en zwak. Straf mij niet te zeer. Denk niet dat ik wijs genoeg ben filosofen te misleiden. Ik ben nog een kind, teer en hulpeloos in de woeste hand der aarde. 38. Vorm mij als klei, maak mij sterk in Uw hand. Maar gij hebt mij enkel zwakheid gegeven, in een droomwereld verkeer ik nu. Ik ben te zwak om op te staan. Een woesteling ben ik nu, op mijn reis heb ik nooit rust. 39. Voer ons door de donk're dagen, leer ons U beter te kennen. 40. Ik kan je niet zien, je bent te ver weg. Ik kan je niet horen, je stem is zo ver weg. Ik hoor alleen wat gefluister, maar wie is het, ik weet het niet. Is het Uw boodschapper, of is het slechts de wind. Gij komt overal te laat. 41. Waarom hebt gij ons weggeduwd, in duisternis zoeken wij U. Neem ons mee. Neem ons mee tot U. 42. Wij lopen tegen muren op, wij kunnen niets beginnen. Onze stem ketst telkens terug, ten dode opgeschreven. En gij komt altijd te laat. 43. Hoe kom ik daar, hoe ken ik jouw hart. Door smart, kom ik tot overig land. 44. Is daar dan geen andere weg, moeten wij voor eeuwig lijden, is daar dan geen andere ingang ? Toe, vertel me. Is tijd te overbruggen ? 45. Ik ken je nog steeds niet, na deze nacht. Ik zie je nog steeds niet, jou, één en al pracht. Ik hoor je niet, waar ben je gebleven. Hier liggen tranen van het verleden, waar ben jij ? Ben ik dan alweer bedrogen ? Waar kan ik anders heen. 46. Heel zacht in de morgen, verlegen sta jij aan de poorten, met je hand uitgestoken. In lompen gekleed ben jij, als de pracht van het getij. Schoonheid van teed're woorden verspreidt je. 47. Al wat ik nodig heb ben jij, de aarde wil mij verscheuren, bescherm mij. 37 48. En zo zijn de vijanden door hun val tot bloemen geworden. 49. En Zij stond op, en sprak haar woorden, en deze waren zeer zacht en teder. En zij sprak en zei : 'Jou worden de sleutels gegeven van de geheimenissen van Haar.' En ik zag een woeste zee voor me liggen, wiens golven traag en schokkerig bewogen. 50. En uit de zee kwamen zij oprijzen, en zij waren de eeuwigen. En toen zag ik traag bewegende wolkenhemelen. 51. Zo komt gij tot de hemelrivier. In haar dan zijn alle vruchten van het lijden en de vruchten der dood. In haar dan is eeuwig leven. Maar zij dan die voortijdig van deze vruchten eten zullen de eeuwige dood sterven. 52. En daarom heeft zij het ook altijd het verborgen gehouden, opdat gij niet door de vrucht des doods te eten voor eeuwig zou sterven. 53. Daarom : Zalig zij die tot de hemel zijn gekomen. Ja, snel daalde het op u neer, om in ijs te veranderen. Ja, moeizaam was uw strijd op aarde, maar door de hemel kwam het als de regen over u. En de seizoenen dan zijn om tot de warme gebieden van de hemel te komen. 54. Dringt tot hen door. Zo is zij dan de weg, leidende tot de diepere hemel. 55. En stap dan in haar boot. Tot de diepere hemel bent gij gekomen. Als de zee in de woestijn voel ik mij, de hemelse zee. Tot haar ben ik gekomen, als het zachte van de hemel. Hier maak ik mijn woning. 56. Tot de hemel zijt gij gekomen, hen van het zachte. Wanneer zij steken voel je het zachte. Nu wordt ik gestoken door de zachtheid. Ik word gestoken, om dieper tot de hemel te gaan. 57. En zo kwam ik tot de dieptes van de hemel, in Haar. En er zijn zeeen in woestijnen, Haar zeeen. 58. Aan de woestijnzee zit zij, in het zand. Wil je
38 Online Touch Home