26. Tema, de negende, is opvoeding, voeden, uithongeren. 27. Jetur, de tiende, is omheining, insluiten, sieraden, ketting, rangschikken, rij, rij van tenten, kooi. 28. Nafas, de elfde, is rusten, ademnood, halsketting. 29. Kedema, de twaalfde, is teleurstellen, oer, origineel, bewaken. 30. Duma betekent stilte, leegte, oftewel : het terugkeren tot de wildernis, tot de paradijselijke oerafgrond, de moederschoot. 31. Duma is 'hij die tot de moederschoot brengt'. Ajuwth overweldigt de vijand. De tocht van Mibsam 32. De mannelijke suprematie zal sterven, maar in Mibsam, de grote arena, kunnen mannen wel groeien in heerserschap onder de tuchtraad van de Moeder. Mibsam is een sleutel tot het Yeshua geheimenis. 33. In de tocht van Mibsam door de onderwereld gebruikte hij Duma als sleutel tot de paradijselijke oorlogs-vreugde over de overwinning over de vijand, tot Ajuwth. Het is een tocht tot de baarmoeder. 34. Opvallend is dat dit een tocht is van tucht, Adbe’el, want de bestraffing leidt tot gehoorzaamheid, Misma. Daarom moet de tucht eeuwig zijn. 35. De betekenissen van het lijden zullen veranderen, en de gevoelswaarden zullen veranderen. 36. Ascetisme is iets eeuwigs. Er is een eeuwig verbond tussen pijn, bloed en zaad, zoals er een 126 verbond is tussen honger, sexualiteit, geboorte en dood. Dit zijn eeuwige elementen die in het grotere geheel geplaatst moeten worden, in de juiste verhoudingen. Dat is dan ook het doel van de tocht van Mibsam. 37. De tocht van Mibsam leidt onherroepelijk tot het bed, als beeld van de vruchtbaarheid. 38. Het bed is dus een plaats van oorlogs-inwijding of arena-inwijding. 39. Sarah is de twistzieke, spottende vrouw van Abraham, een beeld van de Tsarah, de grote verdrukking. Zij leidt tot Checed, de eeuwige tucht, het eeuwige visnet. 40. Mibsam komt tot de Tsarah, de uitstorting van de oorlogvoerende Moeder. 41. Hier vinden we de urim-thummim terug. 42. Wanneer wij daar staan, dan kunnen we de overkant zien. 43. Duma is het niet kunnen spreken, en het betekent ook vernietigen en wassen in de diepte. Wij moeten komen tot de heilige stomheid, Duma. Het is een plaats van het stilzijn en het wachten. Daarom is dit een belangrijk fundament voor het geestelijke woord. 44. Wij moeten gewassen worden in deze rivieren. Hier worden wij bekleed met het paradijselijke vuil, Kedar, de tweede zoon van Ismael. Dit is als een wassing. Vuil, Kedar, wast ons. Wij worden gewassen om los te komen van de schoonheid van de mensen die ons te gronde richt. 45. Leef zo dicht mogelijk bij de natuur, en ga een relatie aan met de paradijselijke diepte van God's natuur. 46. In de oorlog hebben we dit vuil, Kedar, nodig als een camouflage. Het houdt ons in de duisternis.
127 Online Touch Home