getolereerd, dus moest Job voor zijn eigen bescherming jagen op de Tarba, de Orionse reuzenbuffels van het oervlees. Anders zouden zij bezit van hem nemen, en dan zou hij in problemen komen met de Urya, de goddelijke leeuwinnen of grote vrouwen. Zij zouden bij de minste trots jacht op hem maken en hem gevangen nemen. De Urya zou hier geen genoegen mee nemen. 10. De Urya zou de Toorn op hem vergroten. 11. In het Aramees is elke ontsnapping een diepere duisternis (grotere kastijding), als een put waarin hij valt. 12. De top van de bedekkende steen, ‘de eerste vruchten', mocht niet in Job oprijzen, anders zouden de Urya jacht op hem maken. Job was besneden op de top van zijn hoofd, en dat mocht niet meer teruggroeien, want dan zou hij een probleem hebben met de Urya. 13. Hij moest strijd voeren tegen de trots, de Tarba, de top van zijn hoofd. Hij moest het achter zich laten, en verder op zijn tocht tot het bittere van de ziel. Hiertoe was de Urya gezonden. 14. De ziel van Job heeft niet alleen een afschuw van het leven, maar ook van de behoudenis. Behoudenis is ook een romantische term waar we verderop op het pad niet ver mee komen, vooral als we tot het Jobitische komen. 15. We zijn zo langzamerhand zo overbehouden geworden dat we God's werken niet goed kunnen doen, en profetisch zijn vastgeraakt, ver weg van het visnet, ver weg van God's duisternis. 16. De geesten van trots en hebzucht hebben ons verblind. In het Jobitische gaat het meer om de heilige verlorenheid, hopeloosheid, en de heilige verdoemenis. 263 17. In de diepere tentendienst ontkomen we niet aan het Jobitische. 18. Trots, overmoed, Tarba, oftewel offerdier-vet, bedekt de ingewanden, de Geway, de hebzucht. Wij moeten dus de Tarba overwinnen en vandaaruit de Geway. 19. Oordeels-profeten waren geen lieden die feestjes hielden in de stad. Nee, ze leefden diep in de wildernis van de onderwereld van wat de natuur hen daar gaf. 20. Het waren jagers, strijders, slaven, gevangenen, asceten, martelaren, die in diepe gevangenis en slavernij leefden aan een geheimenis wat ze niet konden bevatten. 21. Nee, ze hadden geen romantische verhouding met God als met een geliefde, maar zij droegen het bittere van de Heilige Ziel. 22. God was niet hun bruid die hen verwende, en die altijd voor hen klaar stond voor een goed gesprek, en voor bemoedigingen wanneer zij dat nodig hadden. 23. Nee. God was hen een wild dier, de Urya, als een groep leeuwinnen, de stam van grote vrouwen, een deel van de Zuwr, de duistere, verre kennis van Orion. 24. Oordeels-profeten waren apart gezet in toorn. Er was geen ontsnappen aan, en ze gingen gebukt onder ondragelijke lasten. Zij waren kinderen van de verdoemenis. 25. De Urya zijn wapenen van de oordeels-profeet. Eerst wordt hij zelf door deze wapenen aangevallen en gevangen genomen, om zo een slaaf te worden van die wapenen. Dit is belangrijk, anders zou de profeet de wapenen verkeerd kunnen gebruiken. De
264 Online Touch Home