130

waarmee ze bedriegers kon afleiden, opdat zij haar niet konden vinden. 44. Er is grote afstandelijkheid in de levengevende baarmoeder. Zij valt niet te verbidden. Zij is vaginaal, en is ver van het religieuze verwijderd, maar dit is haar kooi. Zij heeft deze kooi zelf geschapen. Dat is de grote paradox. 45. Alles moet met stomheid geslagen worden, te beginnen in ons eigen leven, zodat God over kan nemen. Wij moeten diep doordringen in de Adamah, in Ahn, voor deze reden, om Adamam te ontvangen, waardoor alle stemmen in ons gedoofd worden, zodat alleen God spreekt. 46. Wij moeten met Adamah, Ahn, bewapend worden, na door Adamah ontwapend te zijn, onze stem hebben verloren. Dit zijn serieuze dingen. Wij zullen namelijk voor elk ijdel woord geoordeeld worden. 47. Allereerst moeten wij de verlammende vreze des Heeren ontvangen wat ons niet meer laat durven spreken, bang om een ijdel woord voor God's aangezicht uit te spreken. 48. Eén ijdel woord kan een heleboel kapot maken, voor een hele lange tijd. Wees zelfs bang om te ademen. Wat ademen we wel niet allemaal naar binnen ? Wij moeten de heilige ademnood ontvangen. 49. In Adamah, Ahn, is er doorgang. Wij leggen alles op Adamah, en laten alles achter ons, om de geestelijke bloedvergieter, de Aima, te omhelzen. 50. Adamah, Aima, oftewel Ahn zal terugkeren, en de wateren zullen in bloed veranderen. Ook de maan, het licht, zal in bloed veranderen, en de zon zal duisternis worden. Wij zullen allemaal terugkeren tot de Adamah, Ahn en de Aima, de geestelijke bloedvergieter. Niemand zal aan de 130 Adamah, Ahn, kunnen ontkomen. 51. Wij moeten aan ons religieuze zelf sterven. Het varken van het vlees, van de zondemacht, moet dood. Haten wij dit varken wel ? Hebben wij wel genoeg oorlogslust om met dit varken af te rekenen ? 52. Adamah, Ahn, leidt tot zijn diepte, tot de Adamam, de heilige stomheid, de wachter van de mond, en tot het geheimenis van de Adaham, de paradijselijke vloed en overweldiging. 53. Nadat wij door Aphar zijn bekleed worden we daar naartoe geleid. 54. Het is het werk van de Urim om met de Thummim in verbinding te komen. 55. Ahn bad tot de grote baarmoeder (racham) van God. Hij vraagt of de kastijding over zijn zonden weggenomen mag worden, of Pesha weggenomen mag worden. Daarna wordt er de kastijding van verlamdheid besproken, Avon. Ahn vraagt om Kabac, een wassing, maar dit betekent ook betreden worden. 56. Het is duidelijk dat Ahn worstelt met de kastijding, zoals de sobere, vragende of de drinkbeker van het lijden aan hem voorbij mag gaan. Hij vraagt om Taher, de rituele wassing, om vrij te komen van het verloren zijn, van eenzaamheid. Daarna vertelt hij dat hij voortgebracht was in de Avon, de kastijding van het verlamd zijn. Hij was voortgebracht als een verlorene door zijn moeder die met beesten lag, Yacham. 57. De omgang zal gaan in en door de Vreze des Heeren. Dit is hoe een profeet werkt. God's werken zijn te vrezen zijn. Alle onderwerelden zullen buigen voor God hierom. Ook zijn God's werken tot

131 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication