86. 'Hoewel' is zijn stopwoord, en ook 'voorzover', en natuurlijk 'maar'. 87. Er valt altijd wel weer wat aan toe te voegen, en er valt ook altijd weer wat af te halen. Voortdurend loopt hij eraan te draaien. Hij probeert alle denkbare mogelijkheden uit. Taal is bedrog, stelt hij, en er moet doorheen geprikt worden. 88. Niets maar dan ook niets wordt aan het toeval overgelaten. Alles wordt secuur gebouwd, en over alles wordt lang nagedacht. Het mag bij hem niet vastgroeien. Alles is altijd in verandering. 89. Hij stelt dat in de voorafgaande zekerheden de waarheid van het bewustzijn iets anders is dan het bewustzijn zelf. Maar juist door de waarheid te ervaren vaagt het ook weer weg. Hij stelt dat het zelf alleen maar een aanduiding is voor de inhoud van de relatie en de relatie zelf. Het zelf is om het andere te confronteren, en om door het andere heen te prikken oftewel achter en boven het andere te gaan, om niets anders dan zichzelf te vinden. 90. Zo stelt hij dat hierdoor, door zelfbewustzijn, het oorspronkelijke gebied van de waarheid wordt binnengegaan. De eerdere kennis druipt hier weg, wat slechts de kennis was van het andere, maar de momenten ervan zijn bewaard gebleven. Dat wat er bedoeld was, en de individualiteit en de universaliteit die daar weer tegenin ging in de waarneming zijn dan niet meer de bron, maar de bron is dan het druppelende zelfbewustzijn, de momenten van zelfbewustzijn. 91. Immers, er is over een muur heengeklommen. Men is in nieuw gebied gekomen. Hier zijn andere leerregels, en dingen worden met het grootste gemak vervangen. 92. Maar die momenten bestaan als abstracties, stelt hij, en die zijn nog niet geldig voor het bewustzijn, omdat het slechts wegvagende verschijnselen zijn. 468 93. Maar zelfbewustzijn is in feite het komen uit de andere wereld, terugkerende tot het zelf. Maar er zijn dan wat problemen, want het zelfbewustzijn onderscheid zich van het zelf als het zelf, en wordt dus ook weer ontkend door het zelf, als een beveiliging, want het zelf herkent dit als het andere. Er is dus veel meer nodig. 94. De mens komt niet zomaar langs deze ingewikkeldheid heen. Maar het zelfbewustzijn stelt zich dan op als een beweging waarin de tegenstrijdigheid wordt ontkent, en waarin het zelfbewustzijn waarneemt dat de gelijkheid van het zelf en het zelf vaststaat. 95. De simpele substantie van het leven is de vervreemding van het zelf tot andere vormen, en is tegelijkertijd de ontleding en oplossing van deze verscheidenheid. Hierdoor gaat het zich nog meer vervreemden en ook groeperen, en zij zullen instorten in elkaar. Dit houdt in dat het een andere vorm zal maken, terwijl ook de vorm ontkent wordt, wat ook weer voor hergroepering gaat zorgen. Het zijn abstracties van de bron. Dit zijn ook weer allemaal verdere vervreemdingen totdat ze oplossen. Het is het geheel wat zichzelf ontwikkelt en dan doet oplossen, waardoor het zichzelf in standhoudt. 96. Hij stelt dat de zelfstandigheid zichzelf ontwikkeld door ontkenningen. Dit is een negatieve bron. Maar voor dit simpele soort van zelf zijn dit geen verschillen. Door de ontkenning van de ander komt de zelfstandigheid tot zelfbewustzijn en zeker van de ongeldigheid van de ander wordt dit voor zichzelf de waarheid, waardoor de zelfstandigheid van het object vernietigt wordt. Zo geeft het zichzelf de zekerheid van zichzelf als de ware zekerheid. 97. Drogbeelden grijpen het object van hun begeerte denkende dat ze er een slaaf van kunnen maken, maar worden zelf hierdoor een slaaf. Niemand kan de ander afbreken, alleen maar kan opbouwen. Men
469 Online Touch Home