Inzetting 25. Zonde en leugen God fokt allerlei soorten zonden en leugens, omdat de zonde niet zomaar weg gaat. God mest ze vet, laat ze bestaan, staat ze toe, om ze af te zonderen, om ze mee te laten werken ten goede, opdat alles God dient en God de gehele aardbodem heeft vervuld. (Odenlech 32:42, 42:2, Behemma 24:35) Zo zal de vijand alles aan het volk van God moeten teruggeven. (II Duizen 21:38) Inzetting 26. Over vergetelheid en opstanding De geestelijke vergetelheid is de ware opstanding, die van het Woord, tot een eeuwig leven (II Werktuigen 2:82-83). De ware opstanding is een diepere dood, de Vreze des Heeren. (Vuch 2:17-18, Odenlech 10:31, Behemma 35:8,12). Het is de hemelse moedermelk die deze opstanding geeft (Kamba 15:5). Inzetting 27. De oproep tot afscheiding De mens moet zich afscheiden van de zonde, en het halssnoer van de leerregels van het halssnoer ontvangen, als teken van de blijvende besnijdenis, welke de mens in de goddelijke verlamdheid houdt om een eeuwig kind des Heeren te worden (II Duizen 28:11,15,18), om zo in de dienst des Heeren te kunnen staan (II Duizen 28:20). Deze roeping komt vanuit de tent des Heeren (II Duizen 28:24) Zij is er om de Vreze des Heeren volkomen te doen zijn. Vanuit de tent des Heeren geschiedt de geestelijke oorlogsvoering. (II Duizen 28:57) In de afscheiding sterft het ego (Werktuigen 3:7). Dit is een voortdurende en voortgaande afscheiding. Dit is de kern van de reformatie. Inzetting 28. De oerwoede tot de zonde De mens werd geschapen in een gebrek aan adem, in de oerwoede, het oerhart. De oer-aarde werd geschapen in duisternis, en het oergezicht werd gegeven. De mens leefde in het gezicht van goddelijk zaad, door het bloed. Door de val kwam de mens in de gevallen wereld van de overste van de macht van de lucht. De mens verloor het contact met het goddelijke zaad en het bloed. De mens moet terugkeren tot het paradijselijke bloed, door de oerwoede te ontvangen, de woede tot de zonde, waarin de mens apart gezet moet worden. (II Duizen 22:26-29) Dit is een teken dat de mens niet van de wereld is. (Kamba 27:67) Er is alleen maar ontzielde kennis als er geen woede over de zonde is (Zeeën 1:56). Wij moeten daarom het oerbloed van het paradijs ontvangen, en leven vanuit dit bloed. 12
13 Online Touch Home