12. Deze vleselijken zijn geen ware kinderen van God, geen ware kinderen van moeder natuur, maar kinderen van de zonde die komen om te stelen, te moorden en te vernietigen. Het zijn kinderen van de leugen. 13. Alles is anders bij deze dwazen. Alles wat ze zijn is door vlees, en alles zal weer ten onder gaan door vlees. 14. We zien de valse vleselijken die kinderen het bloed onder de nagels vandaan halen, maar die handen zullen hen een halt toeroepen, en laten zien dat zij slechts een onderdeel zijn in het minderen. 15. Ze doen niet mee met het valse gefeest van de vleselijken met hun valse feestjes, maar gaan terug naar de innerlijke wereld van dromen. Ze staken en kappen ermee en gaan mee op de kindertocht. 16. Je hoeft niet exact hetzelfde te denken en geloven zoals de vleselijken die alleen maar hun eigen geloof als zalig accepteren. Er is grote diversiteit onder kinderen. Kinderen houden zich schoon van de vuile spelletjes van vleselijken, en betalen hiervoor een hoge prijs, maar kunnen zo door de enge poort. 17. Ze moesten hun weg volgen door de wildernissen aan de kusten van de zee, of werden verlokt om met schepen mee te gaan die hen uiteindelijk als slaven verkochten of die schipbreuk leden. 18. De kinderen werden eenlingen, en predikten tegen het bedrog van sociale status en alle ingebakken en ingedutte wetjes van de samenleving, om de wildernis in te gaan. Het land van de holbewoners 19. Zij waren wildernis mensen. Hun pad was een 849 hongerpad, om tot het land van de holbewoners te gaan. 20. Het was het volk van de besnijdenis van het hoofd, van het verstand. Het was het volk van doem, oftewel de besnedenen. Zij hadden het vleselijke afgedaan, weggesneden. 21. Het beloofde land was het woeste en wilde land van de holbewoners, natuurbewoners. 22. Die kennis is belangrijk om je leven verder op te bouwen, om te emanciperen, om tot anarchie te komen. 23. Kinderen die helemaal niets meer hadden gingen tot het land van de holbewoners. 24. We moeten niet te snel zijn in zoonschap tot iets. God heeft niet zomaar kinderen. Er komt veel meer bij kijken. 25. Eerst moet er met God geworsteld worden, want het zijn slechts beelden. Het gaat al snel mis. Eerst moet de mens in de gaten krijgen hoe ver de mens van dit alles vandaan leeft. De mens leeft ver van God omdat de mens het graag afschuift. 26. De jongeling in de natuur op blote voeten, zonder kleed, dakloos, en arm is een teder en zachtaardig iemand met de eeuwige jeugd, altijd met een kinderlijke gezindheid. 27. Hij woont in het zachtste deel van de zachtmoedigen. Hij is van de buigzame, subtiele wereld, waardoor de kloof tussen de mens en het geestelijke is overbrugt, tussen mens en Woord. 28. Hij is tussen twee werelden, maar kan alleen door het Woord tot volle bloei komen. 29. In de wereld van het vlees loven en prijzen ze elkaar's mooie jurken, en hoeden en kijken neer op
850 Online Touch Home