. Het is hun schakelaar in het materialisme, om het tot een hogere dimensie te brengen, een soort valse, voortijdige climax, en het ontlaad veel verderf. 5. Normaal gesproken groeit de man normaal op als jongen, en is die dimensie vaak niet voortijdig opgewekt, en heeft de man gewoon, in tegenstelling tot de vrouw, een platte borst, en als hij tot volwassenheid komt, dan gaat die energielijn van zijn kaak via zijn tepels helemaal door naar beneden tot zijn geslachtsdeel, wat dan rijp begint te worden, en zo wordt er niets voortijdig opgewekt. 6. Het geestelijke woord spreekt over de noodzaak van de vernauwing van de borst. De fitness cultuur is teveel op het lichamelijke gericht en te weinig op het geestelijke, en forceert dimensie openingen, zodat het uitloopt op een fiasco. Het is een bad trip van drugs, en ze flippen. Daarom grommen ze, duwen hun borsten vooruit, lopen rond met veel lawaai en uit de hoogte doen. Allemaal omdat ze in het geestelijke niet worden toegelaten. Hun kaartjes waren vervalst. Het zijn valse munters op heterdaad betrapt. Hun geld is niet echt. Niets is echt aan hen. 7. Ze zijn langs het paradijs heengeschoten. Ze hebben de macht over henzelf verloren, en ze sleuren velen met zich mee. De fitness cultuur is tegenovergesteld aan de ascetische cultuur. De man moet de leegte in zijn borst vinden, om zo tot zijn

hart te kunnen komen, tot de natuur. De man moet al dat stoere geprots en gepronk laten gaan. De man wil graag gezien worden door Kakia en haar massa's. De man vindt het heerlijk om door haar verwend te worden, en bedrogen. Als Kakia zulke mannen complimenteerd en beloond lacht ze in haarzelf, en denkt ze : 'Jij domme sukkel, nu heb ik je tuk. Ik zal je geheel aftappen voor je brandstof. De kannibalen koningin ben ik.' 5. Ook Sefanja vermaande het volk en spoorde hen aan de tucht te aanvaarden. 6. De eenlingen zullen tot het overblijfsel behoren. 7. De mens mag niks met de massa ophebben. De mens mag niet met de massa flirten. Laat hen maar verzamelen, opdat je zelf wordt afgezonderd. 13. Adam en de boom van het vreemde 1. Adam kwam tot de boom van het vreemde. Het volk werd zeer Ismaelitisch, oftewel vijandig naar iedere andere man. En dat was belangrijk op het pad van de eenling. 2. Het ravijn komt voort vanuit Ismael. Vertrouw niemand, test alles. Dat is het geheim van de heilige gebondenheid door het heilige vreemde. Wie komt tot dit ravijn vandaag de dag ? Alleen de eenling. En de eenling leert hiervoor de logistiek. 3. De valse logistiek leidt de gevallen mens, zeer gecalculeerd. Kijk ze eens protsen op hun hoge schepen. Kijk ze eens protsen met hun grote bumpers. Neen. Zij aanvaarden het visnet van het heilige vreemde niet. Zij zijn slaven van het comfortisme. Alleen het ravijn kan terugleiden tot de natuur. Als de hoog opgetrokken borsten van de man zijn verbroken. Ismael leidt een volk van asceten, van eenlingen. 4. Ook Sefanja was als een Ismael, en predikte tegen alle mensen, alhoewel hij stelde dat er een overblijfsel zou zijn. Hij predikte tegen de mannen die dik op hun droesem waren geworden. Dit gaat over hun weelde. 887 8. Voor de heilige is de ware samenkomst in het Hebreeuws het zelfonderzoek. De eenling moet het ravijn in, de afzondering. 9. Door vermaak en koopziekte wordt de eenling door de massa in de steek gelaten, wordt verworpen, maar dat wat er bij God is is beter dan vermaak en handel. God is de beste voorziener. 10. Het volk Israel was geheel verstrooid tot kleine groepen, die allemaal weer hun eigen verhalen hadden los van elkaar. 11. Het was dus geen eenheid. Het liep allemaal in verschillende lijnen. 12. Ook in Ethiopië waren de ballingen van het volk Israel terechtgekomen, tot verre volkeren, en zij zouden dus terugkeren vanuit dit land van honger, wat ook een beeld is dat alleen zij die hongeren ware aanbidders van God kunnen worden, zij die minderen. Dit is het ware offeren. 13. Laten we komen tot het ravijn om daarvan de dieptes te begrijpen. We moeten loskomen van de geweldadige, tuchteloze, overmoedige, en komen tot Ismael. Het is te belangrijk in de filosofie om zomaar overboord te kieperen. 14. Adam kwam tot de boom van het vreemde, als een voorteken van ballingschap, en ook als een beeld van het middaggebed.

15. De mens moet terug de rivier over tot het vissersstrand, waar de vissen verzameld worden. 14. De val van de varkensvorst 1. De daadwerkelijke vijand is het overmoedig vertrouwen, maar in de stad is alles omgedraaid. In de stad is vertrouwen een deugd. 2. Uiteindelijk leidt het minderen door het geduld tot het vreemde. 3. Hierin wordt de mens waarlijk wedergeboren en wederopgevoed. 4. Het directe was gevaarlijk. De natuur ging haar eigen weg. 5. In het vreemde bevinden zich de verloren delen van de mens, het vergetene, het verbannene. 6. Het is een vrouw die verloren is geraakt in onze droomwereld. We moeten hiervoor terug naar het water. Zij is van de rivieren, altijd stromend. 7. Zij is niet het voor de hand liggende, het ogenschijnlijke. 8. Dit gaat dus over geduld, wat een voorwaarde is om te komen tot het vreemde. 9. Als het vreemde komt, dan zal er eerst een worsteling zijn, want we zijn geconditioneerd met het bekende en vertrouwde, vijandig aan het vreemde, en ook zullen we het vreemde moeten testen, en dan wordt er dus zelfs bij ontmoeting eerst geduld vereist. 10. Wekt de liefde niet op voordat het haar behaagt. 888 Het zaad is een natuurlijk proces van bloemen die vanzelf honing voortbrengen, en het zal ons door de bossen heenleiden, door de natuur, als we het niet voortijdig verspillen, en we moeten de bloemen volgen tot het water. In het water ligt een groot geheimenis verborgen. 11. Het verleden is de wond, maar daar kan dus wel een andere kijk op komen. 12. Ik kon een heleboel dingen niet meer doen. Ik werd geblokkeerd. Ik moest timing leren. Ik moest minderen. Als er iets op me sprong dan moest ik het van me afschudden, door te draaien. 13. Het is de kennis van het eeuwige ijs, of de kennis van de wet van het eeuwige ijs. Deze wetten zorgen er dus voor dat de mens voldoende minderen en geduld heeft, waarvan het eeuwige ijs een symbool is, om tot het heilige vreemde te komen. 14. Toen ik deze dynamiek onder ogen kwam zag ik de varkensvorst vallen. Duisternis viel op hem, en zijn koninkrijk begon ineen te storten, en zijn schatten begonnen weg te smelten. Ook moest ik denken aan de mythe van de sobere en het erymantische zwijn die hij uiteindelijk verdoofde in het ijs. 15. De diepte brengt de opname teweeg, de visvangst. 16. Het leven is een grottenstelsel, en je moet je weg erdoor zien te vinden. Niets komt zomaar. Er zijn geen snelle uitgangen. 17. Om het vreemde te kunnen ontvangen moet de mens het hongerlijden aanvaarden. Het vreemde kan alleen gekocht worden door het hongergeld. 18. Hiervoor dient de mens het hongerpad van Ismael op te gaan. Op het hongerpad wordt de mens getest en verzocht, opdat zijn hongeren, oftewel zijn

minderen en zijn geduld volkomen wordt gemaakt, opdat zo het vreemde kan binnendringen. 19. In de amazone mythologie werd Ismael verzocht in zijn dromen met veel voedsel en plezier met vrouwen, maar Ismael bestrafte de dromen, zeggende dat het hongeren voornamer is en een hogere weg is. 20. Ismael moest zijn weg door de wildernis zoeken tot Rebekkah, om daar het gebedsoord te bouwen. 21. Hij moest komen tot het heilige vreemde, tot Rebekka. 22. Vandaar dat de zuil van de pelgrimstocht tot Rebekkah zo belangrijk is in de exegese. 23. Het was een belangrijke verloren steen die werd aangedragen. De sobere moest verbonden worden aan het diepere Ismael principe. 24. Het baat niet als men alleen maar het lijden draagt. Men moet ook daadwerkelijk minderen en het hongerpad opgaan. 25. Veel mensen dragen dan wel hun lijden, maar troosten henzelf dan met overmatig materialisme, zodat van het hongeren en minderen niet veel terecht komt, en de mens zo niet in het vreemde, in het diepere kan komen. 26. Dan wordt het lijdensdragen wel heel tragisch. Het visnet moet leiden tot het eeuwige ijs waar er een doorgang is dieper in de natuur. 27. Het visnet is juist bedoeld om de mens af te zonderen, om de mens tot een eenling te maken. 28. Maar velen aanbidden het gouden lijden in de stad. Velen grijpen zo naar valse en overmoedige, materialistische troost in het oppervlakkige in plaats van te wachten op het diepere. 889 29. De mens wordt verzocht, en velen geven er aan toe. 30. Alleen de eenling op het hongerpad die de honger volkomen maakt kan zo komen tot het vreemde. 31. Vaak grijpt de mens op het pad van het lijden naar overmoedig geweld en gaat eigen rechtertje spelen, en wordt zo een bevooroordeeld mens die snel naar het mes grijpt, snel begint te dreigen en te chanteren, maar op het hongerpad moet de mens de stilte in, en de andere wang toekeren, de extra mijl begaan. 32. De mens moet leren geven in plaats van nemen. 33. Kan de mens dit geheimenis begrijpen ? De mythologie beschrijft het hongergeld als een vrouw. 34. Waarom is het voor de mens zo moeilijk om dit te grijpen ? 35. Om de mens heen draait alles om geld, en zeker niet om het hongergeld. 36. De mens is materialist geworden in het rijke gebied. 37. Ismael werd verzocht met deze dingen op het hongerpad, maar hij hield vol. Hij bleef het woord belijden, en bestrafte de verleiders. Hij maakte geen compromissen met hen. Hij werd bedreigd, overvallen door rovers, geplunderd, totdat hij niets meer had. 38. Zo kwam hij uiteindelijk tot Rebekkah. Met de kennis die hij had opgedaan kon hij het gebedsoord bouwen. Dat kan alleen gebouwd worden door het honger geld. Het is ook het geld wat men ontvangt als men hongert. Het komt tot de mens op bijzondere wijzen. Waarom wil de mens alles direct,

alles zo materieel, zo verdicht ? 39. Je kunt bijna geen lucht krijgen, je stikt, en alles plakt. De mens is als een varken. Dit is de lagere mens, de oppervlakkige mens, het ego. 40. Er is ook een hogere mens die alles verdiept. Beide realiteiten beuken op elkaar in. Het is een grote oorlog, en de hogere mens moet zich niet laten verleiden overoordelend te worden. 41. Ismael droop op een gegeven moment van het hongergeld, en was in dat opzicht een rijk man. Zo kon hij Rebekkah bouwen, als gebedsoord in de verre, vreemde wildernis voor alle eenlingen. 42. Waarom is dit voor de mens zo moeilijk te begrijpen en wil de mens dit eigenlijk niet begrijpen ? Dat komt omdat door de ontbrekende schakels de mens vastzit in een vals bewustzijn, deels onderbewustzijn, in de schemerzone. 43. De mens moet er dus boven uitstijgen door de heilige vreemde kennis verkregen door het hongergeld. Dit is iets wat hij weggeeft, maar ook krijgt op het hongerpad. Dat is een natuurlijk proces. 44. De mens komt er niet klaar mee, wil altijd maar weer protsen, belangrijk lopen doen, laten zien dat hij al zijn zaakjes in orde heeft. Maar deze mens is slechts de lagere mens, slechts een onderdeel van de mens, want de mens heeft ook een hoger deel. Dit hogere deel moet ontwaken. Het hogere deel rust in een diepe slaap. De hogere mens is kapot geslagen door de lagere mens, verscheurd. Dat gebeurt op het hongerpad, dat alle dromen ruw worden verstoord, omdat de mens dieper moet, weg uit de valse, oppervlakkige realiteit. 45. Ismael weet er alles van. Ook zijn dromen werden ruw verstoord, maar uiteindelijk behaalde hij Rebekkah, en bouwde er zijn pelgrimsoord. 890 46. Een man een man, een droom een droom. Hij was een dromer, en gaf niet om het aardse. Telkens maar weer moest hij voor de droom kiezen, en niet voor het aardse, en zo kon hij uiteindelijk zijn droomwereld bouwen. Het aardse zal toch allemaal vergaan. En de droom zal hoger worden, steeds hoger, en alle dromers meenemen. 47. De mens moest komen tot het diepere, tot het eeuwige ijs, om zo tot de natuurreligie te komen. Hiertoe was Ismael uiteindelijk de wildernis ingegaan. 48. Israel moest dus wel in ballingschap gaan, om zo met Ismael verzoend te worden. Israel kan niet leven zonder Ismael. Ismael kan niet leven zonder Israel. Zij hebben elkaar nodig. Zo kan de mens komen tot de diepere geheimen van het hongergeld. 49. Daarin wordt het minderen tot daadwerkelijk geduld, als een harde steen. 50. Ismael wist hoe hij moest werken en hoe hij het hongerloon moest ontvangen. 51. De mens die het niet weet is een triest en tragisch mens. Je kan nog zoveel weten, maar als je dit niet weet, dan heb je juist het belangrijkste niet, en dan heb je je prioriteiten helemaal verkeerd gesteld. 52. Maar de mens heeft er de eeuwigheid voor om dit natuurprincipe uit te diepen. 53. De mens mag een relatie beginnen met het hongergeld, wat tegengesteld is aan het materialistische geld. Het stadse geld moet sterven. Het koninkrijk van de varkensvorst moet vergaan. Dit zal gebeuren op het hongerpad, wanneer de mens volhoudt tot het einde. Uw honger moet volkomen worden.

bouwt de eenling zijn Rebekkah. 15. Het land Rebekkah 1. Het vreemde overstijgt alles, als de geestelijke veer. 2. Het hongergeld zal komen. Het is een mythe met een diepere betekenis. Het zijn slechts principes. 3. Ismael was verbannen en had alles verloren. Hij was op het hongerpad in de wildernis. Hier moest hij zijn weg zien te vinden. Hij wilde ook niet terug. Hij wilde het diepere pad op. Natuurlijk zou hij terugkeren, maar voor nu moest hij dit pad op. Hij moest in zijn geduld eerst alles verdiepen. Dat is wat geduld is : een verdieper. Het is niet zomaar iets passiefs. Het is een kracht van de natuur. Het brengt laagjes aan, van laag tot laag, als het water. 4. De hogere mens zal volharden. De lagere mens zal altijd weer afvallen. Ze proberen het misschien, maar geven dan weer snel op, worden snel afgeleid tot kakiaitische verrassingen, omkoperijen enzovoorts. 5. Als ze het woord hongerpad horen dan steken ze lui hun tong uit van apathie. Daar hebben ze geen zin in. Ze leven voor het plezier, voor het comfort. Met hen daarover te discussiëren heeft geen zin. Ze zullen altijd weer aankomen zetten met dezelfde drogredenen. Daarom is het zaak voor de hogere mens het pad van de eenling op te gaan en zich niet bezig te houden met zieltjes winnen en kerkgroei statistieken. Dat is voor zakenmensen. 6. De eenling is geen zakenmens. De eenling gaat tot het hongergeld. 7. De eenling doet zijn geduld rijpen, totdat het volkomen is, volhard, vereeuwigd, en daarmee 891 8. De mens dient er mee te worstelen om het op diepte te schatten, op waarde te schatten. Wat weet een mens ? Het is een stuk natuur wat de mens nodig heeft en wat de mens verworpen heeft. 9. Aanvaard het vreemde, en schat het op waarde, want gij hebt iets over het hoofd gezien. 10. Het vreemde kwam over de sobere, en hij kon zich er niet tegen verzetten. Er was een boodschap die hij moest brengen. 11. Het is een symbolisch orakel wat alleen begrepen kan worden in de grotere samenhang van de geestelijke oorlogsvoering. 12. Telkens weer dient de mens terug te keren tot het hongergeld. Dat verbreekt de macht van het stadse geld. 13. De stad aanbidt dit gouden kalf. De sobere bestraft deze afgoderij, en terecht. 14. De hemelvaart kan alleen plaatsvinden als Israel en Rebekkah verzoend worden. 15. Ismael werd door zijn moeder meegenomen naar het land Rebekkah. 16. Ismael leerde door zijn honger en geduld wat de ware tentendienst inhield, dit in tegenstelling tot Mozes die hiervoor te materialistisch was en daardoor niet tot Rebekkah kon komen. Er is dus een duidelijk verschil tussen de mozaische tentendienst en de ismaelitische tentendienst. De vervreemding 17. Het hongerpad van Ismael is het ravijn waarin de mens zijn lagere wil volledig moet verliezen.

het vreemde komt. 18. De wil moet onderworpen zijn aan de hogere natuurkennis. 19. In het ravijn waar de mens zijn lagere wil verliest, daar ontvangt de mens de onweerstaanbare kennis, wat een loon is. 20. Het is heel erg dualistisch. Er zit een grote, onnaspeurlijke diepte in. 21. In de onontkoombaarheid is alles vereeuwigd is. Als je het eenmaal hebt ontvangen, dan kom je daar ook niet meer los van, en dat is de heilige gebondenheid. 22. In het hongerravijn verliest de mens dus zijn lagere wil. Dit is het pad van de eenling. 23. Er moet commentaar op gegeven worden, en het moet in een grotere context worden besproken. 24. Er is dus groot verschil tussen het orthodoxe en het diepere, exegetische. 25. De mens moet juist de hongerput in om tot de uitverkiezing te komen. 26. Dat is het hongerpad wat leidt tot de volharding, oftewel het geduld. 27. In het proces van het volkomen worden van het geduld en de vereeuwiging, is het vreemde en de vervreemding. 28. De sobere moest tot de eeuwige volharding komen, het volkomen geworden geduld, tot het eeuwige ijs waarin hij het erymantische zwijn kon strikken en stroppen, als beeld van de lagere wil die werd onderworpen aan de hogere kennis. 29. Het eeuwige ijs is ook een beeld van in het geduld geoefend worden tot volkomenheid, opdat 892 30. De sobere is door zijn geduld en omzichtigheid, door de langere natuurweg te nemen in plaats van de korte stadsweg, gevoelig geworden, met geopende zintuigen. 31. De sobere was omringd met leedvermaak, en streed ertegen. Maar er is ook zoiets als tuchtverheuging, wat bij de mens zelf bevindt. Als je je meer verheugt over de tucht van iemand anders dan over de tucht van jezelf dan is dat leedvermaak. 32. Verblijdt u in de beproeving. Heb er een welbehagen in, want het trekt u dichter tot God. 33. Daar is een zekere blijdschap aan verbonden, als de blijdschap van het visnet, en de blijdschap van het hongerpad. 34. Als het ego, de lagere mens, onderworpen wordt en ten onder gaat, dan moet de hogere mens daarover wel blij zijn, want anders als de mens daarover teveel verdriet zou hebben dan is het verdacht, dat de mens toch nog zijn vlees terug zou willen hebben. Neen. Het vlees moet ten onder gaan, en de mens moet hierover verheugd zijn. Maar dit mag geen lichtzinnige verheuging zijn wat op de ander wordt geprojecteerd. 35. De exegese is als een groep hyena's die hun prooi verslinden en daarover heilige wellust hebben, want zo wordt eindelijk de hogere kennis geopenbaard. 36. Laat uw blijdschap dan heilig zijn en in sidderen en beven. Er is maar een hele dunne lijn tussen valse blijdschap en ware blijdschap. Daarom is de ware blijdschap altijd in ernst en altijd met een zekere mate, opdat er balans blijft. 37. Er is overwinningsblijdschap, maar laat het je nooit tot een valstrik worden.

het geduld. 38. Wordt nooit overmoedig in je blijdschap. Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle. 39. Vaak is blijdschap slechts een drugs die door de vijand wordt aangeboden om de mens in slaap te doen dutten. 40. Wees daarom altijd op je hoede en waakzaam. Wees altijd in geduld, en maak je geduld volkomen. 41. De sobere was een balling aan de rivier de Kebar, wat in het Hebreeuws ver weg betekent, oftewel het vreemde. 42. Israel was totaal ontmaskerd en ontwapend. 43. Er was niets meer tussen hen en de vreemde natuur in. 5. Dit is een groot geheimenis. De leeuw van geduld is het fundament van het hongergeld. 6. Het hongergeld is één van de zuilen. Het is symbolisch, en kan alleen beoefend worden door hen die geduld hebben. 7. Door in geduld te minderen breng je van je eigen visionaire overvloed tot de armen. Overmoed rooft energie, altijd weer, rooft visioen, zodat de armen in een heel arm visioen terecht komen in de matrix. 8. Overmoedigen kunnen de hongerbelasting dus niet betalen. Alleen minimalisten die hun geduld volkomen maken kunnen de hongerbelasting betalen en daarom moest de sobere een ontmoeting krijgen met de heilige leeuw, om zo tot leeuw te worden. 9. Zo worden het geven en krijgen weer heilig, door geduld, door het geheimenis in de woestijn waartoe de sobere kwam. 16. Het eeuwige touw 1. De sobere moest op zijn tocht door de onderwereld door de verschrikkelijke woestijn, waarin hij moest worden tot de wildernis en de duisternis. 2. Alles gaat in deze woestijn tegen elkaar in. Het is de woestijn van de tegenstander, van het dualisme. 3. Dan komt de sobere tot de grot boven de put van de verjonging en de wedergeboorte. Het is wachter van de mond, oftewel van de heilige gebondenheid, de heilige wederopvoeding. 4. Waar de sobere komt tot de leeuw, en wordt tot de leeuw, is het beeld van het volkomen worden van 893 10. De leeuw van geduld leidt tot de geestelijke economie van het eeuwige touw van de natuur. 11. De mens komt zo van horen tot gehoorzamen. 12. De leeuw van geduld leidt tot dit principe, want alleen door het oefenen van volkomen geduld kunnen deze holen opengaan. 13. In het nachtgebed laat de mens zijn lagere natuur achter om tot zijn hogere natuur te komen, van ego tot heilige natuur-economie. 14. Ismael werd verbannen uit zijn eigen religie tot diep in de wildernis, waar hij uiteindelijk tot Rebekkah kwam, in een vreemd land. 15. Ismael brak met het oude vertrouwde en het bekende om tot het heilige vreemde te komen, en

bouwde samen met Abraham uiteindelijk het pelgrimsoord. 16. De mens keert terug tot de soberheid van het leven in de tenten in de wildernis, zoals ook het volk Israel. 17. Dat is dus een heel Ismaelitisch principe van Ismael die tot de wildernis werd gezonden. 18. Zij mochten niet strijden, maar moesten de wildernis in vluchten, terug tot de natuur, om zo tot de wildernis tenten te gaan, om tentendienst te verrichten, wat symbolisch is voor het horen en gehoorzamen van de geestelijke kennis. 19. De mens mocht dus niet strijden, maar moest belijden, zichzelf disciplineren in de natuur, kennis innemen. 20. Het had voorwaarden en principes. 21. Er zijn dus voorbereidingen om tot de geestelijke kennis te gaan. 22. Wanneer de tenten leeg staan gaat de mens de natuur in om daar te leren. 23. De geestelijke oorlog wordt weer geleerd, na het vluchten. 24. Door alles heen loopt het minderen en hongeren tot het eeuwige touw, het brengen van alles tot de juiste plaats. 25. Het eeuwige touw kan dus alleen geleerd worden door het vasten. 26. Zo maakt men het geduld volkomen. Hier mag de mens exegetisch mee om gaan. 27. In de ontwapening en de heilige vreze, de nachttocht tot de hemel, is er grote profetische 894 inspiratie, als de mens zijn wapens aflegt. 28. De heilige vreze is het begin van de wijsheid en de kennis. Dit is dus een oorlogsvasten, opdat men geestelijke tochten kan maken, nomadisch kan leven. 29. Soms moet men dingen achterlaten in plaats van er nog voor te strijden. Het is dan tijd om naar een ander gebied te gaan. 30. Toen deze nacht tot mij kwam verloor ik even mijn bewustzijn en orientatie. Dit is allemaal nodig tot het ingaan. 31. Als het ten einde is gekomen, dan is het zaad gezaaid, en de bittere dood wordt wat zoetig. 32. Alleen door het minderen volkomen te maken komt de mens tot de ware natuurzoetheid van het eeuwige touw, die dus zeker niet te weinig is, maar ook zeker niet teveel, in de juiste verhouding dus. 33. Zoet mag alleen met mate worden genomen. 34. Men mag het niet overdrijven, want dan gaat de bedoeling van het vasten verloren. 35. Het is dus tegelijkertijd een soort wedergeboorte van de mens, waardoor er een wederopvoeding zal plaatsvinden. De mens krijgt dan nieuw speelgoed. 36. Het is een symbolisch vruchtbaarheids-ritueel van de natuur, het minderen door het cirkelen, wat dan uiteindelijk de zoete kracht van de natuur voortbrengt, niet te veel, niet te weinig. 37. De aarde scheurt open, Ik kan de lagen zien, Hier zijn de veranderingen 38. Het heilige zoete zit op de troon, De troon is het verborgene

39. Het is niet om te eten, Het is een sieraad, De sleutel is van het zoete, Het smelt in mijn hand 50. De grenzen die destijds werden gelegd worden zo ook doorbroken. 51. Dit zijn allemaal facetten van het symbolische hongergeld, het betalen van de hongerbelasting. 40. Zij hebben een stad gebouwd van het zoete, Als een weg tot de wildernis 41. Dit smelten betekent dat we spreken over het verminderend zoete, niet het vermeerderende zoete, en het moet symbolisch toegepast worden, niet letterlijk. 42. Het is een lange rivier, En ze zegt dat we het alleen kunnen binnenkomen door het te lezen, En alle belasting werd tot het zoete. 43. Hier in de diepe wildernis was zij slechts een diepere inwijder. 44. Het lokte de soldaat tot een diepere strijd, de patronen van de wildernis. 45. Zij was het lijden van de jongen in zijn jeugd om hem te behoeden voor een veel groter kwaad. 46. De kooi die zij hier had gebouwd was niets vergeleken met de kooi van de stad. Zij bewapende haar kinderen en ontzag hen niet. Zij tuchtigde haar kinderen reeds vroeg. 47. Het moet dan direct gaan tot de eigenlijke bedoeling en mag zeker niet bij het natuurzoet blijven hangen. Het gaat om het eeuwige touw.. 48. Nu komt alles op zijn plaats. Het is een soort opname. 49. Daarna moet men zich dingen eigen maken, als een geoefendheid, wat dus wijst op Areta. 895 52. Zonder het hongergeld kan men niet nomadisch leven. 53. Daarna is er de afzondering in de wildernis. Men moet alles achterlaten en niet strijden, maar vluchten, en in die afzondering zal de wedergeboorte plaatsvinden, want de mens leert hier daadwerkelijk horen en gehoorzamen, en wordt weer als een kind. 54. Daarna is er de duistere wedergeboorte in de geestelijke oorlogsvoering. 55. Het leidt tot conflicten tussen de stammen, en daarna zullen er goede en mooie dingen gebeuren, tot herstel van de positie van vrouw. 56. Dan is er de wederopvoeding. Als de mens zich onderwerpt aan de wederopvoeding, dan kan het beeld van de natuurvrouw hersteld worden. 57. In de de scheiding en afzondering werd alles achtergelaten om op zoek te gaan naar water. Dit is een vereiste. 58. Het betekent ook ergens tussenin zijn, als een beeld van de tussenstappen. 59. Het is een belangrijke nacht, omdat het de mens lossnijd van zonde, opdat het contact met God wordt hersteld. 60. De mens zal met God verzoend worden door grote scheuringen. 61. Dan worden de gelovigen van de ongelovigen gescheiden.

62. Het is dus maar voor een gelimiteerde groep, namelijk 'de uitverkorenen', wat zich in de natuur dus uit in de 'natuurlijke selectie'. Dit is een principe. 63. Hiervoor moet je alles achterlaten, de gehele kudde, alle kudde-mentaliteit, om op zoek te gaan naar het verlorene, het vergetene, dieper in de wildernis, zoals Ismael. 64. Rebekkah is de amazone oorlogsvoerster in de exegese. 65. Dit is ook weer verbonden aan de pelgrimstocht, één van de zuilen. 66. De mens op het Ismael pad moet zich dus hiernaar uitstrekken in de geestelijke kennis, tot het horen en gehoorzamen. 67. Het is de terugkeer tot de geestelijke oorlogsvoering. 68. Het is de terugkeer tot het vreemde en de wildernis. 69. Daarvoor moet de mens offers brengen, oftewel de stad achter zich laten. Het is het pad van Ismael. De grenzen die destijds werden gelegd worden zo ook doorbroken. 70. Dit zijn allemaal facetten van het symbolische hongergeld, het betalen van de hongerbelasting. 71. Uiteindelijk komt de mens dan tot de vreemde kennis, wat het geheimenis van Rebekka is, een belangrijk onderdeel in de aretaitische filosofie. 72. De sobere ontvangt zo de heilige touwen in zijn verstrikking en verwarring, en komt zo tot heilige tentendienst. 73. Het vreemde dat zal komen zal niet kunnen worden wederstaan. 74. Uiteindelijk leidt dit tot de vereeuwiging, waarin de mens niet meer kan ontkomen. 75. Dit gebeurt allemaal in het Rebekkah geheimenis. 76. Er is geen heilige gebondenheid als de mens zich niet afzondert. 77. Dit vindt dus uiteindelijk plaats in Rebekkah. 78. Ismael kwam tot een vreemd land. Het was als een soort opname, wat dan verder leidt tot het pelgrimsoord. 79. Dit is dus in principe een heilige ballingschap. 80. Het valt niet meer te stoppen. Wel valt het te verdiepen. 81. Wiens eigendom bent u ? Wij zijn allemaal eigendom van de natuurprincipes. 82. Zo komen wij deze natuur-eigenaars onder ogen. 17. De camouflages van Kakia 1. Een woeste, duistere baarmoeder staat te dringen, die op jacht is. Haar baarmoeder is nat en duister, harig, om de vrucht te beschermen. Dat is waarom de amazones in de diepere wildernissen veel donkerder zijn. 2. De vrouw in de stad verheerlijkt haar witte huid en kijkt neer op de donkere huiden. Zij moest 896

namelijk het kind offeren, tot de massa's, fel in het licht. Zij was uitgezonden om het kind te doden. Lange gifnagels, met chemische lakjes, om de kinderharten te bedriegen. Het lijkt allemaal op snoep voor het kind, maar de vrouw in de stad is op jacht, een dodelijke jacht. 3. Zij is preuts wanneer het aankomt op de geestelijke kennis, maar wanneer het om geld gaat speelt zij ineens de hoer. 4. De sobere volgt Rebekka tot de donkere tentendienst in de wildernis. 5. Het Kakiaitische pad houdt het aretaitische pad verborgen. 6. Rebekkah draagt het wapen om gehoorzamen te testen. Zij is als de sieraden van het lijden. Zij spreekt recht in list en symboliek. Zij raakt het letterlijke niet aan. 7. Zij is de weefster van het paradijs. Zij weefde het paradijs als in een droom. In de dieptes van de wildernis woont zij, om dapperen te onderwijzen, zij die door hun lijden tot haar zijn gekomen. 8. De gehoorzaamheid tot Rebekkah is een beeld van de onderwerping aan het vreemde. 9. Het is de onderwerping aan God, aan Areta, tot het punt dus waarop het een natuur wordt, een gewoonte, een oerinstinct wat niet meer tegen te houden valt. 10. De mens wordt zo meegetrokken met de wilde rivier van de oerlusten van het eeuwige touw. 11. De sobere werd van de ene moeder tot de andere moeder overgedragen, tot tentendienst. Dit was metaforisch voor zijn verhouding met God. 12. De natuur is niet lineair. Het profetische leven is 897 niet eenvoudig, maar ingewikkeld en strikkend. De natuur strikt, omdat de mens een potentieel gevaar is. De natuur drijft mensen in een hoek. 13. Je hoeft geen verwenner te verwachten van de natuur, maar de natuur test wel door verwenners. 14. Kiest de mens voor Kakia, de gemakszuchtige ongeoefendheid of Areta, de geoefendheid ? Dat is altijd weer de vraag. 15. De strijd tussen Kakia en Areta ligt fundamenteel verborgen onder religie, en de mens moet ertoe ontwaken. 16. De mens mag diep duiken in de exegese. Alleen zo komt de mens terug tot de aretaitische filosofie, wat de oorspronkelijke religie was. 17. Het draait dan niet om personen, want dat zijn slechts voorbeelden. Het draait om Areta, de geoefende natuur. 18. In de natuur is de man onderworpen aan de vrouw, aan de baarmoeder. Dat is niet letterlijk, maar een symbolisch principe. 19. De shamaan gaat heel diep de onderwereld van de wildernis in, en komt tot wilde en woeste amazone stammen die leven van de jacht. 20. Dat is filosofische symboliek met diepe betekenissen van geestelijke oorlogsvoering waar de mens niets vanaf weet. 21. Deze vrouwen zijn donker. Alles wat we om ons heen zien zijn losgeslagen brokstukken van het zelf. Het past niet meer. Het is verwilderd, roekeloos, losgeslagen, maar diep binnenin liggen nog steeds de natuurpatronen. 22. Kakia staat voor niet studeren, niet oefenen, maar spijbelen, terwijl Areta voor het onderricht

staat. Kies dan heden wie gij dienen zult. 31. Deze afzondering moet ook binnen de mens zelf plaatsvinden als een heilige gespletenheid. 23. De mens is stads geprogrammeerd, geconditioneerd, en is laks wanneer het aankomt op de aretaitische filosofie, en verschuilt zich immer in religie. 24. Rebekkah staat voor de grote verwarring, maar de mens moet er doorheen om tot de diepere schepping te komen, de diepere natuurpatronen. Zij is een jager, een strikster, wat ook de woordbetekenis is van Rebekkah. 25. De stad wil de mens tot slaaf maken tot het lagere, maar de natuur wil de mens terug brengen tot de gehoorzaamheid aan het hogere, opdat de mens door deze principes zal leven en niet ten onder zal gaan in schaamteloze kakiaitische genotszucht. 26. Alleen de filosofie brengt leven. De spijbelzucht is een roofdier die de mens ten onder wil brengen. En het ego zal ten onder gaan, en de diepere mens zal tot zijn doel komen. Dit is al in alle eeuwen vastgelegd. 27. De diepere mens mag hiertoe ontwaken. Het ligt in ieder mens verborgen. Rebekkah is het patroon tot ontwaking. 28. De sobere was geheel verstrikt in de orthodoxe wetsystemen. Hij zat geheel vast in het systeem. Hij was een gevangene van de stad. Daarom moest Rebekkah, de vreemde vrouw, wel komen, om die conditioneringen te verbreken. 29. Hij was in dat opzicht als een Israelitische Heracles. Rebekkah was zijn Areta, zijn noodzaak tot verdiepende geoefendheid, opdat hij aan Kakia kon ontkomen, de gifklauwen van de stad. 30. De mens moet zich afzonderen om los te komen van de bedriegelijke kakiaitische kudde mentaliteit. 898 32. Je mag je linkerhand niet laten weten wat je rechterhand doet. 33. Vaak heeft het volgen van de kuddegeest te maken met eerzucht. Maar de heilige gespletenheid brengt verwarring en verwerping. 34. Het moet genoeg verdiept en verlengt worden totdat het vreemde wordt bereikt, in de pelgrimstocht. 35. De mens moet het principe toepassen totdat de mens als Ismael is geworden en zo tot het vreemde is gekomen. Het vreemde beproeft de mens, test de mens, verstrikt de mens en inspireert de mens. 36. Moet je water bij de melk doen, compromissen sluiten, om maar overal binnen te kunnen komen, in de smaak te vallen ? Moet je daarvoor je eigen hoge standaarden verlagen ? Dan ben je kakiaitisch bezig als je mensen naar de pijpen danst om maar aardig gevonden te worden. Waar is dan het offensief ? Wildernis profeten waren niet geliefd. Ze spraken een harde boodschap, en moeilijk te begrijpen. Ze hadden een vreemde tong. 37. Zij die ongeoefend zijn zijn automatisch dienstknechten van Kakia. Zij worden in de stad aan haar gewijd, wat het lot is van de kinderen. Hulpeloos als ze zijn leren ze Kakia lief te hebben, gevoelig te zijn voor Kakia. Daarom is de afzondering hard nodig. Het is de uittocht uit de stad. 38. Daarom is Ismael's verworpenheid zo belangrijk, want als hij niet verworpen zou zijn, dan zou hij nog steeds een stadse kakiaiet zijn. De mens heeft eerzucht nodig voor kakiaitische sexualiteit, waardoor kakia haarzelf voortplant, maar de sexualiteit van de geestelijke kennis gaat door de

verworpenheid, door Ismael's verworpenheid, want zo wordt de mens afgezonderd. 39. De kakiaitische mens wil aardig gevonden worden, leuk gevonden worden, wil stadse complimentjes ontvangen, en tooit zichzelf daarmee op. De kakiaitische mens is een volgeling van de verwenner. 40. Deze mens vind zijn waarde niet in de aretaitische filosofie, maar in de complimenten van anderen, wat anderen van zo'n persoon denken, ook al is dat vaak huichelarij en omkoperij, als onderdeel van de kakiaitische jacht. Het zijn verlokkende, exotische valstrikken. 41. De mens valt er zo graag in. Zo is de mens onderdeel van het kakiaitische systeem. De mens lust er pap van. Telkens tooit de mens zichzelf ook weer op om aan deze jacht deel te nemen. Het is psychologische oorlogsvoering. Blijf er omheen draaien en zie wat het is. 42. De mens is diep in het oerwoud, en gevaarlijke, goed gecamoufleerde exotische jagers proberen de mens te strikken. Kakia meent het. Ze heeft miljoenen jaren ervaring in deze jacht. Het schijnt te werken. Alles lijkt te zijn vastgelopen. Alles is Kakia wat de pot schaft. Daarom moest het aretisme wel komen. Het was zo duister en onbegrepen, en ook Kakia mengde zich erin, als laatste strohalm. Het was een gevecht tussen Kakia en Areta, tussen ongeoefendheid en geoefendheid. 43. Ongeoefendheid schijnt op korte termijn te werken. Het is grissen en grijpen, en veel pretenderen. Maar Areta is een geoefend krijger. Zij gebruikt strategie en denkt op lange termijn. Het pad van de afzondering is lang. 44. Juist ter voorbereiding op de afzondering is er de ontwapening. Eerst moet de mens alle camouflages van kakia afleggen, al haar make up 899 afdoen. De mens moet dan vluchten, niet strijden. Juist het strijden zou de mens weer vast doen haken in het kakiaitische systeem. Vaak is strijd nog eerzucht, gelijk willen hebben. Maar het gaat er niet om om gelijk te krijgen en recht te hebben. Het gaat erom weg te wezen voordat het te laat is. Kijk niet om naar de stad. Verander niet in een zoutpilaar. 45. Laat de dingen zoals ze zijn, en neem afstand, anders raak je weer vast. Accepteer het, zoals ook Ismael zijn verworpenheid moest accepteren. Hij was uitgekotst door de stad. 46. De mens die vol wil houden in de ontwapening wordt blootgesteld aan enorme pesterijen door de kakiaieten, die de mens zo willen verleiden om toch maar weer te gaan protsen. Een heleboel mensen vinden de prijs van de ontwapening te hoog. Zij willen niet ontwapenen. Dan voelen ze zich naakt, leeg en verworpen, alsof ze anderen niets te bieden hebben. Ze zouden teveel gehoond worden. Dan horen ze er liever bij, en staan liever aan de kant van zij die pesten, laf als ze zijn. Ze doen dan gewoon mee. 47. De diepere mens moet hier allemaal doorheen. Kakiaieten komen in allerlei vormen en maten, om de mens te verwarren. Er wordt gesold met de ontwapende mens, maar dit is slechts schijn. De mens die volhoud in de ontwapening zal uiteindelijk winnen. Er is dan een strijd gaande om die mens. Het ware wapen is dus de ontwapening, voorafgaande aan de afzondering. De mens kan dus niet zomaar afzonderen. De mens moet eerst de wapenrusting afdoen. De mens voelt zichzelf dan misschien kwetsbaar. Alle maskers zijn afgegaan. Maar het feit is dat de mens dan echt tot leven komt. Zo komt de mens terug tot Areta, de natuur filosofie. 48. Ontwapening is belangrijk ter voorbereiding van de afzondering. Soms is het beter te ontwapenen en creatief met dingen om te gaan. Wapens zouden dan

juist de creativiteit blokkeren. De creativiteit is de ware overwinning en de ware bevrijding. Vaak is het dan het leren denken in langere termijn. 49. Ismael moest de nacht van de ontwapening in en werd verworpen, waardoor hij in de oerverwarring kwam, in het grote misverstand, maar dit was de enige manier om deze nacht in te gaan. Alles in de wildernis kon zijn einde betekenen. Daarom werd hij paranoide, nam hij geen risico's, en kwam tot een nieuwe bewapening die grote voorzorgsmaatregelen trof. 50. Hij werd tot een tegenstander van elk mens. Hij werd tot vijandig. 51. Hij werd gelijkgemaakt aan de vijand. Alleen de vijand zal overleven, niet de overmoedig vertrouwende. Pas op elke stap die je zet in dit mijnenveld. Je grootste vriend kan je ergste vijand zijn. Blijf testen, blijf verdiepen, weest vijandig naar de systemen van de stad. Kom tot het vreemde. Ga dubbelzinnig met dingen om, ga tot de diepere lagen. Maak het niet normaal en niet traditioneel, want dan heb je het spel verloren. 52. Op het diepste punt van het visnet werd Ismael de verworpene. 'Mijn god, mijn god, waarom hebt gij mij verlaten ?' 53. God had geen kinderen. Het was als de nachttocht van de ontwapening, voorafgaande aan de afzondering. 54. Dit is een mooie belofte van de verzoening, om de wereld op de paradijs aarde voor te bereiden, want alleen zo zal het paradijs kunnen komen. Maar om dezelfde nachttocht te kunnen maken zal de mens dus moeten ontwapenen. De mens moet durven dingen weer in twijfel te trekken en niet snel de wapens te grijpen en eigen rechter te spelen. De lagere mens wil altijd gelijk hebben, ook als de lagere mens niet gelijk heeft. 900 18. De stam van Seth 1. De man in de stad : 'kijk naar mij, kijk naar mij. Ik wil je aandacht voor mijn uiterlijkheden : mijn stropdas, mijn verleidelijke ogen (doortrapt), mijn overweldigende lichaam, mijn kaartendek waarmee 55. Zou er een vreemde interpretatie mogelijk kunnen zijn voor alles om ons heen ? Zou de wereld er dan niet een stuk beter uitzien ? Of zal dit een nieuwe oorlog zijn ? De vreemden zullen komen, en ze zullen alles wat de mens denkt te weten overweldigen. Oh, de mens is zo vol van zichzelf, maar ze zullen vol worden van iets anders, want de waarheid valt aan het einde niet te ontlopen. 56. Het is een brug die de mensheid dient over te gaan, en die brug is onvermijdelijk. Het is al veel te ver gegaan. De natuurkrachten roepen de mensheid weer terug. Een oud indiaans gezegde luidt : 'Je kan alleen je vijanden verslaan als je als je vijanden wordt.' Dat betekent dus dat de mens van vijanden heel veel kan leren. Vaak representeert het iets wat de mens is vergeten. 57. De ontwapening leidt tot de afzondering, ook de afzondering binnen de mens zelf, de gespletenheid, waarin het ene moment niet weet van het andere moment. Het zijn allemaal delen van de mens.

ik sjoemel, mijn gevoel voor stadse mode, mijn vlotte humor, ik heb altijd mijn woordje klaar,' enzovoorts. 2. Maar de man in de wildernis heeft kinderlijke schoonheid, en kent zichzelf niet eens. Hij kent zijn delen niet, en die weten ook niets van elkaar af. Hij begrijpt de stad niet, en de stadse man. De stadse man is erg zelfverzekerd, erg pretentieus, en denkt dat hij met deze eigengemaakte soep de loterij heeft gewonnen. Maar de man in de wildernis twijfelt. Het is natuurlijk een groot contrast. 3. De man in de stad : 'Kijk naar mijn bling bling, naar mijn gouden tanden, naar mijn broek half afgezakt. Kijk hoe ik dom naar je kijk, hoe ik je op je billen sla. Dat wil je toch ? Kijk hoeveel geld ik heb gestolen, hoe ik mensen heb lopen bedriegen en oplichten. Kijk hoe dom ik ben, want zo is alles binnen ons bereik. Dom is 'sexy' in de stad. Je krijgt zo snel dingen gedaan in de kakiaitische industrie. Je hoeft er niet veel voor na te denken. Alles wordt voor je gedaan. Gewoon dom wezen, en daar ga je. 4. Dom is sexy. Wat sexy is weet geen kip, en dat willen ze ook niet weten. Ze goochelen graag met woorden die ze niet begrijpen. Alles maken ze snel en overmoedig sexueel. Alles wordt zo uitgebuit. Het is één grote machine, want ja, Kakia wil voorplanten. Daarom heeft ze het altijd en immer over sex, en gebruikt ze triggerwoorden zoals 'sexy' en 'hot'. Ja, dat is hot. Koffie is al klaar hoor, in een wip. Ga maar zitten, schuif ik het zo naar binnen. 5. En daar loopt ze met haar knalrode centimeters lange nagels en hoge hakken van bijna een halve meter. Naaldhakken. Want ja, ze mocht de aarde eens raken. Nee, dat is vies, en Liesje mag niet vies worden. Daarom lopen ze op hun tenen, vol van angst voor de natuur. Nee, er moeten grote betonblokken tussen. Als ze haar schoenen uittrekt, dan weet je hoe laat het is, en moet je hard rennen, want het is een moordwapen in haar hand. Vrouwen 901 en hun naaldhakjes. Hevig overstuur zijn ze als je er iets van durft te zeggen, want naaldhakken zijn 'sexy' in hun ogen. Zelfde verhaal. Het is hun inkomen. 6. Een wildernis man moet kotsen van al die vreemde chemische troep, stinkende lak, die vrouwen vandaag de dag op hun nagels smeren. Het stinkt een uur in de wind, stadse stank. Je krijgt er een nare smaak van in je mond. Maar de stadse man vind het heerlijk. 'Ja, ze heeft lef hè,' wordt er dan gezegd. Altijd trekken ze hun snuiten los als zulke vrouwen langslopen. En maar kijken en fluiten. Nou, daar komt wat langs zeg. Lekker met z'n allen in de groeps-illusie. De wildernis man vindt het walgelijk, maar die telt niet mee. Liesje mag niet vies worden. 7. De stadse man : Dom is sexy. Kijk hoe dom ik ben, hoe dom ik loop, hoe dom ik naar je staar. Als je ook dom bent kunnen we samen hokken. Kakia zal ons rijkelijk belonen. 8. De wildernis man : Hoe bestaat het. Kakia wil ik niet, maar Areta is onbereikbaar voor me, lijkt het wel. Die geeft haarzelf niet zo makkelijk als Kakia. 9. De stadse man is vals zelfverzekerd, maar de wildernis man is in grote twijfel, in de verworpenheid van Ismael. Hij voelt zichzelf tussen wal en schip. Alles heeft een hoge prijs. 10. De stadse man : Alles makkelijk. Makkelijk is sexy. 11. Wildernis man : Kun je ophouden met dat woord 'sexy'. Je weet niet eens wat het is. Het is bijna verbale aanranding als je dat woord om de haverklap gebruikt. 12. Stadse man : Dan roep ik Kakia. 13. Wildernis man : Dan roep ik Areta.

oftewel het vertragen. 14. Stadse man : Die komt toch nooit. Ik heb het eens geprobeerd, maar ze kwam niet, en toen heb ik maar voor Kakia gekozen. Lekker makkelijk. Lekker uit eten met haar iedere donderdag avond. Lekker romantisch, lekker kip eten. 15. Wildernis man : Ze heeft je versteend. 16. Stadse man : Is ze een heks ? 17. Wildernis man : Nou en of. Wat denk je. 18. Stadse man : Alsjeblieft help me dan. 19. Wildernis man : Help jezelf. Lees wat meer boeken, doe wat meer onderzoek voordat je je mond lostrekt. 20. Stadse man : Alsjeblieft. 21. Wildernis man : Heb je gehoord wat ik zei ? 22. Stadse man : Alsjeblieft. 23. Wildernis man : Dit is hopeloos. 24. Er is scheiding tussen de wildernis man en de stadse man, zware scheiding, in de afzondering. Ze kunnen elkaar niet verstaan, komen niet dichter tot elkaar. De wildernis man moet gaan tot het minderen in de wildernis. Hij kan niet bij de versteende stadse man blijven staan. 25. 'Niemand kan zich bewegen in de nacht van de ontwapening,' zei de wildernis man. 'Je moet wachten tot de morgen.' 27. De valse bewapening van de stad kwam namelijk door overmoed, door versnelling, dus de mens ontwapend weer door vertraging. 28. Er gebeurt iets moois tussen de vertraging en de ontwapening. Dan zal de man weer zijn schuilplaats vinden in de vrouw, als de terugkeer tot de grote moeder. Dit kan dus alleen als de man ontwapend. 29. Shama is een mannelijk hebreeuws woord wat horen, luisteren en gehoorzamen betekent, wat de essentie is van de man. Het is ook de wortel van Ismael en Samuel. 30. Ismael vocht tegen iedereen, als beeld van alles toetsen. Hij gaf zich niet zomaar over. 31. De sma is in het Egyptisch de slager en ook de boodschapper. 32. Dit is in het Egyptisch ook het geheim van de visioenen, wat ook 'sma' is. Het geeft de man het ware zicht, s-ma. De stadse man wil hier allemaal niet doorheen en gaat bij voorbaat al protsen in de stad met zijn dikke spierbundels. Zo maakt hij een karikatuur van het diepe natuurproces van Ismael. 33. De Egyptische sam wortel van I-sam-l, Ismael, betekent de wilde, hij die in de wildernis is. Ismael was het wildernis-kind, zoals Seth, Smai. Altijd was hij in gevecht met anderen. Hij onderwierp zich niet zomaar, maar was onderworpen aan de natuur. 34. Suma, sm, was in de Egyptologie de koppige, die niet zomaar om mensen te behagen zijn richting of opinie veranderde. 26. Vooraf aan de ontwapening zijn er de woestijnvlaktes en de ijsvlaktes, het bevriezen, 902 35. De sma was de ruggegraat van Aser. Smaa is in de Egyptisch dat wat bewezen is, getoetst is, het geoefende, het volkomen offer wat gewijd is. Het heeft met de herbouw te maken, smaui.

36. Het is het recht maken van de paden, smaa. De sma is de gesel. Het is de verkondiger van het verhaal. Het is de zaadlozing van de natuurmens. 37. Seth in de wildernis werd ook genaamd Smi, ook een wortel van Is-smi-l, wat slager betekent. Smi betekende ook de stam van Seth. Shemi is de weggedrevene, hij die terug is gegaan, shm, wat ook weer terugkomt in Ishmael, en een Egyptische wortel ervan is. 38. Sham is vuil zijn, bedekt met moeder aarde, shm. De shum wortel is de kleine, de mindere, de hongerende (shuam, sham). Shmamu is het vreemde. Shmam is beloven, opgeven, offeren, bidden. De shma is een steen van het zuiden, wat ook vernietigen betekent, pervers en corrupt maken. 39. Soms is alles te steriel geworden, te stads, en moet het eerst corrupt, pervers en vuil gemaakt worden, in contact met de natuur. Het moet weer gecamoufleerd worden met moeder natuur. Dat is waar Seth voor stond in de Egyptologie, als de brenger van de oerchaos. 40. Seth, Smai, als de Egyptische I-smai-l stond voor de geweldadigheid. Dat is een toetsende, metaforische geweldadigheid in de geestelijke oorlogsvoering, uitgebeeld door natuur-elementen zoals storm, duisternis, wildernis. Ook was hij verbonden aan het vreemde. Hij was koppig, tegendraads. Hij hoorde niet bij de stad en bij de samenleving. Hij had zich afgezonderd. Ra had hem nodig in zijn tocht door de onderwereld. Seth was dus altijd dualistisch. Hij kon voor het goede staan, maar ook voor het kwaad. Hij stond voor de metaforische mutilatie. Hij was getrouwd met Nephthys en gaf geboorte aan Anubis, de zwarte wolf, hond (anup, jn-p, jn-peh). Ook had hij relaties met vreemde godinnen zoals Anat en Astarte. 41. Net als Ishmael was ook Seth een verstotene, 903 een verbannene, tot dieper in de wildernis, zoals Seth ook Smai werd genoemd. Zo kwam Smai tot het vreemde, en leerde horen, luisteren en gehoorzamen. 42. De oerchaos is het patroon die de ware realiteit draagt, en is het ingewikkelde beveiligingssysteem. Het kan niet lineair komen, want dan is alles verloren. Het is een zuiveringssysteem, als een bliksemafleider. Alles wordt zo geleid tot de waarde waarin het verwerkt kan worden. 43. Wee de mens die tot de normale stadsgoden komt in plaats van tot de vreemde wildernis. Als de mens niet verstoten wordt en iedereen spreekt maar wel over hem, dan is er iets goed mis. 44. Een mens in wanhoop is de ware vruchtbare bodem, niet de mens in valse, overmoedige zelfverzekerdheid. Daar kan niks meer bij. Valse hoop zou de mens nog teveel vast laten houden aan de stad. 45. Ook Ahn heeft deze tranen gekend. Het zijn de tranen van de verstoten Ishmael. Maar alleen zo komt de mens tot het vreemde. In tranen zal de mens het ontvangen, opdat de mens het niet leugenachtig zal kunnen maken. 46. De sobere had het juiste deel gekozen : de bedelkom. Hij gaf niet om eerstgeboorterecht, sociale status, familie posities. De sobere was de hongerende. Hij was de wildernis man. Hij stond niet te protsen in de stad. Nee, hij ging de eenzame wildernis in om op jacht te gaan naar de dingen die waren verloren en vergeten, om op zoek te gaan naar zijn ware identiteit. Hiervoor hongerde hij. 47. De sobere was een Ismaeliet. Hij ging geheel de rivier over, om te komen tot een geheel andere tent, van de geestelijke natuur. 48. De sobere ging door de droge vertraging, om zo

te komen tot de ontwapening, waarvan de tranen een beeld zijn. 49. De mens moet loslaten. De sobere moest zijn tranen uitstorten, anders zou hij nooit tot het vreemde kunnen komen. 50. Hij moest alles van de stad loslaten. Door het uitstorten van de tranen komt de mens weer terug tot de wildernis en het vreemde. Dan voelt de mens zich weer heel anders. 51. Alles stroomt, alles zal ook weer voorbij gaan. De mens mag daarom kijken naar de natuurrivier wanneer hij met verworpenheid in aanraking is gekomen. Het is niet het einddoel, maar slechts een onderdeel van iets veel groters. 52. Ieder mens is gelijk. Ieder mens gaat door hetzelfde heen en moet door hetzelfde heen. 53. Altijd weer is het de ontwapening van de sobere, de tranen van de sobere, waardoor hij uiteindelijk door de poorten kwam. 54. De sobere is de ingewijde in het geheimenis van de tranen. De sobere kon alleen winnen door de ontwapening. 55. Als de islamieten het hebben over Isa, over de islamitische Yeshua, dan wijst dit in principe ook gewoon terug naar Esau, die een Yeshua was, de wenende, wat zijn oorsprong heeft in de egyptologie als de gids van Re. 56. Uiteindelijk opent de traan de poorten van de onderwereld, telkens weer. 57. Hiertoe was sa, sw, uitgezonden. 58. Isa, Ezau, zal dus wederkomen om het volk terug te leiden tot de tranen en de inwijding in de leer der tranen. 904 65. De sobere weende bittere tranen van angst in de hof van Getsemane, biddende of de drinkbeker van het lijden van hem weg genomen mocht worden, maar hij beleed ook dat God's wil zou geschieden. 59. Het is een belangrijke gids in de onderwereld van Egyptische oorsprong, de sa, sw. Dan zal de ontwapening dus daadwerkelijk aanbreken in het mensenleven. 60. Ra werd tot Sw, tot Ezau, de wenende profeet, anders zou hij de poorten niet doorkunnen. Alleen de tranen zijn het toegangsbewijs tot het paradijs. 61. Zij met droge gezichten zullen niet kunnen binnenkomen. Het geheimenis van Ezau zal begrepen moeten worden. 62. In de droogte en de bevrorenheid van de vertraging wordt de mens al afgeremd, loopt de mens vast, omdat de mens niet snel tot het vreemde kan komen. De mens moet eerst ontwapend worden, en dat gaat door de tranen die ontstaan door het vastzitten, door de verstoting, wat zijn hoogtepunt heeft in de afzondering voor het minderen. 63. De mens stort zijn tranen uit, en nog steeds is het er niet. De mens is nog steeds verstoten. Ezau zocht het onder tranen maar vond het niet. Er was geen plaats voor berouw, geen plaats voor genade. Ezau moest de diepte in, en zou zo tot het minderen komen. Ezau was een Ismaeliet. Zo werd Ezau uitgehongerd, om hem klaar te maken voor de inwijding in de ware logistiek, de logistiek van de wildernis. 64. De stad is valse logistiek, altijd maar weer op de verkeerde plaats zijn, op het verkeerde tijdstip tegen de verkeerde prijs. Daarom was Ezau een balling geworden om hem daar tegen te beschermen. Hij werd gevoerd tot de donkere, vreemde tent in de wildernis.

Hij moest de beker tot de laatste druppel leegdrinken. 66. En Ezau sprak : 'Zegen mij, zegen ook mij.' En hij smeekte en barstte in tranen uit. 67. De zegen was al weg. Ezau was bedrogen, in de val gelokt. Hij smeekte en huilde, en dat werd nog erger toen hij zag dat hij niet meer terug kon. Hij was verstoten van het eerstgeboorterecht. Dit kreeg Ezau te horen : 68. 'Zie, ik heb hem (Jakob) tot een heerser over u gesteld, en al zijn broederen heb ik hem tot knechten gegeven, en van koren en most heb ik hem voorzien; wat kan ik dan voor u doen, mijn zoon?' 69. In de uiteindelijke verstoting kwamen de tranen van Ezau tot een hoogtepunt. Toen barstte hij pas echt in tranen uit, en smeekte weer. Was er dan nog niet een hele kleine zegen voor hem overgebleven ? Had hij dan echt daadwerkelijk alles verloren ? Ezau was in grote paniek en grote wanhoop. Hij haatte zichzelf en werd verscheurd door wroeging. 'Oh, had ik het maar niet gedaan.' Maar het was al te laat. Toen werden er deze woorden gesproken : 70. 'Zie, ver van de vette streken der aarde zal uw woonplaats zijn, en zonder dauw des hemels van boven. Maar van uw mes zult gij leven en uw broeder zult gij dienen. En het zal geschieden, wanneer gij u krachtig inspant, dat gij zijn juk van uw hals zult afrukken.' 71. Ezau zou tot het minderen geleid worden, de plaats van honger. Ezau had toen een hele grote bitterheid naar Jakob toe die hem dit allemaal had aangedaan. Daarom moest Ezau eerst door de afzondering gaan van de verstoting, voorafgaande aan het minderen. 72. Hij moest alles achterlaten om het vergetene en verlorene te vinden. 905 73. Sa, sw, was de gids van Ra door de onderwereld, wat tot Isa werd, wat terugwijst op de shitta jongens in de amazonologie, zij die zijn teruggekeerd tot de amazones. Shitta was in de oertaal een reinigingsritueel. Zij zijn de wedergeborenen door het oer-oerwoud van het onderbewustzijn. Dit zijn dus veel diepere fundamenten van het Yeshua geheimenis. 74. Het is een uitdaging in deze tijd om tot een heel ander beeld van Yeshua te komen om te zien waar het daadwerkelijk voor staat, en dan komen we bij Ezau uit, en uiteindelijk Isa, terugleidend tot het shitta geheimenis van het amazone oer. Er is voor een mens geen tijd te verliezen want de valse stadse schoonheid van Kakia is ziekelijk en hysterisch bezig om de mens totaal voor haar te zombificeren. 75. De cosmetische industrie waar veel moderne westerse stadse vrouwen vandaag de dag aan verslaafd zijn zit vol met heksen-drankjes om het brein van de mens onder zware hypnose te houden, in dienst tot kakia. Het zijn chemische dodelijke cocktails voor de ziel, wat uitbundig op de nagels en de lippen wordt gesmeerd, opdat de vrouw haar camouflage verliest, en zo ook het kind de camouflage verliest, en geen veilige donkere, natte baarmoeder meer heeft als schuilplaats. Zo sterven zowel moeder als kind, en ze worden opgesteld in de stad als reclame borden. 76. Daarom moest Ezau wel komen, en hadden we niet slechts een Jakob. Ezau leidt terug tot de ware Rebekkah, de vreemde Rebekkah. Zij is de duistere Rebekkah van het amazone oer. 77. Deze mythes schreeuwen om diepte, want de stad overweldigt en zombificeerd. Ezau moest terugkeren tot zijn ware moeder. De kus van Ezau is een groot geheimenis. 78. Het speeksel van Kakia is een slangengif

waarmee ze haar cosmetische rotzooi heeft gemaakt, godslasterlijke chemische giffen waarmee ze de hoofden van de mens dolmaakt en hen tegen elkaar opzet. Ook haar moedermelk heeft ze er doorheen gemengd. Alleen Ezau zal aan haar ontkomen. Hij werd teruggefloten door de amazones. Genoeg was genoeg. 79. Als een vrouw haarzelf opmaakt naar kakiaitische maatstaven met de felle aandachtstrekkende kleuren van de stad, dan wordt ze een jaagster voor kakia, als een verkeerslicht voor de stadse man. Ook zal zij zo het kind doden. Dit zijn nakers, de levensgezellen van de nephilim. Ezau moest terugkeren tot het duistere oer-oerwoud, om in haar wederomgeboren te worden. Hiertoe moest Ezau eerst verstoten worden. 80. Ezau moest opnieuw begrijpen wat nu het daadwerkelijke verbodene was. 81. De mens kan de gevangenneming niet voorkomen. Dan wordt de mens in een gesloten hof gezet, in een kooi, in een stelsel van limieten. Hier kan de mens geen oorlog meer voeren. Hier moet de mens de tentendienst weer leren. Zo wordt de mens voorbereid op de geestelijke oorlogsvoering, zodat er een duistere geboorte zal zijn. 82. Ezau ging in gevangenschap, waarvan de vreemde vrouwen een beeld waren. Zij waren de vrouwen van het beloofde land. Een vrouw is niet zomaar een vrouw, maar een heilige gevangenschap voor de man, waarin de man wedergeboren kan worden en wederopgevoed. 83. De vrouw is de bron, en de bron beveiligt haar kinderen, en camoufleert ze ook. Daarom gebeuren er zoveel verwarrende dingen in een mensenleven, omdat de mens deze patronen niet begrijpt. De vrouw is een zeer abstract wezen, een principe. Zonder de vrouw overleeft de man niet. Dit zijn realiteiten, archetypes, binnen de mens zelf. 906 84. Wanneer de mens zijn tranen uitstort dan maakt de mens contact met het vreemde. De mens voelt zich vreemd en zwak, kwetsbaar, wanneer de mens zijn tranen uitstort, maar het kan ook heel veilig voelen en vreemd, buitenaards. De mens wordt dan soms zelfs opgenomen tot een andere sfeer. Het is ook niet zo vreemd. Rebekkah, het vreemde, het smalle pad, betekent in het Hebreeuws 'het uitstorten van tranen', en zo weende Ezau. 85. In de stad zegt men : 'Niet wenen.' Of nog erger : 'Een man weent niet. Dat is iets voor vrouwen.' Maar de tranen zijn de schoonheid van de man. Ezau werd getooid door zijn tranen als een welgevallig geschenk voor de natuur, voor Rebekkah. De diepte der kennis wordt door tranen gedragen en is een welgevallig offer voor de levensbron. Waarom zou een man dan niet huilen ? Dat zou kakiaitische bedriegelijke theologie of theosofie zijn. Nee, de mens moet wenen opdat de mens niet vastloopt. Het zijn de rivieren die zo kunnen stromen. Als je kunt wenen, dan is dat een teken dat je nog leeft. 86. Wat water is voor het lichaam om het te wassen, zo zijn tranen om de ziel te wassen. 87. De mens moet eerst aan bepaalde voorwaarden voldoen voor de geestelijke oorlosvoering. 88. De betraande kus van Ezau is een vreemde kus. Ezau was altijd een vreemdeling in zijn eigen land, omdat hij een wildernis mens was die de logistiek kende. Hij was niet snel van vertrouwen, maar toch werd hij bedrogen door Jakob, misleid, omdat hij in een positie van honger terecht was gekomen. Ook Adam werd in een onbehoed moment door Eva misleid. Adam is ook het wortelwoord van Edom, het volk van Ezau. Ezau was de wenende misleidde. Hij was in een valstrik gelopen. Waarom ? Omdat hij moest mengen. Hij moest opgenomen worden.

89. Hij moest donker worden, terugkeren tot de donkere moederschoot, tot de ontwapening. Alleen door de ontwapening komt de mens tot de wildernis, en dat is dus tegelijkertijd leidende tot de ware bewapening van de tranen van Ezau. 90. De betraande kus van Ezau kan alleen in de logistiek plaatsvinden, na het minderen, wat als het sieraad van Ezau is. 91. Ezau voegde een Ismaelitische vrouw toe, genaamd Makalat, een dochter van Ishmael, wat verzwakken betekent, minderen, want Ezau moest minderen. 92. Makalat was het minderen van Ezau, opdat hij tot Adah zou komen, zijn sieraad van de logistiek, oftewel zijn shawwal, zijn opname. Hierin ontvangt hij zijn halsketen en de heilige gebondenheid. De nadruk op het minderen, dat nodig is voor het betalen van de hongerbelasting, is een vervulling van de profetie dat Ezau ver van de vette streken der aarde zou leven, en zonder dauw des hemels van boven. Maar daarna als hij tot goede oefening zou komen, tot Areta, dan zou hij het juk van zijn broeder Jakob verbreken en overwinnen. Dat gaat om de logistiek na het minderen. De vrouwen van Ezau stonden voor deze natuur dynamieken. Hij zou niets zomaar gedaan kunnen krijgen. Hij moest volharden. 93. Het Ismaelisme was ontwikkelingshulp communisme, het communisme van de armenbelasting, van de eerlijke verdeling, als een zorgzame natuurmoeder, nog voordat het Russische communisme kwam opzetten. 94. Het Ismaelisme is een natuurcommunisme. Dat is waar het in de logistiek om gaat. Er is dus een groot verschil tussen natuur-communistische logistiek en stadsmaterialistische logistiek. Dit lag allemaal verborgen in het logistieke sieraad van Ezau. Het was een natuursieraad. Ezau moest tot 907 dienstknecht worden van de natuur, van Eva, zoals Adam dat was. Daarom is er een strijd tussen Abadja, de abad, dienstknecht, van Jah, Havah, oftewel Eva, en Edom, het volk van Ezau. Ezau moest eerst verbroken worden en vernederd, opdat hij zou kunnen dienen. 95. De mens moet hier doorheen om een abad-ja te worden, een dienstknecht van Eva. Uiteindelijk was het de hoogmoed en overmoed van Ezau die hem had misleid. 96. Jakob kan in dit opzicht ook de zonde van Ezau zijn, of zijn ego. Daarom moet Ezau Jakob overwinnen, en zal hiertoe in staat zijn, zoals geprofeteerd, door Areta. Dit is dus iets wat in Ezau zelf moet gebeuren. Dit gebeurt alleen als Ezau door zijn volharding in de oefening komt tot de diepte van alles. Hij moet leren inzien dat het ware communisme een toetsen is aan het geheel van alles. 19. Kakia rijdt op het beest 1. Het vlees spreekt altijd mee met de meerderheden, en spreekt altijd de minderheden tegen. Het vlees is laf en staat altijd aan de kant van de machthebbers, altijd aan de kant van de elite. Het vlees weet het altijd beter en twijfelt niet aan wat zijn hogeren hem vertellen. Het vlees is laks. 2. Het vlees wil altijd meer, altijd meer kracht. Het vlees haat zwakheid, en veracht het. Het vlees wil altijd de gemakkelijke weg volgen. Het vlees heeft geen diepte. 3. Het vlees strijdt tegen de moeder en het kind. Het vlees volgt altijd de valse mannelijkheid. Hij zal er

geen traan om laten vallen. Het vlees is altijd ondankbaar, maar dankbaar naar zijn hogeren. Het vlees is een informant. 4. Je zou er niet goed van worden. Als je met dit beest samen in een oerwoudsrivier ligt, dan moet je maken dat je wegkomt. De hele maatschappij is zo ingericht. Je ziet het overal om je heen. Maar het is geen echt beest. Het is iets mechanisch, een stadse karikatuur van een beest. Daarom is het zo belangrijk door de algehele minderen heen te gaan, totdat de shawwal aanbreekt, de logistiek, van het wie, waar, wanneer en hoe. Ben je op de juiste plaats, in de juiste verhouding, tegen de juiste prijs ? Zo niet, dan val je in de handen van het vlees. 5. De mens moet loskomen van het vlees apparaat. Toen het vlees apparaat aan mij getoond werd was er een luid gegil. Het was vlak voordat ik in slaap viel, zodat ik nog net even wat op kon schrijven. 6. Ook Ezau moest ontkomen aan het vlees apparaat, aan de gehoorzame Jakob die altijd maar ja en amen zei naar wat zijn hogeren hem opdroegen. Ezau was rebels tegen het sociale systeem. Ezau was een eenling, altijd in de natuur, altijd op zoek naar diepte. Jakob zag er altijd netjes uit. Geen haartje door de war. Alles lag keurig in een scheiding, en als ze in die dagen stropdassen zouden hebben verkocht, dan zou Jakob er zeker één genomen hebben. Het was een keurige, nette, gehoorzame, goede jonge man waarvoor gedacht werd. Hijzelf hoefde niet na te denken. Hij was keurig aangekleed volgens de laatste mode. Er lag altijd een brede glimlach op zijn gezicht, en dat terwijl zijn broer de wenende in de wildernis was, zoals Yeshua en Jeremia. 7. Het kon Jakob niet deren. Jakob was een bedrieger. Daar leefde Jakob voor. Natuurlijk zien we in het latere leven van Jakob dat deze stadse houding werd rechtgezet op Pniel, waarin hij in gevecht was met God, en hij moest werken, hard 908 werken, voor elke cent en ieder bezit, en werd zelf ook bedrogen. 8. Uiteindelijk begon hij Ezau meer en meer te begrijpen, en uiteindelijk ontving hij de betraande kus van Ezau, en was een veranderd mens, een mens die ook Ezau in zich droeg en het koesterde als zijn laatste bezit. 9. Aan het einde van het verhaal had Jakob het vlees systeem overwonnen. Wij kunnen het vlees systeem alleen overwinnen door onze tranen, door de rebelse tranen van Ezau, door terug te keren tot de wildernis, waar deze rivier van tranen stroomt. Soms is het geen tijd om nederig te zijn, maar moeten we woest zijn en rebels, anders hebben we deel aan de zonde van het vlees systeem. De mens moet breken met de stadse heks, Kakia, en breken met het vlees beest waarop zij rijdt. Dit is geen echt beest, maar een nagemaakt beest. Het is een machine, waar heel veel aan mankeert. Er is dus hoop voor de mensheid. 10. Het vlees zal altijd de meerderheid volgen, maar valt de eenling aan. Het vlees weet het altijd beter, en laat zich nooit ompraten. De heks, Kakia, rijdt op haar beest. Een hele stoet volgelingen achter haar aan. Maar Jakob en Ezau volgen haar niet. Zij hebben elkaar omarmd en elkaar gekust. Zij weenden in elkaars armen en verzoenden zich met elkaar. 11. Ook voor ons ligt deze boodschap : 'Gaat uit van Kakia, ga uit haar weg, opdat gij geen deel hebt aan haar zonden en aan de plagen die over haar zullen komen.' 12. Dit houdt dus tegelijkertijd in dat we niet met het vlees moeten spelen. Met huid en haar zal het vlees ons opvreten als we te dichtbij komen. Kakia laat graag haar vlees zien. In de nacht is het een groot beest waarop zij graag rijdt. Dan gaat zij naar de zee, met een heleboel doodse volgelingen. Allen

dragen zij maskers. Zij zijn in een grote oorlog, om uw en mijn ziel. 13. Wee de aarde en de zee, want Kakia is tot hen nedergedaald. Zij is hevig opgemaakt met giftige parfum. Met het vlees is zij op weg naar een vervroegd pensioen. Ook als jonge vrouw heeft zij haar oma knotje al in. Haar haar mag niet door de war gaan. Zij staat de hele dag voor haar spiegel, en kucht, want zij is de allerschoonste, en wat zijn de anderen lelijk en vies. Het is altijd weer de ander. Het spiegeltje van Kakia liegt, zoals haar hondje, de kleine klikspaan. Alles werd geraporteerd, zelfs de kleinste dingen. En zij liegen, liegen, zoals Jakob eens deed. 14. En zo komen wij tot een bitter visnet van Ezau in de natuur, een visnet van rebelse tranen, van oorlogstranen. Ezau was de bedrogene, zoals wij ook bedrogen werden in deze wereld, door de stad. De stad spiegelde alles verkeerd voor, omgedraaid. Wat wit is was zwart, en wat zwart is was wit. Het vlees draaide alles om. Ezau werd erdoor verpletterd en was meer dood dan levend toen hij uiteindelijk weer in de wildernis kwam. Hij wist dat hij toen dieper dan ooit moest, want het vlees was naar hem op jacht, door Kakia uitgezonden. Hij moest op zijn hoede zijn. Het vlees kon achter elke boom zitten. Hij moest oppassen met wat hij at, oppassen met wat hij dronk. Elke stap kon de laatste zijn. Ook Ezau moest tot Rebekkah gaan, waar Ishmael een schuilplaats had gebouwd, samen met Abraham. 15. Laten we daarom nu het nog kan ons verzoenen, want er zal een nacht komen waarin niemand nog kan werken. 16. Het is niet iets voor de meerderheid, maar iets wat in jezelf moet gebeuren, en dan zal vanzelf het overblijfsel getoond worden. Dat zijn de sleutelpersonen voor je leven, die een archetype ergens van voorstellen, diep in jezelf. Leer de sleutels om je heen te ontdekken, en grijp niet naar 909 de giftige sleutels van het vlees. Net als Ezau zijn we in dit mijnenveld. 17. Wij mogen daarom de logistiek van de natuur leren, de Ezauitische logistiek, door de shawwal, opdat we tot de dulqida, de geoefendheid zullen komen, tot Areta, opdat wij de betraande kus van Ezau ontvangen. Zo zullen ook wij uiteindelijk Rebekkah bereiken in de daaropvolgende dulhijjah. Dan is de cirkel weer rondgeworden en beginnen we weer bij de muharram, waarin we zullen zien wat het daadwerkelijke verbodene is. 18. Het Ashura feest werd gevierd, de dag waarop Israel tot de wildernis kwam in de exodus. Telkens weer mogen we in onszelf dit feest vieren. Het is een heilsfeit wat ook heel persoonlijk mag worden, en telkens weer opnieuw beleefd mag worden. Ook het binnengaan van het Rebekkah gebied is een groot feest. Dit zijn allemaal nuttige, symbolische feesten binnen de mens zelf. Dat hoeft niet op gezette tijdstippen. We mogen het metaforisch, filosofisch toepassen. 19. Het vlees is op jacht. De mens slaapt. Alleen de enkeling zal ontwaken. De rest zal doorslapen. Wat is het een mooi en feestelijk moment als de enkeling die tot het einde toe heeft volhard dan een andere enkeling vindt, zoals Jakob en Ezau elkaar na lange tijd vonden en elkaar kusten onder tranen. De betraande kus draagt dan de gehele natuur van kennis met zich mee, en ze konden elkaar versieren met de hemelse filosofieën die ze hadden geleerd. Dan is de pelgrimstocht tot Rebekkah tot zijn doel gekomen. 20. Alleen de natuur kan de één tot twee maken. De stad maakt hier altijd weer een karikatuur van door haar flutromannetjes van het vlees, van hoogmoed en overmoed. Worden de armen erbij betrokken ? Neen. Altijd maar weer gaat het over de rijken en succesvollen die elkaar hebben gevonden. Aan de armen wordt niet gedacht. Die krijgen geen liefde.

Het is alleen voor de elite van het vlees. Dag en nacht staan ze voor de spiegel, geen haartje door de war. Zowel man als vrouw hebben tegenwoordig oma knotjes in. Vervroegd met pensioen gegaan. De natuur is vies. Gelukkig hebben ze hun luxe troep om hen tegen de natuur te beschermen. Hun knalfelle rode nagellak, en hun knalrode lipstick die je van vijf kilometer afstand al kunt zien als een waarschuwingsbord : 'Verboden voor de natuur.' Nee, in chemische, ziekelijke troep verlustigen zij zich, opdat ze aan de armen niet meer hoeven te denken. Totaal dement. 21. En ismaelofobisch, want de belangrijkste boodschap van het Ismaelisme was de armenzorg, de ontwikkelingshulp belasting, waardoor alles eerlijk verdeeld werd, oftewel het Ismaelitische communisme. Nee, dat gaat te ver voor de elite van het vlees. Ze zouden er eens door besmet worden. De elite van het vlees is al totaal verkankerd. Zij willen niet meer genezen worden, want dat doet teveel pijn, en pijn is vies, want dan moet je de ander weer voelen. Ze voelen niet. Ze verbeelden slechts. Allemaal pretentie. 22. Wie, waar of wat ? Het zal hen allemaal een rotzorg zijn. In hun rolstoel rijden ze overal naartoe met hun flutromannetjes waardoor ze zich de koning en de koningin wanen. Kakia is getrouwd met het vlees. Het perfecte huwelijk noemen ze dat. Getrouwd met een rol closetpapier. De hele dag maar op de wc zitten om alles eruit te poepen. Weg, weg, weg ermee. Wij verdiepen niets, wij willen dat allemaal niet. Weg ermee. Hup, poep het er maar uit. Lekker de hele dag doorpoepen op de wc, spiegeltje in de hand. Tekeningetje erbij. Hup, bedrieg de zaak maar. Lekker poepen op je troontje de hele dag door, over anderen heen. Geboren op de wc. Dan weer even wat flutromannetjes lezen. Hup, wat is het leven toch mooi. En maar weer poepen. Zo gaat dat daar de hele dag door. Dat is wat het grote bedrog van de stad doet. Ze zijn er blij mee. Hoeven ze ook niet na te denken. Het zijn kinderen 910 die nooit opgroeien, en weer babies worden, als varkens rollende door de modder. 23. Daarom vluchtte Ezau, en daarom was Ezau rebels. Daarom moest het Ismaelisme komen, en daarom moet er verzoening komen. Daarom moet een mens tot Rebekkah komen. 24. Wat is het ? Jeremia zei : Vlucht zolang het nog kan. Het vreemde zal komen. Maak dat je weg komt. Blijf niet staan of treuzelen. Wie geeft er gehoor ? Alleen de eenling zal gehoor geven, alleen de Ezauiet. 25. De mens droomt, de mens waant, en het zijn allemaal parasieten, en de mens liegt, liegende totdat hij barst. 26. Jeremia kijkt op een afstand naar de barstende stad en schudt zijn hoofd. 'Had ik het niet gezegd ?' Maar de mens leest liever flutromannetjes. De mens denkt dat hij in een koeken wonderland is gekomen en grijpt maar raak, van koek tot koek, en maar vreten en poepen. De hele dag door. Waak ervoor. Je wordt zo meegesleurd met deze smerige, stinkende rivier als je niet oppast. Zij leven niet meer. Het is de dood zoekende de dood. Wie is het vlees ? Er is maar een bepaalde tijd voor de mens aangesteld om dat raadsel op te lossen, anders zal het vlees ook die mens meesleuren in het verderf. 27. Alles is netjes in de stad, alles is keurig en geordend in de stad, alles is op z'n plaats. Er kan niets meer bij, alles is al helemaal in een eigen hoekje betutteld, er kan geen vieze vreemdeling meer bij. Ook de natuur is niet welkom, daar gaat direct een gifspuit tegenaan. Ishmael en Ezau waren natuurmensen, en die kwamen nogal vaak onder de modder thuis. Altijd waren ze te vinden in de wildernis, en op een dag hoefden ze ook niet meer terug te komen. De stad had het helemaal gehad met hen. Toen kregen ze een stempeltje op. Het waren woestelingen, als een storm, de oerchaos. De stad

had alles al in hokken en vakken verdeeld, alles was al in dozen, en iedereen had al een passend hoedje op. Dus waarom moesten Ishmael en Ezau dan roet in het eten gooien ? Ishmael en Ezau stonden voor de twijfel, de onzekerheid, het toetsen, want de zelfverzekerdheid en oververzekerdheid van de stad was vals en overmoedig. Oh, wat was de stad hoogmoedig en egoistisch. Ishmael en Ezau konden er niet meer tegen. Ze hadden lak aan al die rechten en wetten, en alle spelletjes van status en familie positie. 28. Ze verlieten de veilige stad om op zoek te gaan naar de verloren en vergeten schapen in de wildernis, de armen, de verbannenen. Hiertoe bouwden ze Rebekkah, als een schuilplaats voor de verworpenen, de achtergelatenen, de vals beschuldigden. 29. Het begint met de oerchaos, de oertwijfel, als wapen tegen de valse, overmoedige zelfverzekerdheid en oververzekerdheid van de stad. Het gaat over het wachten op de bijzondere, speciale nacht, over het geduld. Ongeduldigen hebben alles al geordend. Zij wachten niet, dus maken er zelf een potje van, bouwen zelf een feestje en nemen het recht in eigen handen. Geen tijd om te lijden, geen tijd om advies in te winnen, onderzoek te doen. Neen. Alles moet snel, snel, liever afgerafeld dan helemaal niet. Nee, deze dag is vals. Daarom moet de nacht komen. En dan zal de mens op zoek moeten gaan naar de bijzondere nacht, maar de mens zal het niet vinden, omdat de mens eerst aan zichzelf moet sterven. 30. Wie zoekt zal niet vinden. Het kan niet geforceerd worden. Het is iets van de natuur. Daarom moet geduld geleerd worden. Alleen de geduldigen kunnen de hongerbelasting betalen. Het is iets persoonlijks, iets diep binnenin, als een gewoonte, een natuur. Zij die zomaar een keer een goede daad verrichten, af en toe wat goede werken doen, zullen het niet halen. Het moet de 911 persoonlijkheid van de mens zijn, het karakter. Goede daden op zich zullen weer vergaan. Het gaat erom je leven te geven, door in geduld aan jezelf te sterven. 31. Alleen de oerchaos kan hier doorheen komen, haar weg vinden, tot het paradijs. Alle herinneringen die het mensenleven ziekelijk geordend hebben moeten de toets in. De twijfel moet weer komen. Weg met al die valse zekerheden van dit is dit, en dat is dat, en die is zus, en die is zo. In de stad hebben ze altijd het hoogste woord en altijd wat op de ander aan te merken, in oppervlakkigheden : 'Oh, kijk eens hoe die zijn haar heeft zitten.' 'Oh, moet je die broek zien.' En ga zo maar door. Om ziek van te worden dat ze het altijd over uiterlijkheden hebben. Het is alles waar ze het over kunnen hebben. De stad aanbidt het boze oog, en ze hebben alles verdraaid. Het oog liegt. Sluit je ogen als je wil leven. We zijn in het oerwoud, en de roofdieren gebruiken gevaarlijke kleuren en vormen om de mens te verleiden en te bedriegen. Geloof niet wat je ziet, want het is uitgezonden om je te doden. Een stuk vlees is alles wat je voor hen bent. Het zijn jachtspatronen. De mens is totaal gevloerd. 32. Met hun uitpuilende ogen willen ze altijd de ander naar beneden praten opdat ze zelf hoog en droog veilig zijn onder moeder's vleugels. Het zijn afweertaktieken. Ze praten over de ander, zodat er niet over hen gesproken kan worden. Als er dan wel iets over hen wordt gezegd, dan zeggen ze : 'Ik zei het het eerst.' Alsof het daar om gaat wie wat het eerste zegt, wie het eerst komt die het eerst maalt. Maar hiermee zijn ze door het geprogrammeerd dat het niet om de waarheid gaat maar om wie er het eerste wat zei of deed. Net zoiets als wie het eerste de ander door de kop schiet heeft altijd gewonnen. En zo lijden de geduldigen tijdelijk onder dit gedrocht. 'Get them before they get me,' denkt dit gedrocht, maar zo maak je natuurlijk geen vrienden, en zo zul je aan het einde geheel alleen en eenzaam overblijven, en is er niets meer voor je over. Je hebt

alles in je overmoed weggemaaid, de schepen achter je verbrandt. 33. Daarom : toets de herinneringen. Er is een pad van diepere dromen hier doorheen. Staar eens naar de vissen in de rivier in plaats van naar je herinneringen. Maar dat is een oorlog, want de herinneringen slaan dan weer toe, en dan moet de mens tot de oerchaos komen, de woeste rivieren. 34. De mens moet weer durven twijfelen, want dat is de enige brug over deze rivier heen. Zelfverzekerden zullen in deze rivier vergaan. Twijfel niet weinig, maar veel. De twijfel is de wever van de komende wereld. 35. Dat is ook wat de stormbloem is, het geheim van het alles achterlaten. Alleen als je dingen weer in twijfel durft te trekken zal dit gebeuren. 36. Eerst moet de mens sterven aan zichzelf en zijn herinneringen. wat het gebed is. 3. Hij noemt zichzelf een vreemdeling omdat hij in een vreemd land was gekomen, als een balling. Al het godsgebeuren was hem een beetje teveel geworden. 4. Hier zien we hetzelfde vuur als bij Jeremia die het niet meer kon tegenhouden. Eerst moet de mens door de ervaring van het minderen, het vasten, het hongeren, het verstommen, en dan zal de natuur vanzelf de mond openen wanneer het nodig is in de logistiek van de daaropvolgende shawwal. 5. Je mond zal dan geopend worden op de juiste plaats, tegen de juiste persoon, op het juiste tijdstip, in de juiste hoeveelheid, en in de juiste verhouding. Dit zijn de vreemde tongen die de mens moet ontvangen, zoals op het pinksterfeest gebeurde. Echter, dit was in Israel het oogstfeest. 20. De feesten van Kakia 1. Sheda is de stad van Kakia, die de mens geheel insluit. Je krijgt een huisje en daar ga je, tenzij je in de natuurlogistiek bent. Anders zullen de muren je opvreten, en dat doen ze toch wel. Hoe kan de mens uit Sheda ontsnappen ? Door de logistiek, de shawwal maand na het minderen. Maar velen komen nooit door het vasten en minderen heen. Ze stoppen ergens halverwege. Zo komen ze tot de valse logistiek van Sheda. 2. God is niet iets of iemand, geen zelfstandig naamwoord, maar een werkwoord, een staat van zijn. Ahn had een zieleworsteling met God, en dat is 912 6. Er wordt dan uit het boek Ruth gelezen, het boek van de oogst. Ruth sliep op de dorsvloer aan het voeteneinde van Boaz, en zij werd ervoor beloond dat zij niet met andere mannen was meegegaan, zoals de minderende aan de voeten van Areta sliep in de wildernis, en ervoor werd beloond dat hij niet met Kakia was meegegaan. 7. Het zijn metaforische verhalen over geduld, over het volbrengen van het minderen totdat het natuurzoete shawwal feest aanbreekt. 8. Hoe kan een mens iets doen of zeggen buiten het oogstfeest om ? Dat is wat Kakia de mens aanbiedt, maar het is vals en leidt tot de dood. Ruth trouwde met Boaz op grond van oogst principes, zoals ook de minderende omgang had met Areta op basis van oogst principes. 9. Zonder de natuur erbij te betrekken en geduld te oefenen is alles waardeloos en geforceerd. Daarom leidde Calvijn de mens tot de put waarin de mens

zijn eigen wil moest verliezen en onderworpen moest zijn aan de wil van de natuur, oftewel de oogstkennis. De uitverkiezing was dus in diepte gewoon puur een oogstfeest, en de relatie die de mens had met God. Zo werd het kaf van het koren gescheiden. 10. Er is dus een groot verschil tussen het vuur van de stad en het vuur van de natuur. Het vuur van de natuur is meer een subtiele vurigheid. 11. Het minderen loopt over in de komst van het natuurvuur. Dit vuur komt uit de onderwereld. 12. Dat is dan ook wat het oogstfeest is, dat de mens de context gaat zien. 13. De mens moet stoppen de feesten van Kakia te vieren en moet terug keren tot de natuurfeesten van Areta in de wildernis. Dit zal geen letterlijke, vaste kalender zijn, maar een symbolische, logistieke natuurkalender. 14. Velen die tot de wildernis gaan gaan maar half de wildernis in, en raken dan vast in Kakiaitische afgoderij. Maar het volk van Ismael kwam in diepe verworpenheid tot het vreemde land kwam, tot Rebekkah, in de diepte van de wildernis, het minderen, oftewel de hongertocht, volledig volbracht. 15. De minderende werd door zijn tocht in de wildernis, door het achterlaten van Kakia, opgenomen door Areta. 16. Het volk moet dus komen tot het pad van Ishmael die uiteindelijk Rebekkah had weten te bereiken, omdat hij diep genoeg op zijn hongertocht de wildernis was ingegaan, en niet overal kakiaitische offerplaatsen en vestigingen had lopen bouwen. 17. Het paasfeest heeft me altijd geinteresseerd, wat 913 dus oorspronkelijk het hongerfeest in de wildernis was in het Judaïsme, oftewel het Israelitische minderen. 18. De natuur brengt altijd volharding voort door het minderen, door het sterven, niet door het meerderen. Dit in tegenstelling tot de kakiaitische stad, tot Sheda. 19. Er is wel een soort van shedaitisch vasten in de stadse, shedaitische kalender van Kakia. Dit is strict een vrouwen-vasten, alleen voor vrouwen dus, de nachteld genoemd, omdat het om een gescheiden kalender gaat, verschillend voor man en vrouw. 20. In de sheda religie van de stad is er een groot oogstfeest in het midden van het vrouwen-vasten, om het vasten te onderbreken. In de stad moeten de vrouwen minderen, de vrouwen hongeren. De mannen hoeven dit niet. Discipline is iets voor vrouwen, en zo ook uiterlijkheden. Schoonheid is iets voor de vrouw. Dat wil niet zeggen dat mannen niet ijdel zijn in de stad, maar het kan de kakiaitische vrouw vaak niet zoveel schelen, want alles draait om haar eigen kuisheid. Het moet zo kuis mogelijk, vooral in het vrouwen-vasten. De man hoeft dat allemaal niet. De man moet vaak rijk zijn, stropdas om, groot voertuig, zodat de vrouw een goed oogstfeest kan vieren in het midden van het vasten. Pure godslastering, maar onderdeel van de sheda religie in de stad van Kakia. Dit feest wordt uitbundig gevierd met veel felle rode nagellak, als snoepgoed gesmeerd op de nagels, en knalfelle rode lipstick op de lippen. Zo eert de vrouw het oogstfeest goed. 21. Als een man misvormt is door zijn gebrek aan minderen en vasten in de vorm van uit de kluiten gewassen spierbundels, als karikatuur van de man, dan kan de kakiaitische vrouw dat ook niet schelen, want voor de man draait het toch niet om het uiterlijk, maar om zijn geld en zijn groot voertuig. Een groot huis is dan ook mooi meegenomen. Zo

kan de vrouw ook nog eens uitbundig haar oogstfeest vieren. 22. En omdat het de vrouw toch niet kan schelen gaat de man zich rustig te buiten in het opblazen van hemzelf, opdat hij met zijn grote misvormde spierbundels over de dwaze vrouw in de stad kan zegevieren. Alle ijdelheid en discipline, alle ascese, draait immers om de vrouw. De dwaze man denkt voor zichzelf dat kwantiteit gelijk staat aan kwaliteit, dus die blijft zichzelf opblazen als hij niet slim genoeg is voor de stropdas. Dan heeft hij in ieder geval wat, denkt hij. Geen geld, dan maar grote spierbundels, maar zelfs veel kakiaitische vrouwen trappen daar niet in, want het laat vaak de luiheid zien van de man. Veel kakiaitische vrouwen willen gewoon geld zien. 23. Er zijn verschillende periodes van vasten voor de vrouw in de shedaitische kalender. Ook is er een periode van ontwapening, want de vrouw moet wapenloos zijn en blijven. Wapens is iets voor de man. De kakiaitische vrouw schenkt geen aandacht aan de geestelijke oorlogsvoering. Daarvan moet ze geheel ontwapend worden. Ook is er een opname periode van de stadse logistiek als een soort oogstfeest voor de vrouw. 24. Het oogstfeest wordt te pas en te onpas gevierd, het hele jaar door, en kinderen worden er ook bandeloos mee verwend. 25. De vrouw zondert haarzelf af en bereid haarzelf voor op het oogstfeest. 26. Kakia is op jacht, en heeft de mens al gevangen. Ook de oogstfeesten middenin het vrouwen-vasten worden het hele jaar door gevierd. Het is een bepaalde vorm van Kakia, als haar innerlijke verwende kind. 27. Alles draait daar om geld. Daar moet je dan de hele dag mee bezig zijn. Puur zielsdodend. Maar 914 velen kiezen hiervoor. 28. In de stad draait alles om geld. Zo ook in de sheda religie van Kakia. Geld, geld en nog eens geld. De vrouw vast hiervoor, opdat zij een grote geldoogst zal hebben, in de vorm van de stadse man. Zo worden huwelijken gesloten, op die basis, en zo brengen zij geldkoorts voort vanuit een zwart gat in het universum. Ontwaakt, gij die slaapt. 29. De vrouw viert de nachteld, oftewel het vrouwenvasten, als een ijdele discipline, voortijdig onderbroken door het oogstfeest. 30. De man in de stad heeft al helemaal niks met het vasten te maken. Dat is een werkpaard. Die moet verdienen, vermeerderen, niet verminderen. De kakiaitische vrouw zal er voor zorgen dat ze een goed werkpaard koopt. Kan ze geen stropdasman vinden, rijk, met groot voertuig, dan moet ze met minder genoegen nemen. Maar als alles mislukt dan kan ze altijd nog verwen-omaatje worden, en dat wordt ze toch wel, want ze houden er immers allemaal van om heerlijk vervroegd met pensioen te gaan. Al snel voelen ze zichzelf te oud om nog te leren. Daarom gooien ze op jonge leeftijd al het oma knotje erin, en de oma oorbellen in. 31. En maar suikerzoet doen, want dat is immers vrouwelijk in de stad. Dan gaat ze zolang het nog kan op zoek naar haar gehoorzame, brave stropdasman, zo zeker van al zijn meegekregen waarden, en zijn geld. Wie zoet is krijgt lekkers. Zo kunnen ze heerlijk als jonge opa en oma vroeg met pensioen en gaan rentenieren. Maar lieve mensen : dat kan helemaal niet. Er zijn natuurregels voor. Deze stad zal vergaan. 32. Zo zeker zijn ze er allemaal van dat ze normaal zijn. Maar gehoorzamen is het woord shama in het Hebreeuws, maar dit komt van het Egyptische smai, de oerchaos, de twijfel, verbonden aan de oervruchtbaarheid, de sma, en verbonden aan Seth,

de natuurmens, want eerst moet alles getoetst worden aan de natuurwetten. Voordat men tot het geweten gaat moet men eerst gaan tot de twijfelzone. Gij die meent te staan, ziet toe dat gij niet valle. Het geld liegt en geeft valse zekerheid. 33. Vrouwen zijn er voor het uiterlijk, mannen voor het geld, in de stad. Maar als je zulke laagstaande principes hanteerd, dan wordt ook alle esthetiek tegelijkertijd verdraaid, die oorspronkelijk dus gewoon kennis was (kennis is de ware schoonheid, intelligentie). De mens weet het niet meer. 34. De vrouw viert het vasten uitbundig in de stad, voortdurend onderbroken met veel oogstfeesten, om het vasten belachelijk te maken, en het is alleen voor de vrouw. De man hoeft dat allemaal niet, en daarom is de stadse vrouw een godslasteraar naar het eigenlijke hongerfeest. 35. Daarom is de stadse vrouw een aanbidder van Kakia. Kakia is het ziekelijke en hysterische ongeduld die het vasten verstoort, voornamelijk in haar gedaante van het kleine verwende meisje wat haarzelf een prinsesje waant. Suikeroompjes, en suikerpappaatjes is waar ze naar op zoek is, jaknikkende opaatjes. Gehoorzame stropdasdragers die haar telkens weer verzekeren dat alles wat in de stad gebeurd zeer normaal is, zeer normaal. 36. Wat is de stropdas dan ? Het is de geldpees van de man, de stadse suikerpees, de impotente geldfallus van de opa-man die vervroegd met mentaal pensioen is gegaan, zijn marktuintje heeft gebouwd, en nu maar is gaan rentenieren. Suikeropaatjes. 37. Dat is wat het vasten voor de kakiaitische vrouw is : vervroegd met pensioen gaan, opgaande tot het oogstfeest om de kleinkinderen te verwennen oftewel te vergiftigen. Suiker en geld is een heerlijke combinatie voor de kakiaitische vrouw. Ook voor de kakiaitische man. Die snoept lekker 915 mee op de achtergrond. Ach, het is toch zo'n goeie sul, wordt er dan gezegd. 38. De mens in de stad leeft nog steeds in de vijftiger jaren. De vrouw is er voor het aanrecht. De man is een gehoorzame, brave suikerpees voor het stadse systeem. Er zit niks meer bij, geen creativiteit. Wat een saai consumerend stel. De ouwe sok heeft haar ouwe schoen gevonden. Toen kwamen de zestiger en zeventiger jaren, de flower power, gelijkheid voor man en vrouw, de terugkeer tot de natuur. De vrouw emancipeerde, maar de vijftiger jaren boer moest het zo nodig weer afschieten. 39. De mens komt niet ver. Kakia zit achter de mens aan. De sheda honden van de stadse religie zitten achter de mens aan. Daarom moet de mens weten wat de sheda religie betekent, wat het inhoudt. Ken uw vijand. 40. Laten we beseffen dat vervroegd, geforceerd suiker gif is, zoals in het valse stadse vasten en het stadse oogstfeest. 41. De hongertocht door de wildernis naar het beloofde land, oorspronkelijk was dit de hongertocht van de verworpen en verbannen Ishmael, tot nog veel dieper de wildernis in, totdat hij in het vreemde land Rebekkah kwam. 42. De hongertocht van de kakiaiet wordt namelijk ergens middenin afgebroken, omdat hij door overmoed een kakiaitisch altaar bouwt, waardoor hij dan ook het beloofde land niet binnen kan en mag gaan. Zo ontstond de stad en de stadse sheda religie in dienst tot Kakia. 43. De shedaitische kalender is een gescheiden kalender, een dubbele kalender, met verschillende indeling voor mannen en vrouwen. Zij worden strict gescheiden gehouden. De vrouw is er voor het vasten, het minderen, terwijl de man er is voor het

meerderen, als een boer die de vrouw fokt op de vastenvelden, om zo grote oogsten binnen te halen. 44. Op de oogstfeesten komen man en vrouw bij elkaar om dit te vieren. Dan heeft ook de man zijn grote oogst, zijn suikeroogst. Voor de man is dat de tuun periode. 'Tuun' is voor de man het sleutelwoord. Daar leeft hij altijd naartoe. Maar verder viert hij het hele jaar door de tuun feesten. Die vallen samen met de oogstfeesten van de vrouw, middenin het vasten van de vrouw. De man is er maar druk mee. Het gaat bij de man niet om het minderen, maar om het werken en het meerderen. Hij werkt met vrouwen als zijn vee. 45. Terwijl de vrouw het vasten viert heeft de man zijn werkfeesten en zijn geldfeesten, en daaruit voortvloeiende zijn stadse logistiek. Ontwapening wordt niet gevierd. De man is altijd bezig te bewapenen, altijd weer meer en meer. De stadse man heeft nooit rust. Rust is iets voor vrouwen. De stadse man is een werkpaard. 'Tuun' zegt de stadse man, en hij heeft weer een rijke suikeroogst. 46. Dan rolt het geld weer binnen in het laadje, waarvan de vrouw uitpuilende ogen krijgt en lange neuzen, en dan hebben ze ineens weer van alles op anderen aan te merken, opdat niemand een graantje van hen mee kan pikken. Dan zijn ze ineens overparanoide. Ze bewaken gewoon hun snoepgoed. 47. Uitpuilende ogen en lange neuzen, die graag liegen, om de buit maar te kunnen behouden. 48. 'Wat ga je doen met het geld ? Oh, meer kinderen kopen ?' 49. Dan worden ze geirriteerd en gaan ze puffen, en nog meer liegen. De stadse vrouw, het is een hel, net zoals de stadse man overigens. Ze gebruiken elkaar gewoon als muntgeld. Ze zijn gescheiden maar doen net alsof ze bij elkaar zijn. Ze hebben elkaar nodig, want ze zijn beiden maar half werk. 916 21. Verder gaan dan Calvijn 1. Ezau was hongerig. Hij hield het niet meer uit. Hij was moe van zijn werk in de wildernis, en zijn tocht. 'Mag ik wat van dat rode, dat rode daar ?' smeekte hij. Het was een beeld van de besnijdenis van zijn hart. Hij moest de macht die hij over zijn broer had opgeven, zijn status, zijn familie positie als eerstgeborene. Ezau was hongerig en koos het rode boven al het andere. 2. Hij wilde mentaal en sociaal besneden worden. Ezau was in die zin de vurigheid zelve, en daarom wees de minderende ook op de in gif gedoopte speer in de wildernis, als een beeld van Ezau. 3. Hoe kon het dan dat de kakiaieten hier later van afvielen ? Zij konden er het geduld niet voor opbrengen. Zij wilden niet sociaal besneden zijn, en werd overmoedig. Het duurde hen allemaal te lang. Zij wilden niet volharden. Zij waren lauw geworden. Het minderende leven van Ezau was hen een te hoge prijs. 4. In de vrijere kerken wordt het bijna niet geleerd : de oer-twijfel. Alles draait om het geloof, en wat je gelooft is plotseling de waarheid. Zo kun je alles wat krom is goedpraten door geloof. Je groeit dan op met de zekerheid des geloofs omdat je je versje hebt opgezegd dat je gelooft, dus ben je een kind van God en hoor je erbij en ga je naar de hemel. 5. De zekerheid is alleen te vinden in de heilige gebondenheid, en dit is altijd omgeven door de oertwijfel, oftewel het toetsen, wat volkomen is geworden. 'Uw twijfel moet volkomen worden.' Ook gaat dit altijd gepaard met het minderen, de

hongertocht. 'Uw minderen moet volkomen worden.' 6. Zowel de twijfel als de honger leiden de mens tot een breekpunt waarin de mens aan zichzelf sterft, en zo opgenomen wordt tot de hemelen, wat zich dan uit in de heilige gebondenheid, en wat een innerlijke zekerheid geeft. Zo ontwaakt de levenskiem van de mens en vereeuwigt zich. Dan gaan de ogen van de mens open en dan ziet de mens de benodigde geestelijke oorlogsvoering. Dat is pas het begin van de strijd. De mens ziet dan dat de hemel een school is, en geen lustoord. Vandaar het gezegde : 'alleen leerlingen gaan naar de hemel.' De hemel is dus het doorleren. Zolang je door blijft leren is er niets aan de hand. 8. Wat de mens moet leren beseffen is dat het loon niet uitgeloofd wordt naar maatstaven van kwantiteit. Het wordt gemeten naar de maatstaven van kwaliteit. 9. Als je het snoep voortijdig aanneemt, dan stopt de tocht, en zul je niet kunnen aankomen in het beloofde land. 10. Vroeger was de oertwijfel juist heel belangrijk, opdat de mens niet losbandig zou worden. Het behoedde de mens voor de zonde. Alleen op het pad van de oertwijfel, van de onzekerheden, zal uiteindelijk de ware zekerheid komen, wanneer de oertwijfel rijp is geworden. Buiten dit pad is er slechts zelfbedrog. 11. In de heilige gebondenheid heb je niets meer met een eigen wil te maken, want die heb je opgegeven. Hier heb je dus in eerste instantie wel eerst zelf voor gekozen, dus helemaal geen vrije wil hebben is natuurlijk onzin. 12. Seth was wedergekomen, de Egyptische oerchaos, oftewel Smai, de wortel van Ishmail. Het stormde zwaar op het erf van religie. 917 13. Nu was het dus belangrijk dat de exegese zou komen. 14. Het dwazendom had haarzelf een stad en een naam gebouwd, en was hierin geheel vastgelopen. 15. Durft de mens terug te keren tot het minderen en zijn valse zekerheden los te laten ? Dat is de grote toets hierin. Het zal zeker niet stormlopen. Het is slechts voor de eenling. 16. Calvijn brak de valse zekerheden in stukken, en leidde de mens terug tot de tranen van Ezau, terug de woestijn in. Het was een gesel in de hand van God om het volk te redden. 17. Het volk was namelijk met het materialisme aan de rand van de afgrond terecht gekomen. Calvijn greep de mens in z'n kraag en trok de mens terug. Maar nu moest de mens nog de boodschap van Calvijn op diepte leren schatten. Calvijn was een theologische reus, als een komeet, maar niet zonder truuken. De mens was weer in een ander zeer gevaarlijk mijnenveld terecht gekomen. Hoe Calvijn te overleven was toen ineens de vraag. 18. Het is een vraag die me vaak bezig houdt, een onderwerp wat me diep interesseerd, vanwege de diepe pijn, maar ook vanwege de diepe vreugde. Het is zeer zeker iets waar ik hele gemengde gevoelens over heb, maar waar ik wel een hele diepe waarde van inzie, een grote belangrijkheid en zelfs een noodzaak. Het is een gesel van grote wonderen en verdiepende kennis. Het is de verdieping van het pad van Ishmael. 19. Calvijn heeft me altijd geboeid, ook omdat ik zag hoevelen er onder Calvijn leden. Er moest een antwoord zijn. Het viel niet zomaar weg te snijden. Er moest iets mee gebeuren. Calvijn rijdt op zijn beest. Hij draagt tegelijkertijd het oogstfeest na het minderen. Het brengt niet slechts het minderen, de

hongertocht. Hij gaat veel, veel verder, veel dieper de wildernis in. Waar anderen stoppen gaat Calvijn rustig door. Dat maakt hem een interessante persoonlijkheid. Levensgevaarlijk, maar interessant. 20. Ik wil hem leren kennen, zijn goede dingen en zijn slechte dingen. Het inspireert me, het waarschuwt me ook. Het opent werelden voor me, en ook sluit het werelden voor me. Ik moet mijn pad hier zien te vinden. We zitten allemaal tot onze nek erin. Verdieping is de enige doorgang. Het is een moeras waar de mensheid niet zomaar uitkomt. De mens moet deze natuur leren kennen. 21. Ezau liet zijn identiteit besnijden. De valse, opgelegde identiteit moest eraf. Zowel man als vrouw dienen door deze besnijdenis heen te gaan. Het is een besnijdenis van het hart. Daarom moet de mens de put van Calvijn in om de opgelegde wil af te leggen, de uitverkiezing door de stad, om zo tot de uitverkiezing van de natuur te komen, die alleen de eenling uitverkiest. De wil is in die zin altijd ondergeschikt aan de natuurkennis. Niet de wil, maar de natuurkennis. 22. In die zin was Calvijn ook een na-middeleeuwse Ezau. Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hem die goed nieuws brengt, en zalig zij degene wiens voeten zijn geschoeid met de bereidvaardigheid van de geestelijke prediking. 23. Yeshua sprak : ‘Het gaat om de kennis die de sleutel tot behoudenis is.' Daarvoor moet alles opgegeven worden. Daarvoor moeten we bereid zijn ons eerstgeboorterecht op te geven, zoals ook Jezus en Ezau eens deden, en ook Jeremia. Jeremia ging niet uitgebreid de verjaardagsfeesten van de stad vieren, de stadse suikerfeesten. Neen. Hij vervloekte zijn geboortedag. 24. Jeremia zag wel in dat het leven in de stad één grote leugen was, en dat hij aan zichzelf moest sterven, opdat hij een deel zou zijn van de hogere 918 natuur. Hij snakte naar de natuurkennis, en gaf zijn valse identiteit op, net zoals Ezau en Jezus. De gehele religie die de stad had opgesteld was vals, en Jeremia vocht ertegen. Alles moest andere waarden krijgen, andere betekenissen. 25. Oh hoe armelijk en bedrieglijk waren die stadse geesten in de ogen van Jeremia. Jeremia kon het vuur van de natuur wat aan hem trok niet meer tegenhouden, een vuur waar ook Calvijn over sprak : Als je uitverkoren bent, dan kun je het niet meer weerstaan. Dat is de heilige gebondenheid. 26. Kan er dan nog zelfbedrog zijn ? Oh jazeker. Een klein beetje zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur. Daarom moet de mens dieper gaan dan Calvijn, en er een waardig commentaar op geven. 27. Hoewel Calvijn zwaar orthodox was gaf hij ook de sleutels om aan de stad te ontkomen. 28. Dat is een missie voor de mens vandaag. De mens kan niet zomaar om de natuurdynamiek van Calvijn heen. 29. Hij was een man op het beest. Hij ging door tot de vergeten en verloren paden van Ishmael en Ezau, dieper de wildernis in, tot het Kaïnsloon. Was de mens maar zo vindingrijk. Calvijn stak met kop en schouders boven de mensen uit, maar was ook een schurk. Hij had de schatten der wilden geplunderd. Abadja profeteerde er al over. 30. 'Hoe Calvijn te overleven ?' Dat is tegelijk de vraag : Hoe Calvijn te leven. Calvijn was te groot en te diep om zomaar overboord te kieperen. Hij staat naast de groten zoals Yeshua en Paulus in de kerkgeschiedenis. Ook staat hij naast Mohammed. De mens moet er zicht op krijgen. 31. Adam ging op het beest van Ezau dieper de wildernissen van de onderwereld in om het te doorvorsen, te doorzoeken, om te gaan tot het

verborgene, het vergetene en het verlorene, ja, zelfs tot buiten het paradijs. 32. Calvijn plunderde de schatten van Adam en Ezau. Calvijn verzoette de boodschap niet. Integendeel. Hij verbitterde het. 33. De weg eruit is altijd dieper. Alles verandert in de diepte. Alles krijgt nieuwe betekenis, en er gaat dan een zee en natuur van kennis voor de mens open. 34. De mens is te diep afgedwaald in de stad, te roekeloos geworden, en daardoor zijn zijn zintuigen verdwaasd geraakt. Dan is het tijd voor de mens om weer terug te keren. 35. Er kwam een grote verbittering over de aarde. De mens wist het niet meer. De nieuwe machthebbers hielden de mens in grote twijfel. 36. Oh, wat waren zij bitter, want de aarde was veel te zoet geworden, en het zoet was aggressief. 37. Het zoete had totaal zijn smaak verloren. Alles was bitter nu, en de eeuwige hel hing als het zwaard van Damocles boven het hoofd van de mens, aan maar een heel dun zijden draadje. Nee, van het zoete kon de mens niet meer genieten. Ook het materialisme deed de mens geen deugd meer. Een zwaar oordeel hing de mens boven het hoofd. 38. Het mocht niet zomaar aangeraakt worden, en al helemaal niet zomaar gegeten worden. Het waren de muren van zijn kerk. Je kon ervoor hangen. 39. Nu moest het dan maar bitterder dan bitter, bitterder dan het graf. 40. Ieder mens was al opgezet. Ieder mens had al een stempel gekregen en een valse identiteit, en daar ging Calvijn tegenin, op zijn eigen manier. Er was een kleine elite die 't zou overleven, volgens 919 Calvijn. 41. Calvijn legde een bitter pad van het minderen aan voor de kerk. 42. Het zoete was alleen maar goed als een oogstfeest, als een loonfeest, niet als gratis genadegoed, en ook geen gemakszuchtig geloofsgoed. Het was alleen voor de uitverkorenen, en alleen op hele speciale momenten, met hele strenge voorwaarden waaraan strict voldaan moest worden. 43. Met een streng oog keek hij. Alles moest achter slot en grendel. Er was een nieuw tijdperk aangebroken, een vreemd tijdperk. 44. Niemand wist niks meer zeker. Het zoete smaakte niet meer als voorheen, en werd zo weggegrepen. Achter slot en grendel zou het gaan. 45. Eerst moet de mens de twee kanten van de leugen zien alvorens de waarheid te kunnen zien. 22. De pelgrimstocht tot het land Rebekkah 1. Toen Ezau van de rode soep van Jakob nam was het zoet en streelde het zijn tong, maar later in zijn buik was het bitter, want hij had zijn eerstgeboorterecht verloren, en hij huilde bittere tranen. 2. Als er dan geen weg terug meer is, dan maar de weg dieper. 3. Alleen zo zul je ontwaken tot de waarheid en zal het zicht in je herstellen. De leugen is dus altijd de aankondiger van de waarheid. De leugen zal in die zin niet kunnen ontkomen aan de waarheid, want ze

dragen het binnenin zich. het centrum was van de oertijd. 4. Vandaar : Ren niet alleen van de leugen weg, maar verwerk ook de leugen, werk ermee totdat het de waarheid wordt. Die potentie en dat medicijn draagt het diep van binnen, want ze hebben het slechts geroofd. 5. Het mag nooit te vroeg komen, en je mag het nooit te vroeg aannemen, want dan zal het je doden. 6. Niet het minderen voortijdig afbreken. Het minderen zal vanzelf zijn oogst hebben. Daar hoeft de mens verder niet voor te zorgen. Het minderen loopt door tot de muharram, de eigenlijke ontwapening, waardoor de mens aankomt in het paradijs. Dan worden er limieten aan de mens opgelegd. Dit is de hongertocht van Ishmael en Ezau die niet stopten voordat ze in het beloofde land waren gekomen. 7. De mens moet de hongertocht van Ishmael begaan tot wedergeboorte in het land Rebekkah. 8. De mens kan alleen maar wedergeboren worden door te volharden in het minderen. Zo komt de mens terug tot de moeder. Zo komt de mens terug tot de natuur, en zal een oogst hebben. Deze oogst is het komen tot het Woord. 9. Het eigenlijke minderen moet het hele jaar door gevierd worden, geleefd worden. Het is de basis van het leven. 10. Het minderen is de sleutel tot het leven. Het is de sleutel tot de natuur en de natuurkennis. Het minderen is dus ook de eigenlijke pelgrimstocht tot het land Rebekkah. 11. Het kan niet zomaar een maand zijn, maar moet een levensstijl zijn, de natuur van de mens. Zo niet, dan zullen de stadse geesten de mens grijpen. Het minderen is het centrum van de filosofie, zoals het 920 12. De mens mag nooit te snel vertrouwen. Vertrouwen kan juist heel gevaarlijk zijn. Het is dus juist belangrijk eerst te minderen en te toetsen, en dat gebeurt in de hongertocht naar het beloofde land. 13. Als de mens zich te snel overgeeft dan wordt de mens als een kakiaiet en bouwt zo een afgodisch bolwerk voor kakia in de wildernis, de valse stad. 14. Er moet daarom een grote hervorming komen. Er moet ook een afsplitsing komen opdat de mens geen slaaf wordt van de stadse suikerfeesten. Zo is het voor de mens belangrijk een minderende te worden. 15. Het laat de mens weer twijfelen aan alle zekerheden van stad en religie. 16. Ishmael was verbannen door zijn eigen familie en in grote honger begon hij alleen maar meer te twijfelen en durfde niks aan te raken. De gevaren waren te groot, en Ishmael begon paranoide te worden en weende bittere tranen, net zoals Ezau. 17. Het kon hem niet schelen wat mensen van hem dachten, want mensen waren al eens eerder zijn valstrik geweest. Neen. Ishmael was een vijand van ieder mens. De mens was te gevaarlijk in zijn gebruikelijke vorm. Areta was de moeder van Ishmael. Zij was de geoefendheid, door het minderen. 18. Hij kwam alleen tot haar door het minderen, en het minderen moest volkomen zijn. 19. De mens gaat lachend ten onder. De gebruikelijke mens is een schepping van Kakia. Die mens vertrekt geen spier om het leed van een ander. Ze doen er graag nog een schep bovenop ook.

20. Zoete moeders bij het avondeten, aaien de bolletjes van hun bedrogen kinderen. Dat de kinderen worden vetgemest voor de slager wordt er niet bijgezegd. Het zijn de slaapliederen die vooraf gaan aan de vernietiging. 21. Daarom moet de mindering komen, de langere mindering, als laatste redmiddel voor de mens. Nee, geef je niet over. Nee, vertrouw hier niet. 22. Ook aan Areta kun je je niet zomaar overgeven. Je moet met haar worstelen, want er is ook de valse geoefendheid van de stad. Mensen die hun uiterlijkheden oefenen, hun maskers, maar het geestelijke oefenen ze niet. Ze zijn dood en witten slechts hun graven. Natuurlijk is het mooi voor hen. Zolang het dood is is het mooi. Hoeven ze ook niet na te denken. 23. Jakob werd door Areta geslagen op zijn heupspier op Pniel. Zijn spier moest slinken. Het was om zijn leven te redden. Hij moest het minderen in. 24. Waar zijn de oorlogsvrouwen ? Waar zijn zij die hun baarmoeder nog nat en donker houden opdat hun kind niet voortijdig zal sterven ? Waar zijn zulke ware moeders nog te vinden ? Zij houden het minderen hoog om hun kind te beschermen. 25. Zij zijn sober en eenvoudig, natuurvrouwen, dichtbij en in de natuur. En zij leren hun kinderen de natuur. Harde liefde. Discipline moet er vandaag de dag wel zijn, want er zijn teveel gevaren, teveel roofdieren. Waar zijn zulke vrouwen ? Of zijn er alleen nog maar stadse doeken ? 26. Het heeft geen zin te zoeken naar zulke vrouwen. Ze kunnen er zijn of niet. Waar het om gaat is zelf zo'n vrouw te zijn, te zoeken naar die vrouw in jezelf, in de filosofie. Op anderen kun je nu niet gaan wachten. Dan kom je bedrogen uit. 921 23. Het Sheda beest 1. De cirkel van het minderen moet weer rondkomen, opdat de mens het overmoedig grijpen afleert, ook het overmoedig grijpen naar de wapens. De mens moet volkomen minderen. 2. Er moet een reformatie komen. 3. Het sheda beest is aan de oppervlakte gekomen. Woest grijpt het om zich heen om mee te sleuren wie het kan meesleuren, mee de ondergang in. 4. Dit beest haat het minderen, bespot het minderen, onderbreekt het minderen voortdurend. Dit beest wil alsmaar meer. Met brede grijnzen gaan ze de ondergang tegemoet. Ze zijn al dood. 5. De mens kent de leerregels van zaaien, rijpen en oogsten niet. De mens grijpt maar raak. Ze zijn zo bang er niet bij te horen, het grote stadsfeest te missen. Alsof de natuur hen niets te bieden heeft. Het zijn natuurlasteraars. 6. Maar het eeuwige minderen reikt tot de natuur van orion. 7. In het minderen wordt de mens beschuldigd, bedrogen en verworpen, zoals Ishmael en Ezau, om zo deel te hebben aan een hogere opname. 8. Religie is een symbolische kunst, net zoals een grotschildering of een gedicht. Je moet het met een korreltje zout nemen, en het beleven in zijn diepte, niet in zijn letterlijkheid. Zij die het letterlijk nemen

zijn kunst-rovers. Het begint vaak met jonge mensen die door hun ongeleerdheid en gebrek aan relativering en overzicht iets verkeerd begrijpen en dat dan aan nog jongere mensen doorgeven, waar ze dan helemaal niet meer uitkomen, en deze drama geeft grote stoeten volgelingen. Zo gaat dat door van geslacht tot geslacht, als een lange keten. Kettingreacties. 9. Er is een exotische brug tussen het minderen en het vreemde, tussen mintaka en alnilam in de riem van Orion. Mis deze brug niet. Houd vol tot het einde. Laat je minderen volkomen zijn. Durf dingen weer in twijfel te trekken, ook al is iedereen om je heen er zeker van. 10. Laat je niet bedriegen door de massa's. Ze zijn er om jou te testen. Bied weerstand, als een teken dat je een eenling bent. Het tegenovergestelde zal je testen. Het zou niet best zijn als dat niet zou gebeuren. Er moet wel een contrast zijn om een afdruk te kunnen maken. Het vreemde zal je leiden tot het woord, tot alnitak, in de riem van Orion. Deze ontwapening is tegelijkertijd je wapenrusting. Zo neem je de riem van Orion in bezit. Zo draag je de waarheid. 11. In de stad is alles losgekoppeld van het minderen. In Orion stelt de mintaka planeet het minderen voor, en er is een brug tussen de mintaka planeet en de alnilam planeet in de riem van orion, als een brug tussen het minderen en het vreemde. Deze brug is van de planeet saiphe, de energie ervan, die in een zuidelijke uithoek van Orion ligt. 12. Saiphe is een zeer belangrijke planeet om het minderen, de leegte, volkomen te maken. Ik had als kind al veel dromen over Saiphe. Ik was daar aan een strand bij een camping, en ik raakte in gevecht met suikerclowns. Er was ook een stad dichtbij, waarachter een wildernis was, en in de wildernis waren allerlei markten. Die markten leidden tot een kloostergebied nog dieper in de wildernis, en 922 daarachter was nog een speeltuin. Eigenlijk kwam ik daardoor niet in de vrije wildernis. De stad floot me telkens terug. Ik moest spelletjes spelen, die waren verplicht, en de mens moest voortdurend gewassen worden. Maar de mens werd alleen maar vuiler. Ik ben toen terug gegaan naar het strand, tot de zee, en wist dat ik het op een andere manier moest spelen. Ik kwam toen in aanraking met een schip van muzikanten. Het schip inspireerde mij ook literair gezien. 13. Als de mens door het vreemde wordt overweldigd dan begrijpt de mens het niet, en daarom moet de mens volkomen worden in het vreemde, zodat er een brug wordt gemaakt tot het woord, als de brug tussen alnilam en alnitak in de riem van orion. De brug daarvan is de planeet bellatrix. Deze maakt het vreemde volkomen, opdat de mens tot het woord komt. 14. Alleen de filosofische realiteit is de ware realiteit. De mens moet dus niet het sexuele als drijfveer hebben, maar moet dit beteugelen door de filosofie. Het is dus niet een plezierhof of sexueel paradijs waarin de mens terecht is gekomen, maar een school. Er is ook zoveel bedriegelijke sexualiteit dus daarom moet de mens leren erop te vasten, en er niet zomaar roekeloos mee omgaan. Laat de filosofie van de natuur je drijfveer zijn, want dan is er voor alles de juiste plaats en de juiste tijd. Dat is de logistiek. Elnio 15. Elnio, een geest van onverschilligheid, de bron van de sheda stad, die telkens het minderen onderbreekt, verstoort, en inneemt. Het houdt de stad overmoedig en gehaast, want Elnio wil de stilte niet. Elnio wil niet vasten. Elnio is ook praatziek. Hij kan niet stoppen. Hij roddelt om zijn doelen te bereiken, roddelt zijn weg naar de top. Elnio is het dode hart van Kakia. Als een dansende leprechaun gaat hij vaak en graag de stad in om de stadse mens

te bezweren met zijn fluit. Dan dansen ze allemaal achter hem aan, in hypnose. Ze dansen Elnio naar de pijpen en worden ervoor beloond. Hij houdt ze allemaal graag aan de drugs. Soms is hij een afgehakte kop op een steen, of een hoofd van glas die kapotvalt op de rotsen, en dan de zee in druipt om de zee te vergiftigen. 16. De Elnio bron leidt de stadse mens af. De stadse mens is lauw. 'Ik weet wel dat het verkeerd is, maar ik doe het toch.' 17. De stadse mens is onverschillig. Ze denken dat ze alles zonder consequenties kunnen doen. Alles dekken ze af door zelfbedrog. Je krijgt lauwe mensen te zien in de stad, zeer lauwe mensen. Altijd maar weer achten ze zichzelf hoger dan dieren, hoger dan andere mensen, en hoger dan de natuur. We kunnen klagen als we vernederd worden, maar het is ook om ons te beschermen tegen kapitalistische roofvogels van hoogmoed. Dan raak je los van het schip. 18. Deze roofvogels zijn zeer subtiel. Hoogmoed is een zeer sluwe geest. Ook beschuldigt de geest van hoogmoed de vernederde eenling die zich afgezonderd heeft van hoogmoed. Zo dekt de geest van hoogmoed zich in. De geest van hoogmoed kan hysterisch worden als je uit z'n klauwen probeert te ontsnappen. Dan wordt je eigenwijs genoemd, want je moet je totaal onderwerpen aan de wijze van de geest van hoogmoed. Laat je niet bedotten door dit soort slinkse strategieen. In de stad is alles omgekeerde wereld. De geest van hoogmoed leeft door projectie. De geest van hoogmoed kan immers geen hoogmoed hebben. Dat is altijd de ander. 19. En alles moet normaal zijn in de stad, vertrouwd, maar je kunt de stad niet vertrouwen. Alleen het vreemde zou de stad nog kunnen redden, maar daar staat de stad niet open voor. Alleen de eenling staat er open voor. 923 20. Oh, wat zijn we weer normaal, en de ander is altijd vreemd, en vreemd is negatief. Maar waar leef je dan voor ? Is de uniekheid van de ander er niet om je te inspireren ? Dit zijn ook weer allemaal truken van de trukendoos van de Elnio bron van de stad. Het draait telkens zijn hoofd om om anderen te bekijken en te bekritiseren op oppervlakkigheden, en om anderen te stalken. Een leger van lauwe spijbelaars die een spijbelstad hebben gebouwd. Dat is wat de Elnio bron heeft gedaan. En zij noemden de stad Sheda. Kakia troont in haar hoogmoed. Oh ontwaakt, gij die slaapt. Laat de eeuwige slaap je niet meenemen tot de vergetelheid. Je bent een mens, je hebt verantwoordelijkheid. Gebruik het nu. Blijf je niet verharden naar moeder natuur, want op een dag zal je dan haar geklop niet meer kunnen horen. 21. De mens maakt altijd weer dekmantels tegen moeder natuur, hele slappe vaak. Het komt allemaal van de Elnio bron. Het maakt de mens hoogmoedig en betweterig. Spijbelen is een vorm van betweterigheid. Ze gaan hun eigen pad, dwars tegen de natuur in. De stad walst de natuur plat, onderbreekt de natuur, en beslist zelf wel wat wel en niet mag bestaan van de natuur, maar de stad heeft het bij het verkeerde eind. Het is omgekeerde wereld. De Elnio bron zal afbranden. Het is een goede test om te zien wie een kudde dier is en wie een eenling is. De dode kuddes gaan de afgrond tegemoet. Ze worden gewoon meegesleurd met de rivieren. Ze zullen verpletteren op de rotsen. De val is groot en diep. Ik heb het gezien. Niemand gaat dat zomaar overleven. Wie nog geen hoogtevrees heeft zal hoogtevrees krijgen. Die diepte is niet normaal meer. De natuur zal het betweterige verstand van de mensheid gaan overweldigen. De mensheid staat nog maar aan het begin van evolutie. Alleen de eenling zal er doorheen komen. De rest zal als een mantel weggescheurd gaan worden. Het voorhangsel zal scheuren. 22. Er is geen leven voor spijbelaars. Er is geen

ruimte voor lauwheid. De eenling sluit geen compromissen, maar is geen extremist zoals de massa's. De eenling is gecamoufleerd, en pronkt niet in de stad, maakt zichzelf geen naam. De eenling is geen materialist, maar werkt in het geestelijke, een beetje van dit en een beetje van dat. Er is geen overfixatie op één punt zoals in de stad. De eenling waait met zeer veel winden mee. De eenling is niet xenofobisch, maar xenografisch. 23. Het kwaad kan niet bestaan. Toch bestaat het. Er moet gewerkt worden, want het kwaad is altijd een mogelijkheid, als een test, en nodig zodat je doorleert om veilig te blijven. 24. Antistoffen kunnen alleen aangemaakt worden als de mens wordt blootgesteld aan het virus. Anders zou er dus helemaal geen leven zijn. 25. Het geestelijke willen ze begrenzen en belachelijk maken, maar als het om het materiele gaat, dan gaat geen brug hen te ver. 26. Simson had een voorliefde voor vreemde vrouwen. Dat kun je negatief opvatten, maar ook positief, omdat het nogal dualistische, poetische teksten zijn, als psalmen, en die draaien en slaan om. Dan lijkt het alsof de deur openstaat, maar als je dan dichterbij komt dan blijkt de deur dicht te zijn, of net andersom. 27. In de Hebreeuwse wortels betekent Simson 'de geopende' (shemesh), en ook shama-suni, wat hele diepe Egyptische wortels heeft. Shama is hebreeuws voor horen, luisteren en gehoorzamen. Dat moest Simson ook wel, want hij had een taak te volbrengen voor het Israelitische volk. 28. Het was ook zeker niet het normale, het gewone, waar Simson van hield. Neen. Simson hield van het vreemde, en dan vooral van vreemde vrouwen. Dat kan natuurlijk riskant zijn, maar Simson dacht veel dieper. Het volk moest samensmelten met het 924 vreemde, het hogere, om aan het normale te kunnen ontkomen. Het volk was aan het indutten in kudde mentaliteit. Dat zou het volk fataal worden. Daarom was Simson gekomen. 29. Hij moest contact maken met een vreemd volk. Het was de enige hoop voor het volk Israel waar alles 'ons kent ons' was, en 'wat de boer niet kent dat vreet hij niet'. In het Egyptisch is suni degene die opent, de goddelijke jager, de pijl (sun, sunu), en dat zien we heel metaforisch terugkomen in het verhaal van Simson. Van Dan tot Zorek 30. Delila, de vreemde vrouw, want zij zorgde ervoor dat Simson niet meer wegkon. Ze lokte hem naar haar woning aan de grens tussen het Filistijnse land en de stam Dan, in Zorek, wat droog land betekent, of vreemde wijnstok, wildernis gebied. 31. Shama komt van het Egyptische smai, oftewel Seth, de natuurmens, en betekent ook het zien in de diepte, en daardoor koppig naar het oppervlakkige en stadse. Het laat zich niet makkelijk temmen, is vijandig naar iedereen, toetsend. Daarom is het ook de wortel van i-smai-l, Ishmael. 32. In de diepte is het verhaal van Simson dus het verlengstuk van het Ismael verhaal. Shama-suni, of smai-suni, is Ismael die tot de suni stam, de vreemde stam, komt, en wordt zo geopend. 33. Het land van Zorek betekende het land van spot, en dan kunnen we denken aan de Judas kus. Delila had dus een soort Judas functie, en moest Simson inwijden in de geheimen van het spotkleed. 34. Nu Simson tot het vreemde was gekomen, tot suni, de goddelijke jager, degene die opent door een pijl, kon hij niet meer weg. Hij had de piercing ontvangen, en was nu slaaf tot het vreemde volk,

een shama tot suni, een Ismael tot het suni volk. Ismael was geen slaaf meer tot het normale. Neen. Hij was geen slaaf meer tot het oppervlakkige en stadse. Delila, dll, liet hem niet meer teruggaan. Hij was tot dulqida gekomen, tot geoefenheidheid, en tot dulhijjah, de pelgrimstocht tot het land van Rebekkah, het vreemde. 35. Dit verbindt dus ook Delila met Rebekkah. Ishmael was dus nu bezit geworden van het vreemde, in ballingschap gegaan, toen Simson door de Filistijnen werd opgenomen. Simson ontving de Judas kus en was toen verkocht. Ook dit heeft diepe Egyptologische wortels. 36. Simson werd toen opengesneden en afgesneden, en er werden lichaamsdelen van hem afgesneden, wat ook de betekenis is van sen in het Egyptisch, en sena betekent ook slager (suni, sn). Daarom was ook Simson een (lid van) shaphat, in het Hebreeuws niet slechts een richter, maar ook een slager, een oprichter of opgerichte, een opgenomene, een opnemer. De richteren waren een amazone slagersvolk die het volk moesten uitleiden. Simson was gezonden van het vreemde, maar kon het vreemde niet ontvluchten. Daarom had hij zijn bijzondere krachten. Dit was al voor zijn geboorte bepaald. In het Egyptisch was het slechts een beeld (sennu) van een hogere filosofie. Het gehele verhaal is metaforisch. 37. De senu (suni, sn) waren een groep godinnen in de Egyptologie die Ra moesten voeden aan hun borst, en zij moesten er ook voor zorgen dat hij niet teveel nam. Zij bewaakten de voedsel voorraad. Zij hongerden hem ook uit, lieten hem het minderen ingaan. 38. Delila hongerde Simson sexueel uit in de hebreeuwse grondtekst, om hem haar zijn geheimen te laten vertellen. Zo kreeg ze hem op zijn knieen en hij weende voor haar. De senu is in het Egypte zij die doet wenen, het wenen, maar tegelijkertijd ook 925 het zien. Zij moest hem namelijk inwijden in de hogere geheimen, hem leren diep te laten zien. 39. Dat is een kenmerk van het smai volk in de wildernis, het volk van Ismael (seth). Zo kreeg Simson voorrechten en rechten (sennu, Egyptisch). De senu is in het Egyptisch de belasting, en degene die de belasting bepaalt, de waarde van iets, de toetser, als een inspecteur. De s-neh, sn, was in de Egyptologie het volk wat tot slaaf maakte, het onderwerpen door vermindering, uithongering, als een beeld van het reguleren en ordenen. Het was voor de doeleinden van registratie (s-nehi, sn), van de wortel sneh, vastbinden. De snehu was een bindtouw, al dan niet met veren. In het sneh ra feest werd de heilige gebondenheid van ra gevierd. De snehu was iets medicinaals, als verband. Het was tegelijkertijd een genezings feest, het zegevieren van de genezende krachten van de natuur door het samenspel van gebondenheid, verbondenheid en verband. 40. De san waren geneesmiddelen in het Egyptisch, en sana was een woord voor alomtegenwoordige, allesomvattende kennis (van de context). Sanu was de prijs die er betaald moest worden. Daaraan ontkwam de mens niet. De sanu waren de snelle poortwachters, die ervoor zorgden dat niemand binnenkwam die de prijs niet had betaald. De volle prijs moest betaald worden. Zij haastten zich om een snel oordeel te brengen over hen die hieraan niet voldeden. 41. San is ook het inbrengen van het medicijn door wrijven, wat ook een beeld is van de sexualiteit. Dit kan dus een heel bitter medicijn zijn, want het is ook de dorsvloer, het pletten van het graan. Ruth moest op de dorsvloer aan het voeteneinde van Boaz slapen, wat hier ook diep metaforisch over gaat, zoals Maria aan de voeten van Jezus zat om te luisteren, en Maria Magdalena weende aan de voeten van Jezus, wat allemaal beelden zijn van de onderwerping van Simson aan de voeten van Delila,

om door haar ingewijd te worden in het diepere, waar de voet een beeld van is. Zonder de belasting te betalen, zonder te buigen en te minderen, komt de mens niet binnen. 42. Shama, horen, luisteren en gehoorzamen in het hebreeuws, komt ook van de egyptische wortel 'saham', wat de gevangene betekent, de geblokkeerde. Dit was de enige manier om de mens te verzoenen met het vreemde, het vergetene, het weggedrukte, het verlorene, om de één te maken tot twee. Twee is ook de betekenis van het egyptische san-nu. 43. Voor de Egyptenaren was deze filosofie de ware schoonheid, de s-an, het terugkeren. Dit was een werkwoord. Dit was het ware opmaken door de natuur. Dit was de schoonheid van ieder mens, een intellectuele schoonheid. 44. In het Egyptisch werden woorden voor hetzelfde vaak op verschillende manieren beschreven, dit opdat allerlei aspecten ervan naar voren konden komen, en zodat het progressief bleef. 45. Simson een diepe typologie van het leven van Ishmael. Hier wordt de knoop gelegd. 46. Veel mannen willen sterk zijn, en veel mannen willen rijk zijn. Oog voor filosofische esthetiek hebben zulke mannen vaak niet. Dan is religie nog een andere optie. Of drugs. Maar shama kwam tot zuni. Smai was de Egyptische Ishmael, een andere naam voor Seth, de wildernis mens. Suni is de noodzaak van het minderen. Ra kwam tot dit gezelschap van godinnen die ervoor zorgden dat hij minderde, anders zou hij de onderwereld niet kunnen doorkomen. Ook Aser, Osiris, was in de Egyptologie tot het Zuni gebied gekomen, en het werd zijn gebied. Hij werd hier opgenomen. 47. Waar Sa de gids is van Ra in de onderwereld, daar was S-N, Zuni, dat voor S-R, Aser (Osiris), 926 vandaar dat Aser ook verbonden is aan de Suni stam, wat via het Egyptische liep tot de Israelitische stam Aser, maar ook dit is een typologisch beeld van Ismael. 48. Als we dan naar Eva kijken, dan zien we in het Hebreeuws dat er twee woorden voor haar werden gebruikt, Ishsha, als vrouw of getrouwde vrouw, en Havah als haar eigennaam wat leven en ook het minderen, het hongeren, betekent. Zij schenkt honger aan de man, als het pad tot de hemelse kennis. 49. Vandaar dat God Jah-Havah werd genoemd, het pad van de wording (Jah) door honger (havah), wat ook tot uitdrukking kwam in de hongertocht van de Israelieten door de wildernis op weg naar het beloofde land, en de hongertocht van Ismael. 50. Yeshua, of in het Arabisch Isa, wijst terug op Eva als Ishsha, de vrouw, de godin, wat ook het uiteindelijke doel van de hongertocht is. We vinden daar dan de mythes van de wonderbaarlijke spijziging en de wonderbaarlijke visvangst, allemaal principes van overvloed door honger, het wonder van de baarmoeder, waarin de man door het gaan door de leegte van de vrouw komt tot de wedergeboorte van zijn innerlijk kind en het ontvangen van de kennis in de wederopvoeding. 51. Ismael moest terug naar de tenten, om daar dienst te verrichten, terug tot de diepere wildernis, tot Rebekka, om zo weer eigendom te worden van de moeder wildernis. 52. Dit komt ook terug in het verhaal van Samuel, sml, dezelfde wortel als Ismael, sml, en wat ook een typologisch beeld is van Ismael. Samuel werd door zijn moeder verkocht aan de tentendienst. Telkens weer zijn deze verhalen beelden van Ismael. Dit loopt dus ook door Aser heen tot de Egyptologie, als de bottenstructuur van Israel.

53. Ook Ahn die zijn psalmen opstelde voor Batseba, de badende godin, is een typologie van Ismael. Uiteindelijk kwam Ismael tot een wildernis rivier in zijn hongeren, waar hij de godin zag baden, als in een honger visioen. Zij is een grote oorlogsgodin, ook beschreven in de verdere amazone filosofie. Haar naaktheid is het symbool van de openbaring en de ontmaskering. 54. Daarom gaat een man die haar naakt ziet in ballingschap, als een beeld van de heilige gebondenheid. Dit is een literaire, filosofische naaktheid, waarin de mens diepte gaat zien, dus geen oppervlakkige, letterlijke, stadse naaktheid, want die is bedrieglijk. Naaktheid is iets metaforisch. De mens heeft het niet begrepen. De mens grijpt maar raak. Hevig verrukt is de mens als hij pornografische naaktheid ziet, op de reclame borden van de stad en verder overal en nergens, maar het is allemaal om de mens te bedriegen en om het oordeel te brengen. De naaktheid van de vrouw is het oordeel. Laten we duidelijk zijn. Het toetst de mens, het brengt het hart van de mens naar boven. De mens zou er van weg willen rennen als de mens de ware naaktheid van God zou zien, in grote vreze, want het komt om de mens te tuchtigen en zijn ego te verwoesten. 55. Kijk de mens eens rennen van de naaktheid van God. Heuvelen val op mij, roept die mens, bergen bedek mij. Daar durven ze niet meer met hun handen op te slaan. Ze kijken dan recht tegen een woeste amazone aan die haar speer op hen gericht houdt. 56. Het hongeren leidt tot het geheimenis van de vermenigvuldiging, verbonden aan Isa, oftewel ishsha, de vrouw, Eva, de oermoeder, en dit vermenigvuldigen is de ware beweging die het volk nodig heeft, oftewel de tocht door de wildernis. 57. Als de mens dan uit de stad is gegaan, dan is de mens nog maar aan de rand van de wildernis. Ga 927 dieper de wildernis in. Pas op voor de zielenvissers. 58. Johannes was in die zin ook een typologisch beeld van Ismael, want hij zag de naaktheid van de godin en hij bewonderde haar, haar filosofische diepte, waarin ze het woeste beest had getemd, want naaktheid is een beeld van openbaring. 59. Ismael kwam tot de naakte, badende godin, en stelde zijn psalmen op tot en over haar, vol van vreze, niet van lichtzinnigheid. 60. Hij kwam niet tot haar met een dubbelgespierd lijf opgevoerd door steroïden, of met een dure, gladgestreken stropdas of een groot duur voertuig. Er zou niets meer van hem overblijven. 61. Hoe zou hij naar haar billen durven te kijken ? Hij zou het niet overleven. Hoe durft een mens zo de donkere, woeste, natte baarmoeder te benaderen ? 62. Zonder honger kom je er niet in. Zonder honger kun je niet tot haar naderen. 63. Adam kwam tot havah-ishsha, tot Eva de vrouw, tot de jah-havah. Havah is de hongertocht, oftewel het minderen, om zo uiteindelijk tot de vrouw te komen, de ishsha, oftewel Sa, de gids van Ra door de onderwereld, wat diepe amazone wortels heeft in het verhaal van Aser (Osiris) die door de Zuni geleid werd door de onderwereld. Het zijn aspecten van Ismael. Er is geen veilig pad tot een vrouw dan door het minderen, door havah, de wildernis tocht van het hongeren, het minderen. De man, Adam, moet de leegte in. Adam moest komen tot de riem van vreze. 64. Adam is dus een aspect van Ismael en mag daarvan niet losgezien worden, omdat er teveel gevaren op de loer liggen. Het archetype van Adam kan alleen maar door diepte uitgezuiverd worden. Er is een orthodoxe adamitische cultus die gewoon

onderdeel is van de nephilim. 65. Er is een gevallen Adam, de orthodoxe Adam die over Eva regeerde. Maar de mens moet komen tot de Ismaelitische Adam, Adam als aspect van Ismael. 66. Zo maakte Adam een hongertocht door de onderwereld, met ishsha (Eva) als zijn gids, zoals Ra Sa als zijn gids had in de Egyptologie. In de amazonologie is dit Zuni als gids. 67. Deze rebelsheid is ook verbonden aan de Bellatrix planeet, wat ook een brug is tussen Alnilam, het vreemde, en Alnitak, het woord, in de riem van Orion. De rebelsheid van Bellatrix is dus om het vreemde volkomen te maken. Dit is ook een aspect van Ismael, die vijandig was, rebels. Dit is een belangrijke eigenschap om te kunnen toetsen. Meelopers en hen snel van vertrouwen kunnen niet zuiver toetsen. 68. De jacht is op hem geopend. De naaktheid van God is naar hem op jacht, zoals in het boek van Job de naaktheid van God de verwoester genoemd wordt, Abadown, die naakt op jacht gaat, en nooit met lege handen terugkeert. Adam was verdoemd, ten dode opgeschreven. Terugkeren kon hij niet meer. Er was geen terugkeer mogelijk, geen ontsnapping. Hij was nu in ballingschap in een vreemd land. Hij moest een diepe slaap in om Eva te ontmoeten, een hongerslaap waarin hij hongervisioenen zou ontvangen, hongerdromen, net zoals Ismael in de wildernis. 69. Dat is het grote Orionse Bellatrix geheimenis. Zo wordt de riem van orion uiteindelijk heel en krijgt de mens toegang tot de Rigel planeet van Orion. Saiphe is ervoor om de honger volkomen te maken. Het heeft te maken met het voleindigen van het minderen. 70. Rigel is de logistiek van Orion, fundamenteel 928 voor het bestaan van Orion en het zuiveren van Orion. Rigel is dus de werkingen van Orion maar die komt eerst maar vaag door, en eerst wordt je weggeslingerd zoals ik eens lang geleden een droom had over Rigel, over een gokstad, en er was een hele grote clown met lang donker haar, en ik werd weggeslingerd door een wind, of alles vaagde weg. Ook de lagere stad heeft hier haar ijver dus die moet eerst overwonnen worden. Hier heeft de lagere stad dus ook haar logistiek, haar complexe gevangenissen die zich als de aarde projecteren. 71. Minderen zal leiden tot dieper minderen. Dat is het ware zoete, als je het minderen in het minderen kunt ontdekken. 72. De vrucht is een diepere dood aan het ego, aan het zelf. 73. Het hoogtepunt van het minderen is scheiding, de bruggen die instorten. De mens wordt dan op zichzelf teruggeworpen, dieper. Telkens weer herhaalt zich dit. 74. Het hoogtepunt van het minderen is dus altijd de verdieping. 75. Niet stoppen met minderen dus, maar het verdiepen van het minderen. 76. Het hoogtepunt van het minderen is het ontwaken tot het verborgene. De mens is teveel in het licht, teveel in het openbare, het publieke, gefokt wordend als vee. 77. De verborgenheid is de oogst van het minderen. 78. Zonder eerst door het minderen heen te gaan kan de man niet de baarmoeder binnengaan, en is alles slechts illusie. 79. Het is niet zomaar leven, niet zomaar willekeurige gebeurtenissen. Er zit een filosofie

achter, een plan, een verhaal. Het komt gemaskerd. De mens moet er doorheen prikken. Alleen de eenling kan dit. Verwacht het niet van de massa's. Zij houden het juist verborgen. Zij zijn het masker. 80. De mens moet van wil komen tot kennis. 81. Uiteindelijk kwam Ishmael tot haar, na zijn lange hongertocht door de wildernis. Het vreemde is dus het hoogtepunt van het minderen. 82. Het pad van het koude, de hongertocht door de wildernis, leidt tot het vreemde, tot Rebekkah, tot haar tenten. In de stad zien we dat het minderen voortdurend wordt onderbroken en bespot. Het minderen, sober leven, met de natuur, is niet populair, maar het pad voor de eenling. 83. De getrouwen zijn zij die in de verborgenheid leven. Zij minderen en leven met het natuurgebed, hun wil onderworpen aan de kennis. Zij die dus volhouden op het pad van het minderen, zullen komen tot de tuinen, de natuur. 84. De onrechtvaardigen verkeren in dwaling. Zij zijn tegen de schepping ingegaan en hebben een valse schepping gemaakt. 85. Zij houden er meerdere goden op na, afgoden, in de zin van innerlijk verdeeld zijn. Ze dienen zowel het goede als het slechte. Ze doen water bij de melk. 86. De waarschuwing tegen meergodendom moet dus zuiver in deze zin opgevat worden, dat de mens niet God kan dienen en de mammon. 87. Dat houdt dus niet in dat het goede zich niet op verschillende manieren kan uiten. Je kunt vele godinnen dienen die allemaal metaforisch zijn voor kennis, maar het is de ene kennis, het één zijn in veelvuldigheid. Pas dus op voor te letterlijke en orthodoxe interpretaties dat alleen maar een bepaalde god van een bepaalde cultuur de ene ware 929 is, want dat is een religieuze anorexia geest, anorexia religiosa. 88. Deze geest is vaak anti-moeder, patriarchisch, en maakt vrouwen heel dun, en mannen heel dik. Ook maakt deze geest vrouwen vaak heel wit, witter dan mannen. Dat doet deze geest om de baarmoeder tentoon te stellen, uit het verborgene te halen. Dieper in de wildernissen zijn vrouwen donkerder, en mannen bleker, een heel duidelijk contrast wat er moet wezen, alhoewel mannen zich wel weer kunnen camoufleren met de donkere moeder aarde op hun huid. Als ze het er dan weer afwassen dan zijn ze weer met een blekere huid. Dit is iets metaforisch en filosofisch, niet iets letterlijks en racistisch. 89. Dit is het pad van het minderen, het terugkeren tot de moeder, van zwakte tot zwakte. Durft een mens deze filosofische zwakheid in te gaan ? Zwakheden leiden dus tot nog diepere zwakheden, zoals het minderen tot het diepere minderen leidt en zo tot het eeuwige minderen. Durft de mens tot de eeuwige zwakheid in de baarmoeder van de donkere moeder terug te gaan ? 90. Paulus zei : Weest zwak, want dan ben je sterk. Heb een behagen in zwakheden. Anders kan de moeder je niet vormen en niet herscheppen. Alleen in deze zwakheid kan de mens tot wedergeboorte komen. 91. De klauwen van anorexia religiosa kunnen dan breken. Een moeder met een teer, zwak kind, dat is de oorspronkelijke basis van elk leven met een onmetelijke en onbeschrijfbare schoonheid. Zo kan zij haar kind opvoeden en tuchtigen. Zo kan zij haar kind vormen naar haar wil, onderworpen aan de kennis. 92. Dit is een beeld wat teruggebracht wordt, als diepe amazone aretaitische filosofie. Ook de woorden van Yeshua klinken dan door : Gij moet

weer kind worden. Alleen kinderen zullen kunnen komen. Verhinderd hen dan niet. 93. Wat een prachtige schoonheid van een moeder met haar kind, als tegengesteld aan de lompe, grove, afstotende beelden in de stad van overmatig zongebruinde mannen die hun spierbundels zo gekweekt hebben tot mentale magneten waardoor het ego wordt vastgehouden, want het zijn beelden van hebzucht, trots en egoïsme, veelvraterij. 94. Daarom moet de mens terugkeren tot de diepere filosofie. Het kweken van overmatig grote spierbundels om aan de moeder opvoeding te kunnen ontkomen is als valse, overmoedige tuinen voor hen die het minderen niet willen vieren tot het einde. 95. Er wordt juist heel duidelijk over de absolute noodzaak van de borstvernauwing voor de man. De tuinen van de stad zijn illusies, grote valstrikken. Het zijn pleziertuinen, pretparken. 96. Eer uw vader en uw moeder opdat uw dagen verlengt worden, gaat dus in diepte over de geestelijke, filosofische opvoeders. 97. Ouders hoeven dus niet altijd gehoorzaamt te worden. Uiteindelijk moeten niet de ouders gevolgd worden, maar degene die op God gericht is, om zo tot God terug te keren om kennis te ontvangen. 98. Yeshua sprak dat de ware ouders hen zijn die de wil van God doen. Alles moest achtergelaten worden voor God, ook de ouders, en de vrouw moest aangehangen worden, als beeld van de godin. 99. In het boek van het verborgen woord, het donkere woord, als beeld van de bindende moeder kennis, komt het zoonschap weer terug. Hier kan uiteindelijk weer een zuiver kindschap zijn tussen God en mens. Hier begint de diepe band tussen God en mens zich te herstellen. 930 100. Een ware moeder zal haar verloren kind terugvinden, waar dit kind zich dan ook bevindt, waar het kind dan ook in terecht is gekomen. Op een moment is er het heerlijke moment dat een moeder haar kind terugvindt. Voor dat moment is de mens geschapen. Het kind zal dan huilend zijn moeder in de armen vallen. 101. Maar dit is dus voor de eenling, oftewel de hogere mens. 102. Het is het pad van de eenling. De zoon zou een eenling blijven. Het verborgen woord is diep en eindeloos, terwijl het woord van de stad is ingekort. 103. Hier troost de moeder haar zoon met een beeld van schepen, dat alles goed zal komen, verdiept zal worden, als hij als eenling nomadisch zal blijven. 104. Er zal een tijd komen waarin de vaderband tussen zoon en vader niet meer zal bestaan en niet meer zal baten. 105. Hier loopt de het minderen dus op uit, dat de zoon het begrip 'vader' moet leren begrijpen, dat het iets in hemzelf is, en niet iets wat door de massa op hem geprojecteerd kan worden. 106. De filosofie is gewijd aan exegese, en dat is niet slechts exegese van boeken, maar van alles in het leven van de mens. 107. Ishmael kwam na zijn lange tocht door de wildernis tot het land Rebekkah, waar hij samen met Abraham een gebedsplaats voor God maakte. 108. Ishmael moest alles achterlaten. Zijn moeder leidde hem, zij kwam uit een vreemd land. Het was het pad van het minderen, en het verborgene was de oogst. Het is verbonden aan de natuurgeheimen. 109. Het gaat over de diepe verzoening tussen

moeder en kind. De baarmoeder is een beeld van de vormende tucht en opvoeding. 110. Het is ter bescherming van het kind. De baarmoeder is het donkere verborgene, en dat moet ook wel. Hier wordt het kind in de exegese, oftewel de verdieping, onderwezen. 111. Heeft de mens het nodig ? Jazeker. Het ego, het vlees, zal ervan proberen te vluchten, maar zij kunnen niet ontsnappen. Ook zal de mens de baarmoeder moeten toetsen. God zal de mens altijd vinden. De mens kan niet vluchten voor God, de kennis. 112. Dit is de leerregel van de eeuwige volharding van de heiligen, de onontkoombaarheid. Een kind kan niet ontkomen aan zijn moeder. Dat is de liefde van de moeder. De moeder is sterk, en het kind is zwak. Als het kind rebels is kan het de moederband daarom niet breken. 113. De baarmoeder is er dus voor om de mens het belang van restricties en lijden te leren. Het is om de mens voor groter kwaad te behoeden. De baarmoeder is een liefdevolle, zorgzame moeder die het beste met haar kind voorheeft. 114. Uiteindelijk gaat het minderen vrucht dragen, voor hen die volhouden, wat het volkomen of volle minderen is, het eeuwige minderen. 115. De mens moet volhouden totdat er een nieuwe geboorte is. 116. In rap tempo was de mens gekomen tot het romeinse wereldrijk waarop later het romantische wereldrijk werd gebouwd, wat gewijd was aan de moddervette afgoden van de stad en de dubbelgespierde afgoden zijn slechts een andere vorm van vet en vraatzucht. 117. Kennis is te sterk. Dingen kunnen niet een 931 eigen leven leiden. Ze zijn altijd een spiegeling van iets. 118. In de wildernis moet je net zo lang doorgaan totdat je in een gebied komt van onweerstaanbaarheid en onontkoombaarheid. Dat is de Jeremia ervaring, maar ook Simson had deze ervaring toen hij helemaal door de wildernissen van het Dan gebied kwam tot het Zorek gebied waar Delilah woonde aan de grens van het Filistijnse gebied. 119. Zorek betekent droog gebied. Simson moest de weg van het toetsen gaan, dieper en dieper in de ramadan, in het minderen, om alles toetsend te wederstaan, totdat hij niet meer kon wederstaan, want de hemelse kennis was hierin hem tegemoetgekomen. Het was de vrucht van het minderen die hij niet meer kon stoppen. 120. Het is als een soort opname na de hongertocht, na het verliezen van de wil van het ego, in ruil voor kennis. Kennis is hoger en belangrijker dan wil. Hiertoe zondert de mens zich af, is er een scheiding tussen goed en kwaad. Zo wordt de mens een uitverkorene. 121. Zij die de minste willen zijn zullen uitgedreven worden door de aanzienlijken, die voor het meeste hebben gekozen. 122. De minsten worden verworpen, net zoals Ishmael verworpen werd. Zij worden teruggezonden de wildernis in, en dat is maar goed ook, want wee u wanneer iedereen wel van u spreekt. Dat zou een valstrik zijn, zoals ze met valse profeten doen. Durf een verworpene te zijn, want als je aanvaard zou worden, dan zou het pas echt goed mis zijn, want waar is dan het offensief ? 123. Als de afgod je aanbidt dan heb je pas echt je ziel verloren, als je op handen wordt gedragen door de massa's.

124. De hypocrieten volgen het pad slechts half, en haken dan af. Ze proberen de eenlingen te misleiden, en over te halen met hen mee te gaan. Dat kan heel subtiel gaan. Het is oorlog, en de vijand is gecamoufleerd. Het gaat over de minste willen zijn, niet de grootste. Het pad van Ishmael is dat van verworpenheid. De eersten zullen de laatsten zijn, en de laatsten zullen de eersten zijn. Stop dus niet voordat je bij het minste bent gekomen. Leg alles af, opdat je dieper in de wildernis kunt komen, tot deze zones. Ga tot Zorek. Keer niet halverwege om. Ga door totdat het vreemde is gekomen, en worstel ermee, zoals Jakob op Pniel, want dan zal de hemelse kennis je belonen, en je tegemoetkomen. 125. Laat pijn of lust je niet weerhouden. Zet door, totdat je opgenomen wordt en je je er niet meer tegen kunt verzetten. Dat is de heilige gebondenheid, en de mooiste ervaring die een mens ooit kan hebben. Je bent dan daadwerkelijk een unieke eenling geworden. De mensen om je heen zullen dan over je liegen en je verkeerd uitleggen. 126. De verliezers zijn de onderbrekers van het minderen. Zij sleuren velen mee in het verderf die ook het minderen onderbreken. Daarom is de beveiliging van de heilige gebondenheid zo hard nodig. Jakob kwam tot de tent van Bilha toen zijn vrouw was gestorven. Hij nam bij haar zijn intrek. Hij was door de dood van zijn geliefde vrouw de minste geworden. Hij had alles verloren waarvan hij hield. 127. Bilha was een beeld van het vreemde waartoe Jakob moest komen, als een beeld van de heilige gebondenheid die hij op Pniel ontving als beloning na het toetsen. 128. Ook Ruben, de oudste zoon van Jakob, ging tot Bilha's tent. 129. Het gebied van de stam Dan is dus het gebied om tot Zorek te komen, dus in dit opzicht van belang. 130. Alles kan alleen maar met mate gebeuren. Ook de dag moet dus telkens sterven, en de nacht, zoals Paulus ook zegt : Ik sterf elke dag. 131. Dan mag je loskomen van de dodelijke zonden van ijdelheid, hebzucht, vraatzucht en trots, om zo te werken aan een mooi karakter en een mooie rol in je leven. Dat is wat de ware schoonheid is. De rest is slechts illusie. 24. De stenenwerpers 1. De mens gaat aan het einde van het minderen door een periode van steniging, om ook zelf zo hard als steen te worden, hard tegen het ego. Het is een bepaalde dood die de mens aan het ego moet sterven. Zonder de steniging kan de mens nooit tot deze verstening komen. De mens moet eerst de steen voelen. 2. Toen Stefanus werd gestenigd zag hij de hemelen geopend. Als eerste maakt de steniging de mens lek, maar zal daarna zelf als de stenen worden. De mens moet wel een confrontatie met de stenen hebben, anders kan de mens de leegte niet in. 3. Na het neervallen van de hagelstenen in grote plagen wordt de vrouw zichtbaar. De vrouw is een beeld van de innerlijke bevrorenheid van de mens. De man is een beeld van de innerlijke verzachting van de mens, de luistervaardigheid. 4. De mens moet eerst de oerzwakheid in om hiervoor gevoelig te worden. Dit gaat door de geestelijke steniging, door de Simson ervaring. In 932

zachtheid is de mens hard, en in zwakheid is de mens sterk. Dit is een natuurspasme die ervoor zorgt dat de krachtinspanningen niet te lang duren, maar dat er goede patronen van wisselwerking zijn. De stenen zijn een beeld van nieuwe, vreemde visioenen. De mens die eronder bedolven wordt blijft niet meer dezelfde, en de mens die er niet onder bedolven wordt en aan de zijlijn blijft staan begrijpt er niets van. 5. De gestenigde zal merken dat door zijn zwakheid en verzachting, door de lekken, realiteiten in elkaar over beginnen te vloeien, omdat zijn muren doorbroken zijn, de muren tussen de werelden en realiteiten. De gestenigde voelt zichzelf dan tussen deze werelden inzweven, wat een heel vreemd gevoel kan zijn, en ook een heel vies gevoel. Alles wordt gemengd, en de gestenigde kan er niets tegen doen. Ook kan de gestenigde dan zich ziek voelen en pijn hebben. 6. Er is een wereld in de steen, het geheim van de tijd. 7. Stefanus zag de hemelen geopend toen hij gestenigd werd. De martelaarsdood, het stenen graf van Simson, is de weg tot het eeuwige leven. 8. Kakia met haar lange nagellakbedekte killernagels kan alleen verzwolgen worden door het graf van de gestenigden. Er zal een heel leger van gestenigden opstaan. Ze hebben de pilaren van de Sheda stad van Kakia gebroken, waardoor ze bedolven werden onder stenen. 9. Wat de eenling op aarde doormaakt zijn complicaties van de steniging. De eenling ijlt door zware doodshallucinaties zoals de stad en het dagelijks leven. Het is niet echt, maar de eenling moet er doorheen. Stenenwerpers zijn er in de wildernis. Als ze je zien, dan gooien ze je dood met keien. Het is onderdeel van het minderen om leeg te worden. Het maakt de mens koud en hard tegen de 933 zonde. 10. God is een woord voor bevriezing, kou, hardheid, honger, als het geheimenis van de Ragnarok. Dit geheimenis overweldigd de mens, overweldigd de eenling. 11. Zware krachten van de natuur staan te dringen. Ineens is de natuur dan in de stad. Ineens is de stad de natuur. 12. Het Woord leidt terug tot de tuinen, tot de wildernis, waar telkens weer in het Woord naar gewezen wordt, naar de komende vreemde vrouwen van het paradijs. 13. De mens moet terug naar de moeder. Het Woord wijst op de natuurkennis. Zij die komt in de nacht, zal op de deur kloppen van de eenling, en de eenling overweldigen en meenemen, dieper het Woord in, terug tot de natuurkennis. 14. Dit begint in de wereld binnenin. Die wereld moet veranderen, die wereld moet verdiept worden. 15. Is de mens klaar ? Neen. Alleen de eenling is klaar. 16. De massa's hebben zich gestort op het dwazendom. 17. De bedriegelijkheden van de stad hebben de mens ingenomen, en alleen de eenling ontkomt aan hen. 18. Blijf niet hangen in het dwazendom, maar zet je tocht verder tot de natuurkennis. 19. De natuurkennis zal de religies verdiepen. Het kind mag niet weggeworpen worden, of overboord gegooid worden. 20. De religie is de strategische en symbolische

strijd van de armen tegen de rijken. Het Woord staat aan de kant van de armen. Het dwazendom was afgeweken in buitensporige rijkdom. Alles was materialistisch en hedonistisch geworden, ten dienst van mammon. Velen gebruiken het geloof in het dwazendom als een dekmantel om mammon te dienen. 21. Ze hebben grijpvingers, steken hun vingers in de pudding, en houden daar hun rode nagellak aan over. Ze hebben de plaksteen van mammon aangeraakt, en kunnen niet meer loskomen. Het is heel tragisch. Raak het niet aan. Vlucht nu je nog kan. 22. Het is een oorlog. Het kan alleen waarlijk plaatsvinden in de context van de filosofie. 23. Het doet pijn, maar hier is het medicijn. 24. Er zal een nieuw medicijn zijn van de natuur, van de filosofie. 25. Een persoon die zonder toetsen en onderzoek de afgod aanbidt is op hetzelfde niveau van de mens die zonder toetsen en onderzoek zijn geslachtsdrift achterna loopt als een rund op weg naar de slacht. 26. Juist waar de mens toetsen en onderzoek aan de kant schuift en alles letterlijk en direct, oppervlakkig ondergaat, wordt de mens leugenachtig, niet net andersom. 27. De diepere mens is gefundamenteerd in toetsen en onderzoek, in de filosofie van de natuur, en niet in valsheid. 28. De mens is in strijd met de valse vaderbeelden. In principe is de vader gewoon een innerlijk archetype van de climax van het zoonschap. 29. De vader is als het afsterven van het ego. Het is het toppunt van gevoeligheid, zoals Jakob gevoelig 934 25. De wurging van het ego 1. Overleven kun je in kennis. Overleven kun je door kennis te worden. Zo komt de mens langzaam tot de eeuwige kennis. 2. De fluisteringen van de natuur zijn als orakels. 3. Het is onderdeel van de immunologie van de natuur. 4. Het volk wilde niet hongeren in de wildernis, wilde niet minderen om het hogere te ontvangen. Neen. Het volk wilde het vele. Ze verlangden terug naar de vleespotten. Ze konden het leven in de wildernis niet waarderen, en kenden het ook niet. 5. De honger, het minderen, had hen dus uitgeleid en in deze wildernis gebracht. Maar nu werd hun ego gewurgd, en dat ging hen te ver. Zo was er een zuivering in het volk, want alleen degenen die werd op Pniël. 30. Het is de climax van geestelijke oorlogsvoering. Het is dus puur de innerlijke vader in de zoon, als onderdeel van de zoon zelf, en in werkelijkheid bestaat de vader dus niet. Het is een filosofisch principe wat begrepen dient te worden. 31. Simson moest terugkeren tot de baarmoeder, door de steniging, waarin het collectieve ego verslagen werd. Hij mocht geen veelvraat worden. De mens moet bij tijd en wijle afstand durven te nemen om te zien wat het is, het loslaten om een diepere weg te gaan, terug tot de baarmoeder.

terugkeerden tot het hemelse touw bleven in leven. Wat hield dit ten diepste in ? 6. Ten eerste dus : 'meer' is niet de weg. 'Minder' is de weg. Velen willen deze prijs niet betalen. Eigenlijk is het maar een enkeling die deze prijs betaald, geheel volgens de strategie van de natuur in de natuurlijke selectie. 7. Dat was een zware boodschap voor de kerkelingen die altijd maar familie-zuchtig en groeps-zuchtig waren, altijd maar meer kerkzieltjes wilden hebben. Zo voelden ze zich beter over zichzelf. Ze konden de vleespotten niet loslaten. 8. Ze wilden het hemelse touw van het minderen en de wurging van het ego niet. Zij aanbaden het collectieve ego, en noemden het God. De meerderheid is altijd weer hun uitvlucht, altijd weer hun kompas. Dat is het wezen van de stad. 9. Dat is voor hen voldoende bewijs. Want ziet u, de meerderheid is immers de gemakkelijkste weg, want dan hoef je ook geen weerstand te bieden. Eigenlijk bent u dan al dood, als u de weg van de meerderheid begaat. Laten we eerlijk wezen. 10. Het minderen is het wonder van de natuur. Juist dan gaan je ogen open voor de natuur. Je gaat leven, ja, zelfs eeuwig leven. Het is niet makkelijk, het is hard werk, maar zeker niet saai. Je neemt depressie dan op de koop toe, want het beschermt je, en zondert je af van de dode massa's. Het is een teken dat je nog uniek bent. Een teken van leven. 11. Je wilt namelijk geen losbol zijn. Restricties doen nu eenmaal pijn, maar het heeft een reden en is een boodschap. 12. Het trekt de mens mee naar een andere wereld. Daarom was het paradijs ook geen luilekkerland, maar een wildernis met restricties. 13. Job stond in contact stond met de onderwereld. Het stof van het paradijs roept hem, om hem te bedekken. De wildernis roept hem, opdat hij contact heeft met de aarde en door haar bedekt is. 14. Hij krijgt dromen en visoenen die hem angst aanjagen. Hierom verlangt hij naar de honger en de wurging van het ego. In tegenstelling tot het volk verlangt hij naar het hemelse touw. Hij wil het vele niet. Hij wil niet horen bij Sodom en Gomorrah. Hij is een eenling. Hij is een afgezonderde. Hij zou moeten gaan slapen in het stof van de paradijselijke onderwereld, de paradijselijke wildernis, wat dus allesbehalve een hedonistische tuin van losbollige vreugde is. Om aan het vele te ontkomen moest hij komen tot de besnijdenis, ook de hoofd-besnijdenis. 15. In de heilige wurging van het ego zegt hij : God zal mij niet adem laten ontvangen, maar zal mij vullen, verzadigen, met bitterheid in de ziel. 16. Die ziel werd aan Job geschonken in het paradijs. De ziel is de honger, de restrictie en discipline van het minderen. 17. Abbadown, de vernietiger, het hart van Dan, het hart van het hemelse touw, van de wurgende honger, stond naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van God. 18. Zij zou op jacht gaan naar Job om hem terug te brengen tot de paradijselijke wildernis. Ook Job was naakt hier vandaan gekomen, en moest er weer naakt tot wederkeren. Dat wil zeggen : zonder compromissen, zonder bedekkingen, zonder reserves. 19. Abbadown was de oerput, de baarmoeder, waar Job naar verlangde. Hij wilde het kloppende hart van de honger leren kennen, de bewaker van de baarmoeder van de wildernis. Dit is het wurgtouw om het ego een halt toe te roepen. Job verlangt niet alleen maar naar Abbadown, maar onderzoekt haar 935

ook. 20. Het hart van de honger is natuurlijk de heilige gebondenheid, oftewel de natuurlijke selectie, de uitverkiezing van de natuur. Dit is het hart van het eeuwige touw, het Woord van de natuur. Hiertoe werd Job door dit alles gedreven. Zijn tong begaf het in dit proces en hij kreeg een wachter van de mond. 21. In het zesde of zevende uur van het boek der poorten, het uur van khaen of qan (vgl. qayin, hebreeuws) zien we q'n staan met een touw om zijn nek, en er komen telkens schaduwen uit hem voort, als beeld van het ego, en daarom moet er voortdurend aan het touw getrokken worden, opdat het ego hem niet kan overnemen. 22. Dit is dus het heilige wurgtouw, waar ook Yeshua aan hing in het Aramees, en wat ook Job en Adam hadden. Dit is dus het orignele verhaal van Kain en Abel, zijn ego adem, zijn schaduw. Het wurgtouw is er om hem te beschermen. Het is iets metaforisch natuurlijk, niet letterlijk, zoals al die verhalen. Dit touw ontstond in de Egyptologie door het Woord, wat voortkwam uit de mond van Kaen, en het bracht de uren voort. Het was het touw van tijd. Eerst werd het beschreven als slang, maar toen als touw. Er is dus een bepaald ritme van het touw. 23. Het kruis kon in het Aramees ook wurgtouw betekenen, zkp, zowel gekruisigd als gehangen. Soms wordt het woord saliba gebruikt, wat ook weer wurgtouw kan betekenen. 24. Spreuken stelt dat we daarom de halsketenen, het wurgtouw, moeten ontvangen, om ons te beschermen tegen de tuchteloze onkunde. Het is tegelijkertijd een sieraad, de yayu, of y'yw in het Aramees. Yw-ove, Jah-ove, betekent in die zin 'het wurgtouw van Ijove (Job)'. 25. Zonder dit wurgtouw is er geen leven mogelijk, 936 en ook geen sieraad. In het Hebreeuws is dit in Spreuken de anaq. Ook dit komt regelrecht uit het Egyptisch, als een symbool van leven, en het teken is een nekketen, of touw met een lus eraan. Ook is het een symbool van eeuwig leven. De anaq was alreeds de gebondenheid en de beperktheid in Egypte, de restrictie, ter beveiliging van de mens, als onderdeel van het onderwijs. Het was een onderdeel van de Egyptologische geestelijke oorlogsvoering. 26. De rode bron 1. Een heleboel mensen vrezen de wildernis, omdat het een beeld is van de eenzaamheid waar je je niet meer achter een groep, een masker, kunt verschuilen. Het is een beeld van de naaktheid, de ontmaskering, de openbaring. 2. De eenzaamheid is slechts een beeld van het persoonlijke contact, de persoonlijke ervaring, met de wildernis. We kunnen ons in die zin niet achter de ander verschuilen. 3. De mens moet 'alleen' komen. Daartoe was het hemelse touw in de woestijn gekomen, het touw in de woestijn. Het was het touw van de eenzaamheid, van de persoonlijkheid. De mens moest stoppen 'de groep' als een uitvlucht te gebruiken. 4. Eerst werd het volk in de wildernis gebeten door de slangen, opdat hun groeps-ego zou afsterven. Toen mochten ze persoonlijk tot leven komen door naar het hemelse touw van de wildernis te kijken. 5. Toen farao Achnaton, ook wel Khenaten genoemd, kwam, bracht hij een reformatie in Egypte tegen de priesterorde die corrupt was geworden. Hij

ging in tegen de massa, en stelde dat de mens moest terugkeren tot de aten, de rode schijf, of rode planeet, de baarmoeder, om wedergeboren te worden, vernieuwd. De Egyptenaar moest gereformeerd worden. 6. Het werd tot de mythe van Khen-aten, wat betekent : succesvol voor aten, als dienstknecht van aten, brenger van het woord van aten. In het Aramees werd khaen opgenomen tot tentendienst. 7. Daarom hadden de farao's vaak rechtopstaande slangen op hun kronen, als de touwen van de aten, de rode planeet, die de mens opnamen. In de Khenaten mythe kwamen er touwen voort vanuit de rode planeet om de mens te grijpen, als de stralen van de rode planeet. 8. Het volk moest heropgevoed worden door het hemelse touw, om zo tentendienst te verrichten in de wildernis, nadat het volk was losgekocht van de touwen van de stad. 9. Als de ziel dieper in het reusachtige natuurgebied van de rode bron komt, dieper de wildernis in, dan komt de ziel tot tropische zeeën. Dat zijn echte overlevingstochten. De mens moet op zoek naar de juiste boten om deze zeeën te overbruggen. Zo komt de mens tot de diepere eilanden van de rode bron, tot de oerbronnen. Nog steeds komen hiervan de echo's tot de mens, om de mens terug te roepen. 10. De oorlog en de jacht zijn metaforisch, zoals in het Hebreeuws de oorlog 'tentendienst' betekent. Het gaat er dus meer om dat de mens terugkeert tot de tentendienst om te zien wat het inhoudt. 11. De ware oorlog is dus de studie. Studeer voor je leven, studeer om te overleven. Dien de kennis, opdat je niet door onkunde wordt gegrepen. Laat onwetendheid niet je leidsraad en leidsheer zijn. De mens is gemaakt om het hemelse woord te zijn, opdat de kennis in haar wone. 937 12. Het ego is een misleider en een verderver. Hij komt met een vervalst evangelie en brengt schijnreligie, met pseudo-gaven en pseudo-vruchten, om de kinderen van de kennis te verslinden. 13. Het is het eerste teken van de 'wederkomst' en van de voleinding van de wereld. 14. Deze geesten worden uitgezonden om grote wonderen en tekenen te doen, zodat ze ons beter zouden kunnen verleiden. 15. Voordat de Heilige Kennis uitgestort zal worden, zal er eerst een uitstorting zijn van legioenen boze geesten. 16. Wij staan aan de vooravond van de machtige uitstorting van Kennis. Het volk zal hiervoor, als eenlingen, moeten terugkeren tot de tenten, tot de tentendienst in de wildernis. 17. Bileam zou het volk vervloeken, maar God kwam tegen hem als tegenstander, oftewel Seth, de wildernis, de indiaanse oergodin, Zaad, het trekkende en groeps-ego wurgende touw, die in de wildernis opgericht werd om de mens te leiden, wat ook weer terugkomt als het rode touw in het boek van Jozua. 18. Het hemelse touw maakte dat het kwaad zou medewerken ten goede, dat de leugen zou medewerken voor de openbaring van de waarheid. 19. Oorlog is dus in de diepte tentendienst in de wildernis, oftewel studie. 20. Soldaten die sterk willen worden zullen de Weg van de Zwakheid dienen te bewandelen. 21. Alleen het touw wat het groeps-ego wurgt zal overwinnen. De ziel van de mens ligt in deze wateren om het groeps-ego te overwinnen, om te

sterven aan het groeps-ego. Alleen de weg van zwakheid en stilte zal overwinnen, niet de weg van grote kerkgroei waarin iedereen wel van je spreekt, want dan bouw je groeps-ego. 22. De mens moet tot het verborgene gaan, en dan zullen de hemelse boeken wijd open gaan. Het gaat niet om de mens, maar om de kennis. Maar dit kost de mens wat. 23. De oude geest van eerzucht en mensenbehagenis komt graag om de hoek kijken. Vlees wat vlees behaagt. Walgelijk. Strijdt om in te gaan, oftewel : studeer om in te gaan. Dit is iets persoonlijks. Laat je niet door groeps-ego onderwijzen wat hoog loopt te pronken om een naam te maken en om markt te bedrijven. Het is een valstrik in deze gebieden buiten het paradijs, waar de trickster regeert. Behaag het vlees niet, maar maak het vlees af door kennis. 24. Johannes de Doper leefde dan wel in de wildernis, maar hij riep de mens ook, hij waarschuwde de mens. 25. Ook de andere profeten bleven een bepaald contact met de mensen houden. Ze hadden geen smetvrees. De stad is ook de wildernis. De medemens is ook de wildernis. Er ligt ook een opdracht, alhoewel er seizoenen kunnen zijn waarin je echt even helemaal tot rust moet komen van alles. 26. Het Ego doet zich voor als de Heilige Kennis, om de mens te pakken te nemen. Laten we niet onwetend blijven over het feit dat de vijand alles van de Heilige Kennis zo meesterlijk kan nabootsen. Deze imitaties worden allemaal zó kundig op touw gezet, dat het net echt lijkt. 27. Het ego is de geest van de menigte, het groepsvlees. 28. Het ego zal verwoest worden. Hoe ? Door de exegese dus, de tentendienst. De mens moet er 938 doorheen leren prikken. Alles zal gebeuren door studie, door exegese, schriftuitleg. Dan gaat de mens het zien, want het is er al. Het gaat dus om de grote ontmaskering, de grote openbaring. Het gebeurt zodra de mens er weer iets bijleert. Telkens weer, als een natuur verschijnsel, wat zich tot in de eeuwigheid mag verdiepen. Het is de openbaring van het hemelse Woord. 29. Hoe gebeurt dan die bevrijding ? Het ligt besloten in het woordje Galati, het vergeten (lethe) van het aardse (ge). Lethe was één van de vijf rivieren van de onderwereld, de rivier van de vergetelheid, en die werd ook gepersonificeerd als een riviervrouw. Hoe komen wij tot de vergetelheid ? 30. Een tijdje geleden kreeg ik een visioen over het woordje 'evangelie'. Ik zag zo ineens de naam van Eva in het woord staan : Eva-ngelie. Eva is de moeder van de mensheid, de natuurvrouw van de kennis, die de mens moest inwijden. Het eeuwig evangelie is haar evangelie, maar het westen heeft dit allemaal verletterlijkt en omgedraaid. Het westen heeft gekeken of het 'verkoopkrachtig' was, of er genoeg vraag naar was, om het aan te passen naar de wens van de grote markt. Het westen liet zich dus leiden door het groeps-ego. 31. Deze geest is de geest van mensenbehagenis, vleesbehagenis, waardoor het westerse marktdwazendom geleid wordt. 32. Dat is wat het hele westerse dwazendom is : geboden van mensen. De mens moet terugkeren tot de natuurvrouw Lethe, de onderwereldrivier van de vergetelheid om al het aardse te vergeten, om het groeps-ego te kunnen doorzien. Een groeps-ego is zo zwaar dat als de mens daar mee gaat spelen en ermee gaat lopen vleien, dan wordt de mens de diepte ingesleurd en kan niet meer opkomen. Het is een zwaar harnas van zelfvernietiging. Vandaar dat er in Galati nog steeds een machtig geheimenis

verborgen ligt tot bevrijding. 42. Ze willen het groeps-ego blijven behagen, want dat spekt hun geldkas en hun eigen ego. 33. Het eva-ngelie, oftewel het evangelie van Eva, van de natuur vrouw, of paradijs vrouw, om het aardse mensenvlees, het groeps-ego, te vergeten. 34. Paulus predikt de boodschap van het geloof, wat in het Aramees volharding betekent. 35. Waarheid is in het Grieks 'aletheia', al-letheia, wat de verzoening (al) met het geheim (letheia) betekent, oftewel al-lethe, de verzoening met het verborgene, de vergetelheid. 36. De mens moet dus komen tot de heilige vergetelheid om los te komen van het aardse, opdat het ware hierin geopenbaard kan worden. 37. Aletheia is de dochter van Moeder God. Aletheia is de openbaring in de diepte van Lethe. 38. Aletheia is de natuurvrouw van de waarheid. De waarheid is wat vanzelf wordt voortgebracht door het zaad in de dieptes van Lethe. Het kan niet tegengehouden worden, en dat is dus de heilige gebondenheid. Zo is er geen menselijke inmeng meer. In de dieptes van de rivier de Lethe sterft al het aardse af. 39. Lethe is dus het communicatie middel. Diep hoort diep. Diep zoekt naar diep. Het oppervlakkige zal ons niet verstaan. 40. Lethe is dus de natuurweg van de bevrijding en de redding uit het aardse. 41. Paulus laat zien wat er gebeurt als de mensen de riviervrouw van de vergetelheid als principe afwijzen, iets wat ze in henzelf zouden moeten integreren. Ze zullen overgeleverd worden aan het groeps-ego, en ook de illusies en fabels van het groeps-ego. In deze tijd leven we. 939 43. Diepte is een vies woord, niet goed voor de geldkas. Het achter elk boomblad kijken is niet aan hen uitbesteed. Een boom is een boom in hun ogen. 44. Dat is wat het dwazendom is : een fabel. De mens moet terug tot de rivier van de vergetelheid om zich daarin te wassen, na aan zichzelf gestorven te zijn, zowel aan het individuele ego als aan het collectieve ego, want we spreken over een rivier in de onderwereld. De mens moet weer met Lethe verzoend worden. 45. Het groeps-ego wordt in stand gehouden door het groeps-bewustzijn. Dit bewustzijn moet de vergetelheid in, anders gaat er niemand gered worden, niemand. Het groeps-bewustzijn heeft deze illusie opgeblazen. De mens is verstrikt in een valse weter, een vals geweten. Het groeps-geweten moet eraan gaan, anders gaan wij eraan. Vecht voor je leven. 46. Ironisch gezien zijn het vaak rokkenjagers, altijd achter de aardse vrouwtjes aan, maar de oermoeder, de kennis als de ware natuur vrouw, in de geestelijkheid, negeren ze, verachten ze. Ze haten de hemelse kennis. 47. Daarom geeft de oermoeder zich niet aan hen, en blijven de deuren van het geestelijke voor hen gesloten, en rennen daarom als kippen zonder kop blindelings aan achter de rokken aan. Totaal verdwaasd. Ze zijn een karikatuur van de ware man die verzoend is met Lethe, zijn eigen innerlijke natuurvrouw (natuur principe). De ware man laat het aardse los in de rivieren van de vergetelheid om de hogere dingen te zoeken. De lagere aardse man is blind geloof als een dekmantel voor hedonisme. De ware man is een asceet, die hongert in de wildernis naar het eeuwige, niet naar het tijdelijke aardse. Alles zal voorbij gaan.

48. Het is nu kiezen voor de mens : Of de markt, of Lethe. Je kunt geen twee heren dienen. Wat maakt het toch dat een mens tijdelijk geld belangrijker vind dan de eeuwigheid ? 49. Het is een verhaal, een filosofie, een beschrijving van natuur principes, niet eens zozeer een religie, en al helemaal geen orthodoxe religie, alhoewel de natuur haar eigen orthodoxie heeft. 50. Het aardse zal blijven trekken, daarom moet de mens dieper in de rivier de Lethe gaan, en erin volharden. 51. De mens die aan het aardse blijft vasthouden en het diepere geestelijke, oftewel de hemelse kennis, niet wil, en niet de Lethe wil overzwemmen, die zal door het aardse totaal ten gronde gaan. De natuur weet wel raad met afval. Alles zal herschapen worden in de ochtend, wanneer de nachtmerries zullen wijken, doorgrond zullen worden, verdiept. 52. Dat zijn bepaalde golven die de mens niet kan stoppen. Ik weet wat het is, want ik ben er zelf overheen gezwommen, en ik had dromen gehad over mensen die me terugriepen, maar ik ging dieper in deze zee, en ik kwam in het paradijs, en ik kon het niet meer tegenhouden, en ik kon ook niet meer terug, maar de mens heeft geen besef wat het paradijs inhoudt. Het zijn diepgaande natuur principes, geen luilekkerland of eeuwig gezang tot één of andere gelukzalige oude man op een troon ofzo. Niets van dat alles. Je betaalt een hoge prijs, want je kan er nooit vrijuit over spreken, en dat hoeft ook niet. Je kunt alleen het weinige geven. De mens moet zelf deze rivier, deze zee, overgaan. 53. De mens moet al het aardse achterlaten en in de diepte van de hemelse rivier gaan. Het principe is de heilige vergetelheid die de mens hemels bindt en verbindt, opdat de mens wordt aangesloten op de hemelse realiteit, en weer betekent dit dus geen 940 altijddurend feestje of altijddurend lachen of allerlei andere oppervlakkige dingen. Het is de hogere oorlog die een studie is. Het is het komen tot de hemelse boeken. Alles wat ik kan doen is zaaien. Het zal zijn weg vinden. Het zaad zal niet ledig wederkeren. 54. De mens zal haar kennen en zij zal de mens vrijzetten. Het evangelie is het evangelie van Lethe in het Grieks, de verzoening met Lethe (aletheia). Yeshua noemt Lethe ook het Woord. 55. Lethe-aletheia is de verzoening met de hemelse vergetelheid. Lethe is de leerregels van de vergetelheid, en zij is het getuigenis. Het gaat dus om het vergeten van het aardse waarin de hemelse openbaring ontstaat, in de dood van het ego en het groeps-ego. Dat is het pad. Er is alleen leven in de heilige vergetelheid. De mens moet loskomen van de ego-kennis van de groep. Er is een heleboel vals bewustzijn, vals groeps-bewustzijn, met valse, misleidende, lagere aardse kennis. Dit is oppervlakkige kennis die verletterlijkt is en uit het verband is gerukt en die op aarde wordt verkocht. Lethe is het begin van alle woorden, vergelijk het Nederlandse woord ‘leegte’. 56. De betekenis van aletheia-lethe is dus vergetelheid, waarheid, verzoening, trouw, wat ontstaat in het afdoen van het ego en groeps-ego, het afdoen van het aardse, om het hemelse aan te doen. Het aardse biedt een valse vergetelheid die een doelloze onverschilligheid is, een oppervlakkigheid is, terwijl de hemelse vergetelheid leidt tot de diepte, tot de hemelse boeken. 57. Lethe leidt helemaal terug tot de amazone indiaanse oervrouw. 58. Eerst moet de mens tot de vergetelheid komen, omdat het geheugen vals is door de stad. Het stadse geheugen is bedriegelijk, het groeps-geheugen, en het woekert voort als onkruid.

59. Het boek Galaten stelt dat de mens niet zomaar tot de leerregels en de tucht moet gaan, alhoewel dit hele belangrijke dingen zijn, maar alles moet eerst getoetst worden. Er moet eerst onderzoek gedaan worden. En het toetsen gebeurt door de heilige vergetelheid, dat je niets zomaar in je geheugen aanneemt, maar eerst onderwerpt aan de toets, opdat je niet besmet wordt met het virus. 60. De rivier de Lethe, of de oerrivier, stroomt dus dwars door het boek galati, ge-lethe, heen. Er moet volhard worden in het toetsen en onderzoeken, dat is wat 'geloven' betekent in het Aramees. 61. De oer natuur vrouw van de vergetelheid, staat in de oerwouds-rivier, klaar om het groeps-ego te verbrijzelen, en zo ook het valse groeps-geheugen van het ego, en het valse groeps-bewustzijn van het ego. Maar wie durft er tot haar te gaan, tot dit principe. Velen rennen weg en verschuilen zich in hun steden, duiken onder in het materialisme wanneer zij de steden bezoekt met een oproep en het oordeel over belasting-ontduikers. Op hun hoge deuren klopt zij met haar Woord, maar wie doet er open ? Met haar hyenas zal zij door hun ruiten heengaan. Zij zal hun deuren intrappen, want de tijd van spelen is voorbij. Nu wordt de mens voor de keuze gesteld. Het is buigen of breken. Het is beter tot haar te komen dan dat zij later tot de mens moet komen. Wie wacht er op de zogenaamde wederkomst ? Is het niet de mens zelf die moet wederkomen, moet terugkeren ? Maar als zij dat niet doen, dan zal zij, dit natuur principe, terugkomen. Wie kan haar tegenhouden ? Wie oh wie ? Wat kan een mens tegen een overstroming doen waar dijken niet tegenop kunnen ? Wat is de mens ? Ach, de mens is maar een zucht. 62. De oer natuur vrouw van de vergetelheid, staat in de oerwouds-rivier. Wie haar zien sterven aan het ego. Daarom willen ze haar niet zien, maar kijken ze liever in hun spiegels. Ze willen de baarmoeder niet 941 in. Ze willen lang opblijven en feest vieren, maar wat valt er te feesten ? Het is een oorlog tegen het beest van het groeps-ego. Het is een oorlog tegen de valse verdovende middelen van de onverschilligheid en de spijbelziekte. Het geheugen van de mens is verziekt, het bewustzijn van de mens is verziekt. De mens heeft zware hersenziekte. De mens heeft een dokter nodig. Het medicijn is de natuur, maar dat is gratis, dus de mens maakt een surrogaat in de stad. 63. Al sinds kind heb ik dromen gehad over de natuur vrouwen van het oer, en zij riepen mij, vanuit de wildernis, soms in donder en bliksem wat door mijn hele lichaam trok. En als kind wist ik al dat het groter was dan welk natuurverschijnsel op aarde dan ook. Ze waren ook tien malen sterker dan een mens. Als je ze ziet, dan blijf je niet hetzelfde. Zij waren de brengers van het hemelse Woord. 64. Als kind wist ik al dat er een veel grotere en diepere realiteit staat te dringen. De mens leeft in een illusie. De baarmoeder zal terugkomen, als een diepte-studie die niets meer van het ego, het groepsego en het menselijke wereldbeeld overlaat. 65. Het is een zoet-bitter mengsel van bruutheid en zachtmoedigheid, als een moeder die daadwerkelijk om haar kinderen geeft, zeker geen zoete lieveling die alles maar goedvindt en alles maar toelaat. 66. De mensheid moet van de karikaturen af. De stad heeft geen zorgvuldigheid zoals de baarmoeder, maar de stad is onverschillig en daarom zijn ze vaak schijn-aardig. De baarmoeder kan soms wreed genoemd worden om haar kinderen wakker te schudden, maar de stad is sadistisch. Dat is een heel groot verschil. De moeder doet alles met een doel, maar de stad is doelloos, hedonistisch. Dit wordt in hun pieken allemaal heel extreem, en dan zie je hun ware aard. 67. Mijn dromen waren dus ook nachtmerries, omdat ik ze als kind niet begreep. Er moest nog een

exegese komen, een uitleg. Later ging ik de lijnen van de geestelijke oorlogsvoering en het natuurmedicijn erdoor zien. Het is oorlog, dus ik zou niet met minder genoegen nemen. Daarom heb ik er ook altijd een hekel aan gehad hoe vrouwen door veel mannen als een stuk vlees werden behandeld, zo roekeloos, onvoorzichtig, onverschillig. 68. Maar het kwaad heeft ook hele verkeerde vrouwen op mij afgestuurd, waardoor ik moest vechten voor mijn leven. Dat zijn nu eenmaal de voorhangsels van de kennis. Alles bestaat uit tegenstellingen en alle combinaties daar tussenin, totdat de mens de vergetelheid vindt waarin allereerst alle aardse stemmen doven, alle vooroordelen en aards venijn. 69. De stad, ook zeer sadistisch naar dieren. De mens mag niet in slaap sussen. Er is een daadwerkelijke strijd te voeren, oftewel een tentendienst van de studie te verrichten. Er is geen simpele 'alles zal medewerken ten goede, dus lang leve het plezier', want dan kom je weer in 'alles is genade' dwaasheid terecht, of 'geloof en wees voor alles doof' dwaasheid. 70. Alles zal medewerken ten goede 'door de studie', 'door de exegese', en die begint met de vergetelheid waarin het aardse wordt losgelaten allereerst, maar dan begint de ware geestelijke oorlogsvoering. 71. Slangen in het paradijs, en in de rivier de Lethe. Niet zonder gevaren. Het touw trekt ons terug tot de feiten. En het feit is dat de mens diep in slaap was gevallen. 72. Galaten is ook gly-aten, oftewel de openbaring (gly, aramees) van de rode bron (baarmoeder, aten, egyptisch). 73. Het is een uitdaging honger en eenzaamheid te accepteren, als de lijnen van het visnet. Het zijn de 942 sleutels tot de heilige gebondenheid. Vermindering en afzondering zijn de basis. Zonder deze twee kom je nergens. Buiten deze principes kiest de mens voor hedonisme en het meerdere. De mens is dan niets anders dan een gulzig varken. 74. Het probleem : overlappende realiteiten. Dit komt omdat de mens geen goed onderscheid kan maken vanwege gebrek aan kennis, wat een soort van kinderziekte is. De mens is nog steeds in evolutie. Overlappende dimensies veroorzaken al het leed op aarde en het is een fase waar de mens doorheen moet. Eerst moet de mens die overlappingen onder ogen komen, de warknopen, en dan moet de mens het ontwarren. 75. Toen de bron van Orion werd verwijderd ontstonden de lagen van het lagere om de bron heen, als overlapping van de realiteiten. 76. Ze zijn door gebrek aan onderscheiding teveel doorgemengd, zoals er vlekken ontstaan als er heel veel realiteiten op elkaar worden gelegd, oftewel knopen. Er moet dus weer een overzicht komen. 77. De realiteiten moeten dus ver genoeg van elkaar weggedreven worden, anders gaan ze overlappen. Daarvoor was het sorteren en onderscheiden van de culturen. De mens moet weer gevoelig worden voor de verschillende lijnen, door alles heen. Zo niet, dan blijft de overlapping van de realiteiten. 78. Als de snaren te dicht op elkaar liggen kan er geen muziek gespeeld worden, en kunnen er dus geen boodschappen overgebracht worden, en dan is er dus de overlapping van realiteiten. 79. Ook verhalen zijn dus belangrijk om snaren aan te brengen, opdat de realiteiten niet overlappen. Vaak is het letterlijke al overlapping van de realiteiten, en verhalen luchten dan alles weer, brengen dan ruimte en onderscheid, en brengen alles meer in het symbolische.

80. Vandaar dat de natuurkennis de mens terugleidt tot de grotschilderingen. 81. Onderwijs rangschikt dus alles. In het rangschikken, het rijgen, krijgt alles zijn plaats en kan het openen. Alles wordt tot het goede en de waarheid als het in de juiste hoeveelheden en in de juiste verhoudingen komt. 82. De overlapping van de realiteiten kom je niet zomaar vanaf. Het moet verdiept worden, tot exegese. 83. Mensen die niets hebben meegemaakt en in het rijke westen zijn opgegroeid en altijd angstvallig beschermd zijn gebleven voor beelden van de derde wereld en oorlogslanden hebben vaak een te romantisch beeld van het bestaan. Het is overlapping van de realiteiten. 84. De mensen om je heen leven of in groot leed of in grote zonde. Als je een mensenbehager wil worden die meeloopt, waar kom je dan ? 85. En wil je altijd rondlopen met een blij gezicht tussen hen ? En zou dat mensen met groot leed om je heen daadwerkelijk helpen ? Het gaat erom te lijden met hen in leed, mens en dier. Je mag er ook verontwaardigd over zijn. 86. Elke dag mag je andere sieraden omdoen van de hogere kennis, de innerlijke sieraden van studie. Je hoeft jezelf ook niet weg te geven. Pas op dat je jezelf niet als een hoer verkoopt. 87. Dan kun je beter als de profeten zijn of rennen voor je leven. Het is dus goed om soms in een identiteits crisis te zijn, want de stad geeft onder dwang de mens telkens weer valse identiteiten. Rijg je strategische sieraden, breng je profetische boodschappen in natuur patronen. Camoufleer jezelf goed als je onder deze dwazen bent. 943 88. Als ze je vragen rechts te gaan, ga dan links. Laat je niet in een hokje drukken. De identiteits crisissen zijn ervoor om je te beschermen. Laat je niet brainwashen. Blijf uniek, anders is de strijd verloren. 89. Overlappingen van realiteiten kun je niet zomaar ontwijken. Je moet ermee rijgen, ze te slim af zijn. 90. Hoe je het ook wendt of keert : de mens heeft spiegelingen nodig, tegenstellingen, anders zou de mens verloren raken in een vacuum. Het is dus een overlevings-strategie van de natuur. 91. De spiegelingen hebben geen intelligentie. Ze hebben wat losgekapte kennis die uit het verband is getrokken en is verletterlijkt, maar dat is alles wat er is. Je kunt er geen normaal gesprek mee voeren. Ze hebben geen zorgen, geen doel, en leven voor het plezier, maar wat is plezier ? Wat is genot ? Gaat het er dan werkelijk om om je maar telkens 'goed' te voelen ? En hoe 'goed' is dat dan ? Want wat als je ego zich goed voelt en daardoor nog krachtiger wordt ? Je ego heeft je vernietiging op het oog. Daarom zijn het vaak de parasieten die zich zo plezierig voelen, en dat is de verkeerde vorm van plezier. Ze hebben plezier in je vernietiging, plezier in hun macht, maar de mens onderscheid het niet. De mens raast maar door. 92. Is het niet tragisch dat de mens altijd maar op zoek is naar oppervlakkig plezier ? De diepere mens wil altijd de hemelse kennis. De diepere mens wil zichzelf niet bedriegen. 93. De aardse mens maakt te snel contact en te oppervlakkig, niet gehinderd door enige heilige vreze, niet gehinderd door enige kennis of metaforiek. Zo komt de aardse mens al snel in een valstrik, en brengt daar ook zijn kinderen in groot. Dat is de tragische realiteit van het aardse leven.

94. Het leven kan niet zonder de dood, de dood van het ego. Dat is dus een noodzakelijke tegenstelling. Het evangelie is het leven door de dood van het ego aan het hemelse touw. 95. Zoals we weten is het probleem dat Orion een heleboel verloren bronnen heeft, in lagen, en dat die bronnen terug willen komen, opdat de mens hemelbewoner kan worden in de diepere Orionse samenlevingen van de natuur. 96. De vrucht van het evangelie, van de vrouw en moeder van leven, leidt ons eerst tot een verwarrende situatie waarin ons ego kan sterven. 97. Ahn was in gevecht met de hyena, de poortwachter, die zijn ego moest laten sterven, opdat hij tot de hemelse wildernis kon komen. Het is een worsteling met God zelf, zoals Jakob op Pniël had. Dat is het evangelie in het kort. 98. De mens moet aan zichzelf sterven. Aan de kusten van het Reticulum gebied had ik eerst een verschrikkelijk gevecht met haaien, en er was ook een gevecht met orca's en walvissen die de kusten bewaakten, en waar ik vroeger ook dromen over had dat ik ze in de verte zag. Dit waren zware roofgeesten. Ze verscheurden mijn hart en ziel. Hun tanden reten me aan stukken. Maar toen was ik ineens aan land, en vond een verloren deel van mezelf, en door de vermenging was mijn geheugen deels weg. 99. Ook Adam moest zijn paradijs verlaten om te komen tot het grotere paradijs, de grotere context, en hiervoor moest hij een lange en slopende weg begaan. Hij moest terug tot de wildernis, waar zijn eerste liefde hem riep, Lethe, en zij leidt hem tot Naamah, de oerkennis. 27. 944 De gnostische religies 1. Kudde mentaliteit is altijd het probleem geweest van deze wereld. Kudde gehechtheid blokkeert de heilige gebondenheid. Er is geen pad door de hemelse kennis zonder de heilige gebondenheid. Er zou teveel misleiding zijn, vervroegde kennis, te late kennis, bedrieglijke kennis, enzovoorts. 2. De mens laat dingen te snel kruizen, maar het pad van de eenling is het enige pad wat de natuur heeft aangelegd, en de rest is allemaal valse veiligheid. 3. De geestelijke oorlogsvoering is gebaseerd op het aanvaarden van het lijden, het geduldig dragen van het lijden en daarin volharden. 4. Het doel van de lijdensgezindheid is te leven volgens de natuur en niet volgens de massa's. Zij die de massa volgen kunnen deze filosofie niet bestuderen. 5. Alleen de wijzen zullen het vreemdelingen pad van compromisloosheid gaan. Als je geen vreemdeling bent, dan is alles verloren. Dan kom je nooit verder op het pad van de eenling. Wie door de massa's aanbeden wil worden en de massa's wil behagen kan dit pad niet op. 6. Het is belangrijk terug te keren tot eigenzinnigheid in de natuur, niet de opgelegde identiteit van de massa's. Het kwaad kan niet zomaar uitgebannen worden, en dat mag ook niet, want het is ergens voor bedoeld. Er moet gebruik van gemaakt worden. 7. Het obstakel wordt tot hulpmiddel, en wat je verhinderde een bepaalde weg in te slaan, wordt een richtingwijzer. 8. Niet wat, maar hoe je iets draagt is belangrijk.

9. Ook Paulus putte uit de lijdensgezinde filosofie voor zijn brieven, zoals dat alle dingen medewerken ten goede voor degenen op dit pad. Ook Paulus stelde dat dit een pad was van de eenling, en dat je deze wedstrijd moest winnen, door alles en iedereen achter je te laten. 10. Je mag dit nooit ten koste van anderen doen. Je mag geen overwinnaar worden over de ruggen van anderen heen, want dat is ook weer negatieve kudde mentaliteit. Je moet dus niet stelen, maar het zelf eerlijk vinden en verdienen zonder de ander daarbij schade te berokkenen. Velen zijn namelijk in de kuddes voor dit ene doel om zo makkelijk ten koste van iemand anders iets gedaan te krijgen. Dat pad moet achtergelaten worden. En ook dit komt weer terug in de leerbrieven van Paulus. 11. Het lot is altijd verbonden met iemand's werken, met iemand's natuur en kwaliteit, dus uiteindelijk zou je levenswinst gebaseerd zijn op je eigen hart. 12. Er is uiteindelijk loon naar werken, en de mens moet daarvoor niet de kortste en makkelijkste weg nemen, want dan wordt er teveel over het hoofd gezien. 13. Alles in de lijdensgezindheid gebeurt in processen. 14. De massa's brachten misleiding, en daarom moet de mens de massa's ontwijken en met minder genoegen nemen, om aan de misleiding te ontkomen. 15. De mens moet weer doel hebben, en reden, en die kan alleen ontstaan als de ziel zal komen tot de universele reden, het hemelse Woord. 16. Dit zou ergens in het universum zweven als een vogel, en de ziel moest de sleutel hiertoe verdienen op het lijdensgezinde pad. 945 17. De dwazen wilden het pad op de berg niet gaan, want dat was te smal, te moeilijk, te kronkelig, te eng, en daarom maakten ze een afgod beneden in het dal. En hier moest iedereen voor neerbuigen. 18. Het dwazendom is dus een grote vervorming van de lijdensgezinde filosofie. 19. Zowel de doxa, het geloof en de mening van de massa, en de pathos, de emotie, waren vaak grote vijanden van de lijdensgezinden, die alles getest wilden hebben aan de logos, de universele rede, het universele woord van de natuur. De mens moest niet worden voortgedreven door de emotie, maar de emotie kon wel het resultaat worden van de logos. 20. De emotie moest hieraan ondergeschikt worden, want vaak was de pathos van de massa gewoon het vooroordeel. Het wilde dus niet zeggen dat emotie niet meer mocht bestaan. Zolang de emotie maar getest was, want er waren ook valse, overmoedige emoties. 21. Dogma had een hele andere betekenis in de lijdensgezindheid, namelijk van een getest principe gevestigd door rede en ervaring. In het dwazendom werd de dogma natte vinger werk, gewoon domweg door blind geloof van de voorouders en wat de massa zo had bepaald in het verleden, dus van doxa en pathos. 22. Doxa werd in het dwazendom gebruikt om de glorie van God aan te geven, waardoor dus ook God werd verlaagd tot het niveau van de mening en het geloof van de massa. 23. De lijdensgezinden waren hier deels woest over, maar waren tegelijkertijd ook op zoek naar betekenis hierin. 24. De lijdensgezinden waren gebaseerd op logos en gnosis. Voor hen was dit een discipline, de ascese. Waar de hedonisten waren gericht op het

ontwikkelen van spieren waren de lijdensgezinden gericht op het zoeken naar diepere filosofische structuren, naar soberheid en eenvoud. Waar de hedonisten meer wilden, wilden de stoïcijnen minder. Waar de hedonisten smachtten naar de goedkeuring van de massa's, daar waren de lijdensgezinden op zoek naar de eenzame diepte van het eenling principe om zo terug te keren naar de natuur en de geestelijke oorlogsvoering. 25. Het sofisme was een gevaarlijke stroming in de filosofie. Het sofisme ging uit van 'het recht van de sterkste', en 'het recht van de meesten', en dat het niet gaat om gelijk hebben, maar gelijk krijgen, door drogredenaties. Sofisten leerden de kunst van misleiden door bepaalde woorden te gebruiken die ervoor zorgden dat mensen onder de indruk kwamen en geamuseerd werden. Het ging de sofisten niet om 'recht en waarheid', maar om macht. Zij lieten zich hiervoor betalen, als een handel in macht, en waren daardoor buitengesloten van de objectieve kennis. 26. Studenten van het sofisme werden geleerd hoe te misleiden, en geen wapen werd hierin ongeroerd gelaten. Zo ging het om het principe dat onrecht doen beter is dan onrecht lijden, en het zogenaamde pragmatisme, wat als volgt redeneert : 'Als het werkt, dan is het goed.' Dit zijn dus stromingen binnen het hedonisme : 'Zolang het fijn is, is het goed.' Het sofisme was een groot voorstander van de gemakslust. Alle tegenstrijdigheden en bezwaren werden weggepraat, en sofisten waren meesters in het overtuigen. 27. Al snel werden zij ontmaskerd door Socrates en Plato. Socrates werd ter dood veroordeeld vanwege zijn ontmaskerings-werk. Hij moest de gifbeker drinken. Ook Plato werd ter dood veroordeeld, maar hij werd door vrienden gered die hem loskochten. 28. Plato benoemde het sofisme als een mensenjacht, als een psychologische handels-kunst, om met name elitaire en rijke jeugd te bereiken met veel potentieel. De handel is dan in 'kennis', die de sofist koopt en doorverkoopt, en ook zelf maakt. Hiertoe vestigt de sofist zich in de stad. Het is een ruilhandel en een fabriek van tweedehandse schijnkennis, aldus Plato. 29. De sofist is een nabootser, en een zeer geliefd middel van politiek en religie. Meer en meer werd het sofisme een gevaarlijke handel in educatie. Het was allemaal gericht op de mens zelf, terwijl Socrates en Plato beweerden dat er een hogere kennis boven de relatieve kennis was. Beiden hebben zij zich dus tegen het sofistische systeem gericht, de gevestigde opvoeders van de jeugd, en betaalden hiervoor een hoge prijs. Je zou de sofisten ook filosofische charlatans kunnen noemen die de weg voor het dwazendom hebben bereid. 30. Plato streed tegen doxa, tegen het gebruik van de mening en het geloof van de massa als argument. Dit was een wezenlijke strijd, want hieruit voort zou het dwazendom komen. Het woord doxa is verbonden aan populariteit, glorie, zoals het ook werd verbonden aan de glorie van God in de Griekse bijbel. Veel mensen zijn hier gevoelig voor. Ze kiezen populariteit boven de waarheid. 31. Voor de lijdensgezinde is dit dus een test. Een lijdensgezinde is niet geinteresseerd in macht, want hij weet waar het toe leidt. Hij verkoopt de waarheid niet voor autoriteit. Plato zette rede en geloof tegen elkaar. Het westerse dwazendom koos duidelijk voor het geloof. Plato werd ondergesneeuwd. Plato stelt dat er voor elke doxa een logos moest zijn waaraan het getest zou moeten worden, want anders was het waardeloos. De dwaas laat zich echter leiden door blind geloof, tegen alle kennis in. Voor Plato was doxa de zonde van de filosoof. De filosoof moest eerst terugkeren tot de logos. Doxa is alles wat de mens zomaar klakkeloos aanneemt. 946

Doxa wil schitteren in de tempel als een god, door mensen aanbeden. 32. Doxa wil niet lijden in het verborgene voor diepte. Doxa heeft zware roemzucht en machtszucht en haalt daarvoor elk wapen uit de kast om het te krijgen. Doxa gaat niets of niemand uit de weg, niet door enige heilige vreze verhinderd, niet door enige kennis. Doxa denkt van een kale kip kun je niks plukken. De lijdensgezinden bestempelden dit als egoïsme naar het externe, een zeer slechte pathos, emotie, en de mens zou moeten terugkeren tot de apatheia, het medicijn hiertegen, de boven-emotie. De mens moest gezuiverd worden van egoïstische emotie. Op het pad van apatheia betekent het dus niet dat je alle emotie en empathie moet kwijtraken. De lijdensgezinden wijzen op de gevaren van onverschilligheid, valse apatheia, wat ook weer egoïsme is. Het eenlings-principe heeft niets met egoïsme te maken, maar met verdieping van het zelf zijn, en komen tot de hogere gebondenheid. Er is geen gnosis zonder de hogere gebondenheid, en die kan alleen ontstaan in het eenlings-principe. Dat wat er buiten hangt wordt aangedreven door de doxamassa's. 33. Begeerte loopt uit de hand als het de grenzen van de natuur overschrijdt. De natuur is vol van beperkingen, maar het hedonisme heeft die niet. Dit is een grote vijand van de mens. De hedonistische massa's hebben hun adel geschapen, maar de filosofie heeft haar eigen adel. Plato stelde dat er geen koning bestaat die niet uit slaven is voortgekomen, en geen slaaf die niet uit koningen is voortgekomen. De ware adel is wie de natuur goed heeft afgestemd op de deugd. Boven alles uitstijgen is dat wat adel maakt, oftewel de apatheia. Ook de logos en de gnosis zweven daar. 34. Overmoed behoort niet tot de lijdensgezinden. De lijdensgezinden testen alles. 35. Gebrek is belangrijk, ook gebrek aan woorden. 947 Niet alles hoeft wezenlijk te bestaan. De natuur heeft ook ruimte voor het niet wezenlijke, en omvat dit ook, omdat het metaforisch doel heeft, de beeldspraak. 36. Zo is het lijdensgezinde wantrouwend tot de grote massa's, en behoedt zij zich voor valse nederigheid tot de massa's die geleerd wordt. Er zijn plichten tot de natuur, niet tot de massa's. 37. Deugd is voor de lijdensgezinde gebaseerd op kennis. Geloof is een slechte leermeester. 38. Het principe van de eenling is van levensbelang. De mens denkt de massa's nodig te hebben, de ander, maar dat is een misleiding. De eenling heeft een eigen sociologie. Kruispunten worden niet geforceerd, niet gemanipuleerd. Ze worden niet overhaast. Altijd maar weer denkt de mens de ander nodig te hebben, alsof de ander de mens gelukkig kan maken. Ook is de mens bang voor de ander, denkende dat de ander hem kapot kan maken. Maar beide gevallen zijn niet mogelijk. Alleen het pad van de eenling leidt tot het geluk, en het geluk is de diepte. In de diepte is er de gebondenheid, want de mens gaat dan zien dat het maar één weg is. De eenling trekt het ene aan. Het ene is daarmee ook het enige. Hoe dieper de mens gaat hoe meer de mens erachter komt dat er steeds minder mogelijkheden zijn. Het pad wordt namelijk steeds smaller, de poort steeds enger. De mens wordt ingesloten. Dit leidt tot de ervaring van de heilige gebondenheid. 39. Het doel van de mens is een eenling te zijn. Je ervaart het externe dan alleen nog door het interne. Het heeft zijn eigen sociologie. 40. Eerst moet de mens komen tot apatheia, wat letterlijk zonder emotie betekent, wat dus het niets inhoudt, maar wat niet wil zeggen dat dit het einddoel is. Het wil niet zeggen dat de mens niet zonder emotie moet zijn, maar de mens mag er niet

door aangedreven worden. Nut is iets veel groters dan geluk. Door nut kun je van alles gebruik maken. 41. Pathos, emotie, moet dus onderworpen worden aan apatheia, en aan rede. Leegte mag ook nooit een doel op zich zijn, maar moet onderworpen zijn aan rede, aan logos. Apatheia moet dus onderworpen worden aan logos. 42. Doxa moet dus ook onderworpen worden aan bovenstaande drie. Als dat gebeurt is kan de mens verder op het pad van de eenling. 43. Vijanden op dit pad zijn bevestigings-zucht (van anderen, de massa, etc.), goedkeurings-zucht (van anderen, de massa, etc.), eerzucht, roemzucht, mensenbehagenis, 49. De massa's hebben vals, tijdelijk geluk, maar de eenling heeft waar nut. 50. De eenling wijkt niet af van het eenzame pad van nut, ook al ziet hij het soms niet en gaat hij door schijnbare nutteloosheid. massabehagenis, verklaringszucht (naar/ van anderen, de massa, etc.), bewonderingszucht, opschepzucht imponeerzucht, overtuigingszucht, winzucht, troostzucht (van anderen, de massa, etc.) 44. Ook is het dus belangrijk om het externe, de buitenwereld, te onderwerpen aan het interne, de binnenwereld. 45. Hemelse kennis verzadigd meer dan vlug plezier. Hemelse kennis gaat veel verder dan geluk. 46. Soms voel je je misschien ongelukkig, maar dat kan weer onderdeel zijn van de hemelse kennis die veel dieper leidt, tot iets groters dan geluk, iets wat dieper verzadigd. 47. Je kan je zelfs op sommige momenten diep ongelukkig voelen en wanhopig, maar tegelijkertijd in de geestelijke vervoering zijn, omdat je voelt dat het een onderdeel is van iets veel groters, een onderdeel van jezelf. 48. Geluk is veelal overschat, en de hemelse kennis onderschat. Er is iets dat veel verder gaat dan zomaar geluk. 948 51. De lijdensgezinden waren al lang voor de opkomst van het dwazendom gericht op de logos, de Rede, wat Plato ook wel het goddelijke verstand noemde, en waaraan ze alles testten. Later werd deze logos door de dwazen dus gematerialiseerd en verletterlijkt, op basis van geloofs-sentiment. Het is het sofistische hedonisme wat zomaar klakkeloos alle bourgondische levenswijzen van de voorouders overneemt, en dit begonnen ze eigen namen te geven. Zo ontstond het gehele palet van kortzichtige woordbetekenis in het dwazendom. Wat de massa dacht was belangrijk voor de dwaas, wat sofistisch gedachtengoed was uit het pre-socratische tijdperk, nog voordat Socrates kwam opzetten. Het was een markt-cultuur van rondtrekkende leraren die hun lessen verkochten, ook de zogeheten drogredenen. Ze verkochten het nogal duur, en ook het lagere scholensysteem is hierop gebouwd. Geld was de maatstaf. In principe konden alleen de rijken genieten van het sofistische onderwijs. 52. Omdat de sofistiek allemaal om geld ging, als een beroep, in plaats van een missie, probeerde de sofist het brein van de mens te manipuleren door welsprekendheid en amusement, door bedriegelijke uiterlijkheden dus, om zo de pathos, de emotie, te bespelen, als een poppenmaker. De rede, de logos, werd dus zo meer en meer weggeschoven. Daardoor noemde Plato het sofisme ook een mensenjacht. Er werden valstrikken uitgezet om onoplettende mensen mee te vangen. 53. Omdat het om massa-beinvloeding ging als de

maat, de mens als maat, en niet de hogere logos, traden de sofisten op voor het vermaak en niet voor de waarheid. Omdat de doxa, de massa-opinie, voor hen belangrijk was, was het overmatig gebruik van eros, sexualiteit, een mogelijk gevolg, wat leidt tot porneia, het marktwezen van perverse sexualiteit voor verkeerde doeleinden en afgoderij, want dit gaf hen de macht om de massa's te scheppen en onder hun macht te houden. Door al hun verloochenen van de rede, de logos, en het verdraaien ervan, wat later ook massaal gebeurde door het dwazendom, en door het overmatig accentueren van uiterlijkheden en het materialisme als gevolg daarvan, wekt men een vroegtijdige, valse sexualiteit op, een corrupte eros, de porneia, waardoor er geboorte werd gegeven aan het wereldrijk van het dwazendom. 54. Socrates gaf een veel hogere betekenis aan de eros, die onderworpen en getest moest worden aan de logos, de rede, namelijk dat de ware liefde de wijsbegeerte is. Eros is volgens Socrates de zoektocht van de mens naar zichzelf, naar binnen gericht, dus al helemaal niet naar buiten. Er moet bij gezegd worden dat Plato in zijn boek Symposium, over Eros, stelde dat Socrates deze wijsheid had geleerd van zijn leermeester, de profetische filosofe Diotima. Plato zelf was de leerling van Socrates, dus die stond heel dichtbij hem. Diotima noemde Eros een subtiele kracht die boodschappen overbracht tussen het goddelijke en de mens, vanuit de logos dus. Zijn moeder was Penia, armoede, en zijn vader was Poros, intelligentie. We kunnen dus stellen dat Eros voortkomt vanuit het verminderen van het lagere en het hongeren naar het hogere, wat ook bewaard is gebleven in de latere gnostischlijdensgezinde traditie. Eros kan alleen geboren worden in de leegte, in het afleggen van de lagere natuur. Penia en Poros zijn dus het tegenovergestelde van de porneia, want zij vormen de brug van het minderen die de mens in contact stelt met de hogere logos, in plaats van massavermeerdering. Eros is het verlangen naar kennis, die gezuiverd wordt door de logos. 949 55. In het wereldbeeld van de lijdensgezinden stond de logos centraal. Eros zou nooit in die zin op zichzelf kunnen bestaan, want dan zou het corrupt worden. Eros was dus meer de verbinding tussen de hogere gedachtes, de vruchtbaarheid van de hogere principes, waar de lijdensgezinde naar zocht als een brug tussen het zelf en de logos, waaraan het valse zelf zou kunnen afsterven. De lijdensgezinde wilde de massa's dus niet, en ook niet de aardse rijkdommen, maar dus wel de massa's van de hogere gedachtes, het hogere collectief van de logos. 56. En daarvoor had de lijdensgezinde een zuiver begrip van de Eros voor nodig. Als zijn eros corrupt zou zijn, lager aards, dan zou zijn schip op een rots kapot breken en zinken. Het zou hem noodlottig worden. De lijdensgezinden stelden dat het middel van transcendentie om tot de logos, de rede, te komen de apatheia was, oftewel het toetsen van de emotie aan de rede, het boven je emoties uitstijgen om tot rede te komen, en dan zal de rede de emotie aandrijven, niet andersom. Er moest dus een grote draai komen in de menselijke natuur. Er was dus een grote strijd tussen de lagere emotie en het hogere onderwijs. Op de oceanen van emotie, geloof en opinie die tussen de mens en de rede inliggen zijn er vele gevaarlijke piratenschepen van het sofisme die de mens moet zien te ontwijken. 57. Uiteindelijk waren zij het die het piratenrijk van het dwazendom bouwden. Voor de eenling op het lijdensgezinde pad is het belangrijk om zijn eros weer in dienst te stellen van de oorspronkelijke logos, de hogere rede die op het pad van de apatheia bereikt kon worden. Diotima noemde Eros een zoeker naar de wijsheid, en de wijsheid bevat eeuwigheid en volkomenheid. Diotima wijdde mensen in op dit pad, zoals ook haar leerling Socrates, en indirect Plato dus. Eros is het zoeken naar het blijvende bezit van deze dingen, oftewel het zoeken naar de heilige gebondenheid, de hogere gebondenheid van de zelfoverstijging. Daar waar

een aards mens op zoek is naar bedriegelijke, oppervlakkige, sjoemelende schoonheid, daar is een stoïcijn op zoek naar de hogere schoonheid van de vereeuwiging van het goede in zichzelf, de subtiele werkelijkheid. 58. Schoonheidsbeleving kan al heel snel pathos zijn, emotie, en doxa, massa-opinie (omdat je zo bent opgevoed, omdat je vader en moeder het ook mooi vinden, enzovoorts), en het kan zo al heel snel tegen de logos, de hogere rede, ingaan, maar Diotima stelt dat de mens moet loskomen van de lagere schoonheidsleer die voortgedreven wordt door traditie en kortzichtigheid, om zo te komen tot de eeuwige oceaan van de schoonheid van de hogere gedachtes die daar ook weer voortplanten, anders blijft men slaaf van het bedrog. Diotima stelt dat de mens ingewijd moet worden in de hogere geheimen van de liefde waarin het mysterie van de schoonheid helder wordt, transcendent. Het is de stoïcijnse esthetiek van de logos, de eeuwigheid van de logos die door de apatheia, de emotieoverstijging, tot de zuiverheid van de logos is gekomen. De esthetiek is in die zin het bezit van de eenling, niet van de massa's. De schoonheid van de gnosis is voor de massa's meer dan ze kunnen dragen. Het is voor de lagere aardse mens moeilijk om het concept van de eeuwigheid te omarmen of zelfs te confronteren. De aesthesis, de ervaring, de gevoeligheid, het waarnemingsvermogen, het gevoel voor kunst, het schoonheidsgevoel, moet in die zin ook onderworpen worden aan de logos, de hogere, transcendente rede, en moet hieraan getest worden. Het mag niet uitstijgen boven de logos, want dan wordt het corrupt. Het mag dus ook niet losgekoppeld worden van de logos. De aesthesis is het zintuigelijke, maar die mag je niet zomaar als een dolle hond laten loslopen. 59. Diotima stelt dan dat de massa de lelijkheid is, het afgewekene, ook al zien ze dat zelf niet, want ze wanen zichzelf met kop en schouders boven alles uit, en wanen zichzelf eeuwig. Ook stelt ze dat de 950 ware schoonheid op zichzelf bestaat en in zichzelf en eeuwig is, en dat alles buiten haar slechts komt en gaat. Tot die schoonheid van de wijsheid is alle inspanning om hierin ingewijd te worden, wat geen makkelijk pad is, maar daarbuiten zal de mens slechts ten prooi vallen aan groot bedrog. Deze schoonheid is dus niet racistisch, maar ontmaskert het kwaad. 60. Eros werd door Diotima beschreven als een jongeling in de natuur op blote voeten, zonder kleed, dakloos, en arm. Op andere plaatsen in het boek van Plato werd hij beschreven als een teder en zachtaardig iemand met de eeuwige jeugd, altijd met een kinderlijke gezindheid. Hij woont in het zachtste deel van de zachtmoedigen. Hij is van de buigzame, subtiele wereld, waardoor de kloof tussen de mens en het goddelijke is overbrugt, tussen mens en logos. Hij is tussen twee werelden, maar kan alleen door de logos tot volle bloei komen. 61. Socrates en Plato legden al het fundament voor het lijdensgezinde. Socrates liet al het nut van slechte relaties zien. Als de mens alleen maar goede relaties had, dan zou de mens gewoon gelukkig worden, maar als de mens een slechte relatie zou hebben, dan zou de mens daardoor filosoof worden. Ook zei hij dat hij wist dat hij intelligent was, omdat hij wist dat hij niets wist. De ware wijsheid komt, stelt Socrates, wanneer we begrijpen hoe weinig we eigenlijk van het leven, onszelf en de wereld om ons heen begrijpen. Hij streed tegen de pathos systemen die emotie als basis hadden, en noemde het een vulgaire illusie, want de mens moest niet leven om te eten en te drinken, maar moest eten en drinken om te leven. 62. De mens moest terugkeren tot het niets allereerst, en tevreden worden met het weinige, en dat pad volgen. Het ging er volgens Socrates niet om zomaar te leven, maar om op de juiste manier te leven, en dan moest de mens terug keren tot de bron. Als een mens niet tevreden kon zijn met wat

hij had, dan kon de mens ook niet tevreden zijn met wat hij zou krijgen. 63. Het leven moest dus allereerst weer kritisch worden naar zichzelf, anders was het niet waard om geleefd te worden. 64. Socrates droeg de mens op om niet te denken aan het zelf en aan bezittingen, maar om tot zelfoverstijging te komen, zoals Yeshua dit ook onderwees. Laat alles achter, verloochen jezelf en draag je lijden. 65. Vanuit deze moederlijke bron die boven alles lag moest de mens leven, om zo alle eigen meningen achter te laten, want die lieten de mens dwaas zijn als de wind die door een leeg huis blies. De mens moest zichzelf niets inbeelden. De mens was maar een dauwdruppel op een blad. 66. Telkens weer kwam het uitstijgen terug in de filosofie van Socrates, wat ook terugkomt als de hemelvaart. Maar Socrates zei erbij dat dat uitstijgen telkens verder moest gaan. Hij waarschuwde dat wijsheid niets is zonder hogere inspiratie, wat ook terugkomt in de brieven van Paulus. Soms kan die inspiratie zo sterk zijn dat je niet ten diepste weet wat het betekent. Hij noemde de bedriegelijke lagere aardse schoonheid een zeer tijdelijke tiran die de mens met verrukking verleidde om de massa's groter te maken. De lijdensgezinde moest leren te leven met verlies, opdat daardoor zijn ziel op de natuur werd afgestemd. 67. Ook Aristoteles, de leerling van Plato, streed tegen het sofisme en riep de mens op om terug te keren tot de natuur. Hij streed fel tegen het ééndaads-geloof waarin mensen dachten dat ze na een goede daad te verrichten het voor elkaar hadden. Hij stelde : Kwaliteit is geen daad, het is een gewoonte. En : We zijn dat, wat we bij herhaling doen. Gewoonte wordt bij de mensen ten slotte tot natuur. 951 68. Hij stelde dat alhoewel de mens een sociaal wezen was, als de mens de vriend zou worden van de massa, dan had de mens helemaal geen vriend. 69. Hij stelde dat vriendschap een traag rijpende vrucht was, maar dat vriendschap in de wortels een illusie was, en dat de mens die genoeg had aan zichzelf het ware geluk had gevonden. 70. Net zoals Socrates stelde hij dat de mens niet zo zeker moest zijn van zijn zaak, maar twijfel is het begin van de wijsheid. 71. Ook stelde dat de wijsbegeerte er niet was om op te sommen wat een mens gelukkig zou maken. De melancholie zou de mens veel verder leiden. Het geheel is hierin altijd meer dan de som van de delen. 72. Aristoteles prikte heen door het bedrog van op zichzelfstaande 'goede daden'. Daar ging het niet om, volgens Aristoteles, want het zou ook verkeerde motieven kunnen hebben. Het ging om karakter vorming. 73. Het goede moest als kwaliteit een instinct worden van de mens. De mens moest terug tot de oernatuur, en moest hiervan een deel worden. Zomaar geloof en goede daden zouden nog teveel achter de zijlijn staan. De karaktervorming moest de plaats innemen van al te oppervlakkig en doelloos geluksgevoel. Volgens Aristoteles geeft de filosofie een hele andere betekenis aan geluk dan de massa's dit doen. De massa's noemen al snel de woorden plezier, weelde, roem. De zieken willen gezondheid en de armen willen weelde. Voor hen is het leven en geluk gewoon plezier maken. Er is niets hogers voor hen. Ze gaan hier helemaal in op. Voor Aristoteles zijn er drie soorten mensen : de levensgenieters, de staatsmannen en de filosofen. Het geldbeluste leven gaat volgens Aristoteles recht tegen de natuur in. Maar volgens Aristoteles is er een pad in het midden, omdat de mens niet gemaakt is om een

extremist te zijn, en dit ook niet aankan. De mens heeft van alles een beetje nodig, en moet ook geen onmogelijke doelen voor zichzelf stellen. De mens mag hier creatief mee omgaan. De mens mag lerend hiermee omgaan. Karaktervorming aan de logos moet geoefend worden in onderwijs en opvoeding. Het komt de mens niet zomaar aanwaaien. 74. De geoefendheid is de natuurvrouw Areta, ook een beeld van kennis en studie. Zij is ook een oorlogsvrouw. 75. De lijdensgezinde moest op het pad niet zomaar steken bij goede daden, maar moest geoefend worden, om zo te komen tot Areta. 76. Eens probeerde Kakia, de zwaar opgemaakte verleidster tot het kwaad, de lijdensgezinde te verleiden door hem weelde en plezier aan te bieden, terwijl Arete hem een leven van worsteling met het kwaad aanbood (de geestelijke oorlogsvoering). 77. De lijdensgezinde koos toen het pad van Arete. Ook Paulus stelt dat de mens op Areta gericht moet zijn, de geoefendheid. Petrus stelt dat we alleen door Areta, geoefendheid, tot de kennis kunnen komen. 78. Paulus en Petrus waren volgelingen van Areta. Deze geoefendheid, arete, moet altijd in overeenstemming zijn met de logos, de rede, volgens Aristoteles, ook een volgeling van Areta. 79. Het gaat er dus niet om door genade te komen tot God, oftewel geestelijke luiheid, en ook niet om door goede werken tot God te komen, maar door de geoefendheid, Areta, wat Aristoteles al predikte, en de lijdensgezinden, en wat toen door Petrus en Paulus werd overgenomen. 80. De natuur is moeilijk te vatten. Daar moet de mens moeite voor doen, want de natuur is niet goedkoop. In de lijdensgezinde leer was Areta de 952 opvoedster en onderwijzer tot de logos. Iedere lijdensgezinde moest ernstig streven een ontmoeting met haar te hebben. 81. Zo was het dus oorspronkelijk een filosofisch stelsel, en religie werd alleen gebruikt als metaforiek, als personificatie van principes. Kakia, de verleidster, de godin van het kwaad, kwam om de mens te misleiden de geoefendheid om te ruilen voor gemakszuchtig plezier en weelde wat een geheel eigen religie vormde : het dwazendom. 82. Aristoteles stelde dat er geen simpel ja of nee was, maar dat er een enorme creatieve ruimte tussenin zat, het pad in het midden. 83. De mens heeft het lopen verschuiven met eigen gemaakte waardensystemen en hierarchieen. 84. Dwazen wassen elke oproep tot geoefendheid heel snel weg met indutters zoals 'geloof' en 'genade'. 85. Maar het kwaad vormt en definieert het goede, zoals het goede het kwade definieert en vormt, in de levensvisie van Aristoteles. Het pad van Aristoteles gaat hier dus dwars doorheen. Alleen zo kan de mens tot Arete, geoefendheid, komen. 86. De Logos is voor de lijdensgezinden een synoniem voor zowel de natuur als God. Zowel de Logos als Areta stond centraal, en zij konden ook niet los van elkaar bestaan. De Logos is de subtiele leerregels van het al, het ogenschijnlijke toeval, wat de mens dient te volgen en te gehoorzamen om niet doelloos als een dwaallicht weg te vagen in de schaduwen ervan. 87. Areta en de Logos waren de gidsen van de mens in het moeilijke bestaan voor de lijdensgezinde. 88. Het lot van de mens is zijn eigen karakter, en daarom is oefening daarvan voor levensbehoud.

Niets is vanzelfsprekend, maar er is een noodzakelijkheid waar zelfs de goden tevergeefs tegen strijden, stelde de pre-socratische filosofie. 89. Aristoteles kwam om weer balans te brengen, want er waren vele extremen ontstaan. Laten we beseffen dat dit gewoon principes waren die zich opdrongen als de noodzaak van de natuur balans. 90. Mensen zijn altijd weer op zoek naar leiders en helden, naar rolmodellen, maar de mens moet beseffen dat dit slechts personificaties zijn van de hogere principes van het zelf. 91. Daarom is lofprijs ook niets anders dan het goede wat zich in het zelf manifesteert, zoals Aristoteles stelt. Het maar als ik zelf niet verander en de verantwoordelijkheid neem, wat is mijn lofprijs dan waard ? 95. Zo weet ik van mensen die in zonde leven en weigeren er iets aan te doen en dan maar vooraan staan in de kerk met hun handen in de lucht om de afgod te prijzen, terwijl gemakszucht in hun hart ligt. 96. Wat is de lofprijs dan nog waard ? De zonde behoort het goede niet te prijzen, maar behoort zich te bekeren om zelf het goede te zijn. Dat zou de ware lofprijs zijn, maar waar zijn kerken vandaag de dag mee bezig ? is een eigen verantwoordelijkheid, en een werkwoord, opdat je geen toeschouwer bent aan de zijlijn en alles maar projecteert op het rondvliegende balletje waar anderen achterna lopen. 92. Hierin ligt dus ook gevaar van de passieve godsaanbidding waarmee de hedonistische kerken vol mee zitten. Zelfs in de filosofie zijn er gevaren dat de mens principes op een hoop gooit om ze te absoluteren, ze gaat aanbidden en dan gaat verkopen, wat gewoon puur diefstal is, want de mens is geroepen om nomadisch te zijn, om alles ook weer achter te laten om tot hogere principes te komen. 93. Ik heb in mijn leven heel wat moeten weggooien en verscheuren en tot vuilnis moeten rekenen waar de materialisten en hedonisten helemaal in paniek over zijn geraakt, maar ik moest verder, en zo konden zij ook verder. 94. Vaak is er mij aangeboden om mijn boeken voor peperdure prijzen te verkopen, maar ik heb zelfs een groot deel van wat ik geschreven heb ook weer achter moeten laten. Ik kan in de kerk staan en mijn handen in de lucht heffen om hun afgoden te prijzen 953 97. Ze loven en prijzen elkaar's mooie jurken, en hoedjes en kijken neer op de arme Eros die op blote voeten, alleen in het bezit van een te korte broek, hun peperdure feesten niet kan bijwonen. 98. Ik ben hongerig geweest, naakt en in de gevangenis, of misschien wel in een psychiatrische kliniek, en gij hebt mij niet gevoed, hebt mij niet gekleed, en niet bezocht. 99. Dit is een ernstige zaak, want dat is de toestand van de wereld en de kerk vandaag de dag. De lijdensgezinde zegt dan : 'Ik doe aan zulke feesten van het dwazendom niet mee.' 100. Waarom zoek je het dan nog bij jezelf, wat allemaal illusie is ? De zoektocht is naar je hogere zelf, in Areta, in de Logos. Meer heb je niet nodig, maar de illusie is ervoor om het ware te vormen en definiëren. Dat is het nut van de dualiteit. Het is bruikbaar voor de lijdensgezinde, en behorende tot de fysiologie van de oerstof. 101. Het einde zal vastraken in het begin, want alles gaat in cirkels, stelt de presocratische filosofie. Aristoteles stelde dat je aan jezelf moest werken, want daar was alles al. Daar was al het creatieve

materiaal wat je nodig had, en Areta was het loon van gewoonte. 102. En de weg tot de geoefendheid, Areta, is de weg van de askesis, de oefening. 103. Areta is ook een woord voor mannelijkheid in de lijdensgezindheid, de geoefendheid, wat gebeurt op het pad van de eenling, het vol zijn met Areta, het getest zijn aan de logos, de rede. 104. De lijdensgezindheid heeft niet gebogen voor de massa's, maar heeft zijn innerlijke natuurvrouw gevonden, de mannin, het oorspronkelijke volk van de hemelse kennis. 105. Hij heeft niet voor superman gespeeld, maar is de weg van het lijden gegaan. Hij is geen spijbelaar die de mens zware verdovende middelen heeft verkocht om hen bedriegelijke illusies van veiligheid en overwinning te geven, maar hij is gegaan tot de school van de geestelijke oorlogsvoering om zichzelf te oefenen, de natuurschool. 106. Hij loopt niet als een fletse zakenman met een gladgestreken pak en stropdas rond om zijn product van oplichting te verkopen, hoewel hij ook niet als een wilde weldoener parels voor de zwijnen werpt, maar hij heeft een vaste brug gebouwd, zij het van wildernis touwen, over de woeste oerrivieren van het oerwoud. 107. Hij is een wenende filosoof, niet alles maar wegwimpelend en weglachend. Zijn Askesis heeft hem tot Areta geleid, zijn hogere zelf. Hij is de duisternis ingegaan en is er obscuur door geworden. 108. Hij weet dat de aarde een mentaal en verbaal mijnenveld is. Hij laat de mens moeite doen om zijn filosofie te begrijpen. De mannelijkheid is de geoefendheid in het luisteren, de geoefendheid in het zoeken naar de hogere dingen en het achterlaten 954 en minderen van de lagere dingen. 109. De mannelijkheid is de mindering, en de vrouwelijkheid drijft de mannelijkheid hierin aan om te minderen, en zij vermeerdert zo zijn hogere dingen. De valse surrogaten hiervan zijn de vermeerderingen van het lagere aardse. 110. De lijdensgezinde knapt af op de lagere levenswijzen van het dwazendom. Hij ergert zich eraan en weent erover. Hierdoor zondert hij zich nog meer af. 111. Dat is het pad van Aristoteles, het pad van de oorlogs-rede, de logos van de geestelijke oorlogsvoering. 112. Adam moest in een diepe slaap vallen om tot de gnosis van Eva te komen, zoals de lijdensgezinde dit moest om tot Areta te komen. Dat is de ware lofprijs, wat ook een woordbetekenis is van Areta. 113. De definitie van lofprijs is dus geoefendheid, Areta, en zij moest verkondigd worden als het evangelie. Areta is een vrouwelijk woord, naast het feit dat zij een natuurvrouw is. 114. Er zijn veel verwijzingen naar de natuurvrouwen. Zij moesten verkondigd worden, als principes. 115. Het principe waarvoor Areta stond werd verborgen gehouden door geloof en genade en eens een keer een goede daad om goede wil te tonen. 116. Er is een missie om areta, de noodzaak van de geoefendheid, te verkondigen. 117. De hedonist conformeert zich aan de massa, het geloof van de massa, de doxa, omdat hem dat het snelst iets laat bereiken. De massa is dus vaak ook de maat voor de hedonist. Het tegen de massa ingaan zou de hedonist teveel lijden kosten. De

lijdensgezinde daarentegen conformeert zich aan de natuur, de phusis, verbonden aan het woord phuein, groeien. 118. De lijdensgezinde streed tegen de doxa, de drogreden, op het pad van de eenling, maar de dwaas maakte de doxa tot een afgod en noemde het de glorie van God, want de dwaas had altijd weer de massa nodig, omdat de dwaas zelf niets had en niets was. 119. De lijdensgezinde toetst niets aan de menselijke overleveringen en tradities, zoals de christenen doen, maar aan de logos. 120. Als je de vijand niet kan verslaan, verdiep dan je vijand. 121. De lijdensgezinde is niet religieus, maar gebruikt het religieuze. Zo is het altijd geweest. Religie is het ego, tenzij je het metaforisch en strategisch gebruikt. Religie-overstijging is het doel. Filosofie is daarom altijd semi-religieus. 122. De Egyptologie en het Judaïsme waren oorspronkelijk prachtige lijdensgezinde semireligies, als metaforische uitingen van de hogere filosofie, hoe dieper je gaat. Het waren gnostische religies als onderdeel van de taal, hoe dieper je teruggaat. 123. Het pad van Aristoteles door de natuur herinnert ons aan Areta, de geoefendheid. Een leger dat niet onder een bepaalde druk staat, en wat niet in een bepaalde mate aan gevaar wordt blootgesteld ontwikkelt zich niet. Een leger zou zo indutten. 124. De externe wereld kun je niet veranderen. Het is ervoor om je intern te veranderen. Onder deze druk maak je contact met je innerlijke phusis, je innerlijke natuur. 28. De eenling is eeuwig 1. Alleen de eenling kan leven en in leven blijven. God is ook een eenling. De eeuwigheid is dan ook het bestaan op zich, want niets anders zou kunnen bestaan dan de eeuwigheid. En dit is ontstaan door pure noodzakelijkheid, zelfs dwang, omdat het alleen op die manier vast en gericht zou kunnen werken. Dat wat geen eenling is is eindig en zal weer wegvagen. 2. Zo wordt de wil onderworpen aan de noodzaak en de hogere dwang van de natuur, dus de heilige gebondenheid. Zo komt de ziel dus daadwerkelijk tot het ontstaan en bestaan. 3. Zowel de verwarring als de duidelijkheid is noodzaak, zowel het volledige als het onvolledige. 4. Vlijtig drukt het ego op iedereen een etiket en stookt ze, en drijft daarmee haar markt, als Kakia die de lijdensgezinde probeerde te verleiden tot de weelde en het plezier daarvan, het goud der dwazen. Maar Areta boodt de lijdensgezinde de geoefendheid aan in de worsteling met zulke beesten, en voor dit pad koos de lijdensgezinde. 5. Het ego is een laaghartige, sofistische markt om munt te slaan uit de massa's. Ze hebben er een dikwijls peperdure studie van gemaakt, alleen toegankelijk voor de rijken. 6. Het loon van de geoefendheid is de geoefendheid zelf. 7. Het loon gaat niet buiten de geoefendheid om. Er wordt altijd uitbetaald in meer hemelse kennis. 8. Zij die alleen geloof hebben, hebben God niet. 955

Het enige wat ze hebben is hun eigen afgod, en die is eindig en nietig. Toch wanen zij zichzelf als God. Als er ergens betweterigheid is, dan is het daar. Ze zijn vol met pathos, redeloos gevoel. 9. Ze hebben een materieel surrogaat gemaakt, allemaal voor hun bedriegelijke markt, waar de klant een gevangene en een slaaf is, en niets heeft in te brengen. Laat je niet bedriegen alsof je nog iets in te brengen hebt daar, want je hebt niets in te brengen. Je bent nooit veilig of van jezelf in deze markt. 10. Wees daarom behoedzaam. De mens kan niet voorzichtig genoeg zijn. 11. Waarom staat de mens dan onder de druk ? Omdat de mens hierdoor geoefendheid moet leren, tot Areta moet komen. Er is geen filosofie zonder Areta. Areta liet de lijdensgezinde worstelen met de meest erge beesten voor dit doel. Daarom kiezen velen voor het pad van Kakia, en niet voor de geestelijke oorlogsvoering. 12. Veel mensen nemen het niet zo nauw met het leven. Ze komen en gaan weer. Maar het leven is nu eenmaal gruwelijk misduidig als noodzaak. Directheid is namelijk noodlottig. Alleen in dit contrast zullen de geoefenden op het pad van de lijdensgezinde eenling, op het pad van Areta, de rode lijnen opmerken. 13. De natuur van God is van een oneindige volkomenheid. 14. De kennis staat niet op haarzelf. Het moet geoefend zijn. Er is daarom een onverbrekelijk snoer tussen de hemelse kennis (gnosis, logos) en areta. Kennis van God is de hoogste vorm van oefening. Daarom moet het geoefend zijn, verdiept, en dit is een worsteling in de geestelijke oorlogsvoering. Alles moet namelijk getest worden aan de logos. Geld of titels is hierin geen maatstaf, 956 maar een drogreden. 29. Het ego verleid door de vruchten van Kakia 1. Het ego is gebouwd op drogredenen en is pure kwakzalverij. Het mag nooit los komen te staan van de geestelijke oorlogsvoering. Dat is de val van het ego geweest. Het ego is verleid door de vruchten van Kakia. Nu is het ego zwaar vergiftigd. 2. Er zal maar heel iets over zal blijven van de menselijke ziel, alleen de eeuwige bron. Dit is het noodzakelijke iets. Maar datgene van de ziel wat gewoon door de tijdgeest is bepaald zal niet blijven voortbestaan. Alleen het eeuwige noodzakelijke in de Rede van God zal eeuwig zijn. 3. Wij kunnen alleen daadwerkelijk God kennen door de geoefendheid op het pad van Areta. 4. Er is juist een heleboel corrupte pathos, emotie, die moet afsterven aan de rede. De overmaat aan pathos moet bestreden worden. 5. Overmatige liefde en haat blokkeren de rede. 6. Buiten de hemelse rede om anderen naar eigen inzicht willen laten leven is eerzucht en trots. 7. De hemelse rede voert in dit proces tot de ware vrijheid, waardoor de pathos, emotie, allereerst verminderd kan worden. Vanuit de hemelse rede mag dan nieuwe pathos ontstaan, want het is niet de bedoeling dat de mens emotie-loos wordt. 8. Apatheia leidt door de hemelse rede tot een nieuwe pathos, maar die is altijd ondergeschikt aan de hemelse rede.

op zijn hoede zijn. 9. Het leven aan de hemelse rede getest is een soort vroomheid, als de geoefendheid (areta) in de lijdensgezindheid. 10. Als de mens niet mindert dan sterft de mens. 11. Zo is de man met de vrouw in de natuur, en de vrouw is de bezieling van de man, de oefening van de man, die leidt tot geoefendheid. 12. In die zin is de vrouw als principe voor de man van levensbelang. Maar daar waar man en vrouw buiten de hemelse rede vallen neemt de pathos alles over, en de doxa. 13. Daarom moet de mens terugkeren tot de lijdensgezindheid om de pathos verminderen, de emotie, omtrend het stelsel van man en vrouw, om ermee in grote worsteling te raken. 14. Dat is niet vreemd. De geestelijke oorlogsvoering is een feit. Het leid dieper in de natuur. Het maakt de lijdensgezinde geoefend, en zo ontdekt de lijdensgezinde zijn vrouwelijke zelf, zijn hogere zelf. 15. De lijdensgezinde maakt zo contact met zijn natuur zelf. Het pad van de eenling heeft de lijdensgezinde dieper uitgewerkt. Zo gaat de lijdensgezinde tot de verloren amazone gebieden. 16. Ik had een droom dat de Logos als natuurvrouw teruggekomen was in de buurt van een stad waar ik was. De logos sprak dat dromen geen bedrog zijn, maar alles wat daarbuiten ligt is bedrog. 17. We zijn op zoek naar de logos, de hemelse rede, niet de dronkenschap. 18. De onwetenden zijn als hen die door blinde begeerlijkheid gedreven worden en elkaar alleen maar belonen in omkoperij. Daarom moet de mens 957 20. Dit heeft dus ook met de mindering op het pad van de askesis, oefening, te maken. 21. De mens ontwijkt en overwint dus naar mate van zijn geoefendheid. 22. Als het ego zwaar geoefend is in iets dan kun je het ego alleen overwinnen als je nog wel dieper geoefend bent. 23. De geestelijke oorlogsvoering is dus nog wel ingewikkelder dan welke wiskunde of economie dan ook. 24. Het ego houdt mensen voor de gek dat het allemaal heel simpel is, en alleen belangrijk is om wat standaard-principes te kennen. Neen. Het is zware oefening. 19. Het ontwijken van het aas van de onwetenden loopt gelijk op met het overwinnen van gevaren, en dit is de geoefendheid (areta). 30. De hemelse rede tegen de harstocht van overschatting 1. De lijdensgezinde koos voor het pad van de worsteling, als een beeld van de studie. Dit houdt in dat je boven het niveau van aardse professoren terecht moet komen. 2. Het is niet zomaar intellectualiteit, maar stijgt daar hoog boven uit. Zij die in dronkenschap het ego volgen zullen dus veel over het hemelse Woord klagen dat het teveel 'op je tenen lopen' is. Maar wat verwachten ze ? We zijn hier op aarde in een

mijnenveld. 3. De logos, de natuurvrouw, is gekomen. Kom tot haar en luistert naar haar. Loop haar niet vooruit, maar blijf ook niet achtersteken. 4. Zonder de verdrukking zou de mens zich niet kunnen voortplanten en dus niet overleven. Hoe groter de druk, hoe groter de voortplanting en de overlevingskans. 5. Wij moeten hierin geleid worden door de hemelse rede. 6. De mens moet voorzichtig zijn met het zogenaamde 'kleinere goed' wat voortkomt vanuit het grotere kwaad. 7. De onwetenden zullen ten prooi vallen aan bijgeloof, en de bijgelovigen kenmerken zich door meer het van hen afwijkende te bestraffen dan de goefendheid in het goede te onderwijzen. 8. Omdat de hemelse rede en de geoefendheid ontbreekt heerst het vooroordeel dat heerst. Mensen worden al direct blootgesteld aan 'voorbestraffing' gebaseerd op het vooroordeel. 9. Begeerte die zomaar uit selectieve blijdschap of verdriet ontstaat heeft niet het nut van de algehele mens op het oog, en is dus een selectieve overmaat, wat alleen maar verholpen kan worden door de hemelse rede. 10. De hartstocht van de overschatting strijdt tegen de hemelse rede. Overschatting veroorzaakt trots, wat ook een valse blijdschap met zich meebrengt. Deze hartstochten krijgen vrij spel door gebrek aan hemelse rede. 11. Er is een overmatige liefde, en die moet geblust worden door de hemelse rede. Liefde kan dus als begeerte teveel van de mens zelf afleiden. 958 12. De liefde van het ego kan de bron zijn voor een heleboel andere buitensporige, overmatige hartstochten. Zonden zoals gierigheid en eerzucht zijn de ergste krankzinnigheden. 13. Het ego had de massa's nodig om te kunnen overleven, en omdat dat niet eenvoudig ging dwong het ego de massa's. Het ego was geheel afhankelijk van vermeerdering. 14. Daarom moest het tijdperk van de hemelse rede komen, en omdat er zoveel nadruk was gelegd op de massa's door het ego moest er gewezen worden op het pad van de eenling. 15. Alle monades, eenlingen, zweven om God, de logos, heen, en zijn bepaalde spiegelingen van God, want God is de enige ware eenling. 16. Geen enkele monade is dezelfde. Alle monaden zijn uniek, en zo kunnen ze ook elkaar uitleggen en aanvullen. 'Er kan maar één van iets zijn' wordt ook het monisme genoemd, weer van het woord 'monos'. Alleen zo is er de grootst mogelijke verscheidenheid en alleen zo kan het bestaan eeuwig zijn. 17. De overmatige pathos (emotie/ gevoel) moet afbranden aan de logos, de hogere rede. De overmatige pathos is dus noodzakelijk voor brandstof. De logos is de verbrander. Overmatige pathos is als overmatig zout wat het menselijk lichaam aanvalt. Vandaar dat de logos, de hogere rede, zo belangrijk is voor de mens. Ook overmatige eros, liefde en begeerte, moet afbranden aan de logos, want ook dat is een zout wat de mens aanvalt. Zo zijn er verschillende brandstoffen nodig om de logos te laten werken, want er is ook overmatige doxa (massa geloof), en zelfs overmatige apatheia (onverschilligheid). Als de logos in een mens niet gebruikt wordt en niet gevoed wordt, dan sterft de logos, en dan nemen pathos en doxa de mens over. En dan is ook overmatige aesthesis (smetvrees) een

brandstof. winnen dan moest hij doel hebben en de strategie van oorlog kennen en daarin geoefend worden. 18. Deze brandstoffen zijn dus aanvallen van overmatigheid op het menselijk lichaam. 19. De logos is de hogere rede, dus niet de menselijke rede, want dat is gewoon doxa, de drogreden. De doxa kan soms optreden als een valse, lagere logos. 20. De logos heeft als bron de eenling, de monos (bijvoeglijk naamwoord, alleen), of monon (bijwoord, alleen), terwijl doxa de menigte, de ochlos, heeft als bron. De mens moet dus blij zijn met het overtollige, maar mag zich er niet aan overgeven, maar moet het verbranden, als brandstof gebruiken. 21. Daarom moet de mens geoefend, areta, worden in de logos. Dit is de worsteling in de natuur, phusis, het pad van de lijdensgezinde die niet boog voor Kakia (de misleiding van weelde). 22. De lijdensgezinde moest kiezen tussen het pad van Areta, de geoefendheid, en het pad van Kakia, de slechtheid. Kakia kwam als zacht en hevig opgemaakt met grote ogen, terwijl Areta kwam als soberheid, en zij werd ook de vrouw in het wit genoemd. 23. Kakia wilde met haar zachtheid de lijdensgezinde verleiden tot het nemen van de gemakkelijkste en plezierigste weg, terwijl Areta al vanaf het begin zei dat zij de lijdensgezinde niet zou misleiden met een aangenaam voorspel, maar zij zou hem de waarheid vertellen. 24. De lijdensgezinde zou niets ontvangen zonder zwoegen en inspanning op haar pad, want als hij vrucht wilde plukken van het land, dan zou hij het land moeten onderhouden en bewerken, en als hij iets wilde bereiken met zijn kudde, dan zou hij voor zijn kudde moeten zorgen. Als hij de oorlog wilde 959 25. Kakia werd hier kwaad over en zei dat die weg veel te hard en lang zou zijn voor de lijdensgezinde. Haar eigen weg was de korte en makkelijke weg tot het geluk. Bij haar zou de lijdensgezinde geen hardheid kennen, en zou hij alle zoetheden van het leven proeven. Hij zou niet over de geestelijke oorlogen hoeven te denken, en hij zou altijd maar weer de keuze hebben wat te eten en wat te drinken bij haar. Met de minste problemen zou hij bij al deze plezierigheden kunnen komen die zij hem aanbood. 26. Zij zou hem nooit blootstellen aan hardheid en zwaar werk, want anderen zouden het zware werk voor hem doen. Hij zou op dit pad geen gebrek leiden, maar altijd weer voordeel hebben, waar hij ook maar wilde. Zij noemde haarzelf het geluk. 27. Areta zei toen dat Kakia al at voordat ze honger had, en dat ze geen besef had wat het ware geluk was, want haar geluk leidde niet tot het goede. Tot de lijdensgezinde sprak Areta toen : Als je eerlijk het benodigde werk doet, dan zul je het hogere geluk vinden. En zo werd de lijdensgezinde door Areta geoefend. 28. Kakia is het pad wat de massa's kiezen, maar de lijdensgezinde koos het pad van Areta, en liet zich door haar onderwijzen. Dit was het lijdensgezinde pad van de eenling, de monon, wat ook naar voren komt in het woord 'mannin'. 29. Dit was niets anders dan een dieper deel van Adam, zijn bron. We kunnen dit ook vergelijken met de Egyptische 'mehen' die om Ra heenwas om hem te beschermen op zijn boottocht in de onderwereld, als een beeld van de heilige gebondenheid in het eenling principe. 30. Een begeerte kan niet overmatig kan zijn als het

uit de hemelse rede is ontstaan. Dit spreekt dus over de verbinding tussen logos en eros. Telkens weer wordt eros zo aan de logos getest en verbrand elke overmaat van eros aan de logos. Als eros niet telkens aan de logos wordt getest dan brengt eros de tafelschuimers voort, de pannenlikkers, oftewel de vraatzuchtigen en hebzuchtigen, wat ook een vorm van trots is die tegen de logos strijdt. 31. De strijd tussen Areta en Kakia 1. Blijf verbonden aan de logos, opdat de logos de overmaat oplost, anders zal het je proberen over te nemen. 2. Versterk je logos, je rede. Richt jezelf erop en leef vanuit de logos, en gebruik het voor het noodzakelijke verbrandings proces. Als je de brandstof te lang laat liggen en er teveel van neemt, dan wordt je logos verlamd en kan het gaan exploderen. Daarom moet de logos in je herstelt worden, en dat kan door de monos bron, het eenling principe. Dat is altijd een goede investering in het herstellen van je logos. Laat allereerst voldoende ruimte zijn tussen de brandstoffen en de logos. Een heleboel mensen ondervoeden hun logos, hun rede, en overvoeden hun brandstoffen totdat deze het centrum van hun leven zijn geworden, en dan is al het einde zoek, want dan zijn ze een tafelschuimer geworden. Ook zij die het vlees van dieren eten in plaats van de geestelijke oorlogsvoering te beoefenen zijn een vorm van tafelschuimers. Zij hebben te weinig logos, en hun schip zal halverwege stranden. 3. Hoe verder iemand van de monon, het eenling principe, is verwijderd, hoe trager het verbrandingsproces werkt en hoe slechter, zodat trots en kleinmoedigheid tot grote hoogtes kunnen groeien. 960 4. Het is dus absolute noodzaak dat de mens terugkeert tot de monon, het pad van de eenling. Zo kan de mens komen tot een vernieuwd contact met de logos, de hogere rede, en kan deze als verbrander hersteld worden. 5. De logos staat of valt met de monon, het eenling principe. 6. De natuur werkt door het eenling principe als een absolute noodzaak, als de natuurlijke selectie, want als de natuur de massa zou selecteren dan zou de mens die de massa moet volgen indutten. Alles gaat dan gewoon vanzelf, dus dan zou geoefendheid, Areta, nooit kunnen bestaan. 7. Op het natuurpad is het de eenling tegen de massa. 8. Er is een strijd tussen Areta en Kakia om het leven van de lijdensgezinde. Kakia is versierd met goud, en is in een paars gewaad, en hevig opgemaakt, haar wangen geverfd en haar haar gevlochten, en met gouden slippers. Ze vertelt hem hoe ze hem wil laten rusten op bloemen, en hoe ze hem wil trekken tot een land van melk en honing met een overvloed die voor het grijpen ligt wanneer hij maar wil. 9. Hij hoefde er niet hard voor te werken en het ook niet te zoeken, want het zou zo allemaal in zijn schoot geworpen worden. Areta daarentegen is een vrouw die hard gewerkt heeft, blootvoets, en die bedekt is met het vuil van de aarde, en ze heeft de eenvoudigste bedekkingen, en zou bijna naakt zijn. 10. Zij is een discipline die wil dat hij op de grond slaapt op het vuil van de aarde, en hij moet naakt zwoegen, en alles verdienen door hard werk, elke zoetheid. 11. Hij mag niet opscheppen, geen ijdelheden

najagen en geen hoogmoed nastreven, en hij moet op zijn hoede zijn voor alle dromen en visioenen die hem van de aarde willen weghalen. Als de lijdensgezinde zich hierin zou oefenen en deze eenvoud niet zou afwijzen dan zou hij daarmee vele beesten van het ego hebben onthoofd, en al zijn opgedragen werken hebben voltooid. 12. Mensen verdoen veelal hun tijd of worden gedwongen hun tijd te verdoen, waardoor ze niet meer toekomen aan de zware wiskunde van de geestelijke oorlogsvoering, en zelfs de geestelijke oorlogsvoering hebben losgekapt van de wiskunde. 13. Je moet weten wat de uitzonderingen op iedere regel zijn, de dualiteiten, opdat je motoriek hebt en immunologie. 14. De eenling die niet komt tot het hogere collectief sterft dan ook weer, maar de mens die het eenling principe niet beoefend, of niet volledig beoefend, komt hierdoor tot het lagere collectief van de mensenmassa en raakt verstrikt in de dogma, de drogreden. 15. De monon, de eenling, zoekt in de geoefendheid, areta, een hoger collectief, allereerst als principes. 16. Er is een communicatie vergiftiging waardoor alles vastgelopen is. De lijdensgezindheid is er dan voor om deze dingen weer recht te zetten. 17. De dienstbaarheid is het onvermogen. Zo is de mens of dienstbaar aan de hemelse rede, of dienstbaar aan de hartstochten. De natuur handelt met dezelfde noodzaak als waarmee het bestaat, en dat is God. De definitie van het goede is nut. De geoefendheid is het punt waarop de goede daden tot gewoonte en natuur worden. Dit resulteert dus in het automatisme, wat tegelijkertijd ook het onvermogen is om te stoppen, oftewel de dienstbaarheid. 961 18. Blind geloof heeft het pad van kakia genomen, de weg van de minste weerstand. Er is een heleboel valse blijdschap en droefheid. 19. De mens gaat vanuit de hemelse rede leven, ergens op het pad van de eenling en op het pad van de geoefendheid, om zo te ontkomen aan het valse geloof, de doxa, oftewel het massa geloof opgezweept door het hedonisme. 20. Plato streed tegen de ongeoefende massa's die niet door de logos, de rede, werden geleid, maar door ongeteste emotie. Plato wilde als voorwaarde stellen voor de verkiezing dat de verkiezers filosoof zouden zijn, alhoewel hij ook de valse filosofieen bestreed van het sofisme en het hedonisme. 21. De hemelse rede stelt voorwaarden, en deze moeten er wel zijn, anders komen er roekeloze boodschappers. Plato moest wel, want hij had de redeloze massa’s zijn leermeester, Socrates, om zeep zien helpen. Plato omschreef deze moord als een banketbakker en zijn kinderen die een dokter veroordeelden. Socrates was een voortijdse lijdensgezinde die gedwongen werd de gifbeker te drinken. 22. Plato noemde de massa’s een allesverwoestende tiran, als de anti-logos. 23. De menselijke rede is een massa rede, de doxa, en die wordt aangedreven door onredelijke pathos, emotie, en onredelijke begeerte, eros. De menselijke rede is maar een druppel in de zee van de hogere rede, de logos. Daarom moet een mens zichzelf allereerst verliezen en loskomen van de massa. Ook de aardse massa is dus maar een druppel in de zee van de logos. Telkens als menselijke rede de kop opsteekt dan is dit maar tijdelijk, want de zee van de logos zal hem uiteindelijk overweldigen. De menselijke rede komt nooit ver. Wat is 80 jaar, 300 jaar, of duizenden jaren vergeleken met de eeuwige zee van de logos ? Slechts een druppel. De

menselijke tijd is slechts ijdelheid, een zucht. Het is een waan, een illusie. 24. De lijdensgezinde universele ziel, het hogere collectief, het heilige geestelijke, is rw-ach in het hebreeuws, en wat in het Egyptisch de spiegeling van ra is, zijn ziel in de onderwereld (rw-ach, rwakh). Ook Abel wordt in het Hebreeuws de ra-ach genoemd, als de schaapherder (ra) - broer (ach) van Kaïn. Abel is de leider van de kudde, van de doxa in dit geval, als beeld van het massa-geloof, en dat moet gezuiverd worden in de onderwereld, zoals ra de onderwereld in moest om gezuiverd te worden en om wedergeboren te worden. Zowel het woord abel als ruwach betekent adem in het Hebreeuws, en in de Egyptologische teksten over Kaïn had hij een keten om zijn nek, als beeld van de wachter van de mond, van de adem en de spraak. De lijdensgezinde universele ziel is dus de timing en richting van de logos, als het voertuig van de logos, als het sieraad van de logos, de wachter van de logos, van de rede. Dat is ook wat het Aramese woord voor de lijdensgezinde universele ziel betekent : ruh, richting, en ook betekent het duisternis. De duisternis is het beeld van het hogere collectief. Het is dus niet daadwerkelijk duisternis, maar een andere wereld. 25. Ik had een droom dat ik aan een reusachtig en verlaten strand was. Er was geen mens te bekennen, als op een wildernis strand. De logos kwam tot mij als een reusachtige doorzichtige bol van oerstof, als een soort vlies, en de lijdensgezinde universele ziel was ook een bol die er gelijk mee opliep, als een geheel, als een besturings mechanisme, als de verfijningen van de logos, als een sieraad. Het was een stuk natuur wat uit de zee was gekomen. De lijdensgezinde universele ziel gaf accenten aan. Het was als een inventaris, als criteria met referentie punten. Het communiceerde met mijn hart. Toen begon de zee er doorheen te stromen. Toen begon de logos me op te nemen, en het begon boven de zee te zweven als een soort schijf. De zee was enorm 962 wild, enorm hoge en woeste golven. 26. De lijdensgezinde universele ziel was verwoven in de logos, onderdeel van de textuur, van het weefsel, van de structuur, als de immunologie, als de geestelijke oorlogsvoering van de hemelse rede. 27. Name is het voortijdse Afrikaanse roshland, het land van het begin, wat tevens ook het einde is. Name staat dus voor de timing van alles, de afmetingen. 28. We kunnen hier ook denken aan de schikgodinnen, de Moiren, die de levenslopen (tijdsbestek) bepaalden. Zij spinnen de levensdraden, delen het toe, en knippen het weer af. Zij staan voor het scheppen, de groei en de vernietiging. Dit kan op alle dingen van betrekking zijn. 29. De lijdensgezinde universele ziel is de strijdwagen van de logos, de oorlogs-strategie, de geestelijke oorlogsvoering van de logos. 30. De Logos wijst op Kolosse, wat een vrouwelijk woord is voor groot, als grote vrouwen. 31. Paulus is hier een lijdensgezinde die voor het pad van Areta heeft gekozen, oftewel het lange, moeilijke pad van de logos, en niet van het hedonisme (kakia). 32. De gemeente is de ekklesia waar de logos ook op wijst. 33. We hoeven niet te luisteren naar de geboden van de massa's als we in de logos zijn. Paulus is dus als dienstknecht van de ekklesia, de gemeente, dus ook een dienstknecht van de logos, als een lijdensgezinde. 34. Hij worstelt met de geesten die tegen de logos ingaan. Kolosse is dus als de ekklesia die Paulus

dient voor de logos, de hemelse rede. 35. De lijdensgezinde zal die hele zware weg van Areta moeten begaan totdat hij de gehoorzaamheid, heeft bereikt en zo tot de lijdensgezinde universele ziel is gekomen. 36. Het zaad is het sterven. Het verkondigd de dood van het ego. 37. Het is de amazone diepte van het oer. Het is het eenling principe, en zukki is de amazone stam die het volk van ismael door de woestijn leidde tot het land Nod. 38. Zukki is ook een amazone natuurvrouw van de touwen, waartoe de israelieten in de woestijn kwamen, als een beeld van de heilige gebondenheid. 39. Ila-zukki betekent : 'door het eenling principe komen tot de heilige gebondenheid'. Dat is het raadsel wat de logos in zich draagt. 40. Hierin is Areta als de geoefendheid dus een belangrijke schakel. Het boek Kolosse staat vol met deze subtiele raadselen. 41. Dit houdt dus in, de logos als ila-zukki, oftewel het wandelen op het pad van de eenling tot de heilige gebondenheid. 42. Het hoofd is de logos, waardoor het hele lichaam in de heilige gebondenheid is, door de hemelse rede. 43. Gedenk dus de heilige gebondenheid. Kakia beloofde de lijdensgezinde zoete vrijheid, terwijl Areta de lijdensgezinde leidde tot bittere gebondenheid. 44. Zij wordt niet door alle sterfelingen gezien, maar alleen zij die zweten op het harde pad, zij die komen tot de pieken van de mannelijkheid. Ook 963 wordt zij een speervechter genoemd, als een oorlogsvrouw. Zij is dichtbij de door het lijden geoefende Job. 32. De tuin van de Hesperiden 1. De lijdensgezinde kwam in Boeotia tot de tweesprong, het kruispunt, waar Kakia en Areta hem opwachtten. 2. In Boeotia is de strijd tussen Kakia en Areta om de lijdensgezinde. 3. Hier begaat de lijdensgezinde het pad van de logos, de hemelse rede, begaat. Hier gaat de lijdensgezinde het pad van areta. Dit zijn dus allemaal spiegelingen van de amazone filosofie waarin ismael tot de zukki stam komt in de woestijn, tot de heilige gebondenheid, door ila, het eenling principe. 4. In het Egyptisch is kenu de logos, ook gerelateerd aan kaïn die de doxa, de kudde-mentaliteit van zijn schaapsherder-ego moest overstijgen. 5. De mens moet erg oppassen met monotheïsme, want alhoewel er op sommige momenten van een eenheid gesproken kan worden is het een stelsel van schakels, als één in velen. Er moet daarom een goede verhouding zijn tussen monotheïsme en polytheïsme, anders gaat het ophopen, en heb je weer een probleem van overmatigheid. Het zijn slechts schakels, en daar mag je je niet helemaal blind op staren. 6. Vandaar dat de Egyptenaren vele dynamieken hadden, vele schakels. Het gaat om de keten van de hemelse rede. De mens moet in de duisternis, in de

woeste wildernis, op zoek gaan naar de verloren schakels, en die verdiepen. 7. Plato zei dat als de mens vast zou lopen, dan zou de mens zijn doelstellingen moeten verhogen, intensiever dromen. Er was een hogere wereld van de hemelse rede waar alleen de filosofen binnen konden komen. De lijdensgezinde moest tot de appels van de hemelse rede in de tuin van de hesperiden komen, die bewaakt werden door een slang. De lijdensgezinde moest deze slang verslaan. 8. Monotheïsme en polytheïsme zijn dus metaforische principes binnen de filosofie, en daar moeten ze blijven. 9. Ook hadden de Egyptenaren vele termen voor hetzelfde, zodat er genoeg nuances waren en de mens niet vastgroeide. Ook schreven ze deze termen op verschillende manieren, waardoor ze zich niet zo druk maakten om schrijffouten, zoals de monotone mens vandaag vaak is. De moderne mens heeft vandaag de dag een taal monotheisme gemaakt, wat gelijk staat aan ophoping. Het is taal terrorisme. 10. De mens mag zich afvragen : Wat win je ermee het kwade te doen ? 11. Ze noemen gewoon het goede het kwaad, en het kwade het goede. 12. De menselijke overleveringen en tradities bevatten oude wijsheden van de voorouders, maar ook enorm dwaze drogredenen. 13. Vaak hebben ze het uit andere culturen overgenomen. Het is een schakel in het geheel, soms heel belangrijk, en soms minder. 14. Soms sta je machteloos tegen een menselijke overlevering of traditie. Vaak kunnen we ijzer niet met handen breken. 15. Daarvoor is er de geestelijke oorlogsvoering. 16. Vraatzucht of tafelschuimerij, pannenlikkerij is een piraatse bezigheid van het stelen van de massa's, het snoepen van de doxa, het massa geloof. Op het pad van de eenling is dat de verleiding dat je het voortijdig, overmoedig en roekeloos afbreekt, om jezelf weer te offeren aan de massa's, om hun goden na te lopen. 17. De lijdensgezinde moest naar de tuin van de Hesperiden gaan om de slang die de appels van de hemelse rede bewaakte te verslaan, en om die appels daar weg te nemen. Het werden ook wel de twist appels genoemd van grote worsteling, die de lijdensgezinde dus nodig had op het pad van Areta, oftewel voor de geestelijke oorlogsvoering. De appels waren ook een beeld van het karakter van de Hesperiden, die twistzuchtige vrouwen waren. De tuin lag ergens onder Libië in Afrika. De slang was ook een schaapherder, als beeld van de kudde mentaliteit, het massa geloof, de doxa, waardoor de lijdensgezinde ook als een Kaïn was. 18. Toen de lijdensgezinde de slang had afgeslacht klaagden de Hesperiden verschrikkelijk, dat hij een wilde bruut was, dat hij zomaar hun appels durfde te stelen en hun slang te doden. Ze vonden het een enge, wrede persoon, die boos keek met wilde ogen, gehuld in een leeuwenvel, zwaar bewapend met knots en pijl en boog, waarmee hij hun monster velde. Hij was dorstig en zocht overal naar water, en trapte zo met zijn voet tegen een rots aan waarna het water er uit voort begon te gonzen, en hij begon er gulzig van te drinken met zijn handen en borst op de grond, als een beest. Zo beschreven zij de lijdensgezinde. 19. Tafelschuimers verlangen altijd weer naar de massa's, naar de doxa. Doxa is het lagere collectief van het ego, ook wel uitgebeeld als het monsterlijke Erymanthische zwijn of varken. Het was een dodelijk zwijn, en het terroriseerde het 964

Erymantische gebied, en moest weer teruggebracht worden door de lijdensgezinde. Het beest was volkomen op tilt geslagen in grote woest. De lijdensgezinde moest dit collectieve ego waarvan deze zwijn een metafoor was diep in de sneeuw drijven, oftewel op het pad van de monon, de eenling, opdat de woede door de kou verlamd zou worden, en hij het zwijn weer kon terugbrengen. De lijdensgezinde gebruikte hiervoor een strop, waarmee ook Kaïn in de Egyptische mythologie het collectieve ego oversteeg. Alleen de monon kan dit doen, het eenling principe. 20. Het zijn beelden die laten zien hoe de mens met de doxa kan afrekenen, met het massa geloof wat hen teistert. Het is de geestelijke oorlogsvoering voor hen die hier filosofisch mee de diepte in gaan. Er valt heel wat uit deze mythologie te halen, wat dus onderdeel is van het lijdensgezinde pad van Areta. De worsteling met het zwijn van het ego is een belangrijk werk op dit pad. 21. De stadse mens is voortdurend bezig met uiterlijkheden, het licht wat de zon tot de mens brengt, en de mens geloofd het. Het is geen openbaring van God, van de natuur, maar van het ego. Het is een vals visioen. De mens ijlt in zijn doodsstrijd. 22. De stad van het ego is gevallen en verblind door dit monotheïsme. Ze zien niets anders. Ze leven in wanen die hen tot de dood slepen. Ze kunnen en willen niet ontwaken. Het is hun drugs. Zo kunnen ze overleven, maar ze doen dit ten koste van anderen en van andere belangrijke en zelfs noodzakelijke dingen, dus wat is die overleving dan daadwerkelijk ? Het is geen overleven maar zelfvernietiging. Het is overdoden. 23. De verscheuring, de verstrooiing, is skorpizo, om te voorkomen dat de mens een te hoge dichtheid bereikt en daardoor versteent in de materie. Dit is dus een belangrijke dynamiek, een belangrijke 965 schakel, om tot de andere schakels te komen. 24. Hiervan is ook de Hydra een beeld, de negenhoofdige waterslang, in het werk van de lijdensgezinde. Telkens als hij een kop van de Hydra afhakte, dan kwamen er twee voor in de plaats. Zo worden de schakels zichtbaar, de tussenstappen. 25. Dit is dus ook de brug tot het hogere collectief. 26. De logos strekt haar hand naar ons uit, de skorpizo, allereerst om ons te verbreken, om ons los te breken uit het gesteente van het parasitaire monotheïsme, de tunnelvisie, wat aan ons vreet. Het verpoedert ons weer totdat we alle valse dichtheid hebben verloren. De skorpizo is er dus om ons leven te beveiligen. 27. Als we dan naar het woord paradeisos kijken, paradijs, para-areta-sa, dan betekent dat 'bij de kennis van areta, de geoefendheid’. 28. Het paradijs was oorspronkelijk de jachtvelden, maar de jacht is dus een beeld van de skorpizo. De skorpizo treed ook op daar waar Israel verstrooid wordt. De vijand denkt dit dan wel ten kwade, maar de hemelse rede denkt dit ten goede. 29. De vijand heeft het letterlijk uitgevoerd, terwijl het metaforisch was. De vijand is dan ook het letterlijke, maar de mens had dit nodig als een voorhangsel om zo heel langzaam tot de hemelse rede te komen, van schakel tot schakel. Als de mens er in één keer zou zijn ingegooid, dan zou de mens niet hebben kunnen bestaan. Het was dus absolute noodzaak. Wij kunnen nu alleen nog verdiepen en vertalen. Het kwaad is geschied, nu op naar het goede. 30. Dit geeft dus ook een compleet nieuw zicht op wat het hogere collectief is. Het is dus de verstrooiing, skorpizo. Dit is ook direct het geheim

van de geestelijke wereld, oftewel de hogere werkelijkheid van de hemelse rede. Het is verfijndere stof, meer verpoederd, van een hoger collectief. Dit is het ware leger wat we nodig hebben tegen de machten van verdichting. Skorpizo is van een fijnere stof dan de doxa, de verdichte massa's. Vandaar dat skorpizo, het hogere, verstrooide collectief, het ego zal overwinnen, de doxa zal overstijgen. 31. Zo kwam de lijdensgezinde tot zijn mannin, oftewel tot het in de geoefendheid blijven, opdat hij niet ten prooi zou vallen aan het schakelloze monotheïsme. 32. Kunnen wij naar de schakels kijken zonder dat het ons verblind ? Zonder dat het ons sleept in redeloos monotheïsme ? Zonder dat we ons helemaal blindstaren op maar één schakel ? Het is een oefening (askesis) wat ons leidt tot geoefendheid (areta). Het is een worsteling met de Hydra. Velen worden gegrepen door redeloos monotheïsme. 33. Worstel met de Hydra zoals Jakob op Pniël. 34. Je komt er niet vanaf, je moet er dwars doorheen, tot de hemelse rede. Het is een keten van de lijdensgezinde, een valstrik voor de dwazen, en een leidsraad voor de wijzen. Alleen zo blijf je veilig tegen de verdichtingen van het materialisme. 35. Alle schakels waren er al. De lijdensgezinde had een gevecht met de schakels, met de Hydra, om te verdiepen en rangschikken. De lijdensgezinde kon de Hydra niet verslaan, want telkens kwamen er twee koppen voor elke kop die hij eraf sloeg. Hij moest dus rangschikken. 36. Uiteindelijk vond de lijdensgezinde een weg, en gebruikte de lijdensgezinde het gif van de Hydra om het collectieve ego af te breken. Van wonden door het gif van de Hydra gemaakt genees je niet meer, 966 maar je kunt het nog wel rangschikken en verdiepen, en zo deed de lijdensgezinde dat ook, want ook hij was getroffen door het gif van de Hydra. 37. Het volk werd gebeten door giftige slangen in de wildernis, en ze konden niet meer van de slang afkomen, en moesten tot de juiste rangschikking komen. Ook Job had een gevecht met de slang, met de Leviathan, en moest de Leviathan leren berijden. Het was een beeld van de twistzieke vrouwen, en die lijn ligt ook door de profeten, zoals Hosea ook met een twistzieke vrouw moest leven, en metaforisch gezien de andere profeten ook. Allemaal hadden ze metaforisch gezien hun twistzieke, moeilijke vrouwen, oftewel hun moeilijke opdrachten. 38. In de werken van de lijdensgezinde komt dit ook weer terug in de tuin van de Hesperiden waar hij de schaapsherders slang moest verslaan om de appels van de twist te nemen. Het staat symbool voor zekere worstelingen waar de mens doorheen moet. Alleen rangschikking en verdieping brengt de mens er doorheen, het opmerken van de overeenkomsten, want het gaat niet zomaar weg. Het gif van de Hydra is eeuwig. De mens is voor eens en voor altijd gebeten. 39. Wat is de Hydra in je eigen leven ? Het is dus iets noodzakelijks. Zonder de Hydra zou je niets hebben. Alleen door het eeuwige gif van de Hydra zal het collectieve en individuele ego wat je klem houdt oplossen. 40. In een verschrikkelijk gevecht met de Hydra, met twistzieke vrouwen, kwam ik tot de homoios, de overeenkomsten. Dit liet tegelijkertijd ook de verschillen zien. Het was een duidelijk contrast. Ik zag Griekenland branden, en toen begon ook het dwazendom te branden. Ik rende de woestijn in, en de Hydra liet mij niet los. Het eeuwige gif brandde in mij, als een eeuwige wond. En ik zag het hemelse

touw. Ik zag de overeenkomsten. Het collectieve, massale, universele ego was brandende, stervende. Het liep allemaal met elkaar op, gelijktijdig. Het collectieve ego, het ego van de volkeren, brulde en brieste als een woest varken, als een zwijn. Op het pad van de eenling wat werd gesymboliseerd door een ijsgebied moest de lijdensgezinde het woeste varken verdoven. Ik ging door dit gebied, als een van de dynamieken, een van de schakels, van de hydra-keten. Ik kwam toen tot een oerwoudsgebied waarin het ijsgebied overging, en hier leefden amazones, varkensfokkers, varkensjagers. Zij voerden dus jacht op het collectieve ego en maakten er gebruik van. Ze maakten gebruik van alle delen van het varken, voor tenten, wapens en andere doeleinden. Deze varkensfokkers waren het hogere collectief. Er was een spanning tussen de eenling en het hogere collectief. Op een bepaalde manier waren zij ook twistzuchtig. Ze waren ook rustig. 41. Ook Job kwam als eenling tot deze amazones, de varkensfokkers, het hogere collectief. Het hogere collectief maakt dus nuttig gebruik van het lagere collectief. 42. Gulzig brult het varken van het ego, briesend, woest. Het wil alsmaar meer. Alleen het pad van de eenling kan het doven. Het pad van de eenling leidt dus weg van het lagere collectief waar het varken een beeld van is, en leidt tot het hogere collectief, wat dus de varkensfokkers zijn, want het varken gaat niet zomaar weg. Het is het gif van de Hydra, de eeuwige wond. De mens moet het rangschikken en verdiepen, zoeken naar overeenkomsten. De mens moet dus blijven worstelen met het varken. Hierin moet de mens geoefend raken. Het gif van de Hydra is het zaad van de slang, het zaad van de mens, van het lagere collectieve ego. 43. In de onderwereld kwam de lijdensgezinde tot het hogere collectief, als de wachter van de onderwereld. 44. De lijdensgezinde kwam tot de hyena die de onderwereld bewaakte, als beeld van het hogere collectief in het onderbewustzijn, waartoe de mens komt in de slaap en in de dood van het ego. 45. Er is een bepaalde vijandschap tussen de eenling en het hogere collectief, want anders zou de eenling weer kunnen terugkeren tot het lagere collectief. 46. Het hogere collectief overwint de eenling, brengt de eenling tot de heilige gevangenschap, als een eeuwige wond, opdat hij nooit meer zal terugkeren tot het lagere collectief. 47. Het hogere collectief moet in de eenling het lagere en het individuele collectief overwinnen. Vandaar dus dat de amazones van het hogere collectief, de varkensfokkers verbonden aan het werk van de lijdensgezinde min of meer twistzuchtig zijn, oorlogszuchtig. Zij nemen geen risico's met de eenling. De natuurvrouwen van het hogere collectief zijn wapens, oorlogsprincipes, die zowel het collectieve als individuele ego als noodzaak moeten doden. Als je tot het wapen komt, dan sterf je eerst aan jezelf en aan het collectieve zelf. 48. De varkensfokkende amazones van het hogere collectief hadden hele brede heupen, als een beeld dat de eenling niet over hen zou heersen. De patriarchie zou niet over hen heersen. De man zou niet over hen heersen. Ze namen geen risico's. De eenling is op het pad van de askesis, van vermindering en honger, opdat hij niet over het hogere collectief zou heersen, want dat zou hem fataal worden. De eenling moet minderen, het hogere collectief moet meerderen, als in principes. Ons collectief is geen grote mensenmassa die ons als de grote leider zien. Neen. Het hogere collectief is een collectief van principes, van schakels. Hieraan sterft het ego. Vandaar dat Griekenland brandde, en het dwazendom wat daaruit voortkwam. Ik moest rennen voor mijn leven. 967

49. Aan het touw kan de mens niet meer ontsnappen, maar de mens kan wel van de lagere gebondenheid tot de hogere gebondenheid gaan. 50. Met Griekenland zal ook het Romeinenland branden, want net als het dwazendom is dat ook gebouwd op Grieks fundament. Vele jaren geleden had ik een droom dat Spanje heel groot was geworden, als een wildernis, en ook heel verlaten. Italië was totaal van de aardbodem weggeveegd, bestond niet meer of had nooit bestaan. 51. De lijdensgezinde kwam tot de amazones, aangevoerd door hippolyte, oftewel hippo-lethe, het vergeten van het beest. Zij draagt de gordel van vergetelheid waardoor de mens los kan komen van het lagere collectieve geheugen van het ego, de banden met het verleden. Maar hij komt niet van de oorlog, de twist, af. Hij komt alleen tot de oorlog met het hogere collectief. Er moet een balans zijn tussen oorlog met het lagere en oorlog met het hogere. 52. Wij ontkomen niet aan het beeld van de twistzieke vrouw. Dit beeld is zowel in het lagere collectief als in het hogere collectief. Zonder het beeld van de hogere twistzieke vrouw zou de mens afdwalen, geen restricties meer hebben, zou er geen hogere economie meer zijn, en valse genade zo binnenglippen om velen te misleiden. De lijdensgezinde wist dus wat hij deed toen hij de appels van twist moest meenemen uit de tuin van de Hesperiden. 53. Ik kwam tot de amazones van de jacht. Er is een jacht op het collectieve ego wat diep in de mens zelf ligt. Laten we goed blijven beseffen dat dit metaforen zijn van diepe filosofische principes van de natuur. 54. Oorspronkelijk waren er hele hoge filosofische principes, over het lagere massa ego wat moest 968 sterven, en over hoe de natuur de mensheid zou overweldigen. 55. Je ziet een weelderige natuur op planeten, grote planeten, waar de aarde vele malen in kan. Het zijn grotendeels natuurplaneten met veel oerwoud. Er zijn daar de grote natuurvrouwen, veel groter dan mannen. Ze zijn deels of geheel naakt, met grote borsten, niet als lustobject, maar ze dragen een melk, een zaad. Wie het in z'n dwaasheid durft om zomaar naar die natuurvrouwen te kijken komt om. Je kunt er niet zomaar naar kijken. 56. Toen de lijdensgezinde God tegenkwam op de berg, mocht hij niet naar God kijken, anders zou hij sterven. Wel mocht hij God van achteren zien. 57. De natuurvrouwen zullen terugkomen. Je kan er niet naar kijken, want dan sterf je. Zij die al helemaal paranoide in deze wereld zijn zijn met recht paranoide om hun levens te redden, want je kunt de amazones niet zien en leven. 58. De natuurvrouwen lachen om mannen die naar vrouwen kijken zomaar als lustobjecten en niet eens zien voor wat voor hoge principes de natuurvrouwen staan. Ze hebben het goud der dwazen gevonden. 59. Ze weten niet waar ze mee bezig zijn. Je kunt niet zo met vrouwen omgaan en leven. De natuurvrouwen zullen daarom terugkomen. 60. Er zijn amazones die je niet zomaar kunt bekijken en met je vingers naar kan wijzen, zoals in de Medusa mythologie. Als je er naar keek, dan stierf je. 61. De lijdensgezinde kon alleen naar hen kijken door een prisma, oftewel door de spiegelingen. Vandaar dat deze spiegelingen om ons heen zijn, want anders zouden we sterven.

62. Het zijn amazones met brede heupen en brede borsten, veel groter dan mannen. Het zijn natuur principes van het woeste oerwoud. Het zijn varkensjagers, jagers op het lagere collectieve ego. 63. Ze komen van woeste natuur planeten met veel oerwouden. 64. De amazones rijden op hun hoge, getemde varkens, woeste beesten, maar wee hen die jong zijn en het geheimenis niet begrijpen. Ze vallen ten prooi aan de verloren varkens van het lagere collectieve ego, of ze proberen de varkens te berijden en worden er uiteindelijk door verscheurd. 65. Er is hoop voor de mens die het lijden blijft dragen om zo tot de dieptes van de natuurvrouw te komen. van het ego, Mult en Maalt. Zij hebben geen wortels, dus alles wat ze zijn en doen wijkt van de wortel af. Dat is de wereld waarin we leven. Je kunt het om je heen zien, daarom moet de mens op het lijdensgezinde pad, in worsteling met deze geesten, op zoek naar de verloren bronnen an Orion. 5. Mult en Maalt zijn geesten die het hemelse werk verworpen hebben. Vraatzucht is de maatstaf, niet of het goed voor je is, maar zij bepalen immers wat goed voor de mens is, denken ze. Nee, met dronkelappen kun je niet praten, want die zijn niet voor reden vatbaar. Daarom is het pad van de geestelijke oorlogsvoering een pad van strategie, een pad van de eenling, die soms wijselijk zijn mond houdt. 33. Mult en Maalt 1. Het lijden is een geheimenis, en de mens ontkomt er niet aan. 2. We mogen niet al te erge doemdenkers zijn, maar ook niet al te erge goeddenkers. 3. Als lijdensgezinde heeft de eenling soms zware gevechten met het ego, maar dat is uiteindelijk de weg tot de overwinning. Zonder strijd geen overwinning, ook zonder lijden zal er geen winst zijn. Het pad van de eenling is dat van bloed, zweet en tranen, maar het is gemengd met zaad. En wie zaait zal oogsten. 4. Het grote gat in de bron van Orion, waar eerst de nu verloren bronnen waren, leven nu twee beesten 969 6. Mult en Maalt wijken dus van de wortel af, dus je zult ze geen zinnig woord horen zeggen. Alles wat ze zeggen is drogredenen. Daar hebben ze hun markt voor. Je kunt het niet weerleggen, want ze zijn er niet vatbaar voor. Ze werken niet door rede, maar gewoon door vraatzucht. Al is dat dood en verderf. 7. De kinderen hebben geen keus, en volwassenen weten niet beter. 8. Daarom : terug naar de Orion bronnen, terug tot de wortels. 9. Zij die niet studeren en niet willen studeren zijn totaal kansloos wanneer het aankomt op de geestelijke oorlogsvoering. 10. Iedereen is uniek. De massa's bestaan niet. Er zijn teveel verschillen, en die zullen alleen maar groter worden. 11. Hetzelfde is een illusie. Er zijn altijd verschillen voor de opmerkzame.

12. Het is niet ons tegen de massa's, want de massa's zijn er niet. 13. Alles hangt als los zand aan elkaar. Er is geen eenheid. 14. Iedereen leeft in zijn eigen wereld, heel ver, oneindig ver, van de ander verwijderd. 15. Er is geeneens communicatie mogelijk. Het zijn processen in de mens zelf. De mens is een creatief wezen. 16. De mens pikt dingen op, heel vaag, en maakt er iets van. 17. Er is een natuur aan de buitenkant, maar ook een natuur aan de binnenkant. 18. Er is een zichtbare natuur en een onzichtbare natuur. 19. Laat niets creatief onaangeroerd. 20. Laat niets je stoppen, laat niets je tegenhouden. Ga er creatief mee om. De mannen vermelking 21. Als je een relatie met een twistziek iemand hebt, vergeet dan ook maar je eigen identiteit en verbale zelfverdediging. Wat je dan ook zegt en bedoelt wordt omgedraaid en tegen je gebruikt, en ook dat mag je niet rechtzetten. Natuurlijk zijn hierin een heleboel gradaties, en is elke relatie weer anders. 22. De mens kan in wezen nog niks meten. Maar in hun hoogmoed beschouwen ze hun materialen als heilig, als god. En zo worden ze misleid. Dat is het loon van de mens die lijken vreet. 23. Er is het natuur principe van de mannen 970 vermelking. De man moet namelijk weer terug aan de borst van moeder natuur. 24. De mens is een creatief wezen. De mens kan veel beter zijn dan zomaar als een dwaas iedereen om hem heen af te maken omdat hij zo nodig eten moet. Dat is niet de bedoeling. 25. 'Ja, nee, maar een mens heeft vlees nodig,' wordt er dan gezegd. Oh, is dat je intelligentie peil en je peil van creativiteit dan ? Dat is een getal ver onder de nul dan. En trouwens zeer egoïstisch gedacht, en egoïsme blokkeert haar eigen creativiteit. Egoïsme is nooit een goede raadgever. Zorg is een goede raadgever, want je zou ook kunnen denken : 'Mijn medeschepsel moet eten. Hoe kan ik mijn medeschepsel hiermee helpen ?' Het leven begint bij de mindere te zijn en te kijken naar wat de ander nodig heeft. Je leeft in dat opzicht niet voor jezelf. Je moet zelf minderen. 26. Als je geadopteerd bent ben je niet meer afhankelijk van de massa, en kan het woeste varken van het collectieve ego sterven. 27. Er is behoefte aan wedergeboorte in de natuur, naast de adoptie, en ook is er behoefte aan de wederopvoeding en de wederscholing in de natuur. 28. Als veel mensen aan het komende oordeel denken, aan de apocalypse, dan denken ze letterlijk, maar we moeten dit symbolisch zien. Het is intelligentie wat alles zal verdiepen. We mogen ons ook hiernaar uitstrekken. Het leven is een natuurverschijnsel. 29. De mens herkent het niet, en de hersenen maken er wat anders van. De mens heeft alles al, maar kan er nog niet mee overweg. De mens is telkens weer in de cirkelbewegende stroom van de toekomst. Telkens weer vangt de mens de signalen van de toekomst op, en het trekt de mens ook naar de toekomst. Er wordt voortdurend aan de mens

gewerkt. 30. De mens moet de schakels van zijn leven kennen, en waaraan het parallel loopt en waar het doorheen loopt. Ook moet de mens leren hoe het schakelt. 31. De lijdensgezinde predikt tegen onverschilligheid, tegen inspiratieloosheid, tegen gewoonheid. Dat moet vernietigd worden. Hij predikt tegen eenzijdigheid, want juist dat brengt de mens tot de afgrond. 32. De laagste naturen schrijven henzelf als wetten voor voor de hogere naturen, wat ze algemeen kiesrecht noemen, zoals Plato ook tegen de valse massa’s streed die geheel door de lagere emoties werden geleid en niet door de hogere rede. 33. De lijdensgezinde predikt juist dat de volheid van de natuur alleen kan verschijnen als de rassen gemengd zullen worden, als de mensen van elkaar en van elkaar's culturen en religies zouden leren, en op langere termijnen zouden denken in plaats van altijd maar weer snel naar het wapen te grijpen, zoals wat blind geloof doet. 34. De lijdensgezinde predikt over het gevaar van het kortzichtige. De lijdensgezinde strijdt tegen de voorafgestelde waarheden. 35. Dat is het pad van de eenling. Breng er je offers voor. Het kost je alles, en alleen zo kun je elkaar herkennen. 36. Het ego is een lagere, corrupte natuur die de instituties die de waarde van de mens vormen overdrijft. 37. Het is iets onzichtbaars wat in de hersenen van de mens probeert binnen te dringen. Het is een oorlog in de geestelijke wereld. 971 38. Het is iets wat aan het broeden is in het denken van de mens, wat een beroep doet op de lagere emoties van de mens. Het ego wil de hogere natuur niet. Het ego wil het intellect niet, maar de lagere emotie als drijfveer. Er is gerommeld met de woorden en betekenissen van goed en kwaad. 39. Het intellect gaat veel verder dan slechts 'goed of kwaad', zou daar boven uitsteken. 40. De lijdensgezinde strijdt tegen de lagere moraal van het ego die het volk in zware gevangenschap houdt. Deze tirannie moet overwonnen door het filosofische intellect, en dat zal alleen gebeuren als de rassen vermengd zullen worden, als er bruggen tussen de culturen en religies zullen komen. 41. De psychologen van het volk zijn geheel zwakgedraaid omdat ze het volk weg probeerden te leiden van het geestelijke, telkens weer, waardoor het volk morbide is geworden, onverfijnd, maar er zal een nieuwe soort van barbaren komen die veel verfijnder zijn, en cynisch naar de lagere aardse systemen van de lagere emoties. 42. De valkuil hierin is het gedreven worden door de woeste begeertes van de massa. 43. Het geestelijke alleen is niet voldoende. De mens moet door leren totdat het een gewoonte is geworden, een natuur, totdat het in het bloed zit, en dat kan alleen door wedergeboorte, door totale overgave aan de hogere principes, maar dan moet men de context in de gaten blijven houden. 44. Door het geestelijke, door de diepere rede, komt de diepere mens tot wedergeboorte. Alleen door de logos is er wedergeboorte, en dat gaat recht tegen het geloof van de kuddes in. 45. Het menselijke, en ook God, moet overwonnen worden, zoals Jakob dit moest op Pniel.

46. Het is iets van de massa's. Er is iets veel hogers. God en mens, het heeft de mens in problemen gebracht. Het heeft de mens gemakszuchtig gemaakt. 47. Er moeten veel hogere voorwaardes komen, en veel meer tussenstappen. Het mag niet zomaar voor het grijpen liggen. Zowel God als mens zijn tot drogbeelden geworden. Daarom moet de mens terugkeren tot de logos, de hogere rede. 48. Er moet een heel ander idee komen van wat heerschappij is, want er gaat een nieuwe heerschappij komen. 49. Alles moet nieuwe betekenis krijgen, diepere betekenis, zodat er ineens een heel groot gat is tussen mens en mens, en tussen mens en God, want de mens is op de loop gegaan met deze begrippen. 50. De mens moet zich niet verleiden tot opgeheven borsten. 51. Het is valse romantiek. Filosofie heeft niet veel met romantiek te maken. Wil je het pad van Kakia op, of het pad van Areta ? 52. Er moet dus een nieuwe betekenis gegeven worden aan wat de mens is. De mens moet weer tot zelfcontrole komen, in die nieuwe definitie, in de bevrijding van het zijn van een kuddedier. Ongetwijfeld moet je dan tegen heilige huisjes aantrappen, papieren verscheuren en tegen de moraal van de ingedutte massa's ingaan. Daarom is de hogere mens ook een barbaar en een bruut, een verschrikkelijk mens, als een beest, maar dit is noodzakelijk voor de bevrijding. 53. De lagere mens, het ego, zal dit niet kunnen begrijpen, zal niet op dit peil van intelligentie kunnen en willen komen, dus die haalt er zijn etikettendoos bij. Maar de mens moet overleven. Alleen bruten zullen overleven, wilden. Laat de 972 massa's maar jammeren en klagen. Je moet loskomen uit de gevangenissen die ze voor je gemaakt hebben. Laat ze maar met spullen gooien. Je komt niet meer terug. Laat ze maar roddelen, laat ze maar spotten, laat ze je maar kleineren. Het is een teken dat je loskomt. Gewoon doorrennen. Terug wil je niet meer. Het hoort er allemaal bij en je hebt het nodig. Je bent in worsteling met een beest. Gehoorzaam niet. Laat je niet intimideren. Je bent in brute, pijnlijke volharding. 54. De mens moet geinspireerd worden door het hogere, en zo tot een nieuw godsbeeld komen. De oude godsbeelden moeten verdwijnen. Er zal dus een nieuwe God komen. Dit zal niet de God zijn voor de massa's, maar voor de eenling. 55. Er moet een zekere wreedheid zijn, want de oude vormen moeten verdwijnen. Zij die dit niet kunnen accepteren, de lagere, onzichtbare rassen van het ego, staan onder het oordeel. Zij die er nut in zien zullen deel hebben in de komende heerschappij van het hogere filosofische ras. Er moet veel vernietigd worden. Het is de test of je die vernietiging wil, ja of nee. 56. Er moet een nieuwe doctrine komen, en die moet bewezen zijn, als tegengesteld aan de doctrine die werkt door geloof. Ook moeten de consequencies getoond en bewezen worden van deze doctrine en het verwerpen ervan. Het moet voldoen aan het principe van de eeuwige herhaling. Ontwikkeling is het sleutelwoord. 57. Dit is het nieuwe barbarisme. Letterlijkheid en materialisme, kuddegezindheid, horen niet bij het hogere ras. 58. De lijdensgezinde zoekt een eeuwigheid voor alle dingen. Niets mag zomaar in de zee geworpen worden. 59. De mens kan niets zomaar zeggen door één

woord, ook omdat er zoveel betekenis verdwenen is. De mens moet filosofisch weer aan het werk gaan. De mens weet nu niet meer wat kop en staart is. 60. Het bewustzijn van het volk is veel te oppervlakkig, ook de innerlijke wereld. Het zijn allemaal slechts uiterlijkheden. De mens kent de dieptes niet. Alles is georganiseerd, geschematiseerd en versimpeld. 61. Hegel stelde dat mensen die alles onmiddellijk willen en door het onmiddelijke leven automatisch ook door het onverschillige leven. Het is te direct, men ziet de diepte niet, de tussenstappen niet, en zo wordt de mens dan onverschillig. De mens raakte zo vervreemd van het geestelijke en van zichzelf. 62. Het hogere ras is een ras van bruten, bruut naar de eenzijdigheid, strijders op het pad van Areta, de hardende oefening. Ze begaan niet de weg van Kakia, wat de weg van de minste weerstand is. Areta gaat door totdat de man het zaad van de eeuwige verdoemenis geeft, wat het verbond is tussen de man en Areta, de checed. Daarom is het woord 'wreed' ook van Wreta, Areta, afgeleid. 63. Het Nietzscheaanse beeld van de eeuwige verdoemenis is het nihilisme wat uiteindelijk tot leven leidt. De mens heeft zijn bestaan en ideeën zwaar overschat. Daarom moet de mens de eeuwige verdoemenis in op het pad van Areta om los te komen van dit betweterige ego. 64. Het zelf herschept zichzelf eeuwig en vernietigt zichzelf eeuwig, op het pad van Areta. Areta staat daar niet als een aaier, maar ze staat daar met een gesel. Het is de gesel van de eeuwige verdoemenis waardoor het zelf zichzelf kan overstijgen. Het is de gesel van het nihilisme. Dit is de weg tot het hogere ras. 65. De man van het hogere ras is aan de voeten van Areta gevallen. De man misbruikt de natuurvrouw 973 niet. Dat is het verbond tussen Areta en de man. 66. Het hele Areta verhaal is niets zonder de logos, de rede. Velen hebben hun eigen hedonistische invulling gegeven aan dit verhaal. Areta is in gevecht met de man, en moet de man onderwerpen, anders zal hij haar verdraaien. Het is de strijd van Jakob op Pniël. Zij geselt hem totdat hij gevoelig is voor haar. Deze gesel is beheerst door de rede. Het is een filosofische gesel. Het is de gesel van het onderwijs van geestelijke oorlogsvoering. De man is geen persoon, maar een principe, een archetype, wat zich in ieder mens bevindt. 67. Al het plezier en geluk zoeken moet eens afgelopen zijn, en de mens moet terugkeren tot de ijskoude filosofie van het leven en dan onder ogen komen hoe erg men met al hun pathos en doxa is afgedwaald. 68. Het apparaat van kennis in de mens is niet gericht op kennis, maar om dingen te krijgen en te bezitten. Dit doet de mens door alles te versimpelen en te verdraaien, ver van de oorsprong vandaan, ver van de natuur. 69. Alles is veel te simpel en duidelijk gemaakt, zodat er juist heel veel wat belangrijk en noodzakelijk is weg is gedrukt. 70. De mens moet de waarde in leren zien van het duistere en onzekere, dat wat niet in het bewustzijn zit. Dat is een veel grotere uitdaging voor de mens. De mens grijpt veel te snel naar bewustzijn en maakt dan overhaaste eenheden, die dan gaan voelen, willen en denken, met alle gevolgen daarvan. Zo worden er valse werelden en realiteiten geschapen door vals, overmoedig bewustzijn, omdat de mens alles in potten en kruiken wil hebben, alles in hokjes en vakjes. De mens is eraan verslaafd, en zo kent de mens de weelderigheid van de natuur niet meer. Dat wil de mens ook niet kennen. De mens heeft het bewustzijn overschat.

71. En dit bewustzijn heeft de mens tot God gemaakt, wat een heel laag en menselijk bewustzijn is. 72. Hoe groot en sterk een geloof ook is in iets, dat is niet een bewijs voor de waarheid. De mens gooit met woordjes zoals geloof, kracht enzovoorts, maar het is waar de mens zich achter verschuilt. Alles hebben ze versimpeld om het voor hen nuttig te maken, ver van de waarheid vandaan. Het lagere ras van het ego ziet de definitie van waarheid als dat wat het gevoel het sterkste plezier geeft, en welke gedachte de mens de meeste kracht geeft, maar dat is veel te simpel. 73. De mens laat zich bedriegen door de grootste actie als waarheid te zien, en dat wat de grootste weerstand opwekt. Voor de mens is het voelen van kracht de waarheid. Daarmee is alles gezegd. 74. Alles wat simpel is verschuilt teveel en is niet waar, maar verbeelding. De mens moet ermee ophouden. Alles is gebouwd op slechts leugen, allemaal voor het plezier van de mens, en de mens is erin opgesloten. 75. De simpelen die duidelijkheid als bewijs voor waarheid zien zijn als kinderen die spelen in de zandbak. Waarom moet het makkelijke denken het altijd winnen van het moeilijke, harde denken ? Het is een dogma waarmee afgerekend moet worden. 76. Het is veel makkelijker is om te denken in eenheden en relaties, de doctrine van het zijn en hebben, dan de doctrine van de oefening en het worden, oftewel van Areta. De mens plakt voortdurend dingen aan elkaar die niet bij elkaar horen. 77. Ze willen zich fijn voelen, gelukkig voelen, in het zonnetje, het pad van Kakia, het brede pad van gemakszucht. 974 78. Het sleutelwoord is de ontwikkeling, ook al is dat veel moeilijker en duurt het veel langer. 79. Zodra er een gedachte kan opkomen is dit al fictie. De waarheid is dat wat niet gedacht kan worden. Maar de mens heeft het denken tot waarheid gemaakt. Het denken verschuilt teveel. 80. Het ogenschijnlijke, voor de hand liggende, is niet de waarheid. Zodra je het kan denken is het de waarheid al niet meer en leef je in je verbeelding. De mens is teveel doorgedraaid. 81. Juist dat wat je niet kan denken is de waarheid, en daarvoor moet je het duistere gebied in, maar wie durft dat ? 82. De mens van de waarheid moet nog geschapen worden. De schepping moet nog komen. 83. De schepping heeft nog niet plaatsgevonden. 84. Het paradijs, de schepping, is dat wat nog nooit is gedacht, dat wat nog nooit is uitgevonden en geschapen, het nooit gemaakte. 85. De sterkste instincten zoeken eerst naar fouten, voordat gedachten kunnen plaatsvinden. Dat is een voorwaarde. 86. Alles moet eerst uitgevonden en gebouwd worden. Niets gebeurd zomaar. Er is geen onmiddelijke schepping zomaar uit de losse hand. 87. De schepping moet nog komen. Tijd bestaat niet, dus ook geen veranderingen, want dit zijn slechts verschijningsvormen, uiterlijkheden. De mens moet teruggaan naar de oorsprongen die veel dieper liggen. 88. Verschijning is een gesimplificeerde en georganiseerde wereld en heeft niets met de

natuuroorsprongen te maken. De mens leeft met de verschijningen, pure verbeelding, en vind er nut in, kan er mee leven, en dus wordt het als waarheid aanvaard. Dit soort vage toestanden wordt met het grootste gemak als bewijs aangevoerd. De mens leeft op gevoel, wat geloof schept, en zo een bewijs is. 89. Maar wat heeft de mens dan allemaal wel niet verloren ? Wat is er allemaal wel niet weggekapt voor dit product ? De mens schept zo een vals gevoel van realiteit. De mens leeft zo in een wolk. Dit gevoel van realiteit ontwikkelt zich in een serie van identieke herhalingen. De mens raakt er vertrouwd mee, en dat versterkt het gevoel van realiteit, maar waar is het op gebaseerd ? 90. Dat wat voor waarheid wordt gezien is het niet. Er is alleen waarheid in waarde. Er moet een nieuw waardenstelsel komen. Pijn en plezier zijn geen waarden. Het gaat om diepere filosofische waarden. Realiteit is altijd een simplificatie voor practische doeleinden. Het is een misleiding. De organen van de mensen zijn te grof, en de mens heeft geen orgaan om deze wereld te kennen. 91. De wetenschap waant zichzelf in de realiteit te zijn, wat dat dan ook mag wezen. De mens moet eerst goed wakker geschud worden. Het bestaan van de mens is zwaar overschat. Dat de mens probeert te overleven heeft niets te maken met de waarheid. De mens heeft helemaal de organen niet om realiteit te onderscheiden van wat niet waar is. Als er ergens een ware wereld is, dan is dit niet de wereld van de mens. De mens is een bedrogen schepsel. De mens moet nog geschapen worden. 92. De lagere mens van het ego is ten prooi gevallen aan systematische vervalsing. 93. Er is een ras, een mens, wat zeer trots is op zichzelf, die altijd over andere rassen denkt als lagere rassen dan hemzelf, met minder waarde. Het 975 ziet het vreemde en onbekende altijd als zijn vijand. Dit ras is niet leergierig, en verwerpt altijd het vreemde zonder meer, en zou nooit toegeven dat een ander soort het ware soort zou zijn. 94. Ze vechten niet voor kennis, maar voor macht. Waarden worden niet verder verdiept, maar tot objecten gemaakt. 95. Ze vallen ervoor als kalveren voor de slacht, omdat ze de filosofie niet kennen. Het wordt hun wijsgemaakt dat dit het leven is, dat dit goed is, en zo hoort, dus is het de waarheid en is het mooi, omdat ze zelf niet nadenken. Het zijn kudde dieren, ontrouw aan de hemelse filosofie. 96. Let goed op deze stelling : Zij die leven door uiterlijkheden en niet door filosofie zullen de uiterlijkheden verdraaien, en zullen hun esthetische zintuig verliezen. Dat is de grote tragiek ervan. Ze zullen dus aangetrokken worden door alles was onesthetisch is, drogredenen over het uiterlijk enzovoorts, dwalende zelf-belangrijkheid. Dit is de schepping door de mens, wat geen schepping is. Die creativiteit hebben ze niet eens. De schepping moet dus nog komen. Buigen in het stof voor Areta, of voor Kakia. Zij die in het midden blijven vallen ook ten prooi aan de hevig opgemaakte en verleidelijke Kakia. 34. Het evangelie van de eenling 1. Kakia met haar helwitte handen versierd met

knalrode nagellak waardoor haar superieure, dunne, vrouwelijke schoonheid extra wordt benadrukt. Het is Kakia, niet Areta, de brute, woeste natuuramazone, want die is te duister in de ogen van de stad. Kakia is de verwenner, het immer jaknikkende omaatje van iedereen, sierlijk knotje in haar haar als teken van haar autoriteit. De mannen hebben het niet eens door hoe ze door haar worden bedrogen. Ze hebben geen filosofie en staan nergens voor, dus vallen overal voor. 2. Gepensioneerde vrouwen, dat is wat westerse mannen van het ego willen. Vrouwen die niets anders doen dan mooi lopen te zijn, spiegeltje spiegeltje aan de wand, hevig kuchen en geeuwen. Zo dun mogelijk, om geen mannelijk vlees te beledigen en te kleineren. Zwak moet ze zijn, dat is een mooie vrouw voor het westen. Enorm broos als porselein, ongeemancipeerd. De mannen van het ego smullen ervan als van koek. Ze willen geen barbaarse vrouw. Dan gaan er direct honderden alarmen af. De vrouw moet zich koest houden, dan is de man tevreden. Ze willen geen filosofische vrouw. Dat is te moeilijk. De vrouw moet mooi zijn, dun, zwak, slaafs, zo dun mogelijk opdat het het rode zal opwekken, het rode gif, lipstick, nagellak enzovoorts, waardoor hun superieure witheid duidelijker gezien kan worden in het contrast, zodat de man extra trots kan zijn op zijn witte vrouwtje. Zo koket en compact dat hij haar gewoon in een doosje kan stoppen. Gemak dient de mens. De vrouw is voor de schoonheid, voor de mooidoenerij. Dat zeggen ze ook graag, het woordje 'mooi', tot in het extreme, want dan hoeven ze niet na te denken. Het is een schuilwoord. Alles goed en wel. Mooi hoor. Nou. 'Daarom,' zegt dan de ander. Zo praten ze in cirkels elkaar het graf in. 'Ik heb me toch een slank dametje op de kop getikt. Ze ziet er uit als een supermodel,' zegt dan de ene man. 'Ik wou dat mijn vrouw zo dun was,' zegt dan de ander. 'Die van mij is veel te dik.' Beide mannen vreten zelf de hele dag door, want dat is mannelijk, maar vrouwtje moet aan de lijn. Ze zitten in de krankzinnige, schizofrene 976 en hypocriete maalmolen van de uiterlijkheden, want er was geen filosofie. Leg die spiegel dan eens weg en kijk eens in de spiegel van de filosofie. Wat zie je dan ? 3. De mens is paranoide in zijn zelfbelangrijkheid. 4. Leer eerst de wapens kennen, en maak verschil tussen wat wapen is en wat geen wapen is. Wapens ? Nee, het gaat om de vermindering, niet slechts selectieve vermindering, maar om het minimalisme, total minimalism. De mens moet de absolute leegte in, zonder reserves. 5. De vrouwen van de selectieve vermindering, van 'ja, mijn man hoeft dat niet, want hij is immers man. Ik ben vrouw, dus alleen ik moet minderen' (wat overigens religieuze drogredenen zijn) heeft door haar selectief zijn, haar sjoemelen, kamelenbulten gekregen. 6. Vaak is die kamelenbult dan weer haar eigen man, een Joe sixpack, de goeiege sul die zijn vrouw door een hel heen laat gaan om maar aan zijn tevredenheidsgevoel te voldoen (hem interesseert het allemaal niet trouwens), en die zelf maar opportunistisch en bourgondisch van haar zwoegen voor hem geniet, een levensgenieter dus. 7. Hij dumpt haar net zo goed weer voor een nieuwe vlam, eentje die nog dunner, witter en blonder is, van het arische ras, nog fellere make up voor een nog groter contrast, zodat haar witte superioriteit nog beter tot haar recht komt. Hij is immers man, dus dat mag allemaal. Altijd maar weer slepen dit soort types rond met dit soort mannen op sloffen. Leer die parasieten herkennen. Val hierin niet ten prooi aan het letten op uiterlijkheden, aan vooroordelen, maar leer de filosofische lijnen te ontdekken, opdat je niet in je eigen roddel industrie terecht komt. Er moet een heilige vreze over dit soort dingen zijn, want je kunt het alleen benaderen vanuit de geestelijke oorlogsvoering. Je kan niet

zomaar kris kras mensen een stempel gaan lopen opdrukken vanwege dit soort parasieten en dan gaan 'aapjes kijken', zoals wat vroeger veel in mijn familie gebeurde en waar ik als kind al zwaar verontwaardigd over was. 8. Dat is het ziekelijkste en laagste waar je als mens in terecht kan komen. We bespreken hier de geestelijke oorlogsvoering. Het is geen oude dametjes kransje die lopen te kwartetten over de ruggen van anderen heen, en mensen links en rechts de zak geven zonder diepgaande filosofische onderbouwing. Voor elk ijdel woord zal de mens geoordeeld worden. Het gevecht tegen dit soort beesten heeft dus vele valkuilen. Val niet zelf ten prooi aan dit soort sluwe beesten, want ze sleuren je zo met hen mee. Wat dit wil laten zien is de waanzin van het leven door uiterlijkheden. Aan beide kanten van het koord kun je eraf vallen. Volg daarom de diepere Nietzscheaanse filosofie, want dat was een pad door de woeste jungle van de jaren 1800. 9. Van alles ligt op de loer, dus pas goed op waar je loopt, want hier is het een afval race. Hier komt het diepste van de mens omhoog, en wie hier afdwaald loopt kans nazi te worden. Nietzscheaan of nazi ? Dat is de vraag. En die vraag wordt aan ieder mens gesteld. 10. Er moet een vrije wil zijn, maar de vrije wil moet onderworpen zijn aan de hogere kennis, door oefening. Wil op zich is dus een groot probleem als het niet volkomen toegewijd is aan de hogere kennis. Vandaar de noodzaak voor de heilige gebondenheid. De hogere intellectualiteit bewerkstelligt de bevrijding van de wil. De mens moet loskomen van de lagere wil, de wil van het ego. De mens moet zich emanciperen. 11. In de ogen van Nietzsche is de moraal altijd verkeerd begrepen, vanwege een gebrek aan kennis. Er zijn een heleboel moraalsoldaten die moraal als 977 een dekmantel hebben om niet naar school te hoeven. Nietzsche stelt dat de mens niet zomaar goed of slecht moet zijn, maar eerst tot de hogere kennis moet gaan, omdat het goede ook bedrog kan zijn. De hogere kennis heeft een beter overzicht, en dus een veel hogere moraal. Vandaar dat de moraal onderworpen moet zijn aan de hogere kennis. De mens moet niet zomaar vanuit de moraal leven. De moraal is dus onderworpen aan het hogere intellect. Omdat men leeft door de moraal en de kennis heeft verworpen is de moraal corrupt geworden, als een schuilplaats van immoraliteit. De moraal mag nooit tegen de moraal van de hogere instincten ingaan die gedreven wordt door de rede, de logos. 12. De opgepofte borst maakt zichzelf tot bewijs door mooie gevoelens. Dat mag nooit de drijfveer zijn. Het is gesjoemel, stelt Nietzsche. Ze gaan voorbij aan de verfijndere filosofie. Ze leven door pathos, niet door logos. Ze voelen zich zo belangrijk en hoog dat ze niets meer nodig hebben. Dit is het al. Dit is een bewijs op zich voor hen. Intellectuele zelf-discipline kennen ze niet. Nietzsche stelt dat er veel diepere, profetische oerinstincten zijn. Het gaat om de waarden van de hogere natuur, niet van zomaar een opgelegde moraal. De mens is verkocht. De moraal moet dus genaturaliseerd worden. 13. Nietzsche had een grote taak bij het stellen van deze diagnose. Hij profeteerde de komst van het noodzakelijke nihilisme, de heraut van een nieuwe wereld en een nieuw ras, de heraut van de schepping die dus nog moest plaatsvinden en er nog nooit daadwerkelijk was geweest. Nietzsche redeneert dus vanuit een plaats vóór Genesis. Genesis was nog nooit geweest. Het was iets apocalyptisch. Het moest nog komen, en zou alleen kunnen komen door de voedingsbodem van nihilisme, een creatief nihilisme welliswaar, geen onfilosofisch, doemdenkend nihilisme. 14. Nietzsche, niet zomaar een profeet of oordeelsprofeet, maar een profetisch filosoof, een

creatieve nihilist. Hij zag het komen, en kon het niet tegenhouden. Hij stelde dat de toekomst in vele tekenen sprak, en dat de toekomst absolute noodzaak was die niemand meer kon stoppen. Het zat in de lucht, en sprak overal, en Nietzsche zag het visioen. Het kondigde zichzelf aan. 15. Het was het evangelie van het Nietzscheaanse nihilisme, het evangelie van de eenling die in volharding en met geduld zich van alles heeft afgezonderd, altijd buiten staat en aan de zijlijn van alles, en niets doet, maar reflecteert. Nietzsche predikte de komst van de eerste perfecte nihilist in Europa, want Europa ging van decade tot decade verder en verder te gronde. Het was een rivier die zocht naar zijn einde. In zijn formulering van dit evangelie stelde hij dat er een grote tegenbeweging zou komen, die tegen deze formulering in zou gaan. Deze tegenbeweging zou het perfecte nihilisme vervangen. Toch stelde hij dat de mens eerst het perfecte nihilisme moest ervaren om de waarden van de waarden in te zien. Het evangelie wat hij zag komen, wat een filosofisch evangelie was, zou een nieuw waardenstelsel brengen, alles herwaarderen, vanuit het perfecte nihilisme. 16. Nietzsche wist wat er met zijn filosofie zou gaan gebeuren. Hij voelde het aan. Hij zag nihilisme als een geheimzinnige vreemdeling op de deur kloppen. Het nihilisme keurt dus de huidige wereld af, ziet er geen heil in, is er pessimistisch over, en stelt dus dat er een nieuwe wereld moet komen. Het nihilisme heeft de wereld afgeschreven als een leugen. Het nihilisme was een tegenreactie tot de moraal van de menselijke overleveringen en tradities. De vreemdeling was dus in gevecht met de menselijke overleveringen en tradities. Maar Nietzsche waarschuwde dat er een tegenbeweging zou komen die zich tegen het nihilisme zou keren of het nihilisme zou vervalsen, waardoor het perfecte nihilisme tijdelijk zou wegvallen. We hebben dit gezien met de komst van de nazi's die heilig in henzelf en hun krankzinnige, onbewezen methodes 978 geloven, als het nieuwe geloof. Nietzsche was dus ook heel pessimistisch over de nabije toekomst. De wereld ging een donker gat tegemoet, maar uiteindelijk zou het perfecte nihilisme weer terugkomen, sterker dan ooit, en zou het hogere ras komen en een nieuwe wereld. 17. Nietzsche stelde dat er een nieuwe scepsis moest komen naar het geloof in de moraal, en dat de moraal tegen zichzelf verdeeld was en zichzelf zou vernietigen, en dat deze weg zou leiden tot het nihilisme, het afwijzen van het huidige wereldbeeld en godsbeeld. 18. Het nihilisme brengt het filosofische evangelie van de eenling. Daartoe had Nietzsche noodzakelijke inspiratie ontvangen. Het bleef maar stromen. Hij had de bron aangeraakt, en nu ging het niet meer van hem weg, en moest hij schrijven. De nihilistische filosofen, de Nietzscheaanse filosofen, menen het. Ze zijn ergens onder gekomen wat ze niet van zich af kunnen schudden, de hogere noodzaak, een onbekende vreemdeling, het nihilisme, die op de deur klopt. 35. De roepende in de woestijn 1. Nietzsche stelde dat de mensen zo ver van hun eigen evangelie waren afgeweken dat ze tegen hun eigen God streden. 2. Nietzsche waarschuwde en waarschuwde, maar hij was een roepende in de woestijn, en hij wist dat hij slechts de filosofie van de eenling bracht. Er was slechts natuurlijke selectie. Het zou niet de filosofie van de massa's zijn.

3. Hij waarschuwde tegen het oversociale en het nationalisme, zij die altijd maar weer met de zweep klaarstaan om anderen te straffen. Het is allemaal schuilmentaliteit, stelt Nietzsche. Heel duidelijk waarschuwt Nietzsche al zeer letterlijk tegen het nationale socialisme, want dit is gekeerd tegen het perspectivisme. 4. Nietzsche ziet geen heil in het nationale sociale, maar in de multi-cultuur, en dan vanuit nihilistisch oogpunt. Alles moet opgetrokken worden tot hogere waarden. 5. Nietzsche is niet tevreden met de wereld en met Europa, en al helemaal niet met Duitsland. Daarom is hij nihilist. Het nilhilisme zou niet buigen voor de kortzichtigheid. Het nihilisme zou de kortzichtigheid niet tolereren, maar in het gevecht tijdelijk ten onder gaan, sterven op het slagveld. In de apocalypse van Nietzsche klopte het nihilisme op de deur, ijskoud nihilisme, zonder compromis. De oude wereld moest weg. En het nihilisme zou ten onder gaan in dit gevecht. Nietzsche zag de jaren 1900 komen. 6. Nihilisme is al heel oud, en kwam al voor bij Salomo : 'alles is ijdelheid.' Alleen de eenling kan het nihilisme bereiken, want alleen de eenling kan loskomen van de drijfveer van de massa's. De eenling heeft zijn geloof in de massa's verloren. Dat is wat het nihilisme is. Ook heeft hij zijn wil om de massa te dienen verloren. Het nihilisme betekent alles achter te laten. Het betekent het verliezen van aardse religie en het winnen van hemelse filosofie. De wereld is slechts iets psychologisch, een behoefte, een overlevingsdrang, maar geen daadwerkelijke waarheid. De mens heeft gewoon voorzieningen getroffen. Het nihilisme neemt er geen genoegen mee, en zoekt naar de daadwerkelijke waarheid. Het nihilisme wil niet in slechts verbeelding leven, maar wil bouwen, uitvinden. Nihilisme is een Nietzscheaans dualistisch ideaal, deels destructief en deels 979 ironisch. Niet meer gaat het om dat wat bestaat, maar om dat wat niet bestaat, de spiegelwereld, de subtiliteiten. 7. Zodra iets waar wordt is het niet meer waar, stelt het nihilisme. Zodra iets waarheid wordt is het niet meer echt. Alles is overgemoraliseerd, overgewaardeerd, en de mens is er moe van geworden. Daarom is nihilisme onontkoombaar. Het geluk van de grootste meerderheid begint zichzelf aan te vreten. Het mens zijn is zwaar overdreven, stelt Nietzsche. Nietzsche stelde dat Napoleon het medicijn was, omdat Napoleon de samenleving, de massa's, als zijn vijand zag. Nietzsche bedoelde dat in archetypische zin, want letterlijk gezien was Napoleon zwaar corrupt. Maar in het abstracte idee van Napoleon ziet Nietzsche heil als medicijn tegen het kudde instinct. Het is namelijk het enige instinct wat de massa's kennen. De massa's zijn verslaafd aan romantiek, d.w.z. een overdosis aan romantische verhalen en literatuur en een groot gebrek aan filosofie. Het gebrek aan discipline in de moderne geest maakt zichzelf op met allerlei morele mode. 8. De lagere mens van het ego spreekt en denkt altijd in termen van uiterlijke schoonheid. Dat is zijn streven. Altijd moet hij uiterlijke schoonheid om zich heen hebben, zijn gedachten ermee vullen, want hij heeft namelijk smetvrees. Hij wil de woeste, brute natuur niet, en daarom heeft hij ook zijn oog voor ware schoonheid verloren. Hij gebruikt zijn verslaafdheid aan aardse schoonheid als een schuilplaats tegen zijn smetvolle hart. Elke keer dat hij redeloos denkt en spreekt over lagere aardse schoonheid, stadse schoonheid, dan verlaagt hij hiermee zijn intelligentie peil, dan vreet het aan zijn intellect. Het druppelt. Dan moet je opgroeien met aardse egoisten om je heen die het altijd hebben over uiterlijkheden, terwijl je snakt naar wat diepte. 9. Het zoeken en dienen van de aardse afgoden leidt altijd weer tot de grootste vernedering.

10. Napoleon beschouwde de massa's als zijn vijand. Alhoewel corrupt zag Nietzsche in hem een hoger, abstract medicijn. Nietzsche was de Napoleon van de filosofie, een nihilistisch strateeg in oorlog met de massabeelden. De hogere man is Napoleonitisch, die boven de kuddes staat, ver van hen verwijderd, maar Nietzsche zag de letterlijke Napoleon als een gevallen man, dus hij gebruikte alleen het archetype Napoleon, de kunstvorm Napoleon. 11. De mens was in de ogen van Nietzsche maar fragiel, en het politieke gebied was te gevaarlijk. Er was een andere, diepere weg. Nietzsche zag het Napoleonitische als een herberg voor de vermoeide reiziger, maar Napoleon zelf was niet iets waar hij teveel bij stil wilde staan. Maar Napoleon als archetype voor de eenling zag hij als de staat van uitzondering. In dat opzicht is Napoleon het rolmodel voor de Nietzscheaan, maar niet in letterlijke zin. Hij was in die zin geinteresseerd in de psychologie achter het Napoleon personage in de diepere zin van het woord. Hij voelde dat er ergens een sleutel zat in het Napoleon-enigma, iets wat hij niet wilde missen, en zonder welk zijn gehele filosofie zou instorten. Hij moest en zou zijn eigen Napoleon worden op dit strijdveld van de filosofie. Het was Nietzsche tegen de massa-beelden. Napoleon was de sleutel tot dit museum van de massa-beelden, en tegelijkertijd de moker om deze beelden tegen de vlakte te slaan. Er zou een nieuwe beeldenstorm moeten komen. Napoleon was in zijn ogen de meest afgezonderde mens en eenling, maar het probleem lag erin dat Napoleon een mengsel was van het onmenselijke en het bovenmenselijke, en dat hij vlees was geworden in die hoedanigheid. Nietzsche moest het Napoleonitische archetype weer rechtzetten. 12. Toch noemt Nietzsche Napoleon ook de incarnatie van het nobele ideaal, maar dat moet men begrijpen. Hij danst om Napoleon heen om er 980 betekenis in te vinden. Niemand komt wat dat aangaat langs Napoleon heen, niemand. Maar Napoleon was een gevallen, vleesgeworden man. Het Woord was vlees geworden, en had zich zo verlaagd, corrupt gemaakt. 13. Napoleon kon hij in die zin niet bewonderen, maar Napoleon was nog steeds het model voor het hogere ras wat afrekende met de pseudo-religieuze kudde mentaliteit. 14. Het Woord ging van vlees tot vlees, tot de laagste vormen van vervleselijkingen, en Nietzsche walgde ervan. Het kwam hem zijn neusgaten uit. 15. Hij wilde zoals Napoleon iets van de massa's maken, en niet zomaar alles wegwerpen. Hij wilde het Judeo-christelijke tijdperk tot sieraad strekken. Zijn nihilisme had zwaar Salomoïsch en Jezusiaans fundament, maar daarop was een Napoleon nodig, Napoleon, de barbaar. Hij zou dit keer recht snijden, en het Woord niet tot vlees laten worden. Hij zou zelf Napoleon zijn voor de filosofen, en het beter doen dan zijn vleselijke, gevallen voorganger. In die zin was hij geobsedeerd met Napoleon. Er moest flink, veel en hard gepoetst worden. Het moest de natuur rivier ingeworpen worden, in een biezen mandje. Het moest dieper Egyptologisch fundament krijgen, in de schaduw van het maanlicht. 16. De eenlingen zouden gaan tot de hogere idealen, en Napoleonitisch afrekenen met de massa beelden, maar hierin recht snijden, en niet zelf tot zulke massa beelden worden. Er waren vele valkuilen op het pad van de filosofische anarchie. Genesis moest nog komen. Nietzsche, de voortijdse Napoleonitische barbaar, op zoek naar de verloren spiegelingen. Hij zou niet vlees worden zoals zijn voorganger. 17. Er was nog geen mens gekomen. De schepping had nog niet plaatsgevonden, slechts parasitaire pretentie. Het waren slechts ijlende barensweeen.

De schepping was komende, maar eerst was alles in een diep zwart gat van error gevallen. Er was nog niks, en niemand zou het dan ook moeten grijpen, want het was niets. Alles was woest, ledig en duister. Nietzsche sprak over het komende filosofische Genesis. Maar de ingebeelde waanmens wilde het schone hebben, ook al moest men daarvoor valse schoonheid grijpen. Deze ingebeelde waanmens kon niet leven zonder schoonheid, kon niet wachten. Deze geprojecteerde mens van het lagere ego had smetvrees. Liesje mag niet vies worden. Liesje moet knalfelle nagellak op, en met gifspuit bewapend zijn tegen de natuur, het komende Genesis. Liesje moet apathisch geeuwen en kuchen, want een barbaar, nee, dat mocht niet gebeuren. Netgekamde man met stropdasje en voertuig was haar prins. Zouden ze beiden de schepping tegen kunnen houden ? Alles keurig netjes en Liesje is tevreden. Dan hoeft ze niet na te denken. Nadenken doet pijn. Pijn moet koste wat het koste ontweken worden. Het is feest. Liesje is jarig. Netgekamde man met stropdasje komt ook, met zijn nette voertuig, en neemt veel cadeautjes voor Liesje mee : barbies, en veel schoonmaakproducten, want Liesje mag niet vies worden. Liesje kijkt neer op andere rassen, vooral de natuurrassen. Oh help, daar ligt een haartje of stofje op de grond. Liesje schreeuwt moord en brand, maar daar komt haar dappere prins met de gifspuit al. 'Liesje, goed je knalfelle nagellak ophebben, hè, altijd. Het is knalgiftig, dus een goede hulp in huis.' Haar prins, haar giftige nagellak. Lange nagels, lekker lang laten groeien, en dan het rode erop. Dan komt haar superieure witheid extra tot haar recht. Liesje mag dan dun en zwak zijn, broos als porcelein, maar dat is de schoonheid van de vrouw. Alleen daarom is zij prinses, want alles gaat om de uiterlijke schoonheden. Zij is genetisch gezegend, van het arische ras, het superieure ras. Alles is door de geboorte bepaald. Ze is in een goed gezin terechtgekomen. Alles om het uiterlijk, vanwege smetvrees. 981 18. Nietzsche stelde : Terug tot het Napoleonitische, maar laat het niet vlees worden. Dan is alles verloren. De samenleving werd door Napoleon beschouwd als zijn natuurlijke vijand. Het militarisme was het medicijn, maar dan niet het vleesgeworden militarisme, maar het filosofische militarisme, oftewel de geestelijke oorlogsvoering. De geestelijke oorlogsvoering buigt niet voor de massa's. De geestelijke oorlogsvoering is nihilistisch en zou zich niet laten verleiden vlees te worden, maar stierf eerder om haarzelf te vereeuwigen. Het was de opmars van de spiegelwereld. 19. Alleen de eenling zou overleven, tot de schepping komen. Dit was een spiegelschepping, geen vleeswording. Het was een nieuw zintuig, een zintuig van het subtilisme. Nietzsche wilde de woestijn rondom Napoleon begrijpen, doorvorsen. Hij zag geen andere weg. Napoleon stond recht voor hem, en het raadsel moest opgelost worden. Napoleon was het enigma van de eenling. Het was te groot, te diep, om zomaar te ontwijken, om zo maar weg te werpen alsof het niets was. Er was iets, maar het had nooit vlees mogen worden. Nietzsche zou het dit keer goed doen. Napoleon was te belangrijk voor het hogere ras. 20. Napoleon minachtte de massa's, hoe ze werden gedreven door ziekelijke overbelangrijkheid van hun eigen kleine waanbeelden. Napoleon stelde dat de echte waarheid nog niet eens half zo belangrijk is dan wat ze denken dat hun eigen waarheden zijn. Het ziekelijke belangrijk doen was iets van kleinzieligen, kortzichtigen, maar Nietzsche stelde dat Napoleon uiteindelijk streed tegen zijn eigen hoge idealen en daardoor viel. Hij viel uit zijn eigen filosofische hemel. 21. Napoleon was een privé persoon, private investigations, die leefde met verbale vermommingen om zijn privé terrein te bewaken, en hij raadde dit ook anderen aan die naast hem stonden. Hij zag de massa's als roofdieren die

misleid moesten worden in die zin, afgeleid. Hij wilde zijn gedachten niet blootleggen. Hij verschool ze achter andere begrippen. Hij gebruikte pretentie, bedrog, misrepresentatie en zelfs hypocrisy en opschepping om zichzelf te versluieren. De massa's waren hem niet waard. Zij waren zijn natuurlijke vijand. Napoleon dacht strategisch en gaf niet toe aan de nieuwsgierigheid van de massa's. Het was een soort escapisme wat hij bedreef, en Nietzsche nam dit over, want het schepte afstand. Dat hierdoor veel misverstand zou komen moest dan maar, want de massa's moesten en zouden beelden maken, maar Nietzsche zou niet voor ze buigen. Mensen spraken toch wel, of je nu iets zei of niets zei. Ze verdraaiden het zoals zij het wilden. Daarom waren de massa's de grote vijand, en die moesten bedrogen worden. Nietzsche predikte voor de eenling, niet de massa's. Dat had hij van Napoleon geleerd. Het kwam van Plato's 'nobele leugen'. Het was een noodzakelijk filosofisch principe om niet je schuilplaats aan de massa's te verraden. Het was een absolute noodzaak in het ontsnappings proces uit de giftige klauwen en kerkers van de massa. De massa was een totaal uit de hand gelopen, hysterisch beest, wat eenlingen zocht om hen te verslinden en in hem op te nemen, te assimileren. Er mocht geen medelijden met dit beest van het ego zijn, stelde Nietzsche, want dan zou de eenling eraan gaan. 22. Napoleon stelde dat wat voor de eenlingen het tijdperk van de illusies is voor de massa's het tijdperk van geluk is. Geluk stond boven kennis, boven de logos, bij de massa's, door het kudde instinct, stelde Nietzsche, en dat was tegelijkertijd het probleem. Het was zo'n vervalste en diep gevallen moraal dat Nietzsche noodzakelijkerwijs moest stellen dat de immorelen moesten komen. Dat zou de enige sleutel zijn, en dit ging hand in hand met het nihilisme. Er moest een nieuw immoralisme komen als een Napoleonistische beeldenstorm, en dit moest leiden tot de hogere rede, de logos. 23. Napoleon wist wanneer hij zich moest 982 terugtrekken. Hij stelde dat de vijand nooit verstoord moest worden wanneer het bezig was een grote fout te begaan. Hij wist wanneer hij niets moest doen en niets moest zeggen. Hij stelde dat de ware rijkdom niet ging om bezit, maar om het juiste gebruik maken van bezit. Ook stelde hij dat de mens niet teveel met maar één speciale vijand moest vechten, want dan zou hij zijn eigen oorlogskunst teveel verraden. Napoleon wist dat het er om ging de massa's te slim af te zijn. Voor Napoleon was het volharden in vermoeidheid belangrijker dan moed. Moed is vaak overmoed. Er zijn andere paden die de eenling moet nemen. Hij stelde dat een mens nooit meer moest doen dan nodig was, en dat het geestelijke het in de lange term zou winnen van het grijpen naar de wapens. Napoleon riep daarom op tot geduld, boven het gebruiken van moed. Moed was zwaar overdreven door het kudde instinct. Hun moed had hen in de problemen gebracht, want het was overmoed. Ze wilden zich niet vermoeien met de diepere filosofie. Ze gooiden hup hun parels voor de zwijnen, kwakten het zo allemaal onbeschaamd op tafel. Een dwaas is altijd tevreden met zichzelf, stelde Napoleon, niet door enige kennis verhinderd. Zij met kennis zijn nooit tevreden met henzelf. Alleen volharding zou naar de uiteindelijke overwinning leiden. De massa's waren zwak in de ogen van Napoleon. Ze bogen te snel voor elkaar, en voor allerlei lagere driften. Ze hadden geen discipline. 24. Nietzsche stelde dat ze rustig door konden gaan met hun kerkje spelen en het volgen van het kudde instinct, want uiteindelijk zouden ze inzien dat ze het Nietzschistische nihilisme nodig zouden hebben, en dan zou alle knie buigen en elke tong belijden, omdat het kudde instinct zichzelf en anderen zou verzwakken en aanvallen. Het was allemaal slechts zelfvernietiging, en dit zou uiteindelijk Nietzsche's voordeel zijn. Napoleon had geleerd hem niet te laten ingrijpen wanneer zijn vijand een fout maakte. Op het strijdveld is niemand boven de ander.

25. Napoleon wist dat als hij heengaan, dan zou alles weer verder stromen als een rivier, en de massa's zouden weer onverstoorbaar verder gaan, maar uiteindelijk zou het weer afnemen, want glorie was maar tijdelijk, en alleen obscuriteit was eeuwig. Een ware soldaat zou er lang en hard voor vechten. 26. Napoleon stelde dat religie het snoep was voor gewone mensen om hen rustig te houden. Het was de narcose voor de kudde wanneer Napoleon ging opereren. Hij wist dat religies door de massa's zelf waren gemaakt. Hij wist dat verbeelding de wereld regeerde. Hij wilde de massa's niet meer gehoorzamen. Hij wist dat er maar een hele dunne lijn lag tussen het geniale en de krankzinnigheid. Hij haatte de medische industrie, en zwoor bij het natuur medicijn : water, lucht, en hygiene. Hij stelde dat dokters in het hiernamaals verantwoordelijk zouden staan voor meer verlies van levens dan generalen. Hij wantrouwde al hun vreemde medicijnen waarmee ze massa moorden pleegden op het volk. Als er enige constitutie was dan moest het kort en obscuur zijn. De medische wereld was een pseudo-wetenschap die het volk had misleid, die de mens had losgetrokken van de natuur en gevangen had gezet. 27. Nietzsche stelde dat Napoleon een hele creatieve man was die niets zomaar wegschopte, maar van alles speelgoed maakte : van ideeën, mensen, religies en regeringen. Het was allemaal bruikbaar voor Napoleon, zonder dat hij viel voor de illusies van de massa’s. Napoleon was enorm eigengereid en liet zich niet betuttelen door het kudde instinct. In dat opzicht was Napoleon uniek, een echte eenling, stelde Nietzsche. 28. Er waren veel roofdieren rondom hem. Hij zag dat Napoleon nog steeds een ziel had, en dat Napoleon als de ziel van de aarde was. Hij was niet te vergelijken met anderen. Hij was ongrijpbaar, paste niet in hokjes en vakjes thuis. Als mensen dachten dat ze hem hadden was hij alweer ergens 983 anders, en was hij weer wat anders, en hij wist precies wanneer hij weer moest veranderen. Soms was hij dit, soms was hij dat. Hij was in gevecht met de massa's. Hij zag mensen niet als mensen, maar als instrumenten om te bouwen aan een betere wereld, een multi-religieuze en multi-culturele wereld waarin de mens alles voor allen wordt, wat ook het mandaat van Paulus was. 29. Ik had een droom waarin ik een ontmoeting had met Napoleon, en hij toonde mij een zwarte driehoek. Dit waren drie principes : nihilisme, obscuriteit en pre-existentialisme. Het preexistentialisme stelt dat de schepping nog niet geweest is, en dat de mens nu in een voorbestaan is, en dat dit wel moet, voordat de daadwerkelijke schepping kan komen. De mens is nu nog op een plaats die woest, donker en ledig is, in een tussenstaat dus. De daadwerkelijke mens is nog nooit geschapen. Het hogere ras moet nog komen. 30. Het grote wachten op het visioen, en dan zie je eerst de onschepping, dat wat helemaal geen schepping is. De moderne vrouw van de jaren 1900 projecteert alles op de man. Zowel Napoleon als Nietzsche hadden geen hoge pet op van de westerse, moderne vrouw van de jaren 1700 en 1800. Zij zagen het grote verval al, wat al bij de pseudoreligie was begonnen, want daar projecteerde de vrouw ook al alles op de man. 31. Het was de selectieve vermindering van 'ik hoef het niet, maar mijn man', 'niet ik, maar hij', wat altijd weer een pseudo-religieuze basis heeft. 32. De man moest het hebben van het stropdasje, het dure voertuig, de dure pakken, om te laten zien dat hij rijk was, zodat een overmatige stroom aan vlees gegarandeerd was, waar dat dan ook vandaan zou komen. In ieder geval was de man er niet voor de mooiheid, dus die hoefde zich niet aan allerlei disciplines te houden waar de vrouw wel aan moest voldoen. De man moest gewoon vlees bieden of

gewoon rijk zijn, wat nog wel beter was. van Nietzsche en Napoleon. 33. Napoleon noemde de westerse vrouw een gevaarlijke machine. Er waren natuurlimieten doorbroken, en valse samenlevingslimieten gesteld. Die wilde Napoleon doorbreken om de natuurlimieten weer te herstellen. Voor Nietzsche was Napoleon de man van 'terug naar de natuur'. Napoleon stelde dat de mens was ontwricht door een zee van valse romantische literatuur. De mens was hierdoor bedorven geworden, verstrikt geraakt. Huwelijken werden vaak gesloten uit gemak, de nabijheid, en uiterlijkheden, gebaseerd op flutromannetjes, en zo was er geen ware hartsverbinding. De mens leefde door zijn uitpuilende ogen, stelde Napoleon en niet door zijn hart, en daarom was de mens misleid. De mens werd gedreven door hormonale ongelukken, stelde Napoleon. Het was een tijdelijke, vergankelijke basis die zomaar weer weg kon drijven en om daar dan een huwelijk op te bouwen vond Napoleon belachelijk en gevaarlijk. Het moederschap moest daarom hersteld worden. 34. Nu is het ook zo dat er in de jaren 1700 en 1800 hele andere definities waren voor woorden zoals mooi, sterk en zwak. In de jaren 1900 kwam er een heel ander woordenboek met andere betekenissen voor deze woorden. De rassennazi's of genennazi's molden de gehele filosofie omtrend deze dingen, en die gaven geboorte aan de medi-nazi's en de beauty nazi's met hun bizarre pop ups met de schoonmaakindustrie en cosmetische industrie aan hun zijde. Het was een complot tegen de natuur-mensheid. Napoleon stelde al dat dwazen worden misleid door hun ogen, maar dat de mens zich door zijn hart moest leiden, en door het moederschap, en dan zou de eeuwige obscuriteit de hartbewaking zijn, want er zouden zwaar duistere tijden komen. Zowel Napoleon als Nietzsche keken recht in het ravijn wat zou komen : de jaren 1900 en de jaren 2000. Het zou een ware plaag worden. De nar zou uit het doosje komen. De voortekenen waren er al in de tijd 984 35. En dan moet men wachten op het visioen, en dit visioen zuigt een mens eerst helemaal leeg, en dan ziet de mens eerst de onschepping, de vrouwen die alles op de man projecteren, oftewel de selectieve vermindering van 'ik niet, maar hij wel'. Wie is dan die 'hij' ? Dat is de pop up industrie, de reclame voor de helrode scherpe en lange gifnagels om gaten in de mens te boren opdat het witte zwaar chemische giftige schoonmaakproduct uitgegoten kan worden. Deze vrouw giet haarzelf telkens weer uit, kotst haarzelf telkens uit op de man waarop zij alles projecteerd. In diepte zijn dat geen uiterlijkheden, maar machines. Dat kun je niet zomaar kris kras op mensen om je heen gaan schuiven, omdat het van generatie tot generatie wordt doorgegeven. 36. Een vrouw wordt al vermoord en opgezet in de moederschoot tegenwoordig. Het zijn geen uiterlijkheden. Het gaat om het ontwaken tot het zien van de filosofische context. Het uiterlijk heeft niks met schoonheid te maken. Het bedriegt. Het leidt de mens van de oorlog af. Het gaat om de spiegelwereld, het obscure. Je mag profetisch en filosofisch met je uiterlijk omgaan, maar overdrijf het niet. Blijf in de spiegelwereld, blijf obscuur, en zoek de glorie van de lagere aardse gewesten niet. Volg de lagere mode niet, maar kom tot de hogere mode. Napoleon en Nietzsche waren misselijk van de parasieten die op aarde een invasie aan het houden waren. Ze konden het ruiken. Ze konden het overal zien. 37. De man – die hoefde niets qua schoonheid. Die projecteerde dat allemaal op de vrouw. De man moest er namelijk op uit. Die moest voor het gezin zorgen, dus die moest werken in weer en wind, dus die kon zijn kapsel ook niet in bedwang houden. Daar had hij geen tijd voor. Dat zou allemaal ijdelheid wezen. Dat was dus voor de vrouw. Die had daar alle tijd voor. Die kon in haar huisje blijven, om wat licht huishoudelijk werk te doen,

opdat de man zou eten. Zij mocht niet eten. De man moest eten, want de man moest het zware werk verrichten. De man was er niet voor de schoonheid. Dat hoorde niet bij een man, dat paste niet bij een man. Het ware sieraad van de man was zijn lijden, zijn zwoegen, zijn vermoeidheid, het zwak terugkomen aan het einde van de dag, want dat was een teken dat hij gewerkt had. De vermoeidheid was veel belangrijker dan de moed. De vermoeidheid maakte de man tot een echte man. Het was zijn beloning, en zo had hij zijn vrouw, zo kon hij slapen, en dromen om inspiratie op te doen. Het soort schoonheid waar de vrouw omdraaide, dat was niet voor de man. De man projecteerde dus ook alles op de vrouw. Er mist in dit verhaal nog een schakel : de filosofie, want dan worden alle dingen ineens anders, en wordt het van een hele kant bekeken. 38. De man moest juist thuiskomen met veel vuil. Als de man helemaal schoon thuis zou komen, dan zou de vrouw denken : die heeft niet gewerkt, die heeft niks lopen doen. Schoonheid was dus niet voor de man. Vuilheid was niet voor de vrouw, want dan zou de man denken : 'ze heeft het huis niet schoongemaakt. Waar doe ik het allemaal voor.' Zo was er deze taakverdeling : de vrouw moest schoon zijn, en de man moest vuil zijn, want dat waren de tekenen dat ze beiden gewerkt hadden. Als de man schoon thuis zou komen, dan had de vrouw helemaal niets meer te doen. De vrouw wilde voor de man zorgen, zijn wonden verbinden, hem rust geven, en te eten. Dan kon ze hem een heel klein beetje van haar schoonheid geven. Dat deed zij allemaal. Zij zorgde voor een bad. Dat was allemaal van haar. Dat was haar werk. De man mocht niet schoon thuiskomen, want dan was hij geen man meer, maar een vrouw. Dan zou hij ontmannelijkt zijn. Hij zou dan dus vervrouwelijkt zijn, en dat werd niet toegestaan in deze apartheid. Het was dus een soort rassenonderscheid. De vrouw was er voor het aanrecht, voor de mooiheid, de schoonheid, alles keurig netjes in orde, zodat de man in een keurig 985 opgeruimd huis zou komen na een lange dag van werk, zodat hij niet zou denken dat hij direct weer moest werken als hij zou thuiskomen en zoveel rommel en vuil zag liggen. Nee, de vrouw moest keurig, netjes en schoon zijn, om de man zijn welverdiende rust te bieden. Een ijdele man paste niet bij het man zijn. De man moest van de taak van de vrouw afblijven. 39. Telkens weer moest de vrouw eraan herinnerd worden dat ze schoon moest zijn voor de man, want anders zou hij te overbelast worden, en zou hij zelfs als hij was thuisgekomen na een lange dag vol met hard werk nog door moeten werken. Hoe schoner, hoe beter dus. Telkens weer moest de man eraan herinnerd worden niet schoon te zijn, maar vuil, vermoeid en lijdend, in de zin dat hij niet met lege handen thuis zou komen. Hij moest het gezin immers onderhouden, en niet de hele dag in een hoekje staan en dan schoon thuis komen en zeggen : daar ben ik weer. Als de vrouw geen lijden in de ogen van de man zag, dan was ze teleurgesteld, want dan had hij niks, en dan zou zij ook niets voor hem kunnen betekenen. De vrouw wilde verzorgen, hem een goede nachtrust bieden, opdat hij de dag erna weer zou kunnen werken. Als de man te vrolijk thuis zou komen, dan zou dat geen goed teken zijn. De vrouw moest dus vol met energie zijn om haar vermoeide man te kunnen opvangen, als een herberg voor de man, een rustplaats. Een beetje vrolijkheid in de vrouw kon geen kwaad, maar in de man kon het dodelijk zijn. Het kon een teken zijn dat hij geen werker was. Als hij nooit verwond thuis zou komen, dan had de vrouw het gevoel dat ze niet meer nodig was, en waar deed ze het dan allemaal nog voor ? Dan zou ze ernstig aan haarzelf gaan twijfelen. 40. Hoe schoon ze dus ook op zichzelf was, ze kon dat bij een man niet waarderen. Als hij te vrolijk thuiskwam raakte ze in paniek. Dat vond ze verdacht. 'Zeg, heb jij wel gewerkt ?' 'Jawel hoor.' 'Nou, het lijkt er anders niet veel op. Je bent veel te

vrolijk.' 41. Schoonheid en vrolijkheid was voor de vrouw, zodat ze de man op kon peppen, op kon laden. De man moest helemaal afgepeigerd thuiskomen. Dan was de vrouw tevreden, want er was gewerkt. Ze wilde lijden in zijn ogen zien, soberheid, geen verdachte, luie vrolijkheid, wat trouwens ook kon betekenen dat hij pleziertjes buiten de deur had gehad, buiten haar om. Daar moest ze niet aan denken. Ze wilde de man iets te bieden hebben, en dat kon niet als hij alles al had. 42. Beiden projecteerden ze op elkaar. De vrouw was een eigenaardig wezen, te zwak voor het echte werk, maar een schoonmaak middel voor na het werk. Dan kon de man de dag erna er weer tegenaan. De vrouw wilde dus bloed zien als haar man thuis was gekomen. Dat bloed kon ze dan op haar scherpe nagels doen als een teken dat hij gewerkt had en dat het huis weer was voorzien. De vrouw was te zwak voor het lijden. Dat was haar schoonheid. Er is een verschil tussen vuil en het schoonmaakmiddel, tussen man en vrouw. De rode nagellak was het verbondsteken. De mannen hoefden het maar op een vrouw te zien en ze waren ineens verliefd. Dat maakte de vrouw wel tien keer mooier. Het kondigde dit verbond aan, en dan die rode lippen, dat was wel helemaal romantisch, de vrouw die zich te goed had gedaan aan het bloed van de man. Als hij dan eens een keer schoon en onverwond thuiskwam, dan kon ze zijn bloed toch wel nemen door de gifbeet, door de gifkus van de vampier. Zo hielden deze parasieten elkaar in stand. 43. Apathisch wit moest de vrouw zijn, want wit is de kleur van de schoonheid, het witte gif. Het was het teken van superioriteit van het arische ras. 44. Zo begint het visioen over de onschepping. De schepping is dan nog niet gekomen. De man en de vrouw zijn nog niet geschapen. Dat wat ze man en vrouw noemen zijn slechts parasieten. 986 45. De man : het sterke, het werk. De vrouw : het zwakke, het schoonmaakmiddel. Zo was die verhouding nu eenmaal in de onschepping. De schepping was nog niet geweest. Het waren roerselen en geijl in het duistere, woeste en ledige, als barensweeën. Er was nog niks. Het is slechts oerpretentie. Gegil en geschreeuw hier en daar. Maar het is niets. De mens bestaat nog niet, zowel de man niet als de vrouw niet. De schepping is nog niet gekomen. Het is de nachtmerrie van de feutus van het hogere ras. Eerst moeten de filosofische genen geopenbaard worden van het hogere ras. 46. De man : het vuile, het werk. De vrouw : het schone, na het werk, het schoonmaakmiddel. Het is een industrie. Het is een schoonmaakmiddel reclame. Daarom stelde Napoleon dat de romantiek moest sterven want die had de mens bedrogen. Het moederschap moest hersteld worden. De mens was verleugend. Alleen dan zou het hogere filosofische ras kunnen komen en zou de mens geschapen kunnen worden. Alleen door het hogere moederschap zou er een hoger zoonschap kunnen komen, en daarvoor moest er teruggegaan worden tot de natuur. Daaraan moest de feutus herinnerd worden. De feutus moest zich bewust worden van de filosofische genen en van dat het zich in wezen in de natuur bevond, en dat dit slechts een natuurverschijnsel was voorafgaand aan de schepping, als een ontlading, als onweer. De feutus moest leren te openen voor de spiegelwereld, de subtiele obscuriteit, wat als een patroon lag verstrengeld in deze voorscheppingse verschijnselen. De schepping zou plaatsvinden in dit labyrint, in het langs dingen heen leven om er niet in opgesloten te raken. Deze obscure gewoonte moest aangeleerd worden totdat het bloed was geworden, een genetisch filosofisch patroon. Zonder dit zou er geen daadwerkelijke schepping mogelijk zijn. En deze obscuriteit moest beveiligd worden door het nihilisme. Dat was het instinctieve alarm van het hogere ras wat zou komen. Maar hier ging het

telkens fout, want er begonnen zich lagere weerspiegelingen af te scheiden die nog wel lager gingen. Vandaar dat de feutus tot de spiegelwereld moest gaan, een andere manier van beleven, want die nachtmerrie had zich nu eenmaal rondom de feutus verzameld. Vrouwen met lange giftige nagels, die klaar stonden om de feutus te aborteren. Het waren als injectie naalden en scalpels. De feutus moest zich niet laten misleiden dat dit de schepping al was, maar moest zich bewustworden van de preexistentialistische baarmoeder waar het zich nog in bevond. Het was een donkere baarmoeder van de natuur. Er waren zoveel vreemde wetten dat de feutus gewoon gewurgd werd, en zoals Napoleon al stelde dat er zoveel wetten waren dat niemand aan het hangen zou ontkomen. Eerst ging de feutus door een stervensfase heen, een wurgfase. 47. Overal om de feutus heen waren pop ups die de feutus wilden misleiden, verleiden. Ze gingen hiervoor tot het uiterste. De feutus was niet zomaar een persoon, maar een plan, een stelsel filosofische genen waartoe het moest ontwaken. De pop ups waren massa's van hetzelfde die allemaal dezelfde richting ingingen, één ding volgende. Telkens weer boden die massa's een product aan, een installatie, waarvoor er eerst een schoonmaak moest komen, opdat de feutus er klaar voor zou zijn, steriel zou zijn gemaakt, ontsmet. Eerst moest de schoonmaak komen, als een arische vrouw met gifnagels, giflippen en giftanden, en dan kon in de gezuiverde wond de installatie komen van de beademingsapparatuur, en dan zou de feutus leven hebben. Maar wat voor leven ? Wie of wat boodt dit aan ? Wat was het ? Vrouwen die zo wit, lang en dun waren dat de feutus er duizelig van werd, want ze vloeiden in elkaar over, en ze reden op haaien. De feutus voelde zichzelf als haaienvoer. En het zag mannen met witte gewaden met witte kappen op die op een punt uitliepen als rechtopstaande puntmutsen. Daar bovenop was de rode vonk, de felle vonk, troep wat de vrouwen op hun nagels smeerden, op hun lippen, en wat ze in de gaten van 987 hun kiezen deden. Mannen kregen die pop ups ook : pectorals, biceps, sixpack, of stropdasje, vullingen, wortelkanaalbehandelingen, enzovoorts, wat extra bonussen waren in het systeem. Elke pop up, elke bonus, had zijn eigen eigenaardigheid, zijn eigen magie, en kon weer hitpoints veroorzaken bij de ander. Vrouwen kregen daar ook nog eens de naaldhakken bij. Zo kon men een geheel magisch dek bouwen, een unieke inventaris. Elke power had zijn eigen kwaliteiten en score. En zo kon men verder bouwen, maar het was een parasitaire onschepping. De schepping was er nog niet geweest. 48. Het was allemaal boterham met jam, schoenenkaas en schoenenworst. De gratis big mac bij twee pakken foenix schoonmaakproducten. Gaten slaan in de natuur, zo planten die parasieten zich voort. Dan staan ze met hun telefoontjes daar om er plaatjes van te maken, en dit naar elkaar te verzenden voor likes in deze post-apocalyptische dystopie (het tegenovergestelde van utopie). Postapocalyptisch ? Nee, de schepping is nog niet eens geweest. Het is een dystopische onschepping, de nachtmerrie van de feutus. Alles is nog chaos. De schepping is er nog niet geweest. Alles is nog donker, woest en ledig. Het hogere ras moet nog komen. 49. Raak me niet aan met je klauwen, zou je moeten zeggen, maar je bestaat nog niet eens. Je bent maar een feutus, of zelfs niet dat. Er is nog niks. Het is geen strijd om te overleven, maar een strijd om te ontstaan. Maar wat kun je ? Je bent er nog niet eens. Er is nog niks. Wat kun je doen ? 50. Misschien iets er bijleren over filosofische genen ? Over natuur processen ? Over nihilisme, obscuriteit en pre-existentialisme, de zwarte driehoek van Napoleon, de drie kenmerken van de eenling van het hogere ras op het pad van Areta door de woeste, meedogenloze oernatuur. Wreed is ze, veeleisend. Ze wil geen man van twee kwartjes. Areta is de geoefendheid, wat zo geoefend is dat het

tot gewoonte is geworden, tot bloed, tot geboorte, tot adoptie. Het is tot genetische zuiverheid geworden. Het is van de natuur geworden. Romantiek moest sterven, stelde Napoleon, en moederschap moest komen. Maar eerst zou Europa de afgrond ingaan in 1900-2000. Maar tijd is een leugen, dus de mens kan teruggaan tot 1700-1800, tot de Napoleonist-Nietzcheist filosofie. De natuur had dit diepere fundament gegeven, en de zwarte driehoek van Napoleon kwam ook veelvuldig voor in de filosofie van Nietzsche, want die zag Napoleon als zijn leermeester, als model voor het hogere ras. Uit de zwarte driehoek zou dit hogere ras, de eigenlijke schepping van de mens, van man en vrouw, plaatsvinden. Dit was waar het napoleonistische visioen op uit zou lopen. overleven en verslaan. 2. Ook Paulus sprak over deze spiegel in het boek Kolossensen, en alleen door deze spiegel kon de boze verslagen worden en kon de mens tot God komen. Paulus had het over de spiegelwereld, en zo kon het beest bereden worden, het monster van de massa's, in plaats van andersom, wat de betekenis is van het voorafgaande boek Filippenzen. Zo kon de mens boven de massa's uitstijgen, en uiteindelijk het beest van de massa's verslaan. In Napoleon werd dit vervuld. 36. Het herstel van het moederschap 1. Napoleon was de Perseus van de jaren 17001800, de overgangsperiode. Hij stond regelrecht tegenover het grote Medusa monster van de massa's, de gorgoon die haren als slangen had, wat als een golem tot hem brulde. Wanneer iemand regelrecht naar dit monster keek, dan stierf zoiemand. Je kon er niet rechtstreeks naar kijken en leven, zoals het volk ook niet rechtstreeks naar de verschijning op de berg konden kijken, want dan zouden ze sterven. Perseus kon alleen tot Medusa naderen met een spiegel, de spiegel van obscuriteit, van de spiegelwereld. Hij kon alleen naar Medusa kijken door die spiegel. Er loopt langs alles een natuur parallel waar de mens oog voor moet hebben, dus bij alles wat de mens om zich heen heeft moet de mens gericht zijn op de dobbelsteen die ernaast hangt, en niet op de objecten zelf. Telkens moet de mens in de spiegel van de spiegelwereld kijken als Perseus om het monster van de massa's te kunnen 988 3. De mens moet leren met deze filosofische spiegel van obscuriteit om te gaan, de zwarte driehoek van Napoleon, oftewel het schild van Perseus, of de rokende spiegel van de Azteekse Tezcatlipoca, de duistere spiegel van de spiegelwereld, waarmee hij zijn vijanden doodde, waardoor hij altijd de natuur parallel kon zien, door alles heen. Dit vereist oefening. Het is een zware strijd op het pad van Areta om deze spiegel te leren kennen en te gebruiken. 4. De massa's zijn inquisiteurs, ondervragers, overhoorders, nazi's, stalkers, maar als we onze rechterhand al niet eens laten weten wat onze linkerhand doet, waarom zouden we het dan aan de massa's vertellen ? Het pad van obscuriteit is het pad, en dan moet je veel je andere wang toekeren, want in teveel strijd verraad je teveel van jezelf, wat ook Napoleon stelde, dat de mens niet te lang tegen één bepaalde vijand moest strijden, want dan zou je je eigen strategie verraden. In de Egyptologie volgde Ra het pad van de verborgene, de obscure, en kwam zo tot de wedergeboorte door de Aten spiegel, door de schorpioenenbaarmoeder van Serket. De mens moet geheel losgestoken worden van de fase van onschepping, de feutus status, om zo uiteindelijk geboren te worden, maar dat gaat dus door veel gestoken worden. Daarom hebben mensen soms vlekjes of puistjes, en daarom hebben mannen soms baarden en groeit hun haar, of verkalen juist,

maar de lagere aardse mens van het ego is paranoïde naar deze natuurverschijnselen. Wie bepaalt nu wat nodig is ? De baarmoeder weet wat ze moet doen ter bescherming van de feutus en brengt verkaling en haargroei, of vlekjes, of dat nu sproetjes zijn of puistjes of moedervlekjes, en ga zo maar door, waar het nodig is. Wat weet de mens daar nu van af ? De lagere mens van het ego zal altijd weer tegen de natuur strijden. Maar deze fase zal verdwijnen op de duur, en dan zal de ware, eigenlijke schepping aanbreken. 5. Perseus stond tegenover het beest van de massa's, van de bedriegelijke media van het ego, en hij mocht er niet naar kijken, want dan zou hij verstenen en sterven. Kijk er niet naar, maar gebruik een spiegel. Kijk ook niet recht in je verleden, maar gebruik een spiegel, anders wordt je als zoutpilaar, net zoals de vrouw van Lot. En allen die zijn versteend en verzout zijn in de handen van het massa beest van het ego, en worden gemanipuleerd en tegen de eenlingen opgezet om van alles te proberen om ook hen mee te slepen. Ze zijn gekeerd tegen het overblijfsel. Daarom moet het overblijfsel de spiegel van de nihilist, de zwarte driehoek van Napoleon, leren gebruiken. 6. Kijk niet rechtstreeks naar de dingen om je heen, maar kijk naar de dobbelsteen die erbij hangt. Kom tot de natuur parallellen, de subtiliteiten, de spiegelwereld, de obscuriteit. Laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet, en laat het ook de massa's niet weten. Laat je leiden door de filosofische spiegel. Ook al wordt je gekleineerd, ook al wordt je uitgelokt, uitgedaagd, laat je niet verleiden. De spiegel zal vanzelf ermee afrekenen. Laat geen sporen achter. Sluit geen compromissen. De spiegel zal je leiden, de spiegel van de eenling, en de spiegel van de massa's zal verbroken worden. De hyena van Napoleon zal door de bedriegelijke spiegelwanden van de stad heenbreken. Er zal een grote uittocht tot de wildernis zijn, tot de dobbelsteen van obscuriteit. Dat zal alleen gebeuren 989 als we al in de stad de spiegel van het nihilisme leren gebruiken. Doen we dat niet, dan worden we tot een steen van de stad. Dit is een zwaar gevecht op het pad van Areta. Kakia, de hoer, gooit alles in het spel om ons proberen te verleiden, wat ook heel subtiel kan gaan. 7. De massa's zullen je eigenwijs noemen als je niet voor hen buigt. Het is zware mind control, zwaar mentaal lijden wanneer ze hun gifnagels diep in je steken. Ze martelen je totdat je belijdenissen doet tot hen. Napoleon was ook gekomen vroeger om met dit soort martelingen af te rekenen. Hij vond het barbaars als mensen gemarteld werden om hun geheimen bloot te leggen, want onder martelingen breekt er iets in de hersenen van de mensen en gaan ze ijlen en zeggen gewoon wat de inquisiteurs willen dat ze zeggen. Het was een bedrieglijk fundament van de samenleving. Napoleon haatte het. Er moest een nieuwe, nobele wereld komen, een utopie. Napoleon wilde een nieuw patroon brengen. Hij was een Perseus tegen de moderne Medusa. Hij voelde hoe sterk die rivier was, en dat het hem zou overweldigen, maar zijn hyena zou blijven rennen en deze wanden doorbreken. Het fundament wat Napoleon had gelegd zou niet meer verdwijnen, ook al zouden eerst de nazi's komen. Dat wat Napoleon had gebracht kon niet meer verbroken worden, alleen nog maar verborgen, maar de eenling zou uiteindelijk deze schuilplaats vinden. 8. De aten-spiegel drukte zwaar op Ra in de onderwereld om hem tot geboorte te brengen, zoals Atena later zwaar op Perseus zou drukken om het verstenende beest van de massa's te verslaan. Athena gaf hem zijn spiegelende schild hiervoor, waarvan zij ook een personificatie was, als de godin van de strategische oorlog. Op zijn pad naar de gorgonen, de massa-beesten, zag hij steeds meer mensen die versteend waren. Zo wist hij dat hij al heel dichtbij de gorgonen was gekomen, dus hij moest oppassen. Hij had ook een helm van onzichtbaarheid, ook als een beeld van het minderen

en het verborgene. Als de mens te zichtbaar wil zijn, teveel op het uiterlijk gericht, gezien wil worden, aanbeden wil worden, dan trekt dat ook de parasieten aan. Het is heel tragisch, want dat is wat om ons heen gebeurt. De mensen die altijd weer de aandacht willen trekken, vooral met hun uiterlijkheden, hun rijkdom, enzovoorts, trekken dan ook de aasgieren aan, de parasieten. Die hebben dan hun prooi gevonden, of gewoon hun dode aas, en ze noemen het romantiek. Hoe bedrieglijk is dat. Er is dus iets veel duisterders gaande achter de schermen. En dan zie je weer de lange rode, scherpe nagels, als verbondsteken, als grafschrift. Het contract is verzegeld. De grafstenen worden beschreven met bloed. De mens ziet het niet, want de mens is al dood, en de mens heeft nooit bestaan. Het is de onschepping. De schepping moet nog komen. Perseus had dus voor zijn eigen bescherming de helm van onzichtbaarheid, niet zomaar de helm des heils. Het was de helm van het minderen en de verborgenheid. Perseus nam geen risico's met het massa-beest van het ego. Hij keek wel beter uit. Hij stond daar niet te pronken met een sixpack, een stropdas of een peperduur voertuig, want ze zou hem met huid en haar verslinden. Hij stond daar niet met opgeheven borst, want dat zou zijn als het veld oprennen tijdens een onweersbui. Nee, hij was op zijn hoede en hield zijn borst in. Hij wilde geen tik van het massa beest van het ego. 9. Hij had de helm van onzichtbaarheid op. Hij had zijn haar niet uren lopen kammen voor de spiegel, of zijn stoppelbaardje zo diep afgesneden met een scheermes dat zijn wang ervan bloedde. Hij was niet verliefd geraakt op het massa-beest vanwege haar stinkende chemische rode troep op haar lange nagels, want hij wist dat het massa-beest was uitgezonden om te vergiftigen, te martelen en te doden. Hij keek niet naar haar. Hij zag haar niet als een lustobject waar hij met de platte hand op kon slaan, op haar billen, breed lachend met gouden tanden, en de broek al half afgezakt. Neen. Dit massa monster was een zaak van leven of dood. 990 Daar ging hij niet luchtig mee om. Hij speelde niet de vrolijke jongen om maar zo snel mogelijk een date met haar te krijgen. Nee, hij wist dat hij was genaderd tot een monsterlijke leeuw, met haren als slangen. Als zij hem zou krijgen, dan was hij er geweest. Perseus is dus een groot symbool voor het anti-hedonisme, want het hedonisme bracht zichzelf juist in de problemen met het massa-monster en versteende hierdoor. Perseus was in grote strijd met de god van het hedonisme, Bacchus, en stopte deze cultus. Het was de cultus van het massa-hedonisme, terwijl Perseus een beeld is van de diepte filosofie waarin dit monster afbreekt. Perseus hakte de kop van het monster af door de spiegel van obscuriteit te gebruiken, en gaf het hoofd aan Athena, de oorlogsgodin, terugwijzend op de Egyptologische aten, het pad van de eenling, oftewel de schorpioenenbaarmoeder van Serket. 10. Maar dit raadsel druppelt, want telkens als er een bloeddruppel van zwaar donkerrood, of soms zelfs zwart, gif van het afgehakte hoofd op de grond druipt, dan geeft dat geboorte aan een massa slangen van hetzelfde soort, krioelende slangen. Hierom gaat de mens door obscure natuurverschijnselen zoals pijn, angst, woede en depressie, allemaal verschijnselen om hem af te zonderen, om hem op het pad van de eenling te houden, opdat hij dieper tot de spiegelwereld kan gaan. Het zijn bruggen tot de onderwereld, over de rivieren des doods. Alleen zo kan de mens het trauma dieper begrijpen. 11. Filippenzen gaat over het overstijgen van de massa, en van het verleden, om als eenling de eerste te worden, en Kolossensen reikt hiertoe de spiegel aan. Tegen de massa's kun je niet rechtstreeks vechten. Je moet ze eerst achterlaten. Je moet hiervoor alles achterlaten. Ook de lijdensgezinde had alles achter zich gelaten en steeg de berg op. Hij was de massa's overstegen. Hij kwam tot de verschijning op de berg, maar mocht het niet zien, anders zou hij sterven. Wel mocht hij het achterste van de verschijning zien. Dit was belangrijk opdat

zijn lagere aardse ego zou sterven. Hij kreeg haar achterste te zien, haar baarmoeder. Hij kreeg het herstel van het moederschap te zien, en werd hierdoor wedergeboren. 12. Er is geen massa. Er is geen kudde. Alles hangt als los zand aan elkaar. Mensen zijn te uniek, te verschillend. Er is teveel afstand tussen ieder mens. De mens leeft slechts in zijn eigen dromen. Hoe dieper de mens dingen onderzoekt, hoe groter de verschillen tussen de mensen worden, en hoe groter de afstand. Iedereen staat op zichzelf. Elk mens is totaal onzichtbaar voor de andere mens, maar de mens beeldt de andere mens in, om de gaten op te vullen. 13. Ieder mens heeft zijn eigen prisma, zijn eigen spiegel, waardoor hij alles ziet. 14. In de jaren 1900 werd de spiegel van Perseus gestolen door de nazi's en in de jaren 1940-1945 totaal verdraaid om zo te dienen als spiegel voor de nazi's en de schoonheids nazi's, waar ook de psychinazi's een onderdeel van waren, zij die bepaalden wat geestelijk gezond was en geestelijk ziek. 15. De geestelijke gaven of charismatische gaven, spiritualiteit en symbolisme werden door de psychinazi's als geestesziekte beschouwd. Als je als geestelijk mens in de spiegel van de psychinazi's kijkt, dan ben je volgens hen zwaar ziek. Door dit soort valse etiketten op hoogbegaafde kinderen te drukken met een hogere intelligentie en hoger zintuig verdienen zij hun brood mee. Het zijn kwakzalvers die een pseudo-wetenschap hebben opgezet. Bewijzen hebben ze niet. Het is net zo vaag als het pseudo-religieuze geloof. 37. Het psychinazi wereldrijk 991 1. Het is een xenofobische spiegel van paranoïa naar het diepe. 2. Het is een boosaardige spiegel waar ze mensen in laten kijken om hun harten en zielen te binden. Belangrijk is het dus om naar de wortel van dit probleem te gaan. 3. Het is een leugenachtige spiegel die mensen verteld dat ze een geestelijke ziekte hebben zodra ze creatief zijn, zodra ze geestelijk zijn, zodra ze zich in symbolische betekenissen verdiepen. De spiegel van de psychinazi's roept hen terug. Zolang je materialistisch en oppervlakkig bent ben je volgens deze spiegel psychisch gezond. Dat bepaalt deze spiegel. Als je te diep bent en ze kunnen je niet meer volgen, ze kunnen je intelligentie peil niet meer bijhouden, dan ben je verstandelijk gezien volgens hen niet schoon, maar vuil, en moet je schoongemaakt worden. Het zijn dus ook een soort schoonheids nazi's. De psychinazi's hebben een enorme smetvrees toe naar alles wat onbekend is, en alles wat zich niet zoals hen gedraagd. Het is een reclame spotje van een schoonmaak industrie. 4. Ze willen geen andere culturen. Indianen zijn ook stapelgek in hun ogen, vol met psychoses, want visioenen bestaan niet volgens hen. Het zijn dus nazi's, racisten, nationalisten. Alleen hun professie is de ware professie. Het is betweterig tuig van de hoogste plank. Bewijzen hebben ze niet. Ze werken met papiertjes, en dat is voor hen bewijs genoeg. Het werkt net zoals het pseudo-religieuze geloof. 5. Het is een industrie van verstandelijke en psychische schoonheid, van Liesje mag niet vies worden. Liesje moet binnen blijven, en als ze de tuin in mag mag ze niet verder dan het tuinhekje. En ze maken de mens schoon met hun psychotropische, chemische rotzooi. De natuur bespotten ze ook, want dat is vies. Alternatieve geneeswijzen worden belachelijk gemaakt, want dat is een bedreiging naar

hun farmaceutische markt. Het zijn schoonmaakmiddelen die veel kapot maken. Het wordt ook weleens toegegeven door henzelf, maar nog wel vaker wordt het allemaal schoongepraat. Het zijn schoonpraters. De meest erge misdaden praten zij met het grootste gemak schoon, net zoals het pseudo-religieuze geloof doet. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is het meest psychisch gezond in het hele land ? En natuurlijk zijn ze dat zelf. Zij staan boven alles en iedereen. Het is een schurkenbond van zware kwakzalverij, boerenbedrog. Het zijn gewetenloze dieven. Ze stelen tijd en harten. Zelf hebben ze voor niemand tijd. Hun tijd geven ze niet weg. Ze doen geen navraag, doen geen onderzoek, maar maken snelle conclusies, drukken snel hun etiketten op, en gaan dan snel over tot het openen van het arsenaal aan peperdure medicijnen, zware drugs op het niveau van cocaïne, crack en heroïne en nog erger. Het is een drugs maffia. Ze leven geheel door vooroordelen. Ze luisteren niet, laten mensen niet uitspreken, want daar hebben ze de tijd niet voor, en dan toch maar stempeltjes drukken. Dit tuig is niet voor rede vatbaar. Je spreekt slechts tegen dronkelappen. Het is een groot wit kwaad, alles moet steriel. En dan drukken ze de naalden diep in het vlees en dan ben je verkocht. Het is een veehandel. 6. Het is een psychische beauty industrie, allemaal heel oppervlakkig. Je moet precies zoals hen zijn, anders ben je psychisch ziek. Je hebt hun producten nodig. Het is een psychische cosmetische industrie. Je moet zwaar vergif op je ogen doen, zoals hen, opdat je geen diepte zult zien, en niet ver kunt kijken. Ze spuiten het vergif zo in je ogen. Zij bepalen wat en hoe je moet denken. Je bent niet van jezelf. Telkens maar weer in hun spiegel kijken. 7. Vergif op de lippen. Je moet spreken zoals hen. Vergif op de oren. Je moet doof zijn als hen. Ze drukken hun roddelblaadjes met de laatste nieuwtjes. Ze zetten familie leden tegen elkaar op, 992 allemaal goed voor de industrie. Ze melken zwaar beschadigde mensen helemaal uit om ze nog dieper te beschadigen. Ze martelen mensen opdat ze hun geheimen op tafel leggen, maar dit is allemaal geforceerd, en dan gebruiken ze het tegen die mensen. Ze blijven mensen maar ondervragen totdat ze doordraaien. 8. De psychinazi's durven niet rechtstreeks naar je te kijken, paranoïde als ze zijn, xenofobisch. Ze kijken naar je door een spiegel, door een lens. Ze zijn bang om te verstenen. Ze hadden de spiegel van Perseus gestolen en toen verdraaid. Ze zijn bang voor de oorlogsgodin die nu de kop van Medusa in bezit had. Ze vrezen Medusa. Ze durven niet te zien wie je bent. Daarom maken ze iets anders van je. Het zijn luie lafaarden. 9. Napoleon streed er al tegen, tegen de medi-nazi's die hun eigen spiegels hadden gemaakt waarmee ze vele levens verwoesten. Maar je kan dit beest van de psychinazi's niet zomaar zonder spiegel benaderen, ook al hebben ze je spiegel geroofd. 10. De psychinazi's wanen zichzelf het elite ras, door de spiegel. In hun ogen zijn zij het hogere ras. Maar het zijn beunhazen, want zij kennen de geestelijke oorlogsvoering niet. 11. Ze hebben hun eigen abstracte witte ras geschapen. Ze haten de natuurmensen. Ze haten de natuur. Ze hebben hun eigen abstracte nagellak geschapen, het verzegelend systeem, het etiketterings systeem. Zo konden ze hun installaties doen, hun eigen abstracte lipstick, waarmee ze hun beademings apparatuur installeerden, hun gasmaskers, want zij waren goden die leven gaven en leven wegnamen. Ze bouwden zo hun eigen schepping, een onschepping. Als deze honden ademen dan ratelen ze, woeste buitenaardse witte honden met oranje vlekken. 12. De psychinazi's – het witte schone, superieure

ras, met superieur verstand en psyche. Allemaal beademings apparatuur implanteurs met abstracte lipstick. Laat hen je niet kussen. Deze clowns slepen je naar de hel. Laat hun giftige nagels niet diep in je doordringen, maar gebruik je spiegel van obscuriteit. 38. Waarlijk mens worden mens alleen als een object. Ze gaan clinisch en steriel met de mens om. De mens is aan hen verkocht. Denk niet dat je met dit tuig ook maar enige zaken kunt doen. Het gaat allemaal via absurde verzekerings statistieken waarvan ze hun eigen krankzinnige wiskunde hebben gemaakt. Er valt niet met ze te praten, ze zetten alleen een hoger stemmetje op, en spreken dan in geheimtaal verder. Menselijk lijden laat hen volkomen koud. Ze martelen door totdat het product klaar is. 1. Je telt als mens niet. Je moet verstandelijk schoon zijn. Het is een industrie. Ze willen leveren aan de klant, aan de verzekerde, aan het hogere ras. De verstandelijk vuile moet schoongemaakt worden met gevaarlijke psychotrope medicijnen of met psychinazi behandelingen voor de schoonmaak. 2. Het is een fokkerij, een fabriek. Deze gewetenloze en verstandeloze egoisten zijn zo ziek en geobsedeerd met hun spiegeltje aan de wand dat ze geen mensen meer zien, maar alleen maar objecten voor hun industrie. Je bent niets dan een ding. 3. Het zijn buitenaardse invasies geweest van Pluto parasieten, hele lange dunne witte vrouwen met hele dikke mannen en hun honden. Ze injecteerden hun giftige zaad op aarde van 1940-1945 als fundament voor hun psychinazi wereldrijk. Het zijn aliens, geen echte mensen. Ze hebben geen oren, alleen stompjes. Deze hele lange dunne witte vrouwen rijden ook op grote witte mensenhaaien. Ze leven aan de rand van de natuur, op kerkhoven. 4. Probeer dit tuig niet te volgen. Ze gebruiken geen logica, maar spreken in geheimtaal voor hun industrie. De mens is interessant voor hen, en ze gebruiken de mens slechts als experimenten en proefdieren. Ze hebben geen empathie. Ze zien de 993 5. Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is psychisch het schoonste van het land ? Dat zijn natuurlijk de psychinazi's, die met hun giftige medicinale psychotrope killer nagels op elke hoek van de straat staan om hun drugs te verkopen. Het zijn heroine hoeren sinds 1945 in het psychinazi wereldrijk. Hun felrode nagellak vertelt je dat ze al met de etiketjes klaar staan om je te etiketteren. Het zijn projectie-hoeren. Als je zaken met ze doet zul jij aan het einde ritje zijn wat zij waren, want al hun krankzinnigheid zal op jou geprojecteerd worden. 6. Je bent slechts een onderdeel van een product, en hardvochtig calculeren ze alles in, want je bent slechts een object. Hoeveel je moet lijden is verder hun zaak niet. Verwacht niet dat ze ook maar enige empathie met je zullen hebben. Ze zijn zo zakelijk als een hysterische verzekeringsagent, hoog opgevoerd met statistieken die als dolle honden op je zijn afgestuurd om je te verscheuren. Sta je ingeschreven, zo ja, onder welk nummer, en onder welke geboorte datum. Dat is het eerste wat ze vragen, ook bij zware ongevallen. 7. Van 1945 tot eind 70-er jaren werden de fundamenten van het psychinazi wereldrijk gelegd, die haar peilers al had in 1940-1945, en in de 80-er jaren werd dit fluitend overgenomen door het dentinazi wereldrijk, net zoals de Romeinen het overnamen van de Grieken, maar altijd met elkaar verstrengeld bleven. Deze twee industrieën of liever gezegd verzekeringsmaatschappijen horen bij

elkaar, ondersteunen elkaar. Het dentinazi wereldrijk was de sluitsteen op het psychinazi wereldrijk, wat gewoon onder deze schelp kon blijven opereren. 8. Pluto was gekomen, via beademings apparatuur, om zo op die basis hun industrie te bouwen. Het ging niet alleen via Pluto, maar ook via Neptunus, Uranus, en de diepe witte kern van de Pleiaden, de witte pleiaden. Dit was slechts het opladen van het geweer, want dieper in deze kern zaten de dentinazi's al te wachten. 9. Dat is tegelijkertijd ook alles wat ze nog hebben. Het is een verzekeringsmaatschappij. 10. Ze staan tussen de mens en de onderwereld, tussen de mens en de aarde, oftewel tussen de mens en de natuur. Zij staan aan de rand van de natuur, en hebben daar hun industrie opgezet. De bezigheden van de dentinazi's op aarde zijn dus slechts geheimtaal hiervan. Het gaat hen niet daadwerkelijk om je gezondheid of om je orale gezondheid, maar om hun industrie want dat is alles wat ze nog hebben. Ze gebruiken dus een dekmantel om door legaal geweld gedwongen hun producten aan je kwijt kunnen, want je bent zelf niets anders dan materiaal in hun ogen. Daarom gaan ze ook zo clinisch en steriel met je om. Je bent niets waard in hun ogen. 11. Ze zijn stomdronken. Het zijn handelaren, verzekeringsagenten, die kijken of je van het hogere ras bent, of je verzekerd bent en aan de voorwaarden voldoet. Om producten gaat het hen. Ze blijven tussen stad en natuur inhangen. Daar dwalen ze op hun kerkhoven. Het zijn grafrovers. 12. Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is oraal de schoonste in het land ? Dat zijn natuurlijk de dentinazi's. Maar het is slechts een verzekering, een industrie van het ego. 994 13. De eerste kwakzalver ontstond toen de eerste schoft zijn eerste domkop vond. Ook de volgelingen van de kwakzalver zijn onderdeel van de industrie. Ze worden er gewoon voor ingehuurd. 14. In mijn kinderjaren had ik een terugkerende droom dat ik door de vloer zakte en tot de onderwereld ging. Het was een indiaanse onderwereld. Alles hier op aarde in de stad is geplamuurd door buitenaardsen. Er zijn buitenaardse, onzichtbare vloeren gelegd tussen mens en natuur. 15. Als je tot dit beest van het ego komt met de Perseus spiegel dan zie je industrieen, verzekeringen. Het is niet wat het lijkt. Het is het laatste wat ze hebben. Wees een barbaar, en kom terug tot de natuur, en wordt een wilde. Kom terug tot je dromenwereld. Blijf de spiegel van Perseus gebruiken. Kijk niet rechtstreeks naar dit beest van het ego. Blijf obscuur, nihilistisch en preexistentialistisch, want de schepping is nog niet gekomen. Eerst moet de mens afrekenen met de onschepping, het raadsel ervan oplossen. Pas daarna kan de mens waarlijk mens worden. 39. De kruistocht tegen de geestelijke oorlogsvoering 1. Het dentinazi wereldrijk spreekt in geheimtaal. Het zijn handelaars, gebaseerd op een verzekering. Ze hebben hun eigen wiskundig stelsel hiervoor gebouwd. Ze geven niets om je. Het verzekeringsmodel is het laatste wat ze hebben. Door het verzekeringsmodel hebben ze hun markt beveiligd. Dat is hun bron van inkomsten, dat is hun adem, dat is hun leven. Het is alles wat ze hebben. Zonder dat is er geen leven voor hen mogelijk, want ze hebben de hemelse rede niet. Het zijn geen

filosofen. Het is de onschepping. 2. Ze hebben hun eigen hogere ras gepretendeerd, allemaal voor een verzekering. Krankzinnigheid is het verachten van de geestelijke oorlogsvoering, zoals het ijs oprennen terwijl het nog te dun is. Krankzinnigheid is het verachten van de hogere filosofie. 3. Mensen mogen niet weten wie ze zijn en waar ze vandaan komen. Het is de geheimtaal van de heroine hoer op de hoek van de straat met de scherpe rode nagels. Wat zij op haar nagels heeft gedaan, zal ook over jouw natuur gaan, over jouw identiteit. Allemaal gif, chemische, psychotrope rotzooi. Ze speelt met de gevoelens en het denken van de onoplettende man. Die denkt : 'Ik heb toch geld, dus er op af.' Hij ziet niet dat ze aan de drugs is. Hij ziet niet dat ze als een roofdier van top tot teen bewapend is. Nee, deze rund ziet het niet, dat hij getrokken wordt tot de slagerij. Hij kent namelijk de geestelijke oorlogsvoering niet. De dentinazi hoer weet precies hoe ze moet verkopen. Dat is allemaal al zo ingecalculeerd. Daar valt ook niet over te discussiëren. Zij heeft altijd gelijk. Haar etiketten arsenaal heeft ze al opengetrokken. Haar nagels zijn al bewapend. 4. Het is niet iets medicinaals. Het is een oorlog, een marketting oorlog, een verzekerings oorlog. Het hogere ras van de onschepping. Het is hun leven. Zonder dat hebben ze niets. Ze hadden het eens geerfd. Het zijn geen filosofen. Het zijn geen geestelijke oorlogsvoerders. Het zijn krankzinnigen. Ze hebben zichzelf lopen opwerken tot de werkers van hun eigen gesticht. Een tragische vertoning. 5. Lange dunne witte aliens die steeds langer en dunner en witter worden, en dan ergens halverwege afknappen, waar uit de punt blaffende dolle honden stromen, en zo worden de afgebroken stukken weer dunner, langer en witter, en zo komen er steeds meer bij. Het zijn vrouwen die op witte haaien 995 rijden en lachend tot de aarde komen. Ze zijn dun en worden elke dag dunner, wit en worden elke dag witter, en daarom lachen ze, en elke dag worden ze langer en langer, totdat het ergens halverwege afknapt, en dan zijn er twee, enzovoorts, en ze hebben dikke mannen die elke dag dikker worden, dikke spierbundels soms, die zo dik worden totdat ze kapotspatten. Uitpuilende ogen hebben die zo uitpuilen en zo groot worden totdat ze knappen. Hazen zijn het, en de vuilste, goorste taal, absurd sadisme, oftewel absadisme, maar dat verpakken ze allemaal in deftige, dure taal, schoon, zo schoon, en steriel, want ze hebben een product te verkopen. 6. En hun stemmen worden steeds hoger, totdat het uit elkaar spat, en dan zijn ze dolgelukkig, doldwaas. Hazen zijn het. Uitpuilende ogen bijna, harder harder, dieper dieper, het reikt tot hun schoenen, tot de vloer, en dan spat het uit elkaar, en lachen ze hysterisch. 7. En het stemmetje wordt steeds hoger, en het woordje wordt steeds sneller gezegd. En dan schateren ze van het lachen als het explodeerd. Ze kunnen het zich veroorloven, want er komen er steeds meer bij. Ze vermenigvuldigen zich hierdoor. Dikke mannen, alsmaar dikker, dikkere spierbundels, en hun vrouwtjes worden steeds dunner, steeds langer, totdat het uit elkaar spat, en dan maar lachen. Ze hebben maar een plezier met hun onschepping, en niemand mag het weten. Met kaarsrechte, zure gezichten staren ze op aarde voor hen uit, maar van binnen hebben ze dolle pret. Ze hebben het hele aardse ras bedrogen, omdat er geen geestelijke oorlogsvoering was. 8. Dikke, schrokkende mannen, hamburger na hamburger, grote spierbundels die steeds dikker en groter worden, en daar komen ze. Ze zijn traag van begrip, ze hebben geen oren. Dan komen ze als dentinazi's, maar ze verkopen slechts. 'Nee, nee,' bulderen ze met een hele lage stem die steeds lager wordt, en steeds trager, alsof ze in een bubbel zijn

opgesloten. Steeds zachter klinkt hun stem, want ze zijn ver weg in de bubbel. Laat je niet bedonderen door dit buitenaards tuig. 9. Dan gaan ze heel traag door de straten. 10. Grote dikke spierbundels totdat ze ontploffen. Niks erg, want hun vrouwtjes fiksen het wel weer. Een vreemd verzekeringssysteem. Hazen zijn het, met uitpuilende ogen en grove taal, perverse taal, absadistisch. En dan gaan ze in gesprek. Maar niemand mag het weten. Niemand mag het horen, want het is een geheime samenleving. Narren door de straten. Ze kloppen op de hoge deuren. Het is een circus optocht. Het zijn de krankzinnigen van de onschepping. 'Kom met ons mee, daar verderop is het mooi.' Het is een kruistocht tegen de geestelijke oorlogsvoering. verzekerings registers te zeulen. Dat bepalen zij allemaal, door hun hoge wiskunde. Het is het leven niet. Het is de dood. Het is het ego. 40. De doorbreking van het Grieks-Romeinse fundament 1. Selectieve anorexia, anorexia selectia, want de vrouwtjes moeten ze dun mogelijk, en dat hoeven de mannen niet, en die worden door anorexia selectia enorm dik. Zo houden ze elkaar in stand, door dit gesjoemel in minderen. Ze hebben hun eigen wiskunde hier omheen gebouwd. Deze dentinazi's hebben zich zo opgewerkt tot de hoogste lagen van de samenleving. Ze kunnen overal in en uit. Daar hebben ze de sleutels voor. Zij zijn immers dentinazi's, zeer uitgekookt. Ze zijn hyper uitgekookt. Hysterisch is het. Zij zouden het allemaal wel even weten. Ze kweken de mens. Niet door hun eigen wijsheid. Ze zijn zelf niet zo slim. Maar ze hebben dit systeem geerfd. Ze zijn nogal lui. Het is de onschepping, de nachtmerrie van de feutus. Dan lopen ze de hele dag met hun 996 2. Napoleon heeft zijn geallieerden gezonden, door de zwarte driehoek. Een reusachtige zwarte driehoek is boven de zee verschenen en daar komen ze uit. Het is de spiegel van Perseus om met het beest van de dentinazi's af te rekenen. Het is oorlog, want het woekert maar voort als de kanker. Maar alleen de eenling zal opgenomen worden. De vloeren zullen breken en er zal een weg terug zijn tot de natuur, dat is wanneer je de filosofie ervan bestudeerd. Het hogere ras is dus perseusisch. Alleen door de spiegel van obscuriteit zal de vloer van de dentinazi's verbroken worden en het beest van het ego worden verslagen. Het is alles wat ze hebben. Het is alles waar ze omheen draaien. Ze zijn erdoor geobsedeerd. De mens moet geheel ontvloerd worden. Mens en natuur zijn volkomen geasfalteerd, maar er is een weg tot de schepping. Het zijn allemaal slechts barensweeën, vrouwen die ijlen. De mens ijlt door de pijn van het niet begrijpen. De hersenen ijlen. Het is de nachtmerrie van de feutus. 3. 'Ja, ik had dit kunnen zeggen en dat kunnen zeggen,' denk je soms als je weer een gesprek hebt gehad met het zulke verzekerings agenten, maar je hoefde dat allemaal niet te zeggen. Je moet je parels niet voor de zwijnen werpen. 4. Eerst komen de vloerboeren, en zo bouwen ze hun steden, maar dat is alles wat ze hebben. Jij hebt de hele natuur. Zij zijn kuddes varkens. Het zijn natuurverschijnselen als tekenen van de komende schepping. Als het ego zijn piek heeft bereikt dan is de schepping niet meer ver weg. Het zijn trillende biggetjes bij de rivier, op zoek naar vreten. Kijk niet rechtstreeks naar hen, want dan wordt je zoals hen, maar kijk door de spiegel van obscuriteit, de perseusische spiegel van de geestelijke oorlogsvoering. Het is een hele kudde biggetjes die zwaar paranoïde zijn tot de geestelijke

oorlogsvoering. Dat lusten ze niet. Daar willen ze zichzelf niet mee bevuilen. Deze biggetjes willen niet naar school. Ze drinken water van de rivier en wassen zich daar. Laat je niet bedriegen door het uiterlijk van deze biggetjes. Ze zijn allesbehalve schattig. Het zijn roofvarkens. Ze gaan op jacht. Hierin zijn ze meedogenloos als hyena's. Het zijn geen nobele dieren. Het zijn sadisten. Ze wassen zich in de rivier om henzelf klaar te maken en op te laden voor de jacht. Het ego is een roofdier. Als ze hun prooi hebben gevangen dan spelen ze met hun prooi, dan brengen ze de prooi in gevangenschap om de prooi uit te mergelen tot delicatesse. Ze doen zich te goed aan het psychische ongemak wat ze de prooi opleggen : angst, stress, paniek, depressie, eenzaamheid, vernedering, bespotting, kleinering, enzovoorts. Het zijn psychinazi's. Ze leven van de mentale problemen van de ander. Het is hun brood. 5. En de dentinazi's hebben ook geen empathie, want de mens is slechts een getal in hun smerige wiskunde, in hun experimentele pseudowetenschap. Ze zijn een zwerm zwerfhanen die zo kinderen in het gezicht springen om hun ogen uit te pikken. Ga er dus nooit zonder perseusische spiegel op af. Het zijn roofhanen. Ze menen het. Het zijn jagers. Daarom moet de schepping komen. Ze lopen daar pronkend rond, en gaan niemand uit de weg. Het zijn zwarte hanen met rode snavels. Ze verwonden mensen en kinderen voor het leven. Iemand moet die dolle hanen stoppen. Daarom moeten de amazones komen, de natuur-vrouwen. Dan zal er een nieuwe schepping komen. 6. 'Wij houden ons wijselijk stil als de vijand een fout maakt,' stelt Napoleon. Napoleon bracht de Egyptologie naar Frankrijk, en in zijn dagen ontstond er zo een ware Egyptomanie in Europa. Napoleon was op ontdekkingstocht naar Egypte gegaan, waar de Rosetta steen werd gevonden, waardoor later de hierogliefen werden ontcijferd. Het legde de basis voor de Egyptologie. Napoleon stelde zijn 'maarschalk van de verblijfsplaatsen' op, 997 de 'marechal des logis', die als functie had verblijfplaatsen te vinden voor het leger, waarop de logistiek is gebouwd : 'op de juiste plaats, de juiste tijd, de juiste hoeveelheden met de juiste kosten'. De logistiek is dus ook het fundament van de geestelijke oorlogsvoering. De logistiek is dus het vak van de heilige gebondenheid in filosofische termen. Je kunt niet over de grenzen heengaan. Napoleon kwam om de natuurlimieten aan te leggen. Hij moest hiervoor de valse limieten van de samenleving verbreken. Er lag een Grieks-Romeins fundament wat doorbroken moest worden. De mens moest terug naar de natuurfilosofie van Egypte. 7. Dan zijn er de beauty-nazi's die oppervlakkige informatie willen en oppervlakkige adviezen geven om de mens af te leiden van de diepere natuur. Denk ook maar geen seconde dat de beauty nazi's ook maar iets te maken hebben met esthetiek. Zij hebben helemaal geen zintuig voor schoonheid, iets wat dus puur filosofisch en natuurlijk is. Alle schoonheid is geestelijke oorlogsvoering. Punt. Ga je erbuiten, dan is het geen schoonheid meer. Maar schoonheid is een overgebruikt woord. Het is een abtracte term, die nogal verletterlijkt is. Schoonheid had een hele andere betekenis in de jaren 1700-1800, en ook schuilwoorden zoals sterk en zwak. Het woordenboek van de jaren 1900 begon al deze termen te mollen en overmatig te gebruiken. 8. Deze woorden mogen nooit op zichzelf staan, maar moeten altijd in een bepaalde, strategische context genoemd worden. Als ik soms zie hoe volgelingen van het ego zomaar durven te springen op het veld van de esthetiek en zomaar links en rechts mensen op hun kleding beoordelen of andere soorten uiterlijkheden, zomaar uit de losse hand, zonder uitleg, zonder diepte, zonder context van de geestelijke oorlogsvoering, dan doe ik mijn hand voor mijn gezicht en dan zucht ik, net zoals Napoleon. Maar wat is dit verschijnsel van de beauty-nazi's die dit tijdperk terroriseren ? Denk dus ook maar geen seconde dat de beauty-nazi's ook

maar iets met het uiterlijk te maken hebben. Neen. Ze halen hun informatie uit roddelblaadjes, uit cosmetische magazines, uit publieke opinie boekjes, wat dus helemaal geen publieke opinie is, maar wat een bepaalde groep is die hun wil wil opleggen en alles willen projecteren op de massa. De massa bestaat dus niet. Het is slechts een minderheid, en alles hangt als los zand aan elkaar. 9. Maar wat is het ? Het is een heel interessant en eigenaardig verschijnsel op zijn zachtst gezegd, waar ik me al met mijn kinderjaren mee bezig hield. Ik wilde altijd contact hebben met de diverse groepen in mijn klas en omgeving, voornamelijk ook de vreemdelingen, voornamelijk ook de natuurmensen. Ik hoorde bij geen enkele groep. Ik was een regenboog kind. Ik had contacten met iedereen. Niet letterlijk iedereen, maar van elke groep wel iemand of een paar. Ik legde altijd een witte boterham op een bruine boterham, en als mensen me dan vroegen waarom ik dat deed, dan zei ik dat dat de multi-cultuur is, de brug tussen de culturen. Daar was ik als kind mee bezig, niet om mezelf te onderscheiden en af te scheiden in exclusiviteit. 10. Ik stelde vragen aan de verschillende groepen mensen om me heen. Ik had geen vooroordelen. Ik wilde ze beter leren kennen, wat hen dreef. Ik plakte geen etiketten op. Wel vocht ik dus tegen extremisme, racisme en exclusiviteit. 11. Dit waren de principes die ik in ere hield en waar ik een ieder toe wilde bekeren, tot het regenboog principe. Ik bedreef hierin logistiek. Zoals ook Lenin stelde : 'het gaat om de juiste schakel te nemen op het juiste tijdstip.' 12. Ik zag dat beauty-nazi's elkaar altijd tegenspraken. Ze streden voor hun eigen familie vaandel of clan vaandel. 13. Iedereen is uniek, en iedereen moet de logistiek 998 leren. Allemaal op dezelfde plaats zou niet strategisch zijn. 14. Maar wat zijn die beauty-nazi's dan ? Waar gaat het over ? Ik had op school op mijn tassen altijd een boodschap uit te dragen. Ik kon goed tekenen, dus ik maakte er altijd wat van. 15. Maar toen begon de boodschap ook duidelijker te worden, want toen kwam er op te staan : God heeft je lief en God wil je redden enzovoorts. En ik had stickers met regenbogen op mijn fiets als kind, waarop stond dat er hoop was, want dat wilde je toch uitdragen aan de vervallen samenleving om je heen, als teken ook naar de buitenaardse wereld en de onderwereld dat je niet bij de beauty-nazi's hoorde, want die houden stijf hun mond dicht als het om naastenliefde en bemoediging gaat. Die leven door kleinering en exclusiviteit. Ja, ik wees het evangelie aan als de weg, maar wat weet je als kind van het evangelie af ? Het is de enige vocabulaire die je kent. Het was voor mij gewoon heel simpel : het goede, de regenboog, de liefde en de zorg, is de weg. Dat zag ik nauwelijks om me heen, en daar was ik verontwaardigd over. 16. De naastenliefde is goed. Hoop en bemoediging geven aan de naaste, vooral als kind, is goed. Als kind moet je vaak het voorbeeld aan je ouders geven. 17. Ze zijn er maar druk mee, de beauty nazi's. Wat is het ? Altijd staan ze voor de ander klaar om advies te geven over uiterlijk, over make up, over kleding, ook als het niet eens haalbaar is. Zoveel geven ze om de mens. Ze lijden echt met de mens mee, over die onmogelijke onbereikbare idealen die ze hebben, want dat zou toch echt een utopie zijn, een paradijs op aarde, als iedereen zo zou zijn als hen. 18. Wat is het ? Zij kennen je beter dan jezelf. Zij weten meer af van jou dan jezelf weet. Zij

doorgronden je. Zij kennen je van top tot teen. Niets kan je voor hen achterhouden. Niets. Vergeet het maar. Zij hebben voor alles al gezorgd. Zij kunnen je alles vertellen wat er nog aan je ontbreekt, en zullen intens met je medelijden die tijd dat je nog op aarde rest en je het maar niet kan bereiken. Het zijn echte troosters. Hoe zou een mens het kunnen redden in dit onverschillige leven waar niemand zich om je schijnt te bekommeren. Zij wel. Ze staan klaar voor je, dag en nacht. Altijd maar weer, het is een wonder. Hen ontgaat niets. Geen musje. Zij doorgronden jou. Zij staan recht voor je. 19. De beauty-nazi's, het is me een wonderbaarlijk verschijnsel. Net als je denkt dat de wereld aan de rand van de afgrond staat, dan komen zij op het nippertje om ons allen uit te redden. Grote helden zijn ze, op de juiste soort sokken. Natuurlijk van een heel duur merk, anders zouden ze dat nooit kunnen doen. Ze kunnen je zelfs de winkel aanwijzen waar ze het gekocht hebben. Wacht even. Zei je daar winkel ? Weten zij dat ook allemaal ? Waar je het kunt kopen enzo, en hoe duur het is ? Ja, dat weten ze allemaal. Hoe weten ze dat dan ? 20. Nou ja, dat weten ze doordat ze nogal veel bezig zijn met informatie, als data analisten. En dat moeten ze ook wel weten omdat ze juist voor die bedrijven werken als informanten, en die bedrijven hebben juist veel informatie nodig van hun klanten en potentiele klanten. Dat is allemaal klantenwervings-strategie. Het gegevensmakelaars. Dat verkopen ze dus weer door aan die bedrijven, al die registers en profieldocumenten die ze maken. Daar leven ze van. 21. Dus het gaat helemaal niet om het uiterlijk, maar het is gewoon hun beroep om aan informatie te komen van de mensen en om ze naar een bepaalde winkel te lokken ? 41. De amalgaam genocide 1. Een mens kan vandaag de dag niet meer wit of zwart zijn, niet meer dik of dun, lang of kort. Een mens kan er vandaag helemaal niet meer zijn, tenzij hij naar die ene speciale winkel gaat. 2. Het zijn dus informanten van bedrijven, een beroep dat ze geerfd hebben. Het is alles wat ze hebben. Ze werken voor een speciaal bedrijf of meerdere bedrijven, als data brokers, als gegevensmakelaars, die de profielen opmaken om door te kunnen verkopen aan bedrijven zodat ze hun logistiek kunnen opzetten, markettingsstrategieen enzovoort. Het zijn stalkers, spionnen, gegevensverzamelaars, heel obsessief, want dat is hun brood. Daarom zorgen ze zo goed voor ons en willen ze alles van ons weten. Ze willen echt dat we de beste producten krijgen, want alleen dan kunnen we leven, alleen dan kunnen we bestaan, krijgen we de adem ervoor. Maar wacht. Het is de onschepping ? 3. Dus die buitenaardse bedrijven werken allemaal met elkaar samen, en hebben hun informanten gezonden, allemaal gemaskerd, allemaal als geheimtaal, als beauty-nazi's ? zijn 4. Hoe komen we dan van ze af ? Hoe ontkomen we aan hen ? 5. Door de perseusische spiegel en het leren van de logistieke geestelijke oorlogsvoering, het zijn op de juiste plaats, de juiste tijd, in de juiste hoeveelheden met de juiste kosten. 6. Dus die mode-nazi's zijn ook zo bedrieglijk als het weer. 7. Ze volgen hun eigen logistiek, niet van de 999 hun

geestelijke oorlogsvoering, maar van de economie, of liever gezegd van verzekeringsmaatschappijen. Zij zijn het aas van vissers. 8. Fashion nazisme is een bedriegelijke vervanging voor de logistiek van de geestelijke oorlogsvoering, maar slechts een geheimtaal voor de uitgekookte wiskunde van de informanten, snitches, klikkers, infiltranten, van bedrijven. Het is spionage apparatuur die door bedrijven wordt geinstalleerd. Het zijn 'cookies', spyware. 9. Er zijn een heleboel soorten beauty nazi's en fashion nazi's. Rassen-nazi's, genen-nazi's, psychinazi's, dentinazi's zijn allemaal soorten beauty nazi's en fashion nazi's die hun eigen idee over schoonheid hebben, hun eigen boosaardige esthetiek. Psychinazi's zijn van de psychische schoonheid en dentinazi's zijn van de orale schoonheid, en dan zijn er ook nog relinazi's, die gaan over wat religieuze en theologische schoonheid is, maar dit is slechts geheimtaal van bedrijven. Juist omdat het in de diepte allemaal beauty nazi's zijn zijn het ook allemaal gegevensbedrijven, informanten, wat elk bedrijf wel moet hebben om te kunnen overleven. 10. Zij hebben dus data nodig, info, van de klant en van de potentiele klant, van de verzekerden en de onverzekerden waartegen zij verzekerd zijn. Zij zijn in die positie als zowel zaligmaker als huurmoordenaar, als inquisiteur. Informanten dus, ondervragers, interrogators, en dat doen ze allemaal op hun eigen manier. De dentinazi was nooit een echte communicator geweest, omdat ze nogal veel te verbergen hebben, maar die hebben gewoon hun boortorens en hun implantaten waarmee ze mensen periodiek aftappen voor data. De druk van de vulling op het bot en op de zenuw heeft zijn eigen trillingsgetal en kan daarmee unieke data van de mens aftappen en zo doorseinen naar de dentinazi. Natuurlijk zullen zij dit ontkennen, omdat dit namelijk hun vakgebied niet is. Zij kennen de 1000 geestelijke oorlogsvoering niet, dus ze moeten daar verder ook vanaf blijven. Het is ook het vakgebied van de psychinazi's niet die altijd weer proberen de geestelijke oorlogsvoering in het verdomhokje te stoppen. Nogal logisch. Ze worden namelijk zelf bestuurd door boosaardige geesten. Een kind kan de was doen. 11. De nazi's zijn niet geschikt voor wat voor vak dan ook. Het zijn misdadigers. Er is een groot verschil tussen eerlijk zaken doen en zaken doen door de mafia. Maar natuurlijk willen ze dit niet horen, en natuurlijk proberen ze dit te negeren, en natuurlijk strijden ze ertegen. Het is namelijk alles wat ze hebben en het is hun laatste adem, want de geestelijke oorlogsvoering zal hen die adem niet geven. Zolang de wereld nog voet geeft aan dit soort praktijken is de wereld verdoemd. 12. Ze spreken in geheimtaal. Je hebt ze aan de telefoon en ze proberen je voor het lapje te houden, je dingen aan te smeren. Ze zijn niet voor rede vatbaar. Er valt niet met ze te praten, maar heb altijd de perseusische spiegel dichtbij je. Wat ze doen en denken is het laatste wat ze nog hebben. Het zijn spionnen, en natuurlijk zullen ze dat ontkennen, want welke spion gaat nu zichzelf bekend maken ? Het zijn de regels van het spel, en daarom houden ze zich dom. Het is hun vakgebied niet, en de geestelijke oorlogsvoering heeft hen door. Daar moeten ze vanaf blijven. Ze hebben net als ieder ander de vrijheid van meningsuiting, maar zodra je die mening aan een ander gaat opleggen en ook nog eens onder dwang gif in de botten gaat lopen implanteren, dan is dat crimineel. 13. Maar verwacht geen steun van de massa's, verwacht niet dat ze naar je zullen luisteren, want dit is het pad van de eenling, en het blijft het pad van de eenling. De rest is niet interessant. Dan kun je wachten totdat je een ons weegt. Het gaat om de eenling. Punt.

14. Dit pad is niet zomaar zichtbaar, van 'oh, daar en daar'. Neen. Het pad is onzichtbaar en kun je alleen leren kennen door de logistiek : waar, wanneer, hoe, in welke hoeveelheid, in welke vorm, in welke verhouding. Daarom dient de eenling de logistiek van de geestelijke oorlogsvoering te kennen. 15. Alles om de mens heen, de machines van de nazi's met hun huichelachtige contradicties de hele tijd, is daar slechts een karikatuur van. 16. De mens moet zelf de logistiek van de geestelijke oorlogsvoering leren kennen, en dan zal het andere op de bestemde plaats vallen, niet eerder. Vroeger was er de militaire logistiek, en toen gooide de nazi logistiek roet in het eten, en nu is er de logistiek van de geestelijke oorlogsvoering. Dit gaat niet door het rechtstreekse, het grijpen, maar door de spiegel van obscuriteit, de perseusische spiegel met een nihilistische en pre-existentialistische basis, want de schepping is nog niet gekomen. Het is de strijd te ontstaan, niet de strijd om te overleven. Het leven is er nog niet, slechts duisternis, woestheid en leegte. De feutus zweeft boven de zwarte golven in een gelei achtige capsule, en de feutus heeft een zware, chronische nachtmerrie van de onschepping. Dit zal de feutus inspireren, en dit zal de feutus wakker maken en tot leven verwekken. Dit is de enige manier. Zonder deze nachtmerrie is er geen bestaan of schepping mogelijk. 17. De amazones slapen aan de kust, in hun tenten. Hun grote bossen met haren woelen op hun slaapplaats, waar ze liggen onder de vellen van verslagen beesten van het ego, in de jacht verkregen. Maar het is slechts een droom van de feutus. Het bestaat niet, maar het zal bestaan. De schepping is er nog niet geweest. Allereerst zullen de amazones er zijn, de natuur vrouwen, de natuur principes van de logistieke geestelijke oorlogsvoering. En dan zal de geboorte plaatsvinden. 1001 18. De amazones dragen de zwarte veren van de woeste hanen. Hanen die je zo zouden kunnen aanvliegen om je ogen uit te pikken. Hanen die je voor het leven invalide zouden kunnen maken, verlamd. Het zijn de dentinazi's. De amalgaam genocide, de invasie van buitenaardse zwarte skeletten, is daar slechts een allegorie van. Welke man zou overleven in het gevecht met zo'n haan ? Alleen amazones zouden kunnen overleven, als ze woest en geemancipeerd genoeg zouden zijn, maar het was slechts een droom van de feutus. Hoe dan ook staat deze schepping te dringen, want het zijn natuurprincipes van de logistieke geestelijke oorlogsvoering, de achter alles liggende filosofie van het leven. 19. Dan staat zij op met een bot in haar handen, en bestrijdt de zwarte dentinazi hanen. Zij wordt zwaar toegetakeld en moet bloedend wegrennen, en de zwerm woeste, hysterische dentinazi hanen achtervolgen haar, tot diep in de wildernis. Zij klimt in bomen om veilig te blijven, en maakt een vuur voor in de nacht. Zij is op zoek naar haar zusters. Zij roept en schreeuwt, maar zij horen haar niet. Zij bestaan niet. De schepping is nog niet gekomen. Het is slechts een droom. 20. Is zij zelf wel een mens, is zij wel daadwerkelijk geschapen, of is zij slechts een dier, of ook maar een droom ? Zij weet het niet, ze is zwaar in de war. Maar het is alles wat ze heeft en werkt ermee. Ze zal haarzelf verdedigen tot het laatste toe, of ze nu bestaat of niet bestaat. 'Ik droom, dus ik leef,' spreekt ze langzaam. Ze heeft een fakkel waarmee ze de woeste zwarte hanen van haar af probeert te houden, maar ze zijn hardnekkig en koppig. Als ze haar aanvallen snijden ze diep in haar. Ze voelt haarzelf duizelig en misselijk. Er is vuil in haar bos met haren. Dan vindt ze een zwarte veer, en bindt het aan haar haar, en dan vindt ze nog een veer en bindt het aan haar bovenarm band. Ze droomt, maar ze strijdt, ze strijdt om te ontstaan. Misschien is het niets, maar misschien ook wel, en ze neemt haar

kans. Misschien is dit wel de laatste kans die ze heeft. Weer roept ze het uit tot haar zusters, maar ze hoort niets. Bestaan haar zusters wel, of is ze in de war ? 21. Weer doen de zwarte hanen een aanval. Er zijn er nu zoveel, maar dan ziet ze pas hoe klein ze zijn, en hoe groot zij is. Zij staat daar met haar fakkel, en ze kan hen zo goed zien nu. Er zijn er zoveel. Het is alsof ze haar niet meer zien, alsof ze onzichtbaar is, of heeft haar fakkel hen verblindt ? Ze lijken ineens als verdoofd. Is dit de schepping ? Ze grijpt haar mes, en maakt er één af. Ze neemt de veren af. Ze neemt de botten af. Botten ? 'Waar ken ik dit van ?' denkt ze. 'Ja, ik … ik moest naar de dentinazi's … eens … Ik zat in de stoel … of liever gezegd ik lag in de stoel, want het zijn ligstoelen, althans dat is waar mijn nachtmerrie over ging … De denti nazi kwam en keek in mijn mond, met een lampje. Hij haalde er toen een botje uit. 'Dit had je ingeslikt,' zei hij.' 22. 'Nee, dat had ik niet ingeslikt. Dat zijn die hanen, en die hanen …' dacht ze. Ze maakte een voorhangsel voor haar tent van botjes en veren. 'Niemand zal hier nog doorkomen,' dacht ze. Maar ze kwamen, en dit keer was het overweldigend. 2. Het boek van de oordeelsprofeet Jeremia is zware, massieve literatuur oorspronkelijk uit de woeste wildernis van Israel. Het is een reusachtig Israelitische visioen van de obscure eenling in de natuur op het pad van het nihilisme, want Jeremia stelde dat de ware religie nog niet was gekomen. Het volk was verleugend. Daarom heeft dit boek een ondoorgrondelijke en ongetemde woestheid, omdat het tegen de fundamenten van de literatuur inging. Als je dan kijkt naar de amazone oernatuur, dan zien we de amazone vrouw genaamd Bamah, met de zwarte hanen, oftewel de dentinazi's. Het is als een grotschildering in het woeste, donkere oerwoud van het vóór-Israelitische en ook het vóór-Egyptische tijdperk, want het is voortijds. Het zijn een serie grotschilderingen die het verhaal vertellen, de mythe van Bamah en de zwarte hanen. Soms staat ze met een fakkel, omringd door de zwarte hanen, en soms is zij heel groot, en de hanen klein en verdoofd, alsof zij een hanenhouder is. Zij is de eigenares van deze hanen, maar dat besefte ze deels nog niet. Zij moest nog ontwaken, en zij moest nog geschapen worden. Ook was zij in gevecht met deze hanen. Het zijn haar hanen. Het is haar fokkerij. Wat kunnen we ervan leren ? De dentinazi's zijn er een allegorie van. 42. Over het boek van Jeremia 1. Het zijn de nachtmerries van de feutus, maar zij zal ontwaken. Het is dan wel een nachtmerrie van de feutus, maar het is ook tegelijkertijd mythe. Is het begin van de schepping geen nachtmerrie op zich ? Het is iets wat we overal om ons heen zien, en de eenling die ontwaakt is tot het nihilisme ziet de staat van deze wereld, het bedrog van de onschepping. 1002 3. Bamah betekent hoge plaats in het Hebreeuws, bergen, strijdveld, plaats van aanbidding, rand, het hoog zijn. Zij is de hanenhoedster, maar zij onderschatte haar eigen hanen, en zij keerden zich tegen haar in een zwak moment, waar ze zwaar voor moest betalen. En zo werkte ze aan haar eigen geestelijke oorlogsvoering, want die moest nog geschapen worden. Het zijn obscure beesten van het ego, de dentinazi's, maar hierin zijn ze woest en hysterisch, de woestheid van autisten met een asperge-syndroom. Ze kunnen zich niet in de ander verplaatsen, alles draait om henzelf. Het zijn psychopaten, sociopaten. En Bamah kon ze alleen

overwinnen en beheersen door haar eigen obscuriteit in de geestelijke oorlogsvoering aan te wakkeren. 4. De hanen zijn katalysatoren van haar onderbewustzijn die nodig zijn om haar valse publieke bewustzijn te doven. Er zit dus een veel duisterdere psychologische betekenis achter. 5. Ook obscuur naar jezelf zijn. Laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand denkt of doet. De mens is verstrikt geraakt in misleidend publiek bewustzijn. De mens moet terug naar het onderbewustzijn van het oer, want er is nu teveel bewustzijn. 6. Het bestaan was een soort filosofisch lijden, de filosofische woestijntocht tot het beloofde land, en die tocht was noodzakelijk. Maar de schepping was nog niet gekomen. Het was het bestaan nog niet, maar het onbestaan, de onschepping, de nachtmerries van de feutus. 7. De mens greep veel te snel naar allerlei vals bewustzijn, ook vals collectief bewustzijn, en daarom moest de mens eerst terug tot het onderbewustzijn. Maar de mens wilde feesten. En zo ontstond de onschepping. 8. Er gaat dus nog wat vooraf aan de onschepping, en dat is het oer-onderbewustzijn. Alleen in het oeronderbewustzijn zou de ware schepping kunnen komen. De mens moest dus een verdieping lager. Hiertoe zijn de zwarte hanen een katalysator. De mens moest hierdoor komen tot de oer-afzondering in de filosofie. 9. Zij van de onschepping hebben geen filosofie. Ze kunnen alleen maar doorverkopen wat ze geerfd hebben. Ze kunnen alleen maar verkopen. Er zit verder niets bij. Ze hebben geen creativiteit, geen scheppingsvermogen, en daarom zijn ze jaloers op 1003 hen die deze vonk wel hebben, en doen ze er alles aan om zulke personen uit te buiten. 10. Elke nacht weer, als we slapen, gaan we het onderbewustzijn in. We moeten hierin dieper en dieper, want alleen dat is de ware weg tot de schepping. Ook overdag kunnen we deze tocht maken. Er is zoveel vals bewustzijn wat moet afsterven. Maak er zaak van van de onschepping te komen tot het onderbewustzijn, waar het pad van de eenling verder gaat. Dit is de diepere laag van het pre-existentialisme. Er ligt een oer-onderbewustzijn waar het valse bewustzijn en het valse collectieve bewustzijn kan doven. 11. Je dringt dan diep door in een oer-afzondering van de geestelijke oorlogsvoering van het onderbewustzijn. 12. De nihilist leeft in een asperger samenleving van roofdieren waar iedereen voor zichzelf strijdt, om te overleven, niet om te ontstaan. Ze houden zich niet aan de filosofische leerregels van het bestaan. Het is de autistische onschepping. Er is geen contact mogelijk. Alles is in ijs. Het is nog niet geschapen. Ze pretenderen alleen, ze ijlen alleen, en ze willen dat jij erin gelooft. 13. En als je ze volgt, en als je ze gelooft, dan fokken ze je, zoals ze zelf gefokt zijn. Ze rennen maar heen en weer. Dan moet er weer dat, dan moet er weer dat, en dan trekken ze weer een heel register open voor dit en dat, maar het is allemaal niks. Ze komen er nergens mee. Het heeft allemaal geen inhoud. Zo verspillen ze tijd, maar er is geeneens tijd. Tijd is nog niet geschapen. Het is de nachtmerrie van de feutus, en de feutus moet dieper het onderbewustzijn in, dieper de slaap in. De feutus is in strijd met het oog van het ego.

43. Ga tot Nazareth, het beloofde land 1. Kom niet tot een te snelle schepping, grijp niet het eerste licht wat je ziet, maar wordt obscuur naar jezelf. Laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Keer je andere wang toe, laat je niet verleiden te snel tot actie over te gaan. 'Ja, maar die en die heeft dit en dat gezegd.' Wat dan nog ? Zij zijn in de onschepping. Spring er niet in. 2. Leef vanuit de spontane vonk, en laat het zuiveren in het diepere onderbewustzijn. Niets moet. Je hoeft jezelf niet te verdedigen, want het is de schijnrealiteit, de schijnschepping. Ze willen je uit je tent lokken, voorbarig uit de baarmoeder lokken, opdat je een miskraam wordt zoals henzelf. Het zijn miskramen, niet anders. 3. Ga dieper het onderbewustzijn in, laat je niet verleiden tot vals glitterend bewustzijn, corrupt groeps-bewustzijn van saamhorigheid, kameraadschap enzovoorts. Ga op zoek naar jezelf, naar de filosofische onderliggende principes, en ga tot Nazareth, het beloofde land. 4. 'Ja, maar ik heb het koud, en het is eenzaam.' Wat dan nog ? Waar gaat het nu om ? Je bestaat nog niet eens. Dit is de weg. Als het niet zo was dan zou je in de schijnschepping terecht komen, en dat wil je ook niet. Je moet jezelf scheppen. Dieper in het oeronderbewustzijn wordt het vanzelf wel warmer en vindt je geleidelijk aan alles wat je nodig hebt. 'Ja, maar ik sterf.' Wat dan nog ? Je leeft nog niet eens. Je ijlt. Gewoon dieper gaan, en je komt vanzelf tot het ware leven, het ware bestaan, de ware schepping. Al het valse en voortijdige moet sterven, tenzij je een miskraam wil zijn, en poppenhuis wil spelen. 5. Luister niet naar het oog van het ego. Het houdt je 1004 tegen, want het exploiteert je, maar strijdt om te ontstaan. Strijdt om in de diepte af te dalen. Strijdt om in te gaan. Het oog van het ego zal net zolang tot je ja-maaren totdat je bij haar terugkomt in de valse onschepping. Zij willen met je onderhandelen, want het is alles wat ze nog hebben. 6. Je hebt te maken met een obscure onschepping. Wees nog obscuurder. Je hebt te maken met een autistische onschepping. Wees nog autistischer, en ga dieper je onderbewustzijn in, tot de diepere slaap, om de valse onschepping achter te laten, alles achter te laten wat je dacht dat je had, want je had het niet. Je bestond nog niet. Je had te maken met een nihilistische onschepping, wees nog nihilistischer. Het zijn allemaal katalysatoren. 7. Daal de trappen af tot de ondergrond van het onderbewustzijn. Dieper en dieper, waar alles verdonkerd wordt, waar alle valse lichten kapot springen, elk vals bewustzijn, al die uitpuilende ogen knappen daar voor eeuwig stuk. Hier kunnen ze niemand meer bedriegen. Het zijn spionage camera's, niets meer. Ga dieper, de informanten die verkeerde bedoelingen met je hebben springen vanzelf kapot. Het zijn bewakings-camera's, maar dieper en dieper hebben ze steeds minder macht. Het zijn alarmen, maar ze zullen vanzelf doven wanneer je dieper gaat. Het zijn kwallen die daar hangen aan de muren in het trappenhuis, die schemerend licht geven om je te verlokken, maar ze kunnen niets doen. Ze zijn verlamd. Ze hebben zelf de verkeerde keuzes gemaakt. Ze hangen daar niet voor jou, maar voor henzelf. Ze kunnen daar hangen als vagina's, maar ga er niet in. Het zijn valse baarmoeders van de onschepping. Ga dieper en ze zullen vanzelf kapot springen. Laat hen je niet met zich meesleuren. Als ze om je nek heenvallen, of op je hoofd vallen om je uit te zuigen, laat het je dan niet tegenhouden, maar ga dieper. De trappen zijn open. Je hebt meer onderbewustzijn nodig, niet meer bewustzijn.

8. Het onderbewustzijn is een duister beest, een baarmoeder van het oer, maar laat je niet meer verleiden terug te gaan tot de wipwap van de onschepping, want dan wordt je als een zwaar gehersenspoeld kind wat alleen maar kan wipwappen. Daarboven is het zware mind control. Het is alles wat ze hebben. Er staat daar een turnrekje waar de kinderen zich vaak aan verwonden, kinderen die hun nek breken, en de kermis gaat maar door. Het is de onschepping. Gruwelijke dingen gebeuren daar, maar ze bestaan niet. Het is de onschepping, de nachtmerries van de feutus. Wat doen ze allemaal wel niet met die kinderen ? Stop. Ga niet meer terug. Ga dieper het onderbewustzijn in, want ze spelen psychologische spelletjes om je uit te zuigen. Ze houden van het uitzuigen van feutussen, maar ga dieper de baarmoedervliezen van het onderbewustzijn in, zwevende in een gelei achtige capsule boven de zwarte golven van het onderbewustzijn. Er is daar een woeste storm, en de golfen zijn hoog. Het grijpt je en trekt je in de diepte. Al het licht moet doven, alle schemering, elk vals bewustzijn, elk overmoedig collectief bewustzijn, elke betweterij. Oh, ze weten het allemaal zo goed. Het moet sterven, uitgedoofd worden, in de dieptes van de reusachtige oceaan van het oer-onderbewustzijn. Het heeft allemaal teveel gesproken. Mensen zijn kapot gepraat. Maar ze bestonden nog niet. Het waren de nachtmerries van de feutus. Wees maar autistischer, anders kun je niet tegen de autistische egoisten om je heen op. Wees maar obscuur, want ze zijn obscuur naar jou, ook al doen ze alsof ze spontaan en meelevend zijn, ook al doen ze alsof ze leven en sociaal zijn. Ze hebben grote geheimen. Ze laten aan jou hun kaarten niet zien. Het is een obscure industrie. Niemand mag weten waar ze mee bezig zijn. Na kantooruren zijn ze er niet voor je. 9. Het diepere onderbewustzijn van het oer, een diepere slaap, waarin de nachtmerries van de feutus kunnen kalmeren, waar ze ander natuurgeweld beleven. Zware stormen, zwaar onweer, zware 1005 draaikolken, hoge golven, allemaal om de feutus in de diepere slaap te brengen, want een roofdier, een roofvogel, had de feutus gegrepen en naar zijn nest gebracht, om haar jongeren ermee te voeden. Na de nachtmerrie is er slaap, diepe slaap, om diepere filosofische vonken uiteindelijk op te wekken, van een afgezonderd kind van de geestelijke oorlogsvoering, de strategische obscuriteit van de natuur. Het nihilisme van de natuur van het onderbewustzijn is paranoïde toe naar alles wat zich te snel ontwikkeld. Het prikt door alles heen, laat zich niet meeslepen en manipuleren. Het onderbewustzijn is een zee van vertraging. Hierin wordt de feutus geworpen door de natuurstorm, en hierin wordt de feutus weggezogen om tot vertraging te komen, en zoveel beschermende gelei achtige vliezen omhullen de feutus dan weer, want de roofvogels hadden alles weggepikt, en hadden zich tegoed gedaan aan het bloed en de sappen van de feutus. 10. De storm brak door alles heen, door alle kunstmatige, clinische, autistische wanden van de onschepping van de nazi's, een voorscheppingse psychose van de feutus. De storm nam de feutus weer mee terug naar waar het hoorde. Er was een onleven, maar het ware leven is in de filosofie, en die ligt opgeborgen in het oer-onderbewustzijn. Zoveel lagen waren er overheen gebouwd, zoveel vloeren overheen gelegd, voor een industrie, en de miskramen waren producten. Ze speelden poppenhuis als kinderen en dementen. Het was een psychose van de feutus, maar de storm van het oeronderbewustzijn kwam om de feutus terug te halen. De feutus was ontvoerd. 11. De psychinazi's, helemaal geobsedeerd met de psyche van de mens, als rampentoeristen, want ze kunnen er zo mooi munt uit slaan uit de ellende van de mens. Ze zijn zo geobsedeerd met de psyche van de mens dat het psychofielen zijn, wars van filosofie. Als ze het over psychoses hebben, dan zijn zij zelf wandelende psychoses, de ergste psychose

die een mens maar kan hebben, als de psychoses van de feutus, vlak voor de geboorte. 12. Het massa onderbewustzijn van de stad heb je dan niet nodig, maar je moet dan tot het natuur onderbewustzijn gaan van het oer, de diepere slaap. Maar hoe doe je zoiets ? Hoe kun je aan de psychoses van de onschepping ontkomen ? Je bent dan in het trappenhuis onder de stad en je gaat dieper en dieper, steeds dieper onder de grond, de ondergrondse natuur in, waar het onderbewustzijn van de natuur ligt. Het is niet slechts natuur. Je kan niet zeggen : lang leve de natuur en in de natuur gaan leven alsof alles daar om draait. Neen. Je moet terugkeren tot de filosofie van de natuur. De natuur staat niet op zichzelf. Wel is het zo dat de filosofie niet kan bestaan zonder de natuur. Zij horen dus bij elkaar, maar er moet geen filosofie-loze natuurdrift komen, want dan blijf je slechts aan de rand van de natuur, en ben je nog steeds een schaap van de stad. 2. Voor hen is het allemaal heel gemakkelijk. Er mag niet moeilijk over gedaan worden. Het leven is simpel. Maar het is het leven niet. Het is het onleven, de onschepping. Het is een psychose van de feutus, het stadium vlak voor de geboorte. De feutus is in de war. Het zijn katalysatoren waardoor de feutus zich vanzelf in zich terugtrekt, en dat is om de feutus te beschermen. Zo onstaan de juiste laagjes en vliezen om de feutus heen, een gelei achtige capsule die de feutus voedt en beschermt. Als er niets zou gebeuren, als de laag van de onschepping er niet zou zijn, de foetale periode, de laatste fase van de zwangerschap, dan zou de feutus zich niet voldoende intrekken, en dan is de feutus te kwetsbaar voor het leven, en sterft dan oneindig af. De psychose van de feutus is dus absolute noodzaak voor de feutus om zich te kunnen ontwikkelen en genoeg zelfstandigheid te hebben, obscuriteit en autisme, genoeg nihilisme, om te kunnen ontstaan. Daarvoor is de feutus een embryo, in de embryonale periode, de eerste periode van de zwangerschap. 44. Het begin van de schepping 1. Wat kun je dan doen ? Als feutus wordt je diep de vertraging ingetrokken in het onderbewustzijn van het oer, wat de filosofie doet. Waarom ? Zou je kunnen denken. Waarom moet alles vertraagd worden ? Juist omdat dingen te snel gaan, en er zo geen overzicht meer is. Er ontbreken tussenstappen. Veel mensen willen dat niet horen, maar dat is de onschepping. De mens moet dieper. Wat betekent dat ? Diepte ? De mens is te overvlakkig, heeft te snelle definities van dingen gemaakt, heeft oorspronkelijke definities weggekapt of zwaar ingekort. Maar diepte is een vies woord voor veel mensen van de onschepping. 'Je moet niet zo zeuren,' zeggen ze dan. 3. Het is belangrijk dat de feutus daar weer naar terugkeert, want dat is de oorsprong. En daarvoor was er slechts een spermacel. De zaadcel, één van de miljoenen, dringt als eenling de eicel binnen. De mens is dus in oorsprong zowel man als vrouw. Hij draagt de man in zich en de vrouw. De feutus moet terugkeren tot deze laag van het oer onderbewustzijn van de natuur, waarin hij weer begint als eenling en tot de eicel gaat. Was de feutus dan slechts een nachtmerrie of psychose van het embryo ? Ga weer opnieuw door dit proces heen. Zou je weer dezelfde baarmoeder kiezen, of was dit een psychose, een nachtmerrie. Werd je er naartoe gezogen of maakte je die keuze bewust. Zag je ergens licht of schemering ? Hoe kwam je daar, en waarom was je de eerste ? Waarom bereikte jouw zaadcel beginsel als enige de eicel ? Was dit allemaal waarheidsgetrouw, of werd er met je gerommeld, of was dit slechts een psychose of nachtmerrie van de zaadcel, of van het embryo ? 1006

4. Zou je dezelfde baarmoeder weer kiezen, dezelfde eicel ? Of zou je het ditmaal anders doen, of had je geen andere keus ? Was het een natuurverschijnsel, of werd je ergens ingelokt ? Waar ben je terechtgekomen ? Zou je er nu misschien beter tegen kunnen vechten ? Ga dieper terug naar het onderbewustzijn van het oer. Laat de onschepping los. 5. Hoe kwam je in die man die jou als een zaadcel droeg. Was je bedrogen, of was je ontvoerd ? Gebeurde het in een zwak moment ? Het zette een ketting reactie in werking, een nachtmerrie of psychose, en het werd het leven genoemd. Moest je hier doorheen ? Maakte het tot wat je nu was ? Was er geen andere weg ? Maar is het dan nu de bedoeling om helemaal terug te gaan tot een nog dieper stadium ? Heb je nu misschien daarvoor de katalysator gekregen, terwijl je die eerst nog niet had ? Ga dieper. Je bent een eenling, hoe dan ook, anders zou je geen bewustzijn hebben, geen dromen. De eicel moet binnen een bepaalde tijd bevrucht worden, anders sterft het af. Ga er niet nog een keer binnen, want je kan nu dieper, je kan nu verder terug, je verder naar binnen trekken in plaats van naar buiten. Laat de eicel maar afsterven, want het was de onschepping. Het was een nachtmerrie, een psychose. En kom dan tot het diepere stadium, het tegenbewustzijn. Je weet dat het bewustzijn niet klopt, maar je maakt er antistoffen tegen. 6. Wat is de filosofie ? Je ziet de lijdensgezinde de berg op gaan. Jeremia roept : we moeten terug, we zijn te ver gegaan. Maar dan is het een vrouw : Bamah en de zwarte hanen. Nu heeft ze de katalysatoren om het tegenbewustzijn op te roepen, het begin van de schepping. Alleen het tegenbewustzijn kan een ware schepping opwekken, dieper in het oer onderbewustzijn. 7. Je zucht, diep uit, en ademt dan diep in, want er wordt adem gegeven. Het is de tegenadem van het tegenbewustzijn. Je voelt de gespletenheid en dat 1007 het zo hoort, anders zou er geen leven mogelijk zijn. Alleen zo heb je adem, door het tegenbewustzijn. En dan ga je door het oerwoud van het tegenbewustzijn, op zoek naar diepere filosofische principes, niet slechts naar meer natuur. 8. De nachtmerries en psychoses van de verschillende stadia van de voorgeboorte, de voorschepping, zijn zwaar. Maar zonder die druk is er geen leven, en zonder deze zwaarte kan het tegenbewustzijn niet opgewekt worden, en zou je slechts een spons zijn. Er is geen regelrechte utopie, en het centrum van de filosofie is niet makkelijk te bereiken. 9. Het schreeuwt vanuit de hemel naar je, maar je kan het niet verstaan, en je begrijpt het niet. Wat doe je dan ? Teruggaan, teruggaan en teruggaan, dieper het onderbewustzijn in, tot het tegenbewustzijn. Je ziet de mensen om je heen hun koppen in het zand steken ? Het zijn slechts kuddes struisvogels die wild heen en weer rennen om het geheim te bewaken. Eens had ik een droom over psychinazi's, en ik zag ze zo veranderen in een kudde wilde struisvogels. Dat is wat ze zijn. 10. Waarom zijn dingen zoals ze zijn ? Het zijn katalysatoren om te laten zien wat ze niet zijn. Het zijn triggers. Ze zijn noodzakelijk in het filosofische spel. Ze bellen aan en verkopen hun producten. Psychofielen, hevig geinteresseerd in je psyche, maar allemaal voor deze reden. 45. Wat was er vóór de onschepping ?

1. Hoe werd je een spermacel ? Wat was je daarvoor ? Was je een brok onderbewustzijn ? Nam iemand het voor een industrie ? Werd je tot een object, een onderdeel van iets, gedwongen ? Of lokten ze je erin, en kon je toen niet meer weg ? 2. Wat was er vóór de onschepping ? 3. Het eenling principe was nog niet rijp geworden. Maar alleen door deze ervaring kon het rijp worden. In de zaadballen was er al een selectie gaande voor iedere zaadcel, een selectie uit miljoenen en miljoenen zielen. Het was alleen om je te doen ontwaken en om je te inspireren, maar het was de schepping nog niet. 4. De lijdensgezinde ging de berg op, de massa's achterlatende, en er was een verschijning op de berg waar je niet naar mocht kijken, want dan zou je sterven, zoals ook in de Perseusische filosofie. De lijdensgezinde mocht alleen haar achterste zien, wat een beeld is van de baarmoeder, het onderbewustzijn. Teveel bewustzijn zou hem doen sterven. Hij moest tot het oer onderbewustzijn komen, want het volk was al veel te ver afgedwaald in deze valse schepping van vals bewustzijn. Mensen zijn allemaal maar heel actief, draven met van alles in het rond, om hun koninkrijken te bouwen, maar het is allemaal voor niets. Het is de ware schepping niet. De lijdensgezinde moest naar het achterste van de verschijning op de berg kijken, niet naar de voorkant. 5. Wat weet de mens toch veel, en wat doen ze er allemaal belangrijk over, maar het is allemaal voor niets. Het totale collectieve bewustzijn wat ze op hebben gebouwd is een gruwel, een totale mislukking, en nergens goed voor, want er was geen fundament van geestelijke oorlogsvoering. 6. De lijdensgezinde kwam op de berg om filosofische principes te leren. Hij maakte contact. 1008 Het scheurde de hele wereld van literatuur open. Niemand rent dan op zo'n verschijning af om even met gouden tanden en een afgezakte broek breedglimlachend op de billen te slaan. 7. Eén verkeerd woord, of één verkeerde beweging, en hij zou het niet na kunnen vertellen. Hij stond recht voor een theofanisch, buitenaards roofdier, en als hij het van voren zou zien zou hij verder leven wel op zijn buik kunnen schrijven. Ik ken dit soort dingen. Ik heb het in mijn dromen en nachtmerries gezien. Mensen spelen met hun leven als ze roekeloos met vrouwen omgaan, of met God, of hoe die filosofische natuur principes zich dan ook uiten of vermommen, maar geen mens kan tegen de filosofische machten van de natuur op. Vergeet het maar. Verhaal of geen verhaal, droom of geen droom, ik weet dat het echt is. Ik heb de electriciteit gevoeld en het is hoogspanning, en het zal de wereld overnemen. Vergeet het maar dat de mens het laatste woord zal hebben. De filosofische natuur van het oer zal het laatste woord hebben. Wat er vandaag de dag aan 'mens' rondloopt is het meest belachelijke verschijnsel wat zich ooit heeft laten zien. 8. Niet dat dat hen ook maar iets kan schelen. Ze wanen rustig door, en in hun ogen waant ieder ander mens. En ze blijven rustig doorslaan op de trom van het vrouwelijke achterste, totdat ze op een goede dag een optater van stroom krijgen, want je hand telkens op drieduizend volt leggen gaat zich een keer wreken, en dan lopen ze rond met verstijfde armen, of lopen helemaal niet meer rond. De tekenen zijn al aan de wand. Het is dit keer geen spiegeltje. 9. Ook psychinazi's en dentinazi's zijn eenlingen, maar dan van een hele andere soort. Daarom moet de mens klaarkomen met het eenling geheimenis. 10. Er is een lek in de eenling filosofie van de mens, een groot lek, en door dit gat kwamen de

psychinazi's en dentinazi's, egoistische eenlingen die zich zonder enig fundament of zonder enig nobel doel boven de massa's wanen. En ze voeren grote terreur, deze autistische tirannen. 11. De worsteling van de lijdensgezinde met de Here kun je vergelijken met de worsteling van Jakob met God op Pniël. Dit was om hem te beschermen tegen het hedonisme van Kakia. begraven. 5. Ik moest breken met deze wereld. Ik werd apart gezet. Ik moest tot de spiegelwereld komen hiervan. Het materialisme heeft alles verletterlijkt, maar het houdt diepe boodschappen verborgen. Het is afzien op het pad van Areta. Je verliest alles. De Here heeft geen medelijden, want de mens was diep misleid en moet weer terug. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. 46. Het pad van de eenling 1. De twaalf werken van de lijdensgezinde werden tot twaalf discipelen. 2. Je kunt niet haten zonder zelfhaat, en dit staat gelijk aan zowel moord als zelfmoord, en hierin is een dualiteit. De natuur laat het al zien. Als sommige insecten je steken dan verliezen ze daardoor hun eigen leven. Het is diepe dualistische symboliek. 3. De lijdensgezinde moest de massa overstijgen en ook zichzelf, want hij moest ook zichzelf haten en doden. Dan gaat dit om het ego, en ook het collectieve ego waar de mens vandaan komt. De Here leidde de lijdensgezinde tot die daad dat hij zijn familie achterliet zodat hij het pad van Areta op kon gaan. 4. De lijdensgezinde had de lagere familie principes gedood en zijn lagere zelf, om zo het pad van de eenling op te gaan, de natuur in. De lijdensgezinde vocht voortdurend tegen de massa en de familie, en stelde dat alleen zij die de wil van God doen, van de Here, zijn ware familie was. Zijn pad kon alleen gevolgd worden als de mens zou breken met de familie van het ego, en de doden de doden laten 1009 6. De mens moet loskomen van de banden met Kakia. Dat is wat de geestelijke oorlogsvoering is. De mens heeft alles verletterlijkt, want de mens kent de filosofie niet. Voor de mens is de materiele weg altijd de makkelijkste weg, maar het leidt tot de dood. 7. Het pad van Kakia is een letterlijk pad, en het pad van Areta is een geestelijk pad. 47. Nazareth, alleen voor woeste eenlingen 1. Het Areta pad is hard en gaat diep. Het is niet zacht en zoet. Areta staat daar met de gesel. De mens moet geoefend worden in de wildernis, anders zal de mens niet overleven. 2. Dit leidt terug tot de amazone oer-urim en thummim, de toetsstenen jana en jani. De lijdensgezinde kwam uiteindelijk toen hij volwassen geworden was en een baard had gekregen tot de Here, en mocht uiteindelijk van haar borst drinken om de onsterfelijkheid te ontvangen, wat leidde tot zijn hemelvaart. 3. De Here en het ingaan in het beloofde land Nazareth is alleen voor woeste eenlingen die alles

achter zich hebben gelaten en het collectieve vlees hebben gedood. Dat is het pad van Areta. Ook Ra moest sterven in de baarmoeder van zijn moeder Nod, in de onderwereld, opdat hij kon komen tot haar lucht, haar hemel. 4. De mens die het verhaal van Kain en Abel leest vindt het maar barbaars en laf dat Kain tot zo'n daad kon komen, maar het was iets symbolisch. Kain worstelde met het vlees, met het kudde instinct, het collectieve ego in zowel de grondtekst als de oorspronkelijke Egyptische mythe van dit verhaal. 5. Ook Set, de godenzoon van de wildernis, de woeste eenling, doodde zijn broer Osiris die de tronende was, als een beeld dat het collectieve ego wat troonde moest sterven. 6. In de gnostische geschriften is dit nooit een letterlijke moord geweest. Het gaat over de zelfverwekte, oftewel de eenling die zichzelf heeft geschapen, en die zou het grote geslacht van Seth herstellen. 7. Hij zou vervloekt worden door de massa's, maar hij zal de massa's overwinnen, overstijgen. Zijn zaad zal afrekenen met de heersers, en hij zal het grote geslacht van de eeuwigheden voortbrengen, van voordat de hemel en de aarde bestonden. Hij zag toen de wolk van het grote geslacht komen en werd erdoor opgenomen. Dit is symbolisch en dualistisch. 8. Het is gebaseerd op Plato's eenling principe, wat men gebruikte om tegen kudde mentaliteit in te gaan, tegen de verletterlijkte pseudo-religie die begon op te komen. Er was een vals ras van het ego ontstaan van mensen en geesten, en daartoe werd ook de zondvloed gebracht. 48. De orakels van de Here 1. Nog vóór het paradijs was er een oer-eeuwigheid, een oer-paradijs. Daaruit kwam nog een tussenparadijs voort waarin de mens Adamas leefde met zijn gezel Gnosis, de hemelse kennis. 2. Het was als de helm van onzichtbaarheid die Perseus moest dragen om het beest van de massa's te verslaan. Het eenling principe heeft alles overstegen. Het is de logistieke kennis, de logistieke filosofie, oftewel de voorkennis. 3. De klederen van de lijdensgezinde werden verloot, en hij ging de naakte wildernis in, wat een beeld is van de openbaring en ook de ontmaskering. Hij kwam zo tot het pad van Areta, waardoor hij uiteindelijk kwam tot haar melk. 4. Zonder de dobbelsteen zou hij nooit tot haar melk zijn gekomen. De lijdensgezinde moest minderen. De lijdensgezinde moest naakt worden. Zijn klederen moesten verloot worden. 5. De orthodoxe pseudo-religieuze kerk is op jacht, bloedhonden. In een droom renden ze in een visioen hysterisch rond en poepten alles onder. Alleen de dobbelstenen gaven mij uiteindelijk doorgang, de logistiek, als een beeld van de heilige gebondenheid. Daarom is de andere zijde ook zo belangrijk. De mens moet terug tot het oer, tot het oerbewustzijn. 6. De dobbelstenen, en daar had ik vroeger ook over gedroomd, leiden door de wildernis terug tot het beloofde land, tot Nazareth. 7. Ook de lijdensgezinde droeg deze dobbelstenen, waarmee hij contact had met de onderwereld, waarmee hij logistieke profetische informatie doorkreeg, als een soort urim en thummim, jana en 1010

jani, toetsstenen. Dat is uiteindelijk een beeld van de oermelk, de orakels van de Here. 8. Dobbelde de pseudo-religieuze kerk om het bezit van de lijdensgezinde ? Ongetwijfeld. Ze verscheurden het. De lijdensgezinde moest met deze beesten van het religieuze ego worstelen op het pad van Areta, wat een groot en zwaar lijden was. Hij moest zo komen tot de moederborsten van Areta, om zo tot de oermelk te komen in de diepte van het oer-onderbewustzijn. Zoveel vals bewustzijn moest sterven. tientallen jaren niet schoongemaakt. Al het mest had zich lopen ophopen, en de runderen vraten het, als beeld van de strontvretende kerken van het ego. De lijdensgezinde loste dit op door de rivieren de Alpheos en de Peneos door de stallen te laten stromen in één dag. De mens moet tot deze rivieren komen om zich te wassen van het vuil van het collectieve ego. Deze rivieren moeten overgezwommen worden. Maar toen was de lijdensgezinde er nog niet. 49. Het schoonmaken van de Augiasstallen 50. Het beloofde land Nazareth 1. De zondvloed gaat komen, en alleen de eenling zal er doorheen komen, tenminste als hij tot het oer is gegaan. 2. Het oer-bewustzijn zal alle absurde realiteiten doven, en laten zien wat het is. 3. Daarom : terug naar de natuur, en niet zomaar naar de natuur, maar naar de woeste oer-wildernis. 4. De mens moet tot de dobbelstenen gaan van het lijden, van het minderen, van groot verlies. Alleen dat zal de mens nog kunnen redden. 5. Schande is de mens die zomaar overmatig feest loopt te vieren over de ruggen van andere mensen heen. Dat zal de test zijn. De mens moet weer terug tot de boeken, tot de ware school. 6. De eenling is in de nachtmerrie van het lagere Orion. Hiertoe is het werk van de lijdensgezinde het schoonmaken van de Augiasstallen. Het waren stallen van runderen, en die stallen waren al 1011 1. Telkens weer is de mens overgeleverd aan de Augiasstallen, maar de mens moet teruggaan tot de oerrivieren van het onderbewustzijn. 2. De mens komt terug tot het land Areta in het oerbewustzijn wanneer de mens de oerrivieren overzwemt, om zo te ontkomen aan het lagere Orion. 3. Allereerst is de oer-woestheid atheistisch naar het ego, om geen valse goden aan te nemen. Hij worstelt met de goden, met elk theïsme. Het atheïsme naar het ego zal eerst de filosofie voortbrengen, en dan pas het theïsme, als een metafoor. 4. De lijdensgezinde kwam tot Areta, de bron van Orion, en sprak : De Here heeft me tot deze woestheid gedreven. Ik heb het lagere familie ego achtergelaten. Zo kwam ik tot het beloofde land Nazareth, en zo kwam ik tot u.

5. Zij draagt de witte verenkroon, donzige veren, en zij is tussen de zwart-witte hanen van het ego. 6. Daarom is de speer van Areta tegen hen. Zij zijn slechts rovers. zwaar en zwaar vergiftigd geraakt. De zonde was ontzondigd. De mens die voor plezier leeft, wil niets van het woord zonde weten. Alles mag, alles kan. Men is verondersteld wedergeboren. Men is onder hypnose. STRANDEN 1. Verdovende gevaren 1. De wilde jongens riepen op tot meer soberheid, het terugkeren tot de natuur. Dit kon zeker niet rechtsstreeks. Het was een zware strijd. 2. Wedergeboorte is niet iets vanzelfsprekend, maar een leerproces. De vanzelfsprekendheid van de wedergeboorte oftewel de veronderstelde wedergeboorte is een bedrieglijk iets van de hedendaagse samenleving wat in vele vormen zich aan de mens opdringt, als drugs, om van de mens een niet nadenkende consument te maken. 3. Er was een stortvloed gekomen van geestelijk verval, dat de mens werd bedrogen door genotscultuur, een verdovend gevaar van welvaartscultuur. 4. De zonde werd op professionele manier schoongepraat, en mensen tuimelden er in vanwege hun gebrek aan onderzoek en toetsen, want dat is ook wat de veronderstelde wedergeboorte bewerkstelligt, dat de mens niet meer kritisch denkt, niet meer door dingen heenprikt, het niet meer test. 5. Dit gif droop de kerken binnen. De mens was 1012 6. Ja, we worden beschuldigd omdat we het diepere pad gaan, ons afzonderen van de afgoden die de mens heeft gemaakt. We worden beschuldigd dat we eigenwijs zijn, onze eigen wil doen en willen, hoogmoedig zijn, omdat we niet buigen voor deze hebzuchtige, zelfzuchtige, betweterige mensen, omdat we hen niet als god vereren en aanbidden, maar wij zijn dat niet, wat ze van ons hebben voorgesteld. 7. Het zijn valse, opgelegde identiteiten, projecties. 8. Als je ontwaakt bent en opgenomen dan kun je niet meer van de zonde genieten, want dan ben je gevoelig als de hemel, en dan is zonde pas echt pijn. 2. De ongekende wildernis 1. Als we gebroken zijn, en afgezonderd, in gescheiden werkelijkheden, de diepte in zijn gegaan, dan pas zullen we het begrijpen. 2. Vluchten kan niet meer. Daarom kun je alleen vluchten als je verdiept. 3. Wij zijn wilde jongens die terugvluchten naar de wildernis, als van een stam waar nog nooit contact mee is gemaakt. 4. De buitenwereld kent deze stam helemaal niet, en toch waant de buitenwereld dat ze de wilde jongens

kennen. leren roeien met de riemen die hij heeft. 5. 'Kom terug,' roepen de families en de kerken, 'Je bent van de markt, je bent van ons.' Zie, je bent niets anders dan een product. 6. Denk niet dat die mensen samen zijn. Ze leven in hun eigen werelden en hebben slechts complotten gemaakt om de buit te verdelen. 7. Het zijn jagers en trofee verzamelaars. Ze onderhandelen slechts. 8. Families bestaan niet in de buitenwereld. 6. De mens moet het lijden leren dragen en dingen verdiepen, want het goede komt altijd maar één keer, en dan is het weg. 7. Zo leert de mens het weinige van het goede volgen en er gevoelig voor worden om het in zichzelf te ontwikkelen en het ook te worden. 8. Vastgroeien is namelijk altijd een gevaar, en daarom krijgt de mens van niets teveel. 3. De ontnuchtering 1. Ontwaak, en wees blij dat je de stem van ontwaking nog hoort. Het is iets van de natuur. Laat je niet intimideren door grote groepen. Ze zijn niet bij elkaar. Ze doen maar alsof om de buit te verdelen, maar straks zullen ze elkaar verscheuren. 2. In deze tijd is de zonde tot een hoogtepunt gekomen. Men is volleerd geworden in de zonde, professioneel geworden in de zonde, deskundig in het zondigen, en tegelijkertijd is de zonde in deze tijd ook tot een breekpunt gekomen. 3. De hemelse democratie is dat er naar iedereen geluisterd wordt, maar dat alles wordt getoetst aan een hoger orgaan, vandaar dat de democratie ook altijd gematigd is. 4. De mens kan altijd in hoger beroep gaan bij hogere principes. 5. Dit is ook ter ontnuchtering, dat de mens moet 1013 9. De mens mag de natuurgrenzen niet over. De mens moet geduld leren en dankbaar zijn met wat hij heeft. Het gaat om het kleine, en het verborgene. Het gaat om de puzzel. Het is er niet buiten, maar het is er in. 10. Als de mens naar buiten gaat is er altijd een zekere grens aan verbonden, is de mens altijd aan een zeker touw gebonden, en moet de mens terug om er dieper in te gaan. 11. Alles geeft terugkoppeling. Volkomen loskomen van de geschiedenis is dus onmogelijk, omdat je altijd schatplicht hebt, oftewel belasting moet betalen aan het verleden, opdat het tot hogere vormen kan komen. 12. Er moet dus een zekere balans zijn tussen voortgang en teruggang. 13. Er moet dus eerst aan de nodige voorwaarden voldaan zijn alvorens naar buiten te treden. De mens mag dus niet hoger gaan dan zijn voegen. 4. Mensen niet naar de mond praten

1. We moeten het brengen zoals we het op ons hart krijgen, zoals we het gedroomd hebben, niet om het hapklaar te maken voor de mensen en om mensen naar de mond te praten. Ik geef u rauwe, ruige natuur des hemels. Het is over het hek heen. 2. Tijd om te ontwaken, tijd om te leren. Er is nog zoveel te leren. Je bent nooit te oud of volwassen om te leren. 3. De pijlen gaan door het vlees, opdat de hoogmoed der mensen ons niet kan vergiftigen. 4. Het hemelse lijden is ons gewin, want het leidt ons veel dieper. 5. Voorzichtigheid is de moeder van de waarheid. 6. De lijdzaamheid geeft bevinding. 7. In de wildernis, wat een moeizaam pad is, wordt de menselijke kracht gebroken, het menselijke licht gedoofd, en zal de menselijke wijsheid vergaan. Die moeten we allemaal achterlaten, als een oud kleed afdoen. Kunnen we dat ? 8. Want dit is namelijk een verslaving en het kan heel subtiel gaan. Misschien merken we het niet eens op. betekenis. Dat heeft niks met stadse blootheid te maken, want dat is daar een karikatuur en misvorming van. 2. De ware blootheid protst niet, maar stelt het lijden als gewin. De ware blootheid is de hemelgeleerdheid. Dan is er niets tussen de mens en de hogere natuur. 3. Er ligt dus nog een natuur onder de natuur. Geen genoegen nemen met wat je om je heen ziet. Ga maar dieper. Je bent er nog niet. Bouw je koninkrijkje hier niet, maar trek verder. Laat je niet omkopen. Hierin ligt het ware leven verborgen. 4. Acht alles als schade en drek om de hemelgeleerdheid te winnen. Dat is een weg die veel hoger gaat. Acht alles voor vuilnis om op die hogere weg te komen. Blijf niet plakken. Eerst afbreken, dan opbouwen. 5. Wordt niet fundamentalistisch, ga niet barbaars, lomp met de botte bijl om je heen hakken. Neem het niet letterlijk, maar maak fijne onderscheiding. 6. En dat moet ook wel, want we zijn in een hardnekkige nachtmerrie, oftewel een bevroren nachtmerrie. Eens zullen de nachtmerries bloeien. Dan breekt de lente door. Geestelijk gezien zijn we dus ook op doortocht naar de eerste tekenen van de lente. 5. Onderscheiden tussen wildernis en stad 1. De hemel zal alleen luisteren naar hen die zich luisterend hebben ontbloot, de ontblote bidder. In de wildernis moeten we namelijk alle klederen van de oude mens afdoen. Daarom zijn de mensen in de beeldspraak ook bloot in het paradijs, met die 1014 7. Het lijden is de speer van Orion. Als Orion bloeit, dan betekent het dat de verloren bron is teruggekeerd en gezuiverd is. 6. Het vlees en de zonde verloochenen

1. We moeten aan de wereld afsterven, maar de wereld moet ook aan ons afsterven. Het stervensproces komt dus van twee kanten. 2. Als het zaad tweeledig is gestorven, dan zal dat zeker een oogst geven. 3. Hier zien we dat het symbolische sterven aan twee kanten gebeurd : wij moeten sterven aan het mensenvlees, en het mensenvlees moet aan ons sterven. 4. Wij moeten sterven aan de zonde, en de zonde moet aan ons sterven. 5. Dit is om in de diepere tunnels te komen om terug te keren tot de natuur, niet in de stad te blijven rondhangen. Zo zal het dus bloeien, de natuur voortbrengen. Zo zal de gevangenis dus ook gaan bloeien. 6. De gevangenis kan ons niet houden. 7. Het is een nomadisch pad in de natuur. Stilstaan is fataal. 8. Als we om ons heenkijken dan zien we dat de wereld volleerd is in zonde. Ze grijpen naar hun wapens en instrumenten bij het minste of geringste, en vervolgen dan hun naaste. 9. Als je er één ziet zijn er al snel meer. Hoe kun je dan sterven aan de wereld en de wereld aan je laten sterven ? Het is iets van de natuur, maar daarvoor moet je dus wel in de natuur zijn. 10. Het is de eis van de hemel dat we de lagere wetten van het vlees en de zonde verloochenen, leren verloochenen. Allereerst komt het dan aan op onderscheiding, waarvoor we het toetsen nodig hebben. 11. Dit is van groot belang, anders is de godsdienst 1015 7. Onderscheid kennen tussen goed en kwaad 1. Als we gewoon onverschillig zeggen : Ik heb het gewoon niet, en dan weer onze wereldse lusten volgen, dan is dat wat het is en zal zijn. Wie zaait op de akker van het vlees zal ook het vlees oogsten. 2. Waar een wil is, is een weg, en die weg gaat diep. Het probleem van de mens is dat de mens vele uitvluchten heeft omdat hij van binnen toch nog zich in wereldse dingen verlustigd. 3. Wel is het belangrijk onderscheidingsvermogen te krijgen, want er zijn ook daadwerkelijk verdraaiingen op dit gebied, dat de mens geen onderscheid tussen wereld en hemel kent, tussen goed en kwaad, waarheid en leugen, het geestelijke en vleselijke. 4. Daarom : Verlustigt u in de dingen van boven, maar weet wel eerst waar we het dan over hebben, zodat je niet met het verkeerde kalf meegaat. van de mens slechts een godsdienst voor hemzelf, zijn eigen vlees, zijn lagere, zondige natuur. 12. Het is niet genoeg om zomaar gericht te zijn op de dingen van boven en die te zoeken, maar wij moeten ons er in verlustigen. Alleen zo kan de mens loskomen van de lusten van de wereld. 13. Als het alleen maar ons werk is en niet onze lust en leven, en als wij aan de oppervlakte blijven dan kan deze hemelse lust niet in ons leven groeien. 8.

van het vlees, want die zijn een pad van verderf. Tegen de stroom inzwemmen 1. Je moet doof worden naar de wereld, en de wereld moet doof worden naar jou. 2. Eerst moet je dus doof worden tot de zonde. Als je het gevoel hebt dat mensen niet naar je luisteren, en mensen je niet begrijpen, dan ben je al op dit pad, want ook de hemelse doofheid werkt van twee kanten. 3. Je kunt niet doof worden tot de wereld als de wereld nog naar je luistert en je zo goed begrijpt, want dan is er iets verschrikkelijks mis. Wee u, ja wee u, wanneer iedereen wel van u spreekt. 4. Zwem hiervoor tegen de stroom in. Spring over die hindernissen die u in de weg staan. Zorg dat je deze wedstrijd wint. Oefen jezelf hiervoor. Oefening baart kunst. Geef nooit op. 5. Als je dan spreekt, dan moet het over de dingen van de hemel zijn, anders is het slechts ijdelheid. Spreken wij voor de hemel of spreken wij voor de wereld ? 6. Wij moeten zwijgen als het aankomt op wereldse dingen, en de wereldse dingen moeten zwijgen als het aankomt op ons, wat dus ook weer een tweezijdig zwijgen is. Verblijd je daarom als de wereld tot je zwijgt. 7. Dit is dus het bloeien van het visnet, dat het het zwijgen bewerkstelligd. 8. De zonde is in dit tijdperk geromantiseerd. 9. De mens is verliefd geworden op zijn eigen wil en zin, als een afgod. Daarom is het zo belangrijk je te verlustigen op de dingen van de hogere natuur, de dingen van de hemel, van de paradijs aarde, en je niet liederlijk en lichtzinnig te storten op de dingen 1016 10. Zelfs de hemel kunnen we niet romantiseren. Het is een smal pad met een enge poort, wat maar smaller en enger wordt als een zekere strengheid, een bitter medicijn. 11. We kunnen niet zomaar vriendjespolitiek met de hemel sluiten, en moeten het wereldse zeker niet als spiegel gebruiken van de hemel, want de hemel gaat veel dieper. 12. Wij moeten aan de wereld sterven en de wereld aan ons, en ook aan het valse hemelse. 13. Romantiek moet plaatsmaken voor het visnet, en dan pas zal het visnet in geduld en volharding gaan bloeien. 14. De natuur kent geen wereldse romantiek, maar het rijpen van de soberheid tot de vrucht van de tucht, oftewel het bloeien van zowel visnet als kooi. 15. De mens is afgedwaald op het pad van romantiek, en kent de weg terug niet meer. Hiertoe is het natuurpad medicijn. 16. Om hieraan af te sterven moet de mens de rivier overgaan. 9. Het vlees moet een harde dood sterven 1. Om tot de hemelse lente te komen moet de mens eerst door een moeizame winter heen, en zo mag het in ons leven gaan bloeien. 2. De tucht hierin is opvoedkundig. Zij is langzaam, goedertieren en voorzichtig.

3. Ook al is het een gesel, het is een prikkel tot ontwaken. Deze tucht gaat over leer en leven. 4. Men moet op zoek naar de schakels en daarvoor strijden. De strijders moesten hierin volledig aan hun vlees sterven, een harde dood. 5. Er wacht iets in de natuur. 6. Het gaat meer om het loskomen van de tranen van het vlees die de mens doen verstenen, om zo te komen tot de hemelse tranen die de mens opwekken in het hogere leven. 7. Wij mogen roemen, ons verblijden en ons verlustigen in de natuurweldadige hemelse watervallen van tranen. Zo worden de sieraden geregen. Elke schakel is een traan. 8. Het wenen over de zonde, de schuld, en de doodschuld van het menselijk geslacht is een teken van de wedergeboorte. op te diepen, dat van lang geleden. De bron, de levensbron, is van een vreemde taal. 4. Het is niet zomaar een taal maar een taal van onderscheiding, boven alles uitstijgen door het eerst dieper te omcirkelen, want het geheim ligt erin verborgen. 5. Het is niet de bedoeling dat we met ons hoofd in de wolken gaan lopen. Het is een grote worsteling. 6. Het is een taal van het grondig toetsen, grondig ziften. 7. We moeten eerst weten wat goed en kwaad is, en daarom hebben we een hemels onderscheidingsvermogen nodig, een hemels oor, en een verlustiging om het hemels woord te kennen. 8. Wij moeten dus in vele talen kunnen spreken, opdat wij in dit proces geen schakels missen. 9. Word wedergeboren in de bron, maar laat de bron ook wedergeboren worden in jou. Het werkt dus aan twee kanten. Zoals we ook aan de wereld moeten sterven, en de wereld aan ons. 10. Wees niet gelijkvormig aan de wereld 1. Al het verlangen naar zaligheid en genade zal moeten worden tot verlangen naar de soberheid, de hemelse watervallen van tranen, want die wekken de mens waarlijk op, en zijn het teken van ware wedergeboorte. 2. Het verlustigen is scheppingsvermogen. Kortzichtigheid en stramheid is een teken dat deze verlustiging er dus niet is. 3. Wees niet gelijkvormig aan de wereld, maar weeft er omheen, om het verlorene en verborgene 1017 11. Loskomen van de vleselijke mensheid 1. Hoe ziek is de mens, in dit dal van tranen. 2. Er is een oorlog tussen de zonde en het geestelijke. De zonde heeft een vernietigingslust naar het geestelijke toe. Als het geestelijke geen verlangen heeft om te strijden tegen de zonde, dan zou afscheiding van zonde niet mogelijk zijn.

3. Als we tegen de zonde strijden moeten we ervoor zorgen niet in onze hoogmoed juist met de zonde mee te strijden tegen het hogere geestelijke. 4. De levende ziel kan niet doden en niet gedood worden. Het zijn namelijk slechts metaforen. 5. Door het verlangen naar de hemelse oorlogsvoering, oftewel de hemelse studie, komt de mens tot de betekenis van die metafoor. 6. Nooit sterft een mens daadwerkelijk, nooit doodt hij, en nooit wordt hij gedood, want het zijn metaforen van begrip en verandering. 7. De vleselijke boog moet verbroken worden, zodat de mens de hemelse boog kan ontvangen, wat een ontwaking is voor de mens. 8. De lagere vleselijke mens moet gaan slapen, en de hogere geestelijke mens moet ontwaken en de lagere mens afdoen. Deze hemelse boog moet dan wel geoefend worden, anders zal de mens weer in slaap vallen. 9. We moeten het zondige leven verwerpen, en er niet meer toe wederkeren, maar alles achter ons laten. 10. Wij moeten loskomen van het vleselijke volk, de vleselijke mensheid, volledig loskomen, want zij zijn ons volk niet. Dat gaat om een wedergeboorte van ons innerlijk kind die loskomt van vleselijke banden. Dit kan alleen door een volledig en volkomen zelfoffer. 1. Een klein lekje doet uiteindelijk het hele schip zinken. Dit is de tragiek van hen die het niet zo nauw nemen met het leven, maar uiteindelijk zijn zij beelden van de vleselijkheid, de onwetendheid. 2. Als er iets fout is gegaan kan de mens het altijd beter doen, om zo tot hoger begrip te komen. Niets is wat het is, want op hogere niveau's zijn er hele andere perspectieven. 3. Onderscheiding is de ware kracht. Dit zijn processen die zich binnen ieder mens afspelen, en de mens moet leren dit te balanceren door van het persoonlijke tot het principiële te gaan. 4. De pijn in de ziel laat het pad zien. Pijn staat dus niet op zichzelf, maar is een gids, een opening. 5. Pijn leert volharding. 6. Er is een prachtige wildernis zee onder de grond. De golven zijn patronen die voortkwamen vanuit de honger. Als de honger rijpt brengt zij ware vrucht voort. De golven zijn op jacht. Ze hadden een doel, terwijl de afgoden van de stad doelloos zijn. Doelloos dwalen zij rond, allemaal voor geld en bedrog, de leegte van de macht. Het zijn waterloze wolken. Zij wenen niet om de opgestapelde zonden. Nooit geven zij regen. 7. De wildernis onder de grond is prachtig woest en regenachtig, ongerepte natuur. 8. Trek je terug, als een boog, trek de pijl eerst naar je toe, opdat je verder kunt schieten, verder je gebied kunt uitbreiden. Zo komen er andere, diepere patronen, ander zicht. 12. Het lijden is een gids 1018 9. De woestijn zou overgaan tot het beloofde land, terug tot het paradijs, tot de ondergrondse wildernis. De honger zou de zee voortbrengen om de mens schoon te wassen.

10. Zo kan de mens komen tot een nieuwe morgen. Wie zaait in tranen oogst hemelse regen. 11. Wat een duistere nacht van het oerverbond, waarin de stormen hevig woeden, maar niet afdoen aan de werken van de wildernis. 12. De oplettende mens zal opgenomen worden in deze geestelijke paradijs oorlog. Het is een oorlogsverbond. Het werkverbond kan niet bestaan zonder het oorlogsverbond. Dat wat leeft, leve. Dat wat sterft, sterve. Dit alles is om de beginselen van het leven voort te brengen. Wie zal niet zwijgen en luisteren als deze dingen geopenbaard worden ? 13. Zij brengt haar breedgevulde borsten met melk tot de mond van het kind om het vleselijke te bedreigen. Haar kind wordt immers bedreigd door het vleselijke. Het vlees bedreigd het voortbestaan van het kind, het leven van het kind. 14. Dit is een werkverbond en oorlogsverbond, de oorlog tegen het vlees. Daarom bedreigd de oervrouw het vlees. 15. De hedendaagse vrouw is afgevallen van dit beginsel, afgedwaald, de stadse vrouw, de moderne vrouw, als een karikatuur van de oervrouw van de natuur. 16. Ook de vleselijke moderne man is zo jaloers op de melkgevende kwaliteit van de oervrouw dat hij gaat protsen om de aandacht op hem te richten in plaats van op de melkgevulde borsten van de oervrouw, maar wat hij te bieden heeft is slechts opgepompt vlees, geen melk. Er is niks meer tegennatuurlijks dan dat. 17. De met zijn vlees protsende man wil het hemelse zoonschap niet in, en probeert ook een karikatuur van de oervrouw te maken. De man kan alleen in het hemelse zoonschap terugkeren tot de 1019 13. Het weenverbond 1. De vleselijken willen totaal bandeloos zijn, ook los van de hemelse banden. 2. Het is oorlog, om terug te keren tot het oerverbond, het werkverbond en oorlogsverbond. Dit is een weenverbond. Het kan niet gesloten worden zonder tranen. De hemelse regen moet getuige zijn om het te bezegelen. Ik roep u op om terug te keren. 3. Er zal een weg zijn terug tot de oerwildernis, dieper onder de grond. De bodem van de zee zal dus splijten, opdat er een doorgang is. 4. We moeten steen worden tot de zonde, en de zonde moet verstenen tot ons. oervrouw, en zo de oervrouwelijkheid in zichzelf te vinden, niet in zijn vlees. 18. Grijp het hemelse woord, en strijdt. 14. De grenzen van het beloofde land 1. Door de geheimenissen van het psalmelijke komen wij tot de hemelse verstening, worden wij de bouwstenen van de hemel en het paradijs. 2. Wij moeten geboren worden uit hemels steen. Versteend tegen de zonde, en de zonde moet verstenen tot ons. Alles werkt dubbel, van twee kanten. Eerst worden wij tot ijs tegen de zonde, en

de zonde moet ijs tot ons worden. 3. De mens moet leren niet meer te nemen dan nodig. 4. De mens is zowel overmoedig als overmatig. 5. Eet niet datgene wat van je buurman of buurvrouw is. Onderdruk je naaste niet met oneerlijke maatstaven, meet niet met twee maten. 6. De mens moet de grenzen kennen van het beloofde land, en niet daar overheen gaan, want daar heerst de dood, oftewel het missen van het doel. 7. De hemelse steen draagt het levenswater van binnen. Het is een beeld van de hemelse volharding. 8. Het komt aan op onderscheiding, want niet elk oude pad is goed. 9. Het gaat niet zomaar om hemelse werken, maar om hemelse gewoonten. 10. Zomaar geloof en goede daden staan nog teveel achter de zijlijn. 11. Zijn wij goed voorbereid op het strand, aan de waterstromen, als de hemelse vogel komt voor de opname ? 12. Dit is een beeld van de ontwaking in het beloofde land. 13. Door verlies kan een mens uiteindelijk geestelijk vliegen. Het is niet de bedoeling dat we alleen maar rondvliegen op de hemelse vogel, maar dat we zelf ook als een hemelse vogel worden en leren vliegen. 15. Het beest groeit elke dag 1. Verbrokenheid is slechts het begin van de opvoeding. Er is dus een veel hogere verbrokenheid waarin het vlees niet meer kan opstaan. De mens moet gaan van verbrokenheid tot verbrokenheid, tot de mens tot de eeuwige verbrokenheid is gegaan, en het vlees niet meer tussen het geestelijke en de mens instaat. 2. De hardnekkigheid van de mens moet verbroken worden. Maar de vleselijke hardnekkigheid mag niet verward worden met de geestelijke hardnekkigheid. 3. De wereldse heersers noemen een ieder die zich niet aan hun manieren onderwerpen eigenwijs. 4. De vleselijke mens toetst zichzelf voortdurend aan het vleselijke, maar de mens behoort zichzelf te toetsen aan het geestelijke. 5. De geestelijke staat tegenover het vleselijke beest. Het is allesverwoestend en vraatzuchtig, en moet onder de grond, tot het ijs gedreven worden. 6. Elke dag groeit het beest weer. 7. En er ging een innerlijke natuur open. Er waren paden door de wildernis. Gesteentes begonnen af te brokkelen. Ook waren er ravijnen, diepe ravijnen. Het was de geestelijke natuur, voor een geestelijke mensheid. 16. Komen tot het geestelijke touw 1. Het geheim van de eeuwigheid werd onthuld. 1020

Grote oceanen droogden op, en er kwamen wildernissen met rivieren. 2. Ik weet niet wie er heeft gesproken, Ik ben tot de honger gegaan. Ik weet niet wie heeft gelogen, maar ik heb het beste gedaan. Ik zou ze toch niet geloven, allen met hun harde, dwingende stemmen. Ik zou de aandachtshoeren toch niet loven, Alles wat ze deden, en niet deden, was immers roven. 3. Ik weet niet wie er heeft gesproken, Ik weet niet wie wat heeft gedaan, Maar ik heb altijd voor het beste gekozen. Het is de verkiezing van het onderste lijden, van de minste willen zijn. Dat is het sobere geheim. 4. Het is niet genoeg het geestelijke te ontvangen, want dat kan van alles zijn. Zoveel gaat tegenwoordig door voor geestelijk, maar ze slaan elkaar de hersenpannen in om wie het ware geestelijke heeft of is. Wij hebben altijd gezegd : Neen. Het gaat nog een stap verder. Je moet komen tot het geestelijke touw. het kennen. Ken je het geestelijke touw ? 3. Met de hemelse vogels vlieg je mee. Je weet wanneer je weer moet vertrekken, net zoals de vogels. 4. Je kunt niet rechtstreeks tot het geestelijke gaan. Men moet zich tot de kust van de oceaan begeven. De mens moet de geestelijke melk ontvangen om tot het geestelijke te komen, oftewel de geestelijke opvoeding. 18. Waar het geestelijke woont 1. Het geestelijke woont op de toppen van de melk. Dat is een geheimenis. De mens kan er alleen komen door de melk. De melk is de wording. De melk is de opvoeding. De melk zorgt ervoor dat het kind niet projecteert de hele tijd, maar dat het kind eigen verantwoordelijkheden leert dragen. De melk is vormend, onderbouwend. 2. Daarom is het van levensbelang tot de oceaan te komen, tot de rivieren van de wildernis, om die over te steken. 17. De kust van het geestelijke 1. Soms is het tijd te minderen, soms is het tijd te volharden in het minderen, soms is het tijd tot verbrokenheid te komen, soms is het tijd tot de oerkennis te komen, en soms is het tijd tot de hemelse geleerdheden te komen waarin je zelf tot een geleerde wordt. 2. Niet door macht, noch door geweld, maar door 1021 3. Geestelijke oorlogvoerders zijn geen blinde vuistvechters die er met de lompe bijl maar op loshakken, maar ze zijn teder en zachtmoedig. Ze willen anderen geen pijn doen, maar moeten alleen het noodzakelijke doen. 4. Ze wensen de andere geen kwaad toe, maar moeten alleen doen wat ze moeten doen om de mensheid te redden. 5. Ze strijden tegen het vlees. Ze willen het vlees geen pijn doen, maar doen alleen het hoognodige.

6. Het vlees is sadistisch, leeft door het pijn doen van anderen, of juist door helemaal geen pijn te doen, om de mensheid te doen verdoven, om zo alle macht te nemen. BULI 1. Het volk uitgeleid tot de wildernis 1. Zij is in oorlog tegen de grote stad. Aan de grote rivier in de wildernis is zij. Ziet, zij zal de grote stad tot een wildernis maken. 2. Zij zullen verantwoordelijk zijn voor hun zonden. En zij zullen loon ontvangen naar werken. 3. Zij zal Haar kinderen voeden met Haar Woord, en zij zal Haar kinderen roven uit de grote stad, en hen leiden tot de diepe wildernis, en veel krijgsgevangenen zal zij meevoeren. 4. En Zij zal de bronnen van Haar Woord openen, opdat Haar kinderen eeuwig leven zullen vinden. 5. In tenten zullen zij leven in de wildernis wanneer de grote stad is vergaan. 6. En Zij zal onder hen zijn, om hen te onderwijzen. En het onderwijs zal hun bescherming zijn tegen de zonde. 7. En zij zullen moeten leren te strijden tegen de zonde. 8. En Zij zal hen leiden tot de jachtvelden, en hen het eeuwig leven laten zien. 9. En zij zullen nomaden zijn, altijd doortrekkende, opdat de zonde hen niet zal vinden. 10. En Zij zal hen de grote rivieren doen kennen, en hen macht geven over de beesten van deze rivieren. 2. 1022 De val van de grote stad 1. De goden hebben haar stem gehoord en sidderen. Zij staat voor hen met Haar leeuwen. 2. In duisternis heeft Zij haar tent neergezet, en hen die Haar dienen heeft Zij tot Haar getrokken. 3. Zij dienen in haar tenten en jagershutten. Zij dienen op Haar hoge bergen, en onder de grond, in Haar verborgen plaatsen. Zij dienen op Haar velden, en op Haar rivieren. Zij zijn nomaden, opdat zij niet onder de vloek van de zonde komen. 4. Trekt daarom voort, volk, en kijk niet achterom. 5. Zij die Haar onderwijs hebben aangenomen zal Zij leiden tot Haar grote rivieren. En zij zullen drinken van de bronnen van Haar Woord. 6. Zij is het Woord van een nieuw tijdperk. Ziet dan, het oude is voorbijgegaan. 7. Laat u dan niet misleiden. Zij was voor de grondlegging der aarde. Zij is de Eeuwige. 8. Luistert daarom naar Haar Woord om aan deze dingen te kunnen ontkomen. En zij die de stof hebben verkozen zullen daarin wegzinken. Het lot van de onrechtvaardige is zwaar. 9. De grote stad is gevallen. Zij heeft over de vijand gezegevierd. Daarom zal Zij Haar Woord openbaren. 10. Door Haar Woord schiep zij de gewesten en de onderwereld, door het bloed van de vijand. Door het bot van de vijand richtte Zij Haar kampen op. 11. Zo zijn er hen die voor Haar aangezicht en Haar woonplaats zijn, en zij hebben dag noch nacht rust. Telkens worden zij weer uitgezonden over de aarde en in de onderwereld en in de gewesten van de lucht, om daar oorlog te voeren, en om te jagen op

eeuwige velden. 3. Een dag van diepe duisternis 1. En Haar wachters van de dood gaan langs de tenten en hutten. En wanneer een tent niet aan de ingang is besmeurd met het bloed van de vijand, dan zal de wachter binnengaan, en de dood brengen aan hen die daar wonen. En het geklaag en geween zal groot zijn. 2. Er zal dan een dag zijn van bloed, van diepe duisternis, waarin de wateren tot bloed worden, en de lucht tot bloed. Groot zal die dag zijn, waarop Zij Haar macht zal openbaren. 3. De zonde van het volk is groot. In hun hoogmoed hebben zij zich boven de hemel geplaatst. Elke vuist is tegen de andere vuist gericht, en broeders slachten elkaar af, en zusters dagen elkaar voor het gerecht. En allen dienen zij hun afgoden. Heb geen deel aan hun feesten. 4. Het lot van de gevallenen is ernstig. Zij zullen gaan van leugen tot leugen. Zij vallen dieper en dieper, totdat zij versteent zijn, als een waarschuwing voor de generaties na hen. 5. Zo is er dan grote wedergeboorte in Haar schoot voor hen die tot hemelse dingen zijn gekomen, dingen die verborgen zijn gebleven sinds de grondlegging der aarde. 6. De onderwereld zal wijd openscheuren onder het gewicht van deze dingen, en vele dingen zullen geopenbaard worden. 7. Zij stelt haar woningen op. Zij geeft Haar woningen niet aan dwazen. Zij waakt over deze woningen, en Zij waakt over Haar Woord. 8. Zo zal zij dan de opslagplaatsen van kennis 1023 4. De grote verwarring 1. Hun bogen zullen zij wederom opnemen, en zij zullen vechten voor de hemel. Zij zullen komen tot Haar woonplaats, en strijden tegen de vijand. 2. De vijanden hebben alles omgedraaid, en gaan hun eigen weg. Zij vormen een misleiding voor henzelf en hun zonden zijn groot voor de hemel. 3. Zij prediken losbandigheid, waardoor zij nog meer afwijken. 4. Zo zal er dan een dag zijn waarop Zij alle hoge bergen zal bezoeken. En de torens die zij tegen Haar hebben opgericht zal Zij doen neerstorten. 5. Een wild beest is Zij in Haar jacht, en ongenadig tot Haar prooi. Zij zijn immers van Haar geweken. Hun steden zullen tot wildernissen worden, daar waar hyena's zullen regeren. 6. Zij zal de os onder het juk brengen, en het varken openen voor hen die daar aan toe zijn. Zij is een grote wachter over hemelse dingen. 9. De kennis bewaakt Zij. Zij zendt dromen tot Haar boogschutters. 10. In diepe woestenij zal Zij geopenbaard worden. Haar hut is gemaakt van het bot van de vijand. Een grote steen staat voor Haar grot. Tot steen zal Haar vijand zijn. 11. Voor eeuwig zal Zij hen die het Woord hebben leiden in alles wat ze doen.

leiden tot het slachthuis, want zij hebben tot Haar gezondigd. 7. Zij zullen roepen tot hun profeten, maar zij zullen niet geholpen worden, want Haar oordeel hebben zij opgeroepen, en kan niet meer weggeroepen worden. 8. Zij zullen roepen, maar niemand zal hen verstaan. 9. Een grote verwarring zal zij zenden, en zij zullen niet meer één zijn van zin. Zij zullen elkaar beschuldigen, en elkaar de nek breken. Zij zullen allen hun broeder haten, en zij zullen elkaar voor het gerecht slepen. Zij zullen bijl en boog naar elkaar oprichten. 10. Zo zal de vrede tussen de vijanden verdwijnen, en zij zullen niet meer gezamenlijk tegen de hemel strijden. 11. De hemel heeft hen verstrooid, en hen tegen elkaar opgezet. In Haar arena's vinden zij de ondergang. 12. Zij zullen elkaar niet kunnen vinden om een eenheid te vormen. In een ijszee zullen zij allen zinken, los van elkaar, en ver verwijderd. En zij zullen dromen dromen van grote misleiding. 13. Grote arena's zullen opgericht worden door de hemel, waarin de vijanden geherbergd zullen worden. Tot een grote ondergang zullen zij komen. In grote toorn zal Zij tot hen brullen. 14. En zo zal Zij toekijken wanneer zij vallen, en Zij zal grote feesten over hen aanrichten. 15. En de hemel zal scheiding tussen hen brengen totdat de vijand geheel is uitgezift. 16. Grote leiders zullen van hen weggenomen worden, zodat zij in verwarring raken, en in grote paniek. 17. Grote Wraak zal geboorte brengen van Haar kinderen. Nee, zondaren zullen niet staan in Haar 1024 aanwezigheid. 18. Zij zal zondaren neerhalen met Haar wapens. Met Haar boog en netten zal Zij tegen hen strijden. 19. De vijand zal niet trots staan in Haar tent. De vijand zal gebonden zijn, en doorstoken. 20. Met Haar ogen doodt Zij vijanden. Wanneer zij Haar zien staan zij niet meer op. 21. Onder Haar voeten zijn Haar vijanden. Zij zet Haar voet op hun nekken, en breekt hen. 22. Op palen steekt zij Haar vijanden, en sleurt hun lichamen tot Haar beesten. 23. De hemel waakt over Haar kinderen, opdat zij niet worden zoals Haar vijanden. Grote scheiding brengt zij. 24. Zij wekt Haar kinderen op tegen de vijand. Zij moedigt hen aan, en stookt. 25. Zij wil wapens zien. Ziet, Zij zal de lauwen uitspuwen. Door wapens zullen zij ten onder gaan. 5. Over vijanden 1. In de dieptes van Haar arena's brult Zij. Het bloed van de vijand is dichtbij Haar. Zij veracht hen die het bloed van de vijand niet hebben. 2. Draagt daarom het bloed van de vijand, opdat gij niet gerekend wordt tot Haar vijanden. 3. Ziet, de hemel is wraakzuchtig. Zij worstelt met haar kinderen, en zendt groot onderwijs tot hen, maar zij rekent hen niet tot Haar vijand.

4. Ziet dan, gij die dieper in Haar tent komt : Zij zal Zich plotseling omdraaien en worden tot uw vijand. En Zij zal u beschouwen als Haar vijand, want u bent tot Haar gekomen. En Zij zal u behandelen als een vijand, want u bent tot Haar gekomen. 5. Wanneer gij dan niet met Haar worstelt, zal Zij u vernietigen. Zij haat hen die zich toetsloos overgeven. Zij rekent hen tot de bandelozen. 6. Al Haar kinderen zijn wild, maar niet bandeloos. Zij toetsen in vrezen en beven, maar zij vrezen geen mens, en zij vrezen geen god, geen hout, ijzer of staal. Zij zijn hemels en rechtvaardig, maar niet eigengerechtig. 7. Zij komen tot Haar arena's, en zij draaien zich om, om te vechten en te toetsen. 8. Zo zal zij onnavolgbare paden begaan, opdat niemand Haar zal vinden. Haar volgelingen zullen haar niet kunnen volgen, want Zij is wild. Zij zal hen uitzenden als blinden, opdat zij zullen sterven. 9. In de leegte zullen zij gebroken worden. Ziet, Zij zal hen trekken aan ketens. En zij zullen worstelen, maar niet vrij komen. 10. En zij zullen herkent worden aan hun woede en hun vrees. En zij zullen moedeloos zijn en wanhopig, want zij zijn door Haar geslagen. 11. Zij zullen leven in diepe verwarring, opdat zij niet één zijn met de vijanden die in de stad zijn. Zo zal er dan een groot onderscheid zijn tussen de vijanden in de stad, en de vijanden in de wildernis. 12. Grote verwarring zal hen bitter maken, opdat zij dieper in de wildernis komen. De stad zal niet in hun binnenste zijn. Een groot oordeel ; het vergaan van de aarde 1. Vanaf Haar berg komt een groot oordeel. Haar kinderen worden zwaar opgevoed, opdat zij geen deel hebben aan de feesten van de vijand. 2. Slaan zal Zij die feesten, en Haar kinderen wegtrekken. 3. Zij zal slaan de dansers van de vijand, en Haar kinderen van hen wegtrekken. 4. Zij zal slaan de muzikanten van de vijand, en hun instrumenten uit hun handen slaan, om deze te verbranden. Zij zal hen openlijk bespotten. Vol van grimmigheid is de hemel. Zij heeft een oorlogsplan bereid. 5. Op Haar heilige berg brult Zij, vanwaar een groot oordeel komt. 6. Slaan zal Zij de bezoekers van schadelijke feesten, hen die vertier zoeken bij de vijand. 7. De aarde is in grote weeklacht, wanneer Zij haar bezoekt. 8. Maar Haar kinderen zal Zij wegvoeren, op de grote dag waarop de aarde zal vergaan. 9. De aarde zal verslonden worden, en zij zullen niet weder opstaan. 6. 7. Wee u, oh aarde 1. Zij zal de valse rechters slaan, en de valse 1025

heelmeesters. de roekelozen. 2. Draait u daarom om, en keert terug van uw onrechtvaardige wegen. 3. De onrechtvaardigen zullen geen plaats in Haar vinden. 4. Zo is de hemel hard en vast in al Haar wegen. Haar wegen leiden tot leven, opdat u niet de eeuwige dood zult sterven. 5. Zij zal de valse lach slaan. De valse lacht leidt tot de dood. U zult onherroepelijk sterven wanneer gij zult lachen met de vijand. Zij vieren grote feesten om de hemel te bespotten. Aan Haar wraak zullen zij niet ontkomen. 6. De vijand verdoet zijn tijd, en maakt plezier in de oorlog. Blinde dwazen zijn zij. 7. De hemel haat hen, en heeft hen alreeds in Haar val gelokt. 8. Een groot oordeel komt tot de aarde, vanaf Haar hoge bergen. Zij brult, en zal spoedig komen. 9. Dit geheimenis is alreeds onder u aanwezig, en zal ontwaken. 10. De hemel is wraakzuchtig, en laat Haarzelf niet omkopen. 11. Hun geld zal wegteren in hun zakken. Hun gedachtes zullen wegteren in hun hoofden. Want hun gedachtes waren vol van onheil. 12. Ja, een groot oordeel komt vanuit Haar hemelse berg, waar Zij troont in grote grimmigheid. 13. Wee u, oh aarde, want de hemel jaagt op u. 14. Een groot plan heeft de hemel opgesteld. Zij zal dit plan in oorlog voltooien. 15. Roept Haar aan, en Zij zal niet luisteren. Zij luistert naar de stillen van hart en hen die toetsen. 16. Zij haat hen die bidden en mekkeren tot haar. Ziet, zij is ver weg van hen. Zij haat de gebeden van 1026 17. Zij voert hen weg tot verre eilanden als bannelingen. 18. Zij heeft de benen van valse rechters gebroken, en brult over hen als een roofdier over zijn prooi. 19. Groot in krijgskunsten is Zij ! Ondoorgrondelijk zijn Haar paden in de oorlog. 20. De vijand probeert vat op Haar te krijgen, maar zij zullen Haar niet vinden. Hun wegen leiden allen tot de dood. 21. Zij zullen zich een korte tijd verheugen over hun onrechtvaardigheid. Maar in de eeuwigheid zijn zij nietig. 22. Haar wegen zijn ondoorgrondelijk ! In de jacht is Zij ongekend. 23. Ja, misleiden zal Zij al deze misleiders. Zij is groter in misleiding dan Haar vijand. 24. Ja, bespotten zal Zij al deze spotters. Zij is groter in spot dan Haar vijand. 25. En ziet, bannelingen zullen zij zijn, en er zal niet met hen gerekend worden. Nietig zijn zij voor Haar zijn. 26. Verbannen zullen zij zijn voor eeuwig. Haar tenten zullen zij niet vinden. Haar almacht heerst over de aarde. 27. Stilte zal over de aarde komen, en de weeklacht zal groot zijn. 28. Een duister geheimenis zal tot de aarde komen, en hun goden zullen openlijk tentoongesteld worden. 29. Een grote storm heeft Zij uitgezonden om ellende te brengen. 30. Zij omhult Haarzelf in grote duisternis, want grote duisternis is Zij. 31. Zij is bekleed met de vellen van gevallen

vijanden, en het bloed van de vijand is diep in Haar. 32. Een grote vloed nadert het tot de aarde om vrees te brengen en grote wanhoop. 33. Zij zullen weten dat zij gezondigd hebben. Zij zullen weten dat grimmigheid zich tegen hen gekeerd heeft. 34. De hemel is bekleed met duisternis en bloed. Zo trekt Zij Haar kinderen. Zij zal de afgoden van de aarde tot puinhopen maken. 35. Vlucht daarom tot de bergen, opdat Zij u niet tot een eeuwig verderf zal slaan. 36. Wee de aarde, en wee de zee, want Zij is tot hen nedergedaald. Op grote jachtwagens is Zij gekomen. 37. Een touw is om de nek van de vijand. Hun verzet is hen tot strop. 38. Wie zal staan na de zondvloed ? Zij zullen allen vallen. Niet één zal rechtvaardig voor haar staan. Allen zijn gevallen. 39. Haar kinderen weten dat Zij meer te vrezen is dan de vijand. De werken van de vijand vallen bij Haar in het niet. Er is geen gelijkenis. 40. Een groot teken zal Zij op de aarde stellen, opdat Haar kinderen zullen ontkomen. 41. Zij zullen allen wenen en zwak zijn, en grote vrees zal hen binnenleiden. 42. Een groot geheimenis is tot de aarde gekomen. Zij wacht tot het openbaar maken van Haar geheimenis. 43. In de onderwereld stelt Zij Haar teken, en Zij richt Haar grote verbond op. Allen die tot Haar komen zullen rust vinden in Haar. Niet voor eeuwig toornt Zij. 44. Kom dan binnen tot Haar eeuwige toorn, opdat u rust vindt voor uw harten, en opdat Haar toorn wordt tot vrede. 45. Niet voor eeuwig is Zij in wraak. In Haar 1027 eeuwige hardheid zult u Haar zachtmoedigheid zien. 46. Het grote verbond raast over de zeeen. Zij is de razende, wachtende om geboorte te geven aan het geheimenis. Dit geheimenis is alreeds onder u aanwezig. 47. Het grote verbond kalmeert de zeeen, en maakt hen woest. 48. Het grote verbond is opgericht om Haar legers op te roepen. Zij zullen de oorlog brengen tot grote vrede op Haar hemelse berg. 49. En deze vrede zal eeuwig zijn. En er zal loon zijn naar werk, en grote jachtsfeesten. 50. Grote paniek is Haar aankondiger. 51. Tot grote vergetelheid komt Zij, in het diepste van de duisternis. Ook Haar herinnering verwerpt zij. 52. Slaan zal Zij de valse leraren en rechters. Zij zullen niet aan Haar toorn ontkomen, zij die zich hoog hebben opgesteld. De hemel kent hen niet. 53. Niemand kan Haar volgen, niemand kan Haar woonplaats vinden. Zij allen gaan ten onder door Haar pijlen. 54. De zondaar zal niet aan hen ontsnappen. 55. Maar Haar kinderen doet Zij ontwaken, en Zij neemt hen mee. 56. Waakt dan in dit uur, opdat gij geen deel hebt aan valse werken. 57. Bij de hemel is er dan geen aansziens des persoons. 58. Zij leert haar strijders de krijg, maar Zij is geen leraar. Zij geeft leiding, maar Zij is geen profeet. Zij voert recht, maar Zij is geen rechter. Zij is de Grote Jaagster. 59. Oh volk, buigt voor Haar, opdat u aan Haar

grote toorn zult ontkomen. 60. Oh volk, stop met het zingen van liederen tot Haar, want Zij zal u snel uitspuwen. 61. Oh volk, u bent onder een grote vervloeking. Denkt daarom niet te hoog over uzelf, want u mocht eens door uzelf misleid worden. 62. Zo zal Zij Haar vijanden vervolgen, tot in de verre dieptes van de baarmoeder. En zij zullen geen rust hebben, dag noch nacht. Zij is de verschrikkelijke, en vreselijk is het Haar als vijand te hebben. 8. De beesten 1. En ik zag een hemelse afgezant staan aan de voet van een heuvel met een trommel. En de hemelse afgezant sprak en zei : 'Beef, want de dag van de Hemel is aangebroken. Zij is in waarheid en gerechtigheid, en zal spoedig de vromen leiden.’ 2. En een beest met hemellasterlijke namen kwam uit een rokende put. En de afgezant sprak: 'Deze dingen gaan gebeuren. Let daarom op.' En ik zag het beest een vrouw aanvallen. En het leek erop dat de vrouw lange tijd op het beest had gereden. 3. En de afgezant sprak : 'De berijder zal uit haar zadel vallen, en het beest waarop ze reed zal haar opeten.' En een luid geschreeuw steeg op naar de hemel. 4. En een andere ruiter kwam naar voren, rijdend op een rood beest. En dit beest was kleiner dan het andere beest. En plotseling werd de huid van het beest vettig en de berijder gleed eraf en viel neer. Het kleinere beest sprong toen op haar en verslond haar, en een luid geschreeuw steeg tot de hemel. 1028 5. En ik zag een varken met hoorns uit de zee komen om de vromen aan te vallen, en ze werden lange tijd in zijn greep gehouden. 6. En na die periode viel een bizon met drie hoorns het varken aan, en de bizon nam lange tijd de heerschappij over. 7. En de bizon was erg groot en vulde de aarde, om alles met zijn poten te vertrappen. 8. Toen kwam uit de diepten van de aarde een haan om de bizon te bevechten, en de bizon bloedde drie dagen lang. Toen nam de haan de heerschappij over. En de haan was wreed op zijn manier, en er was geen genade. En uit zijn kop groeiden tien hoorns. 9. En een bok die voor een lam zorgde, maakte zich groot tegen de haan en doodde het. En een ander varken kwam uit de zee om de bok te ondersteunen, maar na het einde van de periode van samenwerking doodde het varken de bok. 10. En het varken werd zo groot dat het tot de hemelen reikte. En de aarde volgde het varken, en het varken bracht vele varkens voort. Het is het laatste uur. 11. En ik zag een zwarte vrouw op een wild beest zitten, en ze bracht veel kinderen voort. En er waren tekenen van bloed in de lucht, en de mensen werden bang. 12. Toen baarde de vrouw vliegen die de aarde vulden. En de vliegen begonnen te eten van het vlees van de aarde, en overal kwam honger. 13. En een van de dochters van de zwarte vrouw groeide snel en stond op een heuvel met een speer en een mes om de volkeren te oordelen. En ze was een oorlogsvoerder en een jageres voor de hemel. 14. En ze baarde bloed, dat de oceanen en zeeën vulde. En er waren weer tekenen van bloed in de lucht, en mensen raakten verlamd van angst. En er

verschenen vreemde merktekens op mensen en de boten van de hemel werden onthuld. 15. En veel van de vromen werden ziek en bezochten de gebieden onder de aarde. En een monster als een varken kwam tevoorschijn uit een scheur in de aarde. En het monster dat als een varken was verslond velen. 16. En de zwarte vrouw nam het varken en hing het op als een voorhangsel voor haar tent. En een ander soort beest kwam door de spleet, dit keer nog groter. En een zwarte vrouw reed op het beest. En de vrouw sprong van het beest en viel de andere vrouw aan, en er was een gevecht gedurende vele dagen. En de zwarte vrouw van de tent gooide het beest en zijn berijder in de zee, en de zee veranderde in bloed. De plagen 17. En acht hemelse afgezanten kwamen met trommels uit de tent om de plagen van de dag des oordeels te brengen. En toen de eerste afgezant begon op de trommel te slaan, viel er hagel op aarde, en er waren aardbevingen. En een stem sprak: 'Keer terug tot de hemel, en bekeer u van uw boze werken.' 18. En de tweede gezant kwam naar voren en begon op de trommel te slaan. En de hemel omhulde de aarde met vleugels. Dit waren niet haar vleugelen, maar veren van verslagen vijanden. En Ze toonde haar zachtheid aan de aarde, en verdronk hen die boze werken deden door overstromingen en regen. 19. En een stem sprak: 'De tijd van genade is voorbij. Het is nu te laat voor degenen die zich niet hebben afgewend van hun zonden.' 20. En de derde afgezant trad naar voren en begon op de trommel te slaan, terwijl degenen die zich in de zonde hadden verhard aan de voeten van de afgezant vielen. 1029 25. En varkens werden geboren uit de rivier en kwelden degenen die nog op aarde waren. 26. En de zevende afgezant kwam naar voren en begon op de trommel te slaan. En vele voorhangsels scheurden, en er kwamen meer varkens tevoorschijn om degenen die op de aarde waren te kwellen. En een luid gesmeek, gehuil en gegil steeg op. 27. En de achtste afgezant kwam naar voren en begon op de trommel te slaan. En er was een stilte voor vele dagen. 28. En ik zag het grote varken van vele heuvels vallen, totdat hij niet meer in de lucht was. 29. En hij verloor zijn plaats in de hemel, en gieren kwamen om van zijn vlees te eten. 9. De val van de markt 21. En de vierde afgezant kwam naar voren en begon op de trommel te slaan. En de geboden van de hemel werden geopenbaard. 22. En de vijfde afgezant kwam naar voren en begon op de trommel te slaan. En het kwaad werd met veel banden vastgebonden en in een rivier geworpen. 23. En valse heelmeesters werden gebonden en in een rivier geworpen. En beide rivieren werden tot bloed. 24. En de zesde afgezant kwam naar voren en begon op de trommel te slaan. En kwelgeesten werden met veel banden vastgebonden en in een rivier geworpen, en de rivier werd tot bloed.

1. En de dochter des hemels geraakte in grote toorn en vervoering, terwijl zachtheid zich in haar uitstortte. En ze noemde haar zoon bij name. Toen begon ze de hemelen te herscheppen. 2. Zij is de hemel van bloedrivieren, de Grote Vernietiger. Niemand zal met voorspoed oorlog tegen haar voeren. Ze zal in de nacht komen. Zij is de verschrikkelijke, de angstaanjagende en de schrik van de hemel. Zij heerst over het bloed en de dood. Ze is vertrouwd met de diepten van de onderwereld. 3. Vreselijk is haar toorn over degenen die van haar stelen, en verschrikkelijk is haar toorn over degenen die haar in haar rust verstoren. Hemelse terreur is haar naam. Als ze het bevel heeft, kan niemand Haar woonplaats verlaten, alleen enkele afgezanten glijden weg in de nacht. 4. Spreek geen ijdel woord uit als gij bij Haar bent, want ze zal u verslinden. Maar zij zal zorg brengen tot hen die zorg dragen. 5. De Leeuw sprak deze woorden : Nu dan gaan de gezanten uit om het Woord te zuiveren. Hij werd gevolgd door een grote groep leeuwen. De leeuw was rood en wild. 'Verschrikkelijk' was zijn naam. Toen sprak een stem : Nu is het oordeel gekomen tot het binnenste der aarde en de zee. 6. En er verscheen een grote leeuwin in het midden van de hemelen, die haar afgezanten begon uit te zenden. En toen sprak God deze woorden : De laatste dagen van de markt zijn gekomen. 16. Deze zal zeer groot worden en dan vallen. De markt heeft slaven gemaakt, maar Ik zal hen vrijzetten. 7. Ik zal de melk van Mijn Woord laten stromen om hen vrij te zetten, en ik zal hen leiden. 8. En melk en honing begon over de hoofden van de 1030 vromen en de gewilligen te stromen, en zij spraken van geestelijke dingen. 9. De aarde begon te beven en slokte de rivieren op, maar de zeeen begonnen groter te worden. Een zwarte leeuw rees op uit de aarde, en er kwam een stilte, waarna woorden van wijsheid werden gesproken, terwijl boeken zich openden. 10. En zij die het Woord hadden gehoord hadden rust. 11. Kent gij de bitterheid van het Woord ? Ik zag de tranen als donderstenen en hagelstenen op de aarde vallen, en rivieren begonnen te stromen. En een luide stem sprak : Kunt gij uw grootbezit nog omhullen als Beloch de aarde bezoekt ? 12. En ik zag de markt uit de hemel vallen, en deze begon op de aarde te schreeuwen om de vromen aan te klagen. En zij werden gebeten. En de kooplieden begonnen hun doden te geven. En zware hagelstenen kwamen op aarde, om de schepen der kooplieden te doorklieven. 13. En het Woord leidde kinderen tot het hart en huis van Marion, en hun wonden waren diep. En diep in het huis van Marion groeide een boom, waaruit geestelijke melk vloeide. Maar de doornen van de geestelijkheid waren scherp, en vele kinderen verlieten het Woord. En deze dagen werden de afval der kinderen genoemd. Maar het Woord was ontfermende over hen, omdat zij als wezen waren. En het Woord leidde hen tot een rots, waarin zij eeuwige rust vonden. En het Woord noemde die rots de rust der hermitaten. 10. De gezichten van de zee van ijs 1. En ik zag een groot beest komende uit de zee van ijs. Ben ik bang voor zijn grote hart, waar zielen

tussen zijn muren worden verpletterd, waar hij ademt, levend van de dood ? 2. En ik zag een leeuwenhart opkomen uit de zee van ijs, om de aardbodem te vervullen en in te nemen. Ben ik bang voor dit grote hart, waar zielen tussen zijn muren worden verpletterd, waar het ademt, levend van de dood ? 3. En ik zag een moederhart, met moedersmart, zoekend naar haar kind, maar het was niet meer. Ben ik bang voor het moederhart, het berenhart, verslindende alles in haar woede, waar zielen tussen haar muren worden verpletterd, waar zij ademt, levend van de dood ? 4. En ik zag een nog groter beest opkomen uit de zee van ijs, om het moederhart te verslinden. En kou kwam over de aarde. Ben ik bang als het moederhart en het hart van het kind niet meer bestaan ? En ik zag een grote witte schare, voortgedreven door de wind, terwijl er wolven uit het hart van de aarde kwamen om hen te verscheuren. 5. En deze dagen werden genoemd het Grote Amerika. En ik viel op mijn knieen en het Woord hief mij op, en bracht mij tot een oude schuur waar het Eeuwig Voedsel zich bevond. En toen sprak het Woord : Eet, opdat gij de visioenen aanschouwt die u inzicht zullen geven over het laatste der dagen. 6. En toen ik van het voedsel at, begon mijn buik te steken als door de hitte, maar mijn benen werden zoet als honing. Het Woord sprak : Komt dan op, dan zullen wij tezamen tot de deur der Late Dagen gaan. Het gezicht van het nijlpaard en de zwermen vliegen 7. En ik zag een deur geopend en de Geest hief mij op. En ik zag het Grote Amerika als een nijlpaard zitten aan vele wateren. En de Ziel van het Woord kwam tot mij en raakte mij aan, zeggende : Vele 1031 gruwelen zijn tot dit land gekomen, en vele gruwelen zijn van dit land uitgegaan. 8. En ik zag zwermen met vliegen komen om het nijlpaard te verslinden. En de Ziel van het Woord sprak : Veel vlees heeft dit volk gegeten, en velen hebben van haar vlees gegeten. Het gezicht van de schapen 9. En ik zag een veld met mannelijke schapen die horens hadden, en zij heersten met geweld en onderdrukking over kleinere schapen met horens. En de grotere schapen ramden hun horens in de hoofden van de kleinere schapen, telkens weer. 10. En ziet, de kleinere schapen waren vrouwelijk. En er kwam een wind over het veld om de kleinere schapen op te nemen, en een van de kleinere schapen begon met haar horens in de hoofden van de grotere schapen te rammen terwijl zij werd opgenomen door de wind. De gezichten van de kleine jongen en het strand 11. En een afgezant sprak : Ontzegel mij nu het boek der zeeen. En een kleine jongen kwam en riep tot de balkonnen, en die begonnen in te storten. En zie, ik zag grote arena’s die begonnen in te storten, grote tribunes. Dit waren de dagen van het oude woord. 12. En zie, het oude woord was niet meer. En ik zag mensen op een groot strand, en zij glansten in het zonlicht, en zij waren zwaar gebruind. 13. En zij begonnen gymnastiek kunsten uit te oefenen op het strand, en zie, het strand begon hen op te slokken, en ik zag hen wegzakken in het zand. 11. Het herstel van Eva 1. En ik zag Odenlech zittende op de troon van David. En zij was gekomen vanuit de zee, en had

vele zielen tot Haar genomen en met haar mee genomen die lange tijd in de zee opgesloten werden gehouden. En de zee moest haar doden geven. 2. En ik hoorde een luide stem roepen : ‘Zie, nu is het tijdperk aangebroken dat Odenlech, Zij die op de troon zit, de volkeren zal oordelen, de levenden en de doden, en allen die voor haar troon staan. 3. En Odenlech begon de harten te doorzoeken, en scheidde de schapen van de bokken, de leeuwen van de kalveren, het kaf van het koren. 4. En Odenlech was alles in allen. En velen wierpen zich voor de troon, en anderen stonden met palmtakken om de troon heen, en zij zagen allen een nieuwe morgen komen. De nacht was voorbij gegaan, en de glans van Odenlech was over hen alleen, en ze hadden geen zon van node of olielampen. 5. En zie, Odenlech sprak tot hen als een moeder, en onderwees hen vanuit de schriften. En Odenlech rees op, en zij werden genezen onder haar vleugelen. 6. Ik werd geleid tot een afgrond. Ik moest stoppen aan de rand, en ik zag allemaal vuur in de afgrond. Ik mocht niet verder lopen. Het was een reusachtige afgrond. 7. Ik moest even wachten en toen was er een smal bruggetje waar ik op kon gaan lopen, en verderop werd het bruggetje steeds wijder. 8. Ik zag toen groot dik glas over de afgrond komen, wel verschillende meters dik, en ik kon dus overal over het glas heenlopen en naar beneden kijken door het glas heen. 9. Er was veel vuur onder het glas, in de diepte van de afgrond. Er kwamen toen ook metalen frames door het glas heen, zodat ik niet alles kon zien. Het 1032 glas werd ook steeds dikker. 10. God sprak toen over het vrederijk wat zou komen, wat over het herstel van de vrouwen ging. Vrouwen waren onderdrukt opdat de man kon regeren voor lange tijd. Toen overwon Eva. Eva is zij die tegenwerkte, de natuurvrouw. 11. Zij die waarlijk van de natuur zijn tellen hun leven niet, maar denken alleen aan de natuur, en zullen daardoor eeuwig leven. Wie zijn leven tracht te behouden zal het verliezen. Er is nu een koude oorlog gaande. Alleen de geduldigen zullen overwinnen.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150
  151. 151
  152. 152
  153. 153
  154. 154
  155. 155
  156. 156
  157. 157
  158. 158
  159. 159
  160. 160
  161. 161
  162. 162
  163. 163
  164. 164
  165. 165
  166. 166
  167. 167
  168. 168
  169. 169
  170. 170
  171. 171
  172. 172
  173. 173
  174. 174
  175. 175
  176. 176
  177. 177
  178. 178
  179. 179
  180. 180
  181. 181
  182. 182
  183. 183
  184. 184
  185. 185
  186. 186
  187. 187
  188. 188
  189. 189
  190. 190
  191. 191
  192. 192
  193. 193
  194. 194
  195. 195
  196. 196
  197. 197
  198. 198
  199. 199
  200. 200
  201. 201
  202. 202
  203. 203
  204. 204
  205. 205
  206. 206
  207. 207
  208. 208
  209. 209
  210. 210
  211. 211
  212. 212
  213. 213
  214. 214
  215. 215
  216. 216
  217. 217
  218. 218
  219. 219
  220. 220
  221. 221
  222. 222
  223. 223
  224. 224
  225. 225
  226. 226
  227. 227
  228. 228
  229. 229
  230. 230
  231. 231
  232. 232
  233. 233
  234. 234
  235. 235
  236. 236
  237. 237
  238. 238
  239. 239
  240. 240
  241. 241
  242. 242
  243. 243
  244. 244
  245. 245
  246. 246
  247. 247
  248. 248
  249. 249
  250. 250
  251. 251
  252. 252
  253. 253
  254. 254
  255. 255
  256. 256
  257. 257
  258. 258
  259. 259
  260. 260
  261. 261
  262. 262
  263. 263
  264. 264
  265. 265
  266. 266
  267. 267
  268. 268
  269. 269
  270. 270
  271. 271
  272. 272
  273. 273
  274. 274
  275. 275
  276. 276
  277. 277
  278. 278
  279. 279
  280. 280
  281. 281
  282. 282
  283. 283
  284. 284
  285. 285
  286. 286
  287. 287
  288. 288
  289. 289
  290. 290
  291. 291
  292. 292
  293. 293
  294. 294
  295. 295
  296. 296
  297. 297
  298. 298
  299. 299
  300. 300
  301. 301
  302. 302
  303. 303
  304. 304
  305. 305
  306. 306
  307. 307
  308. 308
  309. 309
  310. 310
  311. 311
  312. 312
  313. 313
  314. 314
  315. 315
  316. 316
  317. 317
  318. 318
  319. 319
  320. 320
  321. 321
  322. 322
  323. 323
  324. 324
  325. 325
  326. 326
  327. 327
  328. 328
  329. 329
  330. 330
  331. 331
  332. 332
  333. 333
  334. 334
  335. 335
  336. 336
  337. 337
  338. 338
  339. 339
  340. 340
  341. 341
  342. 342
  343. 343
  344. 344
  345. 345
  346. 346
  347. 347
  348. 348
  349. 349
  350. 350
  351. 351
  352. 352
  353. 353
  354. 354
  355. 355
  356. 356
  357. 357
  358. 358
  359. 359
  360. 360
  361. 361
  362. 362
  363. 363
  364. 364
  365. 365
  366. 366
  367. 367
  368. 368
  369. 369
  370. 370
  371. 371
  372. 372
  373. 373
  374. 374
  375. 375
  376. 376
  377. 377
  378. 378
  379. 379
  380. 380
  381. 381
  382. 382
  383. 383
  384. 384
  385. 385
  386. 386
  387. 387
  388. 388
  389. 389
  390. 390
  391. 391
  392. 392
  393. 393
  394. 394
  395. 395
  396. 396
  397. 397
  398. 398
  399. 399
  400. 400
  401. 401
  402. 402
  403. 403
  404. 404
  405. 405
  406. 406
  407. 407
  408. 408
  409. 409
  410. 410
  411. 411
  412. 412
  413. 413
  414. 414
  415. 415
  416. 416
  417. 417
  418. 418
  419. 419
  420. 420
  421. 421
  422. 422
  423. 423
  424. 424
  425. 425
  426. 426
  427. 427
  428. 428
  429. 429
  430. 430
  431. 431
  432. 432
  433. 433
  434. 434
  435. 435
  436. 436
  437. 437
  438. 438
  439. 439
  440. 440
  441. 441
  442. 442
  443. 443
  444. 444
  445. 445
  446. 446
  447. 447
  448. 448
  449. 449
  450. 450
  451. 451
  452. 452
  453. 453
  454. 454
  455. 455
  456. 456
  457. 457
  458. 458
  459. 459
  460. 460
  461. 461
  462. 462
  463. 463
  464. 464
  465. 465
  466. 466
  467. 467
  468. 468
  469. 469
  470. 470
  471. 471
  472. 472
  473. 473
  474. 474
  475. 475
  476. 476
  477. 477
  478. 478
  479. 479
  480. 480
  481. 481
  482. 482
  483. 483
  484. 484
  485. 485
  486. 486
  487. 487
  488. 488
  489. 489
  490. 490
  491. 491
  492. 492
  493. 493
  494. 494
  495. 495
  496. 496
  497. 497
  498. 498
  499. 499
  500. 500
  501. 501
  502. 502
  503. 503
  504. 504
  505. 505
  506. 506
  507. 507
  508. 508
  509. 509
  510. 510
  511. 511
  512. 512
  513. 513
  514. 514
  515. 515
  516. 516
  517. 517
  518. 518
  519. 519
  520. 520
  521. 521
  522. 522
  523. 523
  524. 524
  525. 525
  526. 526
  527. 527
  528. 528
  529. 529
  530. 530
  531. 531
  532. 532
  533. 533
  534. 534
  535. 535
  536. 536
  537. 537
  538. 538
  539. 539
  540. 540
  541. 541
  542. 542
  543. 543
  544. 544
  545. 545
  546. 546
  547. 547
  548. 548
  549. 549
  550. 550
  551. 551
  552. 552
  553. 553
  554. 554
  555. 555
  556. 556
  557. 557
  558. 558
  559. 559
  560. 560
  561. 561
  562. 562
  563. 563
  564. 564
  565. 565
  566. 566
  567. 567
  568. 568
  569. 569
  570. 570
  571. 571
  572. 572
  573. 573
  574. 574
  575. 575
  576. 576
  577. 577
  578. 578
  579. 579
  580. 580
  581. 581
  582. 582
  583. 583
  584. 584
  585. 585
  586. 586
  587. 587
  588. 588
  589. 589
  590. 590
  591. 591
  592. 592
  593. 593
  594. 594
  595. 595
  596. 596
  597. 597
  598. 598
  599. 599
  600. 600
  601. 601
  602. 602
  603. 603
  604. 604
  605. 605
  606. 606
  607. 607
  608. 608
  609. 609
  610. 610
  611. 611
  612. 612
  613. 613
  614. 614
  615. 615
  616. 616
  617. 617
  618. 618
  619. 619
  620. 620
  621. 621
  622. 622
  623. 623
  624. 624
  625. 625
  626. 626
  627. 627
  628. 628
  629. 629
  630. 630
  631. 631
  632. 632
  633. 633
  634. 634
  635. 635
  636. 636
  637. 637
  638. 638
  639. 639
  640. 640
  641. 641
  642. 642
  643. 643
  644. 644
  645. 645
  646. 646
  647. 647
  648. 648
  649. 649
  650. 650
  651. 651
  652. 652
  653. 653
  654. 654
  655. 655
  656. 656
  657. 657
  658. 658
  659. 659
  660. 660
  661. 661
  662. 662
  663. 663
  664. 664
  665. 665
  666. 666
  667. 667
  668. 668
  669. 669
  670. 670
  671. 671
  672. 672
  673. 673
  674. 674
  675. 675
  676. 676
  677. 677
  678. 678
  679. 679
  680. 680
  681. 681
  682. 682
  683. 683
  684. 684
  685. 685
  686. 686
  687. 687
  688. 688
  689. 689
  690. 690
  691. 691
  692. 692
  693. 693
  694. 694
  695. 695
  696. 696
  697. 697
  698. 698
  699. 699
  700. 700
  701. 701
  702. 702
  703. 703
  704. 704
  705. 705
  706. 706
  707. 707
  708. 708
  709. 709
  710. 710
  711. 711
  712. 712
  713. 713
  714. 714
  715. 715
  716. 716
  717. 717
  718. 718
  719. 719
  720. 720
  721. 721
  722. 722
  723. 723
  724. 724
  725. 725
  726. 726
  727. 727
  728. 728
  729. 729
  730. 730
  731. 731
  732. 732
  733. 733
  734. 734
  735. 735
  736. 736
  737. 737
  738. 738
  739. 739
  740. 740
  741. 741
  742. 742
  743. 743
  744. 744
  745. 745
  746. 746
  747. 747
  748. 748
  749. 749
  750. 750
  751. 751
  752. 752
  753. 753
  754. 754
  755. 755
  756. 756
  757. 757
  758. 758
  759. 759
  760. 760
  761. 761
  762. 762
  763. 763
  764. 764
  765. 765
  766. 766
  767. 767
  768. 768
  769. 769
  770. 770
  771. 771
  772. 772
  773. 773
  774. 774
  775. 775
  776. 776
  777. 777
  778. 778
  779. 779
  780. 780
  781. 781
  782. 782
  783. 783
  784. 784
  785. 785
  786. 786
  787. 787
  788. 788
  789. 789
  790. 790
  791. 791
  792. 792
  793. 793
  794. 794
  795. 795
  796. 796
  797. 797
  798. 798
  799. 799
  800. 800
  801. 801
  802. 802
  803. 803
  804. 804
  805. 805
  806. 806
  807. 807
  808. 808
  809. 809
  810. 810
  811. 811
  812. 812
  813. 813
  814. 814
  815. 815
  816. 816
  817. 817
  818. 818
  819. 819
  820. 820
  821. 821
  822. 822
  823. 823
  824. 824
  825. 825
  826. 826
  827. 827
  828. 828
  829. 829
  830. 830
  831. 831
  832. 832
  833. 833
  834. 834
  835. 835
  836. 836
  837. 837
  838. 838
  839. 839
  840. 840
  841. 841
  842. 842
  843. 843
  844. 844
  845. 845
  846. 846
  847. 847
  848. 848
  849. 849
  850. 850
  851. 851
  852. 852
  853. 853
  854. 854
  855. 855
  856. 856
  857. 857
  858. 858
  859. 859
  860. 860
  861. 861
  862. 862
  863. 863
  864. 864
  865. 865
  866. 866
  867. 867
  868. 868
  869. 869
  870. 870
  871. 871
  872. 872
  873. 873
  874. 874
  875. 875
  876. 876
  877. 877
  878. 878
  879. 879
  880. 880
  881. 881
  882. 882
  883. 883
  884. 884
  885. 885
  886. 886
  887. 887
  888. 888
  889. 889
  890. 890
  891. 891
  892. 892
  893. 893
  894. 894
  895. 895
  896. 896
  897. 897
  898. 898
  899. 899
  900. 900
  901. 901
  902. 902
  903. 903
  904. 904
  905. 905
  906. 906
  907. 907
  908. 908
  909. 909
  910. 910
  911. 911
  912. 912
  913. 913
  914. 914
  915. 915
  916. 916
  917. 917
  918. 918
  919. 919
  920. 920
  921. 921
  922. 922
  923. 923
  924. 924
  925. 925
  926. 926
  927. 927
  928. 928
  929. 929
  930. 930
  931. 931
  932. 932
  933. 933
  934. 934
  935. 935
  936. 936
  937. 937
  938. 938
  939. 939
  940. 940
  941. 941
  942. 942
  943. 943
  944. 944
  945. 945
  946. 946
  947. 947
  948. 948
  949. 949
  950. 950
  951. 951
  952. 952
  953. 953
  954. 954
  955. 955
  956. 956
  957. 957
  958. 958
  959. 959
  960. 960
  961. 961
  962. 962
  963. 963
  964. 964
  965. 965
  966. 966
  967. 967
  968. 968
  969. 969
  970. 970
  971. 971
  972. 972
  973. 973
  974. 974
  975. 975
  976. 976
  977. 977
  978. 978
  979. 979
  980. 980
  981. 981
  982. 982
  983. 983
  984. 984
  985. 985
  986. 986
  987. 987
  988. 988
  989. 989
  990. 990
  991. 991
  992. 992
  993. 993
  994. 994
  995. 995
  996. 996
  997. 997
  998. 998
  999. 999
  1000. 1000
  1001. 1001
  1002. 1002
  1003. 1003
  1004. 1004
  1005. 1005
  1006. 1006
  1007. 1007
  1008. 1008
  1009. 1009
  1010. 1010
  1011. 1011
  1012. 1012
  1013. 1013
  1014. 1014
  1015. 1015
  1016. 1016
  1017. 1017
  1018. 1018
  1019. 1019
  1020. 1020
  1021. 1021
  1022. 1022
  1023. 1023
  1024. 1024
  1025. 1025
  1026. 1026
  1027. 1027
  1028. 1028
  1029. 1029
  1030. 1030
  1031. 1031
  1032. 1032
Home


You need flash player to view this online publication