ruimte voor lauwheid. De eenling sluit geen compromissen, maar is geen extremist zoals de massa's. De eenling is gecamoufleerd, en pronkt niet in de stad, maakt zichzelf geen naam. De eenling is geen materialist, maar werkt in het geestelijke, een beetje van dit en een beetje van dat. Er is geen overfixatie op één punt zoals in de stad. De eenling waait met zeer veel winden mee. De eenling is niet xenofobisch, maar xenografisch. 23. Het kwaad kan niet bestaan. Toch bestaat het. Er moet gewerkt worden, want het kwaad is altijd een mogelijkheid, als een test, en nodig zodat je doorleert om veilig te blijven. 24. Antistoffen kunnen alleen aangemaakt worden als de mens wordt blootgesteld aan het virus. Anders zou er dus helemaal geen leven zijn. 25. Het geestelijke willen ze begrenzen en belachelijk maken, maar als het om het materiele gaat, dan gaat geen brug hen te ver. 26. Simson had een voorliefde voor vreemde vrouwen. Dat kun je negatief opvatten, maar ook positief, omdat het nogal dualistische, poetische teksten zijn, als psalmen, en die draaien en slaan om. Dan lijkt het alsof de deur openstaat, maar als je dan dichterbij komt dan blijkt de deur dicht te zijn, of net andersom. 27. In de Hebreeuwse wortels betekent Simson 'de geopende' (shemesh), en ook shama-suni, wat hele diepe Egyptische wortels heeft. Shama is hebreeuws voor horen, luisteren en gehoorzamen. Dat moest Simson ook wel, want hij had een taak te volbrengen voor het Israelitische volk. 28. Het was ook zeker niet het normale, het gewone, waar Simson van hield. Neen. Simson hield van het vreemde, en dan vooral van vreemde vrouwen. Dat kan natuurlijk riskant zijn, maar Simson dacht veel dieper. Het volk moest samensmelten met het 924 vreemde, het hogere, om aan het normale te kunnen ontkomen. Het volk was aan het indutten in kudde mentaliteit. Dat zou het volk fataal worden. Daarom was Simson gekomen. 29. Hij moest contact maken met een vreemd volk. Het was de enige hoop voor het volk Israel waar alles 'ons kent ons' was, en 'wat de boer niet kent dat vreet hij niet'. In het Egyptisch is suni degene die opent, de goddelijke jager, de pijl (sun, sunu), en dat zien we heel metaforisch terugkomen in het verhaal van Simson. Van Dan tot Zorek 30. Delila, de vreemde vrouw, want zij zorgde ervoor dat Simson niet meer wegkon. Ze lokte hem naar haar woning aan de grens tussen het Filistijnse land en de stam Dan, in Zorek, wat droog land betekent, of vreemde wijnstok, wildernis gebied. 31. Shama komt van het Egyptische smai, oftewel Seth, de natuurmens, en betekent ook het zien in de diepte, en daardoor koppig naar het oppervlakkige en stadse. Het laat zich niet makkelijk temmen, is vijandig naar iedereen, toetsend. Daarom is het ook de wortel van i-smai-l, Ishmael. 32. In de diepte is het verhaal van Simson dus het verlengstuk van het Ismael verhaal. Shama-suni, of smai-suni, is Ismael die tot de suni stam, de vreemde stam, komt, en wordt zo geopend. 33. Het land van Zorek betekende het land van spot, en dan kunnen we denken aan de Judas kus. Delila had dus een soort Judas functie, en moest Simson inwijden in de geheimen van het spotkleed. 34. Nu Simson tot het vreemde was gekomen, tot suni, de goddelijke jager, degene die opent door een pijl, kon hij niet meer weg. Hij had de piercing ontvangen, en was nu slaaf tot het vreemde volk,
925 Online Touch Home