misschien nu onredelijk is. Toch heeft hij het idee dat die planten duivels zijn. 25. Ze worden vaak bij allerlei duistere rituelen gebruikt. 26. Hij voelt zich verward. Hij heeft hulp nodig, maar durft het niet te vragen. Het is alsof het hem verboden is. Het voelt alsof hij in een coma leeft. 27. Niets dringt er tot hem door. Hij heeft het gevoel alsof mensen hem niet horen, wat hij ook zegt. Ze leven gewoon door. Hij heeft zelfs het gevoel dat het onmogelijk is dat iemand verstaat wat hij zegt. 28. Ze horen hem wel, maar zij verstaan het niet, en het lijkt hen ook niets te kunnen schelen. 29. Hij weet zeker dat hij onder een vloek is. Hij maakt een lange boswandeling tot aan een rivier. Dan loopt hij terug. 30. Hij voelt zich opeens heel warm van binnen. Alsof iemand hem wel begrijpt, of een gevoel dat alles wel goed komt. Maar dat is maar een flits. 31. Als hij terug komt is hij depressief. Het wordt zo erg dat hij weer een wandeling maakt naar de rivier. Ditmaal voelt hij zich alsof hij gewapend is, maar hij is ongewapend. 32. Iets of iemand speelt een spelletje met hem. 33. Hij is zichzelf niet meer. 34. Iets is over hem gekomen. Hij heeft ook het gevoel dat hij niet goed meer kan praten. Alsof niemand hem kan horen, of in ieder geval dat niemand hem begrijpt, alsof hij in een andere taal spreekt die niemand verstaat. 35. Hij begint wanhopig te worden, hopeloos. Hij voelt zich opgesloten. 36. Hij heeft het gevoel dat er hier een oorlog is, en dat hij tot het leger wordt geroepen. 37. Hij voelt zich dromerig. Hij heeft nog steeds geen contact met zichzelf kunnen krijgen. Het is 32 alsof hij zichzelf niet meer kan bereiken, alsof hij uit zijn eigen handen is weggegleden, in de diepte, verdronken. 38. Eerst kon hij niet weg, en nu wil hij niet weg. Iets roept hem op voor de oorlog. Maar dan enige tijd later beland hij bij de medicijngeleerden. Hij voelt zich gebroken. 39. Hij is verwond, misschien zelfs dodelijk. Mensen vertellen hem dat hij ergens is ingesprongen. Het was nogal van een grote hoogte. 40. Is hij zijn verstand aan het verliezen ? 41. Soms is hij bewusteloos. Hij denkt dat er iets goed mis met hem is. Hij is opgesloten in een nachtmerrie, alsof hij in een coma is. Daarom komt hij hier nooit weg. 42. Hij kan niet goed nadenken. Hij kan niet tellen. Alles is zo groot en ver weg om hem heen. 43. Hij bevond zichzelf in een wilde zee, totdat hij aanspoelde op een strand. 44. Een plant met gele bloemen, Over die brug kwam hij hier. Er moet een uitweg uit dit doolhof zijn. Hij kon er wel in, maar niet meer uit. 45. Hij is in een halve coma. Hij kan zich niet goed bewegen en niet goed ademen. 46. Hij is bang, Daarom verdraait hij de woorden. Zij zijn duister. Hij trekt zichzelf op aan de struik. 47. Planten met bloemen. Het groeit aan de randen van de rivier. Het is bijna als een spiegeling. 48. Moed heeft hij niet om het in detail te bespreken. Hij praat er slechts omheen. Hij is zo gemaakt. Het is zijn aard geworden.
33 Online Touch Home