33

49. Hij drinkt van de bloemenzee, en stikt bijna in haar zaad. Warmte komt met golven om hem heen. 50. Hij draait en woelt in zijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 51. Alles loopt over in de wildernis in de diepte. Het is een schuimende zee, wild golvend. Hij kijkt erna, en het is alsof hij in een coma is. Niemand kan hem horen. 52. Niemand kan hem verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Hij zinkt weg in de witte zee. 53. Het neemt zijn tijd in beslag. Het neemt alles. 54. Golven overweldigen hem, en nemen hem mee, dieper. Hij moet tot haar geheimen doordringen. 7. Niemand kon mij nog stoppen. Zij was mijn innerlijke wond. 8. Zij was het geheim. Zij leefde diep binnenin. 9. Ik ging een stenen trap op, waar ik haar zag staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Alles begon te draaien. 10. Ik had geen kracht meer om op te staan. Ik was opgesloten. Ik vond het gevaarlijk, en bracht het terug, maar ik kon mijn weg er niet meer uitvinden. 11. Maar toen werd ikzelf als een gevaar gezien. Men wilde mij uit de weg ruimen. Ik zocht altijd het gevaar op, en het redde me er altijd uit. Het was mijn geheime sleutel. 12. Alles is wazig hier. Met haar zal ik voorzichtig omgaan. 7. De geheime sleutel 1. Ze was een bloederige wond in mijn hart. Ik kon haar niet doorzien, maar soms in flitsen was alles duidelijk. 2. Ik begeerde haar te kennen. Zij was mijn innerlijke wond. Het was een vruchtbare plaats, als de tuin rondom de hemel in mijn gedachten. 3. De wond was te waterig om iets te zeggen. Alles wat ik greep sijpelde weg. 4. Het greep mijn hart, en liet mij een gat in de tuin zien. 5. Er was een speciale taal in de ring gegraveerd, bepaalde tekens. 6. Het verloor zijn betekenis geheel. Niemand wist meer wat het was. 33 13. Niemand kon mij nu nog vinden, alleen de gele vlinder. De gele vlinder was een sleutel in mij. De fluisteraars van het heelal moesten mij hebben. 14. Hij was de vlinder van het trauma. Ik bloedde. Ik viel op de grond, en de vlinder nam mij op. 15. Ik kan er niet veel van navertellen. Het was het duisterste gat van mijn leven. In een zeegraf ging ik, en ik werd zelf een fluisteraar. 16. Fluisteraars geven giftige melk. Ze verwarren de ander, omdat ze bang zijn dat iemand hun hart binnendringt. Ze zijn onnavolgbaar. Het zijn orakels. Met raadsels bewaken ze hun bruggen. 17. Ze verscheuren alles, en bouwen het dan weer op. 18. Ze hebben gestoken, En nu is alles zacht als honing. Ik had geen andere keus, Ik kon niet meer terug. 19. Bij daglicht was ik een golf in de zee,

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication