879

steken, maar dit door te verdiepen, en te gaan naar de oorsprongen, het gaan tot de droomwereld. 9. De sobere Aretaieten hadden al het verschil tussen het smalle pad en het brede pad besproken in de filosofie. Areta, de geoefendheid, leidde de sobere op het pad van de ascese, terwijl Kakia de verleidster was tot het materialisme en het hedonisme, de gemakszuchtige genotszucht. 10. Areta leidde de mens op het pad van het geestelijke Woord en de geestelijke Kennis, terwijl Kakia de mens leidde op het pad van simpel geloof waar je niets voor hoefde te doen. 11. De kippetjes zouden zo je mond binnenvliegen als je je mond zou openen. Daar zou Kakia wel voor zorgen. Het woord komt van het woord kako, het kwaad, uitwerpselen. Kakia kwam vaak als een hevig opgemaakte vrouw, zeer ijdel, en ze probeerde de sobere te verleiden om haar te volgen op het brede pad. Zij noemde haarzelf Geluk. 12. Gelukszoekers zullen dus ook zeker in haar klauwen terecht komen. 13. Er is een hevige strijd tegen kako, tegen kakia. Kakia was diep doorgedrongen in het volk. De sobere predikte ertegen. De sobere was apart gezet in toorn, op het pad van Areta, de geoefendheid. Hij moest niets hebben van de Kakia, die in de stad was opgesteld om de mens te verleiden met vage en redeloze geneugten ter bevrediging van het vlees. 14. De sobere werd apart gezet in een diepe pijn, opdat hij beschermt zou zijn tegen de krachten van Kakia. 15. Het volk had buiten de natuur en de geestelijke kennis om zelf afgoden gemaakt die helemaal niet voldeden aan de natuurprocessen en voorwaardes, en ze bogen voor deze zelfgemaakte goden neer. 879 16. De sobere volgde Areta, de geoefendheid, maar het volk was ijdel in hun ongeoefendheid. 17. Areta moest zich soms opstellen als een tegenstander tegen het volk, omdat het volk Kakia volgde. 18. Het ging niet zomaar om geloven, want dat zou projectie zijn. Het ging om de wording, door het aanleren van de oergewoontes van de natuur. 19. De sobere streed tegen Kakia. Kakia betekent geen diepte, geen verwerking, geen proces, niets. Alles moet maar snel, snel. 20. De mens moet dus de vijand leren kennen, de geestelijke oorlogsvoering. 21. De sobere stelde dat dit volk geen angst meer had, maar roekeloos was geworden. Het volk moest weer terugkeren tot de oerangst om hen te beteugelen, voorzichtiger te maken. In de stad heeft angst ook een heel negatieve betekenis. Ze drukken daar direct hun etiketten op. Ze zien de natuurwaarde ervan niet. 22. De sobere riep op tot zelfverantwoordelijkheid. 23. Het volk was bedrogen. Het volk liep vast in de wildernis, en richtte een afgodendienst op. Het volk liet zich nog veel te veel misleiden door kakia, door gemakszucht, en volhardde niet op het pad. 24. Het volk wilde alles te snel, en te veel. Het volk stopte ergens in het minderen, zette zijn eigen grens, en kon zo ook niet het beloofde land binnen gaan. Halverwege gaf het volk op en ging tot het huis van kakia. Het volk liep God vooruit. 25. Het was de stem van Kakia, de verleidster, die het volk al deze dingen opdroeg. 26. Ergens in de wildernis ging het mis. Het volk

880 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication