verborgene, het vergetene en het verlorene, ja, zelfs tot buiten het paradijs. 32. Calvijn plunderde de schatten van Adam en Ezau. Calvijn verzoette de boodschap niet. Integendeel. Hij verbitterde het. 33. De weg eruit is altijd dieper. Alles verandert in de diepte. Alles krijgt nieuwe betekenis, en er gaat dan een zee en natuur van kennis voor de mens open. 34. De mens is te diep afgedwaald in de stad, te roekeloos geworden, en daardoor zijn zijn zintuigen verdwaasd geraakt. Dan is het tijd voor de mens om weer terug te keren. 35. Er kwam een grote verbittering over de aarde. De mens wist het niet meer. De nieuwe machthebbers hielden de mens in grote twijfel. 36. Oh, wat waren zij bitter, want de aarde was veel te zoet geworden, en het zoet was aggressief. 37. Het zoete had totaal zijn smaak verloren. Alles was bitter nu, en de eeuwige hel hing als het zwaard van Damocles boven het hoofd van de mens, aan maar een heel dun zijden draadje. Nee, van het zoete kon de mens niet meer genieten. Ook het materialisme deed de mens geen deugd meer. Een zwaar oordeel hing de mens boven het hoofd. 38. Het mocht niet zomaar aangeraakt worden, en al helemaal niet zomaar gegeten worden. Het waren de muren van zijn kerk. Je kon ervoor hangen. 39. Nu moest het dan maar bitterder dan bitter, bitterder dan het graf. 40. Ieder mens was al opgezet. Ieder mens had al een stempel gekregen en een valse identiteit, en daar ging Calvijn tegenin, op zijn eigen manier. Er was een kleine elite die 't zou overleven, volgens 919 Calvijn. 41. Calvijn legde een bitter pad van het minderen aan voor de kerk. 42. Het zoete was alleen maar goed als een oogstfeest, als een loonfeest, niet als gratis genadegoed, en ook geen gemakszuchtig geloofsgoed. Het was alleen voor de uitverkorenen, en alleen op hele speciale momenten, met hele strenge voorwaarden waaraan strict voldaan moest worden. 43. Met een streng oog keek hij. Alles moest achter slot en grendel. Er was een nieuw tijdperk aangebroken, een vreemd tijdperk. 44. Niemand wist niks meer zeker. Het zoete smaakte niet meer als voorheen, en werd zo weggegrepen. Achter slot en grendel zou het gaan. 45. Eerst moet de mens de twee kanten van de leugen zien alvorens de waarheid te kunnen zien. 22. De pelgrimstocht tot het land Rebekkah 1. Toen Ezau van de rode soep van Jakob nam was het zoet en streelde het zijn tong, maar later in zijn buik was het bitter, want hij had zijn eerstgeboorterecht verloren, en hij huilde bittere tranen. 2. Als er dan geen weg terug meer is, dan maar de weg dieper. 3. Alleen zo zul je ontwaken tot de waarheid en zal het zicht in je herstellen. De leugen is dus altijd de aankondiger van de waarheid. De leugen zal in die zin niet kunnen ontkomen aan de waarheid, want ze
920 Online Touch Home