973

woord, ook omdat er zoveel betekenis verdwenen is. De mens moet filosofisch weer aan het werk gaan. De mens weet nu niet meer wat kop en staart is. 60. Het bewustzijn van het volk is veel te oppervlakkig, ook de innerlijke wereld. Het zijn allemaal slechts uiterlijkheden. De mens kent de dieptes niet. Alles is georganiseerd, geschematiseerd en versimpeld. 61. Hegel stelde dat mensen die alles onmiddellijk willen en door het onmiddelijke leven automatisch ook door het onverschillige leven. Het is te direct, men ziet de diepte niet, de tussenstappen niet, en zo wordt de mens dan onverschillig. De mens raakte zo vervreemd van het geestelijke en van zichzelf. 62. Het hogere ras is een ras van bruten, bruut naar de eenzijdigheid, strijders op het pad van Areta, de hardende oefening. Ze begaan niet de weg van Kakia, wat de weg van de minste weerstand is. Areta gaat door totdat de man het zaad van de eeuwige verdoemenis geeft, wat het verbond is tussen de man en Areta, de checed. Daarom is het woord 'wreed' ook van Wreta, Areta, afgeleid. 63. Het Nietzscheaanse beeld van de eeuwige verdoemenis is het nihilisme wat uiteindelijk tot leven leidt. De mens heeft zijn bestaan en ideeën zwaar overschat. Daarom moet de mens de eeuwige verdoemenis in op het pad van Areta om los te komen van dit betweterige ego. 64. Het zelf herschept zichzelf eeuwig en vernietigt zichzelf eeuwig, op het pad van Areta. Areta staat daar niet als een aaier, maar ze staat daar met een gesel. Het is de gesel van de eeuwige verdoemenis waardoor het zelf zichzelf kan overstijgen. Het is de gesel van het nihilisme. Dit is de weg tot het hogere ras. 65. De man van het hogere ras is aan de voeten van Areta gevallen. De man misbruikt de natuurvrouw 973 niet. Dat is het verbond tussen Areta en de man. 66. Het hele Areta verhaal is niets zonder de logos, de rede. Velen hebben hun eigen hedonistische invulling gegeven aan dit verhaal. Areta is in gevecht met de man, en moet de man onderwerpen, anders zal hij haar verdraaien. Het is de strijd van Jakob op Pniël. Zij geselt hem totdat hij gevoelig is voor haar. Deze gesel is beheerst door de rede. Het is een filosofische gesel. Het is de gesel van het onderwijs van geestelijke oorlogsvoering. De man is geen persoon, maar een principe, een archetype, wat zich in ieder mens bevindt. 67. Al het plezier en geluk zoeken moet eens afgelopen zijn, en de mens moet terugkeren tot de ijskoude filosofie van het leven en dan onder ogen komen hoe erg men met al hun pathos en doxa is afgedwaald. 68. Het apparaat van kennis in de mens is niet gericht op kennis, maar om dingen te krijgen en te bezitten. Dit doet de mens door alles te versimpelen en te verdraaien, ver van de oorsprong vandaan, ver van de natuur. 69. Alles is veel te simpel en duidelijk gemaakt, zodat er juist heel veel wat belangrijk en noodzakelijk is weg is gedrukt. 70. De mens moet de waarde in leren zien van het duistere en onzekere, dat wat niet in het bewustzijn zit. Dat is een veel grotere uitdaging voor de mens. De mens grijpt veel te snel naar bewustzijn en maakt dan overhaaste eenheden, die dan gaan voelen, willen en denken, met alle gevolgen daarvan. Zo worden er valse werelden en realiteiten geschapen door vals, overmoedig bewustzijn, omdat de mens alles in potten en kruiken wil hebben, alles in hokjes en vakjes. De mens is eraan verslaafd, en zo kent de mens de weelderigheid van de natuur niet meer. Dat wil de mens ook niet kennen. De mens heeft het bewustzijn overschat.

974 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication