836

34. Draag daarom deze woorden in de dieptes van uw hart, en word vol kennis. 35. Ja, het is een middel van oorlog en heilige jacht om over het kwaad en zijn boze geesten te zegevieren. 36. Neemt daarom uw wapen op, en volg Haar, de verschrikkelijke, die verschrikkelijk toornt tegen al wat zondig en ongehoorzaam is. 37. Dan zult gij de kennis van Hemelsheid ontvangen. 38. Leid het volk uit. Zij zal weldra de aarde oordelen, van gewest tot gewest. 39. Maak plaats voor Haar toorn, Zij die de werelden oordeelt. Zij zal komen om te oordelen over levenden en doden, en ook zij die aan Haar zijde strijden zal zij oordelen, en Zij zal niets ontzien. 40. Zij, die toornt hevig tegen de zonde en tegen de ongehoorzaamheid en tegen hen die deze dingen bedrijven. 41. Neemt uw messen en andere wapens dan op en strijd om in te gaan. Zij zal hen verheffen boven hen die niets doen en rusten. Dit dan zijn uw messen en andere wapens : het Woord. Dit dan zijn uw allervroomste speren en vurige pijlen. 42. Doet dan aan de kennis van Hemelsheid, opdat gij een getrouw dienaar van Haar zult zijn, en aan haar zijde strijdt. 43. Schrijft Haar woorden dan op uw hand en uw voorhoofd, want Haar Woord zij u tot een bescherming. 44. Doorzoekt haar woorden opdat gij leven vindt, en een schild. 45. Laat uw kennis u onderwijzen over de wapenrusting, en hef uw speren op. Haar Woord is diep en krachtig. 30. De zee ochtend 1. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? Hoe zullen wij opgaan tot de rivier ? Een grote stoet gaat uit de stad, om een tocht tot de zee te maken. Langs de grote rivier zijn zij. Hier spelen kinderen met manden. Zij weten nog niet wat te doen. Een vader onderricht zijn kind in tederheid. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? 2. Door het dromen kunnen we de dag niet bereiken. De dag is vergrendeld achter hoge poorten. Een kind speelt achter een hek, niet bewust van de gevaren. Een moeder onderricht teder de vader. 3. Zij gaan op naar de zee. Door het dromen wordt de dag uitgesteld. Kinderen spelen in het veld. Zij kennen de gevaren niet, zij zijn op een tocht naar de zee. 4. Hoe zullen wij komen tot de zee, Wanneer beesten de stad hebben omsingeld, en kinderen de gevaren niet kennen ? De zee houdt zich diep verscholen in de wildernis. Zee, ik wil u kennen. 5. U brengt slaap, en zoete droom. U bent het dromenzoet, strelende mijn gehemelte. Uw tederheid is wat een mens verlangt. Diep verscholen bent u. Hoe zullen wij opgaan tot de zee ? 6. Alleen zij die kennis hebben kunnen u volgen. Zij komen tot de diepe zee en tot de ochtendkusten. In een gezicht zijn zij. 836

837 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication